Trein 3 Een vreemde man stapt binnen in de trein…
Ria Maes
Ria Maes schreef dit verhaal voor Sabien Tiels in opdracht van ‘Het Muziekcafé’ van Radio 2
1
Ze staan nu heel dicht bij elkaar en wat al lang in de lucht hangt, gaat nu ook echt gebeuren. Hij buigt zich naar haar toe en dan voelt ze zijn lippen op de hare. Het zijn lippen die zacht aanvoelen en zoet smaken. Ze voelt zijn handen over haar rug glijden en drukt haar lichaam dicht tegen het zijne. Allerlei emoties jagen door haar lichaam. Nooit had ze van zichzelf vermoed dat ze zich zo door een vreemde man zou laten zoenen. Wat weet ze eigenlijk van hem? Ze kent zijn voornaam en zijn passie, meer niet.
2
Een vreemde man stapt binnen in de trein en vindt één van de nog zeldzame lege plekjes in het rijtuig. Mensen kuchen en geeuwen. Sabien zucht en laat haar vermoeide hoofd tegen het koele raam rusten. Zelfs naar het voorbij zoevend landschap kijken is niet mogelijk op deze miezerige avond. Het is stikdonker buiten en het raam weerspiegelt alleen de mensen die in de trein zitten. Ja, ook het gezicht van de man die laatst is opgestapt, is zichtbaar. Pas nu wordt Sabien er zich van bewust dat die man de hele tijd schaamteloos in haar richting zit te staren. Ze voelt zijn glurende ogen gewoon branden op haar huid. Haar wangen worden rood en opeens is er de sterke behoefte om de sjaal los te knopen die haar net nog moest beschermen tegen de koude voorjaarswind. Bah, Sabien haat het als ze begint te blozen. Ze weet dat ze zich op andere dingen zou moeten concentreren om die blos te doen weg zakken, maar toch kan ze de drang om haar hoofd om te draaien en hem in het gezicht te kijken niet weerstaan. Een paar tellen lang kijken ze elkaar recht in de ogen en dan is hij de eerste die de blik neerslaat. Is hij ook verlegen? Die gedachte geeft haar moed. Waarom zou ze eigenlijk niet naar hem mogen kijken? Ze is jong, ze is vrij en ze kan wel wat afwisseling gebruiken na de lange, inspannende dag die ze achter de rug heeft. Ze denkt terug aan vanmorgen toen ze door Brussel rende omdat ze
3
vreesde te laat te zullen komen op haar afspraak bij de platenfirma. Te laat komen op deze voor haar zo belangrijke dag, het zou onvergeeflijk zijn geweest. Jan, de man die sinds kort haar manager is, gelooft erin, zoals hij er al van bij het begin in geloofd heeft. Hij hoorde haar zingen op een feestje en zei meteen: ‘’Van jou kan ik een ster maken.’’ Tot nog toe heeft hij die belofte niet ingelost, maar ze voelen allebei dat ze nu op een keerpunt zijn gekomen. Sabien mag vandaag best trots zijn op het feit dat de mensen van de platenfirma heel enthousiast waren over de muziek die ze hen in de studio heeft laten horen. ‘’De tekst, daar kan nog aan gewerkt worden,’’ vonden ze, maar ze zien een toekomst en er is zelfs al over mogelijke contracten gesproken. Over drie weken hebben ze een nieuwe afspraak, als de tekst daartegen op punt staat, wacht haar een mooie toekomst. Een glimlach verschijnt om Sabiens mond als ze aan die belofte terug denkt en ze ziet hoe de vreemde man, die ze toch best wel een knappe man mag noemen, de wenkbrauwen fronst en even later voorzichtig terug lacht. De trein raast verder en al snel maken vele reizigers zich klaar om uit te stappen. Als het rijtuig tot stilstand komt en de deuren met luid gesis open klappen, waait een frisse wind naar binnen. Sabien neemt een diepe teug van de koele lucht in zich op en is blij dat het wat rustiger wordt. Dat de laatste
4
trein naar huis zo druk bevolkt zou zijn, dat had ze eigenlijk niet verwacht, maar nu komt er gelukkig eindelijk wat ruimte om haar heen. Ze strijkt haar jas, die niet langer in de verdrukking komt door de mensen naast haar, glad en strekt haar benen. Dan kijkt ze weer naar de overkant. Hij is er nog en hij kijkt nog steeds. Hij glimlacht nu zelf in haar richting en ja, zij glimlacht terug. * ‘’Je vindt het toch echt niet erg?’’ vraagt hij. ‘’Ik krijg dat verdomde raampje boven mijn hoofd maar niet dicht en dat is niet alleen koud, maar ook nat.’’ ‘’Nee, nee, natuurlijk niet,’’ zegt Sabien, al had ze ook kunnen zeggen dat er nog plaats zat is in de rest van het rijtuig en dat hij echt niet noodzakelijk tegenover haar hoeft te komen zitten. Maar, waarom zou ze dat doen? Ze vindt het leuk dat hij er is. ‘’Kan het zijn dat ik je ergens van ken?’’ vraagt hij dan en even zakt de moed haar in de schoenen. Ze had gedacht dat hij anders was, dat hij niet met zo’n cliché zin aan zou komen, maar dan voegt hij eraan toe: ‘’Ik heb het gevoel dat ik je al eens ergens heb zien optreden. Kan dat? In jeugdhuis Joh zaterdagavond?’’ Haar hart maakt een sprongetje. Ze heeft er afgelopen zaterdag inderdaad een paar liedjes gezongen, bij wijze van try-out voor vandaag. Hij
5
gebruikt dus niet zomaar een standaard openingszin. Voor ze het allebei goed en wel beseffen, wordt er gepraat over koetjes en kalfjes, maar vooral over hun beider passies. Die van Sabien voor de muziek en die van Robin, want zo blijkt de vreemde man te heten, voor fotografie. Buiten raast de wereld aan hen voorbij, maar noch Robin, noch Sabien, letten daar op. Ze kijken zelfs niet op als de trein stopt aan een of andere halte. Alleen hun gesprek lijkt nog te tellen en ze merken het niet eens als een oudere dame opstaat en hen nog een gezellige avond toewenst. Sabien is de eerste die terug op aarde lijkt te landen als ze opmerkt dat de trein nu wel erg lang stil blijft staan. Met zichtbare tegenzin wendt Robin zijn hoofd van haar af en kijkt door het raam. Het is niet langer donker en miezerig aan de andere kant van het raam. Hij ziet kunstlicht. ‘’We staan in een station,’’ merkt hij stomverbaasd op. ‘’Een station?’’ ‘’Kijk.’’ Sabien kijkt door het raam en leest: ‘Antwerpen.’ ‘’Shit! Dit is het centraal station van Antwerpen!’’ ‘’Wat?’’ Hij is nu recht gesprongen. ‘’Dan had ik er tien minuten geleden al uit gemoeten.’’ ‘’Ik moet hier ook helemaal niet zijn.’’
