Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
25 733
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs
Nr. 56
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 17 juli 2000
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schutte (RPF/ GPV), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, De Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wijn (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Örgü (VVD), Nicolaï (VVD), Kortram (PvdA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Belinfante (PvdA), Van Bommel (SP), Barth (PvdA) en Hamer (PvdA). Plv. leden: Schimmel (D66), Stellingwerf (RPF/ GPV), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Van Baalen (VVD), De Cloe (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Verhagen (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Rijpstra (VVD), VoûteDroste (VVD), Middel (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA), Poppe (SP), Arib (PvdA) en Spoelman (PvdA).
KST47386 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 21 juni 2000 overleg gevoerd met Minister Hermans en staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over: – de brief van de minister van OCW d.d. 20 oktober 1999 ter aanbieding van de accountantsrapportage inzake ICT (OCW99–1010); – de brief van de minister van OCW d.d. 19 januari 2000 inzake het thema cultuur in uitwerkingsplan onderwijs on line (25 733, nr. 46); – de brief van de staatssecretaris van OCW d.d. 24 februari 2000 ter aanbieding van het eindrapport «Nieuwe media, nieuwe verschillen» (OCW-00–291); – de brief van de minister van OCW d.d. 25 februari 2000 inzake ICT en internationalisering (25 733, nr. 47); – de brief van de minister van OCW d.d. 25 februari 2000 ter aanbieding van de voortgangsrapportage onderwijs on line (25 733, nr. 48); – de brief van de minister van OCW d.d. 26 april 2000 ter aanbieding van de ICT-monitor 1998–1999 basisonderwijs (OCW-00– 538); – de brief van de minister van OCW d.d. 4 mei 2000 inzake de planning van de brief toekomst Kennisnet (OCW-00–546); – de brief van de minister van OCW d.d. 9 mei 2000 inzake ICT-ontwikkelingen in het onderwijs (25 733, nr. 49); – de brief van de minister van OCW d.d. 17 mei 2000 inzake toekomst Kennisnet (25 733, nr. 50); – de brief van de minister en staatssecretaris Van der Ploeg van OCW d.d. 5 juni 2000 ter aanbieding van de beleidsbrief cultuur-ICT-onderwijs (25 733, nr. 51); – de brief van de minister van OCW d.d. 7 juni 2000 ter aanbieding van het advies van de Onderwijsraad inzake Kennisnet (OCW-00–694). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
1
De brief van de minister en staatssecretaris Van der Ploeg van OCW d.d. 5 juni 2000 ter aanbieding van de beleidsbrief cultuur-ICT-Onderwijs (25 733, nr. 51)
Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Cherribi (VVD) kon zich vinden in de opvatting van de staatssecretaris dat cultuurbeleid geschakeerd, modern en ondernemend moet zijn. Hij nodigde de staatssecretaris uit om een toelichting te geven op de rol van sponsoring en reclame in de kunst- en cultuursector, aan de hand van drie vragen: – is het de indruk van de staatssecretaris dat kinderen vanwege reclame en sponsoring beschadigd uit de musea komen? – heeft hij de indruk dat kunstinstellingen hun integriteit kwijtraken aan de reclame? – wat valt hieruit te leren over de rol van commercie in het onderwijs? De afgelopen vijftien jaar is het Nederlandse museumbestel overgeschakeld op de synergie en strategie van het PPS-model, de zogeheten verzelfstandigingsoperatie. De heer Cherribi vroeg of de staatssecretaris de voorkeur geeft aan andere, betere modellen.
Het antwoord van de regering De staatssecretaris had niet de indruk dat kinderen vanwege reclame en sponsoring beschadigd de musea uit komen. Zelfs gaf hij bij bijvoorbeeld de bekende foto in het Gronings museum van urinale seks voorrang aan de artistieke autonomie boven het beschermen van de burger. De musea zijn overigens terughoudend met het bekendheid geven aan reclame en sponsoring. Zij zien het als een belangrijke taak om jongeren te werven voor hun activiteiten. Zij zouden wel gek zijn om daar materiaal bij te betrekken dat schadelijk is voor kinderen. In Amsterdam heeft een forse discussie plaatsgevonden over de integriteit van kunstinstellingen bij het voeren van reclame. De staatssecretaris meende dat er onmiddellijk fel gereageerd zou worden zodra de artistieke autonomie in gevaar komt. Vooral bij de musea, maar ook bij andere grote kunstinstellingen zag de staatssecretaris goede mogelijkheden voor commercie bij onderwijsactiviteiten, zonder dat hun essentiële taken in het gedrang komen. Dan moeten wel de goede spelregels worden gehanteerd. De verzelfstandigingsoperatie dient naar het oordeel van de staatssecretaris te worden voortgezet. Er is al een grote slag gemaakt, hetgeen onder meer blijkt uit de veelheid van tentoonstellingen. Er is overigens een heel andere verhouding tussen overheid en musea voor vereist. Vragen en opmerkingen uit de commissie over de overige onderwerpen Mevrouw Barth (PvdA) was niet verrast dat de voortgangsrapportage «Onderwijs on line» niet veel nieuws bevat. Zij was verheugd met de 100 mln. die het kabinet in de voorjaarsnota extra heeft uitgetrokken voor de computer in de klas. Zij verzocht de minister, in de volgende voortgangsrapportage een beeld te geven van de uitschieters. Er zijn nu wel gemiddelden vermeld, maar zij had geen beeld of er scholen erg vooroplopen of erg achterlopen. Zij zou ook graag gegevens verkrijgen over nascholing of aankopen van software door de scholen. Zij had voorts gehoord dat hogeronderwijsinstellingen op het gebied van apparatuur en internet eigenlijk geen klagen hebben, maar dat desondanks ICT als leermiddel niet echt van de grond komt. Zij wilde graag een reactie van de minister daarop. ICT moet een grondige bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onder-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
2
