Herhalen hoofdstuk 2 Basaal metabolisme = basis stofwisseling Afhankelijk van: bioritme, lichaamsgrootte + samenstelling, sexe, leeftijd, voeding, mentale + fysieke belasting Sprint; Anaeroob, ATP-CP Fosfaatbatterij Midden; ATP-CP, Anaerobe Glycolyse, opstarten aerobe systeem Duur; Aeroob, alleen in eerste 2 min opstarten hartlong met anaeroob Duur; na 2 minuten mogelijk om met lichte inspanning Steady state te bereiken: evenwicht in O₂ aanbod en O₂ behoefte Bij tussensprint of heuvel ontstaat O₂ tekort: melkzuur anaeroob gevormd, moet stap terug doen, terug op steady state=tweede adem Trainings effecten aerobe training op cel nivo: meer mitochondria, meer enzymen voor aerobe glycolyse
1: Welke energiebron(nen) benut een atleet bij een 1500 meter loop? A) Het aerobe systeem B) Het a-lactische anaerobe systeem (er wordt geen melkzuur=lactaat geproduceerd) C) Het lactische systeem (er word melkzuur geproduceerd) D) Alle bovengenoemde 2: Bij welk sportonderdeel wordt de wedstrijd prestatie het meest bepaald door het anaerobe uithoudingsvermogen? A) 800 meter vrije slag zwemmen B) 1000 meter tijdrit met wielrennen C) 3000 meter steeple chase D) 5000 meter schaatsen 3: Bij welke wedstrijdvorm wordt de grootste hoeveelheid aerobe energie gebruikt? A) 3 pogingen hoogspringen B) 100 meter sprint hardlopen C) 200 meter schoolslag zwemmen D) 200 meter sprint wielrennen 4: Bij welke maximale prestatie is het melkzuurgehalte in de spieren het hoogst? A) 60 meter hordenloop B) 400 meter loop C) 1500 meter zwemmen D) 25 km snelwandelen
Vragen bij les 4
5: Voor welke tak van sport is een hoog ontwikkeld aeroob vermogen het belangrijkst? A) Diepzee duiken B) Tennis C) Voetbal D) Zwemmen 4x100 meter wisselslag persoonlijk 6: A) B) C) D)
Welk effect heeft hard lopen met steeds hogere snelheid op de verbranding van voedingsstoffen? De verbranding van eiwit neemt het meest toe De verbranding van koolhydraat neemt het meest toe De verbranding van vet neemt het meest toe De verbranding van vet en koolhydraat neemt het meest toe
7: *Bij de start van een duurloop speelt de splitsing van ATP voorraad een rol bij energielevering #Bij de eerste 10 sec van een duurloop speelt de splitsing van CP voorraad een rol bij energielevering A) * en # zijn juist B) Alleen * is juist C) Alleen # is juist D) * en # zijn niet juist 8: Het aandeel van de anaerobe energielevering aan het totaal is verhoudingsgewijs het kleinst A) Bij een duurloop B) Bij een honkbaltraining C) Bij een turntraining D) Bij een voetbalwedstrijd
4
Herhalen Schoudergordel
Anatomie
Hoofdstuk 3A Bloed en gaswisseling Bloed: Cellulair gedeelte: rode, witte bloedcellen en bloed plaatjes Plasma gedeelte: water met: 1: opgeloste stoffen 2: plasma eiwitten (albuminen, globuminen, fibrinogeen) Normaal is bloed vloeibaar; 55% plasma en 45% cellen De Haematocriet is dan 45% Heamatocriet is % bloedcellen, tijdens inspanning en ziekte neemt deze toe. Heamatocriet bestaat voor ruim 98% uit rode bloedcellen Heamatocriet wordt ook wel % rode bloedcellen genoemd Haematocriet bepaalt samen met de plasmaeiwitten de stroperigheid = Viscositeit van het bloed
Bloedplasma: 90% water; dient als oplosmiddel voor glucose, vetzuren, eiwitten, zouten en hormonen en heeft mogelijkheid tot warmteopslag en transport In plasma opgeloste eiwitten zijn te groot om de vaatwand te kunnen passeren (bloedvatwand fungeert als semipermeabele wand) en vervullen belangrijke functies. Functies Plasma-eiwitten: -Colloid osmotische druk -Buffering van H⁺ en OH‾ en zo verzuring tegengaan -Transportfunctie calcium, hormonen, vetzuren, vitaminen, zouten -Bloedstolling: het plasma-eiwit fibrinogeen is onmisbaar
Rode Bloedcellen: Erytrocyten Bloed is rood door eiwit hemoglobine (bevat ijzer) uit rode bloedcel. Per MLᶾ bevat bloed 5 miljoen erytrocyten. Ieder mens andere membraan bepaalt bloedgroep Rode bloedcel bevat hemoglobine: bind het O₂ en CO₂ en ongewenst (!) CO Volwassen rode bloedcel bevat geen kern en mitochondria Nieren produceren hormoon Erytropoëtine (die vorming en afgifte nieuwe rode bloedcellen regelt) als er afname is van: - Aantal ery’s - HB per bloedcel - Nierdoorbloeding - O₂ opname longen.