6
Ze kijken elkaar aan en beginnen al snel luid te lachen. ‘’Mooi stel zijn wij,’’ hikt Robin. Ze grijpen allebei hun tas en snellen de trein uit. ‘’Oké, dit was dus wel de laatste trein,’’ realiseert Sabien zich. ‘’Rijden er nog bussen richting Mechelen, denk je?’’ Het blijft stil. ‘’Robin?’’ Hij staat haar aan te staren. ‘’Robin!’’ ‘’Er zijn natuurlijk nog bussen en er zijn altijd nog taxi’s. Desnoods kan ik zelfs te voet naar huis als ik er een paar uur stappen voor over heb, maar het probleem is: ik wil helemaal niet naar huis.’’ Ze kijkt hem aan en ziet de lichtjes in zijn ogen. Nee, ze wil ook helemaal niet naar huis. * Als een uitgelaten tiener springt Sabien in de diepe plas die langs de kant van de rijweg ligt. Ze voelt het koude water onder haar broek tegen haar blote benen spatten terwijl Robin verschrikt opzij springt. ‘’Sorry,’’ lacht ze. ‘’Ik weet ook niet wat me overkomt, ik gedraag me anders nooit zo dwaas.’’ ‘’Mijn invloed?’’ vraagt hij en ze lacht. ‘’Misschien de invloed van dat glaasje wijn dat ik net heb gedronken,’’ zegt ze. Hij grijpt haar hand.
7
‘’Ik heb liever dat het mijn invloed is,’’ zegt hij en om zijn woorden kracht bij te zetten, springt hij met zoveel overtuiging in de eerstvolgende plas dat het water hen om de oren spat. Sabiens lach klatert over het lege plein. Eigenlijk weten ze helemaal niet waar ze naartoe gaan en Sabien vindt dat ook totaal niet erg. Ze heeft het even gehad met planningen, afspraken en agenda’s. Vanavond tellen die allemaal niet meer. Vanaf het moment dat Robin haar voor het eerst diep in de ogen keek, is ze verkocht. Ze drukt stevig in zijn hand en zijn reactie is snel. Hij trekt haar naar zich toe en kust haar speels op het voorhoofd. ‘’De laatste trein nemen, was het beste idee dat ik ooit heb gehad,’’ zegt hij. Ze kijkt naar hem op en als zijn ogen, die zelfs glanzen in het donker, de hare vangen, is ze verloren. Nooit eerder hebben een paar ogen haar zo van haar stuk gebracht. Ze staan nu heel dicht bij elkaar en wat al lang in de lucht hangt, gaat nu ook echt gebeuren. Hij buigt zich naar haar toe en dan voelt ze zijn lippen op de hare. Het zijn lippen die zacht aanvoelen en zoet smaken. Ze voelt zijn handen over haar rug glijden en drukt haar lichaam dicht tegen het zijne. Allerlei emoties jagen door haar lijf. Nooit had ze van zichzelf vermoed dat ze zich zo door een vreemde man zou laten zoenen. Wat weet ze eigenlijk van hem? Ze kent zijn voornaam en zijn passie, meer niet.
8
‘’Waar denk je aan?’’ vraagt hij met zachte stem als hij haar voorzichtig loslaat. ‘’Eigenlijk nergens aan,’’ liegt ze vlot. ‘’Zo hoort het,’’ reageert hij snel. ‘’Niet denken, alleen voelen.’’ Hij trekt haar terug naar zich toe en ze kussen nu intenser, dwingender. * Sabien knippert tegen het eerste ochtendlicht. Ze kijkt naar de blauwe muur die ze in eerste instantie totaal niet herkent. Dan gaan haar ogen de kamer rond. Lange overgordijnen, een licht houten bed, een kastje met een spiegel er boven. Even is er paniek, waar is ze? En dan kijkt ze opzij en ziet ze hem. Robin slaapt rustig, zijn borstkas gaat aan een gezapig tempo op en neer. Alles komt weer terug. De herinneringen aan de heerlijke avond met z’n twee, de gekke dingen die ze hebben uitgehaald zoals het springen in de plassen, het kussen in het midden van de straat en dan het boeken van deze hotelkamer. Twee nachten hebben ze geboekt! Een heel weekend met een man die ze niet kent, maar waar ze zo graag bij wil zijn. Hij beweegt even in zijn slaap en ze moet opeens weer denken aan die heerlijke nacht met hem. Ze voelt zijn warme handen weer op haar huid, zijn mond die het lijntje van haar kin tot aan haar navel volgt, haar eigen handen die zijn lichaam
9
verkennen… Het was allemaal zo opwindend nieuw en tegelijk ook zo vertrouwd. Ze kleurt weer diep rood als ze zich de andere details van deze passionele nacht herinnert. En dan opent hij plots zijn ogen en kijkt haar aan. Ook bij hem merkt ze even een paar vraagtekens in zijn ogen, maar dan breekt een glimlach door op zijn gezicht. Hij weet het ook weer. Zijn hand komt vanonder de lakens vandaan en streelt haar over de wang. ‘’Goedemorgen,’’ zegt hij hees en zij beantwoordt zijn begroeting met een innige kus. ‘’Even naar de badkamer,’’ zegt hij en als hij weer terug in de kamer komt, lijkt de stemming plots helemaal veranderd. Hij gaat op de rand van het bed zitten, zijn rug naar haar toegedraaid. ‘’Is er iets?’’ vraagt Sabien en ze hoort zelf de angst in haar stem. Het duurt even voor hij antwoordt. ‘’Ik ben bang dat jij hier teveel van gaat verwachten,’’ zegt hij dan. ‘’Pardon?’’ ‘’Ik ben bang dat je meer van mij verwacht dan ik je kan geven.’’ Hij draait zich naar haar toe en ze weet dat hij probeert om de uitdrukking op haar gezicht te lezen. Ze doet haar best om haar blik neutraal te houden, maar dat is moeilijk. Hoe bedoelt hij, teveel van hem verwachten?
