Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
19 637
Vreemdelingenbeleid
Nr. 1047
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 10 mei 2006 De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 12 april 2006 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken en minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over: – de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 28 februari 2006 inzake asielbeleid Iran (19 637, nr. 1021). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, C q örüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD) en Meijer (PvdA). Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Lambrechts (D66), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van Schijndel (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).
De heer Van Fessem (CDA) stipt aan dat op aandringen van de Kamer het terugsturen van afgewezen asielzoekers die homoseksueel of bekeerde moslim zijn, is uitgesteld tot een nieuw ambtsbericht. Door berichtgeving in de media en standpunten van (internationale) organisaties over de situatie in Iran brengt dit ambtsbericht echter niet de verwachte duidelijkheid. Minister Verdonk oordeelt de terugkeer van homoseksuelen en bekeerde moslims als verantwoord. Nota bene de minister van buitenlandse zaken van Iran geeft echter aan dat het moeilijk blijft om met zekerheid te zeggen wat de exacte reden is voor executie van een aantal homoseksuelen. Nader onderzoek laat volgens hem zien dat de veroordelingen niet louter en alleen vanwege homoseksualiteit hebben plaatsgevonden. Vluchtelingenwerk ziet innerlijke tegenstrijdigheid in het ambtsbericht en spreekt van onjuist gebruik van gezaghebbende bronnen en eenzijdig gebruik van landeninformatie, met verwijzingen naar arrestaties onder bekeerlingen, het International Religious Freedom Report 2005 van het US Department of State, het Deutsche Orient-Institut, Human Rights Watch en naar de evangelisatiebeweging Open Doors. Is de minister van Buitenlandse Zaken van zins om voortaan geluiden uit de maatschappij, bijvoorbeeld die van het COC, bij het opstellen van de terms of reference te betrekken? De CDA-fractie heeft behoefte aan meer helderheid over de positie van homoseksuelen, christenen en tot het christendom bekeerde ex-asielmoslims. Het recente ambtsbericht bevat geen wezenlijk nieuwe informatie. Vandaar het verzoek om een aanvullend ambtsbericht. Voor de tussenliggende periode moet het vertrekmoratorium voor homoseksuelen en bekeerde moslims in stand blijven.
KST97183 0506tkkst19637-1047 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
1
1
De heer Klaas de Vries (PvdA) toont zich geschokt door de brief van minister Verdonk van 28 februari. Daarin staat dat het vertrekmoratorium voor uitgeprocedeerde homoseksuele asielzoekers kan vervallen omdat er geen korte periode van onzekerheid meer is. Het ambtsbericht van minister Bot laat echter zien dat er waarschijnlijk een heel langdurige periode van onzekerheid bestaat en vermeldt bovendien dat op homoseksuele geslachtsgemeenschap de doodstraf staat. De Iraanse autoriteiten ontkennen dat homoseksuelen alleen geëxecuteerd zijn vanwege hun geaardheid en dat er meestal concrete misdrijven in het spel waren. Welk geloof hecht de Nederlandse overheid echter aan de Iraanse autoriteiten? Homoseksuele geslachtsgemeenschap is toch een concreet misdrijf in Iran? Enkele rapporten laten overigens zien dat met enige willekeur aan de tenlasteleggingen andere feiten worden toegevoegd. In het ambtsbericht van minister Bot staat dat de beschuldiging van sodomie op zichzelf nooit primaire aanklacht is geweest. De praktijk laat echter zien dat het vaak een subsidiaire tenlastelegging is. In het ambtsbericht staat dat het niet totaal onmogelijk is voor homoseksuele mannen en vrouwen om maatschappelijk te functioneren. Op basis van deze stelling kunnen deze mensen