Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
25 434
Structuurversterking filmindustrie
Nr. 38
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 december 2007
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Van Gent (GroenLinks). 2 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).
KST113855 0708tkkst25434-38 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, de vaste commissie voor Economische Zaken2 en de vaste commissie voor Financiën3 hebben op 14 november 2007 overleg gevoerd met minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Plasterk over: – de brief van de Raad voor Cultuur d.d. 20 juni 2007 ter aanbieding van het advies van de Raad voor Cultuur «Toptalent begint bij ambitie – over de ontwikkeling van filmtalent» (OCW 0700-476); – de brieven van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 december 2006, resp. 4 juli 2007 inzake een reactie op het advies van de Raad voor Cultuur over filmbehoud; verslag van een schriftelijk overleg (25 434, nrs. 30 en 31); – de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 juli 2007 inzake benoeming interim-bestuur Filmfonds (25 434, nr. 32);
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA). 3 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming
(VVD), Omtzigt (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Anker (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Spekman (PvdA) en Van Dam (PvdA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
1
–
bij de brief gevoegde bijlage de brief aan het bestuur van het Nederlands Fonds voor de film van de directeur-generaal Cultuur en Media van 29 juni 2007 en het Advies inzake herziening van de Uitvoeringsregeling lange speelfilm en het ontwerp van de suppletieregeling filminvesteringen Nederland en de implementatie hiervan door het Nederlands Fonds voor de Film van 21 mei 2007; (bijlage bij 25 432, nr. 32); – de brief van de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, resp. Financiën d.d. 19 november 2004 inzake filmstimuleringsbeleid (25 434, nr. 22); – de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 9 november 2007 inzake de kabinetsreactie op het Advies van de Raad voor Cultuur «Toptalent begint bij ambitieover de ontwikkeling van filmtalent» (25 434, nr. 33). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Leerdam (PvdA) hoopt dat dit een eerste stap is in het creëren en verder uitbouwen van een Nederlandse filmcultuur, met een context rondom filmvoorstellingen, zoals nagesprekken, debatten en artikelen. Nu wordt er vooral door filmkenners onderling nagesproken tijdens filmfestivals. Dat moet beter. Hij pleit daarom voor een sectorinstituut of een vijfstappenplan. De jongeren van nu zijn de filmmakers en het filmpubliek van de toekomst. Filmeducatie en het stimuleren van de interesse voor films zijn vooral afhankelijk van individuele initiatieven. De directeur van de Film- en Televisieacademie zoekt bijvoorbeeld samenwerking met scholieren. Overheid en culturele instellingen moeten filmeducatie structureel inpassen. Kan de minister informatie geven over de laatste stand van zaken bij het Filmfonds, zo vraagt de heer Leerdam. Jarenlang is het maken van documentaires en animatie onderbelicht, terwijl beide disciplines Nederland nationaal en internationaal aanzien hebben gegeven. Uit de immense populariteit van Amerikaanse, Japanse en Europese animatiefilms blijkt dat hiervoor wereldwijd een groot internationaal publiek bestaat. Nederland heeft een sterke creatieve industrie en e-culture, maar documentaires werden het eerste slachtoffer van de bezuinigingen op de publieke omroep. Het doet hem deugd dat de minister de publieke omroep 100 mln. extra heeft gegeven en hij hoopt dat de publieke omroep weer in documentaires zal investeren. Hij verzoekt de minister om documentaires voor televisieformats en het filmdoek in kaart te brengen, zodat passend beleid ontwikkeld kan worden. Hiervoor kan een apart potje nodig zijn, aangezien Nederland geen beleid heeft voor documentaires en het IDFA jaarlijks kampt met financiële problemen. Holland Film levert, met een beperkt budget, zeer goed werk. Om de Nederlandse film, documentaire en animatie voet aan de grond te laten krijgen in het buitenland, moet Holland