‘Tools’ voor gemeenten: Zelfdiagnose en samenwerken met partners Deel 2: Tegengaan radicalisering
‘Tools’ voor gemeenten: Zelfdiagnose en samenwerken met partners Deel 2: Tegengaan radicalisering
Inhoudsopgave 1
Introductie
5
Inleiding
5
De ontwikkelde tools
6
Relatie tot bestaande handreikingen
7
2
Achtergrondinformatie radicalisering
9
Radicalisering
9
Islamitische radicalisering
11
Rechtsradicalisering
14
Tegengaan radicalisering: de rol van de gemeente
17
Tegengaan radicalisering
19
3
Toelichting zelfdiagnose radicalisering
27
Aanpak/activiteiten
27
Scorelijst radicalisering: zelfdiagnose
31
Duiding uitkomsten
31
Voorbeelden
32
4
Instrument 1: Zelfdiagnose radicalisering
33
Voedingsbodem
33
Vatbaarheid/weerbaarheid
35
Radicalisering en aanbod radicaal gedachtegoed
38
Beleid
41
5
Instrument 2: Samenwerken met de politie
43
Samenwerken met de politie
43
Handvatten voor de samenwerking met de politie bij het tegengaan
van radicalisering
Voorbeelden die besproken kunnen worden met de politie:
beoordeling, activiteiten en rolverdeling
46
6
Instrument 3: Samenwerken met scholen
47
Samenwerken met scholen
47
Handvatten voor de samenwerking met scholen bij het tegengaan
van radicalisering
Voorbeelden die besproken kunnen worden met de school:
beoordeling, activiteiten en rolverdeling
50
7
Instrument 4: Samenwerken met welzijnspartners
53
Mogelijke rol welzijnswerk
53
Handvatten voor de samenwerking met welzijnspartners bij het
tegengaan van radicalisering
Voorbeelden die besproken kunnen worden met welzijnspartners:
beoordeling, activiteiten en rolverdeling
56
8
Links en verwijzingen
59
Beleidsdocumenten
59
Handreikingen
60
Onderzoeken
61
Informatiedossiers op internet
62
44
49
54
1
Introductie
Inleiding De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ziet het als haar taak om gemeenten waar nodig en gewenst ondersteuning te bieden op het dossier radicalisering (voor de definities zie pagina 9). Ter ondersteuning is een aantal tools ontwikkeld (zie toelichting hieronder). In dit deel zijn tools voor het tegengaan van radicalisering uitgewerkt. In deel 1 (een separate publicatie) is dit gedaan voor het tegengaan van polarisatie. In de afgelopen jaren is de gemeente steeds nadrukkelijker benoemd als centrale partner bij het tegengaan van radicalisering. De gemeente vervult een belangrijke rol als het gaat om: • Het voeren van preventief beleid om de voedingsbodem voor radicalisering te verkleinen; • Het voeren van preventief beleid om de weerbaarheid van personen tegen radicalisering te vergroten; • Het kunnen signaleren van mogelijke radicalisering; • Het reageren op ontwikkelingen en handelingen waarbij geen sprake is van strafbare feiten, maar waarbij wel sprake is van enige mate van radicalisering. Belangrijke samenwerkingspartners zijn de professionals in het veld maar ook maatschappelijke organisaties, religieus-culturele organisaties en bijvoorbeeld 5
ouders. De gemeente kan de randvoorwaarden creëren en een coördinerende en regisserende rol vervullen. Ondersteuning vanuit de VNG moet aansluiten op de gemeentelijke praktijk. In opdracht van de VNG heeft het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in de tweede helft van 2007 een behoeftenonderzoek uitgevoerd onder Nederlandse gemeenten. Het betrof een onderzoek naar de behoefte(n) van gemeenten aan ondersteuning bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering. Voor vier van de tien meest genoemde behoeften heeft het COT in opdracht van de VNG tools ontwikkeld. De tools moeten het onderwerp radicalisering beter hanteerbaar maken voor gemeenten zodat zij zelf de eigen situatie kunnen verkennen in samenwerking met berokken partners. Wat speelt er wel en wat speelt er niet? En niet onbelangrijk is de vraag: wat weten we eigenlijk niet? Drie van de vier tools zijn gericht op de samenwerking met specifieke partners.
