Wat is jeugd ? •
jong zijn, minderjarig zijn
•
tussen kind (afhankelijk op alle vlak) en volwassene (economisch en sociaal onafhankelijk)
•
grenzen ? het is een intermediaire categorie die onbegrensd is
•
een overgang van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid
•
een overgang van onschuld naar verantwoordelijkheid
Statusdelicten = gedragingen die enkel als een delict worden beschouwd omdat ze gesteld worden door een minderjarige bv. weglopen, spijbelen, rondhangen
4 vooronderstellingen inzake jeugdcriminaliteit =
1) de jeugd is een specifieke psychologische categorie 2) vormings en ontwikkelingsfase : men aanvaardt dat de jeugd experimenteert 3) de overgang naar volwassenheid gaat gepaard met rebellie 4) er is nood aan begeleiding bij de overgang naar volwassenheid
Strum und drang proces = adolescenten hebben een andere psychologische ‘toestand’ dan kinderen en volwassenen. Ze zijn voortdurend op zoek naar een evenwicht tussen driften en conformisme aan de maatschappij.
De gevolgen van de Bulger Case
1) sociale constructie : het kindbeeld gaat onderuit, neervallen van het onschuldige kind. 2) moral panic : dit brengt een debat op gang die enkele gevolgen heeft nl. de herdefiniëring van de jeugd -> kleine monsters ipv onschuldigen 3) beleidsgevolgen : Though on crime = hard aanpakken van de jongeren is de enige oplossing
Media en criminaliteit
Rules of Relevance (= wat komt wel in de media) 1) zichtbare feiten die zich afspelen in de publieke ruimte 2) dit is vooral : seksueel en fysiek geweld 3) als er beeldmateriaal bestaat is er meer kans op voorpagina nieuws 4) alle mogelijke individuele pathologieën en de aanpak
Wat komt er niet in de media ? 1) dat geweld door kinderen uitzonderlijk is 2) dat kinderen meer slachtoffer zijn dan dader 3) dat geweld voornamelijk door volwassenen wordt gepleegd 4) het beleid wordt niet uitgediept of genuanceerd men gaat een nieuwsfeit “nieuwswaardig maken” -> een gemediatiseerde zaak
1) Titulatuur = pragmatisch en politiek gekozen met het doel mensen te verleiden om te kopen 2) Verklaringen •
simpele verklaring : het kwaad
•
permissiviteit : jongeren mogen alles en worden te weinig gecontroleerd
•
het uiteenvallen van het gezin : afwezigheid van vader en gezag
•
geweld op TV, jongeren leren gewelddadig te zijn
Gevolgen -> examen !!! 1) Folk devils en respectable fears ( = jongeren worden uitgeroepen tot zondebokken) 2) Verkeerde weerspiegeling van de jeugd : de status van volwassene wordt moeilijk te verkrijgen 3) Atyische evenementen worden voorgesteld als typische evenementen 4) Er ontstaat een golf van nieuwe fenomenen zoals steaming (pesten in groep) 5) Moral Panic 6) Criminaliteit wordt een marktgoed
7) Deviance defining elite = de definitie van criminaliteit gebeurt door een elite die de macht heeft om te bepalen wat deviantie is 8) Criminal Other : distaniëring van daders = het stereotiepe beeld dat het publiek heeft over ‘criminelen’
De tegenstelling tussen fenomeen en perceptie = 1) Focus op de jeugd als dader verhult dat de jeugd vooral slachtoffer is 2) De jeugd van tegenwoordig…volwassenen van morgen 3) Jeugd van tegenwoordig zijn slachtoffer van volwassenen van tegenwoordig
Hoe gebeurt de beeldvorming over jeugdcriminaliteit ? = mechanismen die de werkelijkheid hanteerbaar maken
1) perspectivisme = alles vanuit eigen perspectief bekijken en geen rekening houden met de anderen -> eenzijdig
2) generalisering = zelf 1 ervaring gehad hebben en dit gaan veralgemenen
3) iconisering = namen/plaatsen groeien uit tot symbolen bv. dancings zijn slecht
Dualiteit in de beeldvorming = Romanisering <-> problematisering = Er zijn 2 grote conflicterende dimensies : niets is schoner dan jong zijn, in de reclamewereld is dit een belangrijk gegeven, het gebruik van succesverhalen versus delinquentie !
Deviance Amplification = de media zorgt voor het uitvergroten van bepaalde gebeurtenissen en het vergroten van de impact ervan. Dit leidt tot een repressievere bestraffing en een actiever beleid van vervolging!
Moral Panic (Cohen, 1980) = een specifieke situatie waarin de waargenomen bedreiging uitgaande van een bepaalde groep of situatie sterk overdreven wordt. Moraalridders gaan daarop een reactie creëren. Dit gebeurt in 3 stappen : 1) identificatie van de groep 2) oorzaken en verklaringen van het fenomeen worden simplistisch voorgesteld 3) Stigmatisering : het aanwijzen van degene die tot de groep behoren 4 Gevolgen = -> examen !!! •
angst en mythes inzake jeugdcriminaliteit
•
verontwaardiging en woede
•
reactief gedrag -> een harde repressie
•
resultaat en reactie van de doelgroep - het reeds aanwezige apparaat in vraag stellen - het beleid aanpassen door nieuwe maatregelen, justitie moet harder optreden
3 Mythes 1) Vooruitgangsmythe = vroeger was jeugdcriminaliteit veel erger. We gaan er op vooruit, we worden een beschaafde maatschappij. De jeugd heeft het nu beter (gsm, uitgaan), het zijn optimisten. 2) Natuurmythe = Criminaliteit is een deel van het opgroeien, de meeste groeien daaruit maar sommigen niet. Er zal altijd jeugdcriminaliteit zijn, de mens zit zo in elkaar. Dit heeft te maken met de biologische fase van jongeren, vooral bij jongens. (Boys will be boys) 3) Mythe van de goeie oude tijd = ‘de jeugd van tegenwoordig’, dit is een uitspraak van volwassenen. Er was een tijd dat er geen jeugdcriminaliteit was en dat iedereen zich aan de normen hield.
5 Trends •
mythe van de superpredators (jeugd als roofdieren) : geweldsepidemie jaren ’80 - ‘90
•
jongeren plegen steeds meer geweldsmisdrijven op jongere leeftijd
•
migranten jongeren plegen meer criminaliteit
•
het jeugdbeschermingsysteem faalt
•
repressie en doorverwijzing naar het volwassen strafrecht zal criminaliteit doen dalen
Patronen van jeugddelinquentie
1) criminele carrière 2) persistente jeugddelinquent 3) meisjes als niet-delinquent 4) gewelddadige jeugd 5) jonge druggebruiker 6) delinquente migrantenjongeren
Criminele carrière = •
complex leeftijd is een belangrijke parameter om iets te zeggen over criminaliteit. Dit is een complex gegeven want antisociaal gedrag (bv. het pijn doen van een hond) is aanwezig bij kinderen maar groeit er uit naar de volwassenheid toe.