Film echter meer kunnen doen. Hij roept de minister op om een gedeelte van eventueel vrijkomende middelen over te hevelen naar Holland Film, zodat de Nederlandse film internationaal en nationaal verder kan worden gepromoot. De heer Leerdam signaleert dat het btw-tarief op bioscoopkaartjes in 1995 van hoog naar laag ging, zonder dat er duidelijkheid was over de besteding van de vrijkomende middelen. Is die duidelijkheid er nu en kan de minister een overzicht geven van de opbrengsten vanaf 1995 en de verdeling van de middelen over de instellingen? Op allerlei terreinen zijn de gevolgen van digitalisering zichtbaar, maar plagiaat, piraterij en inbreuk op het auteursrecht zijn zo oud als het auteursrecht zelf. De heer Leerdam maakt zich hier ernstig zorgen over. Hij roept de minister op om met de ministers van Economische Zaken en van Justitie een interdepartementale werkgroep in te stellen om de feiten en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
2
bedreigingen in kaart te brengen. Daarbij moet gekeken worden naar de aanpak in de omringende landen en de te treffen maatregelen. Het digitale domein valt niet volledig dicht te spijkeren, maar de audiovisuele sector moet gezond de toekomst ingaan. Het is jammer dat de verhalen van Nederlanders met een andere afkomst niet terugkomen in de filmproducties. Hierdoor herkent een deel van de bevolking zich niet in de films, maar ook in commercieel opzicht is dit niet verstandig. De nieuwe Nederlanders vinden dat hun verhalen niet terug te zien zijn in de bioscoop. Films als Shouf shouf Habibi zijn niet vanzelf tot stand gekomen. De overheid zou het Filmfonds moeten prikkelen om dit soort bewegingen te stimuleren. De heer Leerdam signaleert dat er in de Fine-regeling sprake zou zijn van een onderuitputting van 1,4 mln. In dit licht presenteert hij een vijfstappenplan, dat gefinancierd kan worden met de resterende middelen van de Fine-regeling. Stap 1: Het Filmfonds krijgt extra geld, zodat het kan werken aan draagvlak in de sector en aan verdieping van zijn werkzaamheden. Stap 2: Filmeducatie. Stap 3: Documentaire- en animatiesector, met name de doorstroom en talentenontwikkeling. Stap 4: Holland Film. Internationale en lokale publiciteit en marketing van de Nederlandse film. Stap 5: Culturele diversiteit. De heer Van der Ham (D66) brengt naar voren dat het aandeel van de Nederlandse film in de bioscoop de afgelopen jaren flink is gestegen, mede door stimuleringsmaatregelen van de overheid. Er zit veel potentie in de Nederlandse film, maar filmmakers worden vaak gehinderd door bureaucratie en gebrek aan continuïteit. Daarnaast ondervinden zij concurrentie van Amerikaanse producties en eigenzinnige films uit landen met een beter filmbeleid. Daarom moet het Nederlandse filmbeleid worden verbeterd. Het vorige kabinet heeft eerste stappen gezet en de minister breidt dat beleid uit. Dat is goed, maar het kan beter. Zo wordt de matchingregeling ondergebracht bij het Filmfonds. De minister geeft aan dat de taken van deze fondsen strikt gescheiden worden. Het is belangrijk om hierop toe te zien in de structurele organisatie en door een evaluatie van de praktijk. Wanneer en hoe gaat de minister die evaluatie uitvoeren? Ook neemt de regering veel van de adviezen van de Raad voor Cultuur over, die vervolgens worden doorgesluisd naar het Binger Filmlab. Heeft het Filmlab genoeg geld om deze opdrachten uit te voeren? De Raad voor Cultuur zal de stimulering van animatiefilms verder uitwerken. Hierbij moet ook de gamingsector worden betrokken, die veel ervaring heeft met productie en ontwerp van animatiefilms. De heer Van der Ham stelt voor productiehuizen op te richten, zodat regisseurs, camera- en geluidsmensen, acteurs en schrijvers sneller een oeuvre of stroming kunnen ontwikkelen, terwijl het productiehuis de formele zaken afhandelt. Buitenlandse ervaring leert dat dit regelmatig leidt tot nationale en internationale successen. Ook moet samenwerking tussen omroepen en filmmakers beter worden. Omroepen worden nu via het CoBo-fonds geprikkeld om voor een relatief klein bedrag in filmproducties te stappen, waarvoor zij grote invloed terugkrijgen. Voor filmmakers werkt dat frustrerend, omdat omroepen nergens toe worden verplicht. Wat hem betreft