Rapport Gemeentelijke Ombudsman
Traplift zonder vergunning Gemeente Amsterdam Dienst Zorg en Samenleven
10 november 2009 RA0944475
Samenvatting Een huiseigenaar beklaagt zich over het feit dat de Dienst Zorg en Samenleven een traplift voor de huurder van zijn woning laat aanleggen zonder dat hij of de Vereniging van Eigenaren daarvoor toestemming heeft gegeven. Hij is niet tevreden met de klachtbehandeling door de dienst en wendt zich tot de ombudsman. Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat de dienst iets te voortvarend de traplift wilde plaatsen. Er was nog geen bouwvergunning afgegeven, terwijl gesuggereerd werd dat die er wel was. Verder schort het aan deugdelijke informatieverstrekking over woningaanpassingen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De dienst heeft intern de procedure aangescherpt en werkt aan betere voorlichting. De dienst heeft in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking en van fair play gehandeld.
Oordeel De onderzochte gedraging is onbehoorlijk.
Rapportnummer: RA0944475 Datum : 10 november 2009 Pagina : 2/5
Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 25 juni 2009 schriftelijk ingediend en betreft de gemeente Amsterdam, Dienst Zorg en Samenleven, team Woonvoorzieningen.. Het gevraagde onderzoek heeft betrekking op: • de gang van zaken bij de aanleg van een traplift.
Bevindingen aanleiding Verzoeker is eigenaar/verhuurder van een woning. De huurster van deze woning, gelegen op de eerste etage, heeft een traplift toegewezen gekregen van de gemeente. In oktober 2007 heeft de Dienst Zorg en Samenleven (DZS) verzoeker verzocht om toestemming voor het plaatsen van de traplift op de toegangstrap. Verzoeker stelt dat toestemming nodig is van de Vereniging van Eigenaren (VvE) omdat de trap zich in de gemeenschappelijke ruimte van het pand bevindt. Hierop volgt een maandenlange briefwisseling tussen verzoeker en de dienst over de procedure. Op 28 oktober 2008 meldt verzoeker de dienst per fax en aangetekende brief dat niet tot plaatsing kan worden overgegaan, omdat de VvE geen toestemming geeft. DZS geeft op 3 november 2008 opdracht de lift te plaatsen. Verzoeker stuurt de monteurs weg wegens het ontbreken van de gevraagde informatie. De brieven van verzoeker van 4 december 2008 en 2 en 17 maart 2009 worden niet beantwoord. Verzoeker beklaagt zich op 17 maart 2009 bij de ombudsman, die op grond van het kenbaarheidvereiste DZS vraagt de klacht in behandeling te nemen. Verzoeker stelt dat hij noch de VvE toestemming hebben gegeven, terwijl dat volgens de Werkinstructies Brandveiligheidsvoorschriften trapliften1 wel nodig is. Verder is volgens verzoeker opdracht tot het plaatsen van de lift gegeven zonder dat de benodigde vergunningen aangevraagd en/of verkregen waren. klachtbehandeling De dienst erkent dat er fouten gemaakt zijn. Er worden excuses aangeboden en uitleg gegeven over de gang van zaken. Verder gaat de dienst in op de juridische achtergrond van het desbetreffende artikel uit de Woningwet dat handelt over de eigen verantwoordelijkheid van een huiseigenaar bij het aanleggen van dit soort voorzieningen. Verzoeker zal worden uitgenodigd voor een gesprek over de gang van zaken. Intern werkt de dienst aan een verbetering van de procedure, met name op het gebied van de communicatie met de burger. Verzoeker kan zich in deze klachtafhandeling niet vinden. Hij wijst erop dat het al vaker gebeurd is dat DZS voorzieningen zonder vergunning aanlegt en dat hij onjuist is geïnformeerd over
Betreffende passage uit de werkinstructie: ‘Alvorens een traplift wordt geplaatst, dient vast te staan dat zowel de eigenaar van het perceel als de medehuurders die gebruik maken van het betreffende trappenhuis hiermee instemmen.’
