Totale Knie Prothese ‘Samen sterk’
Patiënteninformatiewijzer
Afdeling Orthopedie Slingeland Ziekenhuis
Dec-10
nr.:992
Deze informatiewijzer is eigendom van: Naam:
Adres:
Postcode:
Woonplaats:
Telefoonnummer:
E-mailadres:
Bij verlies wordt de vinder vriendelijk verzocht contact op te nemen met de eigenaar van dit boekje.
Inhoudsopgave 1.
Adressen en telefoonnummers
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Inleiding Het behandeltraject Waar vindt u ons Vragen Bezoektijden TopZorg in het Slingeland
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
De gang van zaken bij een knieoperatie Bezoek huisarts Poliklinische bezoeken Afnemen van een neuskweek Opnameplanning Opnameduur Na ontslag Nazorg
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
De knieoperatie Een gezond kniegewricht Wat zijn de klachten Wanneer een knieprothese Totale knieprotheseoperatie Mogelijke complicaties
5. 5.1 5.2 5.3
Voorbereiding thuis Voorbereiding thuis Wat neemt u mee naar het ziekenhuis Wat neemt u niet mee naar het ziekenhuis
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
In het ziekenhuis De opname Voorbereiding op de operatie Voorkomen van trombose De anesthesie De operatie Na de operatie Pijn en pijnbestrijding
7. 7.1 7.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.4 7.4.1 7.4.2 7.5
De revalidatie Algemeen Oefeningen Opbouw van het looppatroon Lopen met een looprek Lopen met krukken Traplopen Trap oplopen Trap aflopen Houdings- en bewegingsadviezen
8.
De belangrijkste aandachtspunten op een rij
9. 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 9.12 9.13 9.14 9.15 9.16
De meest gestelde vragen na het plaatsen van een nieuwe knie Hoe lang kan mijn knie pijnlijk blijven Hoe lang blijft mijn knie dik Hoe vaak moet ik oefenen Wanneer mag ik weer zelf autorijden Wanneer mag ik weer fietsen Wanneer mag ik weer douchen of in bad Hoe verzorg ik mijn wond Waar moet ik op letten na de knieoperatie Welke schoenen kan ik het beste aantrekken Hoe lang moet ik injecties ter voorkoming van trombose blijven gebruiken Hoe lang moet ik gebruik maken van een loophulpmiddel Wanneer mag ik weer seks hebben Wanneer mag ik weer sporten Is het normaal dat mijn knie een soort klikgeluid maakt Wanneer kan ik weer deelnemen aan het arbeidsproces Wanneer moet ik mijn arts waarschuwen
10.
Eigen aantekeningen
1. Adressen en telefoonnummers •
Slingeland Ziekenhuis Kruisbergseweg 25 Postadres: Postbus 169 7000 AD Doetinchem Tel. (0314) 32 99 11 Website: www.slingeland.nl Polikliniek Orthopedie Verpleegafdeling N2 (orthopedie)
(0314) 32 96 18 (0314) 32 92 61
Telefonisch spreekuur Iedere maandag van 16.00 -16.30 uur houdt de nurse practitioner Orthopedie, mevrouw A. van Bers, een telefonisch spreekuur. U kunt haar bereiken op telefoonnummer (0314) 32 96 18. Mailen kan ook:
[email protected]. •
Website orthopedie: www.orthopedie.nl Website Stichting Patiëntenbelangen Orthopedie: www.patientenbelangen.nl
•
CIZ, Centrum Indicatiestelling Zorg Beoordeling van zorgbehoefte na ontslag ziekenhuis Website: www.ciz.nl
(026) 319 99 90
2. Inleiding Binnenkort wordt u opgenomen in het Slingeland Ziekenhuis voor een operatie aan uw knie. Om u hierop zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden, ontvangt u deze Patiënteninformatiewijzer. Hierin vindt u alle informatie die voor u belangrijk is in de periode voor, tijdens en na uw opname. De informatiewijzer is uw persoonlijke eigendom. U kunt hierin aantekeningen maken van bijvoorbeeld de gesprekken die met u zijn gevoerd. Ook is er ruimte voor het noteren van uw vragen, zodat u deze niet vergeet te stellen. Wij hopen dat de Patiënteninformatiewijzer een belangrijke bijdrage levert aan de voorlichting over alle zaken rondom de totale knieprotheseoperatie. Team Orthopedie
2.1 Het behandeltraject Voor een knieoperatie verblijft u gemiddeld 6 dagen in het ziekenhuis. De operatiedag kunnen wij niet van te voren vaststellen. Deze hangt af van de wachtlijst voor de operatie en de beschikbare ruimte op de operatiekamers. De operaties vinden plaats op maandag tot en met vrijdag. Ter voorbereiding op de operatie krijgt u een uitnodiging voor: - het pre-operatieve spreekuur met de anesthesioloog; - het verpleegkundige spreekuur; - de groepsvoorlichting over de totale knieprothese. In paragraaf 3.2 vindt u meer informatie over de spreekuren en de groepsvoorlichting. Tijdens uw opname in het ziekenhuis geven de verpleegkundigen en fysiotherapeuten u verdere instructies. Na de operatie revalideert u in groepsverband of individueel met de fysiotherapeut. De revalidatie start de eerste dag na de operatie.