moeten ook commerciële omroepen en andere investeerders aanspraak kunnen maken op fondsen als het CoBo en het Stifo, zodat meer concurrentie en continuïteit ontstaat. Filmmakers moeten maximaal kunnen profiteren van particuliere investeringen, mecenaat, culturele beleggingen en sponsoring, zodat ook artistieke films meer middelen ter beschikking hebben. Podiumkunsten, opleidingen en tv- en filmmakers moeten ook beter samenwerken. Professionele registraties of verfilmingen van succesvolle theaterproducties en samenwerking tussen schrijvers, regisseurs en acteurs dragen bij aan de ontwikkeling van het Nederlandse drama. Hij pleit voor meer aandacht voor film en tv op toneelscholen en kunstacademies. Kan de minister dit stimuleren? In
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
3
reactie op een door hem ingediende motie over dit onderwerp zegt de minister geen middelen te hebben om zorg te dragen voor de registratie of verfilming van podiumkunstvoorstellingen. Hij verzoekt onderzoek te doen naar de exacte kosten hiervan en pilots te houden. Publieke omroepen staan hier welwillend tegenover, maar hebben wellicht een extra duwtje nodig. Door een gebrek aan opdrachten en financiën gaan veel talentvolle animatiemakers naar het buitenland, terwijl deze filmsoort tot exportproduct kan uitgroeien. Ook de groeiende game-industrie kan hiervan profiteren. Ook hier kan een productiehuis uitkomst bieden. Gezien de artistieke en democratische waarde van maatschappelijke documentaires stelt de heer Van der Ham voor hiervoor een fonds in te stellen. Voor opdrachtgevers en investeerders is het namelijk moeilijk in te schatten wat de waarde van zo’n documentaire is, voordat journalistiek onderzoek heeft plaatsgevonden. De heer Van der Ham steunt pleidooien uit het veld en door de Raad voor Cultuur voor een sectorinstituut Film, om producenten te helpen hun producten en concepten in het buitenland te verkopen en ze bewust te maken van mogelijkheden aldaar. Nederlandse filmfestivals moeten meer aandacht geven aan commerciële films en tv-producties. Een commercieel filmfestival kan daaraan bijdragen. De huidige menging van commerciële en artistieke films werkt promotie en het benaderen van juiste doelgroepen tegen. Internationale filmfestivals in Nederland moeten worden versterkt. Hoe staat het met de beantwoording van de Kamervragen over de besteding van het Hubert Bals Fonds en het Jan Vrijman Fonds? De regering heeft opdrachten toegezegd, maar het IDFA wacht nog op de gelden. De heer Nicolaï (VVD) vindt de voorliggende stukken erg mager en enigszins gedateerd. Hij kan zich vinden wat de Raad voor Cultuur schrijft over talentenontwikkeling, maar wil graag een prioritering aanbrengen. Nederland is goed in het maken van documentaires, animaties en kinderfilms. Waar legt de minister prioriteit? De masteropleiding Film is een goed idee, maar hoe wordt dit financieel geregeld? Om de talentenontwikkeling internationaal goed te laten aansluiten, moeten de subsidieregels aangescherpt worden. Wat wordt daarmee bedoeld? Het vorige kabinet heeft een ambitieus plan en 150 mln. neergelegd voor het filmbehoud. Waar gaat de minister de middelen op inzetten? Wat is de actuele stand van zaken bij het Nederlands Fonds voor de Film? De lijn in het advies Dijkstal/ Rienstra spreekt hem aan, hoewel hij zich aansluit bij het standpunt van de minister om niet af te wijken van het bestuurlijk model. Wat zijn de risico’s van het onderbrengen van het suppletiefonds in het Filmfonds? Is het suppletiefonds nog het enige dat over is van de hoogtijdagen van de commanditaire vennootschappen? Over de toegezegde 15 mln. voor het Nederlands drama heeft hem het bericht bereikt dat hiervan slechts 5 mln. overblijft, omdat 2007 als eindjaar beschouwd wordt en ongeveer 10 mln. minder besteed is. De heer Nicolaï herinnert eraan dat de voorzitter van de Nederlandse Filmdagen de minister een notitie over piraterij heeft overhandigd. Wat gaat hij hiermee doen? Wanneer beantwoordt hij de brief van de Nederlandse Federatie van Cinematografie? Hij roept de minister op om verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van piraterij, omdat er ook sprake is van een cultureel belang. Ten slotte zegt hij uit te zien naar de door de vorige minister toegezegde brief over documentaires. De heer Atsma (CDA) onderstreept de ambitie van de Raad voor Cultuur. Het is goed om het ultieme doel neer te zetten en voor hem is dat het behalen van Oscars. Hij steunt het betoog van de PvdA-fractie over internationalisering, maar brengt daarbij naar voren dat de ambitie weliswaar hoog mag zijn, maar dat men moet ook realistisch moet zijn. Het filmbeleid moet zich in eerste instantie richten op het Nederlandse en Neder-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
