Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1979-1980
15801
Wetenschapsbudget 1980
Nr.3
LIJST V A N VRAGEN Vastgesteld 11 oktober 1979 Ter v o o r b e r e i d i n g van haar openbare vergadering op 29 oktober 1979 zou de vaste Commissie voor het Wetenschapsbeleid' gaarne een a n t w o o r d van de Regering o n t v a n g e n op onderstaande in haar m i d d e n gerezen vragen van feitelijke aard.
1. INLEIDING 1.1. Opzet van het Wetenschapsbudget 1980 1 Op welke wijze kan het aandachtsgebied van de informatica in het W e t e n schapsbudget als meerjarenplan v o o r de wetenschapsbeoefening structurele aandacht krijgen? 1.2.1. Consequenties van het onderzoek
' Samenstelling: Voortman (PvdA), Kappeyne van de Coppello (VVD), Van Ooijen (PvdA), Van Leijenhorst (CDA), Epema-Brugman (PvdA), Jansen (PPR), De Boois (PvdA), Dees (VVD), voorzitter, Kolthoff (PvdA), Ginjaar-Maas (VVD), Beinema (CDA), Klein (PvdA), ondervoorzitter, Braams (VVD), Lansink (CDA), Faber (CDA), Mertens (D'66), Nijhof (DS'70), Van Kemenade (PvdA), Andela-Baur (CDA), Bakker (CDA), Deetman (CDA).
4 vel
van de financieel-economische
situatie
voor het totaal
a. Kan uit de vierde alinea van blz. 6 van het Wetenschapsbudget de conclusie w o r d e n getrokken dat met de daar bedoelde verschuivingen nog niet begonnen is? b. Is het al mogelijk aan te geven aan welke «maatregelen», «verschuivingen» en «reallocaties» gedacht w o r d t ? c. Hoe en in welk stadium zal het parlement betrokken w o r d e n bij de «gezamenlijke o v e r w e g i n g van de maatschappelijke aanvaardbaarheid van de gevolgen»? d. Wanneer en op welke wijze zal de interdepartementale studie van de p r o b l e m e n rond reallocatie van financieringsmiddelen voor investeringen gaan plaats vinden?
Op g r o n d van welke informatie is vastgesteld, dat in de industriële sector minder capaciteit voor R en D w o r d t ingezet, en dan nog eerder voor uitb o u w van bestaande activiteiten dan voor ontwikkeling van nieuwe activiteiten?
Tweede K a m e r z i t t i n g 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
1
4 Welke substantiële bedragen zijn in het kader van het overheidsbeleid ten aanzien van technologische v e r n i e u w i n g uitgetrokken op de begrotingen van Onderwijs en Wetenschappen en v a n Economische Zaken? 5 Waar ligt in de op blz. 6 van het W e t e n s c h a p s b u d g e t gevolgde gedachtengang de grens tussen enerzijds «kleinere en m i d d e l g r o t e o n d e r n e m i n g e n » en anderzijds «grote ondernemingen»? 1.2.2. Discussienota
Kaderwet
wetenschapsbeoefening
6 a. Welke initiatieven w o r d e n - afgezien van de inschakeling van de RAWB - g e n o m e n o m uitvoering van de motie-Lansink c.s. v o o r te bereiden? b. Wanneer kan de discussienota t e g e m o e t gezien w o r d e n ? c. Welke betekenis heeft de uitspraak «het is w e l l i c h t mogelijk dit vraagstuk in een discussienota breder aan de orde te stellen» v o o r de i n h o u d van de discussienota? 1.2.3. Stand van zaken
Innovatienota
7 a. Wat moet onder «korte termijn» w o r d e n verstaan? b. Welke aandacht krijgt de zogenaamde sociale innovatie in de nota? 8 Op welke wijze zal ter zake van de innovatie een aanzienlijke heroriëntatie w o r d e n nagestreefd? 1.2.4.
