DE BROUWERIJ „DE TWEE WITTE KLIMMENDE LEEUWEN" DOOR
MR. R. BIJLSMA. In de snelle ontwikkeling en uitbreiding, die onze stad gedurende het aanvangstijdperk der Republiek heeft doorgemaakt, werd in sterke mate deelgenomen door het brouwerij-bedrijf Alreeds tegen het einde der zestiende eeuw verrezen de eerste nieuwe brouwerijen, wier aantal vervolgens geleidelijk toeneemt tijdens de eerste drie decenniën der zeventiende eeuw. Vooral de ruime, nieuwaangelegde haven wijk verschafte uitnemend terrein voor industrieele ondernemingen, in het bijzonder wel voor de brouwerijen, die uit den aard van het bedrijf belang hadden bij eene ligging aan het water — „l'eau douce que la Meuse furnit a souhait en passant dans la Ville". De brouwerijen, wier oprichting nog uit de zestiende eeuw dateerde, waren : „de Witte Leeuw" aan den Schiedamschen dijk Oz. van Jan Dammasz Pesser en „de Roode Leeuw" aan het Haringvliet Nz —Nieuwehaven Zz. van Barthout Gerritsz van Vlooswijck; in het begin der zestiende eeuw (tot 1614) volgt dan de oprichting van: „de Roode Pauw", Haringvliet Nz.-NieuwehavenZz., door Guilliaume de Grave, brouwer in „de Roode Leeuw" te Delft. „de Vergulde (Roode) Haringbuis", Haringvliet Zz, door Pieter Eeuwoutsz van der Horst. „de Dubbele Arend", Hoogstraat Nz., door Symon Jansz. Verhaven.
128
„de Witte Pauw", Oostmolenstraat Oz., door Joost Jacobsz. Tielen. „de Roode Hand met de Kroon", Open-Rijstuin, door Adriaen Waerdeniers „de Roode Zon", Houttuin Zz , door Willem Willemsz. Nobel en Willem Henricxz. Rammelman ,,de Haring met cle Kroon," Blaak Zz., door Willem Willemsz. Nobel. „de Wereld", Leuvehaven Oz., door Willem Eeuwoutsz. Prins. „de Vergulde Star", Hoogstraat Zz Oosteinde, door Pieter Pietersz. Wagensvelt. „de Drie Haringen", Hoogstraat Nz , door 1 imme Cornelisz. Prins „de Witte Eenhoorn", Delftsche Vaart Oz , door Jan Cornelisz. van 't Wedde. Van deze brouwerijen komen de vijf laatstgenoemde op rekening van het jaar 1614; daarop volgt een korte pauze, na welke met de oprichting van nieuwe bedrijven in de havenwijk wordt voortgegaan. De brouwerijen droegen de volgende teekens: „de Smack" of „de Kaegh", Blaak Zz.-Brouwerijsteeg Oz., door Huych Jacobsz Cocxiaep. „de Oranjeboom", Wijnhaven Nz.-Oranjeboomsteeg Oz., door Joost Adriaensz. van Coulster „de Zwarte Leeuw", Blaak Zz. (Geldersche kade), door Dirck Jansz. Pesser. „de Twee Witte Klimmende Leeuwen", Leuvehaven Oz , door Jacob Jacobsz. van Couwenhoven. „het Witte Anker", Leuvehaven Oz., door Cornelis Jansz. Popta. „de Hollandsche Tuin", Blaak Zz., door Jan Symonsz. Pesser c. s.
