Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
25 733
Informatie- en communicatiestrategie (ICT) in het onderwijs
Nr. 93
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 25 juni 2003 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft de regering de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 16 april 2003 ter de aanbieding van het voortgangsrapportage ICT in het onderwijs (Kamerstuknummer 25 733, nr. 91). De regering heeft de vragen beantwoord bij brief van 24 juni 2003. De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Cornielje De griffier van de commissie, De Kler
1
Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Atsma (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), VergeerMudde (SP), Van Bochove (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Hessels (CDA), De Vries (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van der Laan (D66), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD). Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), vacature CDA, Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), vacature CDA, Dijksma (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), vacature CDA, Sterk (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Van der Ham (D66), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).
KST69027 0203tkkst25733-93 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
1
1 Welke praktische consequenties zijn er nu merkbaar doordat voor behoud van de bestaande internetvoorzieningen circa € 85 miljoen nodig was, maar slechts € 55 miljoen beschikbaar? Bij het kabinetsstandpunt is uitgegaan van de berekeningen van stichting Kennisnet (in totaal ca. € 84 miljoen) van september 2002. Deze berekening is als volgt opgebouwd: – benodigde koopkracht ca. € 51 miljoen per jaar; – centraal platform ca. € 18 miljoen per jaar; – vangnet ca. € 15 miljoen per jaar. Om vervolgens te komen tot een bedrag van € 55 miljoen zijn de volgende kortingen aangebracht. Voor een indicatie van de benodigde de koopkracht is uitgegaan van de huidige bandbreedte (–/– € 6 miljoen). Een aantal centrale voorzieningen (diensten) is geschrapt omdat deze in de markt voor handen zijn en niet alle instellingen behoefte zullen hebben aan dit uniforme dienstenpakket (–/– € 8 miljoen). De discussie over het vangnet (–/– € 15 miljoen) is opgepakt in het kader van de uitwerking van het actieprogramma breedband. Van de nu gereserveerde € 55 miljoen is maximaal € 10 miljoen bestemd voor de inrichting van de centrale voorzieningen en € 45 miljoen voor de koopkracht. 2 Zal naar verwachting bij decentralisatie van ICT-middelen, het aanbod van ICT-diensten op de scholen verschralen? Zo ja, bij welke diensten wordt dat overkomelijk geacht? Zo neen, hoe weet men dan dat te vermijden? Dit is niet de verwachting. Scholen kunnen nu zelf bepalen welke ICT-diensten ze willen inkopen. Zo maken veel scholen geen gebruik van alle beschikbare e-mail adressen en wordt er weinig gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte voor het hebben van websites. In dat opzicht kan gesteld worden dat de beschikbare middelen efficiënter zullen worden ingezet. 3 Kunnen inmiddels, gewapend met alle rapportages, puntsgewijs de vier vragen waarmee de nota «ICT na 2002; netwerken in het onderwijs» eindigde, worden beantwoord? De discussienotitie ICT na 2002 eindigt met de vraag wat ict kan bijdragen op de terreinen van het lerarentekort, de beroepskolom, achterstanden/ uitval en op overige gebieden. De ict-beleidsnota die het kabinet na de zomer naar de Tweede Kamer stuurt zal ingaan op de vraag hoe de stap gezet wordt naar «ict gebruiken om te leren». Ofwel de stap naar integratie van ict in het onderwijs, inclusief bovengenoemde prioritaire terreinen. 4 Zijn scholen voldoende op de hoogte gebracht van de consequenties van de maatregel dat zij per 1 januari 2004 zelf kunnen bepalen welke technische diensten zij bij welke internetproviders gaan afnemen? In mijn brief van 28 mei 2003 aan de scholen in het PO-, VO- en BVE-veld zijn de scholen geïnformeerd over: 5. – de huidige stand van zaken als gevolg van opzegging van het centrale contract van OCenW met nl.tree ultimo 2003; – de grootte van de reservering voor het inrichten van de centrale voorzieningen en de extra koopkracht van scholen;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
2
–
de toekomstige wijze van informatievoorziening (met daarbij advies en ondersteuning) aan de scholen via onder meer een website (www.ispwijzer.nl) en een telefonische helpdesk.