4
landstalige product inclusief rijkstalen, maar hoeft andere producten niet uit te sluiten. Alle Nederlanders moeten zich in de filmproductie kunnen herkennen. Welke bezwaren en problemen levert de vervanging van de oude fiscale regeling op, zo vraagt de heer Atsma. De film «De scheepsjongens van Bontekoe» is met een relatief klein budget gemaakt, maar andere producten worden met een veelvoud gerealiseerd. Hoe en door wie worden aanvragen voor het Filmfonds beoordeeld? Dreigen kleine producties buiten de boot te vallen doordat grote producenten een enorme greep uit het fonds doen? Hoe wil de minister de resterende 1,4 mln. besteden? Hij pleit voor creatieve ideeën om extra inkomsten te genereren. Wanneer komt de commissie Sanders met voorstellen? Het lijkt hem goed als minister en Kamer hierop kunnen anticiperen. Het is goed dat de coalitiepartijen 100 mln. voor de publieke omroepen hebben gereserveerd. Er moet inderdaad meer interactie tussen omroepen en filmindustrie komen om elkaar te versterken, maar omdat niemand wil dat belastinggeld in de zakken van aandeelhouders verdwijnt, lijkt het hem niet verstandig om commerciële omroepen uit de fondsen te laten putten. Hij hoopt dat de bemoeizucht van de publieke omroepen aan de orde komt in het mediadebat. De heer Atsma vindt dat piraterij moet worden aangepakt, maar pleit ervoor om niet opnieuw het wiel uit te vinden en de aanpak in andere sectoren hierbij te betrekken. Ook is hij voorstander van een sectorinstituut, hoewel de taken en voortgang hem niet geheel duidelijk zijn. Het is fantastisch dat het Instituut voor Beeld en Geluid gerealiseerd is. Hij pleit voor verantwoording door middel van een jaarlijkse rapportage. De heer Jasper van Dijk (SP) vindt dat de overheid de taak heeft om kwetsbare en niet-commerciële films te stimuleren. De Raad voor Cultuur verwoordt in zijn advies een aantal knelpunten in het huidige beleid en doet zorgelijke uitspraken over de verspreiding van niet-commerciële films. Hij vraagt naar de visie van de minister op deze punten. Deelt hij de conclusie van de Raad voor Cultuur dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door een weinig daadkrachtige aansturing van het proces mede verantwoordelijk is voor de stagnatie en zo ja, wat gaat hij daaraan doen? Er wordt gepleit voor een macro-economisch onderzoek naar digitalisering, zodat inzicht ontstaat in de benodigde investeringen, de economische potentie en de culturele effecten, terwijl in brieven van de NVF en de NVB wordt gepleit voor een onderzoek naar piraterij. Hoe ziet de minister en hoe kijkt hij aan tegen samenwerking met het ministerie van Justitie? De heer Van Dijk vindt dat de suppletieregeling tot een bizarre situatie met lange wachtrijen heeft geleid. Houdt de minister vast aan dit systeem of heeft hij iets anders bedacht om dit soort praktijken te voorkomen? Wat vindt hij van de oude CV-regeling? De brief over toptalent is wat summier. De Raad voor Cultuur legt de nadruk op vier problemen en pleit voor een stevig sectorinstituut, vergelijkbaar met dat voor architectuur, dat 400 mln. subsidie krijgt. Hoe ziet de minister deze vergelijking en welke maatregelen en middelen wil hij hiervoor beschikbaar stellen? Voor filmbehoud is het project «Beelden voor de toekomst» ingesteld. Het is goed om dat jaarlijks te evalueren. Kan het materiaal gratis toegankelijk worden gemaakt voor het onderwijs? De Federatie Filmbelangen geeft in haar brief aan dat het budget voor fictie op de publieke omroep met 21% van de totale zendtijd het laagst is. De Federatie vraagt zich af in hoeverre het extra bedrag van 7 mln. slechts een papieren verbetering is door een verschuiving van uitzenddata.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