•
longitudinaal onderzoek van Farrington ’61 (follow-up onderzoek van 400 jongens)
•
variabelen die delinquent gedrag kunnen voorspellen = 1) sociale en economische deprivatie 2) hyperactiviteit -> ADHD syndroom 3) delinquente families (veroordeelde ouders) => beste predictor 4) lage intelligentie 5) slechte opvoedings en gezinsconflicten 6) antisociaal gedrag (mishandelen van een kat)
Early intervention Idee = hoe vroeger men ingrijpt, hoe beter men kan voorkomen dat iemand in een criminele carrière terecht komt.
Persistente jeugddelinquent =
•
een klein deel van de jongeren staan in voor een groot deel van de gepleegde delicten
•
recidivisten, veelplegers, harde kern jongeren
•
veel misdrijven -> ongeveer 10
•
soort criminele helden : ze genieten van een criminele status in hun vriendenkring
•
specifieke figuur ? In het beleid vormt het een aparte figuur. Men gaat speciale projecten opzetten voor jongeren die tot veelplegers behoren.
•
Wat is persistent ? Er is een lage drempel van 10 misdrijven (ook kleine en banale feiten)
Meisjes als niet-delinquent =
•
gender is een soort biologische garantie op (niet) delinquent gedrag
•
delinquente meisjes hebben hetzelfde profiel als delinquente jongens (uitz. Geweld)
•
een verschil in piekmoment : meisjes pieken vroeger dan jongens
•
er is weinig onderzoek naar meisjescriminaliteit
•
Verklaringen
1) biotheorieën = het biologische verschil tussen mannen en vrouwen. De hormonale balans van de vrouw is vaker verstoord. Ze lijden aan chromosomenverschillen. 2) dubbele deviantietheorie = overtreding van de wet + overtreding van dominante rolmodel 3) dubbele gendermoraal = als meisjes criminaliteit plegen veroorzaakt dit een zware maatschappelijke reactie. Ze zijn immers de zwakkere in de maatschappij. 4) vrouwen plegen vooral vrouwspecifieke misdaden die meer passioneel zijn
Gewelddadige jeugd •
10% geweldsmisdrijven
•
het is vooral een mannen aangelegenheid , 9/10 daders zijn mannen (haantjesgedrag)
•
aandacht jaren ’90 : een stijging van het antisociaal gedrag bij jonge stedelijke mannen
•
JOP-cultuur = jongens vertonen hun mannelijkheid in de publieke ruimte, macho’s
•
er is vooral een fixatie op straatcriminaliteit (geweld, overvallen van oude dametjes)
•
waardencontext = een dubbele moraal mannen beantwoorden aan het rollenpatroon dat van hen verwacht wordt : masculinisme (te ver gaan, controle verliezen, geen grenzen meer…)
•
kritiek 1) mannen kunnen ook slachtoffer zijn 2) geen aandacht voor andere vormen van geweld zoals partnergeweld 3) een heel eenzijdig visie op geweldscriminaliteit 4) geen aandacht voor vrouwen die ook criminaliteit plegen
De jonge druggebruiker •
meer dan 50% gebruikt drugs en 90% gebruikt alcohol
•
druggerelateerde criminaliteit = criminaliteit plegen om aan drugs te geraken
•
gevolg -> de vervolging van druggebruik in gang gezet
•
historisch gegroeide criminalisering en pathologisering = 1) 19e eeuw : start criminalisering (opium import van India) 2) 1910 : echte criminalisering komt op gang -> VS : wet op voorschrijven narcotica 3) 1920 : verslaafde als medische figuur
Delinquente migrantenjongeren •
de oververtegenwoordiging van migrantenjongeren in criminaliteitsstatistieken
•
is er aan aparte aanpak nodig voor migranten ?
1) OFFICIELE STATISTIEKEN
•
België heeft geen officiële statistieken mbt jeugdcriminaliteit (andere landen wel) 1) politiestatistieken 2) gerechtelijke statistieken
° NIS voor 1990 ° Parket ° Jeugdrechtbank
3) onderzoek NICC 4) Directoraat Generaal strafinrichtingen
Bij de gerechtelijke statistieken zit jeugdcriminaliteit allemaal onder de categorie MOF. Die gegevens worden verzameld door het NIS. Zij geven een zeer algemeen beeld en zijn dus niet specifiek. Hierdoor zijn we genoodzaakt om wetenschappelijke bronnen te raadplegen (die gesponsord zijn door de staat.) Jeugdrechtbanken zijn ook geen consistente bron en de info van het NIS loopt maar tot 1990 waardoor we met een groot informatie gat zitten. Door de tekorten in de statistiek kunnen we concluderen dat er geen indrukwekkende stijging of daling is, hooguit wat schommelingen. Hierdoor blijft uitspraken doen over jeugdcriminaliteit een moeilijke zaak !!!
Vanaf 2005 houdt het NICC zich bezig met jeugdstatistiek.
•
er zijn evenveel MOF-ers als POS-ers vervolgd
•
verschil in geografie (bv. Hasselt, 70% POS en 30% MOF)
•
verschil in geslacht : 64% mannen en 34% vrouwen
•
meisjes zijn vooral POS en jongens vooral MOF
•
verschil in leeftijd van aanmelding : POS (10-11 jaar) en MOF (15 jaar)
•
slagen en verwondingen (70%), drugsdelicten (11%), seksuele misdrijven (12%)
2) ZELFRAPPORTAGE EN DARK NUMBER ONDERZOEK Vaststelling = criminaliteit is een meer typisch dan een atypisch verschijnsel !
