Behoort bij raadsbesluit d.d. 27 november 2014 inzake transitie maatschappelijke ondersteuning.
Transitienota Wmo 2015 Voorwoord Met de decentralisatie van de AWBZ/WMO krijgen gemeenten meer taken op het gebied van de zorg toebedeeld. Het college is daar blij mee. Uitgangspunt van de nieuwe wet is dat wij uitgaan van wat mensen zelf kunnen. Of wat hun netwerk (familie, vrienden, buren, vrijwilligers) voor hen kan betekenen. Wij zijn ervan overtuigd dat wij als gemeente beter kunnen organiseren dan de landelijke overheid. Wij kennen de lokale situatie, die in de kern Maartensdijk immers heel anders is dan in De Bilt Zuid. Wij zien veel mogelijkheden voor vernieuwing. Zo zien wij kansen om de huidige wijkservicepunten om te bouwen tot sociale wijkteams, waar medewerkers informatie en advies geven, het keukentafelgesprek voeren en waar kortdurende hulp geboden wordt. Dit alles om er vroeg bij te zijn en op termijn intensieve hulp te voorkomen. Maar wij zien ook mogelijkheden voor andere vormen van dagbesteding: in plaats van dagbesteding in een instelling, draaien mensen met een handicap mee op de kinderboerderij of in het wijkrestaurant. Als gemeente kunnen wij dit niet alleen. Gelukkig zijn er overal in onze gemeente organisaties deze vernieuwing tot stand te brengen. Mogelijk verwacht u in deze nota ook een nieuwe visie op de WMO. Wij moeten u teleurstellen. Door de relatief korte voorbereidingstijd (de wet is pas in juli 2014 aangenomen), moeten wij alle zeilen bijzetten om te zorgen dat op 2 januari 2015 de telefoon wordt opgenomen, dat de huidige cliënten hun zorg houden en dat nieuwe cliënten weten waar ze terecht kunnen. De echte innovatie zal vooral plaatsvinden in de jaren daarna. Waarbij de raad vanzelfsprekend nog uitgebreid betrokken wordt. Dit betekent gelukkig niet, dat wij alles bij het oude houden. De toegang tot de zorg, organiseren wij op een andere manier. Het gemeentelijk WMO-loket gaat per 1 januari 2015 over naar MENS De Bilt. De huidige ambtenaren worden toegevoegd aan het Mens op Maat-team. Alleen de Backoffice blijft nog bij de gemeente. Hiermee bewerkstelligen wij dat mensen maar één gesprek hoeven te voeren, dat wij uitgaan van de professionaliteit van de medewerker en bureaucratie terugdringen. Wij hebben er vertrouwen in dat we op 1 januari 2015 klaar zijn voor de transitie van de AWBZ/WMO. De transformatie is dan nog niet afgerond, daarover gaat het college de komende tijd nog regelmatig in gesprek met de gemeenteraad, met cliënten, de adviesraden en professionele organisaties.
1. Transitienota Wmo 2015
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding voor deze nota
Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) op een nieuwe leest geschoeid en wordt de gemeente verantwoordelijk voor nieuwe taken. De invoering van de Wmo 2015 gaat gepaard met een forse bezuinigingsopgave en in een kort tijdbestek moeten grote stappen gezet worden. Dat vraagt veel van onze inwoners, van onze maatschappelijke organisaties en ook van de gemeente. Toch is optimisme op z’n plaats, de nieuwe Wmo biedt de kans maatschappelijke ondersteuning daadwerkelijk wijkgericht en dicht bij de inwoners te organiseren. De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de hervorming van de (langdurige) zorg waarmee het kabinet niet alleen een bezuinigingsopgave wil realiseren maar tevens de kwaliteit van zorg en ondersteuning wil verbeteren. Dat vraagt een omslag van aanbodgerichte zorg en ondersteuning naar een resultaat gerichte aanpak. Van confectie naar maatwerk. Centraal hierbij staan de inzet van het sociale netwerk en datgene wat inwoners nog zelf kunnen. De term transformatie is hier op zijn plaats omdat het niet slechts gaat om het overhevelen van taken naar de gemeenten (decentralisatie) maar om een andere wijze van uitvoeren. Het kabinet staat op het standpunt dat net als bij overkomst van de jeugdzorg en de maatregelen die voortvloeien uit de participatiewet, de gemeente de meest aangewezen bestuurslaag is om de transformatie vorm te geven. Transformatie is een zaak van lange adem, het kost immers veel tijd om de zorgstructuur anders vorm te geven. In deze nota richten wij ons vooral op de korte termijn: het overnemen en organiseren van taken die nu nog bij het rijk liggen zodat we er zeker van zijn dat de ondersteuning van cliënten in 2015 naadloos wordt voortgezet. Dat duiden wij aan als transitie. Op 24 april 2014 is het wetsvoorstel Wmo 2015 door de Tweede Kamer aangenomen. Veel (belangen-) organisaties in de zorg en ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben hun zorgen geuit over de korte voorbereidingstijd voor de invoering van de wet en over het feit dat pas in juni van dit jaar de definitieve budgetten bekend werden. Ook tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is de korte voorbereidingstijd als bezwaar genoemd. Toch heeft de Eerste Kamer op 8 juli 2014 ingestemd met de Wmo 2015. De Bilt heeft de invoering van de Wmo 2015 opgeknipt in vier onderdelen die corresponderen met de belangrijkste opgaven: 1. 2. 3. 4.
het het het het
opstellen van een visie; organiseren van de toegang tot de Wmo; verwerken van de bezuinigingen; opstellen van een Wmo-transitienota
In december 2012 heeft de raad de visienotitie maatschappelijke ondersteuning vastgesteld. In deze nota staat de wijkgerichte aanpak centraal en de rol van MENS De Bilt hierbij. De stichting wordt verantwoordelijk voor de toegang tot de Wmo en het (keukentafel-) gesprek met de inwoner. Ons college heeft op 29 juli 2014 met de vaststelling van het projectplan de kanteling het ontwerp hiervoor vastgesteld. In hoofdstuk 3 gaan wij hier op in. Met voorstellen voor het verwerken van de bezuinigingen heeft uw raad op 25 september jl. ingestemd In de nu voorliggende transitienota worden de in de wet opgenomen opgaven behandeld. Omdat de visie op de maatschappelijke ondersteuning al is vastgelegd in 2012 is deze nota daarom vooral gericht op de transitie. 1.2
Opbouw van de nota
In hoofdstuk 2 wordt de nieuwe Wmo besproken als onderdeel van de hervorming van de langdurige zorg. In hoofdstuk 3 is aangegeven hoe de toegang tot de maatschappelijke ondersteuning wordt georganiseerd met daarbij aandacht voor cliëntondersteuning en de informele zorg.