wijs. Daartoe moet de computer in de klas net zo gewoon worden als het schoolbord en het schrift. Het viel mevrouw Barth op dat op veel scholen niet alleen scholing, maar ook beheer een knelpunt is. Zij hebben geen mensen om alles te onderhouden. Bij de voorhoedescholen is het gebrek aan software een probleem. Kennelijk loopt Nederland op dit punt niet achter bij de Verenigde Staten, maar dat is nog geen reden om zorgeloos te zijn. Nederland kan zich ook een voorsprong op de VS verwerven. De minister zet sterk in op het digitaal rijbewijs voor docenten, maar als er goed in software wordt geïnvesteerd, moeten zij automatisch de kernvaardigheden leren. Misschien wordt alleen maar een dure tussenstap ingelast. Misschien is het mogelijk tot een leerstoel didactische informatie of informatiekundige didactiek te komen, een broedplaats van kennis voor het integreren van ICT in het leerproces. De computers worden nu vaak beheerd door de ICT-coördinatoren van de school. Dat zijn dan leraren en daaraan bestaat een tekort. Haar fractie had gepleit voor verhoging van het schoolbudget om systeembeheerders te kunnen aanstellen. De minister overweegt om bedrijven bij het beheer te betrekken, maar scholen mogen daar natuurlijk nooit afhankelijk van worden. Die trekken zich terug als het economisch slechter gaat. Een MBO-school in Brabant laat studenten stage lopen op basisscholen. Dat is een beter alternatief. In het rapport van het Sociaal en cultureel planbureau wordt min of meer ontkend dat er een digitale tweedeling zou bestaan. Het SCP beschouwt het begrip «digitaal» wel erg breed. Het ging mevrouw Barth vooral om de toegang en het gebruik van internet voor alle Nederlanders. ICT kan een enorme waarde hebben bij de bestrijding van achterstanden. De computer biedt prachtige mogelijkheden om abstracte kennis op een heel concrete manier aan kinderen aan te bieden. Zorgelijk is wel dat computers worden gepresenteerd als techniek, die het vaak niet leuk doet bij meisjes. Er moet daarom software ontwikkeld worden die voor meisjes aantrekkelijk is. Het schoolbord maakt het verschil tussen jongens en meisjes ook niet groter. In de beantwoording bij de suppletore begroting voor dit jaar heeft de minister aangegeven dat hij bij gebruikte computers is overgegaan tot vraagfinanciering. De nieuwe regeling kan benut worden voor ouders met lage inkomens. Mevrouw Barth beoordeelde haar echter als niet breed genoeg om een totale uitvoering van de motie-Barth teweeg te kunnen brengen. De ouders worden nu afhankelijk van de school. In de krant had zij gelezen dat het kabinet het bezit van computers via de belastingen wilde stimuleren, maar dat is voor mensen met lage inkomens helemaal niet aantrekkelijk. Uit een kleine steekproef onder een aantal scholen bleek haar dat niet één school op de hoogte was van de mogelijkheid om tweedehands computers aan ouders met lage inkomens te verkopen. Zij vroeg om een brief waarin de mogelijkheden voor ouders om een computer te kopen op een rijtje worden gezet. Zij verzocht voorts te onderzoeken wat bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand kan gebeuren. Als straks alle leerlingen via het Kennisnet een e-mailadres hebben, moeten zij dat adres ook allemaal thuis kunnen gebruiken. Zullen bedrijven die computers recyclen ook onder het lage BTW-tarief gaan vallen? In de Staatscourant stond een artikel over de bandbreedte van Kennisnet waarvan mevrouw Barth wat ongerust was geworden. Zij voelde bijzonder weinig voor het voornemen van de minister om voor Kennisnet over te gaan op publiek-private samenwerking (PPS). Kennisnet is een leermiddel dat de kerndoelen en de exameneisen moet dekken. Zij zag niet in waarom de deur wagenwijd moet worden opengezet voor commercie op het Kennisnet. Het vorig jaar heeft de minister het Kennisnet overigens nog aangeprezen als niet commercieel. Zij kon zich heel goed voorstellen dat bedrijven 3 miljoen jonge, gemakkelijk beïnvloedbare consumenten een interessante markt vinden, maar zij was eerder geneigd om die jongeren te beschermen tegen commercie. PPS is kennelijk van belang om educatieve uitgeverijen op Kennisnet te krijgen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
3
Maar zij zouden zelf veel actiever moeten zijn in ICT in het onderwijs. Tot nu toe had zij van hen niet veel meer creativiteit gezien dan peperdure cd-rom’s bij nog duurdere boeken. Uitspraken van de minister in het Algemeen Dagblad achtte zij strijdig met het convenant over sponsoring. Er kan van Kennisnet nu al gemakkelijk worden doorgeklikt naar collegenet of examennet, waarop geadverteerd wordt en dat terwijl hier nog met de Kamer over gepraat moet worden. Als Kennisnet geen aantrekkelijke content heeft, gaan niet veel scholen het gebruiken, dus daar moet eerst aan worden gewerkt. Mevrouw Barth zag veel leuke ideeën voor Kennisnet in de brief van de staatssecretaris over cultuur-ICT-onderwijs. Zij pleitte voor een bestuur voor Kennisnet dat actief op zoek gaat naar aantrekkelijke content. In de publieke sector zijn tal van organisaties te vinden die een prachtige content voor Kennisnet kunnen leveren. Zo dacht zij aan een digitaal documentatiecentrum van alle Nederlandse bibliotheken. Zij zag de meerwaarde van het in het bestuur van Kennisnet opnemen van het bedrijfsleven niet. Als de minister Kennisnet al op afstand wil zetten, kan dat het best in een stichting gebeuren. Zij betwijfelde of dat al in de opbouwfase zou moeten gebeuren. Dat er zo minder ruimte is voor ondernemen op Kennisnet vond zij geen bezwaar. Dat het PPS-kenniscentrum tot PPS adviseerde kan onmogelijk een verrassing zijn. PPS is wel goed denkbaar in het logistieke netwerk, want daar kunnen investeringen van bedrijven heel goed worden gebruikt. Op de portal site van Kennisnet zouden de bedrijven kunnen worden opgesomd die een bijdrage hebben geleverd. De bedrijven die popelen om bij te dragen aan de ontwikkeling van ICT in het onderwijs, vanwege het grote belang voor de toekomstige economie van