129
„de Gele Oranjeboom", Blaak Zz. (Geldersche kade), door Dirck Maes. „de Leeuw met den Staf", Blaak Zz. - Brouwerijsteeg Wz., door Willem Allardsz. van Couwenhoven. „Het Zwarte Paard", Leuvehaven Wz —Zwartepaardensteeg Zz., door Gijsbert Symonsz. van der Haven. „Het Witte Paard", Leuvehaven Wz., door Johan Allardsz. van der Duyn. De periode kenmerkte zich dus door eene snelle ontwikkeling van het brouwbedrijf, al stond tegenover deze toename de opheffing van verschillende der oudere bedrijven. Aan de oprichting van brouwerijen had, zooals uit de gegeven opsomming te constateeren valt, de familiegroep Pesser-Van Couwenhoven een belangrijk aandeel. De Pessers waren een Rotterdamsch regeeringsgeslacht, dat in de zestiende eeuw haringreederij en draperie had uitgeoefend; Jan Dammasz. Pesser was uit het geslacht de eerste, die te Rotterdam in het brouwbedrijf zijn voornaamste bestaansmiddel zocht. De door hem opgerichte brouwerij kreeg tot teeken: een Witten Leeuw — waarschijnlijk naar het wapenteeken der Pessers, dat een klimmenden leeuw voorstelde. In het bedrijf werd hij opgevolgd door zijn zoon Dammas Jansz. Pesser. Door diens broeder Dirck Jansz. Pesser werd in 1619 opgericht de brouwerij „de Zwarte Leeuw''. De broeders Pesser hadden beiden eene vrouw uit het Brielsche vroedschapsgeslacht Van Couwenhoven: Dammas was gehuwd met Maritje Jacobsdr. van Couwenhoven, Dirck met haar zuster Haesge. Een broeder dezer zusters, Jacob Jacobsz. van Couwenhoven, stichtte in 1621 aan de Leuvenhaveu de brouwerij „de Twee Klimmende Leeuwen". Door zijn huwelijk met Maria Jansdr. Pesser stond Jacob van Couwenhoven tot de Pessers in dubbele familierelatie; en evenals zijne zwagers behoorde ook hij tot de voormannen der Remonstrantsche partij. 9
De kring werd spoedig daarop nog vergroot: door Willem Allardsz. van Couwenhoven, neef van Jacob Jacobz. van Couwenhoven, werd aan Blaak Zz. „de Leeuw met den Staf" opgericht. De brouwerij „de Gele Oranjeboom" aan de Geldersche kade kwam in het bezit van Eynout, broeder van Jacob Jacobsz. van Couwenhoven, die haar den naam „de Fortuin" gaf Uit Den Briel vestigde zich te Rotterdam Cornelis Lodewijksz. Arckenbout, gehuwd met Maritje Jacobsdr. van Couwenhoven, die eigenaar werd van de brouwerij „de Oranjeboom" aan de Wijnhaven-Oranjeboomsteeg. De familie Pesser behield hare eigendommen ook in latere generatie: door Dammas Jansz. Pesser werd in 1649 zijn aandeel in „de Witte Leeuw" verkocht aan zijne zuster Meynsge Jansdr. Pesser, weduwe van Ds. Petrus Cupus, die er gesteund door haar zoon Tielman Cupus het bedrijf uitoefende. De tweede zoon van deze wed. Cupus: Nicolaas Cupus werd eigenaar van de brouwerij „de Leeuw met den Staf", van Willem Allardsz. van Couwenhoven. Nog was haar dochter Geertruyd Cupus gehuwd met Anthony Nijs, brouwer in ,.de Twee Springende Paarden" aan het Westnieuwland. Dammas Jansz. Pesser werd, na de overdracht van „de Witte Leeuw" voor korten tijd eigenaar van „het Zwarte Paard", daarna van de brouwerij „de Roode Leeuw" aan het Haringvliet Nz.—Nieuwe Haven Zz., die door erfenis aan zijne dochter Elisabeth overging. De oprichting van „de Twee Witte Klimmende Leeuwen" door Jacob Jacobsz. van Couwenhoven hield waarschijnlijk nauw verband met zijn familierelatie tot de Pessers. Door Dammas Jansz. Pesser was in 1617 aangekocht het huis met loods gelegen aan de Leuvehaven Oz., op den Zuidhoek der (Twee-Leeuwen) steeg. In 1621 werd vervolgens aan Jacob Jacobsz. van Couwenhoven overgedragen de