2. Transitienota Wmo 2015
De maatwerkvoorzieningen komen in hoofdstuk 4 ter sprake. Daarna volgen in hoofdstuk 5 de algemene voorzieningen. Hoofdstuk 6 behandelt de overige onderwerpen die de gemeente moet regelen. In hoofdstuk 7 volgt het financiële kader en tenslotte komt de communicatie aan bod in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 geeft het college aan welke vervolgstappen zij wil zetten.
3. Transitienota Wmo 2015
2.
Langdurige zorg en de Wmo
2.1
Hervorming van de AWBZ
Met de invoering van de Wmo in 2007 en de introductie van het stelsel van basis- en aanvullende verzekeringen in 2006 zijn de eerste stappen gezet in de hervorming van de (langdurige) zorg. In de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2006 zijn alle op genezing gerichte zorgvormen (o.a. huisartsenzorg, de farmaceutische zorg en behandeling in ziekenhuizen) ondergebracht. Onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWZB) vallen de intramurale zorg zoals die geboden wordt in verzorgings- en verpleeghuizen, instellingen voor gehandicaptenzorg en de psychiatrische zorg. Ook vallen hier functies onder die aan huis worden aangeboden: persoonlijke verzorging, begeleiding, kort verblijf en verpleging thuis. Met de hervormingen in de zorg zoals die nu voorliggen worden definitieve stappen gezet. De op participatie gerichte onderdelen uit de AWBZ, de begeleiding, het kortverblijf en het beschermd wonen worden overgeheveld naar de Wmo 2015. De op zorg gerichte onderdelen, verpleging thuis en persoonlijke verzorging, worden overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Zowel de over te hevelen onderdelen naar de Wmo als naar de Zorgverzekeringswet zijn gericht op zorg thuis. De intramurale onderdelen blijven in de AWBZ maar deze wet wordt omgevormd tot de Wet langdurige zorg en zal alleen nog toegang bieden voor wie aangewezen is op complexe, intensieve 24-uurszorg waar permanent toezicht nodig is. Met deze hervormingen beoogt het kabinet niet alleen een forse bezuiniging te realiseren maar ook de diverse zorgvormen beter op elkaar te laten aansluiten en daarmee kwaliteitswinst te boeken. In onderstaande tabel zijn de diverse maatregelen schematisch weergegeven.
Tabel 1. Schema hervorming langdurige zorg Situatie in 2014 Zorgverzekeringswet Geneeskundige zorg (o.a. huisartsenzorg ziekenhuiszorg etc.).
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Zorg in instellingen Zorg aan huis Verpleging thuis. Persoonlijke verzorging. Begeleiding (en vervoer). Kortverblijf. Aanpassingen
Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 Hulp bij het huishouden. Voorzieningen aan huis.
Zorg in instellingen Beschermd wonen. Zorg aan huis Verpleging thuis. Persoonlijke verzorging. Begeleiding (en vervoer). Kortverblijf. Situatie in 2015 Zorgverzekeringswet Geneeskundige zorg (o.a. huisartsenzorg ziekenhuiszorg etc.) Verpleging thuis. Persoonlijke verzorging.
Wet langdurige zorg Complexe, intensieve langdurige 24-uurszorg en permanent toezicht.
4. Transitienota Wmo 2015
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Hulp bij het huishouden. Voorzieningen aan huis. Begeleiding (en vervoer). Kortverblijf. Beschermd wonen.
De Tweede kamer heeft op 25 september jl. ingestemd met de Wet langdurige zorg is. het voorstel ligt nu voor bij de Eerste Kamer De Zorgverzekeringswet hoeft voor het doorvoeren van de wijzigingen niet aangepast te worden. De Wmo 2015 is zoals gemeld inmiddels aangenomen door beide kamers. 2.2
Wmo 2015
Met deze nieuwe wet krijgen gemeenten de opdracht de maatschappelijke ondersteuning op een andere wijze uit te voeren, de transformatie. De opgave voor de komende jaren is het op gang brengen van een verschuiving van een op voorzieningen gerichte aanpak naar een maatwerk aanpak. Van zorgen voor inwoners naar zorgen dat inwoners in staat worden gesteld zo zelfstandig mogelijk te functioneren in de samenleving. Hierbij ligt de nadruk op datgene wat inwoners zelf kunnen (eigen kracht) met ondersteuning vanuit het sociale netwerk (o.a. mantelzorg). Omdat duidelijk zal moeten worden wat inwoners, al of niet met ondersteuning vanuit het sociale netwerk nog zelf kunnen en waar een beroep op voorzieningen gedaan moet worden, brengt de omslag maatwerk met zich mee. Dat vraagt een andere en vooral geïntegreerde inzet van gemeentelijke taken op het gebied van niet alleen de zorg en welzijn, maar ook de inzet van taken op het gebied van wonen, mantelzorg en bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Ook de relatie met de overheveling van de jeugdzorg en de nieuwe participatiewet is van belang. In de nieuwe wet is geen sprake meer van begeleiding (AWBZ) en hulp bij het huishouden (Wmo 2007) maar wordt de term maatschappelijke ondersteuning in drie onderdelen omschreven 1. het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, evenals voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; 2. het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; 3. het bieden van beschermd wonen en opvang; Het eerste onderdeel heeft betrekking op algemene voorzieningen die open staan voor alle inwoners en waarvan gebruik gemaakt kan worden zonder voorafgaande indicatie. Algemene voorzieningen kunnen betrekking hebben op een breed scala aan activiteiten. In de wet wordt een aantal onderdelen benoemd die in ieder geval hieronder vallen (zie hierna onder Ad.1). De twee andere onderdelen geven de gemeente de opdracht algemene- en maatwerkvoorzieningen te bieden voor specifieke doelgroepen. Hieronder worden de drie onderdelen omschreven: Ad 1. a. het bevorderen sociale samenhang. Het bevorderen van de sociale samenhang is opgenomen omdat het, in de visie van het kabinet bijdraagt aan het verbeteren en in stand houden van de sociale netwerken en daarmee aan het voorkomen dat inwoners een beroep doen op maatschappelijke ondersteuning. De gemeente kan een stimulerende rol vervullen in bevorderen van de sociale samenhang. De gemeente heeft met dit element een ruime beleidsvrijheid om lokaal invulling te geven. b. het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Met dit onderdeel wordt beoogd alle ruimten, diensten en voorzieningen in de gemeente toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. Het houdt verband met de uitvoering van het VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking.