Nederland, zouden een storting kunnen doen in een nationaal fonds, waarvan de opbrengst eerlijk over alle scholen kan worden verdeeld. De leraren die nu door educatieve uitgeverijen worden ingehuurd om schoolboeken te schrijven, zullen hun ideeën straks op het Kennisnet kwijt kunnen. De heer Cherribi (VVD) bespeurde dat de aanvankelijke aversie tegen computeronderwijs aan het omslaan is in enthousiasme. Hij hoopte dat de plannen van de minister daar verder toe bijdragen. Hij zag in alle drie modellen voor het kenniscentrum waardevolle elementen, maar vreesde voor een kloof in de samenwerking tussen lokale netwerken en het logisch netwerk, ofwel Kennisnet. Het resultaat mag niet zijn dat de scholen vanwege de afstand uitwijken naar internet. Hij vond de keuze van het ministerie van Financiën voor een PPS-constructie een heldere keuze, die synergie en strategie verbindt. Hij deelde de bestuursrechtelijke vragen van de Onderwijsraad bij de functie van de zogenaamde trustee. Hij vroeg zich af of er een juridische grondslag voor te vinden is in het Nederlandse bestuursrecht. Ook in de PPS-constructie constateerde de heer Cherribi een afgrond tussen de lokale netwerken en de contentontwikkeling van het logische netwerk. Kan zo wel genoeg rekening worden gehouden met de onderwijskundige vraag van de lokale netwerken? Hij stelde voor via maatschappelijke jaarverslagen de Kamer op de hoogte te houden van de bereikte onderwijsdoelen. Hij vroeg hoe de minister het voortfunctioneren van de PPS-exploitatie vanaf 2003 zag. Hij suggereerde om de exploitatie onder te brengen in een matchingsfonds van overheid en particuliere investeerders. De overheid draagt dan ook na 2003 bij, maar het risico is gespreid. De opbrengsten van het fonds kunnen worden geïnvesteerd in nieuwe software, nieuwe bedrijven op het Kennisnet etc. De continuïteit van het Kennisnet is zo beter gegarandeerd. Hij vroeg uit welke sectoren de strategische partners in de doelstichting die de minister voor de voorbereidingsfase wenst zullen worden geselecteerd en wanneer minder strategische investeerders in beeld komen. Wordt het onderwijskundig belang in acht genomen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
4
De heer Cherribi wilde de beheerslast van de leraren niet verzwaren met de taak om op eigen houtje digitale leerstof te maken. Hij zag ICT-implementatie op dit niveau overigens meer als een personeelsprobleem dan als een technisch probleem. Het is interessant dat de minister de leraren ruimte biedt als nieuwe digitale spelers, maar ook andere partijen, zoals de uitgeverijen, moeten worden geprikkeld. Hij vond een PPS-constructie de beste omgeving om uitgevers te prikkelen tot het maken van digitale leerstof. De minister moet er als marktmeester tegen waken, de contentmarkt te bederven met onnodige subsidies voor aantrekkelijke projecten. De uitgeverijen hebben professionaliteit, kunnen continuïteit garanderen en kunnen meer mensen inzetten. De heer Cherribi wilde beslist niet dat het Kennisnet een speelbal van de commercie wordt. Daarom hamerde hij op een solide PPS-constructie. Hij durfde dan wel sponsoring aan, die zich dan moet houden aan het off line convenant dat er bijvoorbeeld al is bij musea, dierentuinen, de publieke omroep enz. Er moet rekening worden gehouden met een gedragscode en met inspraak van leerkrachten, ouders en bestuursbonden. Sponsoring en reclame moeten wel onderwijskundige meerwaarde bieden. Hij vroeg wanneer de gedragscode aan de Kamer wordt voorgelegd. Het convenant moet deel uitmaken van de voorbereidingsfase voor de doelstichting. Het off line convenant moet gewoon on line worden. Als ouders, leraren en bestuursbonden afspraken maken over reclame, wie zou hij dan zijn om dat te verbieden? Als die reclame zich beperkt tot imagebuilding, waarom dan niet? De heer Cornielje heeft het huidige convenant ook met verve verdedigd. De heer Cherribi was dankbaar voor de versnelde uitrol en voor de invoering van computeronderwijs vanaf groep 5. Het zou, net als in Amerika en Singapore, ook beschikbaar moeten komen voor kleuters. Hij vroeg hoe het stond met de softwareontwikkeling voor het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld voor blinden. In Korea is internet voor blinden een belangrijk onderwijsinstrument. Het marktmodel kan zoiets niet ontwikkelen, maar een PPS-constructie is nuttig voor groepen die niet worden bediend door de markt. De toekomstprestatie van Kennisnet hangt af van goed, solide en flexibel onderhoud. Hij pleitte daarom voor een digitale wegenwacht, om Kennisnet kwikfit te maken. De kwaliteit van Kennisnet hangt verder nauw samen met het cultuuraanbod op het net en met de internationale aansluiting. Hij miste de aandacht voor landen als Duitsland en Frankrijk. Nederlandse scholen in het buitenland moeten toegang hebben tot Kennisnet, bijvoorbeeld op de Antillen en in Suriname. De heer Wijn (CDA) vroeg hoe de uitrol van het Kennisnet over de verschillende onderwijssoorten nu verloopt. Het vorig jaar bleek dat in meer dan eenderde van de gevallen in de pilotfase niet goed te gaan, om diverse redenen. Hij had altijd begrepen dat de verzending over de infrastructuur van glasvezelkabels, via de televisiekabelmaatschappijen, heel snel gaat. Daarvoor is noodzakelijk dat PC’s op scholen dezelfde gemiddelde snelheid hebben als een gemiddelde huiscomputer. In de media verschijnen echter berichten dat dit lang niet het geval is. Hij hoopte van de minister de verzekering te krijgen dat de snelheid van een gemiddelde PC op een gemiddelde school tussen die van een reguliere modem en van een ISDN-aansluiting zit. Het beleidsplan voor cultuur op Kennisnet is uitermate interessant en erg leuk. De sites van het Kennisnet beginnen zich goed te ontwikkelen en worden goed bezocht, maar langzamerhand is het de vraag of gebruikers er de weg nog kunnen vinden. Door een project Interactie zouden in 1999 twintig educatieve programma’s worden opgeleverd, maar dat zijn er maar zes geweest. Op een aantal punten, bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering van docenten, is er een onderuitputting van 50%. De ontwikkeling van software verloopt op dit moment veel te traag. Met name educatieve uitgevers zijn terughoudend met investeringen. De heer Wijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
