TVK 800 Gebruikershandleiding

TVK 800 Gebruikershandleiding

P/N 1072696A • REV • ISS 13MAY14

Copyright

Handelsmerken en patenten Fabrikant

Naleving van FCCrichtlijnen

Canada

Naleving van ACMArichtlijnen

© 2014 United Technologies Corporation. Interlogix is onderdeel van UTC Building & Industrial Systems, een bedrijfseenheid van United Technologies Corporation. Alle rechten voorbehouden. In dit document gebruikte handelsnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken zijn van de fabrikanten of leveranciers van de betreffende producten. United Technologies Corporation 2955 Red Hill Avenue, Costa Mesa, CA 92626-5923, USA Geautoriseerde vertegenwoordiger in de EU: UTC Fire & Security B.V., Kelvinstraat 7, 6003 DH Weert, The Netherlands. Klasse A: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de normen voor digitale apparatuur van klasse A volgens deel 15 van de regels van de FCC. Deze normen zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen storende interferentie wanneer de apparatuur in een bedrijfsomgeving wordt gebruikt. Deze apparatuur genereert en maakt gebruik van radiofrequenties die onder omstandigheden ook uitgestraald kunnen worden. Onjuiste installatie en gebruik in strijd met de instructiehandleiding kan leiden tot interferentie met etherverbindingen. Gebruik van deze apparatuur in een woonomgeving kan tot storingen leiden; in dat geval dient de gebruiker, op eigen kosten, alle noodzakelijke maatregelen te nemen om deze situatie te corrigeren. This Class A digital apparatus complies with Canadian ICES-003. Cet appareil mumérique de la classe A est conforme à la norme NMB-003 du Canada. Kennisgeving! Dit is een Klasse A-product. In een huiselijke omgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval dient de gebruiker de nodige maatregelen te treffen.

Certificering N4131 EU-richtlijnen

2004/108/EC (EMC-richtlijn): UTC Building and Industrial Systems verklaart hierbij dat dit apparaat voldoet aan de essentiële vereisten en andere belangrijke voorschriften van Richtlijn 2004/108/EC. 2002/96/EC (WEEE-richtlijn): Producten die van dit waarmerk zijn voorzien, mogen in de Europese Unie niet bij het ongesorteerde gemeenteafval worden gegooid. U kunt dit product retourneren aan uw plaatselijke leverancier op het moment dat u vergelijkbare nieuwe apparatuur aanschaft, of inleveren op een aangewezen inzamelpunt voor de juiste recycling. Bezoek www.recyclethis.info voor meer informatie.

Contactgegevens

Zie www.interlogix.com of www.utcfssecurityproducts.eu voor contactgegevens.

Inhoud Inleiding ................................................................................................ 3 Functies ................................................................................................. 3 Inhoud van de verpakking ...................................................................... 4 Installatieomgeving ................................................................................ 4 Beschrijving ......................................................................................... 5 Aansluitingen ......................................................................................... 5 Beschrijving van toetsenblok.................................................................. 6 Functietoetsen ....................................................................................... 6 Draaiknop en knoppen voor afspeelbediening ....................................... 8 Opties selecteren op LCD-display.......................................................... 8 Joystick gebruiken ................................................................................. 8 Toetsopdrachten gebruiken ................................................................... 9 Overzicht van gebruikersgroepen ........................................................ 11 Aanmelden/afmelden ........................................................................... 12 Menuoverzicht...................................................................................... 13 Toetsenblok configureren via webbrowser ..................................... 15 Aanmelden ........................................................................................... 15 Toetsenblokbeheer .............................................................................. 16 Apparaatbeheer ................................................................................... 17 Gebruikersbeheer ................................................................................ 17 Invoerinstellingen ................................................................................. 19 Uitvoerlijst ............................................................................................ 21 Functies voor hulpinvoeren en -uitvoeren ............................................ 22 Instellingen voor live-weergave en PTZ-snelheid................................. 23 FTP-instellingen ................................................................................... 23 Systeemstatus ..................................................................................... 24 Toetsenblok lokaal configureren door administrator ..................... 25 Toetsenblokbeheer .............................................................................. 25 Apparaatbeheer ................................................................................... 31 Lokale live-weergave ........................................................................... 34 Bestand afspelen ................................................................................. 35 Gebruikersbeheer ................................................................................ 36 Camera-instellingen ............................................................................. 38 Uitvoerinstellingen................................................................................ 40 Macroinstellingen ................................................................................. 41 Bestanden vanaf een opnameapparaat afspelen) ............................... 42 Geavanceerde instellingen .................................................................. 44 Afmelden bij toetsenblok ...................................................................... 45 Toetsenblok opnieuw opstarten ........................................................... 46 Afsluiten ............................................................................................... 46


i

Toetsenblok lokaal configureren door manager ............................. 47 Aanmelden/afmelden ........................................................................... 47 Lijst met toegankelijke apparaten weergeven ...................................... 48 Lokale live-weergave ........................................................................... 48 Bestand afspelen ................................................................................. 49 Gebruikersbeheer ................................................................................ 50 Invoerinstellingen ................................................................................. 51 Uitvoerinstellingen................................................................................ 52 Macroinstellingen ................................................................................. 53 Bestanden vanaf een encoder afspelen ............................................... 53 Geavanceerde instellingen .................................................................. 53 Afmelden bij toetsenblok ...................................................................... 53 Toetsenblok opnieuw opstarten ........................................................... 53 Afsluiten ............................................................................................... 53 Toetsenblok lokaal configureren door operator en aangepaste gebruikers ..................................................................................... 54 Aanmelden/afmelden ........................................................................... 54 Lijst met toegankelijke apparaten weergeven ...................................... 55 Wachtwoord wijzigen ........................................................................... 55 Afsluiten ............................................................................................... 55 Toetsenblok gebruiken ...................................................................... 56 Koppelingen gebruiken ........................................................................ 56 Lokale live-weergave ........................................................................... 56 Gedecodeerde video op een monitor weergeven ................................ 57 Direct afspelen ..................................................................................... 63 Functies voor hulpinvoeren en -uitvoeren ............................................ 64 Opnames opslaan ................................................................................ 65 Doorgaan naar volgende/vorige camera's ........................................... 66 PTZ-camera's bedienen ..................................................................... 67 Preset instellen .................................................................................... 67 Preset oproepen .................................................................................. 68 Schaduwtraject instellen ...................................................................... 69 Presettraject oproepen ......................................................................... 70 Schaduwtraject instellen ...................................................................... 71 Schaduwtraject oproepen .................................................................... 72 Specificaties ....................................................................................... 73 Index ................................................................................................... 74

ii


Inleiding Functies Hardware •

7-inch’ TFT-aanraakscherm met resolutie van 800×480

•

4-assige joystick

•

Sneltoetsen voor PTZ-bediening, instellen en oproepen van preset, presettraject en schaduwtraject

•

Sneltoetsen voor afspeelfuncties

•

Sneltoetsen voor invoeren uitvoergroepen

•

Sneltoetsen voor bediening van veger en verlichting

Software •

Admin-, manager-, operator- en aangepast gebruikersbeheer

•

Ondersteunt upgrades via USB-flashstation

•

Automatisch doorzoeken van aangesloten apparaten in hetzelfde netwerk

•

Importeren en exporteren van configuratieparameters van toetsenblok

•

Bediening met macro-opdrachten

•

Opslag van opgenomen bestanden en momentopnames op USB-flashstation of FTP-server

•

Afspelen van opgenomen bestanden vanaf USB-flashstation

•

Op afstand afspelen van opgenomen bestanden

•

Bidirectioneel geluid

•

Ondersteunt configuratie vanaf webserver

Decoderingsmogelijkheden •

Biedt 1-kanaals videodecodering

•

Ondersteuning van standaard MPEG4- en H.264-coderingsindelingen

•

Decodeert tot een maximale real-time resolutie van 720P

Geeft gedecodeerde video op de monitor weer •

Geeft een gedecodeerde camera in het geselecteerde venster weer

•

Geeft een gedecodeerde cameragroep in het geselecteerde venster weer

•

Toont weergavereeksen van een gedecodeerde cameragroep op een monitor

•

Toont weergavereeksen van een gedecodeerde cameragroep op een monitorgroep


3

Inhoud van de verpakking Controleer wanneer u het product ontvangt de inhoud van de verpakking op schade en controleer of alle items meegeleverd zijn. Als één van de items ontbreekt of is beschadigd, dient u contact op te nemen met de leverancier. De volgende items worden met het product meegeleverd: •

TVK 800-toetsenblok

•

Voedingseenheid

•

Voedingskabels (VK en Europa)

•

CD-ROM

•

Gebruikershandleiding

Installatieomgeving Tijdens het installeren van uw toetsenblok moet u rekening houden met het volgende: Ventilatie: Zorg dat er geen ventilatieopeningen worden geblokkeerd. U moet de installatie uitvoeren in overeenstemming met de instructies van de fabrikant. De installatielocatie moet goed geventileerd en stofvrij zijn. Temperatuur: Houd bij de keuze van de installatieplaats rekening met de bedrijfstemperatuur van het apparaat (-10 tot +55 ºC) en de toegestane niet-condenserende luchtvochtigheid (10 tot 90%). Installeer het apparaat niet boven op andere hete apparatuur. Vocht: Dit product is gevoelig voor water en vochtigheid. Stel dit apparaat niet bloot aan regen of vocht om het risico op brand of een elektrische schok te verminderen. Elektrische bedrading: Zorg ervoor dat het apparaat op een voedingseenheid aangesloten is die voldoet aan de kenmerken die in de technische specificaties vermeld staan. Werkoppervlak: Plaats het apparaat op een horizontale stevige ondergrond. Stel het apparaat niet bloot aan zware trillingen. Let op: Probeer nooit zelf onderhoud uit te voeren. Elke poging om de deksels van dit product te demonteren of te verwijderen, doet de garantie vervallen en kan tevens leiden tot ernstig lichamelijk letsel.

4


Beschrijving Dit hoofdstuk beschrijft hoe het toetsenblok aangesloten moet worden en geeft een beschrijving van de functies van de verschillende knoppen op het toetsenblok.

Aansluitingen Afbeelding 1: Achteraanzicht van toetsenblok

1. Aanraakpen

6. RS-485-interface

2. AARDE

7. LAN, PoE (802.3af)

3. Lijninvoer

8. RS-232-interface

4. Audio-uitvoer

9. USB-aansluiting

5. Gereserveerd

10. 12 VDC voedingseenheid 11. Aan/uit-knop


5

Beschrijving van toetsenblok Afbeelding 2: Bovenaanzicht van toetsenblok

1. Afspeelbediening Zie "Draaiknop en knoppen voor afspeelbediening" op pagina 8 voor meer informatie. 2. Functietoetsen Elke knop heeft een speciale functie. Zie "Functietoetsen" hieronder voor meer informatie. 3. Numerieke knoppen Invoernummers en ESC en ENTER. 4. Bedieningstoetsen objectief Inzoomen of uitzoomen, dichtbij of verweg scherpstellen, diafragma openen of sluiten.

5. 4-assige joystick. Draaien, kantelen en zoomen regelen en momentopnames vastleggen. Zie "Joystick gebruiken" op pagina 8 voor meer informatie. 6. Verlichting en veger in- en uitschakelen. 7. Aanraakgevoelige LCD-display 8. LED-indicatielampje: POWER: Brandt wanneer het toetsenblok wordt ingeschakeld. LINK: Brandt wanneer het toetsenblok met het netwerk verbonden is. Tx/Rx: Flikkert wanneer het toetsenblok gegevens verzendt/ontvangt. COM: Gereserveerd. ALARM: Gereserveerd.

Functietoetsen Er zijn 20 functietoetsen. Met de functietoetsen kunt u snel veel gebruikte functies, zoals het oproepen van presets of het selecteren van een monitor, selecteren. Zie Afbeelding 2 hierboven voor de locatie van de functietoetsen op het toetsenblok. De knoppen branden blauw al ze inactief en rood als ze actief zijn.