5. Transitienota Wmo 2015
c. het bevorderen van de veiligheid, de leefbaarheid en het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Hiermee wordt bedoeld de veiligheid in de zin van ‘vrij zijn’ van het risico op geweld uit huiselijke kring; er moet voor iedereen in de thuissituatie – en als dat niet kan, elders - een veilige plek zijn. Het gaat hierbij niet om veiligheid in justitiële zin. Het betreft zowel fysiek geweld tussen partners als bijvoorbeeld ook ouderenmishandeling (waaronder verwaarlozing en financiële uitbuiting) of eergerelateerd geweld. d. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Met het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers wordt gestimuleerd dat zij hun inzet kunnen blijven volhouden. Met de herziening van de AWBZ verdwijnt het mantelzorgcompliment, een financiële waardering van de inzet van mantelzorgers. Daarom wordt de gemeente opgedragen een jaarlijkse blijk van waardering te bieden, dat mag in financiële vorm of in natura. De gemeente is hier vrij in. e. het organiseren van preventie en vroegtijdige signalering. Met preventieve maatregelen en vroegtijdige signalering kan voorkomen worden dat inwoners aangewezen zijn op zwaardere en veelal duurdere vormen van zorg en ondersteuning. Ad 2. Ondersteuning bieden bij zelfredzaamheid en participatie, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. Hoewel de Wmo 2015 in het teken staat van de overkomst van nieuwe taken vanuit de ABWZ is de terminologie van de taken losgelaten. Het doel van de Wmo 2015 is niet het bieden van zorgtaken maar het samen met de inwoners bepalen welke ondersteuning nodig is: maatwerk. Het is daarom dat in de Wmo 2015 niet is vastgelegd welke ondersteuning de gemeente in concrete situaties moet bieden. Het doel van de ondersteuning is wel vastgelegd in de wet, nl. het bieden van ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie. Onder participatie wordt verstaan het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het kan hierbij gaan om het ontmoeten van andere mensen of deelname aan activiteiten in de wijk. Dit onderdeel is vooral afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van degene die ondersteuning nodig heeft, Het onderdeel zelfredzaamheid is wel nader omschreven. Het gaat hierbij om het uitvoeren van de noodzakelijk algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Wanneer iemand niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van hulp uit het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen, dan kan de gemeente een (individuele) maatwerkvoorziening bieden De maatwerkvoorziening moet rekening houden met de uitkomsten van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner en een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de inwoner. De maatwerkvoorziening mag geleverd worden in natura maar er is ook het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget. Ad 3. Het bieden van beschermd wonen en opvang Beschermd wonen voor mensen met een psychiatrische problematiek is eveneens onder Wmo 2015 gebracht omdat het participeren in de samenleving hierbij centraal staat. De centrumgemeente Utrecht is hiervoor verantwoordelijk en ontvangt hiervoor de middelen. Daarnaast zijn centrumgemeenten verantwoordelijk voor de opvang van mensen die dakloos zijn of dreigen te worden en voor mensen die als gevolg van huiselijk geweld opvang nodig hebben. 2.3
Overige maatregelen langdurige zorg.
Schrappen zorgzwaartepakketten De hervorming van de langdurige zorg omvat, naast de introductie van Wmo 2015, een aantal andere wijzigingen in wet- en regelgeving. De beperking van de mogelijkheid om opgenomen te worden in een intramurale voorziening voor zorg, is er daar één van. Met de maatregelen, bekend onder de term
6. Transitienota Wmo 2015
schrappen van de zorgzwaartepakketten (ZZP) 1, wil het kabinet de lichtste vier zorgzwaarte pakketen (1 t/m 4) in de intramurale zorg schrappen. Dat wil zeggen dat er niet meer geïndiceerd wordt voor opname in een instelling. Dit heeft geen gevolg voor de inwoners die al een indicatie hebben en voor inwoners die reeds opgenomen zijn. Beide groepen behouden hun (recht op) zorg. Het schrappen van zorgzwaartepakketten 1 t/m 4 zal gefaseerd voor diverse zorgvormen worden ingevoerd. Het tijdpad ziet er als volgt uit:
Tabel 2. Invoeringstraject schrappen zorgzwaartepakketten. Ouderenzorg 2013 2014 2015 2016
1 en 2 3 4
Verstandelijk gehandicaptenzorg 1 en 2
Geestelijke gezondheidszorg 1 en 2
3 4
3
Het schrappen van pakketten 1 en 2 heeft vooralsnog geen merkbare gevolgen gehad omdat het aantal aanvragen voor indicaties van deze vormen van zorg de afgelopen jaren reed sterk is afgenomen. Het kabinet heeft begin 2014 besloten ZZP 4 slechts voor 50% te schrappen. Het is nog steeds niet bekend waar de ‘knip’ wordt gelegd. De maatregel zal er in ieder geval wel toe leiden dat de komende jaren het aantal mensen zal toenemen dat met een zorgvraag in de thuissituatie zal blijven wonen en een beroep zal doen op de Wmo. De toe- of afname van de vraag naar maatschappelijke ondersteuning zal de komende jaren sowieso goed gevolgd worden, in verband met de beperkte budgettaire ruimte. Ook de toename van de vraag als gevolg van het schrappen van de zorgzwaarte pakketten zal daarbij, voor zover mogelijk, gevolgd worden. De maatregelen hebben niet alleen gevolgen voor het beroep dat gedaan zal worden op maatschappelijke ondersteuning, maar hebben ook gevolgen voor het woonbeleid, inwoners zullen langer thuis blijven wonen. Ook zal het gevolgen hebben voor het vastgoed dat in beheer is van zorginstellingen. Binnen het woonbeleid en het ruimtelijk beleid zullen voorstellen worden gedaan hoe hier mee om te gaan. Invoering wijkverpleging Een tweede maatregel in de langdurige zorg die gevolgen heeft voor de gemeente is de invoering van de wijkverpleegkundige. De verpleging thuis en de persoonlijke verzorging, die overgeheveld worden van de AWBZ naar de zorgverzekeringswet (zie tabel 1.) worden omgevormd tot de functie wijkverpleging. Het kabinet heeft besloten dat de wijkverpleegkundige ook deel moet gaan uitmaken van het sociaal wijkteam. In hoofdstuk 3 wordt hierop teruggekomen.
2.4
Uitgangspunten voor de uitvoering
Direct na de introductie van de Wmo in 2007 heeft de gemeente De Bilt met het project MENS gekozen voor een integrale wijkgerichte aanpak van de zorg- en welzijnsdiensten. Op basis van deze aanpak en vooruitlopende op de plannen van het kabinet met de drie transformaties heeft de raad in december 2012 de visienotitie maatschappelijke ondersteuning vastgesteld. In deze nota is een aantal uitgangspunten opgenomen voor de drie transformaties: 1.