1
Rapportnummer: RA0944475 Datum : 10 november 2009 Pagina : 3/5
verleende vergunningen. Tenslotte blijft hij erbij dat de VvE toestemming voor het plaatsen van de traplift had moeten geven. reactie van Dienst Zorg en Samenleven Het was gebruikelijk dat de Dienst Zorg en Samenleven (DZS) een huiseigenaar schriftelijk verzocht om toestemming voor de uitvoering van een woonruimteaanpassing zoals plaatsing van een traplift. In wezen is deze vraag om toestemming niet terecht. Op basis van artikel 16 van de Woningwet2 kan een huiseigenaar immers niet weigeren. Wel wil DZS de huiseigenaar informeren en de mogelijkheid bieden om eventuele bezwaren tegen de aanpassing kenbaar te maken. DZS kan dan in overleg met de huiseigenaar kijken hoe, met in achtneming van artikel 16, er toch aan bezwaren van de huiseigenaar kan worden tegemoet gekomen. bouw- en monumentenvergunning Wanneer DZS een aanvraag voor een traplift behandelt, moet nagegaan worden of het pand, waarvoor de traplift is aangevraagd, een monument betreft. Is het pand een monument dan moeten een bouw- en een monumentenvergunning worden aangevraagd bij het betreffende Stadsdeel. De monumentenvergunning is dan een voorwaarde voor verstrekking van een bouwvergunning. Als de bouwvergunning is verstrekt, wacht DZS 6 weken voordat met plaatsing van een traplift wordt begonnen. In die 6 weken wordt de bouwvergunning gepubliceerd en hebben belanghebbenden gelegenheid bezwaar te maken tegen de vergunning. Uit onderzoek blijkt dat DZS in eerste instantie niet goed heeft nagegaan of het pand waarvoor de traplift is aangevraagd een monument betreft. Tijdens de aanvraagprocedure heeft verzoeker DZS hierop gewezen waarna beide vergunningen zijn aangevraagd. De monumentenvergunning is verstrekt op 21 oktober 2008. Hierop aansluitend is DZS op 11 november 2008 begonnen met plaatsing van de traplift. De bouwvergunning is echter verstrekt op 5 januari 2009. DZS heeft per brief d.d. 27 mei 2009 de klacht van verzoeker afgehandeld. Hierin staat ondermeer dat DZS onderzoekt hoe men huiseigenaren voortaan beter kan informeren en betrekken bij een aanvraag van een woonruimteaanpassing in het kader van de Wmo. Momenteel werkt DZS aan deze brief. Daarnaast is de procedure op de behandelende afdeling verscherpt als het gaat om communicatie met huiseigenaren. Vragen van huiseigenaren moeten snel en volledig beantwoord worden. Ook controleert de behandelende afdeling voortaan beter of er sprake is van een monumentaal pand. Op 24 augustus 2009 hebben twee medewerkers van DZS een constructief gesprek gehad met verzoeker. Tijdens dit gesprek is aan hem de procedure nog eens uitgelegd. Hij heeft nog een suggestie gedaan die DZS kan helpen tot adequatere communicatie met huiseigenaren. De dienst verwacht dan ook dat eventuele volgende woonruimteaanpassingen soepel zullen verlopen.
Art. 16 Woningwet:: Degene die als eigenaar van een woning of uit andere hoofde daartoe bevoegd is, treft de voorzieningen waarvoor ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning geldelijke steun is verleend.
2
Toelichting: dit artikel is in werking getreden op 1 april 2007; het niet naleven van deze verplichting vormt een overtreding waartegen, zonder dat daartoe nog een aanschrijving vereist is, met toepassing van bestuursdwang (artikel 125 van de Gemeentewet) dan wel de oplegging van een last onder dwangsom handhavend kan worden opgetreden.
