Tweede Kamer der Staten-Generaai
2
Vergaderjaar 1984-1985
17 895
Zuid-Afrika
Nr. 20
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 7 maart 1985 De vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken' heeft op 6 februari 1985 in het openbaar mondeling overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de notitie «Bevordering Veranderingsprocessen in Zuid-Afrika» (de zogenaamde tweede spoornotitie) (17895, nr. 19) en over het overzicht van de toepassing van de EG-Gedragscode door Nederlandse bedrijven met vestigingen in Zuid-Afrika in de vijfde verslagperiode (18100, hoofdstuk V, nr. 130). De bewindslieden hadden zich doen vergezellen door mr. G. N. Westerouen van Meeteren, sous-chef van de directie Afrika en Midden-Oosten, drs. R. van de Geer, hoofd van het bureau Zuidelijk Afrika, mr. J. H. R. D. van Rooyen, plaatsvervangend directeur-generaal Internationale Samenwerking, mr. L. P. J. Mazairac, chef van de directie Afrika van het directoraat-generaal Internationale Samenwerking en drs. P. A. Hamoen en drs. G. P. Visser, medewerkers van de ambassadeur voor Internationale Culturele Samenwerking. De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag uitte brengen.
' Samenstelling: Leden: Van der Spek (PSP), Ter Beek (PvdA), voorzitter, Scholten (de groep Scholten/Dijkman), Aarts (CDA), De Kwaadsteniet (CDA), Meijer (PvdA), Engwirda (D'66), Stemerdink (PvdA), De Boer (CDA), ondervoorzitter, Beckers-de Bruijn (PPR), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), Van der Linden (CDA), Nijpels (VVD), Frinking (CDA), Blaauw (VVD), Wagenaar (RPF), De Waart (PvdA), Wallage (PvdA).Van den Toorn (CDA), Brouwer (CPN), Herfkens (PvdA), Ubels-Veen (EVP), Voorhoeve (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD). Plv.leden: Knol (PvdA), Couprie (CDA), G. C. van Dam (CDA), Den Uyl (PvdA), Wessel-Tuinstra (D'66), Poppe (PvdA), Beinema (CDA), Van lersel (CDA), Van Dijk (CDA), Evenhuis (VVD), B. de Vries (CDA), Bruggeman (VVD), Van Rossum (SGP), K. G. de Vries (PvdA), Zijlstra (PvdA), Tazelaar (PvdA), Schutte (GPV), Jacobse (VVD), Den Ouden-Dekkers (VVD), Terpstra (VVD).
De heer Wallage (P.v.d.A.) wilde het tweede spoor bezien in het licht van de onderliggende analyse van de ontwikkelingen in Zuid-Afrika. Zijns inziens is er in het Zuidafrikaanse beleid een wetmatigheid te onderkennen, waarbij brute repressie en grote uitbarstingen worden afgewisseld door pogingen een vooruitstrevend gezicht te laten zien, teneinde het gedeukte imago op te poetsen. De ware aard van het regime komt echter telkens weer boven. De Nederlandse regering dreigt af en toe het slachtoffer te worden van de zogenaamde tekenen van hoop, die bij deze psychologische oorlogsvoering worden getoond. Dit blijkt uit de wijze waarop in de notitie het begrip geweld wordt gehanteerd. Natuurlijk kan de Nederlandse regering geweld niet goedkeuren, maar wel kan zij tonen te beseffen dat geweld inherent is aan het apartheidssysteem. In Sharpeville en Soweto kwam het geweld niet van de kant van degenen die tegen dat systeem protesteerden. De notitie gaat aan dat aspect geheel voorbij. Essentieel is de vraag of het Westen bereid door druk en discussie een verandering in Zuid-Afrika af te dwingen. Als Nederland niet bereid is desnoods eenzijdig maatregelen te nemen om investeringen in Zuid-Afrika terug te dringen, dan is het tweede spoor niet geloofwaardig. Bisschop Tutu heeft eens gezegd dat het er in zijn land anders voor zou staan als het Westen dezelfde energie die het besteedt aan de bestrijding van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17895, nr. 20
1
communisme, zou aanwenden tegen de apartheid. Het Westen liep steeds achter de feiten aan, bij voorbeeld bij de instelling van het wapenembargo en bij de uitbreiding daarvan. De heer Wallage bepleitte een strategie die de golven van geweld voorkomt. Wederom verwees hij naar bisschop Tutu, die arrestatie heeft geriskeerd door te pleiten voor economische sancties indien geen wezenlijke hervormingen zouden worden doorgevoerd. De heer Wallage was verheugd dat de regering niet terugkomt op haar stelling dat zij geen directe contacten met het Zuidafrikaanse regime wenst te onderhouden. Ook het criterium dat de regering van geval tot geval wil beoordelen of door haar gesteunde activiteiten al dan niet systeembevestigend zijn, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Als je dan echter kijkt naar de activiteiten zelf, dan is niet aanstonds duidelijk wat het verschil in doelstelling is met het vroegere cultureel verdrag, afgezien van het feit dat niet meer met de Zuidafrikaanse overheid wordt samengewerkt. Niet duidelijk is op welke wijze de activiteiten passen in het kader van systeembeïnvloeding. Welk bedrag was vroeger voor de uitvoering van het cultureel verdrag gereserveerd en wat gebeurt er thans met deze gelden? Vele zwarte jongeren ontvluchten Zuid-Afrika. Nederland geeft reeds wat hulp aan een school van het ANC in Tanzania. Is het mogelijk op dit gebied meer te doen? Minister Schoo heeft reeds in die.richting gewezen door haar besluit tot hulpverlening aan Zuidafrikaanse studenten in ballingschap. Zuid-Afrika heeft na het verschijnen van de notitie Nederland onmiddellijk inmenging in binnenlandse aangelegenheden verweten. De heer Wallage wilde het anders formuleren. Zijns inziens probeert de Nederlandse regering diegenen te helpen, die binnen en buiten Zuid-Afrika zich tegen de apartheid te weer stellen. Voorts informeerde de heer Wallage of de Nederlandse ambassade in Pretoria wel berekend is op de zware taak die haar in de notitie wordt toegedacht. Na een gesprek dat hij op Schiphol had gehad met twee inmiddels gearresteerde leiders van het Verenigd Democratisch Front was daaraan bij hem enige twijfel gerezen. Voor concrete verzoeken zou de ambassade weinig toegankelijk zijn. In tegenstelling tot de Scandinavische landen heeft Nederland wel een diplomatieke vertegenwoordiger gezonden naar de installatie van het driekamer-parlement. De opmerkingen die in de notitie worden gemaakt over de Afrikaanse taal hebben volgens de