5 Kan de worden aangegeven, waarom nog geen duidelijkheid is verschaft over het financiële kader ten aanzien van de internetvoorziening vanaf 1 januari 2004? Kan worden aangegeven waarom nog steeds geen duidelijkheid is verschaft over het keurmerk waaraan aanbieders zouden moeten voldoen om een Kennisnet-verbinding te mogen leveren? Frustreert de overheid hiermee niet een zorgvuldige voorbereiding op de nieuwe open marktsituatie zowel van de huidige aanbieder nl.tree, als van mogelijke nieuwe aanbieders? Het nieuwe Kabinet streeft naar snelle besluitvorming over het financiële kader voor de internetvoorziening na 2003. Onderdeel van de ondersteuning voor de scholen is een kwaliteitsregeling (keurmerk). Deze kwaliteitsregeling wordt uitgewerkt door de stichting Ict op School. Volgens hun planning komt de kwaliteitsregeling begin volgend schooljaar beschikbaar. De tijd die resteert tot 1 januari 2004 is voldoende voor het maken van de decentrale keuzes. In het parlement is door mij bij verschillende gelegenheden duidelijk gemaakt dat het contract met nl.tree op 31 december 2003 eindigt. Ik heb overigens signalen dat ook andere leveranciers zich voorbereiden om als aanbieders de onderwijsmarkt te betreden. Op 28 mei 2003 heb ik de scholen bij brief geïnformeerd over de beëindiging van het contract met nl.tree en over de internetvoorziening na 2003 (zie ook het antwoord op vraag 4). 6 Welke risico’s van ketenverantwoordelijkheid komen te liggen bij de scholen indien deze voor internetdiensten niet langer gebruik maken van de diensten van Kennisnet? De scholen kunnen van internetdiensten gebruik blijven maken. Dit wordt na 2003 echter niet meer centraal geregeld. De school moet zelf bepalen welke diensten ze wil afnemen. Er zijn dus geen risico’s van ketenverantwoordelijkheid. 7 In welke regio’s ontbreekt nog concurrerend aanbod voor de diensten die Stichting Kennisnet aanbiedt? De diensten die de stichting Kennisnet aanbiedt zijn in elke regio beschikbaar. Deze diensten zijn niet gebonden aan een bepaalde techniek en staan los van het contract met nl.tree. De diensten die nl.tree aanbiedt worden op dit moment ook al door concurrerende internetproviders aangeboden. 8 Welk deel van de scholen wil het contract met nl.tree per 31 december 2003 beëindigen? Wanneer moeten zij daartoe besluiten? De scholen beslissen zelf over al dan niet beëindigen van hun gebruikersovereenkomst met nl.tree. In mijn brief van 28 mei 2003 aan de scholen is aangegeven wanneer zij daartoe moeten besluiten: «Met het opzeggen van het centrale contract vervalt vanaf 1 januari 2004 het huidige boetebeding in de gebruikersovereenkomst. Onafhankelijk van de looptijd van uw overeenkomst met nl.tree, kunt u deze dan zonder enige financiële
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
3
verplichting beëindigen. Dit geldt ook voor beëindiging na 1 januari 2004. Wél dient u rekening te houden met een opzegtermijn van drie maanden. Indien u dus per 1 januari 2004 uw overeenkomst wilt beëindigen, dan dient u dit vóór 1 oktober 2003 schriftelijk aan nl.tree mede te delen. Daarbij dient u zowel de aansluiting(en) als de internet dienstverlening op te zeggen.» 9 Hoe ziet het basispakket internetvoorziening er uit? Sluit het aan op de huidige en toekomstige ontwikkelingen rondom onderwijs en ICT? Een eendimensionale kwantitatieve invulling van een basispakket doet geen recht aan de enorme variëteit aan zowel de aanbodkant van internetproviders als de vraagkant van de onderwijsinstellingen. Het basispakket internetvoorziening in die betekenis bestaat daarom mijns inziens niet. Een eenduidige definiëring van één basispakket is onmogelijk. Bijvoorbeeld ten aanzien van e-mail diensten hebben veel scholen zelf een e-mail server of maken deze in het geheel geen gebruik van de aangeboden e-mail voorziening. Maar ook t.a.v. de beschikbare bandbreedte, overboekingsfactor en geleverde garanties bestaan verschillende behoeften en aanbiedingen. Het is van belang dat elke school een pakket kan afnemen dat aansluit bij hun onderwijskundige visie en de mate van ict-integratie die daarmee vergezeld gaat. 10 Hoe kan de school een objectieve vergelijking maken tussen de mogelijke aanbieders? Hiervoor wordt o.a. door de stichtingen Kennisnet en Ict op School een kwaliteitsregeling ontwikkeld en wordt advies en ondersteuning geboden in de vorm van een website, telefonische ondersteuning en tools. Een eerste versie van de site is al operationeel (www.ispwijzer.nl) evenals een telefonische helpdesk. Zie verder de antwoorden op vragen 4, 5, 16, 17 en 33. 