6


Afbeelding 3: Beschrijving van de functietoetsen

MON Monitor selecteren

WIN Videosegment selecteren (alleen decoders)

MULT Multiview weergave-indeling selecteren

MAC Macro oproepen

PRESET Preset instellen

CALL Preset oproepen

SHIFT Shift

LOCK Scherm vergrendelen

CAM Camera selecteren

TOUR Traject instellen of oproepen

PATROL Presettraject oproepen PREV Vorige camera

MON-G Monitorgroep selecteren

CAM-G Cameragroep selecteren

GROUP Groep instellen of oproepen

PATTERN Schaduwtraject oproepen NEXT Volgende camera

SET . Presettraject, schaduwtraject instellen AUX1 AUX 1

AUX2 AUX 2

Toetsenblok vergrendelen Druk in de live-weergavemodus op de knop LOCK om het toetsenblok en de muis te vergrendelen. Na het vergrendelen kan geen enkele knop (uitgezonderd LOCK), alsmede de joystick, de muis of het aanraakscherm niet meer worden gebruikt. Om het toetsenblok in de live-weergavemodus te vergrendelen, drukt u op de knop LOCK en houdt u de knop ingedrukt, of drukt u de knoppen SHIFT + LOCK in. Als het toetsenblok vergrendeld is, brandt de knop LOCK rood. Om het toetsenblok te ontgrendelen, drukt u op de knop LOCK en houdt u de knop ingedrukt, of drukt u de knoppen SHIFT + LOCK in. De knop LOCK wordt blauw. Het toetsenblok wordt na een vooraf ingestelde periode van inactiviteit automatisch vergrendeld. U kunt de tijd (in minuten) instellen in het menu Toetsenblok > Hardwareinstellingen. Opmerking: De knoppen worden tevens vergrendeld wanneer het scherm automatisch vergrendeld wordt.


7

Draaiknop en knoppen voor afspeelbediening Zie Afbeelding 2 op pagina 6 voor de locatie van de afspeelbediening op het toetsenblok. Afbeelding 4: Beschrijving van draaiknop en knoppen voor afspeelbediening Niet in gebruik.

Laatste vijf minuten in decoderafspeelmodus afspelen. Afspelen/Pauzeren.

Afspelen stoppen.

Vorige bestand afspelen (niet beschikbaar in USB-afspeelmodus).

Opnemen.

Volgende bestand afspelen (niet beschikbaar in USB-afspeelmodus).

Opties selecteren op LCD-display U kunt op vier manieren items op het LCD-display selecteren en invoeren: •

Aanraakpen: Met de aanraakpen (zie Afbeelding 1 op pagina 5) kunt u opties op het scherm selecteren. Plaats de aanraakpen in de houder ervan als u de aanraakpen niet meer gebruikt.

•

Vinger: Met uw vinder kunt u opties op het scherm selecteren.

•

Joystick: Draai de joystick om de cursor op het scherm naar de gewenste locatie te verplaatsen. Druk op de middelste knop op de joystick om een optie te selecteren.

•

Muis: Met de muis kunt u opties op het scherm selecteren. Sluit de muis aan op de USB-aansluiting op de achterkant van het toetsenblok.

Joystick gebruiken Beweeg de joystick in een van de acht richtingen om de camera te draaien/kantelen. Draai de knop om het beeld in of uit te zoomen. Druk op de middelste knop op de joystick om deze als Enter-knop te gebruiken en om momentopnames vast te leggen. Sla de momentopnames op een USB-flashstation of op een FTP-site op.

8


Toetsopdrachten gebruiken Toetsbediening Tabel 1: Display met meerdere video-weergaven bedienen Knop

Beschrijving

Voorbeeld

MON

Num+MON: Video-uitvoer selecteren die door decoder, NVR of DVR moet worden gecontroleerd. Opmerking: Als Num=0, schakelt het systeem over naar de lokale liveweergavemodus.

Druk op de knoppen 2+MON om monitor 2 te selecteren.

MULT

Num+MULT: Multiview weergave-indeling Druk op de knoppen 2+MON+2+MULT om een uit twee delen bestaande weergave voor voor geselecteerd uitvoerkanaal monitor 2 te configureren. selecteren.

WIN

Num+MON+Num+WIN+Num+CAM-G: Videosignaal van cameragroep naar geselecteerd videosegment van in gebruik zijnde monitor door- en weergeven.

Druk op de knoppen 2+MON+3+WIN om videosegment 3 van monitor 2 te selecteren.

CAM

Num+CAM: Video-invoer selecteren.

Druk op de knoppen 2+MON+3+WIN+5+CAM om video-invoer 5 in videosegment 3 van monitor 2 weer te geven.

MON-G

Num+MON-G: Monitorgroep selecteren.

Druk op de knoppen 1+MON-G om monitorgroep 1 te selecteren.

CAM-G

Num+CAM-G: Cameragroep selecteren.

Druk op de knoppen 1+MON+1+CAM-G om cameragroep 1 die op monitor 1 moet worden weergegeven, te selecteren.

SET

SET+Num+TOUR/ GROUP/ PATROL/ PATTERN/ PRESET: Traject, groep, presettraject, schaduwtraject of preset instellen.

Druk op de knoppen SET+1+PATTERNom schaduwtraject 1 in te stellen.

TOUR

SET+Num+TOUR: Traject instellen. Num+TOUR: Gedefinieerd traject oproepen.

Druk op de knoppen SET+1+TOUR om traject 1 in te stellen. Druk op de knoppen 1+TOUR om het vooraf gedefinieerde traject 1 op te roepen.

GROUP

SET+Num+GROUP: Groep instellen. Num+GROUP: Gedefinieerde groep oproepen.

Druk op de knoppen SET+1+GROUP om groep 1 in te stellen. Druk op de knoppen 1+GROUP om de gedefinieerde groep 1 op te roepen.


9

PTZ-bedieningsknoppen Tabel 2: PTZ-bedieningstoetsen Knop

Beschrijving

Voorbeeld

PRESET

Num+PRESET: Beweeg de PTZDruk op de knoppen 1+PRESET om preset 1 in camera in de gewenste stand en druk te stellen. vervolgens de knoppen Num+PRESET in om een preset in te stellen.

CALL

Num+CALL: Vooraf gedefinieerde preset oproepen.

Druk op de knoppen 1+CALL om preset 1 op te roepen.

PATROL

SET+Num+PATROL: Presettraject instellen. Num+PATROL: Vooraf gedefinieerd presettraject oproepen.

Druk op de knoppen SET+1+PATROL om presettraject 1 in te stellen. Druk op de knoppen 1+PATROL om presettraject 1 op te roepen.

PATTERN

Num+PATTERN: Vooraf gedefinieerd schaduwtraject oproepen.

Druk op de knoppen SET+1+PATTERNom schaduwtraject 1 in te stellen. Druk op de knoppen 1+PATTERNom schaduwtraject 1 op te roepen.

Overige knoppen Tabel 3: Functies van de overige knoppen Knop

Beschrijving

Voorbeeld

MAC

Num+MAC: MAC-opdracht oproepen. Druk op de knoppen 1+MAC om MAC-opdracht 1 op te roepen.

SHIFT

SHIFT+LOCK: Systeem vergrendelen/ontgrendelen.

Druk op de knoppen SHIFT+LOCK om het systeem te vergrendelen/ontgrendelen.

LOCK

Systeem vergrendelen/ontgrendelen.

Druk op de knop LOCK en houdt u de knop ingedrukt, of druk op de knoppen SHIFT+LOCK om het systeem te vergrendelen/ontgrendelen.

PREV

Selecteer de vorige camera voor live-weergave op het toetsenblok of een multiviewweergave.

NEXT

Selecteer de volgende camera voor live-weergave op het toetsenblok of een multiviewweergave.

AUX1

Druk op de knop AUX1 om de gedefinieerde functie van deze knop (bidirectioneel geluid of momentopname) in te stellen.

AUX2

Druk op de knop AUX2 om de gedefinieerde functie van deze knop (bidirectioneel geluid of momentopname) in te stellen.

Tekens op scherm invoeren Er wordt een virtueel toetsenbord op het scherm weergegeven als u tekens moet invoeren in een schermoptie. Klik op een knop om dat teken in te voeren.

10


Afbeelding 5: Virtueel toetsenbord

Klikken om letters of cijfers in te voeren.

Klikken om tussen hoofdletters en kleine letters te schakelen.

Overzicht van gebruikersgroepen Het toetsenblok wordt standaard met vier gebruikersgroepen geleverd: administrator, manager, operator en aangepaste gebruiker. Tabel 4: Gebruikersniveaus Gebruiker

Beschrijving

Admin

De administrator heeft volledige toegang tot alle menu-instellingen. •

Basisparameters van toetsenblok configureren

•

Apparaten toevoegen, bewerken en verwijderen

•

Voorpaneel op afstand bedienen

•

Manager-gebruikers toevoegen, bewerken en verwijderen

•

Apparaten aan manager-gebruikers toewijzen

•

Aantal invoeren en uitvoeren bewerken

•

Lokaal live-weergave en PTZ-bediening

Er kan maar één administrator zijn. De gebruikersnaam is "admin". Deze gebruikersnaam kan niet worden gewijzigd. Het standaardwachtwoord is 1234.


11

Gebruiker

Beschrijving

Manager

De manager heeft beperktere toegang tot menu's: •

Voorpaneel op afstand bedienen

•

Aangepaste gebruikers toevoegen, bewerken en verwijderen

•

Apparaten aan operator-gebruiker en aangepaste gebruiker toewijzen

•

Lokaal live-weergave en PTZ-bediening

Alleen de manager kan operator-gebruikers en aangepaste gebruikers toevoegen. Elke manager beschikt over zijn/haar eigen lijst met operator-gebruikers en aangepaste gebruikers. Operator

De operator heeft alleen toegang tot de afstandsbediening van de DVR/NVR-voorpanelen.

Aangepaste gebruiker

De aangepaste gebruiker heeft alleen toegang tot de afstandsbediening van het DVR/NVR-voorpaneel.

Aanmelden/afmelden 1. Schakel het toetsenblok in. Het volgende wordt weergegeven:

2. Selecteer uw gebruikersnaam in de vervolgkeuzelijst en (admin, manager, operator/aangepaste gebruiker en voer uw wachtwoord in. Opmerking: Bewaar uw wachtwoord op een veilige plaats. Als u uw wachtwoord vergeet, hebt u geen toegang meer tot de toetsenblokfuncties. Neem contact op met de technische ondersteuning voor hulp. 3. Schakel het selectievakje Wachtwoord opslaan in om het aanmeldingswachtwoord voor toekomstig gebruik op te slaan. 4. Klik op Aanmelden. Het hoofdscherm voor het gebruikerstype verschijnt. Hierin ziet u een lijst met beschikbare menuopties. Opmerking: De lijst met beschikbare menuopties verschilt per gebruikerstype.

12


U meldt zich als volgt af bij het systeem: 1. Klik op de knop Afmelden in een van de configuratieschermen.

U keert terug naar het aanmeldingsscherm.

Menuoverzicht Niet alle gebruikerstypen mogen alle menufuncties openen. Afbeelding 6: Hoofdmenu (admin afgebeeld)

Menufunctie

Beschrijving

1. Toetsenblok

Toetsenblokbeheer: Apparaatversie weergeven, netwerkparameters configureren, hardware-instellingen configureren, datum en tijd instellen, taal selecteren, aanraakscherm kalibreren, systeem upgraden, configuratiebestand importeren/exporteren. Alleen beschikbaar voor de administrator. Zie "Toetsenblokbeheer" op pagina 25 voor meer informatie.

2. Apparaat

Apparaatbeheer: Apparaat toevoegen, bewerken en verwijderen.

3. Gebruiker

Gebruikersbeheer: Gebruiker toevoegen en verwijderen, apparaten gekoppeld aan een gebruiker toevoegen en verwijderen, wachtwoord wijzigen.