Vraaggericht en integraal: gebaseerd op het dagelijks leven van de burger.
1
Indien mensen in aanmerking willen komen voor opname in een intramurale zorginstelling voor ouderenzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg of geestelijke gezondheidszorg is een indicatie vereist. De indicatie wordt gesteld op basis van de zorgbehoefte, aan de zorgbehoefte wordt een pakket aan zorg, zorgzwaartepakket, gekoppeld. Op basis van het zorgzwaarte pakket ontvangt de zorginstelling en budget. Voor elke zorgsector bestaan er ongeveer 8 tot 9 zorgzwaartepakketten.
7. Transitienota Wmo 2015
2. 3.
4.
5.
Laagdrempelig en wijkgericht: de toegang tot informatie, advies en ondersteuning wordt zo dicht mogelijk bij de inwoners aangeboden. Eén inwoner, één plan. De situatie waarin (te) veel hulpverleners in iemands huis komen, is ongewenst. De contacten met de persoon of de groep die steun nodig heeft worden zoveel mogelijk door één en dezelfde persoon onderhouden. Indien dat niet mogelijk is, is afstemming noodzakelijk. Zelfredzaamheid: de zelfredzaamheid en het eigen initiatief van de inwoners worden gestimuleerd. Als ondersteuning gerealiseerd kan worden zonder tussenkomst van professionals heeft dat de voorkeur. Maar er is een goed georganiseerd vangnet voor wie dat nodig heeft. Bij het formuleren van de ondersteuning wordt uitgegaan van: a. de eigen kracht van inwoners: datgene wat inwoners (nog) zelf kunnen; b. de ondersteuning die het sociale netwerk van de inwoner kan bieden; c. collectief gaat voor individueel: een collectief georganiseerde voorziening geniet de voorkeur.
Tabel 3. In schema ziet dit er als volgt uit 4. Maatwerk voorzieningen 3. Algemene voorzieningen 2.Sociaal netwerk
1. Eigen kracht
Zoals in de inleiding is geschreven is de nu voorliggende nota gericht op de transitie, om op 1 januari gereed te zijn voor te invoering van de nieuwe Wmo. De toepassing van de in de visienotitie uit 2012 geformuleerde uitgangspunten zal vooral moeten plaatsen vinden tijdens de transformatie van de Wmo in 2015. Dat wil niet zeggen dat met de transformatie pas in 2015 gestart zal worden. De transformatie is ook terug te vinden in de aanpak van de toegang tot de maatschappelijke ondersteuning. De toegang omvat zowel het keukentafelgesprek als de indicatie. Het college heeft besloten dat de indicatie een verantwoordelijkheid blijft van de gemeente maar dat de Stichting MENS verantwoordelijk is voor de het keukentafelgesprek. In paragraaf 3 is dit beschreven. 2.5
Regionale samenwerking
De raad heeft besloten om bij de transities op regionaal niveau samen te werken met de gemeenten die zijn aangesloten bij de Regionale Dienst Werk en Inkomen. Het betreft de gemeenten Bunnik, Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en De Bilt.
8. Transitienota Wmo 2015
Deze gemeenten staan op het standpunt dat de Wmo 2015 vooral lokaal moeten worden uitgevoerd en dat daarom vooralsnog de samenwerking beperkt blijft tot praktische samenwerking, zoals de gezamenlijke aanbesteding van de nieuwe taak begeleiding.
9. Transitienota Wmo 2015
3. 3.2
Toegang tot de maatschappelijke ondersteuning Front- en backoffice
In de ‘Visienotitie Maatschappelijke Ondersteuning is opgenomen dat de Stichting MENS verantwoordelijk wordt voor de wijkgerichte aanpak van de Wmo 2015. Door de front-Office bij MENS De Bilt te positioneren krijgt MENS De Bilt een centrale positie in de toeleiding naar de Wmo. Eerder heeft een pilot plaatsgevonden, waarbij geïnventariseerd is hoe de toegang het beste vorm gegeven kan worden. De aanbevelingen zijn neergelegd in het rapport ‘Resultaten Ontwerpfase De Kanteling’ waarbij een nieuwe organisatiestructuur voor de uitvoering van de Wmo wordt voorgesteld. Mede op basis van de ontvangen adviezen van de Wmo Advies Raad en de Ouderenraad heeft het college ingestemd met het voorstel om de front-Office aan MENS De Bilt op te dragen. Deze front-Office vormt de toegang tot de Wmo. Als inwoners in aanmerking willen komen voor maatschappelijke ondersteuning kunnen zij hiervan melding doen bij het team MENS op Maat. Vervolgens vindt een ‘keukentafelgesprek’ plaats. Uitgangspunt is dat op basis van het gesprek de ondersteuningsbehoefte in kaart wordt gebracht en vervolgens wordt bezien op welke wijze de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene kan worden versterkt. Ook de mogelijkheden die de inwoner zelf heeft, al of niet met inzet van het sociaal netwerk komt aan de orde. Indien volstaan kan worden met een algemene voorziening is het onderzoek afgerond. Als uit het onderzoek blijkt dat een maatwerk voorziening noodzakelijk is of als de inwoner toch een maatwerk voorziening wil aanvragen volgt een indicatieprocedure. MENS beschikt al vanuit de voorgaande periode over adviseurs Wonen, Welzijn en Zorg. Aangevuld met medewerkers van het gemeentelijk zorgloket zullen zij het team MENS op Maat vormen. Via verdere opleiding van de huidige medewerkers en het aantrekken van deskundigheid zal een volwaardig team ontstaan. In het geval er wel een maatwerkvoorziening nodig is, volgt er een beschikking. Deze beschikking geeft de BackOffice af waarbij het advies van het team Mens op Maat zwaarwegend is. De BackOffice is een verantwoordelijkheid van de gemeente. 3.2
Cliëntondersteuning
De Wmo 2015 draagt de gemeente op cliëntondersteuning beschikbaar te stellen voor haar burgers. Vanaf 1 januari 2015 moet de cliëntondersteuning als kostenloze algemene voorziening aangeboden worden. Bij het invullen van die verantwoordelijkheid heeft de gemeente beleidsvrijheid. De wet schrijft niet voor hoe en door wie de cliëntondersteuning moet worden uitgevoerd. Wel is aangegeven dat de cliëntondersteuning onafhankelijk moet zijn. De ondersteuning van mensen met een handicap voert MEE Nederland nu uit. Voor een zorgvuldige transitie van de MEE middelen zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt tussen VWS, VNG en MEE. Doel van deze afspraken is om de continuïteit van de functie cliëntondersteuning te waarborgen. Conform landelijke afspraken hebben wij met het regiokantoor MEE Utrecht Gooi en Vecht (verder MEE genoemd) voor 1 mei 2014 laten weten de intentie te hebben de cliëntondersteuning door haar te laten voortzetten. Daartoe zullen wij vanaf 2015 subsidie verlenen aan MEE. De opdracht van MEE wordt te zorgen voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Vooralsnog sluiten wij een overeenkomst af voor een periode van twee jaar. Bij de evaluatie van de Wmo zal de cliëntondersteuning worden meegenomen. Voor de financiering van MEE zal gebruik kunnen worden gemaakt van het bedrag dat vrijvalt door beëindiging van de rijksgelden van MEE. Dit bedrag is verdeeld over de gemeenten op basis van 10. Transitienota Wmo 2015