5
Antwoord van de minister De minister stelt voorop bij de bezuinigingsronde tot het uiterste te zijn gegaan om te voorkomen op de 100 mln. voor de intensivering van cultuur zou worden beknibbeld. Binnen de sector cultuur vindt hij de filmsector de meest toegankelijke, omdat de hoge en lage filmcultuur naadloos op elkaar aansluiten en iedereen wel eens naar de film gaat. In andere culturele sectoren is die toegankelijkheid minder. De filmsector bloeit daardoor, getuige het feit dat thans drie Nederlandse films in de top drie van best bekeken films staan. Het filmbeleid heeft daaraan zeker bijgedragen, omdat ongeveer de helft van de producties wordt gesubsidieerd. De basis van het succes zijn de publieksfilms, die aandacht voor de sector, middelen en talent trekken. Daarnaast moeten niet-commerciële films kunnen worden gemaakt, waarin het subsidiebeleid een belangrijke rol speelt. De beste manier om goede internationale films te maken, is de productie van typisch Nederlandse films. In het buitenland zit men niet te wachten op een Hollywoodachtige productie, maar juist op een authentieke film. Het filmbeleid moet een internationale ambitie hebben, maar de doelstelling van het Nederlandse subsidiebeleid mag nooit zijn om films te maken voor het buitenland. Het beleid is gericht op het maken van topfilms, die vanzelf internationaal succes creëren. Dat levert extra middelen, waarmee nieuwe producties gemaakt kunnen worden en het trekt ook talent aan. Nederlandse films zijn inderdaad de basis van het filmbeleid, omdat daar de kracht ligt. Een criterium voor subsidie van het Filmfonds is dat de film Nederlandstalig moet zijn of zich grotendeels in Nederland moet afspelen. Daarnaast kan de internationalisering van de filmindustrie bereikt worden door Nederlandse concepten in het buitenland te promoten. Film heeft overigens ook een voorbeeldfunctie bij de integratie in Nederland. «Shouf shouf Habibi» en «Het Schnitzelparadijs» zien hiervan goede voorbeelden. De directeur van het Instituut voor Beeld en Geluid is benoemd tot kwartiermaker om te onderzoeken onder welke bestuurlijke voorwaarden een sectorinstituut gerealiseerd kan worden. Het ligt voor de hand om het Filmmuseum hierbij te betrekken, maar omdat dit momenteel andere zaken aan het hoofd heeft, wil de minister daar niet op wachten. Hij wacht de bevindingen af, alvorens te besluiten over plaats en inhoud van een sectorinstituut. De Filmbank, Holland Film, de Mediadesk en het Nederlands Instituut voor Filmeducatie gaan op in het sectorinstituut. Hun taken zijn promotie en internationale vertegenwoordiging, educatie, informatie, debat, het inventariseren, waarderen en ontsluiten van erfgoed, documentatie en archivering en afstemming en coördinatie. Dat is vergelijkbaar met de taken van het sectorinstituut-architectuur, dat structureel 4,7 mln. subsidie krijgt. De oude CV-regeling, die te ingewikkeld was en te hoge transactiekosten met zich meebracht, is vervangen door de suppletieregeling. De Europese Commissie heeft deze regeling op 10 juli 2007 goedgekeurd. Het Filmfonds voert, onder verantwoordelijkheid van het interim-bestuur, de regeling uit. Aanvragen voor de suppletieregeling worden niet inhoudelijk getoetst. De maximale bijdrage is 35% van de filmkosten tot een maximum van 2,5 mln. Van de overige 65% moet ten minste 25% door marktpartijen gedragen worden. Omdat het budget niet geheel is gebruikt, verwacht de minister in de toekomst niet veel problemen met de aanvraagprocedure. De eerste aanvragen zijn goedgekeurd en de bijbehorende producten zullen eind volgend jaar in de bioscoop verschijnen. Vooralsnog voorziet hij geen problemen, maar hij houdt de vinger aan de pols. De suppletieregeling en de andere activiteiten van het Filmfonds worden door verschillende directeuren behartigd. Deze scheiding wordt in 2008 geëvalueerd. Het Filmfonds heeft per 1 juli 2007 een interim-bestuur, bestaande uit drie leden die niet direct bij de filmsector betrokken zijn. Het is daarmee ook het bestuur van de stichting Holland Film Promotion, dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
6