2.2 Waar vindt u ons Het adres van het Slingeland Ziekenhuis is: Kruisbergseweg 25 7009 BL Doetinchem De polikliniek Orthopedie is in het souterrain, route 6. De verpleegafdeling N2 (orthopedie) bevindt zich op de tweede verdieping van de N-vleugel. 2.3 Vragen Hebt u vragen over uw operatie, dan kunt u van maandag tot en met vrijdag tussen 08.30 en 17.00 uur bellen met de secretaresse van uw behandelend orthopedisch chirurg. Het telefoonnummer van de polikliniek Orthopedie is (0314) 32 96 18. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met verpleegafdeling N2, telefoonnummer (0314) 32 92 61. 2.4 Bezoektijden De bezoektijden van afdeling N2 zijn: Maandag t/m vrijdag 16.00 – 20.00 uur Zaterdag en zondag 11.00 – 12.00 uur 16.00 – 20.00 uur
2.5 TopZorg in het Slingeland Het Slingeland Ziekenhuis heeft voor deze behandeling (totale knieprothese) het TopZorg-predikaat ontvangen van zorgverzekeraar Menzis, omdat: - deze behandeling voldoet aan hoge kwaliteitseisen; - u snel terecht kunt voor deze behandeling; - u uitstekend geïnformeerd wordt over deze behandeling en nazorg.
3. De gang van zaken bij een knieoperatie Vanaf het moment dat u met klachten naar de huisarts gaat, tot en met het moment dat u met de nieuwe knieprothese loopt, gebeurt er heel wat. Kort samengevat ziet het traject er als volgt uit: 3.1 Bezoek huisarts • Verwijzing naar de orthopedisch chirurg. 3.2 Poliklinische bezoeken • Orthopedisch chirurg: diagnose stellen, uitleg over de ingreep, voor welke behandeling u in aanmerking komt, de keuze en het verloop van de behandeling, mogelijke complicaties, eventuele alternatieven, plaatsing op de wachtlijst voor de ingreep. Na alle informatie te hebben ontvangen beslist u of u geopereerd wilt worden. •
Uitreiking Patiënteninformatiewijzer door secretaresse van de orthopedisch chirurg.
•
De secretaresse van uw orthopedisch chirurg stuurt u door naar de secretaresse van de anesthesioloog. Daar maakt u een afspraak voor het preoperatieve spreekuur met de anesthesioloog. Vóór uw bezoek aan de anesthesioloog, dient u bloed te laten prikken. U kunt hiervoor terecht bij het Laboratorium Afname in het ziekenhuis. De secretaresse van de anesthesioloog regelt dit voor u.
•
Bezoek pre-operatief spreekuur. De anesthesioloog bespreekt met u: - de manier van verdoven. Voor een knieoperatie zijn er twee mogelijkheden: de narcose (algehele anesthesie) en de ruggenprik (regionale anesthesie). Daarnaast krijgt u een blokverdoving. De blokverdoving zorgt ervoor dat u de eerste uren na de operatie weinig tot geen pijnklachten hebt in uw been. Voor verdere informatie verwijzen wij u naar hoofdstuk 6.4 ‘De anesthesie’ in deze informatiewijzer en naar de folder Anesthesie (verkrijgbaar bij de polikliniek Orthopedie en het Bureau Patiëntenvoorlichting). - de richtlijnen over medicijngebruik voor de operatie. Neemt u alle medicijnen die u gebruikt, in de originele verpakking mee naar het preoperatief spreekuur. De anesthesioloog vertelt u bijvoorbeeld of en wanneer u dient te stoppen met de inname van bloedverdunnende middelen of pijnstillers. Indien u onder behandeling bent bij de Trombosedienst en u gebruikt de medicijnen acenocoumarol of fenprocoumon, dan krijgt u van de Trombosedienst richtlijnen over het gebruik van deze medicijnen voor de operatie. - welke onderzoeken nog nodig zijn voordat u de operatie ondergaat. Dit is onder andere afhankelijk van uw ziektegeschiedenis.
•
Bezoek verpleegkundig spreekuur. De verpleegkundige bespreekt met u: - wat er tijdens de opname gebeurt. - welke zorg u denkt nodig te hebben na ontslag. Als thuiszorg nodig is of als een Tijdelijke Opname Plaatsing (TOP) in een verzorgingshuis moet worden
geregeld, neemt de transferverpleegkundige contact op met het Centraal Indicatiestelling Zorg (CIZ). Pas tijdens uw opname wordt duidelijk op welke zorg u na ontslag uit het ziekenhuis (nazorg) recht hebt. Een adviseur van het CIZ beoordeelt of u in aanmerking komt voor de aangevraagde nazorg. Uw voorkeur voor een bepaald verzorgingshuis kan niet altijd gehonoreerd worden. - welke aanpassingen thuis nodig zijn en waar en wanneer u de hulpmiddelen kunt huren of kopen. Het is belangrijk dat u iemand meeneemt naar het spreekuur die u helpt met uw verzorging na ontslag uit het ziekenhuis. Wanneer u een ontsteking in uw lichaam hebt, dient u dit te melden aan de secretaresse van de orthopedisch chirurg of de verpleegkundige. Bijvoorbeeld een ontsteking aan uw: - blaas; - luchtweg; - tandvlees; - nagelriem; - huid (zoals rode liezen, huidinfecties, pukkeltjes, smetplekken onder de borsten). Er bestaat een kans dat u dan niet geopereerd wordt omdat het gevaar bestaat dat de ontsteking na de operatie overslaat op de prothese.
•
De secretaresse van de orthopedisch chirurg neemt contact met u op wanneer de opnamedatum en de datum van uw operatie bekend is.
•
Groepsvoorlichting U krijgt een uitnodiging om naar de voorlichtingsmiddag te komen. Tijdens deze middag krijgt u uitleg over wat u te wachten staat. U maakt mogelijk kennis met andere patiënten die tegelijkertijd met u zullen revalideren. Bij deze voorlichtingsmiddag zijn een verpleegkundige, fysiotherapeut en orthopedisch chirurg aanwezig.