Voordelen : ° men krijgt een beeld van de verborgen criminaliteit ° omzeilen van de selectiviteit van het politioneel en justitieel systeem
Nadelen : ° men zal sociaal wenselijk antwoorden en geheugen ° minder geschikt voor ernstige vormen van criminaliteit ° rapportages in scholen : het probleem van spijbelaars en drop-outs Conclusie 1) meer dan 50% jongeren hebben 1 of meer misdrijven gepleegd 2) meer jongens dan meisjes, maar dit is genuanceerd 3) meestal gaat het om eenmalige feiten 4) leeftijdsgebonden criminaliteit is aanwezig (piek rond 15 à 16 jaar) 5) er is geen noemenswaardig verschil tussen allochtonen en autochtonen 6) de studierichting is een belangrijke indicator : ASO minder vertegenwoordigd dan BSO 7) het gaat over criminaliteit gepleegd door een individu in de peer-context
3) SLACHTOFFERENQUETES
1) Mawby onderzoek 1970 (11-15 jaar) •
algemeen : hoge niveaus van victimisatie = 67% van de ondervraagde jongeren zegt dat ze slachtoffer geweest zijn van een misdrijf
•
specifieke vormen ° indirect slachtoffer = getuige zijn van feiten en daarvan de gevolgen ondervinden ° racistisch geweld ° misbruik in de institutionele sector (school, internaat)
•
weinig aangifte bereidheid
2) Vermeiren onderzoek : slachtofferenquête Antwerpen (1999)
•
1500 scholieren
•
slachtoffers van ernstig geweld
•
er is een hoge graad van victimisatie aanwezig die in verband staat met zwaar geweld 1) slachtoffer van geweld : 5% (aangevallen of gestoken met mes) 2) getuige van geweldsfeiten : 20% 3) ernstig gewond : 2% 4) in elkaar geslagen of beroofd : 11% 5) getuige van een vechtpartij en/of diefstal : 45%
Trends ? •
criminografische discussie ° politiecijfers -> stijging van geweld bij jongeren ° slachtofferenquêtes -> een globale stabiliteit
•
er is een langere periode waarin jongeren criminaliteit plegen
Veranderde jeugdcriminaliteit ?
1- de naoorlogse periode = een stijgende vervolging van jongeren. Er is de opkomst van de consumptiemaatschappij die de kinderarbeid definitief terug dringt en kinderen langer naar school doet gaan. Dit zorgt voor een verandering van de maatschappelijke positie nl. ontstaan van vrije tijd. consumptiemaatschappij => schoolperiode stijgt => jongeren komen later in volwassenheid
2- laat moderne periode (afgelopen 15 jaar) = Diefstal vandaag is anders dan diefstal vroeger
ONDERZOEK : antisociaal gedrag bij Vlaamse jongeren ° onderzoek naar maatschappelijke participatie van jongeren 2002 ° representatief -> 1770 Vlaamse jongeren tussen 14 en 18 jaar ° Face-to-face enquête
Anti-sociaal gedrag •
verschillende interpretaties
•
zeer ruim opgevat
•
5 dimensies 1) verbaal en indirect probleemgedrag (pesten en roddelen) 2) het rebels (puberaal) gedrag (joints, dronken, zwartrijden, laat thuiskomen) 3) de kleine criminaliteit (vechten, vandalisme, wapendracht) 4) de diefstal (winkel, fiets, geld) 5) de grotere delinquentie (harddrugs, dealen en inbreken)
Prevalentie (tabel blz. 30)
° kleine criminaliteit, diefstal en grotere delinquentie -> blijven uitzonderlijk ° rebels gedrag komt iets vaker voor ° verbaal en indirect probleemgedrag komen het meest voor
Typering •
men verdeelde jongeren in 5 profielen : 1) zeer brave jongeren : 24% -> vooral ASO en meisjes 2) brave jongeren : 40% 3) pestkoppen : 19% 4) rebelletjes : 10% 5) ’probleem’jongeren -> vooral BSO, 16 jaar en jongens
Verklaringen 1) deprivatie = Dit is een subjectief gevoel van achterstelling. Dit gevoel zou zich later vertalen in een lager welbehagen, wat zou leiden tot meer problematisch gedrag. Er zijn 2 deprivatie-theorieën : 1) sociaal-economische deprivatie : jongeren zijn zich bewust van hun lagere sociale status en uiten dit in baldadig gedrag 2) de onderwijsstatus van jongeren : ze gaan op zoek naar een status buiten de school. -> Dit klopt niet !
2) Vrijetijdspatroon = Jongeren die problematisch gedrag vertonen gaan eerder op een ongeorganiseerde manier met vrienden en lief om, bezoeken vaker cafés, discotheek en bioscoop. 3) Gebrek aan sociale binding en controle => Hirschi 1) band met significante anderen 2) verbintenis en actieve betrokkenheid 3) geloof in normen en waarden van de samenleving 4) subculturele elementen (zakgeld, roken)
Deviant peer bonding = deviant gedrag ontstaat door contact met ‘delinquente’ leeftijdsgenoten
De nieuwe breuklijn (het instrumenteel wereldbeeld) = een complex van factoren : ° voorkeur voor harde repressie van misdadigers ° utilitair individualistische en etnocentrische houding ° negatieve houding tav jeugdbewegingen ° politiek cynisme ° politici hebben alleen maar dubieuze bijbedoelingen <-> jongeren met een meer solidaire kijk op de wereld (vertonen minder probleemgedrag)
Conclusie •
Vlaamse jongeren zijn redelijk ‘braaf’
•
het gaat om leeftijdsgebonden normoverschrijdend gedrag
•
wat kunnen we zeggen over Vlaamse probleemjongeren ?
1) ze hebben meer kans om een alternatieve statuscultuur te ontwikkelen 2) ze ervaren een minder positief gezins en schoolklimaat 3) ze ervaren een negatievere klassfeer 4) hun vriendschapsrelaties zijn minder op vertrouwen gebaseerd 5) ze hebben een lager zelfbeeld en een negatief toekomstbeeld 6) ze zijn niet alleen vaker dader, maar ook vaker slachtoffer
Het risicofactormodel, Hawkins en Catalano (1992) “Communities that Care”
Definitie van risicofactoren = factoren die samengaan met het optreden van, met een latere toename van, of met het verderzetten van delinquent gedrag (represanten van vermeende oorzaken van delinquentie)
Onderscheid tussen risicofactor en causale factor ! Crimineel gedrag verklaren en/of rechtstreeks aanleiding toe geven <-> risicofactor -> enkel de kans op delinquentie verhogen !
Tegenhanger = Protectieve of beschermende factor = factoren die verband houden met een latere afwezigheid of stopzetting van delinquent gedrag bij jongeren, de afwezigheid van de risicofactor is voldoende.
