Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1981-1982
2
Rijksbegroting voor het jaar 1982
17100 Hoofdstuk XVI Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
Nr. 130
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 1 september 1982 De vaste Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk1 voerde op 23 juni 1982 een mondeling overleg met de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk over de voortgang van het gezondmakingsproces van het betaald voetbal. Ter voorbereiding van dit overleg had de bewindsman de commissie op haar verzoek een notitie doen toekomen. Deze notitie is als bijlage bij dit verslag gevoegd. De Minister was tijdens het overleg vergezeld van de volgende van zijn ambtenaren; dr. J. Verhoeve, directeur-generaal natuurbehoud, recreatie en media, drs. J. van Gorsel, hoofd directie sportzaken en drs. H. Mannen, hoofd afdeling financierings- en arbeidsaangelegenheden in de sport. De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag uit te brengen. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1 Samenstelling: Keja (VVD), Van der Sanden (CDA), Cornelissen (CDA), voorzitter, Kosto (PvdA), ondervoorzitter, Evenhuis (VVD), Worrell (PvdA), Beinema (CDA), KraaijeveldWouters (CDA), Terpstra (VVD), Hermans (VVD), Andela-Baur (CDA), Hennekam (CDA), Buurmeijer (PvdA), Niessen (PvdA), Nuis (D'66), Leerling (RPF), Cotterell (D'66), Willens (PSP), De Pree (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Wilbers (D'66) en Ter Veld (PvdA).
De heer Hennekam (C.D.A.) bracht in herinnering dat destijds is besloten tot gezondmaking van het betaald voetbal, welk proces een tijdelijk karakter (8 jaar) zou hebben. Een terugblik op de eerste vier jaar leert, dat er onmiskenbaar een paar flinke stappen naar herstel zijn gedaan. Naast de totstandkoming van een ca.o. noemde hij de noodzakelijke vermaatschappelijking van het «betaald voetbal». Vervolgens is er sprake geweest van een aanpassing van het vergoedingensysteem. Tot slot is het begrotingsbeeld aanzienlijk verbeterd. De richtlijnen van het BBI worden in dit kader beter nageleefd. De heer Hennekam realiseerde zich dat nog een fors traject te gaan is en dat het financiële beeld bepaald nog niet rooskleurig is te noemen. Bedacht moet namelijk ook worden dat de toeschouwersaantallen, en daarmee de inkomsten, de laatste jaren drastisch zijn teruggelopen. Het negatieve beeld dat is ontstaan door het wanbeheer bij enkele clubs, vertekent de algemene situatie, waarin sprake is van een verbeterde financiële positie. De C.D.A.-fractie is derhalve van mening dat op deze weg dient te worden voortgegaan. Voorwaarde is dat alle betrokkenen één lijn zullen trekken. De lijn zoals die in de notitie is aangegeven zal het uitgangspunt kunnen zijn. Ingaande op onderdelen van de notitie stelde de heer Hennekam dat, hoewel zijn fractie nooit een voorstander is geweest van shirtreclame, de
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
1
introductie ervan niet langer als ontbindende voorwaarde voor overheidssteun zou mogen worden beschouwd. De gewijzigde omstandigheden (de door de overheid aan het betaald voetbal opgelegde richtlijnen, de introductie van reclame bij andere takken van sport, de invoering van de regeling shirtreclame) laten niet langer toe dat het betaald voetbal in een uitzonderingssituatie verkeert. De koppeling aan een vereveningsfonds, als een zekere geleiding van extra middelen vond de heer Hennekam een goede gedachte. In eerste aanleg zal er door betrokkenen zelf uitvoering aan moeten worden gegeven. Afgedwongen solidariteit noemde hij uit den boze. De voeding van het fonds uit algemene inkomsten is een goede keuze, zo zei hij. Manipulaties zouden daardoor worden verhinderd. Ook voor het vergoedingensysteem had zijn fractie steeds weinig enthousiasme gehad. Het is echter zaak ideaal en werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen. De resultaten van een door het BBI ingesteld onderzoek tonen overduidelijk aan dat afschaffing ineens zou leiden tot een sterke lastenverhoging. Hoewel de C.D.A.