5
meende dat de kip-eisituatie die is ontstaan moet worden doorbroken. Hij vroeg wanneer pay per view mogelijk zou worden, zodat educatieve uitgevers daar hun omzet uit kunnen halen. Hij verwees naar de technologisch ontwikkelingskredietregeling (TOK) van Economische Zaken, om te pleiten voor een softwareontwikkelingskrediet bij OCW. De overheid stop geld in een bedrijf dat geld stopt in de ontwikkeling van een innovatief project. Het bedrijf betaalt 50% van de ontwikkelingskosten en de overheid legt daar de helft bij. Het product wordt vercommercialiseerd, waarna de overheid 8% van de opbrengst krijgt, net zo lang totdat het hele krediet is afgelost. Het geld van de motie-Dijkstal zou naar het inzicht van de heer Wijn geheel aan software besteed moeten worden. De heer Wijn zou graag van de minister horen, wat de overheid wat Kennisnet betreft niet zelf kan of wil. Hij meende dat uitermate voorzichtig moet worden omgegaan met reclame op het Kennisnet. Tot nu toe is het onderwijs terecht niet meegegaan met de trend van vercommercialisering. Sponsoring komt nog maar heel beperkt voor. Hij vroeg zich af of dat dan wel moet worden toegelaten op een centraal Kennisnet. Hij wilde zeker geen oprekking van het huidige sponsorconvenant. Het zou bijvoorbeeld veel te ver gaan, als in het kader van de rekenles op de computer een bankafschrift met een logo van een bank te zien zou zijn, waarna men kan doorklikken naar een site van die bank, waar de leerling een prachtig welkomstcadeau bij het openen van een bankrekening wordt aangeboden. Er zou een reclamecode opgesteld moeten worden, waarin ook wordt ingegaan op de verschillen off line en on line. Hij meende zich te herinneren dat zo’n code al tijdens de pilotfase gereed zou zijn. Hetzelfde geldt voor een code over privacy, over etiquette op het net en voor een klachtencode. Zou een convenant in dit geval wel voldoende zijn? Moet niet meer worden gedacht aan contractsvoorwaarden? De heer Wijn vermoedde dat bedrijven in de rij zullen staan om te participeren in Kennisnet. De door de minister voorgestelde constructie zag hij als een gedeeltelijke privatisering. Roel Pieper zegt in het Financieel Dagblad dat bedrijven die in een Nederlands onderwijsnetwerk willen investeren zich weinig zorgen hoeven te maken over het rendement. Het risico zal voor de overheid zijn, de winst voor het bedrijfsleven. Het CDA is voor vraaggestuurde financiering. Kennisnet wordt echter centraal gefinancierd, om een soort vliegwieleffect te bereiken. Daardoor is feitelijk sprake van gedwongen winkelnering en dus van een feitelijk monopolie. Het risico is groot dat Kennisnet straks voor een koopje van de hand wordt gedaan, maar publiek belang mag niet in de uitverkoop. De waarde van Kennisnet wordt ook bepaald door de activiteiten. Zowel het fysieke als het virtuele deel van Kennisnet wordt in hetzelfde bedrijf gestopt. Om concurrentie mogelijk te maken is het noodzakelijk om de infrastructuur en de diensten die via die infrastructuur gaan van elkaar te scheiden. In de voorgestelde, ingewikkelde, structuur staat de overheid erg op afstand. Er zijn legio mogelijkheden voor competentieconflicten, belangenverstrengeling en afschuifgedrag. De heer Wijn vroeg zich af welke de rol van de minister en de controlerende rol van de Kamer daarin konden zijn. Kennisnet is zo belangrijk omdat het een basisvoorziening in het onderwijs wordt. Een succesvolle integratie van ICT in het onderwijs is cruciaal. Hij beschouwde daarom het verder ontwikkelen en in stand houden van Kennisnet voorlopig als een exclusieve publieke taak. Net nu het erom spant, wil de minister zijn verantwoordelijkheid echter verminderen en naar het bedrijfsleven overhevelen. Mevrouw Lambrechts (D66) signaleerde een positieve sfeer in het onderwijs rond het ICT, soms zelfs euforisch. Zij zette vraagtekens bij ICT voor peuters en kleuters. Misschien moet eerst eens aan bijvoorbeeld het Kohnstamminstituut gevraagd worden of er niet ook kwaad wordt aangericht als een tweejarige voor een schermpje wordt gezet. Het Kennisnet is nu een heel sjieke portal site, maar nog niet veel meer dan dat. Omdat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
6
Kennisnet een groot project is, verzocht zij om goede en actuele informatie aan de Kamer, bijvoorbeeld over afwijkingen van eerdere ramingen en doelstellingen. Zij had nu het gevoel dat die informatie heel erg versnipperd komt. Ook over didactische ontwikkelingen wilde zij regelmatig iets vernemen. Goed in beeld moet komen wat er nog ontbreekt aan de toerusting van de scholen en wat dat financieel betekent. Zij vroeg of het mogelijk was bij de begroting de toerusting en middelen voor de scholen wat steviger te maken. Zij zou ook ieder jaar willen vernemen hoeveel van de eindtermen inmiddels is gerealiseerd. Er worden commerciële cursussen voor leerkrachten aangeboden. Het was mevrouw Lambrechts niet duidelijk of de soms hoge prijzen van de cursussen altijd gelijke tred houden met kwaliteit. Het Kennisnet zou kunnen worden gebruikt als podium om ervaringen met bijscholing en prijs-kwaliteitverhoudingen uit te wisselen. De deskundigheidsbevordering voor docenten blijkt zich volgens de monitor vooralsnog op het digitale rijbewijs te richten, maar onvoldoende op didactische vaardigheden. Er is veel te zeggen voor een ICT-expertisecentrum ten behoeve van het onderwijs, eventueel aangehaakt aan een van de universiteiten. Mevrouw Lambrechts had al vaker een pleidooi gehouden voor open source software. Het is vooral de grenzeloze inventiviteit van de gebruikers die internet en het worldwide web tot een succes hebben gemaakt en niet de inventiviteit van de providers. Zij steunde de