toch niet terug worden gestuurd? Ook de boodschap dat deze mensen niet al te openlijk voor hun seksuele geaardheid moeten uitkomen, is een Nederlandse minister onwaardig. De motieDittrich (19 637, 474) stelt toch niet voor niets dat er geen beperkingen mogen worden opgelegd in een beschikking die tot uitzetting leidt? Het ambtsbericht stelt dat repressie en intimidatie van christenen heeft plaatsgevonden, samenhangend met actieve bekering van moslims. Als de christenen zich een beetje rustig houden, kunnen ook zij blijkbaar probleemloos functioneren in de Iraanse maatschappij. De heer De Vries heeft grote bezwaren tegen deze redeneringen. Uitgeprocedeerde asielzoekers mogen alleen terugkeren als dat veilig is en als deze mensen zich op essentiële gebieden, zoals geloof en seksualiteit, vrij kunnen gedragen. Aan die voorwaarden is op geen enkele wijze voldaan. De heer Visser (VVD) bedankt de bewindslieden voor de briefing over de totstandkoming van de ambtsberichten. Over de doodstraf, de mogelijkheid om openlijk homoseksualiteit en religie te tonen en te beoefenen en dat religie en seksuele geaardheid kunnen leiden tot asiel en de erkenning als vluchteling bestaat in de Kamer geen verschil van mening. Dat is iets anders dan het beeld dat iedereen die zegt christen of homo te zijn zonder pardon naar Iran wordt teruggestuurd. De beschrijvingen in het ambtsbericht en het daarop gebaseerde beleid staan wel ter discussie. Een goede discussie is echter onmogelijk als er vraagtekens worden geplaatst bij het ambtsbericht als neutrale bron. In de brief van 11 april schrijven de bewindslieden zich niet in toon en inhoud van de mediaberichten te herkennen en alle suggesties van de hand te wijzen. Kan daarop dieper in worden gegaan? Kunnen de bewindspersonen reageren op de harde woorden van hoogleraar Grünfeld over de ambtsberichten? Waar baseert hij die algemene kritiek op? Aan de hand van de door het ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie opgestelde terms of reference, de opdracht, doet het ministerie van Buitenlandse Zaken feitelijk onderzoek om tot antwoorden te komen en het ambtsbericht op te stellen. Zijn die terms of reference gewijzigd na de incidenten in Iran vorig jaar of is sprake van dezelfde procedure? Kan minister Verdonk inzage geven in het aantal asielverleningen op grond van christelijk geloof of seksuele geaardheid? Kan inzage gegeven worden in hoe vaak rechters gebruik hebben gemaakt van de onderliggende stukken na het oordeel van de IND? Zijn er individuele ambtsberichten op specifieke punten over Iran? Negen andere landen kennen de doodstraf op homoseksuele geaardheid. Hoe gaat de Nederlandse regering daarmee om? Antwoord op onder meer deze vragen is nodig voor een definitieve
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
2
weging van hoe het ambtsbericht zich verhoudt tot de daaruit door de regering getrokken conclusies. Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) krijgt van geen enkele groep mensen zo veel mails als van christenasielzoekers die bang zijn terug te moeten naar Iran. Vandaar dat verzocht is om een nieuw ambtsbericht, waarop minister Verdonk in haar brief reageert met de stelling dat tot het christendom bekeerde moslims in Iran maatschappelijk probleemloos kunnen functioneren. Dat oordeel kan echter moeilijk herleid worden tot het ambtsbericht. Christenen worden op school en op de arbeidsmarkt gediscrimineerd. Ook bij de overheid worden zij geweerd. Aan de zorgvuldigheid waarmee het ambtsbericht tot stand is gekomen, wordt niet getwijfeld. Teleurstellend is echter dat er veel niet in staat, zoals hoe het met de waarschijnlijk door de overheid geïnstigeerde moord op een voorganger zit en wat er gebeurd is met de tien dominees die na marteling vrij zijn gelaten. Van actievere christenen wordt in het ambtsbericht gesteld dat de politie niet controleert wie de