11 In de documentatie staat een overdaad aan vage termen en uitgangspunten; binnen het beleid lijkt het te ontbreken aan concrete, kwantificeerbare maatstaven en haalbare doelstellingen. Bestaan er voornemens om het beleid in dit opzicht aan te scherpen en beter controleerbaar te maken? We bevinden ons momenteel in een overgangsfase van beleid gericht op het invoeren van ict in het onderwijs, naar beleid gericht op integratie van ict in het onderwijs. Dit betekent dat ict steeds minder een doel op zich is en steeds meer een middel op andere terreinen. Er wordt hierbij zoveel mogelijk gestreefd naar het noemen van concrete, kwantificeerbare maatstaven en haalbare doelstellingen. De integratie van ict in het onderwijs leidt er uiteindelijk toe dat aparte verantwoording over ict niet meer mogelijk is, maar meegenomen kan worden met de verantwoording op andere terreinen. 12 Hebben zich tussen de aangekondigde verschijningsdatum van de nieuwe beleidsnota (eind 2002) en de nu verwachte datum (spoedig na het aantreden van een nieuw kabinet), specifieke ontwikkelingen voorgedaan, die aanleiding geven om voorgenomen beleid te wijzigen? Er hebben zich geen specifieke ontwikkelingen voorgedaan anders dan de ontwikkelingen die gemeld zijn in de voortgangsrapportage van dit jaar en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
4
in aparte brieven aan de Tweede Kamer. Dit betreft de ontwikkelingen op het gebied van de internetinfrastructuur en de professionalisering van docenten. Geen van de ontwikkelingen geven aanleiding om het voorgenomen beleid drastisch te wijzigen. 13 Welke taken verrichten de Stichting Kennisnet, respectievelijk de Stichting ICT op School, ten aanzien van de internetvoorziening vanaf 1 januari 2004? Hoeveel geld is met deze taken gemoeid? Ik heb de stichtingen gevraagd de centrale voorzieningen uit te werken. De stichting Ict op School is gevraagd om de kwaliteitsregeling uit te werken. Daarnaast leveren de stichtingen Ict op School en Kennisnet gezamenlijk advies en ondersteuning aan de scholen. De stichting Kennisnet is gevraagd het content- en dienstenplatform te organiseren. De kwaliteitsregeling bevat kwaliteitseisen waar internetproviders aan moeten voldoen willen zij een certificaat ontvangen. Advies en ondersteuning van instellingen is bedoeld om ze te begeleiden bij de keuze voor en contractering van een internetprovider en dienstenpakket. Daarnaast ondersteunen de stichtingen de scholen om de overgang naar een nieuwe infrastructuur zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Dit gebeurt onder andere met behulp van een website (www.ispwijzer.nl) en een telefonische helpdesk. Het content- en dienstenplatform betreft het inrichten van een omgeving waarlangs aanbieders van internetdiensten en verbindingen op kwalitatief hoogwaardige wijze hun producten kunnen ontsluiten. 14 Welke inspanningen leveren de Stichting Kennisnet, respectievelijk de Stichting ICT op School, ten aanzien van het bevorderen van het gebruik van Open Source software? De stichtingen Kennisnet en Ict op School hebben een gezamenlijk programma opgezet. Doel van het Open Source en Standaarden (OSS) programma is om binnen het onderwijsveld de kennis over open source software te verspreiden en het gebruik van open standaarden te stimuleren. Het programma richt zich zowel op desktop toepassingen als op het faciliteren van web-applicaties in het onderwijs. Het programma omvat drie deelprojecten te weten: «Open Source Standaarden op de desktop», «Content Management Systemen in het onderwijs» en «Informatie & Draagvlak». Het programma is te vinden onder www.ossinhetonderwijs.nl. Het programma onderhoudt nauwe contacten met het programma OSSOS (www.ossos.nl). Dit is het programma dat het gebruik van en kennis over Open Source Software en Open Standaarden binnen de overheid stimuleert. 15 Welke regels worden gesteld ten aanzien van het (tegen betaling) aanbieden van «on line» lesmateriaal door verschillende leveranciers via de Kennisnet-dienst ENTREE? Aanbieders van content via de dienst Entree zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van hun content. Kennisnet stelt als voorwaarde dat de aanbieders zich conformeren aan het Handvest Kennisnet en zich strikt houden aan relevante regelgeving op het gebied van privacy en kopen op afstand. 16 Kan worden gesteld dat – zoals met het beëindigen van het contract met nl-tree werd beoogd – de markt inmiddels (6 maanden na dato) op gang