-fractie de wens tot afschaffing onderschrijft, zal voorlopig de nadruk moeten vallen op een aanpassing van het systeem, in het bijzonder op het punt van het normenstelsel. De heer Hennekam vroeg de Minister nog of hij wilde ingaan op de suggestie om de toegangsprijzen te verlagen, alsmede op het aanvangstijdstip van de wedstrijden. Is hierover overleg gevoerd met bij voorbeeld de middenstandsorganisaties. Wat kan de rol van de overheid zijn om de aantrekkelijkheid van het voetbalgebeuren (de veiligheid) te verhogen? De heer Van der Vlies (S.G.P.) merkte op zich in een merkwaardige positie te bevinden bij het spreken over het onderwerpelijke gezondmakingsproces, nu zijn fractie tegen betaald voetbal zelf is, in de eerste plaats omdat de wedstrijden op zondag plegen te worden gespeeld. Een initiatief om te komen tot de zaterdag als speldag juichte hij derhalve toe. In de tweede plaats is deze sector in de sport in onverantwoorde mate vercommercialiseerd. De handel in mensen moet vervolgens als een sterk storende factor worden aangemerkt. Tot slot leidt het betaald voetbalgebeuren tot wangedrag. De heer Van der Vlies was gekant tegen verder gaande invoering van commercie, waartoe shirtreclame leidt. De rijksbijdrage van f 2 min. aan het fonds dient dan ook te worden afgewezen. De heer Keja (V.V.D.) verklaarde dat wat tot nu toe ter zake van het betaald voetbal is ondernomen, niets met gezondmaking uitstaande heeft. Hij achtte de patiënt zieker dan ooit. Hij wees in dit verband op een gelijkluidende conclusie door het BBI getrokken. De exploitatietekorten zijn de afgelopen jaren toegenomen. De CRM-subsidie (± f 3 min.) is net voldoende om de hogere rentelasten te kunnen betalen. Geconstateerd kan worden dat topvoetballers naar het buitenland verdwijnen en dat de toeschouwersaantallen verder dalen, waardoor clubs in verlegenheid komen en in de boekhouding kunnen gaan knoeien. Talloze maatregelen hebben ervoor gezorgd dat van gezondmaking ook geen sprake kan zijn. De heer Keja noemde in dit verband de invoering van de ca.o. waardoor volgens deskundigen f 1 tot f 3 min. is weggevloeid. Vervolgens zijn er vele miljoenen guldens aan het bepaald voetbal onthouden door het verbod van shirtreclame. Hetzelfde geldt voor de opgelegde beperkingen met betrekking tot het plaatsen van reclameborden. Indien, zo stelde hij, de principebeslissing zal worden genomen om het vergoedingensysteem af te schaffen, zal ook dat geld gaan kosten. Doorvoering van die gedachte zal funest zijn voor het betaald voetbal. Handel in mensen is verwerpelijk, doch men kan niet voorbijgaan aan een internationaal gegroeide toestand. Bovendien laten de ervaringen in Frankrijk zien tot welke gevolgen een en ander zal leiden. De beslissing om shirtreclame toe
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
2
