Culemborg, 29 mei 2016 - Doopdienst Tekst: Numeri 9: 15-23 Thema: ‘Tent en wolk’ Voorganger: ds. Henri Veldhuis Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Afgelopen maandag en dinsdag had ik met collega’s twee studiedagen over ‘pelgrimage’. De laatste vijftien jaar is pelgrimage, zoals die naar Santiago de Compostella, heel populair geworden. Bovendien is ‘pelgrimage’ een belangrijk thema in de bijbel en de kerkelijke traditie, en komt het voor in alle grote godsdiensten. Die studiedagen over pelgrimage waren een goede voorbereiding voor deze preek, want het Oecumenisch Leesrooster brengt ons vanmorgen plompverloren in de woestijn. Vandaag en de komende zondagen lezen we verhalen uit het boek Numeri, over het volk Israël dat op reis is door de woestijn, op weg naar het beloofde land van God. Abraham was de eerste die vanuit Haran op reis ging naar het land dat God hem wijzen zou. De tweede pelgrimage naar het beloofde land is de reis van Israël naar het beloofde land, een reis door de woestijn. Be-midbar, ‘in de woestijn’, zo luidt de naam van het boek Numeri in de Hebreeuwse bijbel, ontleend aan de eerste zin van Numeri, waar staat: “En God sprak tot Mozes in de woestijn”. Vandaag en de komende zondagen zijn we in de woestijn, en die woestijn is in de bijbel een belangrijk thema met een dubbele betekenis. Je zou het niet denken, maar de woestijn is voor Israël in de eerste plaats een plaats van veel positieve herinneringen. Want de woestijn was het eerste land van de vrijheid, nadat ze door God en onder aanvoering van Mozes bevrijd waren uit de slavernij van Egypte. De woestijn was het land van de bevrijding, en daar waren ze ook een bevrijd vólk geworden bij de berg Sinaï, een volk van God, geleid door zijn Woord en Tien Geboden, een volk op weg naar het beloofde land. De woestijn was het land van de eerste en eeuwige liefde tussen God en zijn volk, de plaats van nieuw en zuiver geloof, de plaats waar God zijn verbond, zijn huwelijk gesloten had met dit slavenvolkje. De Tien Geboden zijn de huwelijksakte, met als eerste gebod géén andere goden achterna te lopen, want deze God is zo jaloers als een verliefde man. De woestijn als de plaats van eerste liefde, passie en trouw tussen God en zijn volk. Maar diezelfde woestijn roept ook veel nare herinneringen op aan ontrouw, gemor, opstand, ruzie, honger, dorst, woede, oordeel en straf. De relatie tussen God en zijn volk is er op z’n mooist, maar vaak ook op z’n slechtst. Mozes en Aäron zijn de voorgangers, een mooie taak, maar soms worden ze gek van dat volk, dat zootje ongeregeld, en soms liggen ze overhoop met elkaar, bijvoorbeeld als één van de voorgangers op verzoek van de gemeente een Gouden kalf heeft gemaakt. Kortom, in die woestijn zie je alles gebeuren wat telkens wéér gebeurt tussen God en zijn volk, door de eeuwen heen: de eerste liefde, die er telkens weer kan zijn, samen op weg naar Gods beloofde land, - maar ook het ongeloof en de afval, de ruzie en verdeeldheid, het getob van voorgangers.
Daardoor is die reis door de woestijn is telkens ook weer een spiegel voor Israël en Kerk, tot op de dag van vandaag. Vandaag en de komende weken kijken we in die spiegel om onszelf te ontdekken, onze eigen gemeente onderweg, en de leiding die God ons daarbij geeft. Als we kijken in de spiegel van Numeri, hoe is God dan in ons midden? En hoe geeft Hij ons leiding? We zien twee centrale symbolen: een tent en een wolk. In het midden van het volk staat een tent, de tabernakel, en daarover weet Numeri ons veel te vertellen, hoe die eruit ziet, hoe die is opgebouwd, uit welke materialen, met welke afmetingen en welke kleuren. Nu moeten we er vanuit gaan dat veel van die verhalen over de tabernakel pas eeuwen later bedacht en geschreven zijn, na de Babylonische ballingschap, door priesters die verbonden waren aan de tempel van Jeruzalem. Over de tabernakel en de ark vinden we in Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium eigenlijk twee grote tradities. Er is een oude traditie van een relatief eenvoudige tent, die als een soort van godshuis meegedragen werd door de woestijn, zoals vaker gebeurde bij nomadische stammen, een tent van God of de goden die ook meeging als zo’n stam oorlog voerde, zoals de Israëlieten wel eens de ark meenamen in hun strijd tegen de Filistijnen. Die oude traditie van een nomadische godstent in de woestijn werd eeuwen later, na de Babylonische ballingschap, het aanknopingspunt voor veel uitgebreidere verhalen. Je zou kunnen zeggen dat die tent letterlijk en figuurlijk rijker werd aangekleed, waarbij de priesterschrijvers met heimwee terugdachten aan die prachtige tempel van Salomo, die door de Babyloniërs was verwoest. Die Babylonische verwoesting en ballingschap werden door de priesters en profeten gezien als een straf van God voor de zonden van het volk. En nu, na die Ballingschap, was het hoog tijd om ervan te leren