4. Invoer

Invoerinstellingen: Lokale live-weergave starten, cameranaam/cameranummer/cameraprotocol, streamtype bewerken en camera's groeperen.

5. Uitvoer

Uitvoerinstellingen: Uitvoerkanalen van gebruiker weergeven, opnames afspelen, uitvoerkanaal bewerken en uitvoeren groeperen.


13

Menufunctie

Beschrijving

6. Macro

Macroinstellingen: Reeks opeenvolgende acties instellen. Macro toevoegen, weergeven, uitvoeren en verwijderen.

7. Afspelen

Opnames afspelen: Op een USB-flashstation of FTP-site opgeslagen opnames afspelen met een decoder.

8. Geavanceerd

Geavanceerde instellingen: AUX1- en AUX2-knoppen instellen voor bidirectioneel geluid en momentopnames. Netwerkprestatie en PTZsnelheid bewerken. FTP-serverinstellingen instellen.

9. Afsluiten

Afmelden en systeem opnieuw opstarten en afsluiten.

14


Toetsenblok configureren via webbrowser U kunt op een snelle en eenvoudige manier op afstand via een webbrowser het toetsenblok configureren. De beschikbare hoofdmenufuncties verschillen per gebruikerstype: administrator, manager of operator/aangepaste gebruiker. Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het toetsenblok via een webbrowser kunt configureren. Voor meer informatie over het configureren met verschillende gebruikerstypen, zie: •

Administrator: "Toetsenblok lokaal configureren door administrator" op pagina 25.

•

Manager: "Toetsenblok lokaal configureren door manager" op pagina 47.

•

Operator en aangepaste gebruiker: "Toetsenblok lokaal configureren door operator en aangepaste gebruikers" op pagina 54.

Aanmelden Als u toegang wilt tot het toetsenblok, opent u een webbrowser en voert u het IP-adres dat is toegewezen aan het toetsenblok in als webadres. Voer in het aanmeldingsscherm de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de administrator in. Admin-gebruikers-ID:admin Wachtwoord: 1234 IP-adres: 192.168.1.70 Subnetmasker: 255.255.255.0 Poort: 8000


15

Afbeelding 7: Hoofdvenster in webbrowser (menu Versie afgebeeld) Gebruikerstype (admin afgebeeld)

Menupaneel Klik op een menu-item om het te selecteren.

Afmelden

Instellingenvenster Voer de vereiste gegevens voor elke parameter in.

Toetsenblokbeheer Dit menu is alleen voor de administrator toegankelijk. In de webbrowser kunt u alle toetsenblokparameters configureren. Klik hiertoe in het submenupaneel op Toetsenblok en voer de gewenste parameters in. Klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan. Zie Afbeelding 8 hieronder. Voor meer informatie over het instellen van de toetsenblokparameters, zie "Toetsenblokbeheer" op pagina 25. Afbeelding 8: Venster Keypad Management (Toetsenblokbeheer)

16


Apparaatbeheer De administrator kan via het toetsenblok een apparaat toevoegen, bewerken of verwijderen. Zie Afbeelding 9 hieronder. Manager- en operator-/aangepaste gebruikers krijgen slechts een lijst met beschikbare apparaten te zien. Voor meer informatie over het instellen van de apparaatparameters, zie "Apparaatbeheer" op pagina 31. Afbeelding 9: Venster Device Management (Apparaatbeheer)

Apparaat toevoegen 1. Klik op Device Management (Apparaatbeheer) in het submenupaneel. Het venster "Device Management" (Apparaatbeheer) verschijnt. 2. Klik op de knop Toevoeg. Voer in het pop-upvenster de apparaatnaam, het IP-adres, de poort, de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Klik op OK om te bevestigen. Het toegevoegde apparaat wordt vervolgens in het venster Device Management (Apparaatbeheer) weergegeven. Apparaat bewerken 1. Klik in het venster "Device Management" (Apparaatbeheer) op voor het geselecteerde apparaat. Voer in het pop-upvenster de nieuwe apparaatnaam in. Klik op OK om te bevestigen. Apparaat verwijderen 1. Klik in het venster "Device Management" (Apparaatbeheer) op voor het geselecteerde apparaat. Klik op OK om het verwijderen van de gebruiker te bevestigen.

Gebruikersbeheer De administrator en manager kunnen via de browser gebruikersparameters toevoegen, verwijderen en bewerken. De operator/aangepaste gebruiker kan zijn/haar wachtwoord wijzigen.


17

Opmerking: Alleen de administrator kan managers aanmaken. Alleen managers kunnen echter operators en aangepaste gebruikers aanmaken. Zie Afbeelding 10 op pagina 18. Voor meer informatie over het instellen van de gebruikersparameters, zie "Gebruikersbeheer" op pagina 36. Afbeelding 10: Venster User Management (Gebruikersbeheer)

Gebruiker toevoegen 1. Klik op User Management (Gebruikersbeheer) in het submenupaneel. Het venster User Management (Gebruikersbeheer) verschijnt. 2. Klik op de knop Toevoeg. Voeg in het pop-upvenster de nieuwe gebruikersgegevens toe. Voer het gebruikerstype ("Permission" (Machtigingen)) en het nieuwe wachtwoord in. Bevestig het wachtwoord en klik vervolgens op OK.

Gebruiker bewerken 1. Klik in het venster "User Management" (Gebruikersbeheer) op voor de geselecteerde gebruiker. Wijzig in het pop-upvenster het gebruikerswachtwoord. Bevestig het wachtwoord en klik vervolgens op OK. Gebruiker verwijderen 1. Klik in het venster "User Management" (Gebruikersbeheer) op voor de geselecteerde gebruiker. Klik op OK om het verwijderen van de gebruiker te bevestigen. 18


Gebruiker met toegang tot specifiek apparaat instellen 1. Klik in het venster "User Management" (Gebruikersbeheer) op voor de geselecteerde gebruiker. Het pop-upvenster "Gebruiker-apparaat" verschijnt met alle beschikbare apparaten.

2. Klik op de knop Toevoeg. Het pop-upvenster "Gebruiker-apparaat toevoegen" verschijnt met alle apparaten die door de administrator aan het toetsenblok zijn toegevoegd.

3. Selecteer de gewenste apparaten en klik op de knop Toevoeg. om de apparaten aan de geselecteerde gebruiker toe te voegen. Vervolgens worden de toegevoegde apparaten aan het venster "Gebruiker-apparaat" toegevoegd. 4. Om een apparaat uit de lijst te verwijderen, klikt u op verwijderen wilt.

voor het apparaat dat u

Invoerinstellingen De administrator en manager kunnen invoeren, zoals camera's, in de browser bewerken. Klik op Invoer in het submenupaneel om het venster Invoer te openen. Zie Afbeelding 11 op pagina 20. Camera's kunnen ook gegroepeerd worden zodat ze samen op een specifieke monitor opgeroepen kunnen worden. Voorbeeld: een groep camera's die de parkeerplaats in de gaten houden en een andere groep camera's die de gebouwingangen in de gaten houden. TVK 800 Gebruikershandleiding

19

U kunt maximaal 16 cameragroepen instellen. Voor meer informatie over het instellen van de invoerparameters, zie "Invoerinstellingen" op pagina 51. Afbeelding 11: Venster Invoer

Invoer bewerken 1. Selecteer in het venster "Invoer" een camera in de lijst en klik op pop-upvenster "Invoerinstellingen-invoer bewerken" verschijnt.

. Het

2. Wijzig de naam van de invoer, het protocolnummer en het streamtype. Klik op OK om te accepteren. Cameragroep instellen 1. Klik in het venster "Invoer" op de knop Groep. Het venster "Invoerinstellingeninvoergroep" verschijnt. 2. Selecteer het gewenste groepsnummer in de vervolgkeuzelijst Groepsnummer.

20


3. Klik op de knop Camera toev. Het venster "Invoerinstellingen-Camera toev." verschijnt.

4. Selecteer de camera's die u wilt groeperen. Klik op Toevoeg. om de wijzigingen te accepteren en terug te keren naar het venster "Invoergroep". De lijst met toegevoegde gegroepeerde camera's wordt weergegeven.

Uitvoerlijst De administrator en manager kunnen de parameters van uitvoeren, zoals monitoren, decoders, DVR's en NVR's, bewerken. Klik in het submenupaneel op Uitvoer om het venster Uitvoer te openen. In dit venster worden alle uitvoerkanalen die toegankelijk zijn voor de momenteel aangemelde gebruiker, weergegeven. Zie Afbeelding 12 hieronder. Voor meer informatie over het instellen van de uitvoerparameters, zie "Uitvoerinstellingen" op pagina 52. Afbeelding 12: Venster Uitvoer

Uitvoerkanaal bewerken 1. Selecteer in het venster "Uitvoer" een camera in de lijst en klik op Het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoer bewerken) verschijnt.


.

21

2. Wijzig het uitvoernummer. Klik op OK om te accepteren. Uitvoergroep instellen 1. Klik in het venster "Invoer" op de knop Groep. Het venster "Invoerinstellingeninvoergroep) verschijnt. 2. Selecteer het gewenste groepsnummer in de vervolgkeuzelijst. 3. Klik op de knop Uitv. toev. Het venster "Uitv. toev." verschijnt. 4. Selecteer de uitvoeren die u aan de groep wilt toevoegen. Klik op Toevoeg. 5. Klik op Voltooi. om naar het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoerlijst" terug te keren om de uitvoerlijst die aan de geselecteerde groep toegevoegd zijn, te bekijken.

Functies voor hulpinvoeren en -uitvoeren Het toetsenblok heeft twee knoppen, AUX1 en AUX2, die voor de AUX1- en AUX2functies in het systeem geconfigureerd kunnen worden. AUX1 is standaard ingesteld op bidirectioneel geluid en AUX2 op het vastleggen van momentopnames. De administrator en manager kunnen de instellingen voor hulpinvoeren en -uitvoeren bewerken. Klik in het submenupaneel op de knop Aux-knop om het venster Aux-knop te openen. Zie Afbeelding 13 hieronder. Voor meer informatie over het instellen van de Aux-knoppen, zie "Instellingen voor bidirectioneel geluid en momentopnames" op pagina 44. Afbeelding 13: Venster Aux-knop

22


Instellingen voor live-weergave en PTZ-snelheid U kunt de netwerkprestaties voor lokale live-weergave en de PTZ-snelheid op het toetsenblok instellen. Klik in het submenupaneel op Network Performance (Netwerkprestatie) om het venster "Network Performance" (Netwerkprestaties) te openen. Zie Afbeelding 12 op pagina 21. Selecteer in de vervolgkeuzelijst het prestatieniveau: Minste vertraging, Gebalanceerd of Beste vloei. Klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan. Klik in het submenupaneel op PTZ-snelheid om een PTZ-snelheid voor de aangesloten PTZ-camera te selecteren. Er zijn drie niveaus: Lage snelheid, Gemiddelde snelheid (standaardinstelling), Hoge snelheid. Klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan. Voor meer informatie over het instellen van deze parameters, zie "Instellingen voor liveweergave en PTZ-snelheid" op pagina 44.

FTP-instellingen U kunt videobestanden en momentopnames naar een FTP-server uploaden. Klik in het submenupaneel op FTP (FTP) om het venster FTP (FTP) te openen. Zie Afbeelding 14 hieronder. Voor meer informatie over het instellen van de Aux-knoppen, zie "FTP-instellingen" op pagina 45. Afbeelding 14: Venster FTP


23

FTP-serverinstellingen instellen 1. Schakel in het venster FTP het selectievakje FTP inschakel. in. 2. Voer het IP-adres, de gebruikersnaam en het wachtwoord in om u bij de FTP-server aan te melden. 3. Voer het bestandspad in waarnaar de videobestanden en momentopnames geüpload moeten worden. 4. Klik op Toepas. om de instellingen op te slaan.