10
‘’Ik ben niet uit op een vaste relatie,’’ gaat hij verder, opnieuw het gezicht van haar afgewend. ‘’Ik ben een vrije vogel. Soms neem ik ’s ochtends gewoon de trein naar Parijs, soms kom ik weken de deur niet uit. Ik ben geen man om een vaste relatie mee te beginnen.’’ Het blijft even stil in de kamer. Sabien weet dat zij iets moet zeggen. ‘’Ik ben ook helemaal niet uit op een vaste relatie,’’ zegt ze en dat meent ze ook. ‘’Ik heb zoveel plannen met mijn leven en een vaste vriend past voorlopig niet in die planning.’’ Hij zucht hoorbaar en draait zich weer naar haar toe. Zijn hand grijpt naar haar hand en even later liggen ze opnieuw te vrijen. Sabien is opgelucht, ze heeft duidelijk de juiste woorden gezegd. Niet veel later valt ze opnieuw in zijn armen in slaap en het is al bijna middag als ze allebei de ogen weer openen. ‘’De zon schijnt, de stad roept ons om erop uit te trekken,’’ zegt hij en hij voegt meteen de daad bij het woord door het dekbed weg te slaan en fris en monter uit bed te springen. * Zo guur en nat als het gisteren was, zo zonnig en zacht is het weer vandaag. Echt een dag om van te genieten en dan vooral in het gezelschap van een
11
knappe man als Robin. Sabien voelt zich licht en vrolijk. De plassen van vannacht zijn verdwenen, maar aan de Wapper langs de Meir lonkt de grote fontein. Zonder erbij na te denken, schopt Sabien haar schoenen uit en springt ze in het frisse water. ‘’Gek!’’ roept Robin, maar het duurt niet lang of ze heeft hem ervan overtuigd om haar voorbeeld te volgen. Als twee jonge honden springen ze in het ondiepe water op en neer. Sommige voorbijgangers kijken lachend toe, anderen werpen een afkeurende blik in hun richting. Het maakt Sabien allemaal niks uit. Ze lacht en ze geniet met volle teugen. ‘’Zo gek als jij, zo heb ik er nog geen een gekend,’’ lacht Robin boven het lawaai van het spattende water uit. Als haar dansje over is, rent ze weer de straatstenen op en als Robin haar eenmaal heeft ingehaald, zwiert ze haar armen rond zijn nek. ‘’Ik ben gelukkig,’’ zegt ze. ‘’Gisteren heb ik goed nieuws gekregen, vandaag beleef ik een geweldige romance.’’ Hij draait haar vrolijk in het rond. ‘’Zullen we de boerentoren beklimmen?’’ vraagt hij. ‘’Het uitzicht over de stad schijnt adembenemend te zijn.’’ ‘’De boerentoren? De lift in en er dan boven weer uit? Ik dacht dat je sportiever was,’’ zegt ze en ze gooit uitdagend haar lange haren naar achteren. ‘’De kathedraal, dat is pas een uitdaging! Honderden trappen!’’
12
‘’Wat?’’ Kom mee. Ze rennen bijna het hele eind van de Meir naar de kathedraal. ‘’Jij bent gek, echt gek,’’ herhaalt hij nog eens. ‘’Trouwens, hoe weet jij of we er op kunnen?’’ ‘’Daar!’’ Ze wijst naar een grote groep Japanse toeristen. ‘’Volgen,’’ zegt ze en even later klimmen ze in de groep mee naar boven. Hoewel ze net het hele eind gelopen hebben en de trappen best wat inspanning vergen, stapt ze gezwind naar boven. ‘’Dat is pas een uitzicht,’’ zegt ze als ze de laatste trap bedwongen hebben en naar buiten stappen. Ze maakt een wijds gebaar met de armen en wijst hem op de straten onder hen. Terwijl de Japanners deskundige uitleg krijgen, kussen Sabien en Robin elkaar met volle overgave. Het gegiechel van een paar jonge Japanners ontgaat hen volledig. De hele wereld lijkt alleen nog om hen te draaien. ‘’Dit durf je niet,’’ daagt Sabien haar kersverse vriend uit eens hij haar heeft los gelaten. Voor hij goed beseft waar ze het over heeft, vouwt ze haar handen als een toeter voor haar mond en roept zijn naam zo luid ze kan. Haar stem weergalmt tussen de stenen en wordt door de wind een eindje mee gedragen. Robin staat er beduusd naar te kijken en te luisteren.
13
‘’Zie je wel,’’ zegt ze en dit keer ziet ze rood van de inspanning. ‘’Je durft het niet!’’ ‘’Daag me niet uit.’’ ‘’Dat doe ik wel.’’ Ook hij vouwt nu zijn handen en hij schreeuwt nog luider dan zij dat deed. De Japanners kijken opzij, hun gids komt op hen toe gelopen. Wat ze hier ze doen en wat de bedoeling is van al dat geschreeuw, vraagt hij. ‘’Niets, we gaan wel,’’ antwoordt Sabien en even later daalt ze met Robin de trappen van de kathedraal af. * De duisternis is ingevallen en Sabien lijkt eindelijk weer tot zichzelf te zijn gekomen. Ze zit met Robin in een Italiaans restaurant met zicht op de kathedraal die ze die middag samen nog hebben beklommen. Ze genieten van pizza met rode wijn en de sfeer is gemoedelijk, rustig. ‘’Ik heb een hele mooi dag gehad,’’ zegt ze tegen Robin. ‘’Ik ook.’’ Hij snijdt zijn pizza en kijkt haar niet aan. Hij heeft wel vaker van die momenten gehad vandaag. Momenten waarop hij lijkt te proberen om afstand te houden. Momenten waarop hij haar duidelijk lijkt te willen maken: ‘’dit kan niet blijven duren, ga er niet te diep in op.’’
