Tweede besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde; gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012; b e s l u i t: vast te stellen het: Tweede besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 3 Artikel 1. Begripsomschrijvingen................................................................................................3 Lid 1. HH 1 ..............................................................................................................................3 Lid 2. HH 2 ..............................................................................................................................3 Lid 3. Persoonsgebonden budget............................................................................................3 Lid 4. Financiële tegemoetkoming ...........................................................................................3 Lid 5. PGB-alfa........................................................................................................................3 Lid 6. PGB-alfa plus ................................................................................................................3 Lid 7. PGB-regulier HH1..........................................................................................................3 Lid 8. PGB-regulier HH2..........................................................................................................3 Lid 9. Eigen bijdrage................................................................................................................3 Lid 10. Eigen aandeel................................................................................................................3 Lid 11. Woningaanpassing ........................................................................................................3 Lid 12. Autoaanpassing.............................................................................................................3 Lid 13. Kale huur .......................................................................................................................3 Lid 14. Belanghebbende ...........................................................................................................4 Lid 15. Budgethouder ................................................................................................................4 Hoofdstuk 2. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET .........4 Artikel 2. Regels rond de verstrekking .......................................................................................4 Artikel 3. Verstrekkingen in natura.............................................................................................4 Artikel 4. Verantwoording budgethouder....................................................................................4 HOOFDSTUK 3. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL 5 Artikel 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel ................................................................................5 HOOFDSTUK 4. HULP BIJ HET HUISHOUDEN 6 Artikel 6. Bedrag Persoonsgebonden Budget huishoudelijke hulp .............................................6 Artikel 7. Kortdurende huishoudelijke hulp.................................................................................6
conceptversie 5 april 2012
1
HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN 7 Artikel 8. Vaststelling Persoonsgebonden Budget / financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen...................................................................................................7 Artikel 9. Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten ................................7 Artikel 10. Bedrag Persoonsgebonden Budget / financiële tegemoetkoming voor aanpassing woonvoorziening ...................................................................................7 HOOFDSTUK 6. VERVOERSVOORZIENINGEN EN ROLSTOELEN 9 Artikel 11. Vaststelling Persoonsgebonden Budget vervoersvoorzieningen en rolstoelen..........9 Artikel 12. Financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen..........................................9 Artikel 13. Collectief vervoer......................................................................................................9 Artikel 14. Individueel vervoer .................................................................................................10 Artikel 15. Beëindigen van niet-gebruik ...................................................................................10 HOOFDSTUK 7. ADVISERING 11 Artikel 16. Verplicht advies ......................................................................................................11 HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN 11 Artikel 17. Hardheidsclausule ..................................................................................................11 Artikel 18. Inwerkingtreding .....................................................................................................11 Artikel 19. Overgangsbepaling ................................................................................................11 Artikel 20. Citeertitel ................................................................................................................12
conceptversie 5 april 2012
2
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder: Lid 1. HH 1 HH 1: Hulp bij het Huishouden met uitvoerende activiteiten; Lid 2. HH 2 HH 2: Hulp bij het Huishouden met uitvoerende activiteiten en of (dagelijkse) regievoering; Lid 3. Persoonsgebonden budget Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura. Lid 4. Financiële tegemoetkoming Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat. Lid 5. PGB-alfa PGB-alfa: een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) kan inkopen, waarbij niet aan alle door de gemeente gestelde kwaliteitseisen behoeft te worden voldaan; Lid 6. PGB-alfa plus PGB-alfa plus: een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) kan inkopen waarbij niet aan alle door de gemeente gestelde kwaliteitseisen behoeft te worden voldaan; Lid 7. PGB-regulier HH1 PGB-regulier HH1: een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) kan inkopen bij een zorgaanbieder die voldoet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen; Lid 8. PGB-regulier HH2 PGB-regulier HH2: een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) kan inkopen waarbij wordt voldaan aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen; Lid 9. Eigen bijdrage Eigen bijdrage: het bedrag dat een belanghebbende op een individuele voorziening moet betalen; Lid 10. Eigen aandeel Eigen aandeel: het ten eigen laste van de belanghebbende blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend; Lid 11. Woningaanpassing Woningaanpassing: ingreep van bouwkundige of woontechnische aard; Lid 12. Autoaanpassing Autoaanpassing: aanbrengen van extra faciliteiten ten opzichte van de referentieauto; Lid 13. Kale huur Kale huur: de bruto huurprijs minus servicekosten en kosten nutsvoorzieningen;
conceptversie 5 april 2012
3
Lid 14. Belanghebbende Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen; Lid 15. Budgethouder Budgethouder: de belanghebbende aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend.
