Naam________________________________studentnummer ______________
VUmc-compas
Toets
her2V12 semester B 2.2 0910 / Twee-voor-Twaalf hertentamen
Semestercoördinator
prof.dr. A.H.L.M. Pieters
Studiejaar/ fase
tweede jaar/ Bachelor
Gelegenheid
2e
Toetsdatum
3 augustus 2010
Tijd
15.15 – 17.45 uur
Toetsduur
2,5 uur
Plaats
de TenT-hal (op het terrein van de VU)
Aantal en type vragen
Open-boek-toets met 10 opdrachten met open (sub)vragen Per opdracht 10 punten = max. 100 punten voor de toets
Aantal versies
1
Druk
enkelzijdig bedrukt
Aantal pagina’s toets
18 inclusief dit voorblad
Toegestane hulpmiddelen
-boeken toegestaan naar eigen keuze student: -rekenmachine (maar geen mobiel. PDA of Palm o.i.d.)
Inleveren na afloop
complete toets met naam en studentnummer op ieder blad
Antwoordsleutel/model
na afloop op Blackboard
Studentinstructie • geldig legitimatiebewijs klaarleggen • controleer of er pagina’s ontbreken in de toets • vul je naam en studentnummer duidelijk in op alle pagina’s met pen, anders wordt het niet nagekeken. • Bij overbodige foute antwoorden worden punten in mindering gebracht • de grootte van de antwoordruimte is groter dan strikt nodig: schrijf alleen op wat er toe doet. • alléén toetsbenodigdheden op tafel • NIET eten en drinken en dus ook niet op tafel leggen • mobiele telefoons uit en in de tas • jassen en tassen ónder tafel of aan de zijkant van de zaal • tijdens het eerste uur en het laatste half uur GEEN toiletbezoek • vragen over de toets worden NIET beantwoord • fraude wordt bestraft Succes! her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 1 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
1a
Opdracht 1 / 3 vragen Inleiding Klachten en ziekteverschijnselen van auto-immuunziekten kunnen zich presenteren in één enkel orgaan of één weefselsoort. Dit wil nog niet zeggen dat het antigeen, waartegen de autoimmuunreactie is ontstaan, uitsluitend in één orgaan of weefseltype voorkomt. De autoimmuunreactie kan zich ook richten tegen weefsels die geen, of nóg geen, klachten geven. Vraag 1 (3 punten) Noem drie ziekten waarbij de auto-immuunreactie zich specifiek richt tegen een antigeen dat uitsluitend in één orgaan of weefseltype voorkomt (ook al kunnen de gevolgen, en daarmee de ziekteverschijnselen, zich wel degelijk manifesteren in meer dan één orgaan of weefseltype). Noem bij elke ziekte het betreffende orgaan(systeem).
Antwoord: elk van onderstaande is goed voor 1 punt, maximum drie punten: Orgaan(systeem) Schildklier Pancreas Spieren Maag Bloed
Auto-immuunziekte M. Graves Diabetes mellitus type I Myasthenia gravis Atrofische gastritis Autoimmuun hemolytische anaemie / Autoimmuun thrombopenie
NB: er zijn meer mogelijk goede antwoorden: a.d.h.v. andere ziekten, genoemd door de examinandi het totale aantal punten vaststellen: 1 punt per ziekte met totaal van maximaal 3 ziekten, een fout genoemde ziekte is een punt aftrek (minimum aantal punten is 0).