suggestie om de leerkrachten er veel meer bij te betrekken. De minister stelt voor om in samenwerkingsverbanden te investeren voor applicatiesoftware. Mevrouw Lambrechts achtte daarvoor gerichte financiële impulsen noodzakelijk. Een expertisecentrum kan zelf programmatuur ontwikkelen of laten ontwikkelen, freeware van elders geschikt maken voor het Nederlandse onderwijs, zoals ook in Denemarken gebeurt, of voor het opzetten van netwerken voor scholen en leraren die zelf aan de slag willen. Mevrouw Lambrechts verheelde niet dat zij moeite had met het bestuurlijke model van de PPS, waarin het bedrijfsleven, de minister en de scholen zitting hebben. Kennisnet moet wat haar betreft zoveel mogelijk vraaggestuurd tot stand komen. Een majeur deel van de financiële middelen voor de diensten zou via de scholen moeten lopen. Hun rol van consument moet daartoe worden versterkt. Als Kennisnet het dan niet kan waarmaken, kunnen de scholen zich altijd nog tot een ander wenden. Dat leek haar een goed liberaal uitgangspunt. De minister wil eerst laten zien dat er 3 miljoen aansluitingen zijn. De investeerders komen dan vanzelf wel. Zij beschouwde dat als de omgekeerde weg. Als de scholen aanbieder en afnemer tegelijk worden, wordt hun positie als consument niet versterkt. Zij committeren zich in het bestuur als aanbieder voor wat zij straks als consument moeten afnemen. Zij veronderstelde dat hun positie in een programmaraad of een zelfstandige gebruikersraad veel sterker zou zijn. Zij meende dat voor de minister nog niet het moment aangebroken was om zich terug te trekken. Als het straks niet goed gaat, is het de vraag wie daarop kan worden aangesproken. Is er een programmaraad, dan is helder waar de Kamer de minister op kan aanspreken. Het leek mevrouw Lambrechts dat commerciële investeerders voornamelijk in deelname in Kennisnet te interesseren zijn vanwege de toegang tot 3 miljoen jongeren en niet om educatieve redenen. Daarom was zij huiverig voor de PPS-constructie. Het Kennisnet moet vrij toegankelijk, educatief hoogwaardig materiaal opleveren. Voor commerciële diensten is het Kennisnet niet nodig. Zij meende vooralsnog dat aanpassing van het sponsorconvenant niet nodig was. Mevrouw Lambrechts had gezien dat er ook werd geïnvesteerd in de ontwikkeling van betaalfuncties. Dat verbaasde haar zeer, temeer daar daaraan al jaren wordt gewerkt door banken en creditcardmaatschappijen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
7
De heer Rabbae (GroenLinks) waardeerde de dynamiek die door de minister is ingebracht in het ICT-gebruik in het onderwijs. Hij voelde absoluut niet voor afhankelijkheid van het bedrijfsleven op dit terrein. Hij feliciteerde de minister ermee dat die tot nu toe op de goede weg was. Hij constateerde dat de minister een eigen interpretatie gaf aan de motieDijkstal. Volgens de VVO hebben de middelbare scholen extra middelen nodig om te kunnen voldoen aan alle eindtermen waaraan zij naar de verwachting van de minister moeten voldoen. Als het juist is dat het kabinet de fiscale regeling voor tweedehands computers heeft stopgezet, is het naar het oordeel van de heer Rabbae verkeerd bezig. Hij achtte het noodzakelijk dat bijzondere bijstand niet alleen wordt gegeven voor het aanschaffen van witgoed, maar ook voor computers, hoewel minister De Vries die niet zozeer als eerste levensbehoeften ziet. De heer Rabbae was van mening dat computers heel belangrijk zijn om de kinderen uit gezinnen met zeer lage inkomens ook in staat te stellen mee te functioneren in de maatschappij. Het zou de heer Rabbae verbazen als het beschikbaar stellen van e-mailadressen aan jongeren geld moest kosten. Er wordt zoveel geadverteerd met gratis e-mail. De heer Rabbae vond dat de minister zichzelf een brevet van onvermogen gaf door te stellen dat het bedrijfsleven nodig was om het Kennisnet vlot en dynamisch te kunnen opzetten. Hij had nergens expliciet gelezen dat het bedrijfsleven nodig was vanwege een aanzienlijk gebrek aan middelen. Het wilde er bij hem niet in dat het bedrijfsleven beter georganiseerd is dan de publieke sector. Soms is dat wel het geval, maar soms absoluut niet. Hij zou er absoluut geen bezwaar tegen hebben als het bedrijfsleven Kennisnet financieel ondersteunde, maar hij wilde geen relatie maken tussen de bedrijven en de leerlingen. Hij vond de constructie die de minister had bedacht ondoorzichtig. De overheid zou garant moeten staan voor de totstandkoming en de continuïteit van een basisvoorziening als het Kennisnet wordt. De WRR heeft onlangs in het advies Borgen van publiek belang gesteld dat de overheid veel meer mogelijkheden moet creëren om het publieke belang in de publieke sector in te bedden. Kennelijk wil de minister dat niet overnemen. Hij achtte de door de minister voorgestelde constructie contrair aan wat de minister zelf wil, aan de opvattingen van het kenniscentrum PPS van de heer Zalm, aan de afspraken met de scholen en aan de gedragscodes die de minister zelf ontwikkelt. Met databanking en marketing is het gedrag van consumenten heel goed na te gaan en te beïnvloeden. De PPS-constructie mag daartoe geen mogelijkheid bieden. De heer Rabbae zag meer in een agentschap, waarin wordt samengewerkt door ministerie en onderwijsveld. Als de minister meent dat daarmee nog een te stevige relatie tussen hemzelf en deze voorziening blijft bestaan, zou een stichting overwogen kunnen worden. Het antwoord van de regering De minister had in de Verenigde Staten gezien dat eerst de mensen werd geleerd om te gaan met ICT, computers, internet enz. Zoiets als een Kennisnet had men er in enkele staten, maar lang niet overal. In de scholen stond vaak een veelheid van computers van een verschillende kwaliteit en snelheid. In scholen waar men enthousiast was voor ICT, maakten de docenten heel veel gebruik van de moderne media voor het lesgeven. Met de ontwikkeling van software was men er echter nog niet ver. Dat is geen reden om in Nederland maar te berusten, maar Nederland moet wel zelf bekijken hoe het een en het ander tegelijk kan worden ontwikkeld. Gelet op de investeringen opgenomen in de voorjaarnota en straks in de begroting 2001 schaamde hij zich bepaald niet voor de ontwikkeling in Nederland. In het computergebruik in het onderwijs staat Nederland internationaal al hoog. Er moet nu worden geïnvesteerd in hardware, in Kennisnet, in deskundigheidsbevordering en in content. Hij