Systeemstatus Klik op System Status (Systeemstatus) om de opstarttijd van het toetsenblok en het aantal verschillende apparaten dat op het toetsenblok aangesloten is, te controleren. Afbeelding 15: Venster System Status (Systeemstatus)

24


Toetsenblok lokaal configureren door administrator Dit hoofdstuk beschrijft hoe de administrator het toetsenblok kan configureren. De administrator heeft toegang tot alle toetsenblokfuncties. De menu's voor het configureren van het toetsenblok zijn alleen toegankelijk voor de administrator. Meld u als admin aan bij het toetsenblok en voer het admin-wachtwoord in (zie "Aanmelden/afmelden" op pagina 12).

Toetsenblokbeheer Versie-informatie van toetsenblok weergeven 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Versie. Het venster "Toetsenblokversie" verschijnt:

In dit venster wordt informatie over de huidige versie van de firmware, de codering, het paneel en de hardware weergegeven. 2. Klik op Terug om terug te keren naar het hoofdmenu of klik op een andere menuoptie voor het toetsenblok. Netwerkinstellingen voor toetsenblok configureren 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Netwerk. Het venster "Toetsenbloknetwerkinstellingen" verschijnt:


25

2. Voer de waarden voor de poort, het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway in. - Of Schakel het selectievakje DHCP in. Zorg dat er in uw netwerk een DHCP-server aanwezig is voordat u deze optie selecteert. 3. Klik op Toepas. 4. Klik op Terug om terug te keren naar het hoofdmenu of klik op een andere menuoptie voor het toetsenblok. Hardware-instellingen 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Hardware-instellingen. Het venster "Toetsenblok-hardware-instellingen" verschijnt:

2. Voer voor elke parameter de gewenste waarde in:

26

Parameter

Beschrijving

1.

Toetstoon

Knop maakt piepgeluid wanneer ingedrukt. Schakel de optie in of uit.

2.

Geluidwaarschuwing Toetsenblok laat waarschuwing horen wanneer de netwerkkabel losgekoppeld wordt. Schakel de optie in of uit.

3.

Toetsverlichting

Knoppen van toetsenblok branden rood of blauw om aan te geven of ze actief of vergrendeld zijn. Schakel de optie in of uit.

4.

Vergr. toetsenblok

Stel een timer in zodat het toetsenblok na een gedefinieerde periode van automatisch vergrendeld wordt. Selecteer een periode van inactiviteit tijd tussen 0 en 10 minuten.

5.

Scherm uitschakelen Stel een timer in zodat het toetsenblokscherm na een gedefinieerde periode van automatisch uitgeschakeld wordt. Selecteer een periode van inactiviteit tijd tussen 0 en 10 minuten.

6.

Doorzichtigheid

Stel het doorzichtigheidsniveau tussen de gedecodeerde video en het menu in. Dit is alleen van toepassing op de lokale liveweergave. Er zijn vier waarden beschikbaar: 1:1, 3:1, 1:3 of Niet doorzichtig.

7.

Muissnelheid

Stel de muissnelheid in. Selecteer een niveau tussen 0 en 2.


Parameter

Beschrijving

8.

Stel de helderheid van het scherm in. Selecteer een niveau tussen 0 en 3.

Helderheid

3. Klik op Toepas. om de instellingen op te slaan. 4. Klik op Terug om terug te keren naar het hoofdmenu of klik op een andere menuoptie voor het toetsenblok. Tijd- en datuminstellingen 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Tijdsinstellingen. Het venster "Toetsenblok-tijdsinstellingen" verschijnt:

2. Selecteer de gewenste datum. 3. Voer de gewenste tijd in. 4. Klik op Toepas. om de instellingen op te slaan. 5. Klik op Terug om terug te keren naar het hoofdmenu of klik op een andere menuoptie voor het toetsenblok. Taal selecteren 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Taalinstellingen. Het venster "Toetsenblok-taalinstellingen" verschijnt:


27

2. Selecteer de gewenste taal. Opmerking: Momenteel is alleen Engels beschikbaar. 3. Klik op Toepas. om de instellingen op te slaan. 4. Klik op Terug om terug te keren naar het hoofdmenu of klik op een andere menuoptie voor het toetsenblok. Aanraakscherm van toetsenblok kalibreren Het aanraakscherm van het toetsenblok moet worden gekalibreerd zodat het correct geplaatst kan worden. U kalibreert als volgt het aanraakscherm: 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Screen Verify (Scherm controleren). Het venster "Toetsenblok-schermkalibr." verschijnt:

Het systeem geeft de kalibratie-instructies weer; "Klik in volgorde op de plekken" en "Klik niet op de muis tijdens het kalibreren". Klik op Kalibratie. 2. Klik met de aanraakpen op de drie "+"-plaatsen die op het scherm verschijnen.

Het bericht "Schermkalibratie voltooid" verschijnt. 3. Klik op OK om de kalibratie te voltooien.

28


Software upgraden U kunt de software van het toetsenblok op twee manieren upgraden: •

Via een FTP-server

•

Via een USB-flashstation

Voordat u de software van het toetsenblok kunt upgraden, moet u eerst met TFTP of WFTP een FTP-serververbinding tot stand brengen om het bestand over te kunnen dragen. U upgradet als volgt met een FTP-site de software: 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Onderhoud. Het venster "Toetsenblokonderhoud" verschijnt:

2. Voer het FTP-adres in en klik vervolgens op FTP-upgrade. 3. Na het upgraden wordt het toetsenblok automatisch opnieuw opgestart. Als het upgraden mislukt, wordt een foutbericht weergegeven. Klik op OK om te accepteren.

Software via een USB-flashstation upgraden: 1. Plaats het USB-flashstation in de toetsenbloksleuf. 2. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Onderhoud. Het venster verschijnt. 3. Klik op USB-upgrade om het venster USB-upgrade te openen. 4. Selecteer het upgrade-bestand in de lijst en klik op Upgrade om het upgradeproces te starten. Het configuratiebestand is digicap.dav.


29

5. Na het upgraden wordt het toetsenblok automatisch opnieuw opgestart. Als het upgraden mislukt, wordt een foutbericht weergegeven. Klik op OK om te accepteren. Configuratiebestand importeren/exporteren 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Onderhoud. Het venster verschijnt. 2. Klik op Config.best. om het venster "Config-bestand importeren/exporteren" te openen.

3. U kunt als volgt een configuratiebestand importeren: 1) Plaats het USB-flashstation in de toetsenbloksleuf. 2) Ga naar het flashstation en selecteer het bestand. 3) Klik op Import. om het configuratiebestand te importeren. Opmerking: Als de geïmporteerde configuratie ongeldig is, wordt het volgende foutbericht weergegeven: "Importeren bestand mislukt. Bestandstypes komen niet overeen.". 4. U kunt als volgt een configuratiebestand exporteren: 1) Plaats het USB-flashstation in de toetsenbloksleuf. 2) Klik op Export. om het configuratiebestand te exporteren.

30


Fabrieksinstellingen herstellen 1. Klik in het hoofdmenu op Toetsenblok > Onderhoud. Het venster verschijnt. 2. Klik op Herstellen om de standaardinstellingen te herstellen. Het volgende bericht wordt weergegeven: "Standaard herstellen?". 3. Klik op Ja om door te gaan of Nee om de bewerking te annuleren.

Apparaatbeheer Met dit menu kunt u via het toetsenblok een apparaat toevoegen, bewerken of verwijderen. U kunt het toetsenblok ook zo instellen dat een DNR of NVR op afstand kan worden bediend. In het venster "Apparaat-apparaatlijst" worden alle apparaten die met het toetsenblok communiceren, weergegeven. Zie Afbeelding 16 hieronder. U kunt apparaten aan het toetsenblok toevoegen door alle beschikbare apparaten in hetzelfde subnetwerk te zoeken of door een handmatige zoekopdracht uit te voeren. Afbeelding 16: Venster Apparaat-Apparaatlijst

Apparaat toevoegen door automatisch zoeken 1. Klik in het hoofdmenu op Apparaat. Het venster "Apparaat-apparaatlijst verschijnt. Klik op de knop Auto. zoeken.

Opmerking: Alleen apparaten die in hetzelfde netwerkgebied als het toetsenblok aanwezig zijn, kunnen door het toetsenblok worden gevonden. Alle door het toetsenblok gevonden apparaten worden in het venster weergegeven.


31

2. Selecteer het gewenste apparaat in de lijst. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor aanmelding van het apparaat in. U kunt meerdere apparaten tegelijkertijd selecteren als ze dezelfde gebruikersnaam en wachtwoord voor aanmelding delen. 3. Klik op Toevoeg. om het apparaat aan het systeem toe te voegen. De kolom Status geeft de status van elk weergegeven apparaat aan: The device is not added. (Het apparaat is niet toegevoegd.) The device failed to be added. (Het apparaat kon niet worden toegevoegd.) The device has been successfully added. (Het apparaat is toegevoegd.)

4. Na het toevoegen van alle gewenste apparaten klikt u op Afsluit. om naar het venster "Apparaat-apparaatlijst" terug te keren. Vervolgens ziet u informatie over elk apparaat dat is toegevoegd.

Apparaat handmatig toevoegen 1. Klik in het hoofdmenu op Apparaat. Het venster "Apparaat-apparaatlijst" verschijnt. Klik op de knop App. toev.

32


2. Voer in het venster dat verschijnt de apparaatnaam, de IP-poort voor het apparaat, de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Klik op Toevoeg. om het apparaat toe te voegen. Opmerking: Als de gegevens ongeldig zijn of het apparaat offline staat, wordt het volgende foutbericht weergegeven: "Het toevoegen van een apparaat is mislukt.". Apparaatnaam bewerken 1. Klik in het hoofdmenu op Apparaat. Het venster "Apparaat-apparaatlijst" verschijnt.

2. Klik op voor het apparaat dat u wilt bewerken. Het venster "Apparaatapparaat bewerken" verschijnt. 3. Bewerk de apparaatnaam. Klik op Bewerk. om de wijzigingen te accepteren. Opmerking: De gebruikersnaam en het wachtwoord verwijzen naar de gebruikersnaam en het wachtwoord die nodig zijn om u vanaf het toetsenblok bij het apparaat aan te melden. Apparaat verwijderen 1. Klik in het hoofdmenu op Apparaat. Het venster "Apparaat-apparaatlijst" verschijnt. 2. Selecteer het te verwijderen apparaat. Klik op

.

3. Klik op Ja in het pop-upvenster om het verwijderen te bevestigen. DVR/NVR op afstand bedienen U kunt een DVR of NVR via het toetsenblok op afstand bedienen. U kunt een apparaat op twee manieren op afstand bedienen: •

Met het extern paneel van het toetsenblok.

•

Met de knop MON om direct met een DVR/NVR een verbinding te maken. Deze methode is mogelijk eenvoudiger wanneer er meerdere DVR's/NVR's op het toetsenblok aangesloten zijn. U kunt een specifieke uitvoer-DVR of uitvoer-NVR oproepen door het uitvoerapparaatnummer in te voeren en op de knop MON te drukken. Het uitvoerapparaatnummer dat aan een DVR of NVR gekoppeld is, wordt in het venster


33

"Uitvoerinstellingen-uitvoerlijst" weergegeven (zie "Uitvoerinstellingen" op pagina 40 voor meer informatie). Op een DVR of NVR kunnen maximaal twee monitoren aangesloten worden. Zie Tabel 5 voor een voorbeeld van hoe u de gewenste monitor van een DVR die via het toetsenblok bereikbaar is, kunt oproepen. Tabel 5: Voorbeeld van hoe een DVR-monitor bereikbaar is In te drukken knoppen op toetsenblok

DVR

Monitor

#1 MON

1

A

#2 MON

1

B

#3 MON

2

A

#4 MON

2

B

Opmerking: Niet alle DVR's/NVR's ondersteunen afstandsbediening. U kunt een DVR/NVR als volgt met de knop MON op het toetsenblok op afstand bedienen: 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor van de gewenste DVR of NVR op te roepen. Het venster Snelkoppelingen verschijnt.

U kunt de knoppen op het toetsenblok en de weergegeven snelkoppelingknoppen gebruiken voor het bedienen van de DVR of de NVR.