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 2 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
1b
Vervolg opdracht 1 Vraag 2 (3 punten) Noem drie ziekten waarbij de auto-immuunreactie zich richt tegen een of meer antigenen die in meer dan één orgaan of weefseltype voorkomen (ook al kunnen de ziekteverschijnselen zich wel degelijk manifesteren in slechts één orgaan of weefseltype). Antwoord: elk van onderstaande ziekten is goed voor 1 punt, maximum 3 punten: Auto-immuunziekte Morbus Sjögren SLE / Systemische sclerose Reiter Inflammatoire myopathieën Systemische sclerose MCTD (mixed connective tisssue disease) Polyarteriïtis nodosa Reumatoïde artritis (Sommige vormen van) autoimmuun hemolytische anaemie NB: er zijn meer mogelijk goede antwoorden: a.d.h.v. andere ziekten, genoemd door de examinandi het totale aantal punten vaststellen: 1 punt per ziekte met totaal van maximaal 3 ziekten, een fout genoemde ziekte is een punt aftrek (minimum aantal punten is 0). Vraag 3 (4 punten) Noem twee auto-immuunziekten die gepaard gaan met goede, of zelfs toegenomen, eetlust maar gelijktijdig een neiging tot gewichtsverlies / afvallen (2 punten). Leg van beide ziekten kort het pathofysiologische mechanisme uit achter het calorieverlies en verklaar in beide gevallen waarom een verhoogde calorie-intake geen gewichtstoename geeft (2 punten). Antwoord: - M Graves: toegenomen energieverbruik door hyperthyreoïdie, veroorzaakt door auto-antistoffen die de TSHR activeren. Het toegenomen energieverbruik resulteert in verhoogde calorische behoefte dat bij achterblijvende intake tot gewichtsverlies leidt. (Geheel goed: 2 punten, gedeeltelijk goed: 1 punt) - Diabetes mellitus type I: opname glucose in vet- en spierweefsel verlaagd ten gevolge van hypoinsulinaemie door autoimmuun-destructie van beta-cellen. Dit geeft glucoseverlies in urine, daardoor calorieverlies. Verminderde opbouw van vetten, eiwitten en glycogeen t.g.v. insulinetekort leidt eveneens tot gewichtsverlies. (Geheel goed: 2 punten, gedeeltelijk goed: 1 punt)
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 3 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
2
Opdracht 2 / 2 vragen Casus Een sociaal wetenschappelijk onderzoeker wil nagaan wat vraaggerichte zorg inhoudt voor mensen met astma of COPD. De onderzoeker heeft nog niet besloten welke dataverzamelingstechnieken hij gaat gebruiken in zijn kwalitatieve onderzoek. Vraag 1 (3 punten) Noem drie typen dataverzamelingstechnieken die beschikbaar zijn bij kwalitatief onderzoek. Antwoord: Participerende observatie of afstandelijke observatie via beeld- of geluidsopnames (1pnt) Individuele ondervraging/interview (1pnt) Focusgroepen (1pnt) Documentenverzameling (1pnt) Experiment (1pnt)
Vraag 2 (7 punten) Benoem per type dataverzamelingstechniek in welke gevallen deze het meest geschikt is in het onderzoek naar vraaggerichte zorg voor mensen met astma of COPD. Antwoord: Observatie Geschikt indien: de onderzoeker de handelingen van patiënt/arts rond vraaggerichte zorg helder wil krijgen (3 pnt) Individuele ondervraging / interview Geschikt indien: de onderzoeker patiënten wil vragen naar individuele ervaringen en meningen rond vraaggerichte zorg. (2pnt) Focusgroepen Geschikt indien: de onderzoeker patiënten wil vragen naar groepservaringen en -meningen rond vraaggerichte zorg. (2pnt) Documentenverzameling:
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 4 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________ Geschikt indien: de onderzoeker documenten wil bestuderen die tot stand komen door gedragingen van mensen met astma of COPD. (2pnt) Experiment Geschikt indien: de onderzoeker door het scheppen van of manipuleren van omstandigheden mogelijk daaruit voortvloeiende gedragingen wil observeren. Het experiment dient bij te dragen aan de doelstellingen van het onderzoek naar vraaggerichte zorg. (2pnt)
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 5 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
3a
Opdracht 3 / 3 vragen Casus Meneer Trots (76 jaar) is 4 weken geleden opgenomen op een revalidatie afdeling van het verpleeghuis, na het plaatsen van een nieuwe knie bij ernstig invaliderende gonartrose. Zijn voorgeschiedenis vermeldt artrose, COPD, hypertensie en hypercholesterolemie. Zijn medicatie is atenolol 1 dd 50mg (bètablokker), hydrochloorthiazide 1 dd 50mg (diureticum), simvastatine 1 dd 40mg (cholesterolremmer), salmeterol 2 dd 2 pufjes (bèta 2-sympathicomimeticum, bronchusverwijdend effect) , tramadol 1 dd 100mg (opiaatagonist). Helaas is de operatie niet probleemloos verlopen en heeft hij post-operatief een pneumonie ontwikkeld. Hij is ernstig ziek geweest, maar is nu weer redelijk hersteld. Toch is hij in deze hele periode 8 kilo afgevallen. Hij weegt nu 92 kilo bij een lengte van ongeveer 1.80 m. Vraag 1 (2 punten) Is er bij deze patiënt sprake van ondervoeding; zo ja waarom wel, zo nee waarom niet? Antwoord: Ja, gewichtsverlies van meer dan 5% in 1 maand.
