'"
Aanwinsten van het Gemeentearchief Leiden op sociaal en economisch gebied in 1994 en 1995
Sedert de vorige rapportage zijn weer diverse vooral kleine aanwinsten geboekt. Uit de overheidssector zijn te noemen de archieven van de Culturele Raad, 1968-1979, de Stichting Welzijn Leiden, 1980-1994, en de Werkgroep Amateuristische Kunstbeoefening, 1981-1994. Van eerstgenoemd archief werd een inventaris vervaardigd. De Culturele Raad was de opvolger van de sedert 1950 bestaande Commissie van Advies in Culturele Zaken, die rechtstreeks aan B. en W. adviseerde, maar in 1966 opgeheven werd. Bij besluit van de Gemeenteraad van 27 november 1967 werd de Culturele Raad in het leven geroepen, die ook aan de Gemeenteraad kon gaan adviseren. De Raad was samengesteld uit een elftal geïnteresseerden, een raadslid, enkele ambtenaren en een wethouder als voorzitter. Onder de Raad werkten zes secties, voor Leidse historie, theater (en letteren), beeldende kunsten, muziek, vorming, en accomodaties. Na eerst gevestigd geweest te zijn op het Stadhuis, werd per 1 maart 1972 de bovenverdieping van de Waag als huisvesting in gebruik genomen; op die dag trad ook een directeur in dienst, die in de loop der tijd versterking van zes medewerkers kreeg. De Culturele Raad heeft nooit echt goed gefunctioneerd; veel adviezen werden door B. en W. terzijde gelegd. Daarom besloot de Raad op 28 oktober 1976 zich op te heffen. Dit werd nog even teruggedraaid, maar op 20 juni 1978 volgde een hernieuwd besluit, dit keer definitief. Het bureau wikkelde de nog lopende zaken af en sloot daarna de deuren. Naast heel wat papieren over het gebouw de Waag en te verwachten zaken als notulen en correspondentie, zitten er ook zaken in het archief die men daar minder snel zou verwachten. Zo zijn er veel tekeningen van gebouwen waarvan gedacht werd dat die een culturele bestemming
IJ
I
ARCH lEFAANWINSTEN
159
zouden kunnen krijgen, zoals van een verbouwingsplan van de b.l.o.school Plantsoen tot vijf atelierwoningen en centrale werkplaats, of van een plan om de Remonstrantse kerk tot flexibel theater te verbouwen. Ook over de sociale kant van het kunstenaarsbestaan is wel het een en ander in dit archief te vinden. Wat de particuliere sector betreft kunnen tal van kleine aanvullingen genoemd worden, maar dat heeft niet veel zin; daarvoor kan beter een jaarverslag van het Gemeentearchief geraadpleegd worden. Nieuwe en wat grotere archieven zijn die van de familie Pompe van Meerdervoort, 1637-1943, een flink en vooral belangrijk archief van een oorspronkelijk Dordts en later Voorschotens geslacht, dat in de achttiende eeuw enkele belangrijke Leidse regenten voortgebracht heeft (met een plaatsingslijst) en de familie Bucaille, (1740) 1791-1866 (1961). Vooral Nicolaas (17571836) en Jean Corneille (1789-1865) hebben de meeste papieren nagelaten; de eerste was patriot en lid van de Gemeenteraad, de tweede onder meer wethouder tot 1860. Erg groot is het archief niet, slechts 33 inventarisnummers, waarvan enkele in minder goede staat. Het meeste betreft zaken van persoonlijke aard, terwijl over hun bedrijf aan de Lammermarkt (later opgeslokt door Parmentier/Clos en Leembruggen) maar bitter weinig aanwezig is. Van de firma Tilburg Bucaille & Zoon is er slechts iets uit 1837-1838, juist toen dat bedrijf overgedragen werd aan Joh. Leembruggen. Van het vroegere architectenbureau Schutte, daarvoor Buurman en daarvoor Mulder, verantwoordelijk voor het ontwerp van een groot deel van met name de industriële gebouwen in Leiden, werden heel wat kokers met bouwtekeningen overgenomen, maar de materiële toestand daarvan is niet perfect. Dit 1892-1960 beslaande archief is slechts globaal toegankelijk door een plaatsingslijst; daaruit blijkt dat er ook heel wat tekeningen van gebouwen buiten Leiden aanwezig zijn, vooral uit de periode dat Buurman nog als architect in Rotterdam werkte (circa 19101920). Op het archief van collega-architect J. van der Heyden werd een supplement ontvangen; tevens werd van dit grote en in slechte toestand verkerende archief in ieder geval de collectie bestekken ontsloten door een plaatsingslijst (1876-1904). Helaas zitten er nogal wat ongedateerde
I
I
11
",
JAARBOEK DIRK VAN ECK 1995
I
I
LAWaJ hH....