historische gegevens. Voor De Bilt gaat om bijna € 338.000,- per jaar dat via de Meerjarenbegroting 2015-2018 aan u ter vaststelling wordt voorgelegd. 3.3
Wijkverpleegkundige
De persoonlijke verzorging is uiteindelijk niet onder de werking van de Wmo gebracht. De Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met het voorstel van de staatssecretaris om de persoonlijke verzorging toe te voegen aan de Zorgverzekeringswet. In verband met een goede afstemming heeft de wetgever zowel in de Wmo als in de Zorgverzekeringswet een verplichting tot samenwerking opgenomen. De belangrijkste zorgverzekeraar, Achmea, heeft in het voorjaar van 2014 het initiatief genomen voor overleg binnen de regio Zuid Oost Utrecht. Bespreekpunten zijn de verdeling van de beschikbare formatie over de gemeenten en de zorginstelling waar de wijkverpleegkundige in dienst komt. De samenwerking met de zorgverzekeraar zien wij als een belangrijke uitdaging om te komen tot een geïntegreerde aanpak. Wij herhalen nog eens ons standpunt dat wij liever hadden gezien dat de verzorging ook onder de werking van de Wmo zou worden gebracht. Nu dat niet het geval is moet vooral ingezet worden op afstemming. Uitgangspunt van De Bilt is dat de wijkverpleegkundige deel gaat uitmaken van het team MENS op Maat, waardoor de persoonlijke verzorging en de begeleiding op elkaar kunnen worden afgestemd. 3.4
Mantelzorg(ondersteuning)
Als het gaat om de bepaling van het sociale netwerk wordt eerst gekeken naar wat de mantelzorger kan doen. Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Bekend is dat een groot deel van de mantelzorgers overbelast is. Wij vinden mantelzorgers onmisbaar. Wij willen de mantelzorgondersteuning daarom verder ontwikkelen. Wij denken hierbij aan de inzet van de middelen die beschikbaar komen door het wegvallen van het mantelzorgcompliment. Wij mogen als gemeente zelf bepalen hoe de middelen worden ingezet. Ons idee is om de middelen te gebruiken voor de dag van de mantelzorg. Deze dag organiseert het Steunpunt Mantelzorg al jaarlijks, maar de middelen zijn beperkt. Met deze extra injectie kan het steunpunt deze dag blijven organiseren en mogelijk uitbreiden naar een bredere groep, zoals jonge mantelzorgers en mantelzorgers van de nieuwe doelgroepen van de Wmo. 3.5
Vrijwillige hulpverlening
Een onderwerp in het keukentafelgesprek is de mogelijke inzet van vrijwilligers. De gemeente kent veel vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. In het gesprek zal onderzocht worden in hoeverre vrijwilligers kunnen helpen bij de maatschappelijke ondersteuning. In onze gemeente vervullen vrijwilligers een belangrijke rol die wij zeer waarderen. Voor de toekomst willen wij de rol van vrijwilligers behouden en versterken. Wij zien daar een belangrijke rol weggelegd voor MENS De Bilt die nu ook al met het Steunpunt Vrijwilligers in Actie (VIA) een belangrijke bijdrage levert. In samenwerking met MENS en ook andere partijen willen wij daarover een notitie opstellen.
11. Transitienota Wmo 2015
4
Maatwerkvoorzieningen
4.1
Inleiding
In de Wmo 2015 komen de domeinen van de huidige Wmo, waarop de gemeente de burger met een belemmering moet compenseren (huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning en lokaal medemensen ontmoeten) niet terug. De Wmo 2015 gaat uit van twee soorten voorzieningen: algemene en maatwerkvoorzieningen. Het verschil tussen een maatwerkvoorziening en algemene voorziening is dat bij een maatwerkvoorziening een beschikking wordt afgegeven. Een algemene voorziening is zonder beschikking toegankelijk. Wij zijn er voorstander van om het gebruik van algemene voorzieningen in plaats van maatwerkvoorzieningen te stimuleren. Wat een maatwerkvoorziening is wordt geregeld in de Verordening maatschappelijk ondersteuning 2015 of de daarop gebaseerde nadere regels. 4.2
Huidige Wmo voorzieningen
Wij verstrekken diverse voorzieningen aan inwoners om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen functioneren. Dat is geregeld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. Het gaat dan om hulpmiddelen zoals rolstoelen, scootmobielen, woningaanpassingen en vervoer via de Regiotaxi. In het Wmo jaarverslag rapporteren wij over het aantal aanvragen en verstrekkingen. 4.3
Extramurale begeleiding
Vanaf 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor inwoners die nu nog op basis van de AWBZ (extramurale) begeleiding ontvangen of gebruik maken van het kortdurend verblijf. Ook beschermd wonen behoort tot de nieuwe taken. Zij het dat die taak is neergelegd bij de centrumgemeenten. Binnen de AWBZ is begeleiding als volgt gedefinieerd: Begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid van personen te bevorderen, te behouden of te compenseren zodat een verblijf in een instelling niet nodig is of zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Begeleiding is mogelijk in de vorm van individuele begeleiding of als begeleiding in groepsverband. Voorlopig wordt voorgesteld mede in verband met de overgangsregeling voor bestaande cliënten2 de begeleiding als maatwerkvoorziening aanbieden. In samenwerking met de gemeenten Zuid Oost Utrecht zijn wij een bestuurlijke aanbesteding gestart. De begeleiding onderscheidt zich van de hulp bij het huishouden door de specialisatie van de aanbieders op doelgroepen. Zo kennen we aanbieders die zich richten op inwoners met somatische beperkingen, verstandelijke en lichamelijke beperkingen, psychische en psychosociale beperkingen en zintuiglijke beperkingen. 4.4
Kortdurende verblijf