Micro-elektronica
9 a. Zal een bespreking van het rapport van de adviesgroep-Rathenau o n derdeel uitmaken van de behandeling van de Innovatienota? b. Zo ja, welk tijdschema zal hierbij g e v o l g d w o r d e n ? *" 1.2.5. Regeling taken en bevoegdheden
MW
10 a. Waardoor is de stagnatie bij de uitwerking van de brief van 5 september 1978 inzake de taken en bevoegdheden van de Minister voor W e t e n schapsbeleid ontstaan? b. Welke is de aard van de procedure-technische problematiek? 1.2.6. TNO 11 Hoe is de stand van zaken met betrekking tot een w i j z i g i n g van de TNOwet, gelet op de noodzaak van de v e r v a n g i n g van enkele algemene maatregelen van bestuur bij de herstructurering van TNO?
12 Is de verwachting in vervulling gegaan of gaat de v e r w a c h t i n g in v e r v u l ling dat de selectieprocedure voor een n i e u w dagelijks bestuur omstreeks oktober 1979 afgerond zal zijn? 1.2.8. Het landbouwkundig
onderzoek
13 Hoe v e r h o u d t de onderzoeksinspanning in de landbouwsector zich tot de inspanningen in andere sectoren (bij v o o r b e e l d de onderzoeksinspanning gegeven als percentage van de omzet in de betreffende sector)?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
2
1.2.9.
Onderwijsonderzoek
14 Kan nader w o r d e n gepreciseerd w a n n e e r de notitie over het o n d e r w i j s o n derzoek de Kamer zal bereiken? 15 Kan een overzicht van de m e e r j a r e n r a m i n g e n ten behoeve van de SVO w o r d e n gegeven? 1.3.1. Het jaaradvies beleid
1979 van de Raad van Advies voor het
Wetenschaps-
16 W i l de Minister de gegeven reacties o p enige adviezen van de RAWB aanvullen met een overzicht van de op de diverse d e p a r t e m e n t e n werkzame c o ö r d i n a t o r e n , alsmede van hun bevoegdheden? (vgl. Jaaradvies 1979 RAWB). 17 a. Op welke wijze zal de invloed van de Minister v o o r Wetenschapsbeleid nog kunnen w o r d e n v e r g r o o t op de gebieden van het universitair onderzoek, zoals het leerstoelenbeleid, het zwaartepuntenbeleid etc? (vgl. Jaaradvies 1979 RAWB) b. W o r d t de Minister v o o r Wetenschapsbeleid inmiddels ook betrokken bij - onder meer - het leerstoelenbeleid?
18 Is van overheidszijde reeds nagegaan hoe er slagvaardiger kan w o r d e n gereageerd op de activiteiten van de thans f u n c t i o n e r e n d e en van de nog in te stellen verkenningscommissies? 1.3.2.
Wetenschapsonderzoek
19 Kan nader w o r d e n aangegeven w a t «wetenschapsdynamica» behelst? 1.3.3. Wetenschap
voor zwakke
groepen
20 Zullen de IMGO's een subsidiërende taak hebben? 1.3.4. Wetenschappelijke
en technische
kennis
21 Kan de Minister nader aangeven, w a a r o m - mede gelet op het feit, dat veel bedrijfsresearch grotendeels in interne rapporten w o r d t vastgelegd ook hij het aantal publikaties een reële maat v o o r onderzoeksactiviteit vindt? 1.4. Het Stimuleringsfonds Inleiding 22 a. Welke activiteiten zijn in 1979 gefinancierd uit het Stimuleringsfonds? b. Is het fonds geheel benut? Enige voorbeelden
van
programma's
23 Kan w o r d e n aangegeven hoe de m i d d e l e n van het S t i m u l e r i n g s f o n d s over de posten a t / m k zijn respectievelijk w o r d e n verdeeld?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 801, nr. 3
3
24 In hoeverre w o r d t bij het onderzoek naar risico's van technologische ontwikkelingen (j. Aspectenonderzoek) de belevingswaarde van risico's in de b e s c h o u w i n g betrokken? 1.5.4. Programmaleiding
en
researchmanagement
25 a. Is de t r a n s f o r m a t i e van de Landelijke S t u u r g r o e p Energie Onderzoek t o t Raad v o o r Energie Onderzoek i n m i d d e l s een feit? b. Welke consequenties heeft de opgetreden stagnatie in het t r a n s f o r m a tieproces, alsmede de stagnatie die is ontstaan ten gevolge van het niet t i j dig vinden van een voorzitter van de raad, gehad v o o r het energie onderzoeksbeleid? 1.6. Evaluatie Beleidsruimte TNO 26 Op welke wijze komt een p r o g r a m m a k a d e r tot stand, w a a r m e e de CentraIe Organisatie en de Bijzondere Organisaties TNO projectvoorstellen toetsen ter financiering uit de Beleidsruimte TNO? 1.7. Wetenschapsvoorlichting 27 W a a r o m heeft de Stichting Wetenschapsjournalistiek en "Voorlichting in Utrecht te kampen met een o n d e r b e n u t t i n g van capaciteit? 28 Welke criteria w o r d e n door de interdepartementale w e r k g r o e p g e h a n teerd ter zake van de toekenning van subsidies op het gebied van de natuuren m i l i e u v o o r l i c h t i n g en -educatie?