Rode bloedcellen: Erytrocyten Rode bloedcellen worden bij volwassenen gevormd in rode beenmerg van Sternum, Cranium, Femur en Humerus Mannelijk hormoon Testosteron stimuleert afgifte Erytropoëtine. Daardoor hebben mannen gemiddeld een hogere hematocriet en HB concentratie Anemie = Bloedarmoede: te lage HB concentratie bloed (Extra informatie: Meerdere oorzaken: Tekort ijzer en of vitamine B in voeding, grote bloeding, verhoogde afbraak, onvoldoende erytropoëtine, tekort intrinsic factor, parasieten enz enz)
Witte bloedcellen: Leukocyten Aanmaak in rode beenmerg, leven enkele dagen, per MLᶾ 47000. Daarvan 66% granulocyten, 30% lymfocyten uit lymfeknopen en 4% monocyten Via (barbapappa) schijnvoetjes: Diapedese: Leukocyt kan de bloedbaan verlaten naar milieu interieur.
Via (pacman) Fagocytose kan het indringer (bacterie, virus) omsluiten. De indringer is ingesloten en meestal gaan indringer met witte bloedcel samen dan te gronde. Niet alle indringers gaan dood: pus kan nog besmettelijk zijn! Witte bloedcellen gaan dus overal in lichaam ten onder, niet op 1 plek. Pus is hoeveelheid dode leukocyten
Bloedplaatjes: Trombocyten Bloedstolling: Uit Bloedplaatje Trombokinase
Calcium in bloed Trombine (stollingsenzym)
Pro-trombine Uit Plasma Gemaakt in lever met vitamine K
Fibrinogeen (plasma-eiwit) Fibrine (draden) Bloedcellen blijven erin hangen Wondranden samen getrokken=korstje
Stollingsproces geremd door: Heparine, stofje uit lever
Zuurstoftransport blz 37-39 P O₂ = partiële zuurstofspanning = zuurstofspanning in een gasmengsel of oplossing Lucht in longen hoge P O₂. Diffusie O₂ van long naar bloed In bloed 98% binding van O₂ aan hemoglobine (oxyhemoglobine) van erytrocyt, 2% van O₂ opgelost in plasma. (Arterieel)Bloed via hart naar weefselcellen heeft hoge P O₂. In weefsel heerst lage PO₂. Diffusie van O₂ van bloed naar milieu interieur en dan naar cellen Bloed (veneus) terug naar hart heeft lagere P O₂.
