Twee keer in het witte licht
Marjo Stevelmans
© 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wijze dan ook en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
In de late middag van een donderdag in mei braken de vliezen en kondigde onze derde zoon zijn komst in deze wereld aan. Maar de volgende ochtend had ik nog steeds geen krachtige weeën. In overleg met de verloskundige werd besloten mij naar het ziekenhuis te sturen om de geboorte met een infuus op te wekken.
Voorgeschiedenis Ik had twee keer eerder een bevalling meegemaakt. Bij de geboorte van onze eerste zoon, drie jaar daarvoor, ging het thuis zeer moeizaam. Omdat het kind met het achterhoofd naar beneden lag liep zijn neus tijdens de uitdrijvingsfase vast op het schaambeen. We woonden in die tijd op een flatje met uitzicht op de vrouwenkliniek van het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Tijdens de vijf kwartier persen die volgden keek de verloskundige enkele keren op haar horloge en dan puzzelend uit het raam, naar die vrouwenkliniek. Uiteindelijk werd de baby door het lange persen met een punthoofd geboren, dat gelukkig al enkele dagen na de bevalling helemaal bijtrok. Het bloedverlies was behoorlijk, maar niet ernstig genoeg voor een bloedtransfusie. Door flink op de buik van de kraamvrouw te drukken was niet alleen het kind geboren, maar later ook de placenta die gelukkig compleet was. Na die bevalling was ik uitgeput en bleef lange tijd slapjes en vermoeid door de zware beproeving. Vanwege het moeizame verloop van de geboorte kreeg ik het advies om de volgende keer poliklinisch te bevallen. Anderhalf jaar later werd een tweede zoon geboren. Omdat we zo dicht bij het ziekenhuis woonden wilde de verloskundige het eerst aanzien. Maar de weeën kwamen niet goed op gang. De bevalling werd daarop in de vrouwenkliniek ingeleid met een infuus. Omdat het kindje het op een gegeven moment wat minder goed deed werd de uitdrijvingsfase deze keer bespoedigd. Na de geboorte van de baby wilde de placenta niet spontaan geboren worden. De vader ging daarom met de baby naar de verpleegafdeling en ik naar de operatiekamer, waar onder een lichte narcose de placenta handmatig werd verwijderd. Omdat het bloedverlies aanzienlijk was geweest kreeg ik in de daarop volgende uren op zaal een transfusie. Van deze bevalling knapte ik dankzij het nieuwe bloed snel op en streek de tweede dag al een hele stapel wasgoed weg. Vanwege de complicaties echter werd me verteld dat ik voor een volgende geboorte een medische indicatie voor een ziekenhuisbevalling had. Maar men gaf ons ook in overweging om het maar bij twee kinderen te laten. Onze kinderwens was echter nog lang niet vervuld en binnen het jaar was ik opnieuw in blijde verwachting.