Lokale live-weergave De lokale live-weergave van de geselecteerde camera verschijnt in het volledige scherm op het display van het toetsenblok. U kunt op twee manieren de lokale live-weergave op het display van het toetsenblok bekijken. U kunt het menu Invoer en de knoppen op het toetsenblok gebruiken. Voor instructies over het gebruik van de knoppen op het toetsenblok, zie "Lokale liveweergave" op pagina 56. Lokale live-weergave met menu Invoer bekijken 1. Klik in het hoofdmenu op Invoer. Het venster "Invoerinstellingen-invoerlijst" verschijnt. 34


2. Klik op

voor de gewenste camera. De lokale live-weergave start onmiddellijk.

3. Om andere vermelde camera's te bekijken, drukt u op de knop NEXT of PREV op het toetsenblok voor de volgende of vorige camera's.

Bestand afspelen 1. Klik in het hoofdmenu op Output (Uitvoer). Het venster "Uitvoerinstellingenuitvoerlijst" verschijnt. 2. Klik op van het gewenste uitvoerkanaal. Het afspeelvenster wordt weergegeven. 3. Klik op het tabblad By File (Op bestand) om het venster "Playback by File" (Afspelen op bestand) te openen.

4. Voer het cameranummer, het type opname, het bestandstype en de begin- en eindtijd voor het afspelen in. Klik op Zoeken. Het resultaat wordt op het scherm weergegeven.


35

5. Selecteer een bestand voor afspelen in de lijst en klik op de knop Afspelen om het bestand af te spelen. Opmerking: U kunt het bestand tevens direct afspelen. Zie "Direct afspelen" op pagina 63 voor meer informatie.

Gebruikersbeheer U kunt het toetsenblok zo instellen dat een gebruiker toegang heeft tot specifieke apparaten zoals camera's. Gebruiker toevoegen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt.

2. Klik op de knop Geb. toev. Het venster "Gebruiker-Geb. toev." verschijnt. 3. Selecteer het type gebruiker: manager, operator of aangepaste gebruiker. Opmerking: Alleen de administrator kan managers toevoegen. 4. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Controleer het wachtwoord. 5. Klik op Toevoeg. om de gebruiker aan het systeem toe te voegen.

36


Gebruiker met toegang tot specifiek apparaat instellen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Selecteer de gewenste gebruiker en klik op apparaat" verschijnt.

. Het venster "Gebruiker-

3. Klik op de knop App. toev.

4. In het venster dat verschijnt, selecteert u de gewenste apparaten en klikt u op Toevoeg. om het apparaat aan de geselecteerde gebruiker toe te voegen. Vervolgens worden de toegevoegde apparaten aan het venster "Gebruikerapparaat" toegevoegd.

Gebruikerstoegang tot een apparaat verwijderen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Selecteer de gewenste gebruiker en klik op apparaat" verschijnt.


3. Selecteer de gewenste apparaten voor deze gebruiker en klik op in het pop-upvenster om het verwijderen te bevestigen.

. Klik op Ja

Gebruiker schakelen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. De lijst met managers wordt weergegeven. 2. Klik op voor directe toegang tot het aanmeldingsvenster van de gewenste gebruiker. Voer het wachtwoord van de gebruiker in.


37

Gebruikerswachtwoord wijzigen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Klik op voor de gewenste gebruiker. Het venster "Gebruiker-wachtwoord veranderen” verschijnt. 3. Voer het nieuwe wachtwoord in en controleer het. Klik op OK om te accepteren. Gebruiker verwijderen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Klik op

voor de gewenste gebruiker.

3. Klik op Ja in het pop-upvenster om het verwijderen te bevestigen.

Camera-instellingen Met dit menu kunt u invoeren, zoals camera's, configureren. U kunt het toetsenblok instellen voor het live weergeven van camerabeelden. Camera's kunnen ook gegroepeerd worden zodat ze samen op een specifieke monitor opgeroepen kunnen worden. Voorbeeld: een groep camera's die de parkeerplaats in de gaten houden en een andere groep camera's die de gebouwingangen in de gaten houden. U kunt maximaal 16 cameragroepen instellen. Cameragegevens wijzigen 1. Klik in het hoofdmenu op Invoer. Het venster "Invoerinstellingen-invoer" verschijnt. 2. Klik op voor de gewenste camera. Het venster "Invoerinstellingen-camera bewerken" verschijnt.

38


3. Voer het cameranummer, de cameranaam, het protocol en het streamtype in. Klik op OK. Opmerking: Het cameranummer moet tussen 1 en 999.999 liggen. Opmerking: Managers kunnen tevens de cameragegevens bewerken. Cameragroep instellen 1. Klik in het hoofdmenu op Invoer. Het venster "Invoerinstellingen-invoer" verschijnt. 2. Klik op de knop Invoergroep. Het venster "Invoerinstellingen-invoergroep" verschijnt. 3. Selecteer het gewenste groepsnummer in de vervolgkeuzelijst Groepsnummer. U kunt maximaal 16 cameragroepen toevoegen.

4. Klik op de knop Camera toev. Het venster "Invoerinstellingen-camera toev." verschijnt.

5. Selecteer de camera's die u wilt groeperen. Klik op Toevoeg. 6. Klik op Voltooi. om naar het venster Invoergroep terug te keren. De lijst met toegevoegde gegroepeerde camera's wordt weergegeven.


39

Uitvoerinstellingen Met dit menu kunt u uitvoeren, zoals monitoren, decoders, DVR's en NVR's, configureren. In het venster "Uitvoerinstellingen" kunt u alle uitvoerkanalen waartoe de momenteel aangemelde gebruiker toegang tot heeft, weergeven. Tevens kunt u bestanden van het uitvoerkanaal, zoals een DVR of NVR, afspelen. Lijst met uitvoerkanalen weergeven 1. Klik in het hoofdmenu op Uitvoer. Het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoer" verschijnt.

Uitvoerkanaal bewerken 1. Klik in het hoofdmenu op Uitvoer. Het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoerlijst" verschijnt. 2. Klik op op de gewenste uitvoer. Het venster "Invoerinstellingen-uitvoer bewerken" verschijnt.

3. Voer het uitvoernummer in en klik op OK om de wijziging te accepteren.

40


Uitvoergroep instellen U kunt verschillende kanalen van een decoder, zoals camera's, DVR's en NVR's, groeperen zodat ze eenvoudiger te beheren zijn. U kunt echter geen groep van camera-uitvoeren aanmaken als ze op verschillende DVR's of NVR's aangesloten zijn. U stelt als volgt een uitvoergroep met kanalen in: 1. Klik in het hoofdmenu op Uitvoer. Het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoerlijst" verschijnt. 2. Klik op de knop Uitvoergroep. Het venster "Invoerinstellingen-uitvoergroep" verschijnt. 3. Klik op

om het groepsnummer in de vervolgkeuzelijst te selecteren.

4. Klik op de knop Uitv. toev. Het venster "Uitv. toev." verschijnt.

5. Selecteer de uitvoeren die u aan de groep wilt toevoegen. Klik op Toevoeg. 6. Klik op Voltooi. om naar het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoerlijst" terug te keren om de uitvoerlijst die aan de geselecteerde groep toegevoegd zijn, te bekijken.

Macroinstellingen Een macro is een reeks stappen of opdrachten. Wanneer u een macro uitvoert, worden de in de macro geprogrammeerde stappen uitgevoerd. U kunt maximaal 128 macroopdrachten toevoegen. Er kunnen maximaal zes nummers in een macro-opdracht staan. Opmerking: Lokaal decoderen en live-weergave worden momenteel niet ondersteund. Macro toevoegen 1. Klik in het hoofdmenu op Macro. Het venster "Macroinstellingen-macrolijst" verschijnt. 2. Klik op de knop Macro toev.


41

Het venster "Invoerinstellingen-uitvoergroep" verschijnt.

3. Voer de macronaam in. Druk vervolgens op de knop MAC op het toetsenblok om het tekstvak in het displayvenster in te voeren. 4. Klik op Toevoeg. om de huidige macro-opdracht toe te voegen. Macro beheren 1. Klik in het hoofdmenu op Macro. Het venster "Macroinstellingen-macrolijst" verschijnt. Alle huidige macro-opdrachten worden weergegeven.

2. Klik op een van de pictogrammen om de geselecteerde macro-opdracht weer te geven, uit te voeren of te verwijderen: Macro-pictogram

Beschrijving Klikken om macro-opdracht weer te geven. Klikken om macro-opdracht uit te voeren. Klikken om macro-opdracht te verwijderen.

Bestanden vanaf een opnameapparaat afspelen) Videobestanden die op een opnameapparaat opgeslagen zijn, kunnen via de bijbehorende decoder afgespeeld worden. U kunt bestanden op twee manieren afspelen: •

Vanaf een USB-flashstation

•

Op afstand afspelen

42


Bestand vanaf een USB-flashstation afspelen 1. Plaats het USB-flashstation in de toetsenbloksleuf. 2. Klik op het tabblad Lokaal in het venster Lokaal afspelen. Het venster "Lokaal afspelen" verschijnt.

3. Selecteer het gewenste bestand dat u wilt afspelen. 4. Klik op de knop Afspelen. Het bestand wordt afgespeeld. Op afstand afspelen 1. Klik op het tabblad Ext. opnamebestanden in het venster "Lokaal afspelen". Het venster "Ext. opnamebestanden" verschijnt.



43

3. Selecteer het bestand dat u wilt afspelen, en klik op Afspelen om het bestand af te spelen.

Geavanceerde instellingen Met dit menu kunt u de FTP-instellingen, de AUX-knoppen, de live-weergaveprestaties en de PTZ-snelheid configureren. Instellingen voor bidirectioneel geluid en momentopnames 1. Klik in het hoofdmenu op Geavanc. Het scherm "Geavanceerde instellingen" verschijnt. 2. Klik op Aux-knop om het venster "Aux-knop" weer te geven. De opties Aux-knop 1 en Aux-knop 2 komen overeen met de knoppen AUX 1 en AUX 2 op het toetsenblok.

3. Selecteer een Aux-functie voor elke Aux-knop: Bidirectioneel geluid en Momentopname. 4. Klik op Toepas. Instellingen voor live-weergave en PTZ-snelheid 1. Klik in het hoofdmenu op Geavanc. Het scherm "Geavanceerde instellingen" verschijnt. 44


2. Klik op Prestaties om het venster Prestaties weer te geven.

3. Selecteer een netwerkprestatieniveau voor de live-weergave: Minste vertraging, Gebalanceerd, Beste vloei. 4. Selecteer een PTZ-snelheidsniveau voor de PTZ-camera; Lage snelheid, Gemiddelde snelheid (standaardinstelling) of Hoge snelheid. 5. Klik op Toepas. FTP-instellingen U kunt videobestanden en momentopnames naar een FTP-server uploaden. U stelt als volgt FTP-serverinstellingen in: 1. Klik in het hoofdmenu op Geavanc. Het scherm "Geavanceerde instellingen" verschijnt. 2. Klik op FTP-instell. om het venster FTP-instellingen weer te geven. 3. Schakel het selectievakje FTP inschakel. in. Opmerking: Als de optie niet ingeschakeld wordt, worden videobestanden en momentopnames op het USB-flashstation opgeslagen. 4. Voer het IP-adres, de gebruikersnaam en het wachtwoord in om u bij de FTPserver aan te melden. 5. Voer het bestandspad in waarnaar de videobestanden en momentopnames geüpload moeten worden. 6. Klik op Toepas. om de instellingen op te slaan.

Afmelden bij toetsenblok 1. Klik in het hoofdmenu op Afsluiten. Selecteer Afmelden. Het pop-upvenster "Afmelden bij het systeem?" verschijnt. 2. Klik op Ja om te bevestigen of op Nee om te annuleren.


45

Toetsenblok opnieuw opstarten 1. Klik in het hoofdmenu op Afsluiten. Selecteer Herstart. Het pop-upvenster "Het systeem opnieuw opstarten?" verschijnt. 2. Klik op Ja om te bevestigen of op Nee om te annuleren.