14
Sabien vindt het niet leuk als hij zo doet. Ze wil helemaal niet aan morgen denken en vooral niet aan het afscheid. ‘’Nog een glaasje wijn?’’ vraagt ze in een poging de stemming te ontdooien, maar hij schudt het hoofd en bestelt een glaasje spuitwater. Ze probeert het gesprek op gang te brengen. ‘’Heerlijk die fontein vandaag, heb je de mensen zien kijken?’’ vraagt ze. Hij knikt alleen bevestigend en haalt zijn GSM tevoorschijn. Het is voor het eerst dat hij dat doet, maar ze ziet de zorgelijke trek in zijn ogen wel als hij het berichtje leest dat hij vanmiddag nog vrolijk had weg geklikt. ‘’Problemen?’’ vraagt ze. Snel verdwijnt de GSM weer in zijn zak. ‘’Nee, nee, alles prima, gewoon een vriend die vraagt om mee op stap te gaan.’’ ‘’Moet je hem dan niet antwoorden?’’ ‘’Nee, ze zijn toch al vertrokken. Ik bel hem maandag wel.’’ Maandag, het is een woord dat diep door haar hart lijkt te snijden. ‘’En dan die kathedraal,’’ gaat ze verder. ‘’Was je niet moe van al die trappen?’’ ‘’Viel wel mee. En jij?’’ Hij kijkt haar nu weer aan en grijpt haar hand. Hij speelt met de ring die ze van haar oma gekregen heeft.
15
‘’Mijn conditie lijkt best nog goed,’’ grapt ze, maar ze voelt dat dit niet het moment voor grappen is. ‘’Zullen we naar het hotel terug gaan?’’ vraagt hij en dat is precies wat ze wil. Ze wil in zijn armen liggen en de rest van de wereld buiten sluiten, nog één nacht. Misschien wel de allerlaatste uren dat ze met hem samen zal zijn. Hij betaalt de rekening en even later stappen ze samen door de Antwerpse avond. Het is vrij druk op straat. Ze lopen langs de kathedraal, voorbij de fontein van de Wapper en over de Meir waar ze daarstraks nog over renden als twee uitgelaten schoolkinderen. Nu wordt er amper een woord gesproken. Hij heeft zijn arm stevig om haar heen geslagen en haar hand rust op zijn onderrug. Het hotel is nu niet ver meer. Eenmaal in hun kamer storten ze zich meteen in elkaars armen. Sabien voelt de handen van Robin over haar dijen glijden en ze sluit de ogen. Ze voelt hoe hij haar optilt en naar het bed draagt. Zacht legt hij haar daar neer en begint hij haar kleren los te maken. De vrijpartij is zalig, maar zo totaal anders dan die van de vorige nacht. Toen waren ze vrolijk, onstuimig en vol passie. Nu is de passie er ook, maar er is ook een ander gevoel. Een gevoel van weemoed en van angst. Sabien wil er niet aan toe geven. Ze moet leren leven bij het moment, iets wat ze eigenlijk nooit heeft gekund. Morgen is nog ver af, vandaag
16
is wat telt. Hoe vaak ze het zichzelf ook inprent, het blijft moeilijk om erin te geloven. Ze streelt zijn rug en kreunt zachtjes als hij haar borsten kust. ‘’Ik ben verliefd op jou,’’ wil ze hem toefluisteren, maar ze weet dat ze daarmee de romantische stemming zou verbreken en dus zegt ze niets. Genieten van het moment! ‘’Slaapwel,’’ fluistert hij een kwartiertje later. Het is zalig vrijen geweest met hem, haar oogleden voelen zwaar, maar ze weet dat ze deze nacht geen oog dicht zal doen. Ze wil geen uur van deze nacht missen. Ze wil in het donker in zijn armen liggen en naar zijn ademhaling luisteren. Tegen de vermoeidheid vechtend neuriet ze in zichzelf haar lied. Ze denkt aan de tekst die ze moet veranderen. Misschien kan dit weekend haar inspiratie geven, maar op dit moment komt er niets. Ze sluit even de ogen. Echt maar heel even, belooft ze zichzelf. Ze probeert de melodie in haar hoofd vast te houden, maar het duurt niet lang of de muziek moet plaats maken voor de droombeelden die haar hoofd binnen sijpelen. Even voelt ze zichzelf nog vechten tegen de slaap, maar dan is er geen ontkomen meer aan. * ‘’Goedemorgen prinses, zin in een glas vers geperst fruitsap of gaan we meteen voor de bubbels?’’
17
Robin buigt zich over het bed en houdt haar een klein flesje champagne en een glas fruitsap voor. Ze komt moeizaam overeind en veegt de slaap uit haar ogen. ‘’Waar heb je dat vandaan?’’ ‘’Room service.’’ ‘’Ik heb geslapen.’’ Hij grijnst en opent de champagne met een plofje. ‘’Dat is wat mensen ’s nachts normaal doen, liefje.’’ ‘’Ik mocht niet slapen,’’ zegt ze zacht voor zich uit en een diepe golf van verdriet walst over haar heen als ze naar de klok kijkt en merkt dat het ondertussen al negen uur voorbij is. De laatste nacht samen… ‘’Op ons,’’ zegt hij als hij haar een glas bubbels voor houdt. ‘’Op ons,’’ antwoordt ze, maar ze hoorde het sarcasme in zijn stem wel. Er is helemaal geen ‘ons’ voor hem, niet na vandaag. Ze neemt een grote slok van de champagne die prikt in haar mond en bubbelt in haar maag. Champagne ’s morgen vroeg, ze heeft het altijd zo over the top gevonden, maar nu doet de lichte verdoving van de drank haar goed. Ze trekt een paar kussens achter rug en gaat rechtop zitten. ‘’Zacht gekookte eitjes, verse broodjes, alles is aanwezig om er een feestelijk ontbijt van te maken,’’ hoort ze Robin zeggen. Een feestelijk ontbijt? Waar is het feest?