29 Wat is de aard van de feitelijk getroffen voorzieningen ter zake van de f i nanciële problematiek van de Stichting Biowetenschappen en Maatschappij? 30 Zijn er mogelijkheden aanwezig o m een speciale knipselkrant W e t e n schapsbeleid uit te geven analoog aan de knipselkrant Onderwijs en W e t e n schappen?
31 a. Kan de Minister nader ingaan o p de stelling, dat w e t e n s c h a p s v o o r l i c h ting kan bijdragen aan een v e r g r o t i n g van de kenniskloof? b. Zou een nader onderzoek naar de achtergrond van deze stelling kunnen bijdragen aan een optimalisering van de wetenschapsvoorlichting? 32 Kan bij benadering w o r d e n aangegeven, hoeveel de totale kosten van de in deze paragraaf van het Wetenschapsbudget behandelde v o o r l i c h t i n g bedragen?
2. ORGANISATIE 2.1.1.
Inleiding
33 Welke sectorraden zullen naar v e r w a c h t i n g binnen één tot t w e e jaar w o r den ingesteld?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
4
2.1.2. Ontwikkeling
van de adviesstructuur
als
geheel
34 Kan de Minister aangeven wanneer ongeveer het v o o r deze kabinetsperiode voorziene v o o r o n t w e r p - K a d e r w e t sectorraden respectievelijk de evaluatienota zal verschijnen? 35 Kan de Minister nadere toelichting geven op het gestelde, «dat het in de praktijk moeilijk blijkt te zijn de positie van de secretariaten zo te regelen, dat de g e l o o f w a a r d i g h e i d van sectorraden als kritische, zelfstandige adviesorganen niet in het gedrang komt»? 2.3. Informatieverzorging met betrekking tot wetenschap en technologie 36 Welke taak ziet de Minister in de t o e k o m s t v o o r het NOBIN? 37 Welke is de relatie tussen de interdepartementale c o m m i s s i e en het nietambtelijke adviesorgaan? 38 Welke betekenis kan het Ontwikkelingsplan 1978-1982 van het NOBIN nog hebben, indien de voorstellen van het NOBIN nog beoordeeld dienen te worden? 2.4. Organisatie en financiering maritiem onderzoek
39 Is de Minister bereid de Kamer te i n f o r m e r e n o m t r e n t het resultaat van het overleg in de gezamenlijke stuurgroep van NSP en NMI over de organisatie en financiering van het m a r i t i e m onderzoek, in het bijzonder waar het de positie van de instituten betreft?
3. FINANCIERING 3.1.1. Omwikkeling
van de door het Rijk gefinancierde
R en D
40 Kan gedetailleerd w o r d e n aangegeven, o p welke wijze de stijging van de HGWB tussen 1979 en 1980 tot stand is gekomen? 41 Aan de post Grote Technologische Ontwikkelingsprojecten op de begroting van Economische Zaken w o r d t 13 m i n . in 1981 onttrokken, o p l o p e n d tot 28 m i n . in 1982. Moet het laatste niet 1984zijn? 3.1.2. Ontwikkeling
van de door het bedrijfsleven
gefinancierde
R en D
42 Is de 2,5% stijging van de R en D-uitgaven door het bedrijfsleven op basis van 1977 n o m i n a a l , w a a r d o o r gezien de inflatie in feite een daling optreedt? 3.1.4. Herkomst
en bestemming
van de middelen
voor R en D
43 Kan de Minister mededelen, naar aanleiding van de opmerkelijke constatering dat slechts 1 % van de f i n a n c i e r i n g s m i d d e l e n van het Nederlandse bedrijfsleven afkomstig is van de Nederlandse o v e r h e i d , hoe dit in andere landen ligt?