heer Wallage een enigszins naïeve ondertoon. Deze taal is immers voor de grote meerderheid niet relevant. In dit verband verwees dit lid naar de rol van de Wereldomroep en naar de steun die door veel Nederlandse omroepen wordt verleend aan Radio Freedom. Is de regering bereid, al dan niet via de Wereldomroep, eveneens steun aan Radio Freedom te verlenen? De heer Wallage concludeerde dat zijn fractie het tweede spoorbeleid zal beoordelen aan de hand van de vraag of daardoor de druk op Zuid-Afrika wordt verhoogd, dan wel de status quo wordt bevestigd. Hij complimenteerde de Minister met de uitbreiding van het wapenembargo. Ook bij het uitoefenen van economische druk moet Nederland weer een vooraanstaande rol gaan spelen. De heer Weisglas (V.V.D.) was verheugd te kunnen constateren dat thans vrijwel alle Nederlandse bedrijven met vestigingen in Zuid-Afrika in het kader van de uitvoering van de EG-gedragscode rapport uitbrengen. Het is dan ook niet nodig het rapporteren wettelijk verplicht te stellen, zeker niet bij het huidige streven naar deregulering. De V.V.D. fractie onderschrijft het beleid dat erop gericht is de afschaffing van het apartheidssysteem te bevorderen. In grote lijnen steunt zij de wijze waarop daaraan in de notitie gestalte wordt gegeven. De analyse in paragraaf 2 geeft een duidelijk en somber «zwart-wit» beeld van de ontwikkelingen in Zuid-Afrika. De notitie is in zoverre achterhaald, dat sinds het verschijnen ervan sprake is van veranderingen in het Zuidafrikaanse beleid, zij het alleen nog in woorden. Er zijn uitlatingen gedaan die duiden op een veranderingen in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
2
het beleid ten aanzien van de gedwongen verhuizingen naar de thuislanden en de staatkundige status van zwarten die daar niet wonen. Tevens is sprake van een forum voor overleg met de zwarte meerderheid en van een eventuele voorwaardelijke vrijlating van ANC-leider Mandela. Hoe beoordeelt de regering deze uitspraken? Zelf was de heer Weisglas geneigd zich aan te sluiten bij de Zuidafrikaanse Progressieve Federale Partij die terughoudend doch enigszins positief heeft gereageerd. Wat de notitie zelf betreft merkte de heer Weisglas op dat zijns inziens niet alle banden met Zuid-Afrika moeten worden verbroken. De notitie constateerd op bladzijde 7 dat de kritische dialoog is mislukt. Mede in het licht van recente ontwikkelingen zou de heer Weisglas de kritische dialoog echter niet geheel willen afzweren, in het bijzonder waar het gaat om mensen die niet a priori tegen het apartheidsregime zijn gekant. Zo zouden blanke studenten en wetenschapslieden de gelegenheid moeten kunnen krijgen in Nederland te studeren, met als hoofddoel dat zij worden geconfronteerd met negatieve opvattingen over de apartheid. Uiteraard dient dit niet te worden gefinancierd met geld dat is bestemd voor ontwikkelingssamenwerking. De heer Wallage stelde dat dit neerkomt op herstel van het cultureel verdrag. De heer Weisglas antwoordde dat, indien hij thans zijn fractie zou moeten adviseren over opzegging van dit verdrag, hij daartoe niet zou willen overgaan. De opzegging is echter een historisch feit. De V.V.D.-fractie heeft daaraan meegewerkt. De opzegging moet thans niet ongedaan worden gemaakt, want dat zou bij de Zuidafrikaanse regering een illusie van vriendschap creëren. Wel was de heer Weisglas voorstander van voortzetting van contacten die ook zonder het cultureel verdrag mogelijk zijn. Daartoe zou het visumbeleid moeten worden verruimd. Op bladzijde 8 van de notitie staat dat via de Nederlandse vakbeweging activiteiten in Zuid-Afrika worden gefinancierd. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking wil de vakbeweging nu ook in staat stellen mensen in Nederland te scholen. De heer Weisglas noemde dit een goede zaak, maar hij vroeg waarom niet tevens een soortgelijk initiatief wordt overwogen ten aanzien van werkgeversorganisaties in het kader van de EG-gedragscode. Voorts informeerde de heer Weisglas hoe de regering oordeelt over steunverlening aan de Inkatha-beweging van Buthelezi. Dit is immers een beweging met bijna een miljoen leden die vreedzame veranderingen nastreeft. In de opsomming op bladzijde 11 onderstreepte de heer Weisglas dat het gaat om verandering langs vreedzame weg, het niet-systeembevestigende karakter en de uitvoering binnen de bestaande legaliteit. Dat kader moet in acht worden genomen, ook al realiseerde de heer Weisglas zich dat dit vaak met schipperen gepaard zal moeten gaan. Hij beschouwde het als een uitdaging dat, naast de contacten waarvan de notitie rept, tevens kritische contacten zouden worden onderhouden met mensen die behoren tot degenen die het in Zuid-Afrika eenzijdig voor het zeggen hebben. De heer Van der Spek (P.S.P.) vroeg of de regering de massale boycot van de verkiezingen voor de tweede en de derde kamer van het Zuidafrikaanse parlement als een extra signaal beschouwt om het tweede spoorbeleid met kracht uit te voeren. Het tweede spoor mag echter niet in de plaats komen van het uitoefenen van economische druk via het eerste spoor. De heer Van der Spek had moeite met de nadruk die in de notitie wordt gelegd op de begrippen legaliteit en geweldloosheid. Deze nadruk miskent het illegale en gewelddadige karakter van het Zuidafrikaanse regiem zelf. Zuid-Afrika verkeert in de unieke positie dat het een deel van het eigen grondgebied als buitenland beschouwt. Nederlandse diplomaten kunnen daardoor, onder meer bij de uitvoering van het tweede spoorbeleid,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
3