Bevalling met complicaties De geboorte van die derde zoon was voor zowel het kind als zijn ouders een bijzonder traumatische gebeurtenis. De baby was er niet zo goed aan toe en werd met spoed naar een zijkamertje afgevoerd. Niet veel later zagen we hem terug, gewikkeld in zilverkleurige folie. We mochten hem nog snel een kusje op zijn voorhoofd geven en weg was hij al. Hij werd, opnieuw met spoed, in een transportcouveuse naar de kinderkliniek gebracht. We zagen hem de volgende dag pas terug op de intensive baby care, waar hij tussen de premature kinderen in al die couveuses op een reus leek. Die kinderkliniek lag in de tijd van de nieuwbouw van het Academisch Ziekenhuis Groningen, nu UMCG, nog helemaal aan de andere kant van het terrein. Als je je kind wilde bezoeken moest er heel wat geregeld worden, waaronder het vervoer van de moeder in haar bed in een busje. Wij bleven op de dag van de geboorte in grote onzekerheid achter in de vrouwenkliniek 2
en waren zeer emotioneel door alles wat zich rond de bevalling had afgespeeld. De placenta kwam deze keer wel spontaan en was compleet. Omdat mijn vader en moeder op dat moment al meer dan een hele dag in ons huis waren om op de andere kinderen te passen, ging mijn echtgenoot niet lang daarna maar eens naar huis om het weer van hen over te nemen. Nadat hij was weggegaan lag ik de meeste tijd alleen in de verloskamer, te wachten tot ik verzorgd zou worden en naar een verpleegafdeling met moeders kon. Ik wist toen nog niet dat men mij later op een kamertje alleen zou leggen, vanwege het feit dat ik daar zonder kind was, terwijl ik er juist zo‟n enorme behoefte aan had om tussen andere moeders en hun kinderen te liggen. Op een gegeven moment voelde ik me heel licht worden, alsof ik langzaam aan het wegglijden was. Later hoorde ik van de zaalarts dat ik toch nog een zware baarmoederlijke bloeding had gekregen. Ik kon nog net zien dat een verpleegster op de gang langs de geopende deur liep en naar binnen keek. Vanaf dat moment echter kon ik al niets meer voelen of zien. Ik kon alleen nog horen hoe een vrouwenstem een beetje paniekerig om assistentie begon te roepen. Daarna het geklepper van houten klompen en de stemmen van mannen en vrouwen, waarvan er één routinematig de bloeddrukstanden begon op te noemen. Die bleven met een duizelingwekkende vaart zakken, totdat er een nauwelijks meetbare onderdruk was. Maar gek genoeg raakte me dat al niet meer.
In het witte licht Opeens, als in een flits, was ik op een plaats waar een diffuus wit licht scheen. Maar eigenlijk is het woord „plaats‟ hier niet van toepassing. Het was, veel meer dan een plek, een staat van zijn. Alles was in een fractie van een seconde van me afgevallen. Ik had geen pijn, maar voelde ook niet meer de wanhoop waarmee ik op die bevallingstafel had gelegen, toen ik mijn kind nog snel een kusje op zijn voorhoofd had gegeven en niet wist of ik hem ooit nog levend terug zou zien. Daar waar ik me bevond was het vredig en gedempt stil. Maar het ging verder dan alleen maar vredig en stil. Het was alsof ik me bevond in de omarming van iets wat ik sinds die tijd in mijn aardse leven als een verschrikkelijk gemis ervaar. Ik kan het alleen maar omschrijven als een totaalgevoel van geaccepteerd zijn, een soort van kosmische liefde die me tegelijkertijd helemaal vervulde en omhulde. Ik werd me ook bewust van het feit dat ik geen lichaam meer leek te hebben. Ik voelde me zo licht als een veertje, alsof ik alleen nog maar uit gevoelens bestond. Maar het was ook alsof ik duizenden gedachtestromen tegelijk kon volgen. In één flits waren me alle kosmische principes duidelijk geworden en kon ik de meest complexe vraagstellingen helder analyseren. Terwijl ik