Tweede K a m e r z i t t i n g 1979-1980, 15 8 0 1 , nr. 3
5
44 Zijn vergelijkende gegevens beschikbare over de o v e r h e i d s m i d d e l e n die w o r d e n ingezet v o o r R en D in enkele v a n de met Nederland vergelijkbare ind u s t r i e l a n d e n , w a a r u i t met name de t r e n d van de laatste jaren zichtbaar wordt? 45 Van de totale f i n a n c i e r i n g s m i d d e l e n w o r d t bijna 9 0 % gebruikt v o o r het verrichten van R en D met eigen personeel, terwijl ongeveer 1 0 % w o r d t gebruikt v o o r betalingen tussen sectoren. Kan de Minister aangeven of er in andere landen méér onderzoek uitbesteed w o r d t en, zo ja, hoeveel? 46 Kan de tabe' ° 4 ook gegeven w o r d e n met o p n a m e v a n een extra verticale k o l o m « o n d e r n e m i n g e n » , w a a r i n begrepen de instellingen, die v o o r n a m e lijk v o o r o n d e r n e m i n g e n werken? 3.2. Het investeringsplan 47 W a n n e e r kan een alles o m v a t t e n d investeringsplan t e g e m o e t w o r d e n gezien? 48 a. Kan het overzicht van investeringen door het Rijk in g r o n d e n en g e b o u w e n en in apparatuur v o o r de jaren 1979-1984 verbijzonderd w o r d e n door een uitsplitsing van de «Wetenschapsbeoefening in het algemeen» naar aandachtsgebieden? b. Kan ook een overzicht gegeven w o r d e n van de bedragen v o o r «industrie en handel» van een aantal andere landen, bij voorkeur gesplitst in handel en industrie?
49 Uit het overzicht blijkt verder dat ten aanzien van de vastgestelde begrot i n g v o o r 1979 de investeringen v o o r 1980 zullen t o e n e m e n van f 213,5 m i n . t o t f 253,1 m i n , maar daarna dalen tot f 184,7 m i n . in 1984. Kan de Minister daarop een nadere t o e l i c h t i n g geven? 50 In het overzicht w o r d t v o o r «Industrie en Handel» ten aanzien van 1979 s l e c h t s f 11,5 m i n . v e r m e l d alsmede f 11,4 m i n . voor 1980. Kan hierop een nadere toelichting w o r d e n gegeven?
4. INTERNATIONALE ASPECTEN 4.1. Internationale wetenschappelijke samenwerking 51 Hoe groot is de totale Nederlandse bijdrage aan de in deze paragraaf gen o e m d e activiteiten? 52 Welke is de stand van zaken met betrekking tot de u i t v o e r i n g van aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad v o o r het Regeringsbeleid inzake internationale aspecten van het wetenschapsbeleid d.d. 1976? 53 Wat is de stand van zaken op dit m o m e n t met betrekking tot het streven naar de ontwikkeling van een expliciet kader w a a r b i n n e n de b e s l u i t v o r m i n g inzake de internationale s a m e n w e r k i n g kan plaatsvinden?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 1 5 8 0 1 , nr. 3
6
54 Is de betrokkenheid van de Minister v o o r Wetenschapsbeleid bij de tots t a n d k o m i n g van internationale culturele verdragen gedurende de afgelopen jaren vergroot en, 20 ja, op welke wijze? 4.1.4. De NAVO 55 Welke Nederlandse onderzoekprojecten w o r d e n door de NAVO ondersteund? 56 a. Aan welk NAVO-symposia w e r d d o o r Nederlanders in de laatste twee jaren deelgenomen? b. Van welke instituten waren de deelnemers afkomstig? 57 Welke o n d e r w e r p e n w e r d e n met NAVO-studiebeurzen in de laatste twee jaren gesteund? 58 Hoeveel bedraagt de directe en indirecte steun van de NAVO aan w e t e n schappelijk onderzoek in Nederland? 59 Welke internationale organisaties houden zich bezig met versterking van de wetenschappelijke capaciteit van Portugal, Griekenland en Turkije? 4.1.9. CERN (Europese Organisatie
voor Kernfysisch
Onderzoek)
60 a. In 1971 is door de Regering het Nationale Plan voor Kern- en HogeEnergiefysica 1972-1978 aanvaard. Is er thans een nieuw meerjarenplan in w e r k i n g of in voorbereiding? b. Zo nee, op welke wijze w o r d t thans het investeringsbeleid gevoerd? c. Welke grote investeringen w o r d e n door de onderzoekers nodig geacht? d. Hoe ligt de behoefte aan vervangingsinvesteringen in deze sector? (Zie ook het Onderwijsverslag over 1978, blz. 122).