In de AWBZ is geregeld dat mensen met een indicatie voor kortdurend verblijf maximaal drie etmalen per week kunnen logeren in een instelling, zodat hun mantelzorgers ontlast worden (respijtzorg). Wij zijn in regionaal verband in gesprek met enkele aanbieders over de vraag hoe de respijtzorg in stand kan worden gehouden. Voor dit onderdeel geldt eveneens een overgangsrecht. 4.5
Beschermd wonen
De gemeente wordt ook verantwoordelijk voor het onderdeel beschermd wonen. Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van verblijf en begeleiding gericht op participatie van personen met een psychische aandoening. Beschermd wonen biedt cliënten een veilige afgeschermde 2
De overgangsregeling regelt dat inwoners die begeleiding krijgen op grond van de AWBZ dat recht behouden voor de duur waarvoor de indicatie is afgegeven tot uiterlijk 31 december 2015. 12. Transitienota Wmo 2015
woon- en leefomgeving waar samenhangende begeleiding wordt geboden aan cliënten die door hun beperkingen niet in staat zijn zelfstandig te leven en een mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen vormen. De middelen worden overgeheveld naar de 43 centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang. De centrumgemeenten krijgen de regie over de plaatsingen. Inwoners van De Bilt hebben te maken met de gemeente Utrecht. Beschermd wonen is landelijk toegankelijk. Dat betekent dat burgers zich in principe tot iedere gemeente kunnen wenden voor opvang en beschermd wonen. Het betekent niet dat in iedere gemeente een vorm van beschermd wonen geboden moet worden. Een cliënt die vanuit de beschermde woonvorm zelfstandig gaat wonen, is vrij zijn woonplaats te kiezen. De centrumgemeenten moeten in hun beleidsplan en verordening vastleggen hoe en op welke basis van criteria wordt vastgesteld of iemand in aanmerking komt voor beschermd wonen. De gemeente Utrecht overlegt met de regiogemeenten hoe tot afstemming kan worden gekomen 4.6
Persoonsgebonden budget
Ons college is voorstander van het verstrekken van een persoonsgebonden budget (pgb) als de inwoners daarom vraagt. Met een pgb kan een inwoner zelf zorg regelen De verstrekking van een pgb is echter wel aan landelijke regelgeving gebonden. Het beheer van het pgb moeten wij overlaten aan de Sociale Verzekeringsbank. De nadere bepalingen over het pgb komen nog terug in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.
13. Transitienota Wmo 2015
5
Algemene voorzieningen
5.1
Rol MENS De Bilt
Naast toegang tot de Wmo kan MENS De Bilt ook een rol als aanbieder van ondersteuning gaan vervullen. De komende jaren kan MENS De Bilt zich dan meer en meer gaan ontwikkelen tot een wijkgerichte organisatie die op basis van de gesprekken met de inwoners algemene voorzieningen gaat ontwikkelen die de zelfredzaamheid en participatie bevorderen. Om een daadwerkelijke omslag te maken naar voorzieningen die bijdragen aan zelfredzaamheid en participatie is het noodzakelijk dat de voorzieningen nauw aansluiten bij de behoefte van de inwoners. MENS De Bilt kan op basis van de gesprekken met de inwoners in het kader van het team MENS op maat de komend jaren hier vorm aan geven. Wij vinden het belangrijk dat er meer algemene voorzieningen komen waar inwoners terecht kunnen voor ondersteuning en gebruik kunnen maken van een vrij inloop. Als de komende jaren blijkt dat hierdoor een kleiner beroep gedaan wordt op maatwerk voorzieningen kunnen er budgetten verschoven worden van maatwerk- naar algemene voorzieningen. 5.2
Bovenregionale voorzieningen
Op dit moment fungeert een anonieme hulp op afstand, waarvoor de provincies subsidie geven. Zij financieren nu nog de landelijke organisatie Sensoor. Met ingang van 2015 is de gemeente verplicht op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor te bieden. Ook hier geldt weer dat de gemeente hierin beleidsvrijheid heeft. In verband met de nieuwe Wmo hebben de provincies besloten de subsidies te beëindigen. De middelen van de provincies gaan echter niet over naar de gemeenten. Op de Algemene Ledenvergadering van de VNG van juni 2014 hebben de leden ingestemd met het voorstel deze taak de komende jaren landelijk (exclusief de G4) door de VNG te laten organiseren. Wij ondersteunen dit initiatief van harte omdat wij veel waarde hechten aan anonieme hulp op afstand die 24 uur per dag bereikbaar is. Dat draagt bij aan de ondersteuning van onze inwoners. Aangezien het op landelijk niveau goed geregeld is ligt het voor de hand deze voorziening in stand te houden. Voor de landelijke regeling verwachten zal het rijk een uitname van 4,2 miljoen doen uit het gemeentefonds. Wat de bijdrage van De Bilt hieraan is kan nog niet worden aangegeven. Een vergelijkbare ontwikkeling doet zich voor bij de doventolk. Ook daar heeft de VNG het initiatief genomen om te komen tot een landelijk aanbod. Dit moet nog geëffectueerd worden. 5.3
Advies en meldpunt huiselijke geweld.
Als gevolg van de nieuwe Jeugdwet en nieuwe Wmo moeten gemeenten een (boven) lokaal Adviesen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (hierna (AMHK) hebben georganiseerd. De functies van de huidige Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) en de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG’s) worden daartoe samengevoegd tot een Advies – en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Wij juichen een dergelijke ontwikkeling toe, omdat hierdoor informatie wordt gebundeld en de ondersteuning geïntegreerd plaatsvindt. De gemeente De Bilt is aangesloten bij de bestaande regionale steunpunten van de gemeente Utrecht. Op dit moment wordt de samenvoeging voorbereid. 5.4
Respijtzorg
De gemeente kent al diverse vormen van respijtzorg. MENS De Bilt biedt een oppasdienst aan, zodat mantelzorgers even vrij af hebben. Ook Handjehelpen is actief in onze gemeente en biedt respijtzorg aan ouders van een gehandicapt kind. Beide activiteiten worden op basis van gemeentelijke subsidie gefinancierd. Beide instellingen stemmen hun aanbod op elkaar af. Wij vinden respijtzorg belangrijk als middel om mantelzorgers te ontlasten. Daarom willen wij de komende jaren gebruiken om de respijtzorg verder te ontwikkelen en ook instellingen daartoe stimuleren. Een belangrijke rol dichten wij toe aan vrijwilligersorganisaties.