kerk in en uit gaat. Er zijn echter berichten dat het deze mensen verboden is, in de eigen landstaal, het farsi, te preken. Een Iraanse voorganger die inmiddels asiel heeft gekregen in Nederland vertelt dat de overheid in dat geval spionnen stuurt, telefoongesprekken afluistert, leden oppakt voor ondervraging in periodieke gevangenissen en hen overeenstemmingen laat tekenen om niet meer naar de kerk te zullen gaan. Bij nieuwe overtredingen worden zij via hun kinderen bedreigd, worden zij geslagen, worden zij in diskrediet gebracht met vals bewijs en worden werkgevers gedwongen hen te ontslaan. Van deze geluiden uit de Iraanse kerk in Nederland wordt in het ambtsbericht echter niet gerept. Mevrouw Huizinga-Heringa sluit zich wat de homoseksuele asielzoekers betreft aan bij de woorden van de heer De Vries. Het advies om niet voor de eigen religie of seksuele geaardheid uit te komen, is onmogelijk en onjuist. Deze mensen vallen reeds op omdat zij niet meedoen aan het dagelijkse bidden en zich niet opgeven als moslim. Bovendien is een geval bekend waarin het niet uitkomen voor het christelijk geloof met verblijf in de cel is bestraft. Een aanvulling op het ambtsbericht wat betreft afvallige moslims en homoseksuelen is nodig. Tot dat moment moet er voor beide groepen een vertrekmoratorium gelden. Kan de minister van Buitenlandse Zaken bij het tot stand brengen van komende ambtsberichten ook informatie van bijvoorbeeld de Iraanse kerk in Nederland betrekken? De heer De Wit (SP) is hogelijk verbaasd over het gewicht dat beide ministers toekennen aan verklaringen en beweringen van het regime in Iran. Moet voor waar aangenomen worden als het regime dat de holocaust ontkent, aangeeft dat homoseksuelen niet worden geëxecuteerd louter en alleen vanwege hun homoseksualiteit? Hiermee moet grote voorzichtigheid worden betracht. Die verklaringen en beweringen moeten zeker niet gebruikt worden om de stelling te onderbouwen dat Iran voor bepaalde groepen asielzoekers veilig is. Veiligheid moet aangetoond worden met behulp van onafhankelijke bronnen, zeker bij groepen die volgens de Iraanse wet aan vervolging blootstaan. Lezing van de stukken brengt twijfel teweeg bij de heer De Wit. Volgens het ambtsbericht is het moeilijk om met zekerheid te zeggen wat de exacte reden is geweest van executie van homoseksuelen. Het Country Report on Human Rights Practices over Iran van de Verenigde Staten benadrukt de onzekerheid waarmee deze executies zijn omgeven. Het ambtsbericht geeft aan dat marteling in Iran een veelgebruikte en door de rechter geaccepteerde manier is om verklaringen van verdachten te verkrijgen. Dat kan in deze zaken toch ook het geval zijn? Dat de andere aanklachten gewoon verzonnen zijn? Houdt minister Bot er rekening mee dat homoseksualiteit de doorslaggevende reden kan zijn voor de executies? Hoe interpreteert
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
3
minister Verdonk de onduidelijkheden op dit punt en met welke consequenties? Human Rights Watch en VluchtelingenWerk Nederland wijzen de Kamer op onvolledigheden, inconsistenties en onjuistheden in het ambtsbericht. Heeft minister Bot kennisgenomen van deze kritiek? Het ambtsbericht adviseert homo’s en christenen om niet al te openlijk voor hun geaardheid uit te komen respectievelijk niet met hun bekering in de openbaarheid te treden. De heer De Wit vindt dat van deze mensen niet gevraagd kan worden om hun seksuele geaardheid of religieuze overtuiging te onderdrukken of geheim te houden. In dat geval lijkt Iran simpelweg niet veilig genoeg voor homo’s en christenen. Gezien de twijfel over de feitelijke situatie in Iran, die ook uit het ambtsbericht blijkt, mogen deze mensen niet worden uitgezet. Mevrouw Lambrechts (D66) is niet overtuigd van de stelling van minister Verdonk dat een opschorting van uitzetting naar Iran van homo’s en bekeerde moslims niet meer