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
8
zegde een schriftelijk antwoord toe op een reeks van technische vragen, over bandbreedte enz. Het deed hem overigens deugd dat de Staatscourant ook opiniërende artikelen schrijft, maar hij was het met de inhoud volstrekt niet eens. De bandbreedte voor Kennisnet en de bandbreedte voor de consument zijn twee verschillende zaken. De minister had op zich genomen om informatie die tot hem kwam en waarvan hij kon vermoeden dat de Kamer er wat aan heeft ook aan de Kamer te sturen. Het nadeel daarvan is dat die informatie tamelijk versnipperd doorkomt. De monitor is vrij snel na de debatten van eind vorig jaar gekomen. De ontwikkeling van de ICT in het onderwijs gaat snel. Hij zou proberen om bij nieuwe informatie over de voortgang van ICT in het onderwijs zoveel mogelijk gebundelde informatie te geven. Met de inspectie had hij afgesproken voor de ICT-monitor een aantal portretten van binnenlandse en een paar buitenlandse scholen te maken. Daarbij kan worden geprobeerd ook een beeld te geven van de uitschieters bij scholen en regionale samenwerkingsverbanden. Tot nu toe heeft het ministerie zich vooral gericht op het beroepsonderwijs, het voortgezet onderwijs en het basisonderwijs. De minister zegde toe dat de volgende keer ook informatie over het hoger onderwijs aan de Kamer wordt voorgelegd. Traditioneel loopt het hoger onderwijs voor. Het hoger onderwijs en het PABO hebben het vorig jaar extra geld gekregen voor ICT. De TOK-regeling van Economische Zaken is hem bekend. Dat is eigenlijk een voorfinanciering. Hij wilde wel nagaan of dat zou werken in het onderwijs. Hij meende dat het, net als pay per view of pay per use, goed zou kunnen werken in de door hem voorgestane opzet van Kennisnet. Het grootste deel van de gelden vrijgekomen met de motie-Dijkstal, had de minister gebruikt voor software, namelijk 5 mln. voor de ontwikkeling van trigger applicaties, 7 mln. voor concrete opdrachten aan expertisecentra en 8 mln. extra voor de subsidieregeling voor ICT-projecten. Dit alles heeft bijgedragen aan content. Met trigger applicaties komt het verkeer beter op gang en de content is daarmee gediend. Hij probeerde te opereren in lijn met de bedoeling van de Kamer en wilde daaruit een maximaal rendement halen. Over expertisecentra en leerstoelen zijn in de commissie interessante gedachten geopperd, die de minister wilde meenemen bij de ontwikkeling van wat nu nog heet de Open universiteit en in zijn ogen een digitaal onderwijscentrum Nederland moet worden. In Heerlen bestaat heel veel kennis over de digitalisering van onderwijspakketten. Hij wilde hierop nu niet te diep ingaan, omdat er veel wordt gestudeerd op de toekomst van de Open universiteit en de mogelijkheden die daarbij ontstaan. Het zou wel vreemd zijn om in Heerlen alleen een digitaal centrum voor hoger onderwijs te hebben en daarnaast nog eens een apart digitaal centrum voor alle onderwijs te ontwikkelen. Op de betaalfunctie wordt gestudeerd vanwege de marktplaats van Kennisnet. Daarvoor en voor pay per view wordt elders bekeken of er toepassingen zijn die voor Kennisnet geschikt zijn. Met de staatssecretaris samen bekeek de minister of er inmiddels weer meer mogelijkheden zijn voor ICT en cultuur. In de Verenigde Staten wordt geweldig veel ingelogd op de sites van Discovery Channel en National Geographic. Wellicht is het mogelijk om de software van de Educatieve Omroep en andere omroeporganisaties te digitaliseren voor het Nederlands onderwijs. Inmiddels ontstaan er groepen docenten die sites en software ontwikkelen. Voor docenten is een geweldige barrière weggevallen, namelijk die van de distributie- en de drukkosten. De docenten kunnen de consument nu direct bereiken met sites. De minister wilde die ontwikkeling stimuleren, want het doet er voor hem niet zo toe wie de content precies ontwikkelt. In de notitie maatwerk 2 kan worden aangegeven dat dit misschien een extra stimulans is om de docent echt aan zijn taak van docent te laten werken, namelijk overdracht van informatie en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
9
kennis op een didactische wijze. De positie van de docent wordt daarmee interessanter. Kinderen beginnen tegenwoordig al heel vroeg met computers te werken, maar de minister wilde beginnen met het uitvoeren van de afspraken voor groep 5 en daarna. Dan kan later nog wel eens worden gekeken wat voor de lagere groepen en de voorschoolse opvang kan worden gedaan. In de Verenigde Staten worden overigens bij de voorschoolse educatie al computers ingezet. De minister pleitte daar niet voor. De minister was het absoluut niet eens met het Sociaal en cultureel planbureau dat er geen digitale kloof zou zijn. Wie niet snel genoeg weet wat met internet kan worden gedaan, zal grote problemen krijgen in de samenleving, die daar steeds meer gebruik van maakt. Juist het onderwijs heeft hier een emancipatoire taak. De digitale kloof is er niet alleen bij jongeren, maar zeker ook bij ouderen. De 40 mln. die aanvankelijk was uitgetrokken voor bemiddeling bij transacties met tweedehands computers zal aan de scholen worden gegeven, om computers om niet aan ouders ter beschikking te stellen. In nogal wat regionale opleidingscentra gebeurt dat al. Via de bijzondere bijstand is hier geen ruimte voor. Er zal veel ruchtbaarheid worden gegeven aan de regeling. De middelen zijn overigens niet hiervoor geoormerkt. De bedoeling is het bevorderen van ICT-gebruik in het onderwijs. De scholen kunnen als zij dat wensen ook meer gelden beschikbaar stellen, als zij daarvoor ruimte hebben. Mocht het