De ontwikkelde tools Het gaat om de volgende tools: 1 Een instrument voor zelfdiagnose op het gebied van radicalisering; 2 Handvatten voor de samenwerking met de politie; 3 Handvatten voor de samenwerking met scholen; 4 Handvatten voor de samenwerking met welzijnspartners. Deze tools maken het mogelijk om tot een beeld en beoordeling van de eigen situatie te komen wat betreft radicalisering. De eigen lokale werkelijkheid moet centraal staan. ‘Niet ieder probleem of vraagstuk speelt in iedere gemeente en moet worden aangepakt. Voor iedere gemeente geldt dat er naast algemene risico’s ook meer specifieke vraagstukken kunnen spelen. Een specifiek vraagstuk kan bijvoorbeeld zijn dat het niet lukt om goede contacten te leggen met de Turkse of Marokkaanse gemeenschap. Of dat er zorgen zijn over een groepje ogenschijnlijk extreemrechtse jongeren. Een algemeen vraagstuk betreft de sociale cohesie maar ook het risico van radicalisering via internet.’ De vraag is of het nodig is om het bestaande beleid aan te vullen of aan te scherpen? Is het nodig om, naast algemeen beleid dat zich richt op de sociale cohesie in de samenleving, meer specifiek beleid ter voorkoming van polarisatie en radicalisering te ontwikkelen?
6
Relatie tot bestaande handreikingen De tools sluiten aan bij de eerder ontwikkelde handreikingen van de VNG en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). De eerdere handreiking van de VNG Radicalisme: Signaleren en Aanpakken1 betrof specifiek het signaleren van mogelijke radicalisering. Signalering is echter pas mogelijk wanneer je als gemeente weet met welke type vraagstukken je te maken hebt. Signalering kan een onderdeel zijn van een bredere aanpak. De voor het CCV ontwikkelde handreiking gaat over het starten met een aanpak van polarisatie en radicalisering.2 Het maakt duidelijk welke vragen een gemeente zichzelf zou bij de start moeten stellen. In de handreiking wordt specifiek ingezoomd op de wijze waarop de eigen informatiepositie kan worden versterkt en kan worden georganiseerd. De lessen zoals deze zijn geleerd in de gemeenten zijn hierin verwerkt. Een van de hoofdvragen in de handreiking van het CCV is de vraag of radicalisering als probleem speelt in de eigen gemeente, en zo ja, in welke vorm en in welke mate? De voor de VNG ontwikkelde tools helpen gemeenten bij het beantwoorden van deze vraag. De tools zijn dan ook een verdieping op specifieke onderwerpen uit de CCV handreiking. Ditzelfde geldt voor de samenwerking met partners. Deze samenwerking is op hoofdlijnen benoemd in de handreiking, maar verder uitgewerkt in de tools. Hierin zijn ook ervaringen en nieuwe inzichten verwerkt. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk is een beknopte toelichting opgenomen op het onderwerp radicalisering. Elke tool wordt vervolgens in een separaat hoofdstuk toegelicht. In het laatste deel zijn relevante documenten en websites benoemd.
1 VNG/RADAR, Radicalisme: Signaleren en Aanpakken, 2006 2 CCV/COT, Aanpak polarisatie en radicalisering, op weg naar een succesvolle start, Den Haag, 2007
7
2
Achtergrondinformatie radicalisering
Radicalisering De AIVD definieert radicalisme als: “het actief nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, eventueel met het hanteren van ondemocratische methodes die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde”.3 Radicalisme komt voort uit een geesteshouding, die zich kenmerkt door een denken en doen dat wordt beheerst door een ideaal, een geloof, een doel of een belang dat alles overheerst. Radicalisering betreft de groeiende bereidheid zelf bovengenoemde veranderingen na te streven en/of te ondersteunen, dan wel om anderen daartoe aan te zetten. Het betreft een proces waarin individuen in toenemende mate overgaan op het gebruik van verreikende – eventueel ondemocratische – middelen. Het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) geeft aan dat radicalisering een proces is waarin de steun aan het systeem ontzegd wordt: delegitimi-
3 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Van Dawa tot Jihad: de diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde, Den Haag, december 2004, p. 15
9