3.3 Afnemen van een neuskweek Een op de drie mensen draagt de bacterie Staphylococcus aureus in zijn neus. Dragers van deze bacterie blijken na een operatie veel meer kans te hebben op een wondinfectie. Om te bepalen of u drager bent van deze bacterie, vragen wij u 12 á 14 dagen voor de operatie een neuskweek af te nemen bij uzelf. De materialen voor de neuskweek krijgt u van de secretaresse van de polikliniek Orthopedie. Als blijkt dat u drager bent van de bacterie, gebruikt u voor de operatie zalf en shampoo om de bacterie te verwijderen. De secretaresse geeft u uitleg over het onderzoek en u krijgt de folder ‘Verklein de kans op een infectie door de bacterie Staphylococcus aureus’. Hierin vindt u meer informatie over het onderzoek en de eventuele behandeling.
3.4 Opnameplanning Op de dag van opname meldt u zich op het afgesproken tijdstip bij de afdeling Opname. Als dit tijdstip na 16.30 uur is, meldt u zich bij de receptie. Afdeling Opname bevindt zich aan de linkerkant van de receptiebalie, in de centrale hal bij de hoofdingang. 3.5 Opnameduur De opnameduur is ongeveer zes dagen. 3.6 Na ontslag U gaat naar huis (met of zonder hulp van de thuiszorg) of naar een verzorgingshuis voor een tijdelijke opname. Dit bepaalt een adviseur van het CIZ. In uitzonderlijk geval revalideert u op advies van de orthopedisch chirurg in een verpleeghuis. 3.7 Nazorg De hechtingen worden 21 dagen na de operatie verwijderd op de polikliniek Orthopedie. Ongeveer drie maanden na de operatie is er een vervolgafspraak voor controle; er wordt een röntgenfoto van de knie gemaakt en u bezoekt de orthopedisch chirurg. Tevens controleert de verpleegkundige u tijdens dit prothesespreekuur. Een of twee jaar na de operatie komt u voor controle op het verpleegkundige spreekuur. De orthopedisch verpleegkundige bespreekt dan hoe het met u en de prothese gaat. Deze controles houdt u uw leven lang.
4. De knieoperatie 4.1 Een gezond kniegewricht Het kniegewricht bestaat uit drie botdelen: het dijbeen (bovenbeen), het scheenbeen (onderbeen) en de knieschijf. De uiteinden van de botten (gewrichtvlakken) zijn bekleed met een laagje kraakbeen. Tussen dit kraakbeen ligt de meniscus, welke functioneert als een elastische schokdemper of stootkussen. Een gezond kniegewricht heeft een mooi glad oppervlak. Het aanwezige kraakbeen zorgt dat de knie soepel kan scharnieren. Het kraakbeen is elastisch en vangt ook schokken en stoten op. Een stevig omhulsel (het kapsel) houdt de botdelen van het gewricht op hun plaats. Om dit kapsel heen zitten de kniebanden, pezen en spieren. De spieren zorgen voor de beweging van het gewricht, de pezen voor de stevigheid.
4.2 Wat zijn de klachten Slijtage (artrose) van de knie veroorzaakt pijn. Deze pijn is gelokaliseerd op de plek van de knie waar de slijtage zich voordoet. Bij een versleten knie treedt de pijn meestal op bij lopen, traplopen en lang staan. De pijn wordt veroorzaakt doordat kleine stukjes kraakbeen, die losraken van het gewrichtsoppervlak, door het gewrichtskapsel worden ingevangen. Dit veroorzaakt daar een lokale irritatie, ook wel ontsteking genoemd. Naast pijn zijn stijfheid en vochtophoping in de knie veel voorkomende klachten. Ook kunnen uw benen door het slijten van het kraakbeen scheef gaan staan. Bij slijtage van het kraakbeen wordt het gewrichtskapsel aangetast. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om in evenwicht te blijven bij het lopen. Uiteindelijk zal het lopen nauwelijks meer mogelijk zijn.
4.3 Wanneer een knieprothese Als de slijtage doorzet en de klachten toenemen, helpen pijnmedicatie en fysiotherapie meestal niet meer. Een operatie is dan de enige oplossing. Het vervangen van een kniegewricht door een knieprothese is een veel voorkomende operatie, waar mensen met een versleten knie baat bij hebben. De pijn zal sterk verminderen of geheel verdwijnen en de bewegings- en loopfunctie zal aanzienlijk verbeteren. De orthopedisch chirurg vervangt het gewricht door een knieprothese wanneer door slijtage of beschadiging de gladde kraakbeenlaag van het gewricht is aangetast. Uiteindelijk kan het laagje kraakbeen helemaal verdwijnen. Hierdoor wordt het bewegen steeds moeilijker en ook pijnlijker. 4.4 Totale knieprotheseoperatie Tijdens de operatie zaagt de orthopedisch chirurg de versleten gewrichtsvlakken af. Ter hoogte van het bovenbeen en scheenbeen vervangt hij de gewrichtsvlakken door metalen gedeelten. Het gedeelte in het scheenbeen zet hij vast met een metalen steel. Tussen de metalen gedeelten plaatst de orthopedisch chirurg een hard kunststof blokje (polyethyleen). Daardoor is het mogelijk om de knie te buigen en te strekken. Soms vervangt hij ook de achterzijde van de knieschijf door een prothese. De operatie duurt ongeveer anderhalf uur en is een ‘middelzware’ ingreep.
Totale knieprothese
Zowel van het bovenbeen als het onderbeen worden de gewrichtsvlakken van de knie vervangen. Er zijn twee mogelijkheden: - Totale knieprothese; de knieprothese wordt vastgelijmd met cement. - Halve (partiële) knieprothese; het kniegewricht wordt aan de binnenkant of aan de buitenkant van de knie vervangen door een prothese. Deze halve knieprothese wordt vastgelijmd met cement. Na de operatie mag u de knie volledig belasten. De fysiotherapeut begeleidt u tijdens de revalidatie.