Afsluiten 1. Klik in het hoofdmenu op Afsluiten. Selecteer Afsluiten. Het pop-upvenster "Het systeem afsluiten?" verschijnt. 2. Klik op Ja om te bevestigen of op Nee om te annuleren.

46


Toetsenblok lokaal configureren door manager De administrator moet eerst de managers als gebruikers instellen.

Aanmelden/afmelden U meldt zich als volgt bij het systeem aan: 1. Schakel het toetsenblok in. Het venster "Gebruikerslogin" verschijnt:

2. Selecteer uw gebruikersnaam in de vervolgkeuzelijst en voer uw wachtwoord in. 3. Schakel het selectievakje Wachtwoord opslaan in om het aanmeldingswachtwoord voor toekomstig gebruik op te slaan. 4. Klik op Aanmelden. Het hoofdvenster voor het gebruikerstype verschijnt. Hierin ziet u een lijst met beschikbare menuopties. Opmerking: De lijst met beschikbare menuopties verschilt per gebruikerstype.

U meldt zich als volgt af bij het systeem: 1. Klik op de knop Afmelden in een van de configuratieschermen. TVK 800 Gebruikershandleiding

47

U keert terug naar het aanmeldingsscherm.

Lijst met toegankelijke apparaten weergeven De administrator wijst de apparaten toe waartoe gebruikers met managerrechten toegang hebben. U geeft als volgt een lijst met toegankelijke apparaten weer 1. Klik in het hoofdmenu op Apparaat. Het venster "Apparaat-apparaatlijst" verschijnt met de lijst met apparaten die beschikbaar zijn voor de gebruiker.

Lokale live-weergave De administrator wijst de camera's toe die door managers kunnen worden bekeken. U geeft als volgt camerabeelden live lokaal weer 1. Klik in het hoofdmenu op Invoer. Het venster "Invoerinstellingen-invoer" verschijnt.

48


2. Klik op

voor de gewenste camera. De lokale live-weergave start onmiddellijk.

3. Om andere beschikbare camera's te bekijken, drukt u op de knop NEXT of PREV op het toetsenblok voor de volgende of vorige camera's.

Bestand afspelen 1. Klik in het hoofdmenu op Uitvoer. Het venster "Uitvoerinstellingen-uitvoerlijst" verschijnt. 2. Klik op op het gewenste uitvoerkanaal. Het venster Afspelen wordt weergegeven. 3. Klik op het tabblad By File (Op bestand) om het venster "Playback by File" (Afspelen op bestand) te openen.


5. Selecteer een bestand voor afspelen in de lijst en klik op de knop Afspelen om het bestand af te spelen.


49

Gebruikersbeheer Alleen de administrator kan managers aanmaken. Alleen managers kunnen echter operators en aangepaste gebruikers aanmaken. Gebruiker toevoegen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Selecteer het type gebruiker: operator of aangepaste gebruiker. 3. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Bevestig het wachtwoord. 4. Klik op Toevoeg. om de gebruiker aan het systeem toe te voegen. Gebruiker met toegang tot specifiek apparaat instellen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Selecteer de gewenste gebruiker en klik op apparaat" verschijnt.


3. Klik op de knop App. toev.

4. In het venster dat verschijnt, selecteert u de gewenste apparaten en klikt u op App. toev. om het apparaat aan de geselecteerde gebruiker toe te voegen. Vervolgens wordt het toegevoegde apparaat aan het venster "Gebruikerapparaat" toegevoegd.

Gebruikerstoegang tot een apparaat verwijderen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster "Gebruiker-geb. lijst" verschijnt. 2. Klik op verschijnt.

voor de gewenste gebruiker. Het venster "Gebruiker-apparaat"

3. Selecteer het gewenste apparaat voor deze gebruiker en klik op in het pop-upvenster om het verwijderen te bevestigen. 50

. Klik op Ja


Gebruiker schakelen 1. Klik in het hoofdmenu op Gebruiker. Het venster verschijnt. De lijst met operators en aangepaste gebruikers wordt weergegeven. 2. Klik in het venster "Gebruiker-geb. lijst"op aanmeldingsvenster van de gebruiker.

voor directe toegang tot het

Invoerinstellingen Met dit menu kunt u invoeren, zoals camera's, configureren. Managers kunnen camera's groeperen zodat de camera's op een specifieke monitor in groepen opgeroepen kunnen worden. Voorbeeld: een groep camera's die de parkeerplaats in de gaten houden en een andere groep camera's die de gebouwingangen in de gaten houden. U kunt maximaal 16 cameragroepen instellen. Cameragegevens wijzigen 1. Klik in het hoofdmenu op Invoer. Het venster "Invoerinstellingen-invoer" verschijnt. 2. Klik op voor de gewenste camera. Het venster "Invoerinstellingen-camera bewerken" verschijnt.

3. Voer het cameranummer, de cameranaam, het protocol en het streamtype in. Klik op OK. Opmerking: Het cameranummer moet tussen 1 en 999.999 liggen. TVK 800 Gebruikershandleiding

51

Cameragroep instellen 1. Klik in het hoofdmenu op Invoer. Het venster "Invoerinstellingen-invoer" verschijnt. 2. Klik op de knop Invoergroep. Het venster "Invoerinstellingen-invoergroep" verschijnt. 3. Selecteer het gewenste groepsnummer in de vervolgkeuzelijst Groepsnummer. U kunt maximaal 16 cameragroepen toevoegen.

4. Klik op de knop Camera toev. Het venster "Invoerinstellingen-camera toev." verschijnt.

5. Selecteer de camera's die u wilt groeperen. Klik op Toevoeg. 6. Klik op Voltooi. om naar het venster Invoergroep terug te keren. De lijst met toegevoegde gegroepeerde camera's wordt weergegeven.

Uitvoerinstellingen Met dit menu kunt u uitvoeren, zoals monitoren, decoders, DVR's en NVR's, configureren. In het venster "Uitvoerinstellingen" kunt u alle uitvoerkanalen waartoe de momenteel aangemelde gebruiker toegang tot heeft, weergeven. Tevens kunt u bestanden van het uitvoerkanaal, zoals een DVR of NVR, afspelen. Voor instructies over het instellen van uitvoeren, zie "Uitvoerinstellingen" op pagina 40.

52


Macroinstellingen Een macro is een reeks stappen of opdrachten. Wanneer u een macro uitvoert, worden de in de macro geprogrammeerde stappen uitgevoerd. U kunt maximaal 128 macro-opdrachten toevoegen. Er kunnen maximaal zes nummers in een macro-opdracht staan. Voor instructies over het instellen en gebruiken van macro's, zie "Macroinstellingen" op pagina 41

Bestanden vanaf een encoder afspelen Videobestanden die op een encoder zijn, kunnen via de bijbehorende decoder afgespeeld worden. U kunt bestanden op twee manieren afspelen: •

Vanaf een USB-flashstation

•

Op afstand afspelen

Voor instructies over het afspelen vanaf een encoder, zie "Bestanden vanaf een opnameapparaat afspelen)" op pagina 42.

Geavanceerde instellingen Met dit menu kunt u de FTP-instellingen, de AUX-knoppen, de live-weergaveprestaties en de PTZ-snelheid configureren. Voor instructies over het instellen van bidirectioneel geluid en momentopnames met de AUX-instellingen, live-weergave, PTZ-snelheid, FTP, zie "Geavanceerde instellingen" op pagina 44.

Afmelden bij toetsenblok 1. Klik in het hoofdmenu op Afsluiten. Selecteer Afmelden. Het pop-upvenster "Afmelden bij het systeem?" verschijnt. 2. Klik op Ja om te bevestigen of op Nee om te annuleren.

Toetsenblok opnieuw opstarten 1. Klik in het hoofdmenu op Afsluiten. Selecteer Herstart. Het pop-upvenster "Het systeem opnieuw opstarten?" verschijnt. 2. Klik op Ja om te bevestigen of op Nee om te annuleren.



53

Toetsenblok lokaal configureren door operator en aangepaste gebruikers Operators en aangepaste gebruikers kunnen zich bij het systeem aanmelden en de lijst met toegankelijke apparaten bekijken. Ze kunnen tevens hun wachtwoord wijzigen.

Aanmelden/afmelden 1. Schakel het toetsenblok in. Het volgende scherm wordt weergegeven:

2. Selecteer uw gebruikersnaam in de vervolgkeuzelijst en voer uw wachtwoord in. 3. Schakel het selectievakje Wachtwoord opslaan in om het aanmeldingswachtwoord voor toekomstig gebruik op te slaan. 4. Klik op Aanmelden. Het hoofdvenster verschijnt. Hierin ziet u een lijst met beschikbare menuopties.

54


Lijst met toegankelijke apparaten weergeven De administrator wijst de apparaten toe waartoe gebruikers met managerrechten toegang hebben. Vervolgens kunnen managers hun apparaten aan operators en aangepaste gebruikers toewijzen. 1. Klik in het hoofdmenu op Apparaat. Het venster "Apparaat-apparaatlijst" verschijnt met de lijst met apparaten die beschikbaar zijn voor de gebruiker.

Wachtwoord wijzigen 1. Klik in het hoofdmenu op Geavanceerde instellingen. Het venster "Geavanceerde instellingen-wachtwoord wijzigen" verschijnt.

2. Voer het huidige wachtwoord en het nieuwe wachtwoord in. Bevestig het nieuwe wachtwoord. 3. Klik op Toepas. om de wijzigingen te accepteren.



55

Toetsenblok gebruiken Dit hoofdstuk beschrijft hoe u koppelingen moet gebruiken, video's van één camera of een groep camera's op een monitor moet weergeven en direct afspelen en opnemen moet gebruiken. Het hoofdstuk beschrijft tevens hoe u trajecten, presets, presettrajecten en schaduwtrajecten moet gebruiken.

Koppelingen gebruiken Met koppelingen hebt u snel toegang tot veel toetsenblokfuncties. Een koppeling is een reeks of combinatie van toetsaanslagen op het toetsenblok waarmee opdrachten in de software uitgevoerd worden. U moet zich bij het toetsenblok aangemeld hebben om een koppeling uit te kunnen voeren. Afbeelding 17: Beschrijving van venster Koppeling

Geeft het huidige uitvoerkanaal weer Multiview-weergave selecteren Geeft de gebruikte knopopdrachten op het toetsenbord weer

Invoerkanaal voor elk venster instellen

In de lokale live-weergavemodus zijn de venster- (WIN), de cameragroep- (CAM-G), de multiview-weergave- (MULT) en de cameratrajectfuncties (TOUR) niet beschikbaar. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt.

Lokale live-weergave De lokale live-weergave van de geselecteerde camera verschijnt in het volledige scherm op het display van het toetsenblok. U kunt geen multiview-indeling gebruiken. U kunt op twee manieren de lokale live-weergave op het display van het toetsenblok bekijken. U kunt het menu Invoer en de knoppen op het toetsenblok gebruiken. Voor instructies over het gebruik van het menu Invoer, zie "Lokale live-weergave" op pagina 34. U kunt koppelingsacties uitvoeren voor live-weergave. U opent als volgt de lokale live-weergave: 1. Druk op 0 + MON om de lokale live-weergavemodus te openen. 56


2. Voer het cameranummer Num in en druk op CAM.

Opmerking: Venster- (WIN), cameragroep- (CAM-G), multiview-weergave(MULT) en cameratrajectfuncties (TOUR) zijn niet beschikbaar in de lokale modus. 3. Druk op ESC om de volledig-schermmodus te starten.