Risicofactoren bevinden zich op 5 verschillende domeinen = 1) individu of persoon •
genetische factoren
° geboren als man ° genafwijking : xxy-chromosoom
•
biologische factoren
° perinataal (zwangerschapscomplicaties) ° neurologisch en neurpsychologisch (hersenletsel) ° biomedisch (hormonen en neurotransmitters) ° psychfysiologisch (hoge prikkeldrempel -> minder angst) ° intelligentie ° psychofarmacologisch (invloed van drugs en alcohol)
•
persoonlijkheidsfactoren - BIG FIVE (extraversie en neuroticisme) - impulsiviteit en psychoticisme - impulsief temperament - agressiviteit - psychopathie of antisociale persoonlijkheidsstoornis - hyperactiviteit -> ADHD syndroom - traumatische ervaringen
2) gezin •
ouder-adolescent relaties : autonomie, hechting, conflict en opvoedingsstijl
•
ouder-adolescent interacties : controle, ondersteuning, toezicht houden, …
•
gezinsprocessen : gezinscohesie, communicatie, ouderlijke relatie en sociale steun
3) school en peers (leeftijdsgenoten) •
gebrek aan schoolmotivatie
•
slechte leerprestaties
•
spijbelen
•
speciaal onderwijs (deeltijds of BUSO)
•
schoolwisselingen
•
geringe ondersteuning van de ouders
•
belang van vriendengroepen, zowel positieve als negatieve
4) buurt en samenleving •
dicht op elkaar wonen
•
grote mobiliteit
•
geringe sociale binding
•
tolerantie ten opzichte van antisociaal gedrag
•
wapenbezit
•
beschikbaarheid van alcohol
5) maatschappelijke en culturele factoren •
sociale integratie
•
inkomensverdeling
•
niveau welvaart
•
sociale klasse
•
werkloosheid
•
geweld in media ?
•
etniciteit ?
Statische risicofactoren = vaststaan, niet te beïnvloeden of te veranderen (bv. bep. fysieke aspecten)
Dynamische risicofactoren = wel beïnvloedbaar, de werking is gerelateerd aan een bepaalde ontwikkelingsfase, ze kunnen hun relevantie verliezen bv. opvoedingskwaliteiten
Protectieve factoren - als meisje geboren - veerkrachtig temperament - positieve sociale oriëntatie - verlegenheid en hoog IQ - hechte band met de ouders en een autoritaire opvoedingsstijl - stabiele, conflictloze thuissituaties - goede opvoedingspraktijken - hechte band met leerkrachten - prosociale leeftijdsgenoten - positieve houding van de leerkracht tov de leerling
Het sleeper-effect = er gebeurt iets en men kan er mee omgaan, maar naarmate de tijd vordert, kan men er niet meer mee om. (een uitgesteld effect), ivm risico en protectieve factoren houdt in dat factoren wel al vroeg in hun leven van invloed hebben, maar dat deze invloed pas later zichtbaar wordt. het heeft als het ware eventjes tijd nodig om in te werken...
Ontwikkelings en levensloop criminologie 1) hoe worden criminele carrière gevormd en ontwikkeld 2) crimineel gedrag is de resultaat van ongunstige processen van geboorte tot volwassenheid 3) een relatief jonge tak in de criminologie 3 thema’s •
ontwikkeling crimineel gedrag + preventiemethoden
•
risicofactoren voor de ontwikkeling van criminele carrières
•
effecten van gebeurtenissen in de levensloop
voorbeeld = Amerikaanse Denver Youth Study
De What Works beginselen
1) Risicobeginsel = heeft betrekking op het risico dat iemand recidiveert •
klein risico -> weinig intensieve interventie
•
groot risico -> veelomvattende en ingrijpende interventie
2) Behoeftebeginsel = interventies moeten gericht zijn op criminogene behoeftes Dit zijn risicofactoren die beïnvloedbaar zijn. Er is zelden sprake van 1 criminogene behoefte maar van een complex !
3) Responsiviteitsbeginsel = dit heeft betrekking op : 1) de persoonlijkheid van de dader 2) zijn intellectuele en sociale capaciteiten 3) persoonlijkheid van de uitvoerder van de interventie 4) programma dat wordt aangeboden interventie moet aangepast zijn aan de persoon
4) Beginsel van behandelmodaliteit = de interventie moet multimodaal zijn = gericht op een complex van factoren en niet op 1 of slechts enkele mensen moeten inzicht krijgen in hun eigen gedrag !
5) Beginsel van programma integriteit = gaat over het ontwerp en de uitvoering van interventie Effectieve interventies -> gebaseerd op heldere en onderbouwde theoretische verklaringen -> van oorzaken en achtergronden van gedrag
6) Professionaliteitsbeginsel = dit beginsel stelt eisen aan de opleiding van de uitvoerder = •
ze moeten weten wat ze doen
•
ze moeten de methode in hun vingers hebben
•
ze moeten flexibel opereren
•
er moet sprake zijn van goede supervisie en intervisie
Recidive onderzoek bij what Works principes
Outward-bound projecten = voettochten , zeil en survivaltochten, leidt niet tot minder recidive Scared straight projecten = jongeren gaan naar de gevangenis om te praten met gedetineerden en te luisteren naar hun verschrikkelijke ervaringen. Dit leidt niet tot minder recidive. De jongere is wel onder de indruk na het bezoek, maar het effect ebt snel weg. 1) Early Intervention 2) Risk assesment en Risk management 3) Risicojustitie of actuarial justice MIGRANTENJONGEREN EN CRIMINALITEIT De stelling is -> migrantenjongeren plegen meer criminaliteit
1) De sociaal-politieke geschiedenis van een probleem •
Na WO II (vanaf jaren ’60) = er werd een politiek gevoerd van gerichte immigratie. Men spreekt niet over migranten maar over gastarbeiders (wederopbouw). Bedoeling van de politiek is : ze komen en ze gaan, het was niet de bedoeling dat ze hier zouden blijven.
•
Begin jaren ’70 = een zwaar economische crisis -> geen gastarbeiders meer nodig
•
1974 : sluiting van de grenzen -> geen vrije toegang meer
•
“racialisering” van de sociale verhoudingen (stigmatiseren) = men gaat de groepen op een andere manier gaan bekijken, niet meer als werkkrachten maar eerder als ‘indringers’, migranten. Dit is de opkomst van het discours van ‘de vreemdeling’.
•
administratieve politiek van uitsluiting = Burgemeester Nols van Schaarbeek weigert om mensen in te schrijven in de gemeente
•
1989 : wending -> politiek van immigratie wordt een politiek van integratie
•
Gevolg = oprichting Commissariaat voor integratie van migranten (Paula Dhondt)
Migrantenrellen in de jaren ‘90
Paradox van de integratie = De migrantenrellen zorgen voor een maatschappelijke kloof. Jong volwassenen zijn geïntegreerd, spreken de taal en hebben een diploma, maar ze worden niet aanzien alsof ze geïntegreerd zijn. Ze beweren dat ze meer moeite moeten doen, bv. bij het zoeken naar een job. Dit is begonnen door een conflict met politiediensten ! politieke reacties beleidsmatige reacties -> Law & order (debat over politie)
Deficiet van de integratie = men krijgt een soort van scheiding tussen goede en slechte migranten. Dit geeft aanleiding tot beleidsmaatregelen. Er is een discussie over inburgering. Men begint voor de 1e keer te spreken over inburgeringscursussen. Men moet onze cultuur en taal leren.