4.5 Mogelijke complicaties Bloeduitstorting en vochtophoping De meeste patiënten hebben na de operatie een bloeduitstorting bij de wond. Het been kan na enkele dagen ook dikker worden door vochtophoping. U krijgt een elastisch kousje om vochtophoping zoveel mogelijk te voorkomen. U draagt deze kous alleen overdag. Na ongeveer zes weken ziet uw been er meestal weer slank uit. Trombose en embolie Om trombose en een embolie te voorkomen krijgt u, als u geen bloedverdunnende middelen gebruikt, dagelijks een injectie. Na de opname hebt u deze injecties thuis gedurende zes weken nog nodig. Tijdens de opname leert u hoe u deze injecties zelf kunt toedienen. Als dit voor u niet haalbaar is, zal de wijkverpleegkundige dit thuis voor u doen. Als u bloedverdunnende middelen gebruikt, bespreekt de arts met u hoe u hiermee om moet gaan. Doorliggen (decubitus) Doorliggen is een beschadiging van de huid of onderliggend weefsel. Het ontstaat door voortdurende druk op de huid en het schuiven in bed. Het is belangrijk om: - regelmatig te liften (uw billen op te tillen) in bed, zoals de verpleegkundige u heeft uitgelegd; - te melden aan de verpleegkundige wanneer u pijn hebt aan uw stuit, hielen, heupen of rug;
- voldoende en gevarieerd te eten. Ontsteking of infectie in uw lichaam Als u in de toekomst ergens in uw lichaam een bacteriële ontsteking of infectie krijgt, vertel dan bij het maken van de afspraak aan uw huisarts, tandarts of specialist dat u een gewrichtsprothese hebt. Meestal hebt u dan antibiotica nodig om een infectie van de knieprothese en het gebied er omheen te voorkomen. Als na ontslag uit het ziekenhuis (zelfs tot jaren later) het geopereerde gebied warm aanvoelt, rood ziet of als er vocht uitkomt en u koorts hebt, moet u contact opnemen met uw huisarts. Infectie Door een infectie kan de knieprothese loslaten. Een infectie treedt in 1 à 2% van de gevallen op. De orthopedisch chirurg verwijdert dan de oude prothese. Na twee tot zes weken behandeling met antibiotica kan in de meeste gevallen weer een nieuwe prothese worden geplaatst. In een enkel geval moet echter tot een verstijving (artrodese) van het gewricht worden overgegaan. Vaat- of zenuwletsel Een vaat- of zenuwletsel is een zelden voorkomende complicatie. De orthopedisch chirurg informeert u hierover.
Loslating prothese Op de lange duur, tussen de tien en vijftien jaar, kan een nieuwe knie ‘los gaan zitten’. Contact tussen de kunstknie en het bot of tussen het bot en het botcement waarmee de nieuwe knie is bevestigd, kan verloren gaan. Een nieuwe operatie is dan nodig om de oude knieprothese te verwijderen en indien mogelijk een nieuwe knieprothese in te brengen.
5. Voorbereiding thuis 5.1 Voorbereiding thuis Een goede voorbereiding op de operatie is belangrijk. Deze begint al voor de ziekenhuisopname. - Bij het wassen van uw benen en het aantrekken van ondergoed, sokken, broek en schoenen hebt u na de operatie hulp of hulpmiddelen nodig. Vormen van hulp na ontslag kunnen zijn: ondersteuning door partner/ familie/ vrienden/ buren/ thuiszorg/ huishoudelijke hulp/ maaltijdservice/ tijdelijke opname in een verzorgingshuis of revalidatie in een verpleeghuis (op advies van de orthopedisch chirurg). De verpleegkundige bespreekt dit met u tijdens het verpleegkundig spreekuur, een adviseur van het CIZ beoordeelt vervolgens of u voor de aangevraagde zorg in aanmerking komt. - Voor de opname kunt u al handgrepen bij het toilet en bij de douche laten plaatsen. Tijdens het verpleegkundig spreekuur adviseert de verpleegkundige u waar en wanneer u de hulpmiddelen kunt huren of kopen. - U dient zich voor uw opname aan te melden bij een fysiotherapeut. U hebt zodra u thuis komt fysiotherapie nodig om goed te herstellen. - Wanneer u medicijnen gebruikt, dient u met de anesthesioloog te overleggen welke medicijnen u kunt blijven gebruiken en met welke u tijdig voor de operatie moet stoppen.
5.2 Wat neemt u mee naar het ziekenhuis
□ deze Patiënteninformatiewijzer □ medicijnen in originele verpakking □ informatie over eventuele allergieën, vraag zo nodig na bij uw huisarts □ eventueel een ‘helping hand’ (grijpstok), te koop bij de thuiszorgwinkel □ lange schoenlepel □ stevige, wijde schoenen □ nachtkleding □ ondergoed, niet te strak (in verband met het aantrekken over de kniewond) □ toiletspullen □ leesboek of tijdschriften □ ochtendjas □ pantoffels (geen slippers) □ makkelijk zittende rekbare kleding, bijvoorbeeld een trainingsbroek □ een rollator of looprekje als u deze thuis gebruikt □ krukken
5.3 Wat neemt u niet mee naar het ziekenhuis
□ sieraden □ veel geld □ waardevolle papieren
6. In het ziekenhuis 6.1 De opname In het ziekenhuis maakt een verpleegkundige u wegwijs op de afdeling en bereidt u voor op de operatie. Op onze afdeling is sprake van gemengd verplegen. Dat betekent dat zowel mannen als vrouwen op een kamer worden verpleegd. Op de afdeling vindt u een informatiemap waarin alles over de operatie duidelijk staat beschreven. 6.2 Voorbereiding op de operatie Als u ’s morgens wordt geopereerd, moet u vanaf 24.00 uur ’s nachts nuchter blijven. U mag niet meer eten, drinken of roken. Als u ’s middags wordt geopereerd, mag u ’s ochtends vóór 07.30 uur nog een kopje thee drinken. Voor de operatie mag u geen bodylotion gebruiken en eventuele make-up en nagellak moet u verwijderen. Voor de operatie brengt de verpleegkundige een blaaskatheter in. Dit is een flexibel kunststofslangetje dat via de urinebuis in de blaas wordt gebracht. Hierdoor loopt de urine naar buiten en wordt opgevangen in een zakje. U hoeft dan na de operatie niet gelijk gebruik te maken van de po of urinaal. Ongeveer 45 minuten voor de operatie krijgt u slaap- en pijnmedicatie toegediend door de anesthesioloog.