18
Er schiet haar nog een andere vraag te binnen: ‘’Hoe gaan we dit hele feestje hier trouwens betalen?’’ ‘’Maak je daar maar geen zorgen over. Ik betaal. Voor weekends als deze sloof ik me uit door de week.’’ Weekends als deze. ‘’Doe je dit wel vaker dan?’’ Hij grijnst. ‘’Maak je geen zorgen,’’ zegt hij en verder niks. Hij maakt haar een broodje, maar ze heeft geen trek. De vrolijkheid van gisteren is helemaal weg. Ze kan het niet helpen. ‘’Ik ga douchen,’’ zegt ze na een kop koffie en een paar happen brood. Het koele water doet haar deugd en als ze weer in de kamer komt, is ze wat opgemonterd. ‘’Zullen we vandaag naar Linkeroever stappen?’’ stelt ze voor. ‘’De zon is er nog altijd, we kunnen op het strand van St. Anneke naar de stad kijken.’’ ‘’En genieten van elkaar,’’ zegt hij. Ze voelt haar hart zwellen. Wat een geweldige man is hij toch en wat een geweldig toeval dat ze elkaar in de trein hebben ontmoet. Ze glimlacht als ze aan hun eerste gesprek denkt, aan die eerste blikken. Hij is plots bij haar. ‘’Ik ben blij dat ik je weer zie glimlachen,’’ zegt hij en als hij zijn arm rond haar schouders slaat, beantwoordt ze dat gebaar met een innige kus.
19
Om elf uur moeten ze de kamer verlaten hebben, maar gelukkig is er geen bagage om in te pakken en mee te sleuren. Het enige wat ze mee moet grijpen, is haar handtas. Terwijl ze bezig is met het nakijken van die handtas, ziet ze hem naar het bed kijken. ‘’We hebben nog drie kwartier,’’ zegt hij en ze weet meteen waar hij op doelt. Drie kwartier voor een laatste vrijpartij. * ‘’Hier bloeit niets, groeit niets,’’ leest Sabien luidop een stuk van het gedicht dat de voetgangerstunnel siert. Zij weet wel beter. Hier onder de grond, onder de Schelde, hier groeit haar liefde voor Robin. Ze zal het hem nooit kunnen zeggen, maar ze is vanaf de eerste blik verliefd geworden op deze knappe jongen met zijn blonde krullen en helblauwe ogen. Ogen die ’s avonds nog dieper blauw lijken te worden en haren die in de zon lijken te schitteren als goud. Ze kennen elkaar nog maar pas en toch is ze al zo vertrouwd met zijn lichaam en weet ze precies wat zijn gevoelige plekjes zijn. Ze hoort zijn stem in haar oren zingen, zelfs als hij haar even alleen laat. Ze voelt zijn lippen op de hare, zelfs al lopen ze een paar meter bij elkaar vandaan. Ja, met hem zou ze aan een echte relatie willen beginnen, maar ze beseft dat ze die wens niet eens
20
uit kan spreken. Als ze dat toch zou doen, dan stapte hij misschien nu al op. Ze hebben een deal gesloten en ze moet zich houden aan die deal. Geen verbond, geen relatie, alleen een paar dagen genieten van elkaar. ‘’Wie het eerst bij de uitgang is,’’ hoort ze hem dan roepen en voor ze kan reageren, zet hij het al op een lopen. Hij rent de lange tunnel door en als Sabien in actie komt, is hij al een heel eind bij haar vandaan. Hij mindert geen vaart, maar staat haar bij het eind van de tunnel wel op te wachten, met de armen wijd open. Ze rent recht in die uitnodigende armen en als ze eenmaal bij hem is, tilt hij haar op en draait haar uitbundig in het rond. De uitgelatenheid die zij gisteren toonde, die is nu duidelijk op hem overgeslagen. ‘’Ik moet je iets zeggen,’’ klinkt het dan opeens hees uit zijn mond. Hij kijkt haar diep in de ogen en hoop laait op in haar hart. Zou het dan toch wederzijds zijn? Ze kijkt hem afwachtend en hoopvol aan. ‘’Ja?’’ ‘’Ik heb met jou een van de mooiste weekends uit mijn leven beleefd,’’ zegt hij. Het begint dus goed. Ze hoort hem dit graag zeggen en ze sluit haar ogen, in afwachting van wat nog komen gaat. Het blijft echter stil, veel te lang stil. Wanneer zal hij het nu zeggen? Wanneer zal hij haar vragen om na vanavond nog contact te houden?
21
Ze opent voorzichtig de ogen, bang om de betovering te verbreken. Als ze naar hem kijkt, schrikt ze. Zijn ogen staan niet zo liefdevol als ze had gehoopt. Hij kijkt eerder spottend, een grijns om zijn mond. ‘’Wat? Ik heb je de laatste dagen nooit zo stil geweten,’’ zegt hij. ‘’Ik euh… ik vond het ook euh… heel tof,’’ weet ze dan uit te brengen. ‘’Mooi, dan hebben we elkaar gelukkig gemaakt en nu: hop naar het strand.’’ * Zoals dat altijd gaat wanneer een mens de klok even zou willen laten stil staan, vliegt ook nu voor Sabien de tijd voorbij. Het is zo zalig op het kleine strand. Ze rust tegen de borstkas van Robin en kijkt naar de overkant van het water waar de Metropool in volle leven is. Op Sint-Anneke is het betrekkelijk rustig en dat is maar goed ook. Ze heeft nu geen behoefte aan lawaai en drukte. ‘’Hoe ga je straks naar huis?’’ vraagt hij dan. ‘’Zoals je hier gekomen bent? Met de trein?’’ Het is een vraag die met gemak een dooddoener kan genoemd worden, maar ze slaagt erin om rustig te antwoorden: ‘’Ja, met de trein. En jij?’’ ‘’Ik ook, maar dit keer reken ik erop dat je me niet zodanig gaat afleiden dat ik vergeet van uit te stappen.’’