nog lichtelijk verbaasd was over alles wat ik daar over mezelf ontdekte werd mijn aandacht getrokken door iets dat zich op enige afstand vóór mij bevond. Het was alsof het diffuse licht nu feller werd, zonder dat het pijn deed aan de ogen. Je kon er recht inkijken. Veel mensen hebben het over een tunnel, maar dat was in mijn geval niet zo. Daar, in de verte, stond een bijna doorschijnende figuur die me heel rustig en liefdevol aankeek. In wat ik het beste als slow motion kan beschrijven wenkte hij (of zij) mij met de rechterhand. Die geslachtloze figuur stond in dat intens witte licht zoals je op een open plek in het bos plotseling een prachtig hert kunt zien staan. Het witte licht vormde zich om die figuur heen, zoals zonlicht dat door een bladerdek heen valt zich ook om uitgelichte voorwerpen kan vormen. Ik voelde dat ik naar die wenkende gestalte toe 3
moest gaan, maar op de een of andere manier lukte dat niet, ook al concentreerde ik me nog zo op vooruit komen. Langzaam werd ik me van iets heel anders bewust, iets achter me. Maar het duurde, naar aardse begrippen, nog lang voordat ik me los kon maken van de figuur voor me en me omdraaide naar degene die zo hard achter me stond te roepen. Alles in het witte licht gaat zonder woorden. Communicatie gaat uitsluitend via het delen van gevoelens en gedachten. Het is de puurste vorm van communicatie, omdat wat je met elkaar wilt delen niet wordt vervormd door de interpretatieverschillen die met onze taal gemoeid zijn. Ik zeg omdraaien, alsof ik opeens weer een lichaam had, maar het was meer alsof ik alleen een bol energie ter grootte van mijn hoofd was die zich helemaal vrij kon bewegen en verplaatsen. In mijn „hoofd‟ hoorde ik op die stille en vredige plek de oorverdovende woorden waarmee de moeilijk waar te nemen figuur achter me steeds maar weer riep: „Mevrouw, kom toch bij ons terug. Uw baby heeft u zo nodig!‟
Dilemma Opeens voelde ik een enorme onrust, een verscheurende tweestrijd. Ik besefte dat ik geen enkel moment had gedacht aan degenen die ik achterliet. Ik had er zelfs niet bij stilgestaan dat ik mijn geliefde tot weduwnaar zou maken als ik naar die figuur in het intens witte licht toe zou gaan. Hij zou helemaal alleen achterblijven, met drie kinderen waarvan de oudste pas over enkele weken drie jaar oud zou zijn. Als de pasgeboren baby het tenminste ging redden. Zo niet, dan moest die verdrietige man daar ook nog mee dealen! Ik kon dat niet. Ik kon hem niet „moederziel alleen‟ aan zo‟n leven overleveren. Ik realiseer me dat je in die overgangsfase tussen leven en dood compleet alleen met jezelf bent, zoals je waarschijnlijk ook helemaal alleen het leven aangaat tijdens je geboorte. Tot op het moment van verstoring van die vredige stilte in dat witte licht, door die roepende stem achter me, had ik overal vrede mee gehad. Het allesoverheersende gevoel vanaf het moment van wegglijden was steeds geweest wat nog het dichtste komt bij de woorden: „Het is goed zo‟. Het dilemma waar ik mee te maken had was afschuwelijk. Een hartverscheurende beslissing en een schier onmogelijke keuze. Ik wilde daar beslist niet weg. Ik wilde er zelfs eeuwig blijven. Maar ik dacht ook aan het kind dat ik nog helemaal niet kende en de man die helemaal alleen zou achterblijven. Voor mijn gevoel besloot ik toen heel bewust om terug te gaan en mijn leven af te maken. Maar tegelijkertijd voelde ik ook heel duidelijk, als zo‟n universele waarheid, dat ik nog niet bij die figuur kon komen, omdat het gewoonweg mijn tijd nog niet was. Het lijkt een contradictie, een paradox, maar sinds mijn verblijf in het witte licht weet ik dat alles is. Alles, hoe tegenstrijdig misschien ook, is altijd en altijd tegelijk aanwezig.