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
5
komt? Zullen zich nieuwe spelers aandienen waarvan de scholen eventueel per 1 januari 2004 een gelijkwaardige internetvoorziening zouden kunnen afnemen? Zo ja, hoeveel spelers zullen per 1 januari 2004 in het bezit kunnen zijn van een «keurmerk» van het ministerie? Zo neen, waarom blijft het op gang komen van de markt achter, en welke stappen worden ondernomen om te waarborgen dat de scholen tijdig een keuze kunnen maken uit een divers marktaanbod? Vele internetproviders oriënteren zich op dit moment op de markt en hebben producten in ontwikkeling. Een aantal aanbieders benadert reeds de scholen met aanbiedingen. Een aantal scholen heeft al een keuze gemaakt voor een aanbieder. Het betreft in het laatste geval scholen die voldoende kennis in huis hebben om een afgewogen keuze te maken. Voor de scholen die dit niet kunnen wordt een kwaliteitsregeling ontworpen. In combinatie met de ontwikkeling van een ISP-keuzetool (een soort vragenlijst die de behoeften peilt van de school en op basis hiervan een lijst levert met mogelijke internetproviders die hieraan voldoen) bevordert dit de transparantie van de markt. De kwaliteitsregeling wordt in nauw overleg met de brancheorganisatie van internetproviders (Nederlandse Organisatie van Internet Providers (NLIP) ontwikkeld. Zie ook de antwoorden op vragen 4, 5, 10, 17 en 33. 17 Betekent het ontbreken van een zorgvuldige voorbereiding op de nieuwe marktsituatie rondom de Kennisnet-internetvoorziening door zowel nl.tree als mogelijke andere aanbieders niet, dat scholen straks maar heel weinig tijd hebben en mogelijk onvoldoende informatie om een verantwoorde keuze te maken om, óf bij nl.tree te blijven, óf een nieuwe aanbieder te kiezen? Op welke wijze en wanneer worden de scholen hierover geïnformeerd? In mijn brief van 28 mei 2003 zijn de scholen geïnformeerd over de verdere planning en informatievoorziening. Het nieuwe Kabinet streeft naar snelle besluitvorming over het financiële kader voor de internetvoorziening na 2003. Volgens planning komt de kwaliteitsregeling (keurmerk) aan het begin van het nieuwe schooljaar beschikbaar. De tijd die resteert tot 1 januari 2004 is voldoende voor het maken van decentrale keuzes. 18 Klopt de constatering dat in de afgelopen tijd de verantwoordelijkheid voor de integratie van ICT stap voor stap bij de scholen is gelegd en vervult de overheid nu voornamelijk nog een faciliterende en stimulerende rol? Bestaat de faciliterende rol onder meer uit het informeren over de mogelijkheden van filtering? Bestaan er voornemens om in het belang van de leerlingen ook ten aanzien van filtering een stimulerende rol te vervullen? De verantwoordelijkheid voor de integratie van ICT ligt inderdaad primair bij de scholen. OCenW vervult een faciliterende en stimulerende rol. Voor filtering geldt dat iedere school zelf verantwoordelijk is voor haar contentfiltering. Om leerlingen te «beschermen» kan een school een filter installeren. Afhankelijk van de samenstelling en achtergrond van de school kan de zwaarte worden bepaald. Scholen worden hierbij op verschillende wijzen ondersteund: de site http://veilig.kennisnet.nl van de stichting Kennisnet, maar ook www.surfopsafe.nl, de digitale kinderconsument en via de site van de stichting Ict op School (www.ictopschool.net). Het is strijdig met de grondwet om content centraal te filteren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
6
19 Wanneer in het voorjaar van 2003 zal een nieuwe versie van ICT in cijfers aan de Kamer worden toegezonden? Medio juni 2003 is ICT in cijfers 2002–2003 aan de Tweede Kamer gezonden. Sinds die tijd is ook een digitale versie van het rapport beschikbaar op www.ict-onderwijsmonitor.nl. 20 Kan aangegeven worden in hoeverre scholen apparatuur kunnen aanschaffen op basis van sponsoring door het bedrijfsleven? Welke trend is hierin te ontdekken in de afgelopen jaren? In de ict-onderwijsmonitor 2001–2002 is gekeken naar de herkomst van het budget voor ict. In het basisonderwijs is slechts 1 à 2 procent afkomstig van externe financiers (sponsors uit het bedrijfsleven) of van ouders. In het voortgezet onderwijs is dit nihil en bij de lerarenopleidingen basisonderwijs ligt dit percentage op 4 procent. Er zijn geen aanwijzingen dat deze percentages in 2002–2003 afwijken (ict in cijfers 2002–2003). 