Vraag 2 (3 punten) Noem 3 risicofactoren voor gewichtsverlies bij deze patiënt. Leg kort uit. Antwoord: - verminderde eetlust door medicatie/ziekte (1pnt) - verminderde intake door algehele zwakte en onvoldoende hulp (1pnt) - verhoogde voedingsbehoefte tgv ok en recente ziekte (1pnt) - verhoogde voedingsbehoefte tgv chronische ziekte (COPD)
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 6 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
3b
Vervolgopdracht 3 Vraag 3 (5 punten) Wat is in het algemeen de fysiologische reactie van het lichaam op ondervoeding, en welke consequentie heeft dit op het functioneren van een patiënt? Antwoord:
- verminderen van metabolisme
- geleidelijke afbraak van spierweefsel (autokannibalisme) met sparen van organen en immuunsysteem.
Met als gevolg zwakte en verminderde functionaliteit
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 7 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
4a
Opdracht 4 / 4 vragen Casus: Als arts krijgt u een man van 55 jaar op uw spreekuur. De man geeft aan te roken en niet te sporten. Verder navragen leert u dat deze man niet de aanbevolen dagelijkse 2 ons groenten en 2 stuks fruit tot zich neemt. Uit onderzoek leert u verder dat de man een bloeddruk heeft van 90 om 140 en een totaal cholesterol/HDL-cholesterol ratio van 6. De man heeft geen gediagnosticeerde hart- en vaatziekten en geen Diabetes Mellitus Type 2. Vraag 1 (2 punten) Wat is het stijging van het sterfterisico door Hart- en Vaatziekten voor deze man over een periode van 10 jaar, ervan uitgaande dat er in deze periode geen veranderingen optreden in de gegeven waarden? Leg uit hoe je aan het antwoord komt. Antwoord: Toename is 11% Uitleg: 55 jaar is 6% sterfterisico 65 jaar is 17% sterfterisico
Vraag 2 (2 punten) In welk geval overweegt u medicamenteuze behandeling bij deze 55-jarige man? Antwoord: Overweging medicamenteuze behandeling bij additionele risicofactoren (2 punten)
Vraag 3 (2 punten) Wat is op basis van de casus het belangrijkste leefstijladvies voor deze man om de toename in sterfterisico te minimaliseren? Antwoord: Stoppen met roken.
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 8 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
4b
Vervolgopdracht 4 Vraag 4 (4 punten) Waarom is lichamelijk inspannende activiteit (vanuit het oogpunt van de publieke gezondheid) een effectief middel om het aantal gevallen van acuut hartfalen te minimaliseren, ondanks het significant verhoogde risico op plotse hartdood tijdens sport. Antwoord: Het gemiddelde 24-uurs risico op plots hartfalen bij actieve mensen is lager dan het gemiddelde risico op plots hartfalen bij inactieve mensen.
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 9 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
5a
Opdracht 5 / 3 vragen Casus Mevr. van Zomeren is 87 jaar. Zij woont nog zelfstandig in haar appartement. Haar voorgeschiedenis vermeldt gonartrose, hypertensie, obesitas, niet-insuline-afhankelijke diabetes mellitus (NIDDM) en een reactieve depressie na het overlijden van haar echtgenoot. Als medicatie gebruikt ze; metformine (oraal bloed-glucose verlagend middel) 3 dd 1000mg, furosemide (diureticum) 1 dd 40mg, atenolol (selectieve bèta-blokker) 1 dd 50mg, temazepam (benzodiazepine) 1 dd 10mg en paracetamol zo nodig. De huisarts wordt gealarmeerd door haar dochter die vlakbij woont. Zij kwam bij haar moeder op bezoek, maar haar moeder deed de deur niet open. Gelukkig had zij een sleutel en kon naar binnen. Zij trof haar moeder in bed aan. Ze was suf en sprak wartaal en kon niet meer op haar benen staan. De huisarts gaat bij haar langs. Vraag 1 (6 punten) Welke geneesmiddelen van mevr. van Zomeren geven een verhoogd risico op valincidenten en fracturen? Leg kort uit. Antwoord: - benzodiazepine; spierrelaxatie (2pnt)
- diureticum; ontstaan orthostatische hypotensie (2pnt)
- atenolol; orthostatische hypotensie en bradycardie (2pnt)
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 10 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
5b
Vervolgopdracht 5 Vervolg casus De huisarts onderzoekt mevr. van Zomeren. Hij ziet een somnolente vrouw. Bloeddruk is 110/60 mmHG, pols 60 regulair, temperatuur 37.3 graden Celsius. Verder zijn er bij lichamelijk onderzoek geen duidelijke afwijkingen. Naast haar bed ligt een doosje diclofenac (NSAID). Bij navraag blijkt zij deze al een week te gebruiken in verband met pijn in haar knie. De paracetamol had onvoldoende effect en de drogist adviseerde haar deze tabletten. De pijn reageerde er goed op. Vraag 2 (3 punten) Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van het somnolente toestandsbeeld van deze patiënte? Het antwoord hoeft niet in verband te worden gebracht met een of meer van de gebruikte medicijnen. Antwoord: - verstoring water- elektrolytenbalans (hyponatriemie, hypokalieme) - dehydratie - nierfunctiestoornissen. - delier obv bovenstaande Vraag 3 (1 punt) Welk (makkelijk thuis uitvoerbaar) aanvullend onderzoek moet de huisarts, met het oog op haar voorgeschiedenis, in ieder geval nog uitvoeren? Antwoord: - glucose vingerprik; gezien diabetes mellitus