14. Transitienota Wmo 2015
6 Overige onderwerpen 6.1 Wmo Advies Raad De Wmo 2015 vraagt van de gemeente om in de verordening uitgebreider te regelen over de manier waarop zij ingezetenen betrekken bij de totstandkoming van het Wmo beleid. De gemeente is vrij in de manier waarop zij burgers betrekt bij het Wmo beleid. Hoe de gemeente dat gaat doen moet in de verordening geregeld worden. In de huidige Wmo heeft u de Wmo Advies Raad aangewezen als adviserend orgaan. Die bepaling gaan wij overnemen in de nieuwe Wmo verordening. De Wmo raad zal dan wel de vertegenwoordiging moeten uitbreiden met de nieuwe doelgroepen van de decentralisatie zoals cliënten voor mensen met een verstandelijke beperking en mensen met GGZ problematiek. 6.2 Burgerinitiatieven Bij AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) kunnen aan gemeenten voorwaarden opgelegd worden over hoe ze moeten omgaan met maatschappelijke initiatieven op het terrein van maatschappelijke ondersteuning. De gemeente De Bilt beschikt over al over beleid voor burgerinitiatieven. Voor de Wmo willen wij hierbij aansluiten. 6.3 Toezicht Gemeenten zijn integraal verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Ook aanbieders van maatschappelijke ondersteuning zijn verplicht om maatschappelijke ondersteuning te leveren die van goede kwaliteit is. De basisnormen voor goede kwaliteit worden in de Wmo genoemd. Deze basiseisen kunnen de gemeenten verder uitwerken, maar er is geen verplichting om ze verder te ontwikkelen. De basiseisen hebben wij meegenomen in de aanbesteding van de begeleiding. Verder heeft de VNG een werkgroep in het leven geroepen om de basiseisen verder uit te werken. Deze zijn nog niet beschikbaar. Wij wachten de aanbevelingen van de werkgroep af en zullen daarover later een beslissing nemen. In de AWBZ is het toezicht op de instellingen opgedragen aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna IGZ). In de Wmo is geen verplichting opgenomen om het toezicht te laten uitvoeren door de IGZ. Het toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna IGZ) is beperkt tot de AMHK’s. Voor het toezicht op de begeleiding moet de gemeente zelf het toezicht regelen. Voorgesteld wordt dat toezicht regelen in samenwerking met de gemeenten van ZO Utrecht. 6.4 Meldcode Voluit gaat het om de Meldingsregeling calamiteit en geweld. Deze regeling is uit de wet geschrapt, waarschijnlijk per ongeluk. Wij vinden met de VNG een dergelijke regeling wel belangrijk. Via de contracten en de subsidiebeschikkingen zullen wij, voor zover dat nog niet elders is geregeld, hiervoor een bepaling opnemen. Aanbieders zullen dan bij iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening hiervan melding moeten maken bij de toezichthouder. De toezichthouder doet onderzoek en rapporteert het college over zijn bevindingen en aanbevelingen. 6.5 Verplichte medezeggenschap en klachtregeling bij aanbieders De Wmo 2015 bevat bepalingen over verplichte medezeggenschap en klachtregelingen bij aanbieders. Zo moeten gemeenten in contracten en in de subsidievoorwaarden bepalingen hebben opgenomen dat aanbieders verplicht zijn een toegankelijke en laagdrempelige klachtenregeling in te richten voor nader genoemde voorzieningen. Daarnaast moeten aanbieders een vorm van medezeggenschap voor hun cliënten hebben geregeld voor nader genoemde voorzieningen. Deze verplichtingen zijn in grote lijnen uit de Kwaliteitswet zorginstellingen overgenomen. De gemeenten mogen zelf bepalen aan welke eisen de klachtenregeling en de medezeggenschap bij instellingen moet voldoen en voor welke voorzieningen die verplicht worden. Veel instellingen zullen al over een dergelijke regeling beschikken zodat die overgenomen kunnen worden. Voor de instellingen 15. Transitienota Wmo 2015
die hier nog niet over beschikken willen we in samenspraak met cliëntenorganisaties bezien hoe daar invulling aan gegeven kan worden.
16. Transitienota Wmo 2015
7
Financieel kader en eigen bijdragen
7.1
Budgetten
De decentralisaties gaan in 2015 gepaard met een toevoeging van € 10,4 miljard aan het gemeentefonds. Aanvankelijk beoogde het kabinet hiertoe een deelfonds sociaal domein in het leven te roepen, een tijdelijke bijzondere uitkeringsvariant binnen het gemeentefonds. Op 11 september jl. heeft het kabinet besloten het wetgevingstraject voor de instelling van een dergelijk fonds, te beëindigen. Het kabinet is van mening dat gemeenten ook zonder de instelling van het deelfonds de over te hevelen middelen zullen inzetten ten behoeve van het sociaal domein. De middelen voor de decentralisaties worden de komende drie jaar wel als een herkenbare uitkering overgemaakt aan de gemeenten. In de Meicirculaire 2014 zijn de middelen voor deze drie transities opgenomen. In 2015 worden de budgetten voor de Wmo verdeeld op grond van historische uitgaven. Dit betekent dat de budgetten zijn gerelateerd aan de feitelijke uitgaven op gemeentelijk niveau. In 2016 wordt een objectief verdeelmodel ingevoerd. Dit model is nog onderwerp van overleg tussen VNG en het kabinet. Volgens de Meicirculaire 2014 voegt het rijk een bedrag van € 2,1 miljard toe aan het gemeentefonds voor uitvoering van nieuwe Wmo-taken. Hieraan wordt nog een bedrag van € 1,4 miljard toegevoegd voor taken die zijn opgedragen aan centrumgemeenten. De gemeente De Bilt ontvangt voor de nieuwe taken Wmo 2015 een uitkering Gemeentefonds ter grootte van € 4.322.176, -. Wij stellen voor dit budget beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de nieuwe taken en deelbudgetten te vormen. De hoogte van deze deelbudgetten willen wij afleiden van hun aandeel in het landelijk budget Wmo 2015. Omdat wij nog midden in de aanbestedingsprocedure verkeren is het nog niet mogelijk aan te geven of de integratie-uitkering Wmo toereikend is voor de uitvoering van de nieuwe Wmo taken. 7.2 Eigen bijdragen De keuze om een Wmo voorziening aan te wijzen als maatwerkvoorziening heeft gevolgen voor de eventueel op te leggen eigen bijdrage. Voor de maatwerkvoorzieningen blijft een landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage regeling van toepassing. Dit wordt geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Besluit MO) bij de Wmo 2015. De parameters van de landelijke eigen bijdrage regeling zullen per 2015 niet worden aangepast. De landelijke eigen bijdrage regeling is niet van toepassing op de algemene voorzieningen. Gemeenten mogen hiervoor zelf een bijdrage vragen tot maximaal de kostprijs van de voorziening. Voor algemene voorzieningen mogen echter geen inkomensafhankelijke eigen bijdragen gevraagd worden, omdat gemeenten dan inkomenspolitiek zouden bedrijven. Wel biedt de wet de mogelijkheid dat de gemeente bepaalt dat inwoners met een inkomen op bijstandsniveau geen of een lagere eigen bijdrage betalen. Het voornemen is om voor algemene voorzieningen een eigen bijdrage te vragen tot maximaal de kostprijs. Voor inwoners met een laag inkomen denken wij aan een kortingsregeling, bijvoorbeeld aan de hand van de U-pas. De consequenties hiervan moeten nog onderzocht worden. 7.3
Meerkosten chronisch zieken en gehandicapten
De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (hierna Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (hierna CER) worden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 afgeschaft. Het kabinet heeft besloten om de kosten van de tegemoetkomingregelingen voor chronisch zieken en gehandicapten terug te brengen tot 700 miljoen. Daarvan krijgen de gemeenten oplopend tot 2017 een bedrag van 268 miljoen structureel via het Gemeentefonds. Gemeenten hebben beleidsvrijheid met betrekking tot de besteding van de middelen. Over de besteding van deze middelen wordt via een afzonderlijk voorstel een besluit genomen.