6.3 Voorkomen van trombose Trombose is een bloedstolsel (bloedprop) in een bloedvat. Om trombose in uw been te voorkomen, krijgt u een antistollingsmiddel. Dit is een injectie die u gedurende zes weken iedere dag nodig hebt. Tijdens de opname leert de verpleegkundige u hoe u dit middel kunt toedienen. Lukt dit niet, dan schakelt de verpleegkundige de thuiszorg in. Gebruikt u al een bloedverdunnend middel in tabletvorm dan gaat u daar na de operatie weer mee door. U krijgt dan ook gedurende enkele dagen een bloedverdunner in injectievorm. 6.4 De anesthesie Anesthesie betekent gevoelloosheid. Door anesthesie toe te passen, zorgt de anesthesioloog ervoor dat u niets voelt tijdens een operatie. Er zijn verschillende vormen van anesthesie. Bij alle vormen van anesthesie krijgt u een infuusnaald in uw arm. De meest bekende vorm van anesthesie is de algehele narcose waarbij het hele lichaam verdoofd is en u tijdelijk buiten bewustzijn bent. Na de operatie kunt u last hebben van slaperigheid, misselijkheid of overgeven. Om te voorkomen dat u veel pijn hebt, krijgt u voor de operatie een pijnstiller. De dagen na de operatie krijgt u ook pijnstilling. Dit is dikwijls een PCA-pomp met morfine (zie hoofdstuk 6.7 ‘Pijn en pijnbestrijding’).
Een andere vaak toegepaste methode is de regionale anesthesie, bijvoorbeeld de ruggenprik. De anesthesioloog spuit dan, door middel van een injectie, een verdovende vloeistof in uw wervelkanaal. Operaties onder het niveau van de navel kunnen op deze manier worden uitgevoerd. De duur van de verdoving is twee tot zes uur. Tijdens deze verdoving kunt u uw benen niet bewegen en hebt u soms geen controle over uw blaasfunctie. U blijft in principe wakker, maar u kunt medicijnen krijgen om wat te doezelen. Uw voorkeur voor narcose of ruggenprik, kunt u met de anesthesioloog bespreken. Hij houdt hier zoveel mogelijk rekening mee. Daarnaast krijgt u een blokverdoving. De blokverdoving zorgt ervoor dat u de eerste uren na de operatie weinig tot geen pijnklachten hebt in uw been. Het is belangrijk om de anesthesiefolder goed te lezen, zodat u gerichte vragen kunt stellen aan de anesthesioloog. Ongeveer twee weken voor de operatie belt de secretaresse van uw behandelend orthopedisch chirurg u, om de opname- en operatiedatum aan u bekend te maken. Ongeveer een week voor de operatie, krijgt u een brief thuis gestuurd waarin staat vanaf wanneer u nuchter dient te blijven en hoe laat u eventuele medicatie in dient te nemen.
6.5 De operatie Tijdens de operatie vervangt de orthopedisch chirurg het aangetaste kniegewricht door een kunstgewricht, de prothese. Om het kniegewricht te bereiken, maakt de arts een snede van ongeveer 20 cm over de voorkant van de knie. Vervolgens opent hij het gewrichtskapsel. Ter hoogte van het bovenbeen en scheenbeen vervangt hij de gewrichtsvlakken door metalen gedeelten. Het gedeelte in het scheenbeen zet hij vast met een metalen steel. Daarnaast gebruikt de orthopedisch chirurg botcement om de beide metalen gewrichtsvlakken goed vast te zetten. Tussen de metalen gedeelten plaatst de orthopedisch chirurg een hard kunststof blokje (polyethyleen). Daardoor is het mogelijk om de knie te buigen en te strekken. Tot slot hecht hij de operatiewond. Het bloed dat u tijdens de operatie verliest wordt via slangetjes (drains) in zakjes opgevangen, gefilterd en via het infuus weer aan u toegediend. Aan het begin en aan het einde van de operatie krijgt u, via het infuus, antibiotica toegediend. 6.6 Na de operatie Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. Daar wordt ook een röntgencontrolefoto gemaakt van de nieuwe knie. Is uw bloeddruk, pols en ademhaling goed, dan kunt u weer naar de afdeling terug. Op de afdeling controleert de verpleegkundige regelmatig uw bloeddruk, pols en wond.
De antibiotica wordt op de afdeling nog twee keer gegeven; om 22.00 uur en de volgende dag om 06.00 uur. De wond is verbonden en om het wondvocht af te voeren is een kunststofslangetje, ook wel drain genoemd, in de wond achtergelaten. De drain is gekoppeld aan een pot waarin het wondvocht loopt. Binnen zes uur na de operatie wordt via het infuus het wondvocht weer aan u teruggegeven. Hierdoor hebt u minder kans op een donorbloedtransfusie. De verpleegkundige verwijdert de drain meestal de eerste dag na de operatie. De eerste dag na de operatie kunt u meestal weer op een stoel zitten, met het geopereerde been op een stoel. De verpleegkundige verwijdert de blaaskatheter de tweede dag na de operatie. Zolang u nog niet op een stoel kunt zitten, blijft de blaaskatheter in. Om te zorgen dat u voldoende vocht binnenkrijgt, is er in uw arm of hand een infuus ingebracht. Het infuus gebruiken we ook voor het toedienen van medicijnen en, indien nodig, voor bloedtransfusie. Wanneer u voldoende drinkt, verwijdert de verpleegkundige het infuus. De eerste dagen wordt u op bed gewassen. Zodra het mogelijk is, mag u zich weer wassen bij de wastafel of onder de douche. De verpleegkundige ondersteunt u hierbij. Na de operatie kunt u snel weer uit bed. Indien dit goed gaat, gaat u ook weer lopen. U bent dus niet ziek. U kunt het beste makkelijk zittende kleding dragen. Eén van de vier orthopedisch chirurgen komt iedere dag rond het middaguur visite lopen om te zien en te bespreken hoe uw herstel verloopt. De visite is ook bedoeld om uw vragen te beantwoorden.