nodig is. Dat kan alleen als duidelijk is dat deze groepen normaal in Iran kunnen functioneren. Het nieuwe ambtsbericht biedt daarvoor onvoldoende houvast. In Iran wordt bovendien de doodstraf op homoseksueel gedrag daadwerkelijk uitgevoerd. Het ambtsbericht stelt dat niet met zekerheid te zeggen is dat de veroordelingen louter en alleen op grond van homoseksualiteit hebben plaatsgevonden. Het is echter eveneens buitengewoon ernstig als homoseksualiteit aanleiding vormt om veel zwaardere straffen op te leggen. Hoe ziet minister Verdonk homoseksualiteit als subsidiaire tenlastelegging voor zware straffen of een doodvonnis? Vormt dat niet evengoed reden voor asiel? Wordt bovendien niet erg veel gewicht toegekend aan de ontkenning van de Iraanse autoriteiten? Is niet opvallend dat bij alle zestien gevallen de aanklacht ontvoering en verkrachting luidde? Het beeld dat oprijst uit de aan het ambtsbericht onderliggende stukken is sterk eendimensionaal. De zin dat niet louter en alleen homoseksualiteit tot vervolging leidt, wekt de indruk van een bezwerende formule. Human Rights Watch voelt zich daarnaast met het ambtsbericht totaal verkeerd geïnterpreteerd. In Iran stond op 13 november 2005 in Teheran in de krant dat twee mannen zijn opgehangen vanwege lavat (sodomie). Het ambtsbericht is tegenstrijdig over de veiligheid van bekeerde moslims. Ook zijn er signalen dat met het aantreden van president Ahmadinejad de situatie voor homo’s en christenen ernstig is verslechterd. Het ambtsbericht is niet goed genoeg om de veiligheid van deze groepen bij terugkeer in Iran juist in te schatten. Minister Bot wordt gevraagd om een nieuw ambtsbericht, toegespitst op een duidelijker beeld van de leefsituatie van homoseksuelen en christen, ook in het conservatieve zuiden van Iran. Minister Verdonk wordt gevraagd om tot die tijd geen Iraanse homo’s en christenen uit te zetten. De heer Van der Staaij (SGP) is van mening dat nader onderzoek geboden is ten aanzien van de positie van Iraanse bekeerlingen en homoseksuelen. De ambtsberichten geven daarvan een te grofmazig en te rooskleurig beeld. Instelling respectievelijk handhaving van een uitzetmoratorium is dan ook gewenst. Reeds in 1997 heeft de Kamer gedebatteerd over de situatie in Iran en het ambtsbericht daarover. In 2000 is de motie-Rouvoet/Van der Staaij (19 637, nr. 500) aangenomen zodat bekeerde moslims niet mocht worden gevraagd om bij terugkeer hun geloofsovertuiging te verloochenen. Op welke wijze geeft de Nederlandse regering uitvoering aan die motie? Hoe moet in dit verband de zin in de brief van minister Verdonk worden gelezen dat de wijze van maatschappelijk functioneren voor een groot deel wordt bepaald door de mate waarin betrokkenen met hun bekering in de openbaarheid treden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
4
Er lijkt voor bekeerde moslims sprake van een verslechterende situatie, wat wordt gesteund door berichten van Open Doors en het Deutsche Orient-Institut. Er is sprake van aanscherping van beleid, nu lokale autoriteiten blijkbaar zijn gemaand om niet-georganiseerde celgroepen aan te pakken. Open Doors beweert, in tegenstelling tot de minister van Buitenlandse Zaken, dat bekering op zichzelf kan leiden tot vervolging of negatieve aandacht. Dat past in het beeld van het grillige Iraanse regime, dat werkt met tenlasteleggingen die afwijken van wat er daadwerkelijk aan de orde is. De heer Van der Staaij is verbaasd over een IND-beschikking van 28 maart over een Afghaanse bekeerling waarbij ervan uit is gegaan dat louter en alleen afvalligheid geen probleem zou zijn. Er is in diezelfde periode toch een Afghaan tot de doodstraf veroordeeld juist vanwege bekering tot het christendom? In het ambtsbericht staat bovendien dat er geen enkel geval bekend is van strafvervolging of executie op grond van het enkele feit van geloofsafval. Het US State Departement