2) Onderzoek -> onderzoek van A Rea (2001) •
na de rellen : men gaat kwalitatief onderzoek voeren = alle betrokken actoren (politie, experts, buurtbewoners) worden ondervraagd
•
1 van de belangrijkste vraagstukken die naar voor kwamen = ° de 2deling tussen racisme en discriminatie
•
verhouding met de politie ?
Het vijandbeeld, dat tot uiting komt bij de identiteitscontroles. De politie doet dit om een aanwezigheidspolitiek te voeren, maar dit wordt door de migranten gezien als een illegitieme en onrespectvolle behandeling.
•
een problematische justitie en een probleem van rechtvaardigheid -> justitie reageert niet op de gedragingen van de politie
•
er ontstaat een criminalisering van het gedrag van migrantenjongeren 1) collectief -> de etnische groep in beeld brengen adhv vernedering 2) individueel -> ze spelen in op schaamte, eergevoel en kwetsbaarheid
Politieoptreden ? 1) ECRI = controleert of in de Europese landen de politie correct handelt mbt het institutioneel racisme •
1e rapport in Belgie 1995
•
2e rapport in België 1999 °het probleem van officiële statistieken °discriminerende identiteitscontroles °beledigen, fysiek geweld, willekeurige detentie, vernederingen ° klachtensysteem en informatie ?
2) Comité P (Vast Comité van Toezicht op de politiediensten) = Dit is een soort klachtenbank die het politiehandelen controleert. Ze maken jaarverslagen op. Men stelt vast dat er relatief weinig klachten zijn.
Onderzoek van M Van San (1999-2000) •
onderzoeksopzet -> plegen migrantenjongeren nu meer criminaliteit of niet ?
•
2 delen : kwantitatief en kwalitatief
1) kwantitatief = analyse van cijfers van de rijkswacht in 5 Belgische grootsteden •
4000 à 5000 minderjarige verdachten
•
allochtonen zijn oververtegenwoordigd (14-24 jarigen)
•
Variatie in nationaliteit -> probleem !
Veel migranten hebben Belgische nationaliteit. Daarom ook nog kijken naar etniciteit en origine !
•
er zijn 2 relatieve criminaliteitsmaten : delict prevalentie en criminaliteitsgraad = men bekijkt het aandeel van een groep in de volledige populatie = proportie dus oververtegenwoordigd = aantal verdachte jongeren met nationaliteit x in de groep jongeren met nationaliteit x
Conclusie => men komt tot criminaliteitsprofielen ! ° Aziatische jongeren : economische delicten (zwartwerk) ° Oost-Europese jongeren : diefstal ° Turkse jongeren : geweldsdelicten ° Belgische jongeren : drugsdelicten
2) kwalitatief = onderzoek in 2 stadswijken •
men onderzoekt 2 probleemwijken : Chicagowijk in Antwerpen, ’t Dokske in Brussel
•
kenmerk = grote criminaliteitsgraad en echte migrantenwijken
•
interviews met informaten (politie, inwoners) -> 2 keer 50 personen
•
kritiek ° men onderzoekt te weinig migrantenjongeren ° Nederlanders om in België onderzoek te doen
Conclusie - weinig contacten tussen bewoners en politie (enkel patrouilles) - een slechte communicatie tussen hulpverleners - gespannen relaties tussen jongeren en politie - het belangrijkste probleem = de verloedering (niet de criminaliteit)
Casus = Verklaar de titel van de film La Haine Motto van de film = het is niet het vallen, maar hoe je neerkomt… •
De haat van de bevolking tegenover de maatschappij
•
‘La haine attire la haine’ : de andere personages zijn ook haatdragend (politie, skinheads, migranten onderling, de directeur van de kunstgallerij die zegt ‘randjongeren’)
•
de verbrijzeling op het vlak van de bevolking
•
de verschillende aspecten (lagen) van de maatschappij
Verklaringen 1) huisvesting en buurtelementen 2) de werkloosheid = het fenomeen van dolende en rondhangende jongeren die op een andere manier hun inkomen verdienen (dealen) 3) armoede en tekorten op allerlei vlakken (niet de mogelijkheid om een taxi te nemen) 4) beperkte scholing + probleem van spijbelen 5) geen dergelijke opvoeding om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt 6) druggebruik, wapendracht, onverdraagzaamheid, diefstal…
Welke elementen vallen op bij het optreden van politie ? •
harde aanpak (law & order) = het gaat niet om legitiem geweld, bv. ondervragingstechnieken : slaan, schoppen, op de grond gooien…
•
kat en muisspel (oorlogje spelen tussen politie en de jongeren)
•
nog geweld -> onnodig wapens laten zien (cowboys gedrag)
•
slechte communicatie tussen politie en buurtbewoners
Hoe zit het met de vrouwen in de film ? = ze zijn opvallend afwezig, het lijkt of ze geen stem of plaats hebben. Vrouwen hebben slechts een bijrol, ze komen eerder voor als studerende zus, potentiële partner om mee in bed te duiken.
Onderzoek Walgrave (1996-2000) : verstedelijking, sociale uitsluiting en straatcriminaliteit •
analyse van de sociaal ruimtelijke structuur van Brussel
•
selfreport bij Brusselse scholieren
•
dossierstudie van het parket
•
bedoeling : ook een kwalitatief luik MAAR geen financiering
conclusie 1) migrantenjongeren zijn meer aanwezig in dossiers = oververtegenwoordigd 2) kwalitatief profiel van migrantenjongeren is gelijk aan dat van autochtone jongeren 3) sociale factoren zijn belangrijk (schoolervaring, beroepsklasse van de vader) 4) selectiviteit -> voor dezelfde feiten worden migranten vaak sneller aangehouden 5) geviseerd en gecibleerd door de politie
Verklaringen
1) Junger-Tas Probleem = het definiëren van etnische minderheden, een omschrijving ervan = •
groep met culturele tradities die hen onderscheiden van de rest
•
groep die op basis van hun kenmerken het voorwerp zijn van een verschillende maatschappelijke behandeling
Mogelijke oplossing = het integratiebeleid ! •
assimilatie (typisch VS) = het opgaan in een nieuw milieu van groepen, opgaan in de samenleving
•
adaptie = men moet de cultuur van de samenleving en diens normen overnemen, een soort achterlaten van eigenheid en cultuur
•
sociale maatschappelijke integratie
1) structurele integratie = structurele maatschappelijke positie krijgen die gelijk is aan de rest 2) socio-culturele integratie = het inpassen van bep. cultuurgebonden kenmerken in maatschappij 3) politieke en legale integratie 4) succesvolle integratie? ‘worden zoals wij’ is een relatief begrip De mate van diversiteit is nog steeds van belang. 5) reciprociteit
Verschillende theorieën werden in het onderzoek van Junger-Tas aangehaald = •
sociale controle theorie
•
strain theorie -> bindingen
•
ecologische benadering -> concentratie gebieden
•
culturele theorie
•
individuele elementen
Het geïntegreerd model van Junger-Tas -> zie slides ! => Belangrijk !!!