eigendom van drie aangrenzende erven gelegen aan deze steeg. Door aantrekking der eigendommen van Dammas Jansz. Pesser, die door aankoop overgingen op Van Couwenhoven, werd aan Leuvehaven en Twee-Leeuwensteeg Zz. het terrein verkregen, waarop de brouwerij (met mouterij), „de Twee klimmende Leeuwen" kon worden gesticht. In giftbrieven, die betrekking hebben op aangekochte belendende perceelen en dateeren van September 1621, wordt de brouwerij met name vermeld. Nog vóór de stichting der brouwerij was Jacob van Couwenhoven met zijn broeder Eynout reeds eigenaar geworden van erven gelegen aan de Geldersche kade, die bebouwd werden met een mouterij en een pakhuis, belendingen van de brouwerij „de Zwarte Leeuw" van I Hrck Jansz. Pesser Deze mouterij zal deel hebben uitgemaakt van het bedrijf van Eynout van Couwenhoven, die de dichtbij gelegen brouwerij ,.de Fortuijn" aanvankelijk in huur, in compagnie met Jacob Woutersz. van Rijckevorsel, moutmaker uit hreda, exploiteerde. Het bedrijf van Eynout van Couwenhoven liep evenwel op eene mislukking uit, de eigendommen der gebroeders werden er verkocht (de mouterij aan Jacob Woutersz. van Rijckevorsel) en kort daarop volgde zijn faillissement. Het eigendommencomplex van Jacob Jacobsz. van Couwenhoven aan de Leuvehaven werd door hem in later jaren aanmerkelijk uitgebreid, hoofdzakelijk door aankoop van huizen, gelegen aan het havengedeelte ten noorden van de Twee-Leeuwensteeg Daar werd een kuiphuis opgericht, de brouwerij „het Witte Anker ' werd aangekocht om als mouterij dienst te doen; bij het kuiphuis werd een naastgelegen pakhuis aangetrokken, het hoekhuis aan de noordzijde der steeg in eigendom verkregen. De in 1626 uitgegeven kaart van Rotterdam, door Balthasar Florisz. van Berckenrode vervaardigd, geeft eene
132
duidelijke afbeelding van de brouwerij: zij strekt zich langs twee derde gedeelten der steeg van af de Leuvehaven uit; het gebouw draagt aan de voorzijde een torentje, terwijl op het achtergedeelte een molen is geplaatst. Dit torentje was, volgens toestemming van den eigenaar der brouwerij, daarop gesteld door de stad, teneinde er een slagklok in te hangen tot gerief van de bewoners der Leuvehaven en het bijgelegen kwartier; voor het aanbrengen van het bij de klok behoorende uurwerk werd plaatsing op de vlieringzolder der brouwerij toegestaan. De steeg waaraan de brouwerij is gelegen, draagt op de kaart reeds den naam van „Twee Witte Klimmende Leeuwensteeg". Over de beteekenis van het brouwbedrijf zelf onder Jacob Jacobsz. van Couwenhoven ontbreken ons de gegevens; uit een Loflied op de Rotterdamsche brouwerijen in het midden der zeventiende eeuw blijkt, dat ,,de Twee Klimmende Leeuwen" onder deze de eerste plaats inneemt: „Climmende Leeuwen Twee Die steken 't hooft omhoogh D'eerste plaats hem toecompt". Wanneer de eigendom er van door Van Couwenhoven wordt overgedragen, luidt de omschrijving: Eene brouwerij, mouterij en rosmolen, met 9 molenpaarden, gijlkuipen, ketels, vaatwerk en overige gereedschappen ; het huis waarin de opperbrouwer woont, benevens 3 woonhuizen, waarvan twee waren gelegen naast de zuidzijde der brouwerij. De verkoopsom (met inbegrip van den inventaris die op ƒ32.000 getaxeerd werd) bedroeg /" 85.000.