6.7 Pijn en pijnbestrijding Pijn hebben is geen prettige ervaring en pijn is niet goed voor uw herstel. Pijn heeft ook een remmende werking op de mate van bewegen. Na de operatie schrijft de anesthesioloog medicatie tegen de pijn voor. Deze pijnstilling krijgt u op vaste tijden toegediend. De verpleegkundige komt minimaal drie keer per dag bij u om te vragen hoeveel pijn u hebt. U kunt dit aangeven op een schaal van 1 tot 10 (1 = geen pijn, 10 = extreem veel pijn). Zo nodig kan de orthopedisch chirurg de medicatie bijstellen. Na de operatie krijgt u soms een PCA-pompje. PCA is een afkorting van ‘Patient Controlled Analgesia’, in het Nederlands betekent dit: de patiënt beheert zijn pijnbestrijding zelf. Na de narcose hangt de verpleegkundige het pompje om uw hals of maakt het aan uw kleding vast. Zodra u pijn voelt opkomen, drukt u op de knop van het pompje. Het pompje geeft dan een geringe dosis morfine af in uw bloedbaan. Het effect van de morfine is al na enkele minuten merkbaar. Is het effect nog onvoldoende, dan drukt u na ongeveer tien minuten weer op de knop. Dit kunt u net zo vaak herhalen tot de pijn aanvaardbaar is. Het pompje is zo ingesteld dat u niet teveel morfine kunt toedienen. Het pompje weegt niet veel en biedt daarom de mogelijkheid snel weer mobiel te zijn. U houdt het pompje gedurende de eerste dagen na de operatie. Daarnaast krijgt u ook paracetamoltabletten of zetpillen tegen de pijn. De verpleegkundige zal u regelmatig een ijspak of ‘coldpack’ aanbieden. Dit verdooft enigszins het wond-gebied en er ontstaat minder zwelling. De dag van de operatie is het mogelijk dat u meer slaapt dan normaal. Het moet echter niet zo zijn dat u
voortdurend slaapt en moeilijk wakker te krijgen bent. De verpleegkundige voert daarom regelmatig controles bij u uit.
7. De revalidatie 7.1 Algemeen Na de operatie leert u weer opnieuw lopen. Wij raden u aan om in en uit bed te stappen aan de kant van de geopereerde zijde. Stap voor stap leert u hoe u normale bewegingen, zoals lopen en traplopen, op de juiste manier uitvoert. De revalidatie begint met spieroefeningen in bed. Dit gebeurt onder begeleiding van de fysiotherapeut. De therapie wordt afgestemd op uw situatie want het tempo waarmee de therapie vordert, varieert per persoon. De oefeningen verbeteren de kracht en de beweeglijkheid van uw been. Op de eerste dag na de operatie helpt de verpleegkundige u uit bed om op de stoel te zitten. Het geopereerde been wordt op een andere stoel gelegd, voorzien van een kussen. De eerste dag begint u ook met oefenen op de ‘Kinitec’. Dit revalidatie-apparaat buigt en strekt uw knie. Uw been wordt op de Kinitec gelegd en de buigingen worden langzaam opgevoerd. Zodra u met de Kinitec begint, begint u ook met opnieuw leren lopen met behulp van een loophulpmiddel, meestal een looprekje. De dagen daarna loopt u met krukken, een looprek of een rollator. De fysiotherapeut bepaalt samen met u welk hulpmiddel het meest geschikt is. De fysiotherapeut bepaalt tijdens de opname of het voor u geschikt is om weer trap te leren lopen.
Voordat u naar huis gaat, moet u een aantal bewegingen en activiteiten zelfstandig en veilig kunnen uitvoeren, zoals: - lopen met een hulpmiddel; - in en uit bed stappen; - in en uit een stoel gaan; - naar het toilet gaan; - grotendeels zelfstandig wassen en aankleden. Thuis revalideert u verder door de oefeningen te doen die u in het ziekenhuis geleerd hebt. U krijgt in het ziekenhuis een verwijsbrief voor fysiotherapie thuis. U dient zelf een afspraak te maken met de fysiotherapeut. Oefen liever vaak en kort, in plaats van één keer lang achter elkaar. De eerste zes weken (geteld vanaf de operatiedatum) blijft u lopen met één of twee kruk(ken). Wanneer dit niet mogelijk is, gebruikt u een looprek of een rollator. Wanneer u voldoende spierkracht hebt, mag u weer zonder krukken lopen. De meeste mensen hebben de eerste twee à drie maanden na de operatie de krukken nog nodig. Leren lopen na de operatie vraagt veel tijd en energie. Het duurt ongeveer een half tot een heel jaar voordat u weer hersteld bent.
7.2 Oefeningen Het is belangrijk dat u de oefening drie keer op een dag uitvoert. Iedere oefening doet u 10 keer. Liggende oefeningen: Met de liggende oefeningen kunt u een dag na de operatie beginnen. 1. Haal uw voeten naar u toe en druk ze vervolgens van u af. Uw been houdt u stil.
2. Trek uw knie op (maximaal 10 cm omhoog). Druk daarna uw knieholte in de matras en haal uw voet naar u toe. Houd dit 5 seconden aan.
3. Span uw bilspieren aan door uw billen samen te knijpen. Houd dit 5 seconden vast en ontspan.
Zittende oefeningen: Met de zittende oefeningen kunt u twee dagen na de operatie beginnen. 4. Hef uw onderbeen en laat uw onderbeen daarna weer zakken.