RISICOJONGEREN – ERNSTIGE EN GEWELDDADIGE JEUGDDELINQUENTIE
Risicojongeren •
onderzoek : jongeren in de stad Groningen (actueel) 1) literatuurstudie -> kenmerken en definities van jongeren 2) empirisch luik -> interviews met sleutelinformanten en veldwerk
•
risicojongere = jongeren die problemen hebben op tenminste 2 van de 4 onderdelen mbt. ° school/werk ° gezin ° vrije tijd ° gedragsstoornissen
Er wordt verondersteld dat ze het risicogedrag kunnen beheersen dmv interventie !
•
risicogedrag = gedrag dat negatieve gevolgen kan hebben : drugs of seks zonder condoom
•
probleemgedrag = wapenbezit, delinquent en agressief gedrag, politiecontacten hebben
•
er kwamen 5 profielen tot stand : 1) inactieve blowers (ze doen niets anders) 2) jongeren met probleemouders ( gokken, alcohol ) 3) geïsoleerde jongeren met psychische problemen 4) speciaal onderwijs + gebroken gezin 5) criminele vechtersbazen
Ernstige jeugddelinquenten
•
ernstige jeugddelinquentie in Antwerpen, doel -> daderprofilering opstellen
•
2 onderzoeken -> daderprofiel analyse + effectmonitor ADAM en Uturn
1) daderprofiel analayse ° registratie van verdachten eind jaren ’90 tot leeftijd van 25 jaar (later 30 jaar) ° naast politiële ook sociologische kenmerken ° de piek bevindt zich op de leeftijd van 16-18 jaar ° vooral Belgen maar ook een grote aanwezigheid van Marokkaanse jongeren ° op kop van de misdrijven -> slagen en verwondingen ° kans op recidive na content met politie ? beter om niet politioneel te interveniëren
2) Ugent onderzoek : interventies evalueren van Uturn en ADAM
° voor alternatieve sancties naar ADAM => een grotere recidive dan ervoor => negatief effect ! ° Uturn : een alternatief voor een gevangenisstraf van min. 6 en max. 1 jaar => positief effect !
Waarom is ADAM slecht ? Zowel first offenders als veelplegers passeren er. Men beschikt over een slechte informatieve toestand. Men registreert de evolutie niet en weet hierdoor ook niet of het effect heeft op jongeren.
Recidive = een strafrechtelijke herhaling binnen de periode van 12 maand •
2 problemen 1) invulling van het concept? 2) meten van het concept?
•
hoe meten ? ° politiegegevens :
voordeel = dark number
nadeel = het gaat bij de politie om verdachten en niet om daderschap (parketgegevens) ° parket ° werken met strafregister, probleem -> veel jongeren geraken niet tot aan het parket ° detentie (recidive)
1) algemene recidive = dit gaat om alle misdrijven, alles wat volgt op een referentiepunt van het traject van het individu 2) ernstige recidive = men gaat enkel recidive na die een bepaalde ernstgraad kennen bv. strafmaat van 5 jaar 3) zeer ernstige recidive = dit slaat op zeer ernstige feiten bv. strafmaat 10 jaar 4) speciale recidive = specifiëringen in eenzelfde misdrijf, bepaalde categorieën 5) specifieke recidive = recidive op misdrijven die in eenzelfde wetsartikel staan
Halt = verwijzingen door de politie naar ‘Halt’bureaus (gemeentelijk of regionaal) voor jongeren die voor het eerst met justitie of politie in aanraking komen en daar de mogelijkheid krijgen om herstelwerkzaamheden te verrichten voor benadeelde of voor algemeen nut.
The Superpredator Myth = een boek van Howell waarin hij voorspelt dat de VS tegen 2010 een toename van 270 000 chronische en gewelddadige jeugddelinquenten zal kennen.
4 patronen binnen de vrijetijdsbesteding van jongeren (1) informele en commerciële vrijtijdsbesteding met vrienden (uitgaan, bioscoop) (2) gezins en familiale vrijetijdsbesteding (shoppen, uitstapjes, spelletjes) (3) sport / spel en techniekgerichte vrijetijdsbesteding (sport, jeugdbeweging) (4) culturele en creatieve vrijetijdsbesteding (festival, cursussen, museum)
De media en smaakvoorkeuren vallen uiteen in 5 dimensies = 1) de cultureel correcte dimensie (voorkeur voor de openbare omroep) 2) de amusementsdimensie (voorkeur voor commerciële omroep) 3) de harde muziekdimensie (metal en punk bij stubru) 4) dansmuziekdimensie (house en techno bij topradio) 5) rootsmuziekdimensie (wereldmuziek, folk, jazz)
Resilience factoren = protectieve factoren die opereren in risicovolle omstandigheden
Resource factoren = protectieve factoren die actief blijken in afwezigheids van risicofactoren
Vaakplegers = Volgens Elffers (2003) is het beter om te praten over vaakplegers dan veelplegers. Men kan iets vaak doen in een korte tijd maar men kan ook veel dingen doen over een uitgestrekte tijd.
GEWELDDADIGE JEUGDDELINQUENTEN => Onderzoek in Brussel !
Onderzoeksopzet en afbakening
•
Brusselse jeugdrechtbank -> doel : tot een profiel komen van jonge daders
•
Brussel ? een grootstedelijk gebied met tweetaligheid en multiculturaliteit
•
MAAR : geen veralgemening naar de ‘Belgische situatie’ !!