Rapportnummer: RA0944475 Datum : 10 november 2009 Pagina : 4/5
reacties op bevindingen Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar verzoeker en naar de dienst gestuurd teneinde een nadere reactie mogelijk te maken. De reacties van verzoeker leidde tot een enkele aanpassing van het verslag. De dienst kan zich in het verslag vinden.
Behoorlijkheidsvereisten De ombudsman beoordeelt of het bestuursorgaan zich in de door hem onderzochte aangelegenheid behoorlijk heeft gedragen 3. Indien naar het oordeel van de ombudsman de gedraging niet behoorlijk is, vermeldt hij in het in het rapport welk vereiste van behoorlijkheid is geschonden 4. In dit onderzoek toetst hij de gedragingen aan het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking en van fair play.
Overwegingen Het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking houdt in, dat bestuursorganen burgers met het oog op de behartiging van hun belangen actief en desgevraagd van adequate informatie voorzien. Voor de geloofwaardigheid van de overheid en het vertrouwen van burgers in de overheid is transparantie een noodzakelijke voorwaarde. Daarom is de verstrekking van informatie aan burgers over voornemens en handelingen van de overheid die de belangen van die burgers raken een noodzakelijke voorwaarde voor de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in de overheid. Het vereiste van fair play houdt in dat een bestuursorgaan ‘open kaart’ speelt. Verzoekers klacht gaat in de eerste plaats over de vraag of de Dienst Zorg en Samenleven vooraf aan hem cq de VvE toestemming had moeten vragen voor het aanleggen van de traplift. De Woningwet, met name art. 16 schrijft dit niet voor, maar vast staat wel dat de dienst hem gedurende geruime tijd niet en/of onvolledig heeft geïnformeerd en uiteindelijk in het geheel niet meer op zijn brieven reageert. Terecht heeft de dienst daarvoor excuses aangeboden en zijn de interne richtlijnen dienaangaande aangescherpt. Vast staat verder dat de dienst verzoeker meedeelt dat de vergunningen (bouw- en monumentenvergunning) voor het aanleggen van de traplift afgegeven zijn, terwijl dat niet waar is. Vervolgens start de dienst met de werkzaamheden als er nog geen bouwvergunning is afgegeven. In principe valt voortvarend handelen bij de overheid te prijzen, maar het mag natuurlijk niet zo zijn dat de overheid daarbij in strijd met wet- en regelgeving handelt. Open kaart spelen betekent in de eerste plaats eerlijk en correcte informatie verstrekken en net als elke andere aanvrager pas met werkzaamheden beginnen als de vergunning is afgegeven. De overheid heeft niet voor niets een voorbeeldfunctie te vervullen op het gebied van integer handelen. Het enkele feit dat een huiseigenaar cq. een VvE op grond van de Woningwet een Wmo-woonvoorziening niet kan weigeren, wil nog niet zeggen dat de dienst zich niet aan procedure regels behoeft te houden. Dat is niet alleen niet fatsoenlijk, maar de dienst loopt als opdrachtgever de kans zich schuldig te 3 4
artikel 9:27 lid 1 Algemene wet bestuursrecht artikel 9:36 lid 1 Algemene wet bestuursrecht
Rapportnummer: RA0944475 Datum : 10 november 2009 Pagina : 5/5
maken aan het overtreden van de Woningwet. Op grond van het bepaalde in art. 40 Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning. Overtreding van dit artikel kan, gelet op het bepaalde in art. 1a, lid 2 Wet Economische delicten aangemerkt worden als een economische delict. De dienst heeft in strijd met beide vereisten gehandeld en daarmee de geloofwaardigheid en het vertrouwen van de burger op de proef gesteld. De ombudsman heeft met instemming er kennis van genomen dat de dienst actie onderneemt om het geschonden vertrouwen te herstellen door verzoeker uit te nodigen voor een gesprek.
Oordeel De onderzochte gedraging is onbehoorlijk.