21 Welke argumenten geven lerarenopleidingen om te stellen dat juist bij hen een belangrijke taak ligt om in samenwerking met uitgevers educatief verantwoorde software en digitale leermiddelen te ontwikkelen? Onderscheiden zij zich categorisch van leraren doordat zij wel altijd over de juiste vaardigheden beschikken om content te maken die didactisch verantwoord is? De lerarenopleidingen zijn bij uitstek een plaats waar systematisch en vernieuwend aan het onderwijs gewerkt kan worden. Vertrouwde en populaire onderwijsmethoden vinden niet zelden hun oorsprong bij een lerarenopleiding (b.v. Veilig leren lezen). Het is dus niet zo dat docenten van lerarenopleidingen zich categorisch onderscheiden van «gewone» leraren, omdat zij wél over de juiste vaardigheden beschikken, maar veeleer omdat het tot de taak gerekend wordt van lerarenopleidingen om na te denken over hoe goed onderwijs georganiseerd moet worden. 22 Hoe zijn leraren die klagen over het gebrek aan voldoende en kwalitatief goede educatieve software te rijmen met 1600 educatieve softwarepakketten en 200 methode-sites? Uit onderzoeken (onder meer de ict-onderwijsmonitor 2001–2002) is gebleken dat het gebrek aan beschikbaarheid van educatieve software door docenten wordt ervaren als een belemmering bij de integratie van ict in hun onderwijs. De ontwikkeling van educatieve software is volop in ontwikkeling: de grote onderwijsuitgevers ontwikkelen bij nagenoeg alle methoden elektronisch materiaal. Er is inmiddels een grote hoeveelheid materiaal beschikbaar. De veronderstelling is dat de vindbaarheid van het materiaal op dit moment het probleem is. Daarom is de integratie van ict in het onderwijs gebaat bij een betere voorlichting aan docenten omtrent het aanbod aan educatieve content en de (on)mogelijkheden van dit materiaal. Het in de afgelopen jaren door het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) ontwikkelde instrument van de Programmamatrix sluit hier goed op aan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
7
23 Zal de accountantsdienst op enige termijn de doelstellingen die wel kwalitatief, maar niet kwantitatief zijn geformuleerd, wel kunnen controleren? Waarvan is dit afhankelijk? Nee. Voor de accountant is het niet mogelijk om kwalitatieve doelstellingen te controleren omdat de techniek van de accountantscontrole daarop niet is ingericht. 24 Waarom is er bij de controle zoals beschreven in het accountantsrapport geen aandacht besteed aan kwalitatieve en niet-financiële informatie? De accountantsdienst heeft wel aandacht besteed aan de niet-financiële informatie. Voor kwantitatieve, maar niet financiële, informatie is door de accountantsdienst nagegaan of de desbetreffende gegevens overeenstemmen met de informatie uit de bronvermelding. Zie voor de kwalitatieve informatie het antwoord op vraag 23. 25 Hoe kan verklaard worden dat Nederland bij het percentage docenten dat in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs online computers gebruikt nog steeds iets onder de middenmoot scoort? Bestaat er een verband met de hoogte van de investeringen? Ten tijde van het verzamelen van de onderzoekgegevens (meetmoment 2001) waren nog niet alle scholen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs aangesloten op Kennisnet. Hierdoor was het aantal computers met een internetverbinding relatief laag. Uit de meest recente gegevens van de ict-onderwijsmonitor (ICT in cijfers 2002–2003) blijkt dat het percentage scholen met een intern netwerk en het percentage computers dat aangesloten is op internet is gestegen. In het basisonderwijs heeft inmiddels 91 procent van de scholen een intern netwerk en zijn 79 procent van de computers aangesloten op dit netwerk. In het voortgezet onderwijs gaat om respectievelijk 97 en 91 procent en. Een flink stuk van de absolute achterstand op de koplopers is derhalve ingelopen. Overigens ontwikkelen ook de andere landen zich steeds verder. 26 Na afloop van de netwerkprojecten wordt de samenwerking tussen scholen «soms» voortgezet. Is dit te kwantificeren? Deze gegevens zijn op basis van de huidige informatie niet te kwantificeren. Dat de samenwerking in sommige gevallen wordt voortgezet, blijkt soms uit de activiteitenverslagen van de projecten die na afronding ter verantwoording worden ingediend. Dit betreft kwalitatieve informatie. 27 Zijn er aantoonbare resultaten op het gebied van didactische verbeteringen door middel van het toepassen van ICT in het onderwijs? Er zijn verschillende resultaten bekend van didactische verbeteringen door middel van het toepassen van ict in het onderwijs. Voorbeelden daarvan zijn: – de toepassing van simulaties en simulatoren die gevaarlijke, moeilijk te realiseren of extreem kostbare leersituaties kunnen nabootsen (Scheepvaart en Transport College, laboratoria, vluchtsimulatoren, Techno Talent, etc);