160
tekeningen en tekeningen zonder huisnummer tussen, die laatste vooral in de nieuwbouwwijken, waar identificatie van huizen toch al erg lastig is door het herhaaldelijk omnummeren van alle huizen, soms mede door annexatie van gebied van de aangrenzende gemeenten. Voorts werden verworven de archieven van drogisterij Christiaanse (Hogewoerd), 1924-1962, waarvan een inventaris vervaardigd is, en van de Anti-Revolutionaire Partij, later CDA, afdeling Leiden, (1945) 19501986, toegankelijk gemaakt door een plaatsingslijst. Het op zich niet onbelangrijke en door een plaatsingslijst toegankelijke archief van ds. A.J. Kret, wethouder Stadsontwikkeling en Verkeer van 1970-1974, met vroegere en latere stukken, is behoudens toestemming van de erven niet openbaar tot het jaar 2010. Van enkele al aanwezige archieven werd de toegankelijkheid vergroot door een nieuwe of verbeterde inventaris. Zo werd de primitieve inventaris van het archief van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (WSL) vervangen door een die aan alle eisen voldoet; deze inventaris diende als werkstuk voor een doctoraalexamen. De samenstelster, mevrouw M. Wansbeek-Zijbrand, was de eerste in Nederland die op een archiefinventaris afstudeerde, bovendien aan een andere universiteit (die van Leiden, met haar hoogleraar in de archiefwetenschappen) dan waar de studie gevolgd was (Utrecht). Deze bijzondere gebeurtenis vond plaats op 15 september 1995. Na de voltooiing van de materiële verzorging van dit archief is zij begonnen met het inventariseren van het archief van de Leidse Duinwaterleiding Maatschappij en van het rooms-katholieke weesen oude-liedenhuis ('Sint-Maarten'). Van een viertal bedrijfsarchieven kwam een inventaris gereed. Dhr. Van der Laaken inventariseerde de archieven van Joh. Parmentier aan de Schelpenkade (waardoor het artikel van Emiel Fangmann, 'Voormalige Parley Wolspinnerij verdwijnt van Schelpenkade', Stielz 5 (september 1994) 10-13 goed onderbouwd kon worden), van de firma W.F. Maas & Zn. (scheepswerf 'De Rijn'), 1827-1956, Hartevelt en Scheltema. Het archief van de scheepswerf, die in 1956 overgenomen werd door N.V. Smit Röntgen te Leiden, geeft een aardig beeld van dat bedrijf, vooral omdat de orderboekjes over 1827-1952 bewaard gebleven zijn; daaruit is
!