te staan, kwam naar het oordeel van de heer Keja veel te laat. Bovendien zit er een te veel aan overheidsbemoeienis in de uitvoering. Het wordt, zo zei hij, tijd dat het betaald voetbal weer zijn eigen verantwoordelijkheid gaat dragen. De afgelopen jaren hebben in elk geval aangetoond dat de overheid geen oplossingen heeft gevonden. De heer Lankhorst (P.P.R.) ving zijn betoog aan met erop te wijzen dat de titel van de notitie de lading niet dekt. Van voortgang van de gezondmaking is derhalve dan ook geen sprake. Een motie (kamerstuk 17100, XVI, nr. 89) door hem bij de begrotingsbehandeling 1982 ingediend, verzocht de Regering, indien tot invoering van shirtreclame zou worden overgegaan, de subsidiëring stop te zetten. De ambtsvoorganger van de Minister wilde ruimte hebben om te onderhandelen en verzocht de motie in te trekken. Geconstateerd kan nu worden waartoe die onderhandelingen hebben geleid: uitsluitend tot de beslissing om shirtreclame toe te staan. De heer Lankhorst zei niet de indruk te hebben dat de b.v.o.'s van koers zijn veranderd door de opstelling van de externe geldgevers. Externe factoren hebben ze gebracht tot een redelijker opstelling. Invoering van shirtreclame zou gepaard moeten gaan met het dichtdraaien van de subsidiekraan; de prioriteiten liggen voor de P.P.R.-fractie elders. Als reden waarom zijn fractie tegen shirtreclame was, noemde hij de kortstondigheid van een dergelijke financiering voor de clubs, die tot grote onzekerheid zal leiden. De heer Lankhorst wees de bewindsman op de consequenties van de invoering van de shirtreclame voor de verantwoordelijkheid die de Minister van CRM heeft voor omroepzaken. Verdere vercommercialisering dient te worden tegengegaan. Hij vroeg de bewindsman of een reclamecode is overwogen. Voorts vroeg hij het bedrag van f2 min. in het vereveningsfonds nader toe te lichten. Wat zal de totale opbrengst aan shirtreclame zijn? Welke verdeelsleutel zal worden gehanteerd? De heer Worrell (P.v.d.A.) stelde nadrukkelijk vast dat hij de bewindsman volledig verantwoordelijk achtte voor de hier door hem gepresenteerde voorstellen. Voor de duidelijkheid wees hij erop, dat de suggestie om het betaald voetbal te subsidiëren destijds door betrokkenen zelf is gedaan. Duidelijk moet ook zijn dat de discussie van heden slechts gaat over aspecten van gezondmaking, niet over het proces in zijn totaliteit. De heer Hennekam stelt terecht dat zekere positieve resultaten zijn geboekt, ondanks een vaak starre houding van KNVB en FBO. De fractie van de P.v.d.A. is destijds akkoord gegaan met subsidiëring van het betaald voetbal, omdat zij van mening was dat de vercommercialisering niet in andere handen dan die van de overheid zou moeten komen. Hij bracht in dit verband een motie-Worrell (kamerstuk 15 300, XVI, nr. 48) in herinnering die mede ondertekend is door de C.D.A.-fractie en waarin een uitdrukkelijke relatie is gelegd tussen subsidiëring en invoering van shirtreclame. De heer Worrell waardeerde het positief dat naar het oordeel van de Minister alle middelen voor verevening in aanmerking komen. Moet dientengevolge de taakopdracht aan het BBI niet worden uitgebreid? Wil de Minister aangeven wat de positie van het BBI ten aanzien van het beheer van het vereveningsfonds en het opstellen van een verdeelschema is? Welk systeem heeft de Minister voor ogen? Hoe denkt hij ervoor te kunnen zorgen dat de rijke clubs niet rijker, en de arme clubs niet armer zullen worden? Wat zal de overheidsbijdrage in de komende jaren zijn? Het ve r goedingensysteem achtte de heer Worrell onaanvaardbaar. In het verleden is dit reeds tot uitdrukking gebracht in een door de C.D.A.-fractie ingediende motie (14994, nr. 6). De Minister kan naar zijn mening niet
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
3