gemakkelijk in verlegenheid worden gebracht. Kan de Minister voor deze niet denkbeeldige situatie een algemene richtlijn uitvaardigen? De uitbreiding van vakbondsrechten voor zwarte werknemers wordt in de notitie positief bejegend. De heer Van der Spek wees erop dat deze rechten meer zijn afgedwongen dan dat zij uit goedwillendheid verleend zouden zijn. De behoefte aan zwarte arbeidskrachten die als gevolg van het apartheidsbeleid in blanke regio's is ontstaan kan een aparte klasse van zwarte werknemers in het leven roepen, die echter niet meer dan 20 è 25% van de zwarte bevolking zou vertegenwoordigen. De heer Van der Spek miste in de notitie aandacht voor de positie van de vrouw en voor het sexistische karakter van het apartheidsregiem. Van het bestaan van de United Women Organisation wordt geen melding gemaakt. Toch zijn juist vrouwen vaak slachtoffer van de apartheid. In de Zuidafrikaanse wetgeving worden zij extra gediscrimineerd. Is de regering bereid deze lacune op te vullen door iets te zeggen over mogelijke steun aan specifiek vrouwondersteunende projecten? Voorts vroeg de heer Van der Spek hoe de regering haar informatie verzamelt. Hoe actief is de Nederlandse ambassade bij het leggen van contacten op verschillende plaatsen in het land? De heer Van der Spek ging ervan uit dat voor de Zuidafrikaanse ambassade in Den Haag bij het bepalen van het Nederlandse beleid geen rol is weggelegd. Ten slotte sloot de heer Van der Spek zich aan bij de vraag van de heer Wallage naar steunverlening aan Radio Freedom. De heer Aarts (C.D.A.) deelde wat betreft de gebeurtenissen sinds het verschijnen van de tweede spoornotitie het oordeel van het Algemeen Dagblad, dat slechts sprake is van «haarscheurtjes» in het apartheidssysteem. Kan de Minister van Buitenlandse Zaken een evaluatie geven van de politieke situatie zoals die zich sinds juni heeft ontwikkeld? De heer Aarts stemde in met de omschrijving die in de notitie wordt gegeven van de aard van de tweede spooractiviteiten, die kunnen worden gezien als een aanvulling op het eerste spoor. Ook met de rest van de notitie kon hij in grote lijnen instemmen. In het beschrijvend gedeelte van de notitie wordt terecht aandacht besteed aan de gedwongen verhuizingen naar de thuislanden. Daarnaast vinden echter ook gedwongen verhuizingen plaats naar andere gebieden binnen Zuid-Afrika. Helaas geeft de notitie geen aandacht aan de positieve rol die door kerkgenootschappen wordt gespeeld. De heer Aarts noemde de Rooms-Katholieke kerk, de Raad van Kerken en het Christelijk Instituut van dominee Beyers Naudé. Het overzicht zou vollediger zijn geweest als aandacht was besteed aan vrouwen- en studentenorganisaties. De lnkathabeweging wordt wel genoemd, maar de regering spreekt geen oordeel uit over haar politieke betekenis. Wil zij dat alsnog doen? De wijzigingen die zijn opgetreden in de arbeidsverhoudingen zijn niet allen te danken aan de commissie-Wiehahn, maar ook aan de strijd van de zwarte arbeiders. De zwarte bonden hebben een grote groei doorgemaakt. Deze zouden weleens het belangrijkste machtsinstrument van de zwarte bevolking kunnen blijken te zijn. Economische vooruitgang is een belangrijke voorwaarde voor politieke emancipatie. De regering kan daarop door het steunen van scholing en vorming inspelen. Het Westduitse bedrijfsleven heeft opleidingsinstituten voor zwarte werknemers opgericht. Is een dergelijk initiatief ook vanuit Nederland denkbaar? Overigens mag niet worden vergeten dat hulppersoneel en landarbeiders wettelijk niet tot de werknemers worden gerekend die toestemming hebben tot het oprichten van vakbonden. Ook moet worden acht geslagen op de mogelijkheden tot controle die de regering via de geregistreerde vakbonden heeft. Zuid-Afrika is met een BNP van 2670 dollar per hoofd van de bevolking geen ontwikkelingsland. De Zuidafrikaanse regering moet daarom zelf zorgen voor basisvoorzieningen voor de gehele bevolking. Dat is nu niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985,17 895, nr. 20
4
het geval. Bij voorbeeld op het gebied van onderwijs wordt per blanke leerling bijna tien maal zoveel uitgegeven als voor elke zwarte leerling. Voor Nederland schept dat een dilemma. Nederlandse steun mag er immers niettoe leiden dat Zuid-Af rika zich aan de eigen verantwoordelijkheid onttrekt. De regering schrijft bovenaan bladzijde 10 dat zij zich bij voorkeur wil richten op activiteiten die beogen de door de niet blanke bevolking opgelopen achterstand in scholing en opleiding te helpen overbruggen. Het gaat hier primair om een taak van de Zuidafrikaanse regering! Door Nederland gesteunde projecten moeten in ieder geval een bewustwordingselement hebben. De heer Aarts was het globaal eens met de vijf criteria op bladzijde 11, ook al is het vijfde criterium er eigenlijk geen. Het criterium van de uitvoerbaarheid binnen de bestaande legaliteit vatte de heer Aarts aldus op, dat de bestaande wetten als feitelijk gegeven worden erkend. In die zin kan met de bestaande legaliteit rekening worden gehouden. Uiteraard kan van Nederland geen steun voor de apartheidswetgeving worden betracht. De notitie stelt zeer hoge eisen aan de Nederlandse ambassade in Pretoria, zowel op het gebied van de identificatie van mogelijkheden en kanalen, als bij de begeleiding van ondernomen activiteiten. Is de personele en materiële uitrusting voldoende voor deze ambitieuze taak? Worden overigens in Zuid-Afrika, zoals dat ook in ontwikkelingslanden geschiedt, kleine ambassadeprojecten opgezet? In verband met de beperkte mogelijkheden van de Nederlandse overheid bepleitte de heer Aarts dat meer gebruik wordt gemaakt van particuliere kanalen, waar particuliere organisaties vaak over goede contacten in Zuid-Afrika beschikken en zij makkelijker toegang hebben tot de thuislanden. Aan de zorgwekkende situatie in de thuislanden besteedt de notitie weinig aandacht. Het woord Europa komt in de notitie niet voor. Betekent dat dat voor de aanpak van de notitie leiders in Europa geen belangstelling bestaat? Is wellicht ook daardoor te verklaren dat aangeknoopt wordt bij de verwantschap tussen de Nederlandse en Afrikaanse taal? De regering schrijft op bladzijde 10 dat bewustwordingsactiviteiten ten aanzien van de blanke groep niet bij voorbaat worden uitgesloten. De heer Aarts informeerde wat precies hiermee wordt bedoeld en hoever de regering hierin wil gaan. Wat betreft de opleiding in Nederland van Zuidafrikaanse vakbondsfunctionarissen informeerde de heer Aarts of het hier gaat om activiteiten binnen of buiten het tweede spoor. De notitie vermeldt immers slechts dat naar mogelijkheden voor