•
kwalificatie -> Wat is geweld ? ° fysiek geweld ° het geweld moet uitmaken van een misdrijf
•
DUS -> Geen vermogensdelicten , WEL geweldsdelicten !! 5 categorieën bleven over : a. slagen en verwondingen b. aanranding van de eerbaarheid c. verkrachting d. opzettelijke doodslag e. moord
•
dossieranalyse tussen 1995 en 2005
•
vonnissen -> het gaat om veroordeelde jongeren en niet enkel verdachte jongeren
Resultaten 1) profiel van de ‘gewelddadige jeugddelinquent’ •
geslacht -> geweld is duidelijk een mannenzaak (39 dossiers <-> 560)
•
leeftijd 1e geweldsfeit -> tussen 12 en 18 jaar, gemiddeld = 15,5 jaar en piek op 16 jaar
•
nationaliteit ->
° meer dan de helft heeft de Belgische nationaliteit (opm. !) ° 2e belangrijke groep : ongeveer 25% Noord-Afrikanen ° Centraal en Zuid Afrika en Turkije : beide 6,2% ° de rest van de nationaliteiten is verwaarloosbaar
2) de gepleegde feiten •
aantal -> 599 minderjarigen pleegden samen 908 geweldfeiten (gem. 1,5 per jongere) het beeld van de hypergewelddadige jongere moet bijgeschaafd worden ! 1,5 feit per jongere is niet extreem veel, zeker niet. De uitzonderlijke jongere heeft een maximum van 7 feiten.
•
kwalificatie -> Welke feiten komen nu het meest voor ? 1) slagen en verwondingen : 80% 2) zedenfeiten : 18% 3) moord en doodslag : 1,7%
3) bijkomende feiten •
aantal -> Is er een verschil tussen de gewelddadige delinquent en andere delinquenten ? we stellen vast dat er bij de meerderheid geen specialisme aanwezig is ! Bij 20% WEL ! Zij plegen ongeveer 60% (!) van het aantal gepleegde bijkomende feiten, dit zijn meer dan 10 bijkomende feiten.
•
categorieën -> Over welke misdrijven gaat het bij die bijkomende misdrijven ?
° bedreiging (dit hangt niet altijd samen met geweld) ° openbare orde delicten (een gebrek aan respect tov politie en wetten, vaak bij allochtonen) = dit houdt enerzijds rebellie en smaad in en anderzijds bendevorming en wapendracht ! ° drugsdelicten (gebruik, bezit en handel) ° eigendomsdelicten (komt het meest voor, 60% zoals diefstal en bedrog) ° eigendomsdelicten met geweld (diefstallen en afpersing) ° valsheden (valse naam, muntvervalsing, valsheid in geschriften) -> dit komt weinig voor omdat het een zeker technische en juridische kennis vereist ° vernielingen (6% zoals graffiti) ° restcategorie (ontvoering en verkeersovertredingen)
4) maatregelen
° maatregelen bij beschikking ° maatregelen bij vonnis
Bij beschikking (in de voorlopige fase) : vooraleer schuld vaststaat (vermoeden van onschuld) •
meer dan 1 kwart : gevangenis/Everberg dit komt omdat de gemeenschapsinstellingen overvol zitten
•
iets minder dan de helft : gemeenschapsinstelling of IPPJ
•
psychiatrische plaatsing of ziekenhuis : zelden
•
gemeenschapsdienst wordt dikwijls opgelegd (discussie over legaliteit !)
•
de meest gebruikte voorlopige maatregel => toezichtmaatregel (60%) = men wordt onder toezicht van de sociale dienst geplaatst bij de jeugdrechtbank. Dit kan zich tot 10 keer herhalen. Velen vinden dit de meest geschikte voorlopige maatregel omdat deze de meest reële onderzoekswaarde bezit. Het is dus meer gepast in deze fase dan een gemeenschapsdienst of een leerproject !
Bij vonnis (fase ten gronde)
bij bijna 20% wordt de uithandengeving uitgesproken = + 16 jarigen doorsturen naar de gewone strafrechter
•
plaatsing in een gemeenschapsinstelling op IPPJ wordt minder uitgesproken Verklaring ? De helft van de jongeren in ons onderzoek hebben er reeds verbleven in de voorlopige fase. Daar houdt de jeugdrechter op een officieuze wijze rekening mee, het is een soort van verrekening.
•
psychiatrische plaatsing : zelden (nog minder dan bij beschikking : 2 <-> 15)
•
De ambulante maatregelen worden nog minder gebruikt ( 34 <-> 72) = dit is nochtans een voorbeeld van constructief en valoriserend werken met minderjarigen , het levert normaalgezien ook een positief effect!
•
gemeenschapsdienst komt meer voor dan bij de voorlopige maatregelen (244 <-> 136)
•
toezicht is minder populair (111 <-> 718)
•
Iets meer dan een derde van de dossiers (190) wordt afgesloten met een berisping
bij minder ernstige feiten & korte dossiers omwille van verrekening van voorlopige maatregelen !
CONCLUSIE Gewelddadige jeugddelinquentie in ongetwijfeld een maatschappelijk probleem, maar het is niet zo’n groot probleem als ze ons willen doen geloven. We moeten binnen de categorie ‘gewelddadige jeugddelinquenten’ grote nuances aanbrengen. Het overgrote gedeelte lijkt niet op de ‘beesten’ die de media ons voorschotelt. De algemene paniek lijkt dus niet erg op zijn plaats. Jongeren labelen als ‘gewelddadig’ is eerder een deel van het probleem dan een weg naar de oplossing !