PH=Zuurgraad Hoge zuurgraad
Neutraal
Lage zuurgraad
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Lage PH
Neutraal
hoge PH
Zuurstoftransport tijdens inspanning Tijdens inspanning is stofwisseling sterk verhoogd Verhoogde O₂ opname cellen, CO₂ afgifte cellen, daling van de PH (= sƟjgen van PH, losse H⁺), sƟjgen van temperatuur Verandering in veneus bloed; P O₂ P CO₂ PH Temp Arterio-veneus verschil: Bloed bij: Long 98% min verzadigd O₂ Weefsel rust 70% “ “ Veneus insp. 30% “ “ ( bohr effect) Hoe meer O₂ verschil en hoe meer CO₂ hoe sneller diffusie!!! Ook PH daling en temp stijging positieve invloed op diffusie
RUST
INSPANNING
Longen Hart
Lagere PO₂ Hogere PCO₂ Lagere PH Iets warmer
Longen Hart
Hogere PO₂ (98%) Lage PCO₂ Neutrale PH Neutraal
Weefsel Venen
Arterien
Heel lage PO₂ Heel hoge PCO₂ Heel lage PH Veel warmte
Hoge PO₂(98%) Lage PCO₂ Neutrale PH Neutraal
Weefsel Venen Arterien
CO = koolmomoxide Na slechte verbranding kachel kolen gas, bijproduct sigarettenrook en uitlaatgassen. Sterkere affiniteit = aantrekkingskracht CO dan O₂ op HB HB bindt CO graag en laat moeilijk los
CO reduceert de O₂ transportcapaciteit enorm! Bij iemand die 30 sigaretten per dag rookt is 10% HB bezet door CO hierdoor is de maximale O₂ transport capaciteit met 10% gedaald. Bij niet roker is dit effect groter. Tekort aan O₂ eerder beroep op anaerobe verbranding: Sneller verzuren bij duurprestatie Bij sprint bijna geen verschil
Verblijf op grote hoogte Op grote hoogte is lucht ijler, minder geconcentreerd Op 1000 meter hoogte is P O₂ met 12% gedaald Op 2000 meter met 22% en op 5000 meter met 50% Op hoogte: Sprint beter: minder luchtweerstand, minder zwaartekracht Duur minder: minder O₂ Langdurig op hoogte: Meer aanmaak erytropoëtine Meer rode bloedcellen = Acclimatisatie
Kooldioxidetransport CO₂ Klein P CO₂ verschil bloed-longlucht maar toch snelle diffusie, vele malen sneller dan O₂. Hb bindt sneller zuurstof dan kooldioxide, bij hoge zuurstofspanning dus weinig CO₂ aan hemoglobine Ongeveer ⅓ CO₂ gebonden aan HB Ongeveer ⅔ opgelost in bloedplasma CO₂ + H₂O H₂CO₃ H⁺ + HCO₃‾ koolzuur valt in plasma uiteen In de buurt van de longen reactie terug naar koolzuur, H₂O en CO₂ en dan kan kooldioxide de longen in diffunderen
Effecten van training op bloed en gaswisseling Tabel blz 43 Na periode van duurtraining is bloedvolume toegenomen. Plasma neemt meer toe dan celvolume Hematocriet en Viscositeit gaan dus omlaag Aan begin inspanning treedt extra vocht uit naar weefsel cellen, het bloed dikt dus in, dit is minder probleem bij goed getrainden. Tijdens inspanning is veel zweten dan ook een minder groot probleem. Kleinere kans op uitdroging. Minder dik bloed belast hart minder: hart verbruikt minder O₂ Getrainden meer activiteit rode beenmerg echter ook meer afbraak
Hoogte training 2-4 weken op hoogte resulteert in verhoogde zuurstof transportcapaciteit door toename van aantal rode bloedcellen. Maar als tegengesteld effect moet het hart sterker werken door de verhoogde viscositeit van het bloed en verbruikt hierdoor zelf meer zuurstof. Netto opbrengst?
Bloeddoping 1:Toedienen van erytropoëtine (EPO) 2:Toedienen van eigen bloed via bloedtransfusie (en dan het celvolume en niet het plasma) Beide manieren verhogen op kunstmatige wijze het hemoglobine gehalte, O₂ transportcapaciteit en viscositeit (stroperigheid) van het bloed. Resultaat is hartbelasting