oordeelt echter anders, namelijk dat dit «unclear» is. Mevrouw Karimi (GroenLinks) vindt dat het op basis van het ambtsbericht noch op basis van andere kennis verantwoord is om homo’s en bekeerde moslims naar Iran terug te sturen. Het ambtsbericht geeft twee argumenten voor het tegendeel. Ten eerste is het voor homoseksuelen en christenen niet totaal onmogelijk, maatschappelijk te functioneren als zij niet voor hun geaardheid of geloofsovertuiging uitkomen. De UNHCR Guidelines stellen echter duidelijk dat van mensen niet gevraagd kan worden om religie, geloof, identiteit en wijze van leven te verloochenen om niet vervolgd te worden. Dit advies van de Nederlandse regering is de wereld op zijn kop. Ten tweede zou niet bewezen zijn dat de executies hebben plaatsgevonden als gevolg van homoseksuele geaardheid. Het tegendeel is echter ook niet bewezen. Terugsturen naar Iran is dan ook niet verantwoord. Blijkbaar is bij het opstellen van het ambtsbericht de wens leidend om zo veel mogelijk mensen heen te zenden. De heer Varela (LPF) stelt vast dat vervolging en bedreiging van bekeerde moslims toeneemt in de islamitische wereld. Recent zag Afghanistan alleen onder grote internationale druk af van executie van een bekeerde moslim. Dit vormt echter geen aanleiding voor een integraal of categoraal beleid om mensen die beweren homo of christen te zijn direct een verblijfsvergunning te geven. Dat zou de aanzuigende werking van het asielbeleid vergroten naar die van de jaren tachtig en negentig. Iran zou bovendien naar hartelust christenen kunnen vervolgen, aangezien die welkom zijn in Nederland. Het beleid van minister Verdonk staat niet ter discussie, maar wel de positie en het gebruik van de ambtsberichten. Het beleid moet onderscheiden worden van de kwaliteit van de ambtsberichten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken moet zorgvuldig omgaan met de totstandkoming van dit machtige document. Daarbij wordt veelal druk gevoeld van maatschappij en politiek om soepel om te gaan met de belangen van mensen in een ver en moeilijk buitenland. Uitgangspunt moet zijn dat het ambtsbericht streng en rechtvaardig is, zodat alleen in uiterste noodgevallen categorieën mensen gemakkelijk aan een vluchtelingenstatus komen. Duidelijk is dat de minister niet af kan gaan op allerlei mails en andere berichtgeving en informatiekanalen buiten het ambtsbericht om. Antwoord van de bewindslieden De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie wijst erop dat vrijheid van religie en vrijheid van seksuele geaardheid in Nederland een groot goed is. Vandaar ook dat Nederland beschikt over een zorgvuldige procedure met ruimte voor een individuele toets en afweging bij de vraag
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
5
of iemand gevaar loopt in het land van herkomst. In 2005 is een besluiten vertrekmoratorium voor homoseksuelen uit Iran ingesteld vanwege berichten dat die op grond van hun seksuele geaardheid geëxecuteerd zouden worden. Met het oog op de zorgvuldigheid is een nieuw ambtsbericht aangevraagd, waarop na verschijnen daarvan op 28 februari 2006 is aangekondigd dit moratorium te willen beëindigen. In een debat op 9 maart is aangekondigd dat christenen uit Iran niet worden uitgezet totdat de Kamer het nieuwe ambtsbericht heeft besproken. Het nieuwe ambtsbericht geeft een nauwgezette en zeer kritische beschrijving van de situatie in Iran, relevant voor het beoordelen van asielverzoeken en besluitvorming over terugkeer van afgewezen asielzoekers. Ook wordt ingegaan op de positie van homoseksuelen en christenen, waarvoor heel veel betrouwbare bronnen, ook in de landen van herkomst, en organisaties zijn gebruikt. Het ambtsbericht maakt duidelijk wat feit en wat mening is. Overigens heeft toenmalig staatssecretaris Cohen reeds gezegd dat het asielbeleid niet tot doel heeft de eigen idealen te realiseren, maar