beursverlening aan Zuidafrikaanse studenten voor studie in Nederland een nader onderzoek zal worden ingesteld (bladzijde 10). Zijn de FNV en het CNV door de regering geconsulteerd en zijn zij bereid en in staat hun medewerking te verlenen? Wat betreft de financiële middelen merkt de regering op dat het in de bedoeling ligt de huidige omvang van de inspanning te handhaven (bladzijde 10). Waar het hier de ontwikkeling van nieuw beleid betreft, noemde de heer Aarts dit wat mager. Aangezien de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking is gekoppeld aan NNI staat deze minder onder druk dan de begrotingen van de Ministeries van Onderwijs en WVC. Kan dat niet worden voorzien in een relatieve stijging van de beschikbare financiële middelen? Aan het slot van paragraaf 4 spreekt de regering van een «zekere» afstemming van de verschillende elementen tussen de betrokken departementen. De heer Aarts had liever gezien dat duidelijk één bepaalde bewindsman als coördinator van het beleid zou zijn aangewezen. De heer Wagenaar (R.P.F.) was verheugd dat de regering een kritische dialoog wil handhaven met degenen die in Zuid-Afrika een vreedzame verandering voorstaan. Hij had begrepen dat alleen contact zal worden onderhouden met onderwijsinstellingen indien die een interraciaal toelatingssysteem hebben. Komen ook instellingen die door de Afrikaanse
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
5
overheid worden gefinancierd in aanmerking? Kunnen in beginsel ook blanke studenten van de Nederlandse regering een beurs krijgen? De heer Wagenaar zou graag vernemen hoe dan de kritische instelling ten opzichte van de apartheid in concreto wordt getoetst. Voorts informeerde dit lid naar de samenhang tussen het eerste en het tweede spoor: moet het tweede spoor als een aanvulling op het eerste worden gezien of is het daaraan gelijkwaardig? Levert intensivering van beide sporen een constistent beleid op? Het was de heer Wagenaar niet duidelijk hoe een intensivering van contacten met vakbonden zich verdraagt met eventuele economische sancties en een verscherping van het visunv beleid. De ontwikkelingen sinds juni 1984 kunnen voor het tweede spoorbeleid van belang zijn. Welke conclusies zou de regering trekken uit het tot stand komen van een dialoog tussen de Zuidafrikaanse regering en een binnenlandse vleugel van het ANC na een onvoorwaardelijke vrijlating van Mandela? Welke betekenis hecht de regering aan de zogenaamde «nieuwe constitutionele belang in de Republiek»? Als de regering spreekt van een vrijwel onaangetaste blanke machtspositie, dan ziet zij kennelijk geen heil in contacten met politici in de tweede en derde kamer van het nieuwe parlement. Indien de nieuwe constitutionele verhoudingen echter zouden leiden tot hervorming van de wetgeving op het gebied van de groepsgebieden, de gemengde huwelijken en artikel 6 van de ontuchtwet, welke consequentie zou dat dan hebben voor de Nederlandse evaluatie van het apartheidssysteem? De heer Wagenaar miste in de notitie een duidelijke definitie van «wezenlijke veranderingen», «gelijkwaardige en rechtvaardige samenleving», »systeembevestiging» en dergelijke. Hoe stelt de regering zich voor steun te verlenen aan organisaties buiten Zuid-Afrika? De heer Wagenaar sprak zich uit vóór steunverlening aan de Inkathabeweging. Is er een verschil in de mate waarin de regering aandacht geeft aan de Inkatha en het Verenigd Democratisch Front? De heer Wagenaar informeerde naar de positie van de sociaal attaché op de Nederlandse ambassade in Pretoria. Is het de bedoeling dat in het kader van de toepassing van de EG-Gedragscode in Zuid-Afrika meer onderzoek zal worden gepleegd? Dit lid constateerde dat in de Zuidafrikaanse pers veel misverstand bestaat over het Nederlandse beleid zoals weergegeven in de notitie. Hij achtte het wenselijk dat de regering meer duidelijkheid verschaft. Mevrouw Beckers-de Bruijn (P.P.R.) vroeg of activiteiten die worden uitgevoerd binnen de bestaande legaliteit niet principieel als systeembevestigend moeten worden beschouwd. Zij had geen bezwaar tegen steun aan anti-apartheidsbewegingen, maar wel twijfel over bemiddeling van de Nederlandse ambassade daarbij. Volgens de P.P.R. zou er geen Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika moeten zijn. Nu er wel een is, zou deze zich in het openbaar duidelijker tegenover het Zuidafrikaanse regiem moeten opstellen. Aan de notitie mag niet een argument worden ontleend om de hulp aan het ANC stop te zetten. Daarvan rept de notitie niet, maar deze mag ook niet voor dat doel worden gebruikt. Dit lid pleitte niet voor wapenleveranties aan het ANC, maar zij wilde evenmin in de moeilijke geweldsdiscussie vanuit Nederland een standpunt innemen. Mevrouw Beckers zou het in overeenstemming achten met het tweedespoorbeleid als de regering steun zou verlenen aan Radio Freedom. Is het waar dat het ministerie van Buitenlandse Zaken beurzen heeft geweigerd aan medewerkers van Radio Freedom die een cursus zouden lopen bij het Radio Nederland Training Center? Enige tijd geleden hebben alle vrouwelijke leden van de Tweede Kamer aangedrongen op steunverlening aan vrouwenprojecten in Zuid-Afrika. De regering heeft toen geantwoord dat zij daarop extra alert zou zijn. Hoe staat het daarmee thans?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
6