Verwarring De tijd na mijn ervaring in het witte licht was enorm verwarrend. Ik kon er niet goed over praten, maar er was ook geen tijd om bij mezelf stil te staan. Onze baby, mijn ontredderde echtgenoot en mijn gezin hadden mij heel hard nodig. Maar het was om nog een andere reden een enorm verwarrende tijd. Al snel besefte ik dat ik inderdaad voor de tweede keer in het witte licht was geweest. Dat het geen vervormde kinderdagdroom was geweest toen ik in juni 1963, op de leeftijd van 7 jaar, na een verkeersongeluk met zware hersenschudding en schedelfractuur, dagenlang op de grens van bewustzijn had vertoefd. Tegenwoordig zouden we dat misschien een coma noemen en zou ik aan allerlei 4
bewakingsapparatuur op de intensive care hebben gelegen, maar toen lag ik gewoon op zaal, tussen vrouwen en meisjes van verschillende leeftijden. Van de naderende motorrijder, de aanrijding en de smak op het wegdek, enkele meters verderop, kan ik me niets meer herinneren. Dat weet ik alleen uit de verhalen van mijn ouders en zusje. Het laatste wat ik van het moment zelf weet is dat mijn zusje naast me staat. In onze handen houden we ieder een puntzak frites met een dikke klodder mayonaise die er hoog bovenuit torent. Mijn vader staat aan de overkant van de straat. Hij wenkt, als teken dat we kunnen oversteken. Drie dagen later kom ik eindelijk volledig bij bewustzijn en zit mijn vader naast mijn bed. Toch heb ik duidelijke beelden van een auto waar ik van buitenaf in kan kijken, op enkele meters er vanaf en ietsje van boven. Pas later dat jaar herinnerde ik me met een schok van herkenning dat dit zo specifieke witte voertuig een ambulance was, omdat een jeugdvriendje mij zijn Dinky Toy versie ervan liet zien. Ook zie ik mezelf en mijn radeloze ouders op een gang met witte muurtegels in het ziekenhuis. Ik zie in uitvergroot detail het witte ondergoed dat ik toen aanhad, met de Christoffel penning liefdevol door mijn moeder op dat hemdje gespeld en ik weet dat ik in dat ondergoed tussen die kille witte ziekenhuistegels moest rillen van kou, wat ik volgens mijn ouders niet kon weten, omdat ik op dat moment bewusteloos was. Over de plek waar ik geweest was, waar je op de wolken kon lopen en over de lichtwezens die ik daar zag die me uitnodigden om mee te gaan, kon ik toen niet praten. Op die jonge leeftijd kon ik misschien maar moeilijk onderscheid maken tussen een vorm van hoger bewustzijn en een droom. Op de leeftijd van vierendertig jaar kon ik dat verschil echter wel degelijk maken. Het voelde als een bevrijding te weten dat ik als 7-jarig meisje niet gek was geweest.
Geleidelijke acceptatie Het heeft na de geboorte van mijn jongste kind jaren geduurd voordat ik tot een bepaalde acceptatie kon komen van wat me inmiddels al twee keer was overkomen. Vooral het eerste jaar wilde ik eigenlijk niet meer leven. Het leven leek te moeilijk in vergelijking met de totale onthechting en volledige acceptatie, die kosmische omarming in het witte licht. Iedereen om me heen ging er vanuit dat ik misschien een postnatale depressie had, het moeilijk had met het feit dat ik bijna gestorven was of me schuldig voelde dat mijn kind zo‟n slechte start had gehad, alleen maar omdat ik per se een derde kind wilde hebben, terwijl dat medisch gezien niet verantwoord was. Gelukkig kon ik er met mijn man wel over praten. Het hielp ons om de dingen die rond die traumatische geboorte waren gebeurd een beetje op een rijtje te krijgen, al bleek in de loop van de tijd dat er ook veel vragen rond die bevalling onbeantwoord zijn gebleven. Op baby‟s eerste verjaardag realiseerde ik me met een schok dat ik het leven gewoon door mijn vingers liet glippen. Ik raapte me bij elkaar, gaf aan dat ik weer serieus aan het werk wilde en nog iets van mijn leven wilde maken. De fundamentele herordening van mijn voelen en denken ging eerst langzaam en in kleine stapjes. Steeds meer liep ik tegen dingen aan die onverenigbaar waren geworden met de vrouw die „daar‟ was geweest. Eigenlijk was die tweede bijna dood ervaring mijn spirituele wedergeboorte, een herijking van mijn zielsbestemming. Met behulp van de juiste mensen die ik gelukkig steeds weer tegenkwam, zette zich een grote verandering in: als mens, als gezinslid en als werknemer. Ik sta nu heel anders in het leven dan als jonge vrouw en heb totaal andere ideeën gekregen over leven en dood en de centrale vraag op onze levensweg: “Waarom zijn we eigenlijk hier op de Aarde?” 5
Het verlangen naar ‘daar’ blijft Omdat ik hoogsensitief ben heb ik het soms moeilijk met dit aardse leven. Ik begrijp de verzakelijkte wereld niet meer, maar net zo goed begrijpt die wereld mij vaak ook niet meer. Dan wil ik liever helemaal oplossen, het wegglijden van toen, en „daar‟ zijn. Ik weet echter dat ik mijn missie hier op aarde in dit huidige leven heb te voltooien. Dat houdt me op de been en zorgt er in moedeloze perioden gelukkig altijd weer voor dat ik ergens in mezelf de motivatie kan vinden om door te gaan, om wat ik heb meegemaakt uit te dragen en zo te werken aan het verder brengen van de mensheid op haar spirituele zoektocht naar de zin van alles.