volstaan met de mededeling dat het wenselijk is dat dit systeem wordt afgeschaft. Een principe-uitspraak dat het systeem op termijn zal verdwijnen is noodzakelijk. Indien de bewindsman daartoe niet bereid is, zou de heer Worrell de Kamer vragen daarover een uitspraak te doen. Kan de bewindsman mededelen hoe de stand van zaken is met betrekking tot de ca.o. voor spelers en trainers? Welke zijn de redenen dat er geen overleg is geweest over de voorgenomen maatregelen met werkgevers en werknemers? Is de Minister bereid een evaluatie uit te voeren op het punt van de systematiek van de sporttotalisator? Tot slot zei de heer Worrel dat het groene licht alleen kan worden gegeven, indien de Minister bereid is te verklaren dat geen subsidie zal worden verleend wanneer hij moet vaststellen dat betrokkenen niet zullen meewerken. De heer E. Bakker (D'66) zette uiteen dat zijn fractie reeds eerder had aangedrongen op een apart overleg over het betaald voetbal. Hij zei blij te zijn dat in het kader van het gezondmakingsproces nu aan het eind van de eerste vierjarige periode van gedachten kan worden gewisseld over de voortgang. Hij verwachtte dat het de laatste maal zou zijn in het bijzonder op het punt van de relatie gezondmaking en overheidssteun. Een scheiding zou moeten worden gerealiseerd; de rijksoverheid zou niette veel moeilijke voorwaarden meer moeten stellen. Overigens, zo zei hij, is het onbegrijpelijk dat de sectie betaald voetbal op de knieën gaat voor zo'n luttel bedrag. Nu de shirtreclame is toegestaan, behoeft men nog slechts sponsors te vinden. Hij spoorde de bestuurders van de KNVB aan zelf een soort bewakingsinstituut in het leven te roepen ten einde de b.v.o.'s in het gareel te kunnen houden. Vervolgens deed hij hun de suggestie alerttezijn ten aanzien van de bemoeienissen van de bewindsman met de toto/lottogelden, waarop het betaald voetbal recht heeft. De ambtsvoorganger van de Minister was naar zijn oordeel te ver gegaan door het bestedingsplan van de SNS niet te willen vaststellen met betrekking tot het bedrag van f2,8 min. ten behoeve van het betaald voetbal. In financieel opzicht is het gezondmakingsproces mislukt. Het geld (f 16 min.) dat CRM sinds 1978 in het betaald voetbal heeft gestoken is in een bodemloze put verdwenen. Hier dient nog een bedrag aan SNS-gelden van f27 min. te worden bijgeteld. Per saldo derhalve f43 min., terwijl het negatieve vermogen van alle b.v.o.'s te zamen f40 min. bedraagt. Vreemd is in dit verband dat het BBI slechts met een rapport kan komen waarin een visie wordt gezocht. Het redelijke betaald-voetbalstelsel dat het BBI voor 1990 ziet, kent een redelijk duistere inkomstenkant. Het gat tussen de kosten (f 94 min.) en de geschatte inkomsten (f44 min.) is erg groot. De heer Bakker meende dan ook dat men zich niet in een nieuw pseudogezondmakingsavontuur zou moeten storten. Derhalve zou er volgend seizoen geen overgangsjaar moeten komen en vooral geen nieuwe gezondmakingsperiode onder het motto «op weg naar 1990». De b.v.o.'s moeten op eigen kracht proberen een redelijk gezond betaald-voetbalstelsel in stand te houden. De overheid dient zich te beperken tot ondersteuning in de voorwaardenscheppende sfeer. Het goede voorbeeld van veel gemeenten volgend. De rijksoverheidssteun zal zich moeten beperken tot de infrastructurele sfeer, waarin zonder al te veel kosten maatregelen kunnen worden genomen die de bedrijfstak in staat stellen op eigen kracht te overleven. Gedacht zou kunnen worden aan het wegnemen van belemmeringen bij het uitzenden op televisie van voetbalwedstrijden waarbij sprake is van reclame-uitingen als shirt- en bordreclame. Uitgaande van de gedachte dat het betaalde voetbal op eigen kracht verder gaat, is het logisch dat de rijksoverheid zich onthoudt van het stellen van te veel voorwaarden. Dit betekende, naar het oordeel van de heer Bakker niet, dat de KNVB geen rekening zou behoeven te houden met de in Nederland geldende en wettelijk geregelde arbeidsverhoudingen. In dit kader past dan ook het op termijn afschaffen van het vergoedingensysteem, waardoor meer menswaardige arbeidsverhoudingen kunnen ontstaan.