Voorts vroeg mevrouw Beckers waarom twee bedrijven niet hebben gerapporteerd in het kader van de uitvoering van de EG-Gedragscode. Zou het niet nuttig zijn als de namen van deze bedrijven bekend werden gemaakt? Aan het eind van de rapportage over de code schrijft de regering dat zij ernaar streeft de doelmatigheid van die code te vergroten door bepaalde ontwikkelingen in tekst en uitvoering van de gedragscode te verwerken. Is dit voornemen reeds verwezenlijkt? Om welke ontwikkelingen gaat het precies? De P.P.R.-fractie is over de situatie in zuidelijk Afrika niet optimistisch. De vraag is nog steeds hoeveel tijd er resteert vóór het tot een bloedbad komt. Kan het Westen het zich wel veroorloven het tempo van hervormingen door het Zuidafrikaanse regime te laten bepalen? Mevrouw Ubels-Veen (E.V.P.) sprak mede namens het lid Scholten (groep Scholten-Dijkman). Zij stelde dat de tweede-spoornotitie een uitvloeisel is van de door de Kamer aangenomen motie-Scholten van 21 juni 1983. Met de meeste voorgenomen activiteiten kon mevrouw Ubels instemmen, bij voorbeeld de steunverlening aan Zuidafrikaanse vluchtelingen in Tanzania en activiteiten die worden ondernomen via medefinancieringsorganisaties, vakbeweging en kerken. Naast de aanmoediging van activiteiten van de Wereldomroep, zou tevens steun moeten worden verleend aan Radio Freedom, die een rol vervult vergelijkbaar aan Radio Oranje tijdens de bezettingsjaren in Nederland. Mevrouw Ubels betwijfelde of voldoende financiële middelen zijn uitgetrokken voor de uitvoering van het voorgenomen beleid. Het bedrag van 2 min. gulden dat onderaan bladzijde 7 wordt genoemd is te laag. Dit lid bepleitte uitbreiding van de financiële steun voor anti-racismeprogramma's van de Wereldraad van Kerken. Organisaties die zich inzetten voor een non-raciaal Zuid-Afrika zouden moeten worden gesteund, eventueel ten koste van onderwijsactiviteiten. Aan dat laatste wordt immers ook al door andere Westerse landen een bijdrage geleverd. De ANC zou meer financiële steun moeten verkrijgen, in het bijzonder voor de opvang en begeleiding van vluchtelingen. De analyse die in de notitie van de ontwikkelingen in Zuid-Afrika wordt gegeven, vond mevrouw Ubels niet sterk. Onvoldoende komt tot uiting dat de menselijke waardigheid stelselmatig wordt aangetast. Handhaving van economische machtsposities en racisme zijn sterk verstrengeld. Nederland is medeplichtig aan de instandhouding van de apartheid. Mevrouw Ubels vreesde dat het tweede spoor als alibi zou gaan dienen voor het eerste spoor. Zij hechtte eraan dat contacten in Zuid-Afrika via particuliere organisaties verlopen. De overheid moet slechts de financiële voorwaarden scheppen voor de hulpverlening. De opmerkingen die in de notitie worden gemaakt over de Nederlandse taal spraken mevrouw Ubels niet erg aan. Het Afrikaans is in Zuid-Afrika de taal van de onderdrukker. Het accent zou moeten worden gelegd op eigen bewustwordingsprocessen en projecten voor vrouwen. Mevrouw Brouwer (C.P.N.) merkte op dat de regering niet ver genoeg gaat als zij zegt dat de apartheid in strijd is met de fundamentele gelijkwaardigheid van de mens. Het gaat erom dat de overgrote meerderheid van de bevolking een morele, materiële, politieke en juridische ongelijkwaardigheid zo nodig met geweld krijgt opgelegd. De regering wil het verzet tegen apartheid ondersteunen. Hoe moet de zwarte bevolking zich echter verzetten tegen deportaties, een verbod op stakingen en op verspreiding van relevante informatie? Het ANC heeft van 1912 tot 1960 geprobeerd op een geweldloze manier veranderingen door te voeren. Vervolgens is het in de illegaliteit gedwongen. De Zuidafrikaanse regering draait de zaak om als zij zegt dat Mandela kan worden vrijgelaten als het ANC geweld afzweert. De Nederlandse regering zou als eerste stap het verzet moeten erkennen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
7
De regering ziet enkele lichtpuntjes die duiden op verbetering van de positie van de zwarten. Daarmee miskent zij in de eerste plaats dat deze veranderingen door pressie van binnen en van buiten Zuid-Afrika tot stand zijn gekomen en in de tweede plaats dat het Zuidafrikaanse regieme aldus zijn systeem probeert te legitimeren. Het thuislandenbeleid wordt gewoon voortgezet. Blijft de regering bij de opvattingen die zij in de notitie heeft weergegeven? In de Verenigde Staten is het verzet tegen apartheid toegenomen. In het Congres wordt een discussie gevoerd over terugtrekking van investeringen uit Zuid-Afrika en afwijzing van de politiek van «constructive engagement». De toon van de notitie sluit niet bij deze ontwikkeling aan. Nederland moet er allereerst voor zorgen dat door zijn optreden het Zuidafrikaanse regime niet wordt versterkt. Het is weinig zinvol te proberen blanken een heropvoeding te geven door hen in contact te brengen met de Westerse democratische opvattingen. De Nederlandse opvatting is bij de blanke Zuid-Afrikanen wel bekend. Daarentegen moet de nadruk worden gelegd op versterking van de middelen van het verzet. De rol van Radio Freedom is daarbij van het grootste belang. Waarom heeft Buitenlandse Zaken een verzoek afgewezen tot het verlenen van praktische steun door middel van training van zwarte radiomedewerkers? Mevrouw Wessel-Tuinstra (D'66) verklaarde dat haar fractie met de voorgenomen activiteiten in het kader van het tweede-spoorbeleid kan instemmen. Zij plaatste echter een vraagteken bij het criterium dat deze activiteiten binnen de bestaande legaliteit uitvoerbaar moeten zijn. De Zuidafrikaanse legaliteit wordt niet als vanzelfsprekend aanvaard. Uiteraard dienen activiteiten uitvoerbaar te zijn, maar de beantwoording van de legaliteitsvraag hangt af van de bijzonderheden van het concrete voorstel. Mevrouw Wessel achtte het weinig waarschijnlijk dat een dergelijke opvatting afbreuk zou doen aan het imago van Nederland als rechtslievende natie. Mevrouw Wessel had enige twijfels over de gemotiveerdheid van de Nederlandse regering om een actiever beleid te voeren, nu het de bedoeling is de inspanningen in de huidige omvang te handhaven en nu de uitvoering van tweede-spooractiviteiten afhankelijk wordt gemaakt van de aanwezigheid van voldoende bruikbare lokale kanalen. Ook binnen het huidige sociaal-economische regeringsbeleid zou de prioriteit anders kunnen worden gelegd. Mevrouw Wessel informeerde naar de voortgang van de activiteiten via de Wereldomroep. Zij verklaarde dat haar fractie sympathie heeft voor de actie tegen verkoop door de Nederlandse banken van de Krugerrand. Wat zou de regering kunnen doen om de verkoop minder aantrekkelijk te maken? Het Komité Zuidelijk Afrika heeft voorgesteld dit te doen door het normale BTW-tarief van toepassing te verklaren, in plaats van de 5% BTW voor verzamelobjecten. Wat is hierover de mening van de regering? De Minister van Buitenlandse