als taak heeft om de voorgestelde wijzigingen tot een raad van toezichtmodel voor te bereiden. Naast de uitvoering van de suppletieregeling is het bestuur belast met het opstellen van een activiteitenplan voor de nieuwe subsidieperiode. Het nieuwe bestuur heeft de taken voortvarend opgepakt. Het Binger Filmlab is een postacademische opleiding met ongeveer 50 studenten per jaar. Het is de bedoeling om er een atelierfunctie aan te geven, waarin alle postacademische activiteiten worden ondergebracht. Omdat de minister eerst de voorstellen van de Raad voor Cultuur wil afwachten, worden daarvoor geen extra middelen ter beschikking gesteld. Aanvragen worden in de volgende subsidieronde meegenomen. De minister zegt toestemming te hebben verleend voor de ontbinding van de Stichting Investeringsfaciliteit voor de Film (Fine). Na liquidatie resteert een batig saldo van ongeveer 1,4 mln. Rechthebbenden kunnen nog bezwaar aantekenen tegen het liquidatieplan, waardoor nu nog niet vrijelijk over de middelen kan worden beschikt. Het ministerie van Financiën volgt dit. Het voornemen was om het resterende bedrag naar het Filmfonds over te hevelen, maar hij is bereid om de besteding met de Kamer te bespreken. In 1995 heeft het kabinet besloten om een verlaagd btw-tarief op bioscoopkaartjes in te voeren. Aanvankelijk werd geen overeenstemming bereikt over de besteding van de baten, maar uiteindelijk is afgesproken dat het voordeel zou toevallen aan de Nederlandse Federatie voor Cinematografie. Daarvan zou 0,8 mln. naar het Filmfonds gaan voor marketing en filmeducatie. Door het stijgende bioscoopbezoek is het btw-voordeel groter dan voorzien. Met de sector worden gesprekken gevoerd om de middelen eventueel anders te verdelen. De minister wacht de resultaten daarvan af. De minister deelt de door de HVF en NVB uitgesproken zorg over internetpiraterij. Daarbij komt dat men even buiten West-Europa de meest recente bioscoopfilms voor een paar cent op dvd kan kopen. Samen met de ministeries van Economische Zaken en van Justitie zal (een openbaar aan te besteden) onderzoek worden uitgevoerd naar economische en culturele gevolgen hiervan voor de filmsector. De resultaten van het onderzoek worden in het voorjaar 2008 verwacht, waarna de bewindslieden in mei 2008 met een beleidsreactie zullen komen. Hij zegt desgevraagd toe dat er vaart in het onderzoek komt. De minister is niet van plan om een apart fonds voor documentaires te creëren. In de eerste helft van 2008 kan een beleidsbrief over documentaires, animaties en de overlap met gaming tegemoet worden gezien. Hij wil eerst de beleidsnotitie van de publieke omroep en de conclusies van de werkgroep afwachten. De commissie-Sanders houdt zich overigens niet bezig met film in het bijzonder; zij adviseert over de cultuurproducerende instellingen. Het Instituut voor Beeld en Geluid is gratis toegankelijk voor kinderen tot twaalf jaar. De minister wil niet toezeggen dat het materiaal gratis toegankelijk wordt voor scholen, omdat dit logistiek te veelomvattend is. Hij zal de Kamer in 2008 rapporteren over het Instituut voor Beeld en Geluid. De minister is voorstander van het in beeld brengen van de opties die de combinatie tussen film en omroepen opleveren. Ook vindt hij het een sympathieke suggestie om podiumkunsten op film vast te leggen, maar de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de sector. Dij de behandeling van de mediabegroting komt hij terug op de vraag hoe de extra middelen voor de publieke omroepen ingezet worden en op de gesprekken over meer samenwerking. De publieke omroep heeft indicatief 15 mln. voor de intensivering van Nederlands drama ontvangen. Het is hem niet bekend dat hiervan slechts 5 mln. zou overblijven, omdat 2007 als peiljaar wordt genomen. Dit zal worden nagegaan. Overheidssubsidie is bedoeld voor de niet-commerciële sector en hij is dan ook niet voornemens om ook de commerciële sector te subsidiëren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
7