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
4
Antwoord van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk De bewindsman verklaarde dat het in de discussie van heden niet gaat om de vraag of het beleid om het betaald voetbal gezond te maken moet worden voortgezet of niet. Daartoe is in 1979 reeds beslist. Op dit moment bevinden wij ons halverwege het proces. De titel van de notitie luidt dan ook logisch «voortgang» van het gezondmakingsproces. Terugblikkend op de eerste vierjarige periode, constateerde de Minister dat men met oplopende eisen is geconfronteerd in het bijzonder waar het ging om het terugdringen van de exploitatietekorten. Gesteld kan worden dat de gezondmaking niet geheel volgens de verwachtingen is verlopen. Desalniettemin is vooruitgang geboekt. De bewindsman noemde in dit verband de arbeidsverhoudingen, de accommodaties, de maatschappelijke begeleiding, de teruggedrongen terkorten. Hieraan dient dan nu het vereveningsfonds te worden toegevoegd. Op grond van een en ander zei de Minister bereid te zijn het gezondmakingsproces met één jaar te verlengen. Nadrukkelijk sprak hij niet over een nieuw vierjarenplan omdat daarover pas kan worden beslist nadat de discussie over het rapport van het BBI betreffende de toekomst van het betaald voetbal is afgerond. De vraagstukken voor het komend jaar spitsen zich toe op de verdere afstemming van uitgaven op inkomsten en het realiseren van hogere inkomsten. In dit verband is naast shirtreclame ook de verbetering van de relatie met het publiek van belang. Ingaande op het onderwerp shirtreclame zei de bewindsman bij andere gelegenheid te kennen te hebben gegeven geen warm voorstander te zijn van bepaalde vormen van reclame, omdat zij te maken hebben met een proces van schijnvrijheid. Dit legitimeert een handelend overheidsoptreden. De maatschappelijke realiteit dient echter niet uit het oog te worden verloren. De relatie sport-commercie is al jarenlang een feit; in vele takken van sport is shirtreclame reeds ingevoerd. Een en ander is in het verleden aanleiding geweest regels te stellen ter zake van sluikreclame. Hieraan kunnen nu rechten worden ontleend om shirtreclame te voeren. Voor een verbod op het voeren van shirtreclame in het betaald voetbal is geen maatschappelijk draagvlak te vinden. Bij het beëindigen van de subsidiëring als reactie op de invoering van shirtreclame, moet men zich realiseren dat de vergelijking met andere vormen van sport, die reeds langer shirtreclame voeren, leert dat ook deze overheidssteun ontvangen. De Minister van CRM moet aan voortgaande subsidiëring wel de plicht ontlenen om bij invoering van deze vorm van reclame ervoor te waken dat de sterken niet sterker worden en de zwakkeren niet verder verzwakken. Het vereveningsfonds dient hiervoor borg te staan. Het BBI zal een verdeelschema opstellen en aan de externe geldgevers en aan de KNVB voorleggen. Ten aanzien van het vergoedingensysteem deelde de Minister mede dat alle externe geldgevers van oordeel zijn dat het wenselijk is dat dit systeem wordt afgeschaft. De heer Worrell heeft gelijk als hij dit stelsel maatschappelijk, ethisch onaanvaardbaar vindt. Beëindiging kan echter niet van de ene op de andere dag plaatsvinden. Er zal een plan moeten komen; inzicht in de effecten is noodzakelijk. De KNVB heeft medewerking toegezegd aan het onderzoek. Door verschillende leden is ervoor gepleit het gezondmakingsproces stop te zetten. Dit leidt echter tot een nog veel onhoudbaarder toestand, vandaar dat is gekozen voor voortgang gedurende één jaar. Ingaande op een aantal specifieke vragen verklaarde de bewindsman dat het vereveningsfonds inderdaad de solidariteit zal dienen. Onderzoek ten aanzien van de toegangsprijzen is nodig omdat, indien mocht blijken dat andere bronnen, waaronder shirtreclame, meer geld opleveren, de verlaging van de toegangsprijzen uitdrukkelijk aan de orde moet zijn. Over het eenduidig tijdstip van spelen is overleg gevoerd met
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
5