effect tegenvallen, dan zal de regeling opnieuw worden bekeken. Hij zegde mevrouw Barth toe dat de initiatieven die er zijn om ouders te helpen bij de aanschaf van een computer op een rijtje worden gezet. Daarbij zal de Kamer ook worden geïnformeerd over de gang van zaken via kringloopwinkels. Omdat er veel kleinere scholen zijn, worden regionale verbanden gestimuleerd, waarin regionale opleidingscentra, voortgezet onderwijs, expertisecentra, gemeenten en onderwijs ondersteunende diensten samenwerken. Op ICT-onderwijs is een prachtig overzicht daarvan te zien. Bekeken wordt wat er aan de witte plekken kan worden gedaan. De minister was niet bekend dat er regionale samenwerkingsverbanden door de komst van Kennisnet zouden zijn verdwenen. Eerder blijkt dat Kennisnet een stimulans is, bijvoorbeeld voor Tilburg en omgeving. Bij de versnelde uitrol van Kennisnet wordt nagegaan hoe de afstand tussen lokale netwerken en Kennisnet zoveel mogelijk kan worden verminderd. Op verschillende plekken lopen MBO-studenten stage in het basisonderwijs, een uitstekend initiatief. Straks zullen 3 miljoen scholieren en leraren gebruikmaken van ICT in het onderwijs. Regering en Kamer wilden Kennisnet om ICT voor alle scholen toegankelijk te maken en om informatie die men niet in de scholen wil te kunnen afschermen. De laatste maanden is gebleken dat veel jongeren van het Kennisnet doorklikken naar internet. De scholen kunnen dat alleen afsluiten als de contentontwikkeling op Kennisnet zodanig is dat men niet naar internet meer hoeft te gaan. Met de door hem voorgestelde constructie achtte hij de commercie op Kennisnet uitstekend beheersbaar. Hij verzocht de Kamer hem de balans te laten zoeken tussen de mogelijkheden van het Kennisnet en de rol die het bedrijfsleven daarbij kan spelen. Hij was verbaasd over de reacties van de Kamer, gelet op de reacties die hij uit het onderwijsveld had gehad. De minister wilde voorkomen dat het Kennisnet een reclamezuil wordt. In het kader van artikel 23 wilde hij van de content afblijven, off line of on line. Hij is ook niet verantwoordelijk voor de studieboeken. Hij creëerde met Kennisnet niet een markt, maar die markt is er gewoon. Op internet ontstaan allerlei sites met onderwijskundige informatie, met allerlei vormen van reclame. Hij wilde met de onderwijswereld afspreken wat on line mag en wat niet als er private partijen bij worden betrokken. Hij vreesde dat als die partijen er niet bij betrokken worden, zij hun weg gaan zoeken via de andere kant van internet, maar één klik verwijderd van Kennisnet en thuis al helemaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
10
gemakkelijk te vinden. Hij achtte de huidige situatie perfect om het Kennisnet zodanig te reguleren dat het wordt wat Kamer en regering zo graag willen. Hij wilde zich daarbij niet bemoeien met de keuzes die het onderwijs maakt, maar juist van het onderwijs horen wat er kan. Hij vroeg vandaag nog geen groen licht. Hij wees wel op al hetgeen een provider aanbiedt onder het kopje onderwijs, ook aan reclame. Het leek hem het beste dat het bedrijfsleven ook activiteiten op het Kennisnet ontplooit, maar dan binnen de randvoorwaarden die het onderwijs stelt. Hij wilde de mogelijkheden daartoe onderzoeken. Als geen enkele partij geïnteresseerd is, weet men precies waar men aan toe is. De creativiteit van het bedrijfsleven mag niet ongebruikt blijven. Hij achtte de inbreng van het bedrijfsleven nodig om de snelle ontwikkeling van de ICT te kunnen volgen. Partnerschap behoeft niet via sponsoring te worden gerealiseerd. 40% van de post die het onderwijs thans ontvangt is echter commercieel van aard. Vergeleken met de reclame op de schoolcampus van het warenhuis of de reclame op het internet gaf hij de voorkeur aan een Kennisnet, waarover onderwijs, politiek en bedrijfsleven goede afspraken hebben gemaakt. Natuurlijk is het ook interessant als het Kennisnet mee wil investeren in een logisch netwerk. Hij wilde het onderwijsveld beslist niet voorschrijven welke methodes moeten worden gebruikt. De uiteindelijke vorm van de PPS-constructie is onderwerp van overleg met de partijen. De minister zou de resultaten daarvan zeker weer aan de Kamer voorleggen. De opstelling van de Kamer was voor hem geen reden om af te zien van zijn voornemen, uit te zoeken welke mogelijkheden er zijn. Het resultaat daarvan zou hij aan de Kamer voorleggen, die dat natuurlijk kan afwijzen. Hij was er echter vast van overtuigd dat dit tot een goede discussie zou leiden, omdat samen met het onderwijsveld gekomen kan worden tot een heldere afbakening van wat wel en niet kan. In zijn optiek zullen de Kamer twee vervolgstappen kunnen beoordelen. De eerste zal zijn de totstandkoming van een businessplan, een aanbestedingsstrategie, met randvoorwaarden en vervolgens zal worden vastgesteld welke partijen gaan meedoen. Daarbij zal ook blijken of het verstandig is om de infrastructuur, de bandbreedte en de content en de inhoudelijke diensten organisatorisch uit elkaar te halen. Hij sloot nog geen enkele mogelijkheid uit, omdat hij hierover met de partijen, vooral het onderwijs, wilde spreken. Ook voor life long learning zal Kennisnet een belangrijke rol gaan spelen. Op dat punt zullen er heel directe lijnen met het bedrijfsleven zijn, over het aanbieden van cursussen, opleidingen etc. De minister streefde naar een zodanig interessant Kennisnet dat doorklikken naar internet niet of nauwelijks meer nodig zou zijn. Volgens het convenant over sponsoring mag reclame niet worden toegelaten tot leermiddelen. De besturenorganisaties onderzoeken welke afspraken voor reclame op Kennisnet nodig zijn. De minister wilde hun daarvoor de ruimte geven. Vooralsnog zag hij PPS als de beste mogelijkheid om het bedrijfsleven bij Kennisnet te betrekken. In de totale afweging wordt die keuze onderbouwd. Er zijn strategische partners in beeld, maar er moet nog een selectie plaatsvinden. Die partners willen zelf ook eerst de randvoorwaarden kennen. Publieke partijen worden ook betrokken bij de ontwikkeling van het Kennisnet. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Barth (PvdA) zou graag reacties krijgen op haar suggestie tot het vormen van een nationaal fonds en over de mogelijkheid dat de minister een gesprek met de gemeenten aangaat over de aanschaf van computers via bijzondere bijstand. Mevrouw Barth had niet één overtuigend argument van de minister voor de PPS-constructie voor Kennisnet gehoord. Als een bedrijf gereguleerd op Kennisnet mag, kan het nog steeds vol commercieel op internet gaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