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
8
–
administratief-organisatorische processen bieden mogelijkheden om leerlingen op individueel niveau te volgen en te begeleiden (zoals in de proeftuin Nijmegen) en voor projecten als leerling gebonden portfolio’s; – Engels onderzoek (Becta) waaruit blijkt dat leerlingen leren met ict leuker vinden en betere leerprestaties leveren. In de vorig jaar verschenen notitie «Zin en onzin over het rendement van ict in het onderwijs» is hierover uitgebreider gerapporteerd (http://www.ictonderwijs.nl/ict2002/rendement.htm) 28 Is de regering van mening dat er reden is om, zo nodig centraal, te filteren op digitale uitingen die bij wet zijn verboden? Het is strijdig met de grondwet om content centraal te filteren. Naast filtering door de school zelf is op het kennisnetdomein het Handvest Kennisnet van kracht. Alle leveranciers moeten dit handvest onderschrijven. Indien een leverancier zich hier niet aan houdt, ofwel het handvest overtreedt, worden stappen ondernomen, waarbij het mogelijk is dat de leverancier zijn producten niet meer via www.kennisnet.nl mag ontsluiten. Binnen het kennisnetdomein is zo een veilige omgeving gecreëerd, waarbij www.kennisnet.nl de deur, van en naar het internet toe, vormt. Als leerlingen Kennisnet verlaten krijgen ze een waarschuwing te zien. Zie ook het antwoord op vraag 18. 29 De Stichting Nationaal Platform Onderwijs en Informatiesamenleving blijkt de ambitie te hebben voor het tot stand komen van een sponsorfonds, teneinde de integratie van ICT in de scholen te faciliteren. In hoeverre kan of zal hierbij sprake zijn van sponsoring van activiteiten in het primaire proces en vindt de regering het juist om dat zelf te activeren? De Stichting Nationaal Platform Onderwijs en Informatiesamenleving is niet in staat gebleken om haar brede doelstelling om het bedrijfsleven te betrekken bij het integratieproces van ict in het onderwijs te realiseren. De minder gunstige economische situatie is daar mede debet aan geweest. Het idee van een sponsorfonds was erop gericht om bijdragen van allerlei aard die in het verleden door het bedrijfsleven werden geleverd op een eerlijker manier over de scholen te verdelen. De voorgenomen activiteiten hadden vooral betrekking op de ondersteuning van scholen bij het beheer van de ict-infrastructuur. Sponsoring van het primaire proces is niet aan de orde geweest. Momenteel wordt verkend of de gerealiseerde producten en andere activiteiten van deze stichting levensvatbaar zijn en kunnen worden overgedragen aan andere organisaties die het (IT)bedrijfsleven en het onderwijs vertegenwoordigen. 30 Hoeveel scholen hebben aangegeven geen aansluiting op Kennisnet te willen hebben; welke redenen worden hiervoor aangevoerd? Hoeveel scholen vallen onder de categorie MOAP? In de brief aan de TK van 4 november 2002 is het volgende overzicht gegeven van afbestelde locaties, inclusief reden:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
9
Schriftelijk afbestelde aansluitingen (P1) Totaal School heeft andere ISP (internet service provider) School wacht op coax (wil geen satelliet/ISDN) Te duur Ontevredenheid over kwaliteit Verbouwing/verhuizing/opheffing Overig/geen reden
22 11 9 5 8 32
Totaal
87
Het aantal in de categorie MOAP bedraagt 145 aansluitingen (peildatum 13 juni 2003). 31 Wanneer ontvangen de scholen officieel bericht van het ministerie van OCW dat zij zelf hun internetvoorziening kunnen regelen en hoeveel tijd rest hen dan nog welbeschouwd om tijdig iets te regelen, als wij de vakantieperiode buiten beschouwing moeten laten? Kan het geld nog effectief worden ingezet? Zie de antwoorden op vragen 4 en 5. 32 Wat wordt beschouwd als het basispakket voor de internetvoorziening en hoe sluit dit aan op huidige en toekomstige ontwikkelingen rondom onderwijs en ICT? Zijn de middelen die de scholen hiertoe ontvangen toereikend om dit basispakket te bekostigen? Zie de antwoorden op vragen 1, 2 en 9. 