22
‘’Alsof het mijn schuld was,’’ zegt ze wat moeizaam. ‘’Het was jouw schuld, maar ik ben er je dankbaar voor,’’ reageert hij. Ze voelt zijn hand door haar haren woelen en hij is duidelijk ook een stuk rustiger geworden. ‘’Zullen we hier over een half uurtje weer weg gaan?’’ vraagt hij. ‘’We moeten nog een eindje stappen.’’ ‘’Oké.’’ Ze staat op en loopt wat dichter naar het water toe. Het is nu al zo’n vreemd gevoel om zijn armen niet om haar heen te hebben. Hij zit op amper enkele meter haar vandaan. Ze kan zo naar hem toe lopen en zich in zijn armen storten en toch mist ze hem al. Misschien moet ze zich daar nu alvast een beetje op trainen. Misschien kunnen ze straks beter als twee vrienden gewoon naast elkaar lopen. Hier afscheid nemen als geliefden, het is een idyllische plek met de stad zo dichtbij en tegelijk toch zo veraf. Ze kijkt naar hem om en ziet hem nog eens op zijn GSM kijken. Een paar keer heeft ze hem daarop betrapt dit weekend terwijl zij haar mobiele telefoon nog geen blik waardig heeft gegund. Het maakt haar niet uit wat er in de buitenwereld omgaat op dit moment, maar hem blijkbaar wel. Ze ziet diezelfde gepijnigde blik in zijn ogen als de vorige keren wanneer hij naar een berichtje keek. Ze zou zo graag willen dat hij haar vertelde wat er
23
aan de hand was. Of is het beter van niet. Wat hij haar zou vertellen, kan aankomen als een koude douche. Waarschijnlijk is hij niet de vrije vogel waar hij zich voor uit heeft gegeven en is er thuis een vriendin die op hem wacht, terwijl ze nu aan dit weekend terug kan denken als aan een zee van romantiek. Vanaf de eerste minuut hebben ze van elkaar genoten en er is alleen maar plaats geweest voor vrolijkheid, speelsheid en heel veel romantische momenten. Ze loopt terug naar hem toe. Ze wil hem zeggen dat ze beter hier afscheid kunnen nemen, de korte pijn, maar dan steekt hij een hand naar haar uit en kijkt hij haar aan met die diepblauwe ogen van hem. Wie zou aan die blik kunnen weerstaan? Zij niet. Ze grijpt zijn hand en voor ze het goed beseft, valt ze naast hem in het zand. Ze rollen over elkaar heen, kussend en lachend. Van zijn depressieve stemming van daarnet is helemaal niets meer te merken. * ‘’Perron 3,’’ wijst hij en samen stappen ze in de richting van het spoor waarop straks de trein zal binnen rijden die hen naar huis en elk weer naar hun eigen leven zal brengen. Voor Sabien valt dit zwaar. Ze heeft het gevoel dat elke stap die ze nu zet haar dichter naar het ongeluk brengt. Eigenlijk verwenst ze zichzelf nu omdat ze op zijn avances is
24
ingegaan. Het had allemaal zoveel gemakkelijker kunnen zijn als ze gewoon had weg gekeken toen hij op de trein naar haar staarde. Het had allemaal zoveel gemakkelijker kunnen zijn als ze hem afwijzend had aangekeken toen hij vroeg of hij tegenover haar mocht komen zitten. Als… als… Zijn hand ligt om haar middel, in de verte zien ze de trein naderen. Dit is het gevoel dat ze vroeger ook wel eens had als ze naar school moest vertrekken. Dat gevoel dat je ervan probeerde te overtuigen om vooral die trein of bus niet te nemen, om gewoon te blijven waar je bent en waar het goed is. Maar, zelfs al zou ze nu blijven, dan nog zou hij hier niet zijn en zou ze zich hier niet meer zo zorgeloos en ingelukkig kunnen voelen als de voorbije dagen. Ze moet realistisch zijn en inzien dat ze de klok onmogelijk terug kan draaien. Wat geweest is, is geweest en daar moet ze in dankbaarheid aan terug denken. Dit keer gaan ze niet tegenover elkaar, maar dicht tegen elkaar zitten op de trein. Nog een kwartier voor hij het station zal verlaten en dat kwartier vullen ze op met elkaar zoenen en liefkozen. ‘’Je bent echt een pracht van een meid,’’ zegt hij als de trein zich dan eenmaal in beweging zet. ‘’Ik weet zeker dat je iemand heel gelukkig zal maken later. Of heb je nu al een relatie?’’ Ze hebben elkaar nog geen enkele zo persoonlijke vraag gesteld. Ze schudt ontkennend het hoofd en
25
ze weet dat ze het zich niet verbeeldt en dat hij echt opgelucht kijkt. Eigenlijk zou ze hem nu hetzelfde kunnen vragen, maar dat doet ze niet want ze kent het antwoord al. Van wie anders dan van een vriendin zouden die SMS’jes kunnen komen die hem elke keer zo van zijn stuk brachten? Ze wil dat verhaal echt niet uit zijn mond horen en zeker niet nu. Het zou niet de manier zijn om hun weekend af te sluiten. Hij zoent haar op de haren en dan zijn daar opeens de tranen. Plots, op een moment dat ze er zich eigenlijk niet aan had verwacht, voelt ze de dikke tranen stromen over haar wangen. Hij slaat zijn armen heel dicht om haar heen en wiegt haar zachtjes heen en weer. Dit keer is het gelukkig rustig op de trein, niemand kan hen zien en dat is maar goed ook. ‘’Niet huilen,’’ zegt hij. ‘’Een mens moet blij zijn met wat hij heeft gekregen in het leven en niet verdrietig om wat niet zal komen.’’ ‘’Ik haat zulke spreuken,’’ zegt ze opstandig. Nog twee haltes en dan moet hij eruit waarna zij nog een eindje mee zal rijden. Is het alleen maar haar gevoel of rijdt de trein nu echt veel sneller dan al die andere keren dat ze erin heeft gezeten? * ‘’Beloof je me dat je niet al te triest zal zijn?’’ vraagt hij. ‘’Natuurlijk wordt het even slikken, ook
26
voor mij, maar ik wil dat je je de mooie momenten van ons weekend samen herinnert.’’ ‘’Zal ik doen,’’ zegt ze, terwijl ze een denkbeeldig pluisje uit zijn haren haalt. ‘’Maar, kunnen we geen nummer uitwisselen en gewoon vrienden blijven?’’ Hij schudt resoluut het hoofd. ‘’Er is al veel te vaak bewezen dat dat niet werkt,’’ zegt hij. ‘’Ex-minnaars kunnen niet zomaar vrienden blijven en trouwens: wat heb je daaraan? Telkens wanneer ik jou zie, zal ik eraan denken hoe je me kuste en hoe je me streelde. Ik zal altijd meer verlangen en dat kan niet.’’ ‘’Waarom kan dat niet?’’ ‘’Dat soort vragen zouden we niet stellen en zeker nu niet, Sabien. We moeten nu afscheid nemen, mijn eindhalte komt zo.’’ De laatste kus is er een met weinig passie en al helemaal geen romantiek. Snel vinden hun lippen elkaar en dan begint de trein al vaart te minderen. Hij grijpt in het bagagerek boven haar hoofd zijn rugzakje, streelt haar nog een laatste keer door de haren en verdwijnt dan. Een onvoorstelbaar gevoel van eenzaamheid en kou overvalt Sabien. Ze drukt haar gezicht tegen het raam om hem zolang mogelijk na te kunnen kijken, maar slechts enkele tellen nadat hij de trein heeft verlaten, verdwijnt hij al op de trappen die hem naar de catacomben onder het station moeten brengen.