Gedecodeerde video op een monitor weergeven Dit hoofdstuk beschrijft hoe u, wanneer u een decoder gebruikt, video op een monitor kunt weergeven. Multiview-weergave Afhankelijk van de gebruikte decoder kunt u de video op de geselecteerde monitor in de volledig-schermmodus en in de 2X2-multiview-indeling weergeven. In de multiview-weergavemodus kunt u eenvoudig een geselecteerde videosegment naar de volledig-schermmodus schakelen en weer terug, en het geluid in- en uitschakelen. Zie Afbeelding 18 hieronder. Afbeelding 18: Pictogrammen multiview-weergavebediening

Geselecteerde camera van multiview-indeling naar volledigschermmodus schakelen


Volledig-schermmodus terugschakelen naar geselecteerde camera in multiview-indeling

Geluid uit

Geluid aan

57

U bekijkt als volgt in de volledig-schermmodus of de multiviewweergavemodus: 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + MULT om de multiview-weergavemodus voor de monitor te selecteren.

Opmerking: Als u in de live-weergavemodus 0 + MON invoert, wordt de multiview-weergavemodus niet ondersteund omdat op dat moment video op het toetsenblok weergegeven wordt. Specifieke camera op een monitor weergeven U kunt selecteren welke camera op een monitor moet worden weergegeven. U geeft als volgt een specifieke camera op een monitor weer: 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + WIN om het videosegment dat op de monitor weergegeven moet worden, te selecteren.  Of  Raak het toetsenblokvenster direct aan om het gewenste videosegment te selecteren. 3. Druk op de knoppen Num + CAM om de camera te selecteren. Druk bijvoorbeeld op de knoppen 1+MON, 2+WIN, 3+CAM om het videosignaal van camera 3 te decoderen en in videosegment 2 van monitor 1 weer te geven. Cameragroep instellen voor weergave op een monitor U kunt een decoder gebruiken voor het configureren van het toetsenblok voor het weergeven van beelden van een cameragroep op een monitor. Als het aantal camera's in een groep kleiner is dan of gelijk is aan het aantal videosegment op het scherm (bijvoorbeeld drie camera's en vier videosegmenten), wordt iedere camera vervolgens op de bijbehorende tijd (bijvoorbeeld camera 1 op videosegment 1, camera 2 op videosegment 2…) weergegeven.

58


Als het aantal camera's in een groep groter is dan het aantal videosegmenten op het scherm (bijvoorbeeld 16 camera's en 4 videosegmenten), worden de camera's in de volgende weergavereeksmodus weergegeven: camera's 1 t/m 4 worden weergegeven op videosegmenten 1 t/m 4, de volgende camera's 5 t/m 8 op videosegmenten 1 t/m 4, camera's 9 en 12 worden weergegeven op videosegmenten 1 t/m 4 en ten slotte camera's 13 t/m 16 op videosegmenten 1 t/m 4. Opmerking: De standaard dwell-tijd is 30 seconden. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt. U bekijkt als volgt een cameragroep op een monitor: 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + CAM-G om de cameragroep die moet worden gedecodeerd en op de monitor moet worden weergegeven, te selecteren.

Opmerking: Als u in de live-weergavemodus 0 + MON invoert, wordt de multiview-weergavemodus niet ondersteund omdat op dat moment video op het toetsenblok weergegeven wordt. Cameragroep voor weergave in toetsenblokvenster instellen Het videosignaal van de cameragroep kan worden uitgevoerd naar en weergegeven in het geselecteerde venster van de monitor die in gebruik is. Opmerking: De standaard dwell-tijd is 30 seconden. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt. U bekijkt als volgt een cameragroep op een monitor: 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + WIN of raak het toetsenblokvenster direct aan om het weergavevenster te selecteren. 3. Druk op de knoppen Num + CAM-G om de cameragroep die moet worden gedecodeerd en op de monitor moet worden weergegeven, te selecteren.


59

Druk bijvoorbeeld op de knoppen 1+MON, 2+WIN, 3+CAM om het videosignaal van cameragroep 3 te decoderen en in videosegment 2 van monitor 1 weer te geven. Opmerking: Als u in de live-weergavemodus 0 + MON invoert, wordt de multiview-weergavemodus niet ondersteund omdat op dat moment video op het toetsenblok weergegeven wordt. Cameragroep instellen voor weergave op een monitorgroep U kunt het toetsenblok zo configureren dat de beelden van een cameragroep via een decoder op een groep monitoren weergegeven worden. Als het aantal camera's in een groep kleiner is dan of gelijk is aan het aantal videosegment op het scherm (bijvoorbeeld acht camera's en negen videosegmenten), wordt iedere camera vervolgens op de bijbehorende tijd (bijvoorbeeld camera 1 op videosegment 1, camera 2 op videosegment 2…) weergegeven. Als het aantal camera's in een groep groter is dan het aantal videosegmenten op het scherm (bijvoorbeeld 16 camera's en 4 videosegmenten), worden de camera's in de volgende weergavereeksmodus weergegeven: camera's 1 t/m 4 worden weergegeven op videosegmenten 1 t/m 4, de volgende camera's 5 t/m 8 op videosegmenten 1 t/m 4, camera's 9 en 12 worden weergegeven op videosegmenten 1 t/m 4 en ten slotte camera's 13 t/m 16 op videosegmenten 1 t/m 4. Opmerking: De standaard dwell-tijd is 30 seconden. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt. U bekijkt als volgt een cameragroep in een monitorgroep: 1. Druk op de knoppen Num + MON-G om de monitorgroep te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + CAM-G om de cameragroep die moet worden gedecodeerd en in de monitorgroep moet worden weergegeven, te selecteren.

60


Opmerking: In de monitorgroepmodus worden uitvoerkanalen standaard alleen in volledig-schermmodus weergegeven. Traject instellen Een traject is de weergave van beelden van een reeks verschillende camera's. U kunt maximaal 64 camera's in een traject instellen. De dwell-tijd is de tijd die een camerabeeld op het scherm zichtbaar blijft tot het beeld van de volgende camera weergegeven wordt. De standaard dwell-tijd is 30 seconden, maar deze kan gewijzigd worden. Trajectinstellingen worden niet opgeslagen wanneer het apparaat opnieuw opgestart wordt. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt. U stelt als volgt een traject in: 1. Druk op de knop SET om het venster voor trajectkoppelingen te openen. 2. Druk op de knoppen Num + TOUR om een traject in te stellen. 3. Druk op de knoppen Num + ENTER om de dwell-tijd van de geselecteerde camera en het cameranummer in te stellen.

4. Herhaal stap 3 voor elke camera die in het traject moet worden opgenomen. Opmerking: De trajectparameters worden gewist als u de knoppen Num + TOUR opnieuw tegelijkertijd indrukt. 5. Druk op de knop SET om de trajectinstellingen te voltooien. U kunt maximaal acht trajecten instellen.


61

Traject oproepen 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + TOUR om een geprogrammeerd traject dat op de monitor weergegeven moet worden, op te roepen.

Groepstraject instellen U kunt een groepstraject instellen zodat meerdere cameragroepen op specifieke monitoren weergegeven kunnen worden. Elke gebruikersaccount kan maximaal acht trajectgroepen instellen. Elke trajectgroep kan maximaal acht cameragroepen voor specifieke monitoren bevatten. Let op: De instellingen van groepstrajecten worden niet opgeslagen wanneer het toetsenblok opnieuw wordt opgestart. In de afspeelmodus kan geen groepstraject worden ingesteld. U stelt als volgt een groepstraject in: 1. Druk op de knop SET om het venster voor groepstrajectkoppelingen te openen. 2. Druk op de knoppen Num + GROUP en stel een groepstraject in. 3. Druk op de knoppen Num + ENTER om het monitornummer in te stellen. 4. Druk op de knoppen Num + ENTER om het cameragroepnummer (CAM-G) in te stellen.

62


5. Herhaal de stappen 3 en 4 voor elke monitor en cameragroep die in het groepstraject opgenomen moet worden. Let op: De trajectparameters worden gewist als u de knoppen Num + GROUP opnieuw tegelijkertijd indrukt. 6. Druk op de knop SET om de groepstrajectinstellingen te voltooien. Groepstraject oproepen U kunt een groepstraject gebruiken om meerdere cameragroepen op specifieke monitoren op te roepen. Voorbeeld: opgeroepen cameragroep 1 wordt op monitor 1 en cameragroep 2 wordt op monitor 2 weergegeven. De dwell-tijd van het groepstraject kan ook worden gewijzigd. Als meerdere cameragroepen zijn ingesteld voor weergave op dezelfde monitor, geeft de monitor alleen de laatste geprogrammeerde cameragroep weer. U roept als volgt een groepstraject op: 1. Druk op de knoppen Num + GROUP om het geprogrammeerde groepstraject op te roepen.

Direct afspelen Met het toetsenblok kunt u snel de vorige vijf seconden van opgenomen videomateriaal afspelen. Administrators en managers kunnen tevens video afspelen via het menu Invoer. Zie "Bestand afspelen" op pagina 35 voor meer informatie. U speelt als volgt direct een video af: 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer de gewenste camera. 4. Druk op de knop


om het venster voor direct afspelen te openen.

63

5. Druk op de knop

om het afspelen te stoppen.

Functies voor hulpinvoeren en -uitvoeren Het toetsenblok heeft twee knoppen, AUX1 en AUX2, die voor de AUX1- en AUX2functies in het systeem geconfigureerd kunnen worden. AUX1 is standaard ingesteld op bidirectioneel geluid en AUX2 op het vastleggen van momentopnames. Opmerking: Er wordt een foutbericht weergegeven als een AUX-functie aangevraagd wordt wanneer het huidige venster zich in de cyclusweergavemodus bevindt. Bidirectioneel geluid U start als volgt met een decoder/NVR/DVR bidirectioneel geluid: 1. Druk op de knop Num en MON en selecteer de decoder/NVR/DVR. 2. Druk op de knop AUX1/AUX2 die voor de bidirectionele functie geconfigureerd is voor het starten van bidirectioneel geluid. Opmerking: Het toetsenblok pakt het bidirectionele geluid van het dichtstbijzijnde apparaat. U start als volgt met een camera bidirectioneel geluid: 1. Druk op de knoppen Num en CAM en selecteer de camera. 2. Druk op de knop AUX1/AUX2 die voor de bidirectionele functie geconfigureerd is voor het starten van bidirectioneel geluid. Tijdens bidirectioneel geluid:

64

•

Stop het bidirectionele geluid door 0 + AUX1/ AUX2 in te drukken

•

Als de netwerkverbinding tijdens bidirectioneel geluid verbroken wordt, drukt u op de knoppen 0 + AUX1/AUX2 om het bidirectionele geluid te stoppen en start u vervolgens het bidirectionele geluid opnieuw op.

•

Als het systeem zich in de cyclusweergavemodus bevindt en u bidirectioneel geluid voor een specifieke camera wilt afspelen, moet u de cyclusweergavemodus verlaten door op ESC te drukken. Druk vervolgens op de knoppen Num + CAM en daarna op de knop AUX1/AUX2 om bidirectioneel geluid te starten.


Momentopnames Met het toetsenblok kunt u een momentopname van een videobeeld vastleggen en deze op een USB-flashstation opslaan of naar een FTP-server uploaden. Om momentopnames naar een FTP-server te uploaden, moet het systeem al voor een FTP-server zijn geconfigureerd. U kunt op twee manieren een momentopname vastleggen. Vanuit het uitvoerkanaal of vanuit het invoerkanaal. Opmerking: Er wordt een foutbericht weergegeven wanneer het toetsenblokvenster geconfigureerd is voor weergave van camera's in de cyclusweergavemodus. Methode 1: U legt als volgt een momentopname vast 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knop AUX die voor het vastleggen van momentopnames geconfigureerd is (AUX 1 of AUX 2) om een momentopname vast te leggen. Methode 2: U legt als volgt een momentopname vast 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer het invoerkanaal. 2. Druk op de middelste knop van de joystick om een momentopname vast te leggen.