en opnieuw te kijken in die spiegel van vroeger, toen Israël door de woestijn trok. Daarom werd die spiegel veel groter gemaakt, met meer verhalen en details, en werd die nomadische godstent een tabernakel die wel erg veel is gaan lijken op de tempel van Salomo. Met Israël kijken we nu in die groter geworden spiegel van pelgrimage door de woestijn, om te zien wat er dan gebeurt tussen God en zijn volk, tussen Hem en ons. Twee centrale symbolen zijn er dus van Gods aanwezigheid: een tent en een wolk. Een tent, dat is het eerste voor wat we vaak vergeten: Als volk van God zijn we een volk op reis, onderweg, altijd weer op pelgrimage naar zijn beloofde land. Er is geen land of plaats waarvan wij kunnen zeggen: “Nu zijn we er, deze plaats is van ons, nu zijn we gearriveerde mensen.” Altijd weer wonen we in tenten. Goed om te weten als we nu en de komen jaren nadenken over de toekomst van onze gemeente, over onze gebouwen, tabernakels, voorgangers en wat al niet meer. Als het goed is blijven we altijd in beweging, worden heilige huisjes weer afgebroken en ingepakt, worden heilige plaatsen losgelaten, zodat we elkaar, God en nieuwe mensen altijd weer ontmoeten op nieuwe plaatsen. Daarom beginnen we ons nieuwe seizoen weer in een tent, want daar zijn we als Open Hof en Barbara op een andere manier samen op weg. Waarom zijn we samen op reis? Nou, ook om niet al die àndere mensen te vergeten die noodgedwongen op weg zijn, vluchtelingen en slaven, daklozen en zwervers, mensen die aankloppen bij onze grenzen en huizen en ook graag een tent of huis hebben in ons land, op ons terrein, landen en plaatsen waarvan wij vaak zeggen: “Dit is van ons, je bent niet welkom”, -
2
totdat we misschien in de spiegel van Numeri kijken en weer beseffen dat wijzèlf ook op reis zijn en leven in tenten. Om dat nooit te vergeten, en elkaar telkens weer te ontdekken als volk van God onderweg, jong en oud, ouders en kinderen, blank, zwart en gekleurd, woont zèlfs God in een tent. Samen geloven wij in een reizende God, een pelgrimerende God. En om steeds weer te beseffen dat wij die God niet kunnen vasthouden of claimen in ònze tabernakel, in onze tempel of kerk, is Hij in of bij die tent aanwezig als een wolk, even ongrijpbaar als de wind, als de Geest van God. Een wolk als zichtbaar teken overdag, en als een bron van vuur en licht in de nacht, - maar altijd een wolk, vuur en licht die wij niet kunnen vasthouden of sturen. Dat wordt èrg benadrukt in de tekst van deze morgen: Als de wolk rust op de tent, dan bivakkeren wij op die plaats in de woestijn. Als de wolk zich verheft en op reis gaat, gaan wij ook op reis. Er is tijd van rust en tijd van reizen, een wisseling van op weg gaan en even thuiskomen, van waken en slapen, maar altijd een ritme dat wordt bepaald door die wolk, door die vuurgloed in de nacht. Dus wanneer we persoonlijk, als gemeente of als landelijke kerk proberen te leven uit geloof, dan beseffen we dat we geleid worden door een God van die wolk en dat vuur. Ons ritme wordt niet bepaald door onze eigen agenda, niet door de mogelijkheden van Kerkbalans, niet het restauratieplan van onze kerk, niet door de economie van ons huishouden, niet door persoonlijke ambities van Mozes of Aäron, maar door die wolk en dat licht. Dat is een mooie vraag voor de komende week om over na te denken, een vraag die me persoonlijk ook bezig houdt: Waar en waarin zien wij die wolk en dat vuur in ons eigen leven? In welke tekens, in welke mensen? Hoe worden wij zelf weer pelgrims op weg naar Gods beloofde land. Hoe komen we in beweging of weer tot rust bij de tent van God? Verderop in de bijbel komt die symboliek van wolk en tent op een aansprekende manier weer terug. We lazen het verhaal van de verheerlijking van Jezus op een berg. Die berg verwijst terug naar de berg Sinaï, waar de hemel ook was opengegaan en de berg was bedekt door wolken en vuur van God. Aan weerszijden van Jezus staan nu Mozes en Elia, die beiden Gods openbaring hadden ontvingen op de berg Sinaï, - Mozes en Elia als vertegenwoordigers van Wet en Profeten, van heel het Oude Testament. Op de berg van Jezus’ verheerlijking daalt weer een wolk neer waaruit een helder licht straalt, en er klinkt een stem uit die wolk die zegt: “Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind ik vreugde, luister naar Hem.” Met andere woorden: Alles wat God ooit heeft gezegd tegen zijn volk, alles wat Hij heeft geopenbaard en bedoeld in Wet en Profeten, komt nu samen in de persoon van Jezus. Op deze Jezus van Nazareth daalt de wolk nu neer. In Hem wil God nu wonen tussen de mensen. Drie leerlingen maken die verheerlijking op de berg mee: Petrus, Johannes en Jakobus. Ze willen gauw drie tenten bouwen, drie tabernakels, drie Barbarakerken, een Barbarafestival voor Mozes, Elia en Jezus, om dat licht en die grote profeten dichtbij te houden, - ze vast te houden in onze eigen tabernakels.