5. Til uw bovenbeen op tot uw voet net van de grond loskomt. Laat uw been daarna weer zakken zodat uw voet weer op de grond terechtkomt.
7.3 Opbouw van het looppatroon 7.3.1 Lopen met een looprek - Zet eerst uw looprek naar voren. - Plaats vervolgens uw geopereerde been naar voren. - Zet daarna uw niet-geopereerde been ernaast of voorbij.
Let op: op alle foto’s is de patiënt aan de rechterknie geopereerd!
7.3.2 Lopen met krukken - Zet uw elleboogkrukken gelijktijdig naar voren. - Plaats vervolgens uw geopereerde been precies tussen de twee krukken. - Zet als laatste uw niet-geopereerde been voorbij het andere been en de krukken.
7.4 Traplopen Als het mogelijk is, maakt u de eerste zes weken na de operatie bij het traplopen gebruik van een stevige leuning aan uw ene kant en een stok of kruk aan uw andere kant. Het maakt niet uit met welke hand u de leuning of de stok vasthoudt. 7.4.1 Trap oplopen - Stap eerst met uw niet-geopereerde been op de traptrede. - Zet vervolgens uw geopereerde been en de stok naast het niet-geopereerde been. - Herhaal dit elke keer als u een trede omhooggaat.
7.4.2 Trap aflopen - U plaatst eerst de stok een trede omlaag. - Zet vervolgens uw geopereerde been naast de stok; deze twee handelingen mogen eventueel ook gelijktijdig worden uitgevoerd. - Zet hierna uw niet-geopereerde been erbij.
7.5 Houdings- en bewegingsadviezen Het geheel van banden, pezen, spieren en kapsel van het kniegewricht heeft zeker drie maanden nodig om zo sterk te worden, dat het nieuwe gewricht bij elke willekeurige beweging op zijn plaats blijft. - Als u opstaat uit een stoel, adviseren wij u uw geopereerde been naar voren te zetten. Opstaan is op deze manier het minst pijnlijk.
- Wanneer u iets van de grond wilt oprapen, steunt u op het niet-geopereerde been. U houdt zich daarbij vast aan een stevig punt, bijvoorbeeld een stoel of tafel die in de buurt staat. Het geopereerde been houdt u naar achteren en vervolgens buigt u door het niet-geopereerde been; met de andere hand raapt u het voorwerp op.
8. De belangrijkste aandachtspunten op een rij - Omdat u de eerste maanden met een hulpmiddel loopt, hebt u hulp nodig bij lichamelijke activiteiten zoals huishoudelijk werk. - Het is belangrijk dat uw knie helemaal gestrekt kan worden. Leg dus geen kussen onder uw knie! - Wanneer u op uw zij wilt slapen, leg dan een kussen tussen uw knieën. - Bij voorkeur stapt u in en uit bed aan de kant van de geopereerde zijde. Lukt dit niet, bijvoorbeeld omdat u een tweepersoonsbed hebt, zorg er dan voor dat u in ieder geval uit bed stapt aan de kant van de geopereerde zijde. U stapt in dat geval in bed aan de kant van uw niet-geopereerde zijde. - Laat uw voet van het geopereerde been – wanneer dit mogelijk is – met gebogen knie op de grond rusten als u zit. - Denk na wie u na uw ziekenhuisopname kan ondersteunen, welke aanpassingen en hulpmiddelen u nodig hebt en regel dit voor de opname. Bent u langer dan 1.75 meter en hebt u thuis een laag toilet, dan hebt u mogelijk een toiletverhoging nodig. Deze verhoogt het toilet en voorkomt dat u uw knie te sterk buigt. De toiletzitting is te huur bij de thuiszorgwinkel. - Ga niet in een diepe, lage stoel zitten. Een hogere stoel met twee armleuningen en een goede rugsteun is veel beter voor uw nieuwe kniegewricht. U kunt dan ook makkelijker opstaan en in de stoel gaan zitten. Daarbij kunt u uw oefeningen makkelijker uitvoeren. - Het nieuwe gewricht is een kunstgewricht en zo’n gewricht is altijd kwetsbaar. Zware lichamelijke inspanningen en bijvoorbeeld sport kunnen de levensduur van het nieuwe gewricht verkorten. Bespreek daarom met uw orthopedisch
chirurg welke sporten u mag uitoefenen en welke bewegingen u zeker moet vermijden. - Wanneer u na de operatie ergens in uw lichaam een bacteriële infectie krijgt (bijvoorbeeld een ontstoken nagelriem, alle huidinfecties, een blaasontsteking), vormt dat een risico voor het kunstgewricht. Antibiotica bieden hiertegen meestal voldoende bescherming. Bij behandelingen door de tandarts en onderzoeken en behandelingen door andere specialisten moet u altijd vóór de behandeling of het onderzoek melden dat u een kunstgewricht hebt. Het is daarom verstandig om met uw huisarts te overleggen of een antibioticakuur nodig is. Let op: dit advies geldt uw leven lang!