J
ARCHIEFAANWINSTEN
161
de produktie van de werf af te lezen, tot 1899 vooral houten schuiten, daarna ook heel wat ijzeren schepen. Een hiaat van 1905-1925 is door de sedert 1917 bewaard gebleven hoofdboekhouding deels te vullen. Het meeste materiaal betreft de naoorlogse periode. Zo beginnen gegevens over werknemers pas in 1949. Dit archiefje telt veertig inventarisnummers. Heel wat groter is het archief van N.V. Distilleerderij De Fransche Kroon v/h A. en J. Hartevelt en Zn., (1769) 1785-1966, namelijk 21 meter. Veel hiervan is echter de boekhouding en iedereen die wel eens van 'creatief boekhouden' gehoord heeft, weet dat dat de blik van de buitenstaander wel eens kan vertroebelen. Kortom, de boekhouding is voor een goed begrip van het reilen en zeilen van een bedrijf onmisbaar, maar wel een administratie die zijn eigen moeilijkheden met zich meebrengt. Aan bijvoorbeeld de inkoop- en verkoopboeken, 1785, 1801-1965, is wellicht meer genoegen te beleven. Aparte loonboeken zijn pas vanaf 1903 bewaard gebleven. In de toenemende concentratie binnen de branche van de stokerijen heeft ook Hartevelt zijn rol gespeeld, getuige de in het archief opgenomen (restanten van) bedrijfjes als de firma Bicker en Modderman, wijnhandelaren te Amsterdam, 1855-1870 (de familie Modderman was verzwagerd aan de familie Hartevelt), Distilleerderij N.V Prost & Co. te ' s-Hertogenbosch, 1920-1940, de firma J acob Schots Jbz. te 's-Hertogenbosch, 1931-1932, Wijn- en Gedistilleerdhandel 'Het Zuiden' te 's-Hertogenbosch, 1934-1937, en Wijnkoperij, distilleerderij en likeurstokerij 'De Condor' v/h Wilh. Schud el & Co. te Leiden, 19431963. Laatstgenoemd bedrijf was gevestigd in het markante voor Wilhelm Schud el rond 1892 gebouwde pand op de hoek Breestraat-Papengracht. Ook het in bruikleen van het Nederlands Economisch-Historisch Archief aanwezige archief van de N.Y. Fabriek van Wollen Dekens v/h J. Scheltema ]ansz., Fabriek van wollen stoffen, sajetten en wollen garens, sedert 1959 N.V Fabriek van wollen dekens en stoffen te Leiden (WDS), werd geïnventariseerd . Het betreft slechts het archief van 1923, toen het bedrijf van verkapt eenmansbedrijf van P.G. Wassenaar (eerst bedrijfsleider onder de Scheltema's) werd omgezet in een N.V, tot het faillissement in september 1958 en van het heropgerichte bedrijf tot 1966.
-'F'" '''',1'11'
JAARBOEK DIRK VAN EeK 1995
162
Overigens kwam het bedrijf na 1958 niet meer in produktie en deed WDS niet veel meer dan het liquideren van wat er nog over was. Ook bij dit archief ligt de nadruk zeer sterk op de naoorlogse periode, waardoor er eigenlijk maar een korte periode is waarvoor het reilen en zeilen vrij grondig te reconstrueren valt. Tenslotte kan nog genoemd worden het gereedkomen van de inventaris van het archief van beeldend kunstenaar Stefan (eigenlijk Gerrit Leendert) Buys, 1951-1983 (1988). Deze was geboren op 26 februari 1943 te Amsterdam, deed op 29 juni 1967 eindexamen aan de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving te 's-Hertogenbosch en ontwikkelde zich als kunstenaar van vooral beelden en voorwerpen bij scholen en als dichter. Hij overleed op 19 augustus 1984 te Wassenaar. Op enkele na bevinden zich de originele bij het archief gevoegde kunstwerken nu in De Lakenhal. In het archief zijn vooral veel ontwerptekeningen en foto's van uitgevoerde ontwerpen opgenomen. Vooral in de Leidse regio heeft Buys veel gewerkt; om slechts een paar voorbeelden te noemen: een speelconstructie voor Jenaplanschool 'De Kring' te Oegstgeest, 19691971, en een beeld voor de Jelgersmakliniek aldaar, 1970-1974. Vanzelfsprekend bevat het archief ook het nodige over exposities van zijn werk, bijvoorbeeld in 'De Ruif te Leiden (1964), in De Lakenhal (1968 en 1975/1976), de Waag (1976 en 1979) en bij Ars (1983). Vanzelfsprekend is er ook nog heel wat privé-correspondentie en dergelijke stukken, waaruit al met al een goed beeld van deze kunstenaar op te bouwen valt. Archieven worden ontsloten; het wachten is op degenen die eruit willen publiceren. P.J.M. DE BAAR
_1....._
,