Zaken gaf eerst een uiteenzetting over de ontwikkelingen in Zuid-Afrika sinds het verschijnen van de notitie in juni 1984. De situatie is in de ogen van de regering zeer zorgwekkend. Het jaar 1984 is uitgemond in een spiraal van geweld en tegengeweld. Belangrijke ontwikkelingen zijn het feit dat de niet-blanke bevolking in haar overgrote meerderheid de door de overheid doorgevoerde constitutionele hervormingen is blijven afwijzen, de toeneming van de werkloosheid onder zwarten, de protesten tegen op raciale basis gefundeerde ongelijkheid in het onderwijs, alsmede huurverhoging en de daartegen geuite protesten. De minister deelde het oordeel van zwarte leiders die hebben opgeroepen tot bezinning op de huidige situatie, die het risico van verdere explosies in zich draagt. Over het geheel genomen was de minister pessimistisch. Dat neemt echter niet weg dat het van belang blijft kennis te nemen van de houding van de Zuidafrikaanse regering, ook als het waar is dat deze te verklaren valt uit een wetmatig reactiepatroon.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
8
De evaluatie van de uitlatingen die president Botha heeft gedaan bij de opening van het driekamer-parlement, heeft de regering nog niet tot eindconclusies gebracht. De uitspraak dat meer burgerschapsrechten aan zwarten kunnen worden verleend, dient voorzichtig te worden geïnterpreteerd, zolang niet duidelijk is wat daar precies mee wordt bedoeld. Hetzelfde geldt voor uitspraken met betrekking tot eigendomsrechten voor zwarten buiten de thuislanden, verlichting van de «influx»-controle en een dialoog die onder bepaalde omstandigheden tot stand zou kunnen komen tussen Zuidafrikaanse regeringsvertegenwoordigers en ANC-leiders. De minister had goede nota genomen van de voorwaarden die ANC-leider Mandela aan een dergelijke dialoog stelt. De minister achtte het al te gemakkelijk te zeggen dat hij aan uitlatingen zoals gedaan door president Botha geen boodschap had. Zonder afbreuk te doen aan zijn eerder analyse van de situatie vond hij toch dat een categorische afwijzing averechts zou kunnen werken, zodat het meest onverzoenlijke deel van de blanke samenleving in de kaart zou worden gespeeld. Er is geen sprake van grote stappen vooruit, maar de Nederlandse regering wil de komende ontwikkelingen nauwlettend blijven volgen, zodat zij - eventueel provocerend op de gedane uitspraken kan inspelen. Bisschop Tutu heeft tijdens zijn verblijf in Nederland de uitlatingen van Botha afgewezen. De reacties van Van Zijl Slabbert en Hellen Suzman van de PFP waren echter iets genuanceerder. De Nederlandse regering stelt zich niet op het standpunt dat onder het huidige regime verandering onmogelijk is. Zij streeft niet naar een isolement van Zuid-Af rika, het niet langer erkennen van de zittende regering of bijvoorbeeld naar een volledige culturele boycot van Zuid-Afrika. Achtereenvolgende kabinetten hebben steeds gezegd dat zij steun willen verlenen aan anti-apartheidsbewegingen: dat is niet hetzelfde als bevrijdingsbewegingen. De erkenning van de Zuidafnkaanse regering legt de Nederlandse regering beperkingen op. Indien de Nederlandse overheid zich binnen Zuid-Afrika buiten de legaliteit zou begeven, zou haar het verwijt treffen dat zij zich schuldig maakt aan schending van uniform aanvaarde gedragsregels in de betrekkingen tussen staten. Nederland zal toch wel verweten worden dat het zich mengt in de Zuidafrikaanse binnenlandse aangelegenheden. Men moet echter beseffen dat elke staat in het internationale verkeer beperkte mogelijkheden heeft. Erkenning en diplomatieke betrekkingen met een staat zeggen niets over het oordeel dat men kan hebben over het karakter van de wetten waarop het systeem van die staat berust. Het tweede spoor is duidelijk complementair aan het eerste: het treedt dus niet in de plaats van het opvoeren van politieke en economische druk. Het is echter een harde waarheid dat het eerste spoor binnen afzienbare tijd geen afschaffing van de apartheid zal bewerkstelligen. Om die reden wil de regering daarnaast steun verlenen aan groepen die zich, voornamelijk van binnenuit, richten op verandering van het apartheidssysteem. De door Nederland in de Veiligheidsraad ingediende resolutie met betrekking tot een verbod op wapenimport uit Zuid-Afrika is aangenomen na niet geringe moeilijkheden en dankzij de onverdroten inspanningen van ambassadeur Van der Stoel. Hieruit valt te leren hoe veraf het doel van uitvaardiging van mandatoire economische sancties door de Veiligheidsraad op dit moment nog ligt. Dat betekent niet dat de regering wat betreft het eerste spoor stilzit. Onder meer onderzoekt zij de mogelijkheden tot uitbreiding van het wapenuitvoerembargo. Uiteraard had het cultureel verdrag een heel ander doel dan het tweedespoorbeleid. Wie dat ontkent, doet onrecht aan de politieke invalshoek van het tweede spoor. Weliswaar bevat ook de wederzijdse verrijking met eikaars cultuur een element van beïnvloeding, maar bij het tweede spoor gaat het om bewustwordingsactiviteiten gericht op bestrijding van de apartheid van binnenuit. Het cultureel verdrag leidde vroeger tot een jaarlijkse besteding van 100 a 150 000 gulden. Toen het besluit tot opzegging genomen werd, was dit bedrag al tot bijna niets geslonken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
9