De minister wil zich beraden op de suggestie om vanuit het mediabeleid een publieke ruimte voor gaming te creëren, maar merkt op dat de gameindustrie zonder enige subsidie functioneert. Bovendien valt gaming niet onder het filmbeleid, maar onder de creatieve industrie. De minister wil hier op een ander moment over doorpraten Ten slotte zegt de minister toe, te zullen informeren waar de beantwoording van de Kamervragen over filmfestivals gericht op de Derde Wereld blijft. Nadere gedachtewisseling De heer Leerdam (PvdA) wil in commissieverband vaker over het filmbeleid spreken, omdat de Nederlandse filmcultuur verder moet worden uitgebouwd. Hij wil een VAO over inzet van vrijkomende Fine-middelen voor zijn vijfstappenplan. De heer Van der Ham (D66) verzoekt de minister na te gaan of filmproductiehuizen een toegevoegde waarde hebben voor film, animaties en andere filmdisciplines. De heer Nicolaï (VVD) vindt dat het belang van de filmsector moet worden afgewogen tegen dat van andere culturele disciplines. Voor de langespeelfilmregeling van het Filmfonds wordt een aantal principiële keuzes gemaakt. Volgt de minister de adviezen uit het rapport Dijkstal/ Rienstra? De heer Atsma (CDA) verzoekt de minister om de vrijkomende Finegelden op de juiste manier te besteden. Het lijkt hem niet verstandig om hierover een VAO te houden. Hij vindt het jammer dat het budget van het suppletiefonds niet volledig is gebruikt en bepleit het overschot te reserveren voor volgend jaar. Hij constateert dat de filmsector geen ander instrumentarium krijgt dan nu het geval is. De combinatie tussen de omroepen en film lukt alleen als het Stifo en het programmaversterkingsbudget hierbij betrokken worden. Hij stelt voor hierop terug te komen tijdens het mediadebat. Tot slot merkt hij op dat men trots moet zijn als Nederlandse filmmakers met succes naar het buitenland gaan. De heer Jasper Van Dijk (SP) vraagt naar de reikwijdte van het onderzoek naar piraterij en digitalisering, omdat van verschillende kanten wordt gevraagd naar alomvattender onderzoek naar de maatschappelijke waarde van bioscoopvertoningen en film als vorm van kunstbeleving. Hij adviseert zo’n onderzoek uit te voeren en piraterij daarbij te betrekken. De minister antwoordt dat in januari/ februari 2008 pas bekend is hoeveel geld uit de Fine-regeling beschikbaar is. Hij wil het vrijkomende geld overhevelen naar het Filmfonds, maar staat open voor andere suggesties. Hij vindt het idee van productiehuizen interessant en zal het Filmfonds vragen om hierover na te denken. De Kamer zal hierover schriftelijk worden geïnformeerd. In de andere culturele sectoren is men zich bewust van de grote kloof tussen film en de hogere kunsten. Met die kloof wordt rekening gehouden in de afwegingen binnen het mediabeleid. De suppletieregeling is ingevoerd, dus hij neemt aan dat de Kamer hierover een besluit heeft genomen. Desgevraagd zegt hij dat de regeling als bijlage bij de brief is opgenomen en wordt uitgevoerd, zoals beschreven. Het heeft weinig zin om het filmbeleid te beperken tot films in de rijkstalen, aangezien het Nederlands, Fries, Papiaments en Engels rijkstalen zijn. Het onderzoek naar piraterij en de culturele en economische effecten daarvan wordt zeer gericht uitgevoerd. Het advies van de Raad voor Cultuur om in samenwerking met de sector een macro-economisch onderzoek te initiëren naar de toekomstige infrastructuur en bijpassende nieuwe investering- en exploitatiemodellen voor de digitale distributie en vertoning, neemt hij
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
8
niet over. Ten slotte zegt hij toe, vragen over het Hubert Bals Fonds en het Jan Vrijman Fonds schriftelijk te zullen beantwoorden. Toezeggingen –
–
– – –
de Kamer ontvangt in het voorjaar van 2008 het resultaat van het smalle onderzoek naar de omvang en effecten van piraterij en in mei 2008 een beleidreactie van de betreffende bewindslieden; de Kamer ontvangt voor de zomer van 2008 een brief over het documentairebeleid, inclusief het animatiebeleid en de overlap met gaming; de Kamer ontvangt de jaarrapportage van het Instituut Beeld en Geluid; de vragen over het Hubert Bals Fonds en het Jan Vrijman Fonds worden schriftelijk beantwoord; de Kamer ontvangt de reactie van het Filmfonds op de filmproductiehuizen per brief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van de Camp De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kraneveldt-van der Veen De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Blok De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Erp
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 25 434, nr. 38
9