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 11 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________ Opdracht 6 / 1 vraag Casus Een 60-jarige man raadpleegt de huisarts met de volgende klachten: “Sinds geruime tijd heb ik minder zin in seks en krijg ik niet altijd meer een erectie. Bovendien merk ik dat ik sinds enige tijd anders denk bij het vrijen dan vroeger.” De man heeft een fijne partnerrelatie met een man waarvan hij houdt. De man heeft geen psychiatrische co-morbiditeit. Vraag (10 punten) Beredeneer welke (biologische en psychologische) therapeutische interventie(s), op basis van evidence-based practice, aangewezen zijn bij de volgende twee mogelijke diagnosestellingen door de huisarts: 1a. het metabool syndroom (5 punten) Antwoord: Kern van het antwoord dient te zijn dat er een adequate indicatiestelling is op grond waarvan biologische en psychologische interventies ingezet worden. Met andere woorden dat waar mogelijk een effectieve behandeling wordt gedaan. voor het metabool syndroom ‘fitness door meer te bewegen’ (om de negatieve gezondheidseffecten en symptomen van het metabool syndroom tegen te gaan, respectievelijk teniet te doen);
1b. hypogonadisme/testosterondeficiëntie (5 punten) Antwoord: Kern van het antwoord dient te zijn dat er een adequate indicatiestelling is op grond waarvan biologische en psychologische interventies ingezet worden. Met andere woorden dat waar mogelijk een effectieve behandeling wordt gedaan voor hypogonadisme en testosterondeficiëntie: testosteronsuppletie (in het bijzonder indien er een lagere testosteronwaarde is dan 12nmol/l =300ng/dl; waarbij de redenering is dat er een drempelwaarde is aan testosteron waaronder het seksuele systeem uitvalt/uitvalsverschijnselen vertoont)
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 12 van 17
6
Naam________________________________studentnummer ______________
7
Opdracht 7 1 vraag Casus Een echtpaar kan geen kinderen krijgen en onderzoek geeft aan dat het probleem bij de man moet liggen. De plasmaspiegel van FSH is bij de man verhoogd, terwijl die van LH normaal is. Vraag (10 punten) Geef aan in welk celtype hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van de infertiliteit van de man gelegen is en welke rol de hypofyse en inhibine hierbij spelen. Antwoord: Spermatogenese is afhankelijk van Sertoli-cellen (FSH-gestimuleerd) én van testosteron geproduceerd door Leydig-cellen (LH-gestimuleerd) (4pnt). Afwijkende waarde van FSH geeft aan dat het probleem in de regulatie van de hypothalamushypofyse-gonaden-as gelegen is. (3pnt) Verhoogde FSH, bij normale LH spiegels, geeft aan dat negatieve terugkoppeling door inhibine verminderd of afwezig is (3 pnt). Inhibine wordt afgegeven door Sertoli-cellen en een defect in deze cellen is daarom waarschijnlijk. Dit zal leiden tot verminderde spermatogenese en is een verklaring voor de infertiliteit (2 pnt).
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 13 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
8a
Opdracht 8 / 3 vragen Casus: De heer de K., 35 jaar, is postbode. Zes maanden geleden is hij uitgevallen tijdens het voetballen i.v.m. rugklachten en uitstraling in het rechter been tot de voet. Hij heeft ook een klapvoet. Door de huisarts wordt hij verwezen naar de neuroloog. Deze maakt een MRI en constateert een HNP L5 - S1. Hij is geopereerd door de neurochirurg maar houdt een klapvoet rechts. Hij kan slechts een half uur aaneengesloten lopen. Langer dan een half uur aaneengesloten staan en traplopen gaat ook moeilijk. Hij wil weer graag gaan werken, maar zijn chef kan hem geen aangepaste wijk geven zodat hij minder lang achtereen hoeft te lopen. Hij wordt daarom afgekeurd als postbode. Door het UWV wordt hij wel goedgekeurd voor afwisselend lopend, staand en zittend werk. Hij stopt met voetbal omdat hij bang is dat hij dan opnieuw een hernia krijgt. Hij is erg voorzichtig met de belasting van zijn rug geworden. Vraag 1 (1 punt) Schets het ICF model. Uitleg: Bij gehele model 1 punt. Ontbreekt 1 aspect geen punten. Dit staat letterlijk in de klapper.