5. HET UNIVERSITAIRE ONDERZOEK 5.1. Inleiding 61 Zijn gegevens bekend over de tijdsbesteding van wetenschappelijk personeel aan instellingen van wetenschappelijk onderwijs over de deeltaken van onderwijs en onderzoek, als functie van de jaren 1960,1970,1980? 5.2. Omvang van het universitair onderzoek 62 Zijn gegevens bekend over de relatie tussen de aan het universitaire o n derzoek bestede middelen en mankracht, opgesplitst naar de verschillende clusters, en de wetenschappelijke output, v o o r zover meetbaar via publikat i e s e n dissertaties? 63 Kan de index van het aantal studenten in tabel 2 ook in absolute getallen w o r d e n weergegeven?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
7
64 Is het juist dat het via de tweede geldstroom (ZWO) gefinancierde onderzoek kwalitatief uitstijgt boven het via de eerste geldstroom gefinancierde onderzoek? 5.3. Karakteristieken van het universitair onderzoek 65 Kan nader worden aangeduid hoe de vrijheid van onderzoek aan de universiteiten ingeperkt is door de normen en waarden van het betreffende vakgebied en door de samenleving? 5.4.3. Maatschappelijke beïnvloeding en wetenschapsbeleid 66 Vindt er voor de bestaande sectorraden reeds overleg plaats met de landelijke organisaties van universitair onderzoek? 67 a. Zijn er objectieve criteria voor het toetsen van een afstemming van onderzoek op de belangen van de samenleving? b. Is er een kwalificatie en kwantificatie te geven van die belangen? 5.5.4. Toekomstig beleid 68 Is de nullijnsituatie voor ZWO bepaald door externe factoren of door argumenten van wetenschapsbeleid? 69 Zijn gegevens beschikbaar over de omvang en de kwaliteit van het fundamenteel klinisch geneeskundig onderzoek? 5.5.5. De verdeling van de ZWO-steun over de wetenschapsgebieden 70 Wat is in tabel 6 als maat voor de eerste geldstroom gegeven?