Met betrekking tot de geweldloosheid merkte de minister op dat begrip voor geweld iets anders is dan ondersteuning daarvan. Met het laatste zou een grens worden overschreden die de regering niet wil passeren. Zij identificeert zich niet met alle middelen die in de bestrijding van de apartheid worden gebruikt. De Nederlandse ambassade in Pretoria kan haar taak voorshands aan. Het is niet zo dat een groot aantal projecten pas nu van start gaat. Al sedert enkele jaren worden activiteiten ontplooid die in het kader van het tweede spoor passen. De regering sluit het onderhouden van een dialoog of het verlenen van faciliteiten aan blanke individuen in Zuid-Afrika niet bij voorbaat uit. Het criterium is, of een activiteit al dan niet systeembevestigend is en of die gericht is op het vreedzaam tot stand brengen van veranderingen. Uit de aard der zaak zal het accent liggen op activiteiten ten behoeve van zwarte Zuidafrikanen. Het visumbeleid sluit hierbij aan. Ook daarvoor geldt de eis dat het verlenen van een visum nimmer systeembevestigend mag zijn. De minister wilde niet uitsluiten dat als iemand die verbonden is aan een Zuidafrikaanse instelling die een verre relatie met de Zuidafrikaanse overheid onderhoudt, desalniettemin een visum zal kunnen krijgen, als de regering die persoon als buitengewoon instrumenteel zou beschouwen in de bestrijding van de apartheid van binnenuit. De criteria voor visumverlening moeten in onderlinge samenhang worden beschouwd. De minister wilde de ruimte om bij het visumbeleid van geval tot geval te kunnen oordelen. Het is waar dat vakbondsrechten voor zwarte bonden niet alleen zijn toegekend, maar ook afgedwongen. De instelling van de commissie-Wiehahn is mede door die pressie te verklaren. Er is nog een lange weg te gaan maar het blijft opmerkelijk hoeveel vakbondsorganisaties de laatste twee a drie jaar het licht hebben gezien. De regering beschouwt de thuislanden als Zuidafrikaans grondgebied. De Nederlandse ambassade mag niets doen of nalaten waaruit een erkenning van de thuislanden zou zijn af te leiden. Ook niet-gouvernementele organisaties die actief zijn in de thuislanden komen in aanmerking voor projecten in het kader van het tweede spoor. Indien aan Nederlandse vertegenwoordigers formele beletselen in de thuislanden in de weg zouden worden gelegd, dan dienen daaraan consequenties te worden verbonden. De minister voelde er echter om begrijpelijke redenen niet voor een algemene instructie voor de Nederlandse ambassade uit te vaardigen. Gedwongen verplaatsingen in Zuid-Afrika zijn steeds een uitvloeisel van de apartheid, ook als er geen sprake is van deportatie naar de thuislanden. In de notitie komt ook de zwakke rechtspositie ter sprake die zwarten in de blanke gebieden hebben. De minister gaf toe dat de positieve rol van sommige kerken in de notitie wat onderbelicht is. Hetzelfde geldt voor de rol van vrouwen- en studentenorganisaties. Dat de regering hun rol op de juiste wijze waardeert, mag blijken uit de contacten die zij met hen onderhoudt. Het instituut van de bedrijfsscholen is bij het Nederlandse bedrijfsleven inZuid-Afrika nietonbekend. De Raad van Nederlandsewerkgeversverbonden heeft gevraagd betrokken te worden bij de activiteiten die zijn gericht op verbetering van de arbeidsverhoudingen in Zuid-Afrika. In Europees kader wordt over Zuid-Afrika gesproken in de Afrika-werkgroepen van de EPS. De onderhavige notitie is echter toegesneden op de Nederlandse situatie. Wat de binnenlandse coördinatie van het Zuid-Afrikabeleid betreft, merkte de minister op dat deze zijns inziens onder zijn leiding zou moeten staan. De verlening van financiële steun aan het VDF, het ANC of aan Inkatha zou aanleiding kunnen geven tot allerlei discussies die beter kunnen worden vermeden. De minister gaf er de voorkeur aan dat hulpverlening zoveel mogelijk geschiedt via non-gouvernementele organisaties in ZuidAfrika, zoals vakbonden, onderwijsinstellingen op particuliere basis en kerken, in plaats van via geprofileerde politieke organisaties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985,17 895, nr. 20
10
Slechts als het niet anders kan en uitsluitend voor hulpverlening met een humanitair karakter, zou hulp via dergelijke geprofileerde politieke organisaties kunnen worden geleid. De regering verleent ook thans geen financiële steun aan het ANC, maar uitsluitend via het ANC aan vluchtelingen. Discussies over de hantering van geweld door het ANC en over bepaalde door Inkatha gehanteerde methoden kunnen aldus worden vermeden. Ten aanzien van het VDF merkte de minister in dit verband op dat dit een bundeling is van ongeveer 600 organisaties die zich verzetten tegen de constitutionele hervormingen. De heer Van der Spek merkte op dat de Nederlandse overheid haar steun verleent via medefinancieringsorganisaties, die wel degelijk contact met politieke organisaties in Zuid-Afrika hebben. De minister antwoordde dat het contact met de medefinancieringsorganisaties wordt onderhouden door de collega voor Ontwikkelingssamenwerking, die op de interruptie zou reageren. Wat betreft de EG-Gedragscode merkte de minister op dat op Nederlands initiatief is besloten de huidige sociale verhoudingen in Zuid-Afrika te evalueren om te bezien of aanscherping van de code nodig is. De besprekingen zijn nog niet afgerond. Ten aanzien van mogelijke steunverlening aan Radio Freedom merkte de minister op dat die tot problemen zou leiden die niet bevorderlijk zijn voor de uitvoering van het tweede spoorbeleid. Hier is van toepassing wat de ministertevoren had gezegd over steunverlening aan politieke groeperingen. De heer Wallage merkte op dat bepaalde informatie de zwarte bevolking alleen via Radio Freedom kan bereiken. Is dit niet een geval waarin hulp de doelgroep niet op een andere wijze dan via de overheid kan bereiken? De minister antwoordde dat niet vaststaat dat het hier gaat om humanitaire hulp. Overigens betreft het hier een verantwoordelijkheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Terecht is geconstateerd dat men zich in het Amerikaanse Congres in toenemende mate ernstige zorgen maakt over de toestand in Zuid-Afrika. De Verenigde Staten zijn echter nog niet toe aan mandatoire economische sancties. De Amerikaanse rol is trouwens een andere dan de Nederlandse. De V.S. zijn nauw betrokken bij bepaalde ontwikkelingen in zuidelijk Afrika. Onlangs zijn door de V.S. nieuwe voorstellen gedaan aan de Angolese regering inzake Namibië. Ook laat de Amerikaanse regering zich in met de impasse die is ontstaan bij de uitvoering van het Nkomati-accoord tussen Zuid-Afrika en Mozambique. De minister zegde toe dat hij wilde nagaan of het mogelijk is de Krugerrand onder te brengen in een hoger BTW-tarief. Daarvoor zou hij contact opnemen met de staatssecretaris van Financiën. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelde dat haar rol in het tweede-spoorbeleid enige toelichting behoeft, aangezien Zuid-Afrika geen ontwikkelingsland is. Dat desondanks en ondanks de grote noden elders toch geld van Ontwikkeligssamenwerking naar Zuid-Afrika gaat, bewijst het grote belang dat de regering hecht aan de verbetering van de positie van de niet-blanken in dat land. Bij de verlening van beurzen wordt erop gelet dat deze geen substitutie vormt van taken die de Zuidafrikaanse regering zou behoren te vervullen. Het gaat om vormen van onderwijs, training en bewustwording - liefst in combinatie - ten behoeve van bijvoorbeeld kadervorming van de zwarte vakbonden. De zwarte vakbonden lijken thans in de beste positie om langs sociaal-economische weg bij te dragen aan de afschaffing van de apartheid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