sering. Dit proces kent drie algemene ontwikkelingsstadia, die zich kenmerken door de mate van vertrouwen in het systeem en de daarbij horende terugtrekking binnen de eigen groep. Ondanks de grote verschillen tussen de verschillende soorten radicalen (links, rechts, religieus) doorlopen zij allen dit traject van een ‘vervreemdingstocht’, aldus de onderzoekers. Het eerste stadium is dat van een vertrouwenscrisis. Hierin wordt het bestaande vertrouwen sterk uitgehold en is er sprake van een conflict tussen een groep en specifieke machthebbers ten aanzien van specifiek beleid. De kritiek wordt geformuleerd in ideologische termen, en tegenculturele aspecten worden ontwikkeld (taal, gedrag, opvattingen). Het tweede stadium is het stadium van een legitimiteitsconflict. De legitimiteit van het systeem zelf wordt ter discussie gesteld. De oppositie ontwikkelt een alternatief ideologisch en cultureel systeem en zet frustratie en woede over het functioneren van het systeem om in delegitimerende ideologieën. Het laatste stadium is dat van een legitimiteitscrisis. De kritiek op het systeem wordt uitgebreid naar de personen die de maatschappij bevolken. Zij worden ontmenselijkt en de activisten ontwikkelen een nieuwe moraal, waarin zij zichzelf zien als de strijders die tot taak hebben het kwaad te bestrijden. Risico’s van radicalisering De risico’s van radicalisering zijn gelegen in de mate waarin het gedachtegoed wordt verwezenlijkt en de mate waarin individuen en groepen worden beïnvloed door dit gedachtegoed. Directe risico’s of dreigingen zijn:4
• Het dreigen met en oproepen tot geweld; • Het indirect oproepen tot en uitlokken van geweld (concrete uitingen van en oproepen tot haat en discriminatie van specifieke groepen);
• Het bedreigen van de open samenleving door uitingen van intolerantie en het scheppen van een risicovol klimaat voor specifieke groepen of personen;
• Het afwijzen van waarden en normen van de samenleving en het aanhangen van waarden die niet verenigbaar zijn met die van de Nederlandse samenleving; • Anti-integratieve tendensen die de wederzijdse acceptatie en het samenleven in gevaar brengen. Individuen kunnen slachtoffer worden van fysiek of verbaal geweld of van discriminatie, uitsluiting en krenking door radicalen. Radicalisme kan tot uiting komen in verschillende soorten incidenten, zoals bekladdingen, folderacties en demonstraties. Maar ook door ernstigere voorvallen zoals bedreigingen,
4 Ministerie van Justitie, Radicalisme en radicalisering, 2005, p. 12-14
10
bommeldingen, brandstichtingen en mishandelingen. In het uiterste geval kan radicalisme resulteren in moord of terroristische acties. Ook het onder druk zetten van mensen om zich af te zonderen van andere groepen of om niet deel te nemen aan het democratisch proces zijn voorbeelden van risico’s. De grondrechten van mensen kunnen worden aangetast waarbij zij niet volwaardig deel kunnen nemen aan de samenleving. Eigenrichting (het onderling handhaven van eigen regels, eventueel met geweld) is een ander risico.
Islamitische radicalisering De AIVD definieert radicale islam als: “het politiek-religieus streven om, desnoods met uiterste middelen, een samenleving tot stand te brengen die een zo zuiver mogelijke afspiegeling is van hetgeen men meent dat gesteld wordt in de oorspronkelijke bronnen van de islam.” IMES concludeert dat de verhoogde kans op radicalisering voortkomt uit een combinatie van een zeer orthodoxe geloofsinvulling (religieuze dimensie) en het idee dat er door de politiek en in de maatschappij onrechtvaardig wordt omgegaan met moslims en dat de islam daardoor bedreigd wordt (politieke dimensie).5 Dit is van invloed op de vatbaarheid voor radicalisering. De combinatie van beide denkbeelden (de religieuze en politieke dimensie) gaat vaak samen met een wantrouwen ten aanzien van de lokale politiek, met een dichotoom wereldbeeld (‘wij’ versus ‘zij’) en met een voorstelling van een realiseerbare ideale samenleving (‘utopisch denken’). De aanwezigheid van beide overtuigingen (de religieuze en politieke) gaat vaak samen met: leeftijd (16-18 jaar), middelbaar opleidingsniveau (mbo, havo, vwo), sterke verbondenheid met de etnische groep, grote perceptie van discriminatie, groot politiek wantrouwen en sociaal isolement. Het radicaliseringsproces betreft volgens de onderzoekers drie dimensies: 1 Een religieuze dimensie, gerelateerd aan behoefte aan zingeving; 2 Een politieke dimensie, gebaseerd op ervaring van onrecht, en; 3 Een sociale dimensie, die te maken heeft met behoefte aan acceptatie, waardering en geborgenheid. Er is geen sprake van ‘één radicale stroming of leer’. Het gaat in werkelijkheid