Opnames opslaan U kunt videobeelden van de camera's opnemen en de bestanden op een USBflashstation opslaan of naar een FTP-server uploaden. Tijdens het afspelen kunt u geen video opnemen. De knop REC op het toetsenblok brandt rood tijdens het opnemen. Opmerking: Er wordt een foutbericht op het scherm weergegeven wanneer het toetsenblokvenster geconfigureerd is voor weergave van camera's in de cyclusweergavemodus. U kunt op twee manieren video opnemen: Methode 1: Videobeelden opnemen 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knop REC om het opnemen te starten. Methode 2: Videobeelden opnemen 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer het invoerkanaal. 2. Druk op de knop REC om het opnemen te starten.


65

Doorgaan naar volgende/vorige camera's U kunt de volgende of vorige camera's eenvoudig selecteren wanneer u een koppeling uitvoert. Opmerking: Er wordt een foutbericht op het scherm weergegeven wanneer het toetsenblokvenster geconfigureerd is voor weergave van camera's in de cyclusweergavemodus. Methode 1: Doorgaan naar volgende of vorige camera 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knop PREV of NEXT en selecteer de vorige of volgende camera. Opmerking: Deze methode werkt alleen als het huidige venster zich in de dynamische decoderingsmodus bevindt. Methode 2: Doorgaan naar volgende of vorige camera 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer het invoerkanaal. 2. Druk op de knop PREV of NEXT en selecteer de vorige of volgende camera.

66


PTZ-camera's bedienen Met het toetsenblok kunt u PTZ-domecamera's bedienen. Als de camera PTZ-functies ondersteunt, kunt u met de joystick en de knoppen Focus (Scherpstellen), Iris (Diafragma) en Zoom (Zoomen) op het toetsenblok de camera bedienen.

Preset instellen Presets zijn eerder gedefinieerde locaties van een PTZ-domecamera. Met presets kunt u de camera snel naar een gewenste positie bewegen. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt. U kunt een preset op twee manieren instellen: Methode 1: Preset met uitvoerkanaal instellen 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Beweeg de PTZ-camera met de joystick naar de gewenste positie. 4. Druk op de knoppen Num + PRESET en voer het presetnummer in om de huidige positie als een preset in te stellen.

Methode 2: Preset met invoerkanaal instellen 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer de camera. Opmerking: De actie 0 + CAM is ongeldig. 2. Beweeg de PTZ-camera met de joystick naar de gewenste positie. 3. Druk op de knoppen Num + WIN en voer het presetnummer in om de huidige positie als een preset in te stellen.


67

Preset oproepen U kunt op twee manieren een preset oproepen: Methode 1: Preset met uitvoerkanaal oproepen 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knoppen Num + CALL en voer de gewenste vooraf geprogrammeerde preset in.

Methode 2: Preset met invoerkanaal oproepen 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer de camera. Opmerking: De actie 0 + CAM is ongeldig. 2. Druk op de knoppen Num + CALL en voer de gewenste vooraf geprogrammeerde preset in.

68


Schaduwtraject instellen Presettrajecten bewegen een PTZ-domecamera naar een reeks stappen. De camera blijft gedurende een ingestelde dwell-tijd bij een stap voordat deze naar de volgende stap beweegt. Een stap bestaat uit een stapnummer, een dwell-tijd en een snelheid. Het stapnummer is de volgorde die de camera volgt terwijl het door het presettraject schakelt. De dwell-tijd is de tijd die een camera op een stap blijft staan voordat de camera naar de volgende stap wordt bewogen. De snelheid is de snelheid waarmee de camera van de ene stap naar de volgende beweegt. Een presettraject moet uit tenminste twee presets bestaan. De PTZ-domecamera moet in staat zijn presettrajecten te ondersteunen. In het vak Tip van het venster Koppeling wordt een foutbericht weergegeven als een ongeldige actie ingevoerd wordt. U kunt een presettraject op twee manieren instellen: Methode 1: Presettraject met uitvoerkanaal instellen 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knop SET om het venster Settings (Instellingen) te openen. 4. Druk op de knoppen Num + PATROL om het venster "Preset Tour Settings" (Presettrajectinstellingen) te openen. 5. Voer het presetnummer in en druk op ENTER, voer de dwell-tijd ("Stop Time" (Stoptijd) op scherm genoemd) en druk op ENTER, en voer vervolgens de snelheid in en druk op ENTER.

6. Herhaal stap 5 om de volgende preset in het traject in te stellen. Opmerking: Om alle geprogrammeerde parameters te wissen, drukt u de knoppen Num + PATROL opnieuw in. 7. Druk opnieuw op de knop SET om het presettraject te voltooien. Methode 2: Presettraject met invoerkanaal instellen 1. Druk op de knoppen Num + CAM om de camera te selecteren. Opmerking: De actie 0 + CAM is ongeldig. 2. Druk op de knop SET om het venster Settings (Instellingen) te openen. TVK 800 Gebruikershandleiding

69

3. Druk op de knoppen Num + PATROL om het venster "Preset Tour Settings" (Presettrajectinstellingen) te openen. 4. Voer het presetnummer in en druk op ENTER, voer de dwell-tijd ("Stop Time" (Stoptijd) op scherm genoemd) en druk op ENTER, en voer vervolgens de snelheid in en druk op ENTER.

5. Herhaal stap 5 om de volgende preset in het traject in te stellen. Opmerking: Om alle geprogrammeerde parameters te wissen, drukt u de knoppen Num + PATROL opnieuw in. 6. Druk opnieuw op de knop SET om het presettraject te voltooien.

Presettraject oproepen U kunt op twee manieren een presettraject oproepen: Methode 1: Presettraject met uitvoerkanaal oproepen 1. Druk op de knoppen Num + MON om de monitor te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + WIN om het videosegment te selecteren. 3. Druk op de knoppen Num + PATROL en voer het gewenste vooraf geprogrammeerde presettraject in.

Methode 2: Presettraject met invoerkanaal oproepen 1. Druk op de knoppen Num + CAM om de camera te selecteren. 2. Druk op de knoppen Num + PATROL om het gewenste vooraf geprogrammeerde presettraject in te voeren.

70


Schaduwtraject instellen Een schaduwtraject is een camerapad dat handmatig gecontroleerd wordt. Een schaduwtraject heeft een begin en een einde. U kunt een camera instellen om tussen twee punten te bewegen (bijv. twee locaties op een parkeerplaats). U kunt slechts één schaduwtraject instellen. De PTZ-domecamera moet in staat zijn schaduwtrajecten te ondersteunen. U kunt een schaduwtraject op twee manieren instellen: Methode 1: Schaduwtraject met uitvoerkanaal instellen 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knop SET om het venster Settings (Instellingen) te openen. 4. Druk op de knoppen Num + PATTERN en stel het schaduwtrajectnummer in.

5. Beweeg de PTZ-camera met de joystick langs de gewenste posities. 6. Druk opnieuw op de knop SET om het schaduwtraject te voltooien. Methode 2: Schaduwtraject met invoerkanaal instellen 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer de camera. 2. Druk op de knop SET om het venster Settings (Instellingen) te openen. 3. Druk op de knoppen Num + PATTERN en stel het schaduwtrajectnummer in.


71

4. Beweeg de PTZ-camera met de joystick langs de gewenste posities. 5. Druk opnieuw op de knop SET om het schaduwtraject te voltooien.

Schaduwtraject oproepen De PTZ-domecamera moet in staat zijn schaduwtrajecten te ondersteunen. U kunt op twee manieren een schaduwtraject oproepen: Methode 1: Schaduwtraject met uitvoerkanaal oproepen 1. Druk op de knoppen Num + MON en selecteer de monitor. 2. Druk op de knoppen Num + WIN en selecteer het videosegment. 3. Druk op de knoppen Num + PATTERN om het schaduwtrajectnummer op te roepen.

Methode 2: Presettraject met invoerkanaal oproepen 1. Druk op de knoppen Num + CAM en selecteer de camera. 2. Druk op de knoppen Num + PATTERN om het schaduwtrajectnummer op te roepen.

72


Specificaties Bedieningsmodus

Bedieningsmodus:

Audio-invoer/-uitvoer Lijninvoer: Audio-uitvoer:

Op IP-gebaseerd 1 kanaal, 3,5 mm connector (2,0 Vp-p, 1 kΩ） 1 kanaal, 3,5 mm connector (lineair, 600 Ω)

Externe module

Communicatie-interface: 1 RJ45 10M/100M/1000M zelfregelende Ethernet-interface, PoE 1 RS-232-interface 1 RS-485-interface 1 USB2.0-interface (voor gegevensopslag en apparaat-upgrade)

Algemeen

LCD-display:

7-inch TFT LCD-monitor met aanraakpaneel

Joystick:

3-assige joystick

Voedingseenheid:

12 VDC

Stroomverbruik:

≤15 W

Werktemperatuur:

-10 t/m +55 °C (14 tot 131 °F)

Luchtvochtigheid werkomgeving:

10 tot 90%

Afmetingen (H × B × D):

110 × 193 × 435 mm (4,33 × 7,59 × 17,12 inch)

Gewicht:

2 kg (4,4 lb)


73

Index A

F

Aanmelden/afmelden, 12 Aansluitingen, 5 Admin apparaatbeheer, 31 bestanden afspelen, 42 camerabeheer, 38 gebruikersbeheer, 36 macrobeheer, 41 uitvoerinstellingen, 40 Afsluiten lokaal, 46 Afspelen instellen lokaal, 35 Afstandsbediening apparaat, 33 Apparaat automatisch zoeken lokaal, 31 Apparaat automatisch zoeken lokaal, 31 Apparaat instellen browser, 17 Apparaten handmatig toevoegen en bewerken, 32 handmatig verwijderen, 33 lokaal instellen, 31

Fabrieksinstellingen herstellen, 31 FTP-instellingen browser instellen, 23 lokaal instellen, 45 Functietoetsen beschrijving, 7

B Bestand afspelen admin, 42 manager, 49 Bidirectioneel geluid browser instellen, 22 lokaal instellen, 44 Browser instellen standaard netwerkparameters, 15

G Gebruiker browser instellen, 17 Gebruikers typen, 11 Gebruikersbeheer lokaal instellen admin, 36 manager, 50

H Hardware configureren, 26 Hoofdmenu beschrijving admin, 13 beschrijving manager, 47

I Instellingen PTZ-bedieningssnelheid lokaal instellen, 44 Instellingen voor hulpinvoeren en -uitvoeren browser instellen, 22 lokaal instellen, 44 Invoerinstellingen browser instellen, 19 lokaal instellen, 38 manager instellen, 51

K

C

Koppelingen gebruiken, 56

Camera-instellingen browser instellen, 19 lokaal instellen, 38 manager instellen, 51 Configuratieparameters toetsenblok importeren/exporteren, 30

L

D

Macro's lokaal instellen, 41 Manager apparaatlijst, 48 bestanden afspelen, 49 camerabeheer, 51

Direct afspelen, 63 Draaiknop en knoppen voor afspeelbediening beschrijving, 8

74

Lokale live-weergave lokaal instellen, 34

M


gebruikersbeheer, 50 macrobeheer, 53 Momentopnames browser instellen, 22 lokaal instellen, 44 Monitoren cameragroepen, 58 camera's weergeven, 57 weergave-indeling, 57, 58

N Netwerk instellen, 25

O Operator-gebruikers/aangepaste gebruikers toegankelijke apparaten, 55 wachtwoorden, 55 Opnames opslaan, 65 Opnieuw opstarten lokaal, 46

P Presets instellen, 67 Presettrajecten instellen, 69

S Schaduwtrajecten instellen, 71


Software upgraden, 29

T Taal instellen, 27 Tijd/datum configureren, 27 Toetsenblok browser instellen, 16 Toetsenblok configureren browser, 15 lokale administrator, 25 manager, 47 operator/aangepaste gebruiker lokaal, 54 taal, 27 Toetsenblok instellen lokaal door administrator, 25 Toetsenblok kalibreren aanraakscherm, 28 software upgraden, 29 Toetsenblok vergrendelen/ontgrendelen, 7 Trajecten instellen, 61

U Uitvoerinstellingen browser instellen, 21 lokaal instellen, 40 manager instellen, 52

V Versie-informatie, 25

75

TVK 800 Gebruikershandleiding

Recommend Documents