11
Zij maakte een vergelijking met de schooltelevisie, waar geen reclameblokken omheen zitten. Kennisnet is een leermiddel, dat de kerndoelen en de exameneisen moet dekken. Zij vroeg zich af hoe het bedrijfsleven daaraan in het bestuur van het Kennisnet een bijdrage zou kunnen leveren. Zij kondigde het verzoek aan om het verslag van het algemeen overleg op de plenaire agenda van de Kamer te zetten, zodat de Kamer zelf een aantal randvoorwaarden aan de minister voor zijn onderzoek kan meegeven. De heer Cherribi (VVD) zag in de PPS-constructie een betere vorm voor het beheer van Kennisnet dan in het marktmodel of het stichtingsmodel. Het stichtingsmodel vereist wel een onderwijskundige visie, maar geen visie op investeringen. Hij legde de nadruk op de S van samenwerking. Hij verwees naar de derde weg van Blair, Schröder en Van der Ploeg, allemaal grote sociaal-democraten. Hij had veel vertrouwen in de Nederlandse ondernemers, die zich bewust zijn van hun maatschappelijke taak, in een tijd van ethisch ondernemerschap. De minister heeft nog niets anders gevraagd dan om een onderzoek te mogen instellen. Hij gaf daarvoor graag groen licht. Hij verzocht de minister alle scholen een briefje te sturen om hen aan te sporen hun domeinnaam veilig te stellen. De heer Wijn (CDA) zag geen relatie tussen de content van Kennisnet en artikel 23. Als het om de impuls van de markt in Kennisnet zou gaan, moet men consequent zijn en alles markt maken. Nu wordt de financiering van Kennisnet zodanig geregeld dat alle scholen er nagenoeg verplicht gebruik van maken. Kennis van de ontwikkelingen en creatieve inbreng kunnen ook op een andere wijze worden verworven, bijvoorbeeld door kennis in te huren. Hij wilde het bedrijfsleven niet verbieden om op Kennisnet te komen, maar wel om er aandelen in te hebben. Bedrijven mogen best op het Kennisnet omzet maken via pay per view. Hij zag het voorstel van de minister als een organisatie van eigen onkunde. Voor PPS voelde het CDA absoluut niet, omdat de risico’s te groot zijn. Voor reclame wil het CDA een uitermate strakke code, zonder interactie. Hij stond een verdere uitwerking van het stichtingsmodel voor. Mevrouw Lambrechts (D66) zag voor de verdere toekomst twee mogelijkheden. De eerste is dat Kennisnet het eigendom van de scholen wordt. Dat kan nog niet, vanwege de risico’s. De tweede is het Deense model, waarbij Kennisnet zich onder verantwoordelijkheid van de minister ontwikkelt en de scholen sterke consumenten zijn. Zij voelde het meest voor het laatste. Vijf maanden geleden is daar ook over gesproken, maar de minister heeft toen niet gezegd dat hij het bedrijfsleven erbij nodig had. Dat de scholen bepalen onder welke randvoorwaarden bedrijven deelnemen klinkt goed, maar is niet reëel. Zij kon de minister niet verbieden met het bedrijfsleven te praten, maar zij betwijfelde ernstig of het bedrijfsleven geïnteresseerd is in deelname aan het Kennisnet als het daarop geen reclame mag maken. De heer Rabbae (GroenLinks) was van oordeel dat de minister het Kennisnet wilde openen voor het bedrijfsleven terwijl het bedrijfsleven niet nodig is voor de financiering. Buiten het Kennisnet zou het bedrijfsleven eigenlijk niets kunnen beginnen, want op het internet is het te zeer versnipperd. De overheid heeft daarmee een sterke positie. Zij zou heel goed zelf een eigen systeem kunnen opbouwen. Hij waardeerde het wel dat de minister zich frontaal opstelde, maar hij zag het nut van een verder onderzoek naar PPS voor het Kennisnet niet. De minister was bevreemd dat de Kamer niet akkoord wilde gaan met eventuele afspraken tussen onderwijs en bedrijfsleven over het Kennisnet. Hij zou het betreuren als het bedrijfsleven er ten gevolge van dit debat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
12
niet aan wil beginnen. Hij zou het onderzoek naar de mogelijkheden zekere doorzetten, om te kijken wat onder de voorwaarden van het onderwijsveld mogelijk is. Hij beschouwde dat absoluut niet als organisatie van eigen onkunde. Hij vond het juist arrogant van de overheid als zij meent helemaal zelf tot ICT-ontwikkeling in het onderwijs te kunnen komen. Als de Kamer straks met een motie over randvoorwaarden komt, zou de minister daar kennis van nemen. Indien onderwijsveld en bedrijfsleven samen die randvoorwaarden niet willen volgen, zou hij hun model toch willen voorleggen. De Kamer kan dan altijd nog «nee» zeggen. Voor het bedrijfsleven is het interessant om de voorwaarden van het onderwijsveld te kennen, want als het daaraan niet voldoet, wordt er niet maximaal gebruikgemaakt van Kennisnet. De minister was met zijn ideeën niet over één nacht ijs gegaan. Hij had al een aantal maanden gediscussieerd met vertegenwoordigers van het onderwijs en van private partijen. De minister vond het instellen van een nationaal fonds op zichzelf een goed voorstel. Wel had hij geconstateerd dat partijen die iets aan sponsoring van scholen willen doen dat liever direct doen, zodat hun naam eraan verbonden blijft. Hij zou voorts in het kabinet nagaan of wat meer ruimte mogelijk was voor het gebruik van de bijzondere bijstand voor de aanschaf van computers door ouders. De minister adviseerde eenieder om de eigen domeinnaam vast te leggen. Hij zou dat ook de scholen berichten. De voorzitter van de commissie, Van der Hoeven De griffier van de commissie, Mattijssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 733, nr. 56
13