Eigenaar der brouwerij werd : Vincent Bouwensz. Wij troffen dezen voor het eerst te Rotterdam aan in akten van het jaar 1627; wordt daarbij in aanmerking genomen,
133
dat zijne vrouw te Rotterdam herhaaldelijk als doopgetuige voorkomt bij de uit Wouw afkomstige Remonstrantsche familie Selckart, dan ligt het voor de hand aan te nemen dat Vincent Bouwensz behoorde tot de brouwers, die, na de inneming van Breda door Spinola, uit deze stad naar Rotterdam zijn getrokken. Toen in 1647 »de Twee klimmende Leeuwen" door Vincent Bouwensz. werd aangekocht, was hij reeds medeeigenaar van de brouwerij „het Witte Paard". Na zijn overlijden in 1653, werd het aandeel ,,in het Witte Paard" door de weduwe verkocht aan Otto Selckart, doch het bedrijf in „de Twee klimmende Leeuwen" werd door haar voortgezet en het terrein uitgebreid door aankoop van nabijgelegen eigendommen. Van de weduwe Bouwensz. ging de eigendom dezer brouwerij door erfgenaamschap over op een neef: Hugo Bouwensz. Hugo Bouwensz. was geboortig van Ostende. Te Rotterdam vinden wij hem evenals de wed. Bouwensz. in betrekking met den kring der Remonstranten. In eerste huwelijk was hij getrouwd met Cornelia Selckart; zijne tweede vrouw was Agatha Cornelisdr. Paets. Ook de Paetsen waren eene Remonstrantsche brouwersfamilie; aan de Hoogstraat bezaten zij de brouwerijen: „de Gulden Druif", „de Haan" en „de Vliegende Zwarte Leeuw". Weduwe geworden, hertrouwde Agatha Paets met den Remonstrantschen predikant Johannes Molinaeus. Over het dochtertje van Hugo Bouwensz. uit zijn eerste huwelijk werd testamentair de voogdij opgedragen aan zijn neef Joachim Fransz. Oudaen, den bekenden Remonstrant, auteur en tegelbakker. Uit den inventaris van den boedel van Hugo Bouwensz., opgemaakt na zijn overlijden in 1683, vernemen wij een en ander over het brouwbedrijf. Dit omvatte: de brouwerij met mouterij en rosmolen; een daarnaast gelegen azijn-
134
plaats en branderij; een pakhuis aan de Noordzijde van de Twee-Leeuwensteeg en een aschplaats aan de Jufferstraat Oostzijde. Op den inventaris der brouwerij komen voorts, behalve de gereedschappen tot het bedrijf noodig, de volgende posten voor: 106 lasten mout, 8 lasten boekweit, 6 lasten tarwe, 6 lasten rogge, 7 lasten haver, 13 balen hop, 9 lasten gerst aan mout. 38 voeders witte azijn (a 9 half-vaten), 36 voeders bruine azijn (a 12 half-vaten), 28 voeders bruine azijn (a 9 halfvaten), 58 voeders zuur bier. ledig vaatwerk: 420 half-vaten, 75 heele tonnen, 260 voeders, 191 vlooten. hoepen: 2000 bos karreband, 6000 bos kuipershout, 1000 bos twaalf-voeten, ioco bos veertien-voeten, 6000 bos tonneband. 54 hoed steenkolen. 6 stukken moutwijn gebrouwen bieren: 5 last 3 kwartier zoet beste-bier; 194 half-vaten 8 kinnetjes zoet pontsbier; 45 hal f-vaten 20 kinnetjes zoet viergulden-bier; 59 half-vaten 14 kinnetjes zoete Israël; 10 half-vaten bruin bitter achtguldenbier; 58 half-vaten 7 kinnetjes bruin zevenguldenbier; 45 half-vaten 9 kinnetjes bruin pontsbier; 4 half-vaten bruin viergulden-bier; 10 half-vaten wit pontsbier; 13 half-vaten 1 kinnetje wit vierguldenbier. 103 varkens (watervaten), liggende op de schotten. 9 paarden. De inventaris bevat ook een lijst der openstaande vorderingen ; onder de boekschulden, die van buiten de stad ontvangen moesten worden, komen o a. zeven posten voor te Amsterdam tot een gezamenlijk bedrag van/7454; de rubriek buitenschulden bedroeg in totaal ruim ƒ 15.000. De vorderingen te Rotterdam beliepen ruim ƒ n.coo; de kwade of twijfelachtige schulden: c . / 13.500; de kwade