17. Transitienota Wmo 2015
8
Communicatie
De inwoners van De Bilt en instellingen zullen geïnformeerd moeten worden over de gevolgen van de Wmo en de wijze waarop De Bilt de Wmo gaat uitvoeren. Daartoe gaan we nog in 2014 een communicatieplan opstellen, dit als onderdeel van het communicatieplan voor het hele sociale domein. Belangrijk in de communicatie zal zijn hoe de bezuinigingen op de hulp bij het huishouden doorgevoerd zullen worden en wat de inwoners daarvan gaan merken. Voor inwoners die nu begeleiding krijgen vanuit de AWBZ zal een brief uitgaan wat de gevolgen zijn voor hen zijn als de overgangsperiode is verstreken. De AWBZ kent een overgangsregeling waarbij de indicatie zijn geldigheid behoudt tot de datum waarop deze volgens de AWBZ zou verstrijken. Voor inwoners van wie de AWBZ indicatie nog tot na 31 december 2015 zou verlopen, verstrijkt deze van rechtswege per 31 december 2015. Voor de inwoners van wie de indicatie eerder verloopt, gaan wij nieuwe indicaties afgeven. Voor inwoners met een indicatie voor beschermd wonen, geldt een overgangsregeling van 5 jaren. Wij zullen deze inwoners laten weten dat onze gemeente niet verantwoordelijk is voor de maatschappelijke ondersteuning, maar dat de gemeente Utrecht de begeleiding organiseert.
18. Transitienota Wmo 2015
9
Verdere stappen
Zoals wij in de inleiding hebben geschreven vraagt de nieuwe Wmo een omslag van aanbodgerichte zorg en ondersteuning naar een resultaat gerichte aanpak waarbij de inzet van het sociale netwerk en datgene wat inwoners nog zelf kunnen centraal moet komen te staan. Deze omslag of transformatie is al terug te vinden in de aanpak van de toegang tot de maatschappelijke ondersteuning zoals wij die beschreven hebben in hoofdstuk 3, maar is daarmee nog niet afgerond. Uw raad heeft bij de behandeling van onze voorstellen voor de bezuinigingen Wmo 2015, aangedrongen op een voortvarende aanpak van de transformatie. Ons college heeft toegezegd hiervoor een plan van aanpak op te stellen. Tevens hebben wij u toegezegd te onderzoeken of een ‘raad van professionals’ een adviserende rol kan hebben bij de transformatie. Het is niet mogelijk uw raad nu reeds een plan van aanpak voor de transformatie voor te leggen. Wel kunnen wij u de richting voorleggen die het college voor ogen heeft voor een dergelijk plan. In vervolg op de visienotitie maatschappelijke ondersteuning, staan in het plan van aanpak de volgende drie punten centraal: a. de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van de inwoner; b. de afstemming met met het bestaande aanbod; c. de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen gebaseerd op de behoefte. ad a. De behoefte van de inwoner komt naar voren tijdens het keukentafelgesprek. Op basis van dit gesprek wordt de ondersteuningsbehoefte duidelijk. ad b. Een deel van de bestaande voorzieningen is ondergebracht bij Mens De Bilt. Het gaat hierbij om de ondersteuning van de mantelzorgers en het vrijwilligerswerk. Daarnaast zijn er nog een aantal voorzieningen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is maar die ondergebracht zijn bij andere organisaties zoals schuldhulpverlening van de RDWI en het algemeen maatschappelijk werk dat is ondergebracht bij Vitars. Hierbij is efficiënte afstemming tussen Mens De Bilt en respectievelijk de RDWI en Vitras van belang. Ook zal afstemming georganiseerd moeten worden met de transities jeugdzorg en participatie.. Tot slot zijn er onderdelen waarvoor de gemeente geen verantwoordelijkheid draagt maar die wel bijdragen aan de ondersteuning van de inwoner. Het gaat hierbij om onder andere het aanbod dat geleverd wordt op basis van de zorgverzekeringwet (persoonlijke verzorging, wijkverpleging). Ook afstemming met de huisartsen is hierbij van belang. ad c. Het college is van mening dat nieuwe voorzieningen uitsluitend ontwikkeld moeten worden op basis van de behoefte van de inwoner die een beroep doet op maatschappelijke ondersteuning. Eind 2015 zal op basis van de keukentafelgesprekken, die door Mens De Bilt gevoerd worden vanaf 1 januari 2015, de behoefte bekend zijn. Het gaat hierbij niet alleen om inwoners die voor de eerste maal een beroep doen op maatschappelijke ondersteuning maar ook de voor nieuwe inwoners die begeleiding (de nieuwe gemeentelijke taak) ontvangen. Voor deze groep loopt de oude AWBZindicatie door tot uiterlijk 31 december 2015. Voor deze groep zal in de loop van 2015 de behoefte bekende worden eveneens op basis van de keukentafel gesprekken. Ons college zal het plan van aanpak voor de transformatie in het eerste kwartaal van 2015 afronden. In het plan zal de betrokkenheid van uw raad worden opgenomen. Daarnaast zal ook betrokkenheid van de zorgaanbieders, Mens De Bilt, de Wmo Advies Raad en de Ouderenraad De Bilt aanbod komen Daarnaast onderzoeken wij de mogelijkheid een raad van professionals in te stellen met een adviserende rol. Tot slot willen wij uw raad voorstellen om u vier maal per jaar middels een Wmo monitor op de hoogte te houden van de voortgang van het plan van aanpak. Daarnaast zal het college uw raad via de gebruikelijke weg, de planning en controle cyclus, informeren.
19. Transitienota Wmo 2015