6. ENERGIE 6.1. Inleiding 71 Kan de Minister globaal aangeven, hoeveel middelen via de eerste geldstroom aan energie-onderzoek worden besteed? 6.3. Vorderingen herprogrammering Inleiding 72 Welk onderzoek met betrekking tot alternatieve energiebronnen en welk energiebesparingsonderzoek kunnen naar de mening van de Minister tot nieuwe industriële activiteiten leiden? 73 a. Wanneer kan een samenhangend programma op het terrein van het energie-onderzoek tegemoet worden gezien? b. Kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen korte, middellange en lange-termijnonderzoek?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15801, nr. 3
8
Behoeften 74 Kan aangegeven w o r d e n w a a r o m de h e r p r o g r a m m e r i n g niet sneller verloopt, dat w i l zeggen w a a r o m in 1983 geen g/otere v e r s c h u i v i n g ten gunste van niet-kernenergetisch onderzoek zal zijn gerealiseerd, dan nu is gepland? Energiebesparing 75 W a a r o m w o r d t niet de hoogste prioriteit gegeven aan het onderzoek op het terrein van de energiebesparing in het kader van het energie-onderzoekbeleid? Kolen 76 Kan de achterstand o p het terrein van de kolentechnologie ingelopen w o r d e n , bij voorbeeld door licentie-overeenkomsten? 77 a. Kan de Regering nader ingaan op de risico's v e r b o n d e n aan grootschalige toepassing van steenkool als e n e r g i e b r o n , o.a. de m i l i e u - en luchtverontreinigingen? b, In hoeverre levert t o e n a m e van het kolenonderzoek oplossingen voor de problematiek waar sprake blijft van een verbrandingsproces? 78 Wanneer zal het kolenonderzoek het niveau van f 50 m i n . per jaar hebben bereikt? Kernenergie 79 a. Is het mogelijk kennis op het terrein van de kerntechnologie op te doen d o o r afslanking van de huidige p r o g r a m m a ' s ? b. Geldt de benadering ook de problematiek van het radioactief afval? 80 a. W a n n e e r z a l het m i n i m u m p r o g r a m m a gericht op het o p h o u d e n van de kernenergie-optie g e f o r m u l e e r d zijn? b. Kan dit m i n i m u m p r o g r a m m a aan de Kamer w o r d e n overgelegd? 81 Wat w o r d t bedoeld met het perspectief van de recente o n t w i k k e l i n g e n inzake kweekreactoren in Frankrijk? Mogelijkheden
tot herprogrammering
bij ECN en TNO
82 Kan uitvoeriger uiteengezet w o r d e n welke voor- en welke nadelen v e r b o n den zijn aan de voortzetting van het HFR-programma? 83 In welke richting (disciplines) dient de aanvulling van expertise gezocht te worden? Conclusies 84 Wat w o r d t bedoeld met «niet-energetische toepassing van kernsplijting» in tabel 1?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
9
6.4. Organisatie van het energie-onderzoek 6.4.1.
Nationaal
85 Kan een duidelijk inzicht gegeven w o r d e n in de structuur van het energieonderzoek, de adviesraden op dit gebied en de relatie(s) tussen beide? 86 Door w i e w o r d e n de onafhankelijke deskundigen die zitting zullen n e m e n in de begeleidingscommissie benoemd? 87 Welke w o r d t de toekomstige postitie van de REO ten opzichte van de vele instanties die zich met kernenergie-onderzoek bezighouden? 6.4.2.
Internationaal
88 Kan de Nederlandse inbreng bij (de gemeenschappelijke projecten van) het IEA nader w o r d e n aangeduid? 6.5.1. Soorten
energie
Steenkool
89 Is de Regering bereid een actieve rol te spelen terzake van de o n d e r g r o n d se kolenwinningstechnieken, bij v o o r b e e l d via de NEOM? 90 Hoe is het bij toepassing van de WLV-techniek gesteld met de v e r w e r k i n g van slakken? Zonne-energie
91 W a a r o p is de schatting van de m a x i m a l e bijdrage van zonne-energie in het jaar 2000 gebaseerd? Windenergie
92 Is inpassing van «windcentrales» in het net van elektriciteitscentrales m o gelijk, gelet op de thans bekende specificaties van windcentrales? Kernsplijting
-
kweekreactoren
93 a. Op welke andere sectoren van de w a r m t e w e r k t u i g b o u w kan het natrium-technologieonderzoek gericht w o r d e n ? b. In welke mate gebeurt dit nu al? Thermonucleair
onderzoek
94 a. Wat betekent de bevriezing v o o r de actieve participatie o p het terrein van de kernfusie? b. Hoe heeft de bevriezing van het budget v o o r thermonucleair onderzoek doorgewerkt in de o m v a n g van het personeel dat in Nederland werkzaam is o p dit gebied?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15 8 0 1 , nr. 3
10
c. Hoeveel Nederlanders zijn thans aangesteld bij het JET-project? d. Welke instantie in Nederland heeft de verplichting tot de aanstelling na terugkeer op zich g e n o m e n ? 6.5.2. Omzetting
en
opslag
95 Is nader aan te geven hoe in het buitenland het onderzoek en de ontwikkeling v a n de MHD-conversie verlopen? 6.5.4. Milieu en maatschappelijke
aspecten
96 Vindt onderzoek plaats naar de mogelijke gevolgen van de b o d e m d a l i n g die d o o r de w i n n i n g van aardgas in Slochteren zou w o r d e n veroorzaakt?