135 schulden, van welke geen hoop op kwijting meer bestond, ƒ 19.065. Reeds kort na haar tweede huwelijk trok de wed. Hugo Bouwensz. zich uit het bedrijf terug; in 1687 droeg zij de helft in het recht van eigendom der brouwerij „de Twee klimmende Leeuwen" over aan Abraham de Back voor een bedrag van ƒ 20.000; in 1703 werd deze ook eigenaar van de overblijvende helft, voor de — vooral in vergelijking met den koopprijs van 1647 — geringe som van ƒ15.589Abraham de Back was een zoon van Samuel de Back, brouwer in „het Zeeuwsche Wapen" aan het Haringvliet. De familie De Back behoorde tot de Remonstrantsche kerk; wederom kwam dus de brouwerij ,,de 2 Leeuwen" in het bezit van een Remonstrant. In zijn bedrijf heeft Abraham de Back een aanzienlijk vermogen verworven. Bij zijn overlijden bedroeg dit — niet medegerekend de brouwerij-schulden, zijne paarden en een gedeelte der meubelen — ƒ 417,800, waarvan c. /" 103,800 waren geplaatst op de Rotterdamsche Wisselbank. De brouwerij „de 2 klimmende Leeuwen" was toen reeds verkocht, maar zijn vermogen was verminderd geworden door /" 50,000 aan huwelijksuitzet zijner kinderen uitgekeerd. Bij verkoop der brouwerij, mouterij, rosmolen, azijnplaats en bierkelders hadden deze opgebracht ƒ55,000 (ƒ7000.— contant en / 48,000 in schuldbrieven waarvan jaarlijks ƒ 1950,— af te lossen); eigenaar was geworden Franchoys de Monchy, brouwer te Gouda. In September 1731 werd hij als poorter te Rotterdam ingeschreven Reeds in Jan. 1733 overleed De Monchy; het bedrijf werd evenwel voortgezet door zijne weduwe Maria Walop; zij is het ook die als „brouwster in de Brouwerij van de Twee Witte Leeuwen", nadat door de Stadsfabricage besloten was tot het repareeren van het uurwerk, in 1741
136
opnieuw het aanbrengen van een slagklok in het torentje op de brouwerij toestond. In 1744 gaf de Wed. De Monchy aan haar zoon Mr Pieter de Monchy een algemeene volmacht tot het waarnemen van haar zaken; in April 1745 overleed zij; haar testament bepaalde, dat voorloopig de ^eigendom der brouwerij onverdeeld zou blijven en het bedrijf voor gemeenschappelijke rekening harer kinderen zou worden voortgezet. Deze gemeene eigendom duurde tot 1750, toen de brouwerij overging aan eene sociëteit of compagnieschap ter uitoefening van het brouwbedrijf. Deze sociëteit was verdeeld in 32 aandeden; 8 van deze bleven aan de familie De Monchy; de overige werden geplaatst onder Rotterdamsche ingezetenen, meest kooplieden; de houders der aandeelen waren: Mr Elias van der Hoeven, Jacob Cossart, Abraham Adriaan du Bois, Michiel van den Berg, Herman van IJsendoorn, Isaac Hope, Zacharias Hope, Anthony Terwe. Pieter Ter we, Laurens Dubbeldemuts, Jean Wor, Pieter Jan van Erp (te Breda\ Pieter de Vos, Hendrik Caan Junior, Johan Frederick Hoffmann, John Stedman en Herbert van der Mey. Rij de overdracht van het **/ti gedeelte in den eigendom der brouwerij door de familie De Monchy werd aan deze uitbetaald 24 