3
Maar plotsklaps zijn het licht en de wolk weer verdwenen, en ook Mozes en Elia. “En toen”, zo staat er uitdrukkelijk, “zagen ze alleen nog maar Jezus.” Alleen met Hem moeten we het doen, met die gewone en tegelijk zo uitzonderlijke mens. In Hem wil God wonen, Hij zal ons voorgaan op onze pelgrimage. Vaak moeten we dat opnieuw leren, vooral wanneer we al zolang christen zijn: om die gewone Jezus weer te zien met nieuwe ogen, als een uitzonderlijk mens van heldere waarheid, grote moed en rechtvaardigheid, ongebroken integriteit en liefde, een mens uit Gods hart. In Hem is telkens weer die eerste liefde te zien van God voor alle mensen. Overal kun je religieuze ervaring zoeken, maar als je deze mens overslaat onderschat je Hem en heb je weinig smaak of gevoel voor kwaliteit. Doopouders, het kan zo vroom klinken, maar ik bedoel het zo anders: Wanneer je graag leiding geeft aan je kinderen op hun levensweg, open dan hun ogen voor die uitzonderlijke persoon van Jezus, door bijbelverhalen, je eigen voorbeeld, of op welke creatieve manier dan ook. Als je iets van Gods bedoelingen met ons en jullie kinderen ontdekken, dan vind je die in die éne mens. Laat ze niet alleen de muziek horen - hoe mooi ook - van Bach of The Beatles, niet alleen het geluid van de branding of de dwarsfluit, niet alleen Nijntje of Shakespeare, hoe mooi ook, maar ook de verhalen en de Geest van Jezus. Want zoals Johannes zo prachtig zegt aan het begin van zijn evangelie: “In Hem, in Jezus, heeft God zijn tent onder ons opgeslagen.” (Joh. 1: 14, letterlijk vanuit het Grieks). En die wolk, die ‘s nachts gloeit als een vuur in de nacht? Dat is het vuur van Pinksteren, uitgewaaierd over alle volken ter wereld, over ons allemaal. Daarom mogen we in kerk en wereld telkens weer rondkijken, of we in onszelf en elkaar iets zien van Gods Geest die woont in mensen, mensen als pelgrims onderweg. Nanja en Erwin, Hans en Julia: het eerste wat kinderen intuïtief altijd weer doen, vanaf hun geboorte, is onbewust kijken naar het gezicht en gedrag van hun ouders: om te zien of ze in jullie gezicht iets zien van Gods aanwezigheid, van een licht dat leiding geeft aan hun leven, van liefde waarin je kunt wonen, van onderdak waar je veilig bent. Ouders zijn voor kinderen de eerste tent waar God er wil zijn voor kinderen, - zoals deze gemeente of een kerk in Zweden een tent van God kan zijn voor mensen van jong en oud. Dear Julia, parents and grandparents: I spoke about the cloud en tent of God, als signs of his presence in our world and life, a presence that we cannot control and capture, but a presence that gives us guidance on the way to God’s future. This presence of God becomes concrete, clear and human in Jezus, his beloved Son, - and in the Holy Spirit who seeks to live in our hearts, lifes and behaviour. Dear parents and grandparents, dear congregation: Our children hope to find Gods presence and love in your faces, in your faith, in your example, in your love that burns as a fire in the night. Amen.
4
Gebed van de zondag God van liefde en leiding, Daarvoor zijn we hier, telkens weer in uw huis: om te zoeken naar licht en leiding. Want het leven en deze wereld zijn zó ingewikkeld dat we soms bang zijn voor onze kinderen: Zullen ze daarin nog wel hun eigen weg vinden? Zullen daarin wel veilig zijn? Als gemeente proberen we dat te oefenen met elkaar: een leven in waarheid en liefde, als betrouwbare mensen. Maar dat kunnen we niet zonder uw Geest van waarheid, die ons geweten wakker houdt, die onze angst tot rust brengt en ons egoïsme te kijk zet. Goede God, om die Geest bidden wij, voor de kinderen die gedoopt worden en voor ons allemaal in de komende week. Amen
5