HOOFDSTUK 2. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 2. Regels rond de verstrekking Lid 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger. Lid 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien: a. op grond van aanwijzingen die tijdens een onderzoek duidelijk zijn geworden het vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget; b. de gevraagde voorziening reeds eerder in natura of in vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt en waarbij de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Lid 3. Voor algemene voorzieningen wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt. Artikel 3. Verstrekkingen in natura Lid 1. Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura worden verstrekt zijn: a. trapliften. Lid 2. De collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening wordt uitsluitend verstrekt in natura. Artikel 4. Verantwoording budgethouder Lid 1. De budgethouder is verplicht alle documenten te overleggen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een verantwoordingsonderzoek. Lid 2. De budgethouder van een persoonsgebonden budget voor Hulp in het Huishouden overlegt in ieder geval: a. de zorg- of arbeidsovereenkomst met de zorgverlener; b. de declaratie van de zorgverlener; c. het betalingsbewijs aan de zorgverlener; d. de arbeidsovereenkomst dient in ieder geval te bevatten: naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer. Lid 3. De budgethouder van een persoonsgebonden budget voor een andere individuele voorziening overlegt in ieder geval:
conceptversie 5 april 2012
4
a. de factuur van de aangeschafte of onderhouden voorziening óf het betalingsbewijs van de aangeschafte of onderhouden voorziening. Lid 4. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder vindt in ieder geval plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van het kalenderjaar.
HOOFDSTUK 3. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL Artikel 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel Lid 1. Er wordt, tenzij anders is aangegeven, een eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd bij de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, een rolstoel, een individuele woonvoorziening en huishoudelijke hulp. Lid 2. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Lid 3. Voor woningaanpassingen in en aan het huis wordt gedurende een periode van maximaal negenendertig tijdvakken van vier weken een eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel gevraagd. Voor voorzieningen in bruikleen, zoals losse woonvoorzieningen en trapliften, wordt gedurende het gebruik van de voorziening een eigen bijdrage gevraagd.
conceptversie 5 april 2012
5
HOOFDSTUK 4. HULP BIJ HET HUISHOUDEN Artikel 6. Bedrag Persoonsgebonden Budget huishoudelijke hulp Lid 1. De bruto bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedragen: PGB tarief:
soort hulp:
kwaliteit:
hoogte PGB 125 % minimumloon incl. vakantiegeld Minimaal gelijk aan het maximale bruto uurloon incl. vakantiegeld functieschaal 10 CAO VVT. 150 % minimumloon incl. vakantiegeld Minimaal gelijk aan het maximale bruto uurloon incl. vakantiegeld functieschaal 15 CAO VVT.
2012
HH 1
Eenvoudige hulp
PGB-alfa
○ niet opgeleid
€ 12,51 per uur
HH 2
Meervoudige hulp
PGB-alfa plus
○ opgeleid
HH 1 extra
Eenvoudige hulp
PGBregulier HH1
○ opgeleid ○ werkzaam voor (thuiszorg)instelling
Gelijk aan laagste tarief zorg in natura
€ 19,50 per uur
HH 2 extra
Meervoudige hulp
PGBregulier HH2
○ opgeleid ○ werkzaam voor (thuiszorg)instelling
Gelijk aan laagste tarief zorg in natura
€ 22,95 per uur
€ 15,02 per uur
Lid 2. Het bruto totaalbedrag persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van de geïndiceerde activiteiten. Lid 3. Het netto bedrag persoonsgebonden budget is het bruto bedrag persoonsgebonden budget verminderd met de eigen bijdrage. Lid 4. Het bruto bedrag persoonsgebonden budget wordt maandelijks bij vooruitbetaling betaalbaar gesteld. Artikel 7. Kortdurende huishoudelijke hulp Kortdurende huishoudelijke hulp op basis van een indicatie van een transferpunt wordt voor maximaal vier weken verstrekt.