representatieve organisaties in de detailhandel en de horeca. De KNVB zal vervolgens rapporteren over experimenten met een 8-tal eerste-divisieclubs op dit punt. De bewindsman zei er bij de KNVB op te hebben aangedrongen in overleg met het Ministerie van Economische Zaken te bezien in hoeverre bovenstaand streven kan worden bevorderd. De heer Keja heeft ongelijk als hij zegt dat er niets is veranderd. De tekorten zijn wel degelijk afgenomen. De invoering van een ca.o. heeft inderdaad geld gekost, doch het doel was betere arbeidsverhoudingen te verwezenlijken. De f 2 min. voor het vereveningsfonds is gebaseerd op voorstellen van de KNVB en de FBO die spreken over 25% van de in totaal (f8 min.) te verwachten inkomsten. CRM gaat uit van 40% van f5 min. Voor de langere termijn zal het bedrag van f 2 min. ter discussie kunnen worden gesteld. De taakopdracht van het BBI zal worden uitgebreid, zodat ook het doen van voorstellen ter zake van het vereveningsfonds eronder valt. De KNVB zal eveneens meespreken, nu het ook gaat om door de b.v.o.'s bijeengebrachte en te verdelen gelden. De standpunten van werkgevers en werknemers inzake de ca.o. voor 1982/1983 lopen sterk uiteen. De KNVB zal naar het oordeel van de Minister een arbitrageprocedure moeten bevorderen indien geen overeenstemming zal worden bereikt. In het uiterste geval zal worden overwogen geen CRM-gelden ter beschikking te stellen. De belangengroepen zijn wel in het overleg betrokken geweest. Zij hebben namelijk zetels in het sectiebestuur betaald voetbal. Aan het adres van de heer Bakker antwoordde de Minister tot slot dat de SNS niet autonoom bedragen kan vaststellen. Deze bevoegdheid heeft de Minister van CRM. In het verleden geschiedde een en ander meestal in overeenstemming. In tweede termijn stelde de heer Hennekam dat overheidsgedrag redelijk voorspelbaar moet zijn. Derhalve zal er voor een periode langer dan een jaar duidelijkheid moeten komen. Het stop zetten van het gezondmakingsproces halverwege moet wel op heel goede argumenten steunen. Aan het adres van de heer Bakker zei hij diens betoog nogal tweeslachtig te hebben gevonden. Het door hem voorgestane zou tot een nog slechtere situatie leiden. Ook de heer Worrell had naar zijn mening geen zwaarwegende argumenten aangedragen voor zijn stelling om de wedstrijd halverwege te beëindigen. Men moet zich goed realiseren dat, indien de rijksoverheid haar handen van het betaald voetbal aftrekt, dit wel eens door anderen zou kunnen worden gevolgd met alle nadelen voor het aspect passieve recreatie. De heer Keja verklaarde nadrukkelijk geen tegenstander te zijn van financiële steun aan het betaald voetbal. Wel kantte hij zich tegen een mentaliteit die ervan uitgaat dat alleen de overheid zou weten hoe het betaald voetbal gezond is te maken. Voorwaarden kunnen worden gesteld, doch de effecten dienen te worden bekeken. In dit kader dienen de opmerkingen te worden bezien die hij in de eerste termijn maakte over de ca.o. en het vergoedingensysteem. De heer Lankhorst zei een voorstander te zijn van een beleid gebaseerd op de pijlers ideaal en realiteit. Geconstateerd kan echter worden dat men in de sport steeds met kleine stapjes verder van het ideaal verwijderd raakt. De commercie neemt toe. Hij zei te verwachten dat bij invoering van shirtreclame het uitsluitend spelen op de zaterdagmiddag sneller zal worden gerealiseerd, omdat het dan ook zeker is dat op de gunstige zaterdagavond de reportages op t.v. zullen komen. Kan de Minister aangeven wat de taakstelling voor het komende jaar zal zijn? Wordt de afschaffing van het vergoedingensysteem een toetspunt voor
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
6