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 14 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
8b
Vervolg opdracht 8 Vraag 2 (6 punten) Plaats/vertaal de informatie zoals aangegeven in de casus in/naar het ICF-model en vul in het ICF-model eventuele ontbrekende informatie zelf aan. Antwoord: In deze casus ziet het ICF model er als volgt uit: (1 punt per goed onderdeel) Aandoeningen/ziekten/letsels: HNP L5 S1. -
Functies en anatomische eigenschappen: parese flexoren voet. (klapvoet is fout!)
-
Activiteiten: beperkte loopfunctie tot een half uur aaneengesloten, langer dan een half uur aaneengesloten staan en traplopen beperkt
-
Participatie: afgekeurd voor postbode, goedgekeurd voor afwisselend lopend, staand en zittend werk, stopt met voetbal
-
Persoonlijke factoren: cognitie/ angst voor recidief hernia, vermijdingsgedrag tav activiteiten/ voetbal.
-
Externe factoren: geen aangepast werk mogelijk
Vraag 3 (3 punten) De heer K. kan worden herplaatst op de administratie bij zijn werkgever. Hoe bepaalt de arbeidsdeskundige van het UWV de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de heer Koning? Antwoord: De arbeidsdeskundige selecteert 3 functies in een groot data bestand die voldoen aan de beperkingen van de heer K. Met deze 3 functies wordt berekend hoeveel de heer K. kan verdienen: Met het middelste loon van deze 3 functies wordt berekend voor hoeveel procent de heer Koning arbeidsongeschikt is
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 15 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
9
Opdracht 9 / 3 vragen Casus Een man presenteert zich met een zwelling in de lies. De behandelend arts denkt, na anamnese en lichamelijk onderzoek, te maken te hebben met een liesbreuk. Vraag 1 (4 punten) Noem 4 andere oorzaken dan een hernia inguinalis voor een zwelling in de lies. Antwoord: hernia femoralis, lymfadenopathie, hematoom, weke delen tumor (benigne of maligne), infectieus
process (bv abces), aneurysma spurium van de a. femoralis, bursitis (van de bursa iliopectineus).
Vraag 2 (2 punten) Welke factoren maken het noodzakelijk om met spoed een liesbreuk te opereren? Noem er drie. Antwoord: Irreponibele liesbreuk Ernstige pijnklachten Ingeklemde liesbreuk (hernia incarcerata)
Vraag 3 (4 punten) Hoe heet de plek waar een mediale liesbreuk aan de binnenkant de buikwand perforeert en benoem de begrenzingen. Antwoord: driehoek van Hesselbach / fossa inguinalis medialis
begrensd door: epigastrische vaten, lig. inguinale en m. rectus abdominis.
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 16 van 17
Naam________________________________studentnummer ______________
10
Opdracht 10 / 4 vragen Casus Een voetballer ontvangt een trap tegen de laterale zijde van zijn knie. De sportarts stelt vast dat er sprake is van een valgiserend trauma en vertelt de voetballer dat hij een zogenaamde “unhappy triad” heeft opgelopen. Hij stelt dit tevens vast door het uitvoeren van verschillende tests van de knie, waaronder de voorste schuiflade test. Vraag 1 (3 punten) Welke structuren in de knie zijn er beschadigd bij een “unhappy triad”? Antwoord: ligamentum collaterale mediale, mediale meniscus en de voorste kruisband
Vraag 2 (2 punten) Hoe voert men een voorste schuiflade test uit en welke structuur in de knie wordt dan beoordeeld? Antwoord: Trekken van tibia tov femur naar ventraal, beoordelen van de voorste kruisband
Vraag 3 (3 punten) Beschrijf de belangrijkste functie van een meniscus en leg kort uit waarom. Antwoord: Schokdemping van femur op tibia. Femur en tibia passen niet mooi op elkaar, de meniscus vermindert de discongruentie van de gewrichtsoppervlakken.
Vraag 4 (2 punten) Wat is het nut van het hebben van een patella? Antwoord: werkt als hefboom voor de werking van de m. quadriceps bescherming van de knie ventraal
her2V12 B2.2 0910, afname 3 augustus 2010
Pagina 17 van 17