conceptversie 5 april 2012
6
HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN Artikel 8. Vaststelling Persoonsgebonden Budget / financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen Lid 1. De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkoming of in natura. Lid 2. Indien de woonvoorziening wordt verstrekt als woningaanpassing kan hieronder mede worden verstaan de uitvoeringskosten voor het treffen van voorzieningen van niet-woontechnische aard voor onderhoud, keuring en reparatie, tijdelijke huisvesting en huurderving. Lid 3. Als een woonvoorziening wordt verstrekt is altijd een gereedmelding noodzakelijk. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling. Artikel 9. Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten Het forfaitair bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt: a. € 1.800,00 wanneer het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar een geschikte woning verhuist; b. € 4.100,00 wanneer het een persoon betreft die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een belanghebbende met beperkingen, zijn woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft vrijgemaakt. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken. Artikel 10. Bedrag Persoonsgebonden Budget / financiële tegemoetkoming voor woonvoorziening Lid 1. Het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening is gelijk aan het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte, en overstijgt de werkelijk gemaakte kosten niet. Lid 2. Voor het bezoekbaar maken van een woning kan een voorziening worden verstrekt. a. De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte bedraagt maximaal € 5.000,00. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken. b. De relatie tussen de aanvrager en de bezoeker is beperkt tot aanvrager en kind, dan wel aanvrager en partner, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wet. Lid 3. Het bedrag voor onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening wordt bepaald door de werkelijk gemaakte kosten. a. Een keuring wordt volgens de minst vereiste periodiciteit voor de betreffende voorziening uitgevoerd. b. Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, als de woonvoorziening betrekking heeft op: - trapliften; - rolstoel- of sta-plateauliften; - woonhuisliften; - hefplateauliften; - balansliften; - plafondliften; - mechanische of waterdrukbadliften; - toiletten met onderspoel- en föhninrichting;
conceptversie 5 april 2012
7
- de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; - elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren; - door gemeente aangekochte en in bruikleen verstrekte voorzieningen (zoals losse douchestoel) c. de aanvrager ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont. Lid 4. Het bedrag voor tijdelijke huisvesting in geval van dubbele woonlasten wordt bepaald door de werkelijk gemaakte kosten per maand met een maximum van € 500,00 voor het betrekken van zelfstandige en € 300,00 voor het betrekken van niet-zelfstandige woonruimte gedurende een periode van maximaal zes maanden. Hiervan wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken. Lid 5. Het bedrag voor derving van huurinkomsten bij huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte is gebaseerd op de kale huur van de woonruimte over een periode van maximaal zes maanden. Lid 6. Bij verkoop van de woning waarin een voorziening is aangebracht binnen een periode van tien jaar hieraan voorafgaand dient de kostprijs minus de eigen bijdrage te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema: a. eerste en tweede jaar: 100 % van het bedrag; b. derde en vierde jaar: 80 % van het bedrag; c. vijfde en zesde jaar: 60 % van het bedrag; d. zevende en achtste jaar: 40 % van het bedrag; e. negende en tiende jaar: 20 % van het bedrag. Lid 7. Indien een voorziening het noodzakelijk maakt dat extra grond moet worden verworven kan een bijdrage worden verleend ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek op basis van een maximaal aantal vierkante meters volgens het volgende schema: 1. per vertrek in een zelfstandige woning: soort vertrek: a. zit/slaapkamer b. woonkamer c. keuken d. eenpersoonsslaapkamer e. tweepersoonsslaapkamer f. toilet g. badkamer, wastafelruimte h. badkamer, doucheruimte i. entree/gang/hal/ j. berging
18 30 10 10 18 2 2 3 5 6
2. per verhard pad tussen ingang woonruimte en openbare weg en of berging/tuinpoort: 20. Lid 8. a. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en
conceptversie 5 april 2012
8
ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. b. Uitzondering op lid 8 sub a vormt de aanvrager die permanent in een recreatiewoning of vakantiewoning verblijft en hiervoor een ontheffing heeft. In deze situatie wordt geen bijdrage verleend ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek en zijn de overige woonvoorzieningen beperkt tot maximaal € 5.000,- per aanvraag.
HOOFDSTUK 6. VERVOERSVOORZIENINGEN EN ROLSTOELEN Artikel 11. Vaststelling Persoonsgebonden Budget vervoersvoorzieningen en rolstoelen Lid 1. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening en een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de (tegen)waarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen. Lid 2. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening en een rolstoel kan worden verstrekt in de vorm van aankoop of huur. Lid 3. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening en een rolstoel die door de budgethouder wordt aangeschaft wordt vastgesteld op basis van de waarde van de geldende prijsafspraak met de door de gemeente gecontracteerde leverancier. Lid 4. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening en een rolstoel in huur wordt vastgesteld op basis van de waarde van de huurprijs zoals die door het college aan de door de gemeente gecontracteerde leverancier zou worden betaald. Artikel 12. Financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen Lid 1. Het forfaitair bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor de kosten van het gebruik van een vervoersvoorziening bedraagt voor gebruik van een (eigen) auto: € 720,00, zijnde 2000 km à € 0,36. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken. Lid 2. Indien iemand als vervoervoorziening ook een scootmobiel van het college ontvangt, wordt het bij lid 1 genoemde forfaitaire bedrag voor 50% verstrekt. Lid 3. Voor gebruik van een (rolstoel)taxi wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt indien de belanghebbende gebruik kan maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer. Artikel 13. Collectief vervoer Lid 1. Bij gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer (RegioTaxiPlus) voor pashouders kan per rit maximaal 22 kilometer of naar een specifieke puntbestemming worden gereisd tegen het RegioTaxiPlus pashouderstarief. Lid 2. Per kalenderjaar kan maximaal 2.000 kilometer worden gereisd tegen het gereduceerd tarief.