x ƒ 2300. Het contract van compagnieschap in d. d 8 9 Dec. 1749 (gepasseerd voor Not. Schim) bepaalde, dat bij verkoop der aandeelen of portion de participanten de voorkeur zouden hebben. Verder hield het contract in, dat de geïnteresseerden maandelijks zouden vergaderen tot het nazien der boeken; éénmaal in het jaar moest rekening en verantwoording worden afgelegd door den 'directeur, bij welke gelegenheid tevens de uitkeering per aandeel zou worden vastgesteld; uit de participanten zouden drie
137
tot commissarissen worden benoemd, van welke één als opper-kassier zoude fungeeren. Tot directeur van het brouwbedrijf werd aangewezen Mr. Pieter de Monchy. Tijdens zijn directeurschap werd de brouwerij door brand geheel verwoest. De ramp had plaats op 19 Maart 1782. Om 6 uur werd de brand ontdekt in het middengedeelte der brouwerij; om 10 uur was deze met woonhuis, mouterij, branderij en molen geheel vernield. Zoowel in de Rotterdammer Courant als de Jaarboeken vinden wij het feit gememoreerd en door Groenewegen werd de brand in plaat gebracht. Het plaatselijk blad bevat in zijne nummers van 21 en 23 Maart de mededeeling, dat met de leverantie van bier zal worden voortgegaan en dat kantoor zal worden gehouden in het huisje op de kade voor de brouwerij. Het te leveren bier werd door de collega's-bierbrouwers daartoe beschikbaar gesteld Verschillende geïnteresseerden ontdeden zich na den brand van hunne portiën, die voor / 525 werden verkocht. Met den wederopbouw is spoedig een aanvang gemaakt. Van het plan daartoe werd reeds mededeeling gedaan in de vroedschapsvergadering van 8 April 1782, in welke een verzoek van Directeur en Geïnteresseerden in de brouwerij was ingekomen tot ontheffing van verschillende impositiën en lasten, o.a. van den impost op de bouwstoffen, benoodigd tot den wederopbouw der brouwerij. Door de stad werd in het begin van 1783 het maken van den klokketoren op de brouwerij aanbesteed; in October van dit jaar was het werk voltooid op het aanbrengen van de klok na. Een gravure door Groenewegen van het jaar 1784 toont ons het voltooide gebouw Door Pieter de Monchy waren in de eerste periode van zijn directeurschap enkele aandeelen bij-aangekocht. In 1778 werd hij eigenaar van de voormalige brouwerij „de
Eenhoorn" aan de Zalmhaven —Schiedamschen Dijk, die door hem tot branderij werd ingericht. Het aankoopen van aandeelen werd voortgezet door zijn neef Michiel Marinus de Monchy, die hem eerst als mededirecteur ter zijde stond en later als directeur van „de Twee Leeuwen" opvolgde. Op dezen ging ook de eigendom van de branderij aan de Zalmhaven over. Door M. M. de Monchy werden zijne zonen Salomon en Engel Pieter in het brouw- en branderijbedrijf opgenomen ; laatstgenoemde trad evenwel spoedig uit de firma. Door Salomon de Monchy werd in 1833 de brouwerij „de Twee Leeuwen" verkocht aan Samuel Dunlop. Met dezen verkoop eindigt de geschiedenis der brouwerij; het gebouw is sedert als pakhuis gebruikt geworden en doet als zoodanig ook thans nog dienst voor zijn tegenwoordige eigenares : de firma R. S. Stokvis & Zonen Ltd. (Leuvehaven nos. 48 en 50).
OUD-HOLLANDSCH SPREEKWOORD.
„De regen op den Coopman Maeckt druppelen op de Neptunusquanten." (Inv. Delfshaven nr. 3, fol.