voortgaand overleg? Tot slot vroeg hij of er jaarlijks onderhandeld zou worden over de bijdrage van CRM aan het vereveningsfonds. Welk percentage en waarvan is uitgangspunt? De heer Worrell merkte op dat de Minister geen twijfels heeft laten bestaan. Zo zal de verantwoordelijkheid voor het vereveningsfonds bij het BBI komen te rusten. Conflicten zullen dan niet uitgesloten zijn, omdat de FBO dit uitgangspunt niet zal delen. Uit de woorden van de bewindsman kan verder worden opgemaakt dat hij een voorstander is van het afschaffen van het vergoedingensysteem op termijn en dat het onderzoek er alleen toe zal dienen om inzicht te krijgen in de gevolgen. Gaarne zou hij de reactie van de bewindsman hierop vernemen. Blij was de heer Worrell ook met de mededeling dat de gelden geblokkeerd zouden worden indien de ca.o. niet tot stand zal komen. Hij zei geen reactie te hebben gekregen op zijn suggestie over een evaluatie van de SNS-problematiek. Is de Minister ook van mening dat het BBI mede tegen de achtergrond van de voorgestelde taakuitbreiding enige versterking behoeft? De heer Bakker vroeg nog of, nu de regeling voor toto/lotto in artikel 20 over vaststellen door de Minister van CRM spreekt, dit ook wijzigen kan inhouden. Hij bepleitte namens zijn fractie nogmaals een stopzetting van de subsidiëring De afgelopen vier jaar hadden naar zijn oordeel overduidelijk aangetoond dat de patiënt alleen maar zieker is geworden. Het geld zou overigens wel in de sfeer van de sport moeten blijven. De bewindsman benadrukte nogmaals dat de verlenging met één jaar bedoeld is om voldoende inzicht te krijgen in de materie zodat een nieuw vierjarenplan kan starten. Aan het adres van de heer Lankhorst zei hij dat men, indien de overheid geen bijdrage meer zou leveren aan het betaald voetbal, nog verder van het ideaal verwijderd zou raken. Hij heeft gelijk als hij zegt dat er jaarlijks over de bijdrage aan het vereveningsfonds onderhandeld gaat worden. Met het sectiebestuur betaald voetbal van de KNVB zijn duidelijke afspraken gemaakt ter zake van het vereveningsfonds. Als hieraan niet de hand wordt gehouden, zal CRM zich terugtrekken. Het vergoedingensysteem zal dienen te worden afgeschaft. Dit is echter niet ineens mogelijk. Een alternatief beheerssysteem is nodig om de gevolgen ervan op te vangen. Die gevolgen dienen eerst zichtbaar te worden gemaakt. Bij de begroting zal een heroverweging van de SNS aan de orde kunnen komen. Versterking van het BBI achtte de bewindsman niet nodig. Aan het adres van de heer Bakker zei hij nog geen wijziging van de vergunning toto/lotto (artikel 20) te overwegen op het punt van de vaststellingen. Voor 1 juli zal het bedrag (f2,8 min.) worden vastgesteld. De voorzitter van de commissie, Cornelissen De griffier van de commissie, Bellekom
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
7
BIJLAGE
MINISTERIE VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 17 juni 1982 Met het oog op het voor 23 juni vastgestelde mondeling overleg bied ik u hierbij een notitie aan over de voortgang van de gezondmaking van het betaald voetbal. In deze notitie zijn de resultaten weergegeven van het overleg dat op 14 juni jl. heeft plaatsgevonden tussen de externe geldgevers (CRM, SNS, VNG), de KNVB en het BBI. De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, H. A. de Boer
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
8
NOTITIE INZAKE DE VOORTGANG VAN DE GEZONDMAKING VAN HET BETAALD VOETBAL Inleiding Op 14 juni 1982 hebben de externe geldgevers (CRM, SNS en VNG), de KNVB en het BBI overleg gevoerd over hun opvattingen ter zake van: - de begrotingen van de bvo's voor het seizoen 1982-1983; - de invoering van shirtreclame, gekoppeld aan een vereveningsfonds; - de afschaffing van het vergoedingensysteem; - de discussienota van het BBI «Op zoek naar een visie». In het overleg is vastgesteld dat aan een eventuele voortzetting van het gezondmakingsproces een aantal stringente voorwaarden, samenhangend met de hiervoor genoemde punten, dient te worden gesteld. Voorwaarden verbonden aan het beschikbaar stellen van financiële bijdragen in het seizoen 1982-1983 door de externe geldgevers 1. Naleving door de betaald voetbal organisaties (bvo's) van de richtlijnen voor het opstellen van taakstellende begrotingen ten behoeve van het seizoen 1982-1983. Het BBI heeft inmiddels alle begrotingen in overeenstemming bevonden met de gestelde richtlijnen. De KNVB zal in samenwerking met het BBI zorg dragen voor een driemaandelijkse voortgangscontrole van het inkomsten- en uitgavenpatroon van de bvo's. Clubs die niet handelen conform het gestelde in de begrotingsrichtlijnen van het BBI zullen geen exploitatiefinancieringsuitkering ontvangen. 