conceptversie 5 april 2012
9
Lid 3. Het eigen aandeel bij gebruik van de vraagafhankelijke collectieve vervoersvoorziening (RegioTaxiPlus) bedraagt: a. een opstaptarief van € 1,70 per rit en; b. bij vervoer tot en met 22 kilometer of naar een specifieke puntbestemming € 0,20 per kilometer en; c. bij vervoer boven 22 kilometer het door vervoerder in rekening gebrachte kilometertarief voor de pashouder, en eventuele meereizende gezamenlijk. Lid 4. Wanneer de pashouder is aangewezen op noodzakelijke begeleiding tijdens de reis dan mag de begeleider gratis meereizen. (klein)Kinderen tot twaalf jaar van de pashouder mogen gratis meereizen, en huisgenotenpashouders kunnen meereizen tegen hetzelfde tarief als de pashouder. Meereizenden moeten op dezelfde plaats in- en uitstappen als de pashouder. Artikel 14. Individueel vervoer Lid 1. De gemeente hanteert voor individuele vervoersvoorzieningen en rolstoelen een gebruiksduur van zeven jaar. Lid 2. De financiële tegemoetkoming voor aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportrolstoel bedraagt € 2.500,00. Dit bedrag is forfaitair en wordt eenmaal per drie jaar verstrekt. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken. Lid 3. Het college kan een persoonsgebonden budget in de kosten van aanpassingen aan de auto verlenen, wanneer deze: a. redelijk is aan te passen; b. in goede staat verkeert en c. in beginsel niet ouder is dan vijf jaar. Lid 4. De financiële tegemoetkoming voor auto-aanpassingen wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Lid 5. Het gestelde in het vierde lid is niet van toepassing in geval van een calamiteit. Lid 6. Een auto-aanpassing, zoals genoemd in het vierde lid, kan na zeven jaar opnieuw worden aangevraagd, indien deze aantoonbaar niet meer naar behoren functioneert. Artikel 15. Beëindigen bij niet-gebruik Lid 1. Individuele vervoersvoorziening en rolstoelen dienen binnen de vastgestelde periode van gebruiksduur aan de gemeente te worden overgedragen dan wel de restwaarde ervan vergoed zodra: a. vaststaat dat de aanvrager de voorziening niet meer gebruikt; b. de aanvrager is overleden, de verplichting rust dan op de erfgenamen; c. de aanvrager is verhuisd, tenzij de nieuwe woongemeente de verstrekking overneemt.
conceptversie 5 april 2012
10
Lid 2. De restwaarde van individuele vervoersvoorzieningen en rolstoelen wordt als volgt bepaald: a. in het eerste jaar 85 % van het bedrag Pgb; b. in het tweede jaar 70 % van het bedrag Pgb; c. in het derde jaar 55 % van het bedrag Pgb; d. in het vierde jaar 40 % van het bedrag Pgb; e. in het vijfde jaar 25 % van het bedrag Pgb; f. in het zesde jaar 10 % van het bedrag Pgb.
HOOFDSTUK 7. ADVISERING Artikel 16. Verplicht advies Het bedrag waarboven in ieder geval advies van een daartoe aangewezen adviesinstantie moet worden gevraagd bedraagt € 10.000,00.
HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN Artikel 17. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van dit besluit indien toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 18. Inwerkingtreding Lid 1. Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking ervan. Lid 2. Met de inwerkingtreding wordt het “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012”, vastgesteld op 20 december 2011, ingetrokken. Artikel 19. Overgangsbepaling Lid 1
Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van het “Tweede besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012”, worden behandeld op basis van het voorafgaande besluit. Lid 2. Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning die zijn verstrekt vòòr de inwerkingtreding van dit besluit worden tot 1 januari 2013 vastgesteld overeenkomstig de eerdere regeling. Lid 3. Belanghebbenden die tot 1 januari 2013 een voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ontvangen die zijn verstrekt vòòr de inwerkingtreding van dit besluit, ontvangen bij wijziging van de voorziening ten gevolge van de vaststelling van het “Tweede besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012” uiterlijk 30 september 2012 een nieuwe beschikking. Lid 4. De bepalingen in artikel 13 lid 2 zijn van kracht per 1 januari 2013.
conceptversie 5 april 2012
11
Lid 5. Artikel 13 lid 1 en artikel 13 lid 3 zijn voor alle pashouders van kracht per 1 juli 2012 (of 1 oktober 2012 of 1 januari 2013; nog nader te bepalen door het college). Artikel 20. Citeertitel Dit besluit kan worden aangehaald als het “Tweede besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012”. Aldus vastgesteld door het college op … 2012 .
de heer J.M. de Vos, secretaris
mevrouw L.A.M. Kompier, burgemeester
conceptversie 5 april 2012
12