97 a. Is Nederland, en zo ja op welke wijze, betrokken bij het internationaal onderzoek gericht op het verkrijgen van inzicht in de g e v o l g e n van de voortdurende stijging van het CCb-gehalte van de atmosfeer? b. Zijn er plannen v o o r Nederlandse bijdragen aan dit onderzoek? c. W a n n e e r verwacht men de v o o r een beleid noodzakelijke gegevens te kunnen hebben verkregen? d. In welke internationale kaders w o r d t aandacht aan de C02-problematiek gegeven? 6.5.5. Energie-onderzoek
bij bedrijven
en
ondernemingen
98 Kan de tabel op blz. 156 ook w o r d e n gegeven, zonder de inspanning bij KEMA, Gasunie en VEG/Gasinstituut mee te rekenen?
7. VOLKSGEZONDHEID 7.1. Inleiding
99 Hoeveel bedragen globaal de m i d d e l e n die w o r d e n besteed aan binnen en buiten de universiteiten plaatsvindend medisch onderzoek? 7.2.2. Bestuurlijke
indeling
100 Welk niveau w o r d t bedoeld, w a n n e e r gesproken w o r d t over het werkgemeenschapsniveau? 101 Welke d w a r s v e r b a n d e n binnen TNO w o r d e n bedoeld? 7.2.3. Ontwikkeling
naar een
sectorraad
102 W a a r o m w o r d t gesproken van een mogelijke v o r m i n g van een sectorraad v o o r gezondheidsonderzoek, terwijl in de Nota Sectorraden toch expliciet w e r d uitgegaan van de spoedige instelling van deze sectorraad? 103 Kan de Kamer op de hoogte w o r d e n gesteld van de door de ambtelijke w e r k g r o e p binnenkort uit te brengen rapportage?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
11
7.4. Onderzoek op het terrein van enige belangrijke ziekten en ziekteoorzaken 7.4.1.
Kanker
104 Is inmiddels al u i t v o e r i n g gegeven aan de motie-Lansink inzake de tweek o l o m m e n s t r u c t u u r van het kankeronderzoek in Nederland en zo ja op welke wijze? 7.4.3.
Reuma
105 Hoe staat het met de v o o r b e r e i d i n g van de oprichting van een TNO-instit u u t v o o r revalidatieonderzoek in Zuid-Limburg?
8. LANDBOUW 8.1.1.
Inleiding
106 Hoe is te verklaren dat de Regering eerst nu tot een zekere standpuntbepaling komt inzake de «Meerjarenvisie»? 8.1.4. De bepaling
van de
prioriteiten
107 Hoe v e r h o u d t het oordeel van de vakminister over «de globale richting w a a r i n het onderzoek zich zal moeten ontwikkelen» zich tot de prioriteiten (en posterioriteiten) van de «Meerjarenvisie»? 8.1.6. Het onderzoek
ten behoeve
van
ontwikkelingssamenwerking
108 Wanneer zal informatie beschikbaar zijn over de precisering van de aard van de projecten? 109 a. In welke zin en langs welke w e g e n w o r d t aandacht geschonken aan de verbetering van het overleg met de Minister v o o r Ontwikkelingssamenwerking? b. Welke resultaten zijn tot nu toe bereikt? 8.1.10. De in de meerjarenvisie
gehanteerde
indeling
110 Kan w o r d e n toegelicht w a a r o m een indeling naar probleemgebieden voor de meeste andere sectoren niet zo relevant zou zijn? 8.1.11. Relatie met andere
sectoren
111 a. Wanneer zal de uitdrukkelijk door de Kamer gevraagde Sectorraad voor milieuhygiëne en natuur- en landschapsbeheer ingesteld w o r d e n ? b. Hoe w o r d t bij de taakstelling van de NLRO thans reeds rekening g e h o u den met de instelling van bedoelde sectorraad? 8.3.2. Onderzoek
naar energiebesparing
in de
landbouw
112 a. Welke plannen bestaan er v o o r de omzetting van biomassa in methaangas of andere brandstoffen?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 0 1 , nr. 3
12
b. Wie verricht de evaluatie van de verschillende procédés w a a r b i j op industriële wijze energie g e w o n n e n kan w o r d e n volgens biologische principes? c. Wanneer m o g e n resultaten van deze evaluatie t e g e m o e t w o r d e n gezien?
9. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 9.1. Regeringsstandpunten naar aanleiding van het interimadvies van de RAWOO
113 a. Langs welke kanalen bereikt de vraag uit ontwikkelingslanden naar ontwikkelingsrelevant onderzoek de Regering? b. Zijn er criteria vastgesteld v o o r het bepalen van de respons? 114 a. Bestaat er binnen de EG een taakverdeling o p het gebied van ontwikkelingsrelevant onderzoek? b. Door wie w o r d t dit onderzoek geïnitieerd, g e c o ö r d i n e e r d en geëvalueerd? 9.2.2. De «Open Dag» 115 Welk deel van de onderzoekers die met de «Open Dag»-problematiek te maken hebben was aanwezig? 9.4. Landbouwkundig onderzoek ten behoeve van ontwikkelingslanden 116 Als gesproken w o r d t over het bepalend zijn van «de vraag vanuit de ontwikkelingslanden zelf» w i e n s m e n i n g w o r d t dan bedoeld? Van degenen die een grootschalige l a n d b o u w naar Westers model voorstaan, of van degenen die de l a n d b o u w o n t w i k k e l i n g w i l l e n doen uitgaan van het huidige kennen en kunnen van de te ontwikkelen landbouwers? K o r t o m : hoe w o r d t bepaald wat de vraagbehoefte is van o n t w i k k e l i n g s l a n d e n ten aanzien van landb o u w k u n d i g onderzoek? 9.5. Technologie ten behoeve van ontwikkelingslanden 117 W o r d t in de g e n o e m d e onderzoeken naar voor ontwikkelingslanden bruikbare technologieën ook bezien hoe de opnamecapaciteit van de meest arme landen kan w o r d e n verbeterd? 118 Kan een inventarisatie van de jaarlijks in Nederland aangevraagde patenten op het gebied van de aangepaste technologie w o r d e n verstrekt? 119 a. Welk buitenuniversitair ontwikkelingsrelevant onderzoek w o r d t door de Regering financieel gesteund? b. Zijn er afspraken over de wijze w a a r o p resultaten ter beschikking van ontwikkelingslanden w o r d e n gesteld? 120 Zal de RAWOO betrokken w o r d e n bij de aangekondigde o p r i c h t i n g van een Technologie Advies Centrum (TAC)?
Tweede K a m e r z i t t i n g 1979-1980, 15801, n r . 3
13
121 a. Door wie werd het knelpuntenonderzoek dat uitmondde in het eindrapport «Solar Energy» verricht? b. Welke aanbevelingen bevat dit rapport behalve die voor een onderzoekproject naar een door zonne-energie gekoelde koelcel? 122 a. Met welke landen zal overleg worden gepleegd over de ontwikkeling van een door zonne-energie gekoelde koelcel? b. Op welke termijn worden bruikbare en betaalbare resultaten verwacht?
10. OVERIGE AANDACHTSGEBIEDEN 10.2. Aards milieu 123 a. Is er Nederlands onderzoek verricht of in voorbereiding over de belasting van zeeën, met name de Noordzee, door milieuverontreinigende stoffen? b. Zijn hierover rapporten beschikbaar?
11. DEMOGRAFISCH ONDERZOEK. CONSEQUENTIES VOOR HET WETENSCHAPSBELEID VAN ENIGE BELANGRIJKE DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN 11.4. Conclusies 124 Kan worden uitgelegd waarom ter zake van het demografisch onderzoek in internationaal verband een verschuiving van multilaterale naar bilaterale samenwerking zal worden nagestreefd? De voorzitter van de commissie, Dees De griffier van de commissie, Vrins
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15801, nr. 3
14