33 Komt nl.tree niet in een voordeelpositie, nu de scholen pas erg laat in onderhandeling kunnen treden met andere internetserversproviders? Nee. De stichting Ict op School onderhoudt contact met de brancheorganisatie van internetproviders (Nederlandse Organisatie van Internet Providers (NLIP)), zowel voor de ontwikkeling van een kwaliteitsregeling als voor het transparant maken van de aanbodkant van de markt. In mijn brief van 28 mei 2003 aan de scholen, zijn de scholen op de hoogte gesteld over de wijze van verdere informatievoorziening door de stichting Ict op School en stichting Kennisnet via onder meer een website (www.ispwijzer.nl) en een telefonische helpdesk. 34 Kunnen de scholen die hun internetvoorziening via nl.tree blijven regelen, rekenen op hetzelfde dienstenpakket tegen dezelfde voorwaarden? Indien een school gebruik wil blijven maken van de huidige gebruikersovereenkomst met nl.tree, dan is dit mogelijk. Wel kan het zo zijn dat nl.tree de (financiële) condities van de overeenkomst aan gaat passen aan de nieuw te ontstane situatie. In hoeverre dit zal gebeuren is onduidelijk. Nl.tree heeft nog geen aanbod gedaan aan individuele scholen. 35 Op welke termijn kan de overige 20% van de kleine scholen in het primair en voortgezet onderwijs, die een grotere bandbreedte zouden krijgen, daadwerkelijk over die grotere bandbreedte beschikken?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
10
De afspraken uit het Addendum (de begin 2002 gemaakte aanvullende afspraken met nl.tree) zijn in al zijn facetten geanalyseerd, mede in het licht van de definitieve financiële afwikkeling van het contract met nl.tree. Op een aantal punten komt nl.tree naar mijn mening de verplichtingen uit het contract niet na. Ik zal u separaat informeren over de verdere afwikkeling. 36 Hoe wordt de algemene toegankelijkheid van internet voor scholen geregeld? Komt er een vangnet voor scholen in de zogenoemde onrendabele gebieden? Is er een oplossing voor scholen die ook nu nog verstoken blijven van een deugdelijke aansluiting? Wat zijn de resultaten van het overleg met het ministerie van Economische zaken over het breedbandinitiatief inzake onrendabele gebieden? EZ en OCenW hebben afgesproken voor de aansluiting van scholen in de minder rendabele gebieden geen aparte middelen te reserveren. De problematiek van de onrendabele gebieden is niet een uniek probleem voor de school. Het speelt voor alle (potentiële) gebruikers in zo’n gebied. Door deze gebruikers te bundelen ontstaat er mogelijk wel een kritische massa voor breedbandige ontsluiting en daarmee een gezonde businesscase. Publieke instellingen kunnen daarbij de rol als launching customer realiseren en legitimeren. Wanneer een school het per leerling beschikbare bedrag inlegt in de grote pot van lokale vragers, ontstaat een koopkrachtige groep. Het actieprogramma breedband kan deze groepen met kennis en middelen faciliteren indien daar behoefte aan is. 37 Kan al iets worden gemeld over de beoogde effecten van de marktwerking? Wordt deze optimaal gezien de krappe tijd die er voor scholen rest om iets te regelen? Zie de antwoorden op vragen 4, 5, 13 en 16. 38 Kan een toelichting worden gegeven op de zinsnede: «Zo blijken allochtone leerlingen de computer buiten schooltijd voor andere doelen te gebruiken dan autochtone leerlingen»? Uit het onderzoek , «ICT en diversiteit. Ict-gebruik door leerlingen en docenten in het BO en VO» blijkt dat allochtone leerlingen de computer buiten de school vaker gebruiken om woordjes, sommen en topografie te oefenen, autochtone leerlingen e-mailen en surfen vaker. Daarnaast werken allochtone leerlingen buiten school minder aan werkstukken en spreekbeurten, en schrijven minder brieven en verslagen dan autochtone leerlingen. 39 Welke van de doelstellingen van het «ICT-luik» voor afstemming en uitwisseling tussen Vlaanderen en Nederland werden niet gehaald? Van de elf doelstellingen in het «ICT Luik» van het GENT5 akkoord (7 februari 2000) tussen Vlaanderen en Nederland op het terrein van funderend onderwijs zijn er vier in beperkte mate of aangepast gerealiseerd: 37. – De systematische vergelijking van onderzoeken naar ict trends werd niet bilateraal, maar in het kader van bredere multilaterale vergelijkingen (Europese Commissie, OESO, Europese Schoolnet) gerealiseerd;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
11
– –
–
Gezamenlijke aanvraag bij Europese Commissie is onderzocht, maar bleek niet haalbaar; Stimuleren van samenwerking in de ontwikkeling van educatieve software is onderzocht, maar bleek niet haalbaar vanwege verschillen in nationaal ict onderwijsbeleid. Wel wordt samengewerkt op het gebied van de beschrijving van educatieve software in de vorm van de Programmamatrix; Uitwisseling tussen scholen rondom ict bleef beperkt tot één schooljaar (2000–2001).