11
Over de opleiding van zwarte vakbondsfunctionarissen had de minister nog niet gesproken met FNV en CNV. Zij zou dit de eerstkomende gelegenheid doen bij het regelmatig overleg dat zij met de bonden heeft. Het is niet per se nodig dat de opleiding in Nederland geschiedt, ook al had dit wel de voorkeur van de minister. Nu er al een traditie van samenwerking met FNV en CNV bestaat, had de minister er geen speciale behoefte aan met werkgeversorganisaties te praten over opleiding van personeel in ZuidAfrika. Als de werkgevers echter met voorstellen in die richting komen, zou zij daarvan goede nota nemen. Waar in de notitie staat dat naar mogelijkheden voor beursverlening voor Zuidafrikaanse studenten voor studie in Nederland een onderzoek zal worden ingesteld (bladzijde 10), wordt gedoeld op universitaire studies. Dit onderzoek wordt verricht onder verantwoordelijkheid van de minister voor Onderwijs en Wetenschappen en is nog gaande. In dat kader wordt ook de mogelijke toekenning van beurzen aan blanke studenten bekeken. Wat betreft de toekenning van beurzen aan vluchtelingen, merkte de minister opdat naast de hulp die viahet ANC is verleend aan vluchtelingen-studenten in Angola en Tanzania, een bedrag van één miljoen gulden met onder meer dit doel is geschonken aan de VN-fondsen voor Zuidafrikaanse en Namibische vluchtelingen. De laatste tijd is er sprake van een toenemende belangstelling hiervoor vanuit Namibië. De regering is hierop attent. De Nederlandse ambassade in Pretoria speelt een actieve rol. Ook in Zuid-Afrika zijn kleine ambassadeprojecten mogelijk. Daarvan zijn er thans 22 in uitvoering. De Zuidafrikaanse ambassade in Den Haag wordt over concrete projecten niet geconsulteerd. Aan vrouwenprojecten zou meer kunnen worden gedaan, maar het is moeilijk vrouwengroepen te vinden waarmee kan worden samengewerkt. Onlangs is de voorzitster ontvangen van de vrouwengroep Black Sash, een belangrijke anti-apartheidsbeweging. Dit zal waarschijnlijk leiden tot steun aan enige vrouwenprojecten. Daarnaast worden reeds vrouwenprojecten gesteund via de katholieke bisschoppenconferentie en het Wilgenspruit fellowshipcentre. De medefinancieringsorganisaties en de vakbonden zouden op het gebied van vrouwenprojecten nog actiever kunnen zijn. De minister zei dat zij hierover zou spreken met FNV en CNV. Via de Wereldraad van Kerken is in 1984 voor 440000 gulden aan subsidie verleend voor programma's ter bestrijding van het racisme en ter ondersteuning van slachtoffers van de apartheid. Op het gebied van spreiding van informatie worden projecten gesteund via medefinancieringsorganisaties en via het interchurch media programme. Met betrekking tot Radio Freedom merkte de minister op, onder verwijzing naar hetgeen gezegd was door haar ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, dat via politieke organisaties slechts hulp verleend kan worden, indien geen andere wegen open staan en indien het gaat om humanitaire hulp. Van het laatste is bij Radio Freedom naar het oordeel van de regering geen sprake. De minister zei dat wanneer er een voorstel ontvangen zou worden van de Wereldomroep voor training van radiomedewerkers, het al dan niet voorkomen van medewerkers van Radio Freedom op de deelnemerslijst geen invloed op haar besluitvorming zou hebben. Hoewel al verschillende studenten op die manier een training hebben ontvangen, had de minister nog geen specifieke aanvraag ontvangen daarvoor subsidie te verlenen. Een daartoe strekkend verzoek wilde zij in beginsel positief benaderen. De medefinancieringsorganisaties werken niet samen met politieke organisaties; wel onderhouden zij contacten met organisaties die door hun activiteiten-pakket politieke doeleinden mede nastreven. De discussie daarover wordt door de regering gevoerd in het reguliere gesprek met de medefinancieringsorganisaties. De medefinancieringsorganisaties hebben tot nu tot niet te kennen gegeven dat er behoefte bestaat aan een sterke uitbreiding van de voor het tweede-spoorbeleid ter beschikking gestelde middelen. Aan het tweede spoor is door Ontwikkelingssamenwerking sinds 1977 een kleine f23 min. besteed. Een lichte stijging van deze fondsen, gerelateerd aan de stijging van het NNI, is wel degelijk mogelijk.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985,17 895, nr. 20
12
Mevrouw Ubels vroeg wat de regering zal doen als de particuliere organisaties niet voldoende op de behoeften van de vluchtelingen kunnen inspelen. De minister antwoordde dat, als dat probleem rijst, daarover met hen zal worden gesproken. Mevrouw Brouwer vroeg of zij goed had begrepen dat training van medewerkers van Radio Freedom niet door de Nederlandse overheid wordt gefinancierd, omdat dat, anders dan bij de training van vakbondskader het geval is, niet mogelijk is binnen deZuidafrikaanse legaliteit. Welke faciliteiten kan de Wereldomroep verlenen? De minister antwoordde, mede naar aanleiding van vragen van mevrouw Wessel, dat zij met haar ambtgenoot van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zal bespreken hoe de activiteiten van de Wereldomroep in Zuid-Afrika gestimuleerd kunnen worden. De voorzitter van de commissie. Ter Beek De griffier voor dit verslag, Koppen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 895, nr. 20
13