27
Sabien voelt zich werkelijk misselijk en zit zich de rest van haar reisweg af te vragen hoe ze hem in hemelsnaam ooit terug zou kunnen vinden. Ook dit keer vergeet ze bijna uit te stappen bij haar eigen eindhalte, maar dat heeft nu niets meer te maken met een knappe vreemdeling met wie ze een onverwacht gesprek aangaat, maar wel alles met haar intrieste stemming. Even speelt ze met het idee om nog even bij iemand aan te lopen, om haar verhaal te vertellen of gewoon om niet alleen te zijn. Ze laat dat idee echter snel varen. Ze kan nu maar beter alleen zijn. Het enige wat ze wil doen, is zich verdrinken in haar eigen verdriet. Ze zal thuis onder haar dekens kruipen en haar tranen eindelijk eens de vrije loop laten. * ‘’Een heel weekend met een man die je niet kent?’’ De stem aan de andere kant, die van Sabiens beste vriendin laat er geen onduidelijkheid over bestaan: Linda verklaart haar voor gek. ‘’Jeetje Sabien, hij zou een seriemoordenaar kunnen zijn, een vrouwenverkrachter of een oplichter. Lees jij dan nooit kranten? Luister jij niet naar het nieuws? Was je niet bang?’’ ‘’Nee en als jij hem zou kennen, zou je ook niet bang voor hem zijn.’’ Sabien zegt het bijna snauwend. Niemand, ook haar beste vriendin niet,
28
mag zich het recht toe eigenen om kritiek uit te oefenen op Robin, laat staan om hem uit te maken voor oplichter of moordenaar. ‘’Je bent verliefd,’’ is dan plots de conclusie aan de andere kant van de lijn. ‘’Zeg het me eerlijk, Sabien, ben je verliefd op die kerel?’’ Sabien blijft lang stil, te lang. ‘’Zie je wel: je bent verliefd!’’ ‘’Zelfs als dat zo zou zijn en ik zeg wel àls, dat nog maakt het niets uit, ik zie hem nooit meer terug. We hebben geen nummers uitgewisseld, geen adressen doorgespeeld, niets.’’ ‘’Waarom niet?’’ Sabien aarzelt. Ze wil niet zeggen dat hij daar nooit naar gevraagd heeft. Haar beste vriendin zou echter haar beste vriendin niet zijn, als ze niet begreep wat er aan de hand is. ‘’Hij heeft je gebruikt,’’ concludeert Linda meteen. ‘’Hij heeft een paar spannende dagen met je doorgebracht en je dan zondermeer gedumpt! Oh Sabien, ik vind het zo erg voor jou, maar het is ook zo dom! Je had toch zoiets kunnen voorzien als je meegaat met iemand die je totaal niet kent!’’ ‘’Ik zeg toch niet dat ik er spijt van heb.’’ ‘’Nee, dat hoef je ook niet te zeggen. Ik hoor het gewoon aan je stem. Je mist hem en je voelt je belogen en bedrogen.’’ ‘’Ik voel me helemaal niet belogen en nog veel minder bedrogen! We hadden een afspraak van bij het begin. Een weekend, meer niet en ik heb ervan
29
genoten. Het is een aanrader, ook voor jou: eindelijk eens uit de band springen en de boel de boel laten: zalig!’’ ‘’Als je het vaak genoeg voor jezelf herhaalt, dan ga je het misschien ook nog geloven.’’ Sabien krijgt het nu echt moeilijk om haar zelfbeheersing te bewaren. ‘’Het is niet omdat jij er op je zestiende voor gekozen hebt om slaafs je vriendje te volgen bij alles wat hij doet dat iedereen daarvoor moet kiezen!’’ Sabien flapt het eruit zonder verder na te denken. Ze weet dat ze haar vriendin hier mee kan raken, want het is waar dat die haar vriend al jarenlang als een schoothondje volgt, maar het is ook waar dat diezelfde vriend haar een paar weken geleden heeft bekend dat hij een scheve schaats heeft gereden. De opmerking kwetst dus diep, zo diep dat Sabien even later de klik van de telefoon hoort. Linda heeft ingehaakt, de conversatie heeft haar te zeer aangegrepen. Sabien zit even naar de telefoon te kijken en haakt dan in. Wat kan het haar ook schelen? Ze heeft geen behoefte aan een gesprek, met niemand. Ze kruipt weer in bed, de dekens over haar heen. Daar voelt ze zich het best of beter: daar kan ze haar tranen de vrije loop laten en is er niemand die kritiek kan uiten. *
30
Met een luide klap slaat Sabien haar piano dicht. Het lukt niet, vandaag niet, gisteren niet en waarschijnlijk morgen ook niet. De feeling die er moet zijn om een nummer te componeren, om een mooie tekst te schrijven, die is er niet. Ze kan het nog dagen, maanden en jaren tegenover zichzelf ontkennen, maar ze mist hem. Ze mist Robin. Het is nu al drie weekends geleden sinds ze samen waren, maar ze hoeft haar ogen maar te sluiten om zijn stem te horen en zijn handen op haar huid te voelen. De eerste dagen nam ze soms zomaar de trein zonder werkelijk ergens naartoe te moeten. Dan zat ze bij elk station te turen door het raam en te hopen dat hij toch eens op zou stappen. Soms was ze daar uren mee bezig tot ze inzag dat het zinloos en zelfs belachelijk was. Want, als hij dan op een dag toch een keer op zou stappen, dan nog zou hij niet van gedachten veranderd zijn. Daarna had ze echt haar best gedaan om hem uit haar hoofd te zetten. Ze had een uitnodiging aanvaard voor een verjaardagsfeestje van een vriendin, maar was daar twee uur later onder het mum van zware migraine, terug vertrokken. Ze had het gevoel dat iedereen die daar was verliefd en gelukkig was, behalve zij. Ook op het feestje voor de verjaardag van haar moeder had ze zich zo gevoeld en zelfs met muziek bezig zijn, kon haar geen verstrooiing brengen. Resems muzieknoten