Een blijvende verandering Het ging aanvankelijk dus langzaam en subtiel, daarna steeds sneller en duidelijker. Ik kreeg een niet te stillen honger naar informatie over leven, dood, de werking van de hersenen, spirituele en mystieke ervaringen, de ziel, reïncarnatie, het Hindoeïsme en het Tibetaanse boeddhisme. Denken is voor mij steeds meer een kwestie geworden van mijn gevoel open zetten. Vaak denk ik niet met mijn hoofd, maar met mijn hart. Dat kan ook voelen alsof mijn hart de afstand tot een andere mens in een nanoseconde aflegt, alsof er een woordenloze stroom van liefde en informatie tussen twee mensen kan worden uitgewisseld. Nog meer dan voorheen al het geval was kon ik in toenemende mate niet meer omgaan met agressie, geweld, oorlog en onrechtvaardigheid. Het stuit me letterlijk tegen de borst. Je zou ook kunnen zeggen dat het botst met mijn hartenergie: met de stroom van liefde die in het witte licht weer werd opengezet en niet meer gesloten kan worden. Hetgeen overigens niet betekent dat ik niet meer boos kan zijn, mensen „fout‟ kan behandelen, of gekwetst kan raken. Ik blijf, naast een bezield wezen, ook gewoon mens, met een functionerend ego en een aardse persoonlijkheid. Dat is juist het verwarrende van alles. Toch is het die dualiteit die onze ziel in staat stelt te leren van een aardse levenscyclus. Het begrip tijd heeft voor mij zijn dwingende betekenis verloren. Niet lang na mijn tweede ervaring deed ik mijn horloge af, om het nooit meer om te doen. Bovendien had ik veel horloges gehad, maar op de een of andere manier bleven ze aan mijn pols altijd stil staan. Ik neem zoveel als mogelijk de tijd voor mensen die iets aan me kwijt willen, ook al betekent dit dat ik dan minder tijd voor mezelf overhoud. Maar ik vertel ook veel over mezelf en hoe mijn leven door bepaalde ervaringen is veranderd. Was ik vroeger, en ook nu soms nog, een ongedurig persoon, ik kan toch vaak met engelengeduld met andere mensen en vooral met kwetsbare kinderen omgaan. Als iemand iets niet snapt leg ik het gewoon nog eens uit. Die ander kan er immers niets aan doen als hij nog onbewust is of vragen heeft. Ik leef vanuit de volle overtuiging dat een mens, door zijn hart en ziel aan te spreken, in zichzelf de antwoorden kan vinden op alle vragen die hij maar kan hebben over zijn leven en zijn missie. Voordat ik in het witte licht kwam was ik een extraverte en ambitieuze persoon die vooral geloofde in maatschappelijk succes en dat wat onomstotelijk bewezen kan worden. Een mens eigenlijk die geen tijd had om bij de dingen stil te staan, want er moest snel geleefd worden: zoveel als mogelijk aardse ervaringen opdoen, hard werken, studeren en iets bereiken. Langzaam heb ik mijn introspectieve kant ontdekt 6
en heb ik behoefte gekregen aan een eenvoudig leven zonder al te veel externe prikkels. Ik ben spiritueler geworden en moet veel tijd en energie steken in het begrijpen van mezelf in deze wereld van het duale bestaan. Dat nadenken gaat niet alleen met het hoofd, maar vooral ook met het hart. De natuur is belangrijker geworden. Ik merkte al gauw dat ik met man en kinderen steeds meer vrije tijd in de natuur doorbracht. Ik kon gewoon niet meer tegen de drukte van de stad. We hebben dat toen besproken en zijn naar Noord Groningen verhuisd, naar een dorp met een paar honderd inwoners. De rustige omgeving en het langzamer levenstempo pasten beter bij mij. Hoe de mens met de natuur en het milieu omspringt is me vaak een doorn in het oog. Ook kunstzinnige activiteiten zijn belangrijker geworden dan voorheen. Ik ben meer gaan schrijven en pakte mijn oude hobby schilderen weer op, om zo een uitlaatklep voor mijn emoties te hebben en de bedoeling van mijn leven te achterhalen en beter te begrijpen. Ik zeg altijd: “Ik ben niet bang voor de dood zelf, want die zal een bevrijding zijn”, maar ik wil wel zo lang mogelijk leven om mijn ziel te louteren, oude karmische energie om te zetten in bewustzijn en mijn ziel te laten leren van mijn huidige aardse ervaringen.