dat het een reddingsboei is voor degenen die aannemelijk kunnen maken elders daadwerkelijk in een levensbedreigende situatie terecht te zijn gekomen vanwege hun idealen. De minister constateert dat het debat over homoseksuelen en christenen uit Iran mede beïnvloed wordt door een kritische anti-Iranstemming op het gebied van mensenrechten in brede lagen van de bevolking en ook in de Kamer. Daar is goed naar geluisterd. Om te bezien of de positie van deze groepen in Iran, zoals beschreven in het ambtsbericht, zich bestendigt, besluit de minister dan ook tot verlenging van het besluit- en vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers en tot instelling van een besluit- en vertrekmoratorium voor christenasielzoekers, waaronder bekeerde moslims. Om het overleg met de Kamer goed te voeren, wordt de minister van Buitenlandse Zaken gevraagd om een nieuw ambtsbericht, toegespitst op de positie van homoseksuelen en christenen in Iran. Die zal dit ambtsbericht uitbrengen in augustus 2006, waarna de minister op basis van de nieuwe informatie een beslissing zal nemen. De minister spreekt uit alle vertrouwen te hebben in de ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken. De minister zegt toe om bij de terms of reference ook organisaties in Nederland mee te nemen. De minister van Buitenlandse Zaken zal echter niet worden gevraagd om iedereen met een mening over deze kwestie te bevragen. Meer in het algemeen zal duidelijk zijn dat de terms of reference aangepast worden aan de actualiteit in een land van herkomst. Op de vragen hoe vaak asiel is aangevraagd en hoe vaak asiel is gegeven op grond van homoseksualiteit en christelijke geloofsovertuiging wordt een schriftelijk antwoord gegeven. Het is overigens onduidelijk of daarvan überhaupt een registratie bestaat. De individuele toetsing is de essentie van het Nederlandse asielbeleid, waarbij een individuele beoordeling plaatsvindt aan de hand van de situatie zoals beschreven in het ambtsbericht. De indruk dat mensen alleen of juist met een categoriale bescherming een verblijfsvergunning krijgen, is dan ook onterecht. Ook de veronderstelling dat mensen zonder een categoriale bescherming allemaal teruggestuurd worden, is onjuist. Doorslaggevend is immers of iemand in het land van herkomst in een levensbedreigende situatie terecht kan komen. De minister van Buitenlandse Zaken neemt de gelegenheid te baat om onwaarheden over ambtsberichten in het openbaar te weerleggen. Ten behoeve van de besluitvorming zal er in de maanden augustus-september een geactualiseerd ambtsbericht uitkomen, met daarbij betrokken de laatste ontwikkelingen ten aanzien van christenen en homoseksuelen. Alle beschikbare informatie wordt daarbij betrokken, ook die van mensen en groepen in Nederland.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
6
De conservatieve regering in Iran laat de laatste periode zeer van zich spreken, wat de media van alle kanten belichten. Dit staat een objectieve, zakelijke en zorgvuldige discussie in de weg. Het gaat veelal om opvattingen en gevoelens over de situatie, waarbij er echter vaak selectief in het ambtsbericht wordt gewinkeld. De ambtsberichten worden echter buitengewoon zorgvuldig en buitengewoon kritisch opgesteld. Met een ambtsbericht zijn immers mensen en mensenlevens gemoeid. Daarbij wordt getracht zo diep mogelijk te gaan bij de informatievoorziening. Ook het laatste ambtsbericht is een zorgvuldig opgesteld, degelijk onderbouwd, transparant en openbaar stuk. Dat laatste is overigens alleen in Nederland het geval. Een algemeen ambtsbericht geeft een zo objectief mogelijke beschrijving van de situatie «on the ground» wat betreft politiek, veiligheid, mensenrechten, op basis van veel informatie en zo veel mogelijk bronnen, inclusief de autoriteiten van het land van herkomst, maar ook Human Rights Watch, Amnesty International, informatie van andere