31
had ze op notenbalken gezet en geen daarvan had tot een mooi lied geleid. Hele bladeren vol tekst had ze neergepend en geen enkel blad daarvan was goed genoeg geweest om werkelijk op muziek te zetten. Haar manager belde haar elke dag om te vragen hoever ze stond en om haar nogmaals op het hart te drukken dat ze het ijzer moeten smeden nu het heet is en dat de platenfirma echt niet eindeloos lang zal wachten. Ze wil echt wel, maar het lukt haar niet. Robin heeft haar inspiratie met zich mee genomen en ze kan alleen maar hopen dat het gevoel ooit terug komt. Straks neemt ze de trein weer naar Brussel en dit keer omdat ze er echt moet zijn. Ze heeft opnieuw en afspraak met de platenfirma en net als haar manager houdt ze haar hart vast. Ze weten immers allebei dat de heren niet blij zullen zijn met de mededeling dat er nog altijd niets op papier staat en dat de oude tekst nog altijd de beste is die ze heeft weten te verzinnen. Sabien is best een beetje nerveus, maar niet half zoveel als ze dat vroeger zou geweest zijn. Eigenlijk kan het haar nu allemaal niet zoveel meer schelen omdat ze weet dat het zinloos is. Zelfs al vindt ze vandaag dé tekst der teksten en sluit ze een miljoenencontract af, dan nog zal ze niet gelukkig zijn, want dan nog heeft ze Robin niet terug. Ze was er altijd al van overtuigd dat een mens pas
32
gelukkig kan zijn als hart en hoofd in balans zijn en dat beseft ze nu meer dan ooit. Met weinig interesse opent ze haar kleerkast. De vorige keer dat ze bij de platenfirma werd verwacht, heeft ze wel twee dagen zitten nadenken over wat ze het beste aan kon trekken. Nu moet het snel gaan. Ze heeft nog een half uur voor ze haar manager treft bij het station. Ze grist snel een jeans en een fleurige bloes uit de kast en maakt zich vluchtig op. Een snelle blik naar haar spiegelbeeld leert haar dat ze er naar omstandigheden nog goed uit ziet. Een snelle blik op de klok leert haar dat ze moet rennen. Gelukkig is het station niet ver. Haar manager wacht al, met de tickets en vijf minuten later stappen ze op de trein die hen naar Brussel zal brengen. Sabien weet dat ze de totale ondergang tegemoet rijdt. Zij heeft zich niet aan haar deel van de afspraak gehouden, de platenfirma zal dat nu ongetwijfeld ook niet doen. * ‘’Ken je die jongen?’’ ‘’Welke jongen?’’ Sabien kijkt weg van het raam. Ze kijkt haar manager vragend aan. ‘’Hij daar, hij zit al een hele tijd naar je te staren. Als je wilt dan ga ik hem zeggen dat hij daarmee
33
op moet houden. Je hebt toch echt van die viespeuken tegenwoordig.’’ Sabien draait zich nu in de richting van het gangpad en kijkt naar de banken aan de overkant. De blauwe ogen priemen zich in de hare, zijn blonde haren krullen als nooit tevoren. Sabien sluit haar ogen een paar tellen, maar als ze weer kijkt, is hij er nog steeds. Het is geen droombeeld. ‘’Robin,’’ zegt ze luidop. Zijn mond krult zich tot een glimlach. Even lijkt hij nog te aarzelen, maar dan staat hij op en loopt hun richting uit. Hij knikt naar haar manager en richt zich dan tot Sabien: ‘’Zou je het heel erg vinden als ik hier kwam zitten? Het raampje sluit wel, maar het is toch wel heel erg eenzaam aan die kant.’’ ‘’Heb je geen vaste vriendin waar je bij moet gaan zitten?’’ vraagt ze plots giftig. Hij heeft haar zoveel pijn gedaan. ‘’Niet meer of moet ik zeggen: nog niet?’’ zegt hij dan. ‘’De ene relatie heb ik verbroken omdat ik de andere niet kon vergeten. Sabiens hart maakt een sprongetje en ze glimlacht nu ook. ‘’Zolang je maar niet vergeet om mij eraan te herinneren dat ik in Brussel-Noord van de trein moet.’’ Hij gaat niet tegenover haar, naast haar manager zitten, maar naast haar, slaat ongegeneerd een arm om haar heen en kust haar innig. Ze verzet zich
34
geen moment, gaat helemaal op in zijn liefkozing tot ze haar manager hoort kuchen. ‘’Is dit misschien niet het moment om ons aan elkaar voor te stellen?’’ vraagt hij. ‘’Even geduld,’’ zegt ze. ‘’Straks, als ik in de studio sta, krijg je het hele verhaal te horen.’’ Beide heren fronsen de wenkbrauwen, maar Sabien houdt woord. Eens ze achter haar piano in de studio zit, rollen de woorden als vanzelf uit haar mond, precies gepast op de muziek. Ze kijkt tijdens de intro naar Robin die haar een kushand toewerpt en ze hoort hem nog fluisteren zoals enkele minuten geleden: ‘’Er is een toekomst voor ons, er moet een toekomst voor ons zijn, want zonder jou lukt het niet.’’ De intro zit erop. Ze sluit haar ogen en laat de woorden vanzelf komen, het wordt een lied dat iedereen met verstomming slaat, dat het begin van haar grote doorbraak betekent en haar verzekert van een mooie platencontract. Het wordt een lied dat begint met de woorden: een vreemde man stapt binnen in de trein…
35
36