40 Welk deel van de ICES/KIS-gelden komt beschikbaar voor de kennisinfrastructuur in de vorm van ICT in het onderwijs? Zal de wijze van beschikbaar stellen recht doen aan de overweging dat de effectiviteit meer is gediend met een bottom-up benadering vanuit de scholen en instellingen dan een top-down benadering? Waarom (niet)? Het voorstel «Kennisontwikkeling voor duurzame systeeminnovatie en ict voor onderwijs en leren» raamt een bedrag van €26 830 000,–. Of het voorstel gehonoreerd wordt is afhankelijk van besluitvorming door het kabinet dit najaar. De totstandkoming van het voorstel kent een bottom-up karakter. Het is ingediend door een consortium van organisaties op het terrein van onderwijsvernieuwing, onderzoek, ict en onderwijsarbeidsmarkt (KPC groep, APS, CPS, CINOP, stichting Ict op school, SBO en (intentioneel) NWO). 41 Vindt er momenteel centrale controle op de efficiency van de aanwending van de aan scholen toegekende ICT-budgetten plaats? Wat zijn uw ideeën hierover? Een cruciale succesfactor om ict in het onderwijs te integreren bestaat uit het bij de scholen zelf neerleggen van de verantwoordelijkheid over de besteding van de ict middelen. Dat heeft de afgelopen periode geleerd. In de periode 1999 – 2002 is in het kader van Onderwijs on line ruim 1 miljard euro besteed aan de integratie van ict in het primair en voortgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Het grootste deel hiervan (75%) is rechtstreeks aan de scholen beschikbaar gesteld via een ict bijdrage per leerling. Met de vergoeding worden scholen in staat gesteld om te investeren in ict. Deze investering kan onder meer de vorm aannemen van de aanschaf en vervanging van computers, de scholing van docenten of de aanschaf van educatieve programmatuur. Met deze investeringen wordt bijgedragen aan de algemene doelstelling om de integratie van ict in het onderwijs te bevorderen. De inzet van de middelen door de scholen wordt gevolgd via een ict-monitor en maakt deel uit van de financiële verantwoording van de school aan het departement. 42 In het Parool van 15 april 2003 zijn artikelen verschenen rond de roof van hardware op Amsterdamse scholen. Wat zijn de landelijke bevindingen op dit gebied? Hoeveel geld is op deze wijze verloren gegaan? Welke maatregelen kunnen getroffen worden om deze geldwegloop tegen te gaan? Door het ministerie van OCenW worden geen landelijke gegevens verzameld over inbraak op scholen en de grootte van de materiële schade die daarbij ontstaat. Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de beveiliging en verzekering van de voorzieningen, waaronder hardware.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
12
43 Hoeveel geld krijgen de scholen voor het regelen van hun internetvoorziening? Wanneer krijgen deze dat geld officieel toegekend? Momenteel is in totaal jaarlijks € 55 miljoen gereserveerd voor de internetvoorziening na 2003. Hiervan is minimaal € 45 miljoen bedoeld voor de koopkracht van de scholen en maximaal € 10 miljoen voor de centrale voorzieningen. De besluitvorming hierover moet nog door dit Kabinet worden bekrachtigd. Het nieuwe Kabinet streeft naar snelle besluitvorming hierover. 44 Gemiddeld hebben scholen 2,5 fte voor ICT-functies. Kan dit uitgesplitst worden naar schoolgrootte en fte per 1 000 leerlingen? De beschikbare formatie voor specifieke ict-functies verschilt per onderwijssector. In de nieuwe ict-onderwijsmonitor 2002–2003 wordt de beschikbare formatie gekoppeld aan het aantal computers wat op de school wordt ingezet. In het basisonderwijs is er gemiddeld 0,6 fte per 100 computers beschikbaar. In het voortgezet onderwijs en de lerarenopleidingen basisonderwijs liggen deze gemiddelden op respectievelijk 1,5 en 3,1.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 733, nr. 93
13