ambassades en gesprekken van het ministerie met instanties in het land van herkomst. Het is echter geen mensenrechtenbeleidsnota en er worden dus ook geen conclusies in getrokken. Het is aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie om aan de hand daarvan een verblijfstitel te verlenen. Overigens gaat aan een eventuele uitzetting een jarenlange individuele procedure vooraf waarbij rechters en andere instanties, tot aan de Raad van State toe, een en ander toetsen en de individuele asielzoekers alle ruimte krijgen om hun zaak te bepleiten. Het ambtsbericht is slechts een hulpmiddel om te bezien of mensen moeten worden teruggestuurd. In dit specifieke geval betekent dit het op basis van alle nieuw aangedragen informatie en nieuwe feiten zorgvuldig toetsen van het ambtsbericht. Zo zal aandacht worden besteed aan het mogelijk meewegen van homoseksualiteit in strafprocessen. Daarbij wordt met de verschillende organisaties opnieuw contact opgenomen. Het is eenvoudigweg niet waar dat de Nederlandse regering zich alleen baseert op uitspraken van de Iraanse autoriteiten. Het is ook niet waar dat in het ambtsbericht naar conclusies toe wordt geschreven. Nadere gedachtewisseling De heer Visser (VVD) verzet zich niet tegen de conclusie van minister Verdonk. Mevrouw Lambrechts (D66) wijst nogmaals op de motie-Dittrich, waarin wordt gesteld dat terugkeer alleen mogelijk is als mensen in het land van herkomst, bijvoorbeeld, voor hun geloof of homoseksuele gezindheid uit kunnen komen. De heer Van der Staaij (SGP) wijst erop dat onbekend is of op grond van homoseksualiteit of geloofsbekering vaak asiel wordt verleend aan vluchtelingen uit Iran. Duidelijkheid daarover zou het bestaande beeld kunnen nuanceren. Is de minister bereid te onderzoeken of de bedoelde duidelijkheid kan worden verschaft? Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) is erg blij met de beslissing van minister Verdonk. Zij onderschrijft de vraag van de heer Van der Staaij. De Kamer kan zo beter zien hoe de minister daarmee omgaat. Of heeft de minister daarvoor angst? Mevrouw Karimi (GroenLinks) heeft grote zorgen over het ambtsbericht, zeker waar er in zekere zin staat dat homoseksuelen en christenen die zich gedeisd houden geen bescherming behoeven. Hoe werken dergelijke conclusies door in de individuele toetsing?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
7
De heer Klaas de Vries (PvdA) constateert dat het bestaande vertrekmoratorium voor homoseksuelen wordt verlengd en dat er een nieuw moratorium komt voor bekeerlingen. Geldt voor beide groepen dat de huidige opvang door de Nederlandse overheid, indien van toepassing, wordt gecontinueerd? De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie maakt onderscheid tussen het vermogen om cijfers te genereren en de zorgvuldigheid van de asielprocedure. In de systemen wordt momenteel niet geregistreerd op grond waarvan mensen asiel wordt verleend. Meer in het algemeen is het de vraag welk belang ermee gemoeid is om de Kamer dergelijke cijfers te verschaffen. Er bestaat overigens geen relatie tussen het aantal mensen dat asiel is verleend op grond van homoseksualiteit of geloofsovertuiging en de betrouwbaarheid van de asielprocedure. Bij een individuele toetsing is de vraag aan de orde of mensen bij terugkeer naar het land van herkomst terechtkomen in een levensbedreigende situatie. Overigens heeft de minister eerder toegezegd dat mensen ook gedurende de eerste asielprocedure en de tweede asielprocedure hun homoseksualiteit ter sprake kunnen brengen. De opvang van beide groepen wordt gedurende het moratorium gecontinueerd. Toezegging De minister van Buitenlandse Zaken zegt toe in de maanden augustusseptember met een nieuw algemeen ambtsbericht over Iran te komen. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, Beuker
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1047
8