DE UITHANDENGEVING (ART. 38 Wjb) = jongeren vanaf 16 jaar onder bepaalde voorwaarden naar het openbaar ministerie te verwijzen met het oog op vervolging en berechting voor de strafrechter (bevoegdheid van de jeugdrechtbank) 2003 VUB : •
onderzoek naar kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van uitvoering uithandengeving
•
in opdracht van minister van justitie Verwilghen
•
het onderzoek bevat 4 luiken 1) rechtsvergelijkend deel -> wetgeving in andere landen ? 2) kwantitatief-statistisch deel -> hoeveel doorverwijzingen ? 3) interviews met jeugdrechters (11 jeugdrechtbank en 6 appèlrechters) 4) een dossierstudie -> schets van profiel van uithandengegeven jongeren
De uithandengeving in cijfers Op nationaal vlak kennen we een stagnatie van het aantal uithandengevingen. Het is redelijk constant in de periode tussen 1999 en 2003. Geografisch gezien is Brussel de koploper in het aantal uithandengevingen. Vlaanderen is eerder low profile en Wallonië kent fluctuaties. Dit verschil is mede te verklaren door het verschil in mentaliteit in jeugdrechtbanken, het soort delinquenten… De cijfers moeten met een korreltje zout genomen worden, Enkele problemen = 1) Hof van Beroep -> vertekening van de resultaten
veel uithandengevingen worden in het HvB nogmaals behandeld
2) meerdere uithandengevingen bij jongeren 3) dubbele betekenis van de uithandengeving 4) het belang van caseload 5) relatief gezien : andere resultaten
De interviews Doel = men gaat peilen naar de beslissingsmechanismen van rechters : 11 jeugd & 6 appèlrechters Bepaalde subjectieve en objectieve criteria bepalen de beslissing van de jeugdrechter = 1) de persoonlijkheid en je houding van de jongere is cruciaal (spijt?) 2) medisch psychologisch onderzoek is doorslaggevend 3) de ernst van de feiten (geweld?) 4) leeftijd -> bepaalt de interventiemogelijkheden 5) bescherming van de maatschappij 6) de pers 7) mislukken van maatregel (adequaat?) Functie •
doorsluizen van moeilijke gevallen
•
men dreigt met de uithandengeving als bestraffende reactie (stok achter de deur)
•
opvullen van hiaten in het jeugdrecht ° sanctioneren ° wettelijke mogelijkheden ° implementatie van de wet ° psychiatrie/vluchtelingen
Profiel van de UHG jongeren
•
de meeste uithandengegeven jongeren zijn jongens (94,3%)
•
taalgroep -> meer dan 3 kwart van de populatie is Franstalig (78%) in Brussel (96,2%)
•
75% niet EU = zwaar oververtegenwoordigd
•
65% uit het BSO (<-> 1% uit het ASO) 10% is nooit naar school geweest (zigeuners)
•
Problemen op school 1° spijbelen : 44% 2° dubbelen : 30% 3° afgehaakt/werkloos : 31% 4° weggestuurd : 45%
•
gezinssamenstelling 1) beide ouders : 40% 2) 1-ouder gezin : 27% 3) nieuw samengesteld gezin : 13% 4) gezin met 4 tot 6 kinderen : 35% 5) gezin met meer dan 7 kinderen : 27%
•
psychiatrisch profiel
neurotische persoonlijkheid : 16%
depressie : 13%
gedragsstoornis : 8%
antisociale persoonlijkheid : 15%
DE AANPAK VAN ERNSTIGE JEUGDDELINQUENTIE
Mogelijke sancties 1) opsluiting (Everberg) – gevangenis 2) trainingskampen -> bootcamps in de VS en Nl. 3) Shock Treatement (afschrikking) 4) Begeleiding bv. Uturn 5) Behandeling bv. jeugdpsychiatrie 6) Alternatieve sancties -> projecten
Alternatieve sancties = alternatief voor plaatsing in gemeenschapsinstelling en plaatsing in Federale instelling Everberg
•
ontheming bv. voettochten naar Santiago de Compostela (vzw Oikoten)
•
CANOO-project (vzw Oranjehuis te Kortrijk) = Centrum voor actieve netwerk en omgevingsondersteuning
•
Vzw de Overstap (intensieve trajectbegeleiding) = gedurende 6 maanden, gericht op een beter maatschappelijk functioneren
•
Huisarrest (Antwerpse experimenten) ° geen wettelijke maatregel want niet opgenomen in de wetgeving ° kan worden opgelegd als voorlopige en als definitieve maatregel ° resultaat van een verregaand overleg tussen Antwerpse jeugdpolitie en jeugdparket ° ontstond vanuit een zeker ‘nothing-works’ pessimisme ° in 2003 -> 1e huisarrestmaatregelen voor minderjarigen = de minderjarige moet binnen de voorziene uren binnen blijven
•
leerprojecten : “Basta” en “slachtoffer in beeld”
DOEL => herstellen van de verbroken banden met zijn omgeving
Plaatsing in de gemeenschapsinstelling •
voor zowel POS als MOF jongeren
•
20% van de geplaatste jongeren : POS
•
Wallonië -> beperkt tot jongeren verdacht of schuldig aan MOF
•
Voorbeelden 1) De Kempen (Mol) 2) De Hutten (Everberg) 3) De Zande (Ruislede)
•
buffercapaciteit ° oorzaak -> op korte tijd een stijging van het aantal gesloten plaatsen ° gevolg -> voorzien in de oprichting van een buffercapaciteit
enkel bedoeld voor MOF jongeren
DOEL = het mogelijk maken om de opgelegde maatregel uit te voeren binnen een context van plaatsingstekort
2 buffereenheden voor jongens (De Hutten en De Zande)
2 buffereenheden voor meisjes in Beernem
Voorwaarden 1) jongeren ouder dan 12 jaar die verdacht worden van MOF 2) opsluiting van 5-10 jaar of meer OF correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar 3) dringende, ernstige en uitzonderlijke omstandigheden mbt de bescherming van openbare orde
GKRB = Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding, een minderjarige wordt na een verblijf in de gemeenschapsinstelling, in een eerste fase, residentieel opgevangen in een private voorziening. Er wordt dan overgeschakeld op een individueel programma.
3 bedenkingen 1) de finaliteitsvraag / de finaliteitskwestie 2) de definitievraag ‘wat is een ernstige jeugddelinquent’? 3) de vraag van een adequaat en een effectief aanbod
Restoratieve opdracht = de jongere werkt een aantal vragen uit in voorbereiding van de restoratieve circel : 1) wat is er precies gebeurd? 2) wie werd er daardoor benadeeld? 3) wat is zijn aandeel in de feiten? 4) wat is er nodig om de materiële schade te herstellen?
Restoratieve circel = Vraag na vraag van de restoratieve opdracht wordt besproken. De jongere is aanwezig, ook de direct betrokkenen en een procesbegeleider.
. Hierbij
krijgen de jongere, het slachtoffer en de andere betrokkenen beurtelings het woord. Emoties worden beluisterd en herhaald. Bedoeling is om tot een concreet voorstel van herstel rond het gebeurde te komen. Eens dit voorstel is bereikt, wordt de cirkel afgerond.
shock incarceration: scared straight = bezoek brengen aan de gevangenis als preventie of voor first offenders om hen af te schrikken, is bedoeld als leereffect
La haine verwijst naar: haat op 3 vlakken ! - concrete haat tussen mensen , intolerantie en racisme - structureel : een maatschappij die jongeren weinig kansen en perspectief te bieden heeft - de institutionele haat : politie ten aanzien van jongeren, migranten
Samenvatting door Julie Vandewalle gebaseerd op de cursus Jeugdcriminologie van Prof. Dr. Jenneke Christiaens + de reader ‘Youth & Crime’. (2006-2007)