Missie Ik heb (her)ontdekt waarvoor ik op de Aarde ben. Mijn missie is mensen helpen om hun bewustzijn te vergroten en soms ook om hun levenspijn te transformeren in nieuw perspectief („het licht brengen‟), vanuit de gedachte dat onze ziel voor een aards leven kiest om te leren. Onze ziel kiest soms een bijna onmogelijk moeilijk leven, zoals ik al meerdere keren in andere levenscyclussen heb mogen ervaren. Maar dat is een ander verhaal, dat ik misschien ook nog eens aan het papier toevertrouw. De zin van het leven is het leven zelf, met al zijn wijze lessen. Onze ziel is opnieuw in een aards leven geïncarneerd om karma uit eerdere levens te verwerken en zo te werken aan haar verlichting. Daar achter komen ging bij mij via zelfonderzoek, herkennen, erkennen, inzicht (het zogenaamde gloeilampjes-effect) en acceptatie. De vormen die ik ervoor gebruik zijn: erover nadenken, erover lezen, erover praten (met wie er maar over praten wil), erover schrijven en verschillende creatieve werkvormen die bij mij passen. Bij het schrijven en de creatieve werkvormen kan ik helemaal „in flow‟ komen, een situatie die het dichtste komt bij het gevoel van totale onthechting en acceptatie in het witte licht. Vroeger, als klein meisje, durfde ik er nauwelijks over te praten. Nu kan ik vaak niet stoppen in mijn zoektocht naar het precieze hoe en waarom. Maar ik merk ook dat ik zo zeker ben van wat ik intuïtief als waar weet dat ik voor mijn stervende moeder een steun kon zijn. Ik kon haar bemoedigen om het aardse leven los te laten en naar de plek te gaan waar door haar zielengroep op haar gewacht werd. En toen ze in de vroege ochtenduren tegen me zei dat het sterven haar eigenlijk te lang duurde kon ik alleen maar glimlachen bij de herkenning en was ik blij voor haar dat ze over kon gaan in die onthechte en geaccepteerde vrede. Enkele jaren geleden zei mijn wijze jongste zoon: “Volgens mij had je die tweede ervaring in het witte licht nodig, omdat de eerste keer niet het gewenste effect heeft gehad.” Maar hij kon toen ook zien dat de grootste verandering pas in de laatste jaren 7
was ingezet. Het duurt bij sommige mensen gewoon heel lang om wat je hebt meegemaakt in je dagelijkse leven en in je persoonlijkheid te integreren. Aan deze kant van de ervaring echter kan ik zien dat het de moeilijke jaren, de eenzaamheid die ik soms voelde en alle pijnlijke gebeurtenissen alleszins waard is geweest. ●◊●
Boeken Eindeloos bewustzijn Pim van Lommel De zielenreis Michael Newton Boek van het eeuwige leven Willem Glaudemans
Internet Stichting Merkawah Nederland (bijna dood ervaringen) www.merkawah.nl
8