9. De meest gestelde vragen na het plaatsen van een nieuwe knie 9.1 Hoe lang kan mijn knie pijnlijk blijven Ongeveer een maand na de operatie wordt de pijn geleidelijk aan minder. Drie tot vier maanden na de operatie treedt een aanzienlijke verbetering op. ‘Startpijn’ of pijn bij de eerste stappen kan ook nog een poosje aanhouden. Soms voelt men een doffe pijn na lange wandelingen; dit gevoel kan optreden gedurende ongeveer twaalf maanden. Dit pijnlijke gevoel neemt af zonder behandeling. Het betekent niet dat de prothese niet goed functioneert of loszit! Men kan gedurende zes tot twaalf maanden na de operatie een warm gevoel aan de knie ervaren. Dit is het gevolg van het natuurlijke genezingsproces, uw lichaam is zich dus aan het herstellen. 9.2 Hoe lang blijft mijn knie dik De knie en de enkel kunnen opzwellen, dit is normaal. De zwelling vermindert door dagelijks de benen omhoog te leggen. De zwelling is meestal ’s avonds het grootst en neemt af wanneer u goed blijft oefenen. De zwelling vermindert de eerste weken na het ontslag uit het ziekenhuis. Dit kunt u bevorderen door ’s nachts uw matras aan het voeteneind te verhogen en door overdag even op bed te rusten. U krijgt een elastisch kousje om vochtophoping te voorkomen. Deze draagt u alleen overdag. Als uw knie warm en pijnlijk aanvoelt, kan het prettig zijn om een ijspakking op uw knie te leggen. Zorg ervoor dat u een doekje of washandje om de ijspakking legt om uw huid te beschermen.
9.3 Hoe vaak moet ik oefenen Drie keer per dag tien minuten oefenen, vooral het strekken en buigen van de knie is belangrijk. Voert u de oefeningen serieus uit, maar overdrijf het niet. Bij te lang oefenen, vermeerdert de zwelling en de pijn. 9.4 Wanneer mag ik weer zelf autorijden Autorijden is een individuele aangelegenheid. Als u voldoende controle hebt over uw geopereerde knie, kunt u tijdens de eerste controle overleggen met uw arts wanneer u weer kunt gaan autorijden. Het is niet verstandig om te rijden wanneer u nog pijnmedicatie slikt en/of met een hulpmiddel loopt. 9.5 Wanneer mag ik weer fietsen Als u voor de operatie ook al regelmatig fietste, mag u ongeveer zes weken na de operatie weer fietsen. U moet wel weer voldoende controle over uw benen hebben en uw knie 95 tot 100 graden kunnen buigen. Gebruik een damesfiets vanwege de lage instap. We raden u aan eerst te oefenen op een hometrainer. 9.6 Wanneer mag ik weer douchen of in bad Het is beter om de wond de eerste twee maanden met uw handen te wassen en niet met een washandje. Let erop dat u de wond van boven naar beneden wast, in plaats van links naar rechts. Let er ook op dat u rond het wondgebied geen crème of lotion gebruikt. De eerste drie maanden na de operatie raden wij af om in een bad te stappen wegens het gevaar van uitglijden. U mag wel douchen mits u de wond goed droogt en van een schone pleister voorziet.
9.7 Hoe verzorg ik mijn wond Uw wond moet droog en schoon blijven. De huid rondom de hechtingen/krammen kan er wat rood of geïrriteerd uitzien. Wanneer de hechtingen of krammen na 21 dagen zijn verwijderd, neemt de roodheid af. U mag de wond niet masseren. Wanneer het wondgebied rood en gezwollen is en warm aanvoelt of wanneer er vocht uit komt, moet u contact opnemen met het ziekenhuis. Tijdens kantooruren kunt u contact opnemen met de secretaresse van de polikliniek orthopedie op telefoonnummer (0314) 32 96 18. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met een verpleegkundige van de verpleegafdeling N2 op telefoonnummer (0314) 32 92 61. 9.8 Waar moet ik op letten na de knieoperatie Om na de operatie de losgemaakte spieren en het kapsel vlot te laten herstellen, is het belangrijk de volgende leefregels goed in acht te nemen: - Niet hurken. - Niet op uw knieën zitten. - Niet op een lage kruk of stoel gaan zitten. - Extreme bewegingen vermijden. - Acute draaibewegingen tijdens het lopen, zoals bij omdraaien, vermijden. Maak liever kleine stapjes als u omkeert. - Staan, bijvoorbeeld bij een aanrecht, mag. - Slaap op uw zij met een kussen tussen uw knieën. Leg geen kussen onder uw knie! - Bij voorkeur stapt u in en uit bed aan de kant van de geopereerde zijde. Lukt dit niet, bijvoorbeeld omdat u een tweepersoonsbed hebt, zorg er dan voor
dat u in ieder geval uit bed stapt aan de kant van de geopereerde zijde. U stapt in dat geval in bed aan de kant van uw niet-geopereerde zijde. 9.9 Welke schoenen kan ik het beste aantrekken Het is verstandig om schoenen te dragen die stevig om de voet zitten en een brede hak hebben. 9.10 Hoe lang moet ik injecties ter voorkoming van trombose blijven gebruiken U moet de injecties zes weken lang gebruiken, gerekend vanaf de operatiedag. 9.11 Hoe lang moet ik gebruik maken van een loophulpmiddel U moet minimaal vier weken een loophulpmiddel gebruiken. Dit is om de druk te verminderen op de knie, terwijl de genezing plaatsvindt. 9.12 Wanneer mag ik weer seks hebben Er zijn op dit gebied geen beperkingen. 9.13 Wanneer mag ik weer sporten Het nieuwe gewricht is een kunstgewricht en dit is altijd kwetsbaar. Zware lichamelijke inspanningen en sporten kunnen de levensduur van het nieuwe kniegewricht verkorten. Bespreek daarom met uw arts welke sport u mag beoefenen.
9.14 Is het normaal dat mijn knie een soort klikgeluid maakt Dit is normaal en niet verontrustend. Ongeveer 70% van de patiënten met een nieuwe knie ervaren/horen een soort klikgeluid wanneer ze de knie buigen. 9.15 Wanneer kan ik weer deelnemen aan het arbeidsproces Dit is per patiënt verschillend en vraagt om een individueel advies. Raadpleeg uw arts of fysiotherapeut wanneer u uw werk kunt hervatten. 9.16 Wanneer moet ik mijn specialist waarschuwen - Bij abnormale pijn en zwelling. - Bij veel wondafscheiding, zoals wondvocht of pus. - Bij koorts. - Bij een dik, glanzend en pijnlijk onderbeen.
10. Eigen aantekeningen Datum