2. Invoering van shirtreclame en het beschikbaar stellen van financiële bijdragen door de rijksoverheid ten behoeve van de gezondmaking van het betaald voetbal kunnen samengaan mits: a. een vereveningsfonds wordt opgezet dat zich in beginsel uitstrekt over alle inkomsten van de bvo's. Met betrekking tot het seizoen 1982-1983 wordt als rekenbasis een zodanig percentage van de bezoekersrecettes van de bvo's in dat seizoen genomen een bedrag van ten minste f2 min. wordt bereikt; b. shirtreclame overeenstemt met de voorschriften gesteld in de «Regeling reclame conform artikel 11 van de Omroepwet», dat wil zeggen dat op shirts één reclame-uiting aangebracht op de borst met een hoogte van max. 10 cm, is toegestaan; c. de gelden van CRM (f 2 min.), SNS (f5,6 min.) alsmede KNVB (vereveningsfonds, in 1982-1983 ten minste f 2 min.) voor wat betreft de besteding op elkaar worden afgestemd. Het BBI zal in overleg met de KNVB een voorstel uitwerken voor het verdeelschema van de hiervoor genoemde beschikbare gelden ten behoeve van het seizoen 1982-1983. 3. De externe geldgevers achten het wenselijk dat het vergoedingensysteem wordt afgeschaft. Naar de daartoe te nemen maatregelen en de daarbij te verwachten effecten zal door het BBI een onderzoek worden ingesteld. Het Sectiebestuur Betaald Voetbal stemt met dit onderzoek in en zal daaraan zijn medewerking verlenen. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten zal het zijn standpunt nader bepalen. Tevens zal het BBI worden verzocht voor de korte termijn enkele aanpassingen van het bestaande vergoedingensysteem voor te bereiden die vervolgens zo spoedig mogelijk zullen kunnen worden ingevoerd. Deze aanpassingen kunnen gekenschetst worden als humanisering van de arbeidsverhoudingen. In dat verband kan onder meer worden gedacht aan: • het voor het publiek herkenbaar maken van de spelersgroepen van de bvo's door het afsluiten van langlopende contracten met spelers;
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
9
• herziening van het normenstelsel zoals dat is neergelegd in het Reglement Bindend Advies op grond waarvan de hoogte van de vergoedingssommen wordt bepaald; • het verruimen van de periode voor een speler om te reageren op een contractaanbod. 4. De relatie met het publiek wordt verbeterd. Daartoe zullen de volgende stappen worden ondernomen: a. onderzocht zal worden in hoeverre de toegangsprijzen van betaaldvoetbalwedstrijden kunnen worden verlaagd als er vanwege shirt- en bordreclame sprake is van meer inkomsten bij de bvo's; b. de belangenorganisaties FBO, VVCS en W O N zal worden gevraagd vóór 1 januari 1983 voorstellen te doen hoe clubs, spelers en trainers het produkt betaald voetbal attractiever denken te maken en op welke wijze spelers en trainers ingezet kunnen worden om meer goodwill voor de club te kweken bij de plaatselijke c.q. regionale bevolking. Mogelijk kan een en ander in de ca.o.'s worden verwerkt; c. de KNVB zal in overleg met betrokkenen een concreet plan uitwerken gericht op verhoging van veiligheid, serviceverlening en comfort in stadions; d. er zal naar worden gestreefd de wedstrijden op een eenduidig tijdstip te laten spelen, de zaterdagmiddag, op een tijdstip dat het meest acceptabel is in het kader van het gezinsrecreatiepatroon, dat wil zeggen tussen 16.00 uur en 19.00 uur. 5. De toekomst van het betaald voetbal dient duidelijker te worden door middel van het bespreken van de BBI-discussienota «Op zoek naar een visie» met alle betrokkenen. Inmiddels heeft een aantal betrokkenen - conform het procedure-voorstel van het BBI - een voorlopige reactie gegeven op genoemd visiewerkstuk. Betreffende reacties opteren voor de keuze-mogelijkheid te streven naar een «redelijk volwaardig beroepsvoetbalbestel». Als financieringsvariant wordt gekozen voor een combinatie van financiering door de rijksoverheid, SNS en bedrijfsleven. In samenhang met de uitkomsten van het overleg op 23 juni a.s. met de Kamer zal zo spoedig mogelijk een vergadering worden belegd tussen alle betrokkenen over de voorlopige reacties op de discussienota.
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk XVI, nr. 130
10