5 Slootman, M. en Tillie, J., Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden, IMES, 2006
11
om een grote variëteit aan interpretaties en substromingen. Ook moet een helder onderscheid worden gemaakt tussen fundamentalisme/orthodoxie en radicalisme. Dit geldt onder meer voor wordt ‘het salafisme’ wordt genoemd. Dit is een van de meest gebruikte termen in de discussie over radicale islam en staat voor een zeer orthodoxe interpretatie van de Islam (zie kader). Beknopte duiding radicalisering door het IMES “Het radicaliseringsproces is een proces van verwijdering van de samenleving, een proces van delegitimatie.6 Het kenmerkt zich door een toenemend wantrouwen ten aanzien van het maatschappelijke en politieke systeem. Mensen verliezen vertrouwen in het bestuur, trekken zich terug op een eigen groep en streven diepgaande veranderingen na die ze, in de meest extreme vorm, niet democratisch tot stand willen brengen. Deze uiterste vorm van extremisme is de absolute tegenpool van democratie. Het islamitisch radicalisme is een religieus geïnspireerde vorm van radicalisme. Dit gedachtegoed is gebaseerd op een orthodoxe invulling van het geloof (salafisme), maar is extreem fundamentalistisch en islamistisch. Een nieuwe verwezenlijking van het geloof is nodig omdat de islam van buitenaf belegerd wordt en van binnenuit verdorven is. Alles moet in het werk gesteld worden om het tij te keren. Het islamitisch radicalisme kenmerkt zich door een zestal overtuigingen. 1 De islam ligt onder vuur en wordt bedreigd. 2 Burgerlijke machthebbers hebben bijgedragen aan deze marginalisering en moeten daarom gewantrouwd worden, verzet tegen hen is gerechtvaardigd. 3 Religieuze gezagsdragers berusten in deze situatie en plegen daarom verraad aan het geloof. 4 De grondslagen van het geloof moeten worden hersteld door een terugkeer naar de echte religieuze normen en waarden en door een letterlijke interpretatie van de koran. 5 De eigen religie is superieur en zou de grondslag moeten vormen voor de samenleving en de leidraad moeten zijn voor de politiek. 6 De ware gelovige moet een actieve rol spelen bij het verwezenlijken van deze samenleving – een urgente zaak.
6 IMES (2006), Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden,
p. 24
12
Islamitische extremisten vinden bovendien: 7 Het verwezenlijken van de ideale, goddelijke, samenleving is het hoogste doel. 8 Het nastreven hiervan is een plicht voor elke gelovige die alle middelen heiligt, inclusief geweld. 9 Daarbij worden tegenstellingen verabsoluteerd en de vijand wordt gedemoniseerd, doordat de activisten zichzelf zien als de strijders van het goede die het kwaad bestrijden. IMES spreekt over het onderscheid tussen religieuze (a-politiek), politieke en jihadi salafisten (‘salafi’s’). Apolitieke salafi’s leggen het accent op geloof en op verkondiging van het geloof. Zij volgen hun religieuze leiders en accepteren het feit dat zij leven in een niet-islamitische samenleving. Ze houden zich afzijdig van politiek. Politieke salafi’s gebruiken naast verkondiging ook politieke middelen voor verandering en islamisering van hun omgeving. Zij zijn iets kritischer en individualistischer dan de apolitieke salafi’s. Salafi-jihadi’s vinden het urgent dat het verval van de moslimwereld een halt toegeroepen wordt en zien als enige oplossing de wereldwijde vestiging van de islamitische staat. Daarom is naast verkondiging ook de gewelddadige jihad een plicht van elke gelovige. Tussen de verschillende (radicale) stromingen worden uitgebreide discussies gevoerd, waarbij ze elkaar proberen te overtuigen van elkaars standpunt.” “Op basis van de mate van delegitimatie zijn alleen de salafi-jihadi’s als radicaal te bestempelen.7 Bij apolitieke en politieke salafi’s is er echter wel degelijk ook sprake van een bepaalde mate van delegitimatie van het systeem. Je zou kunnen zeggen dat jongeren met een dergelijk gedachtegoed wel in een stadium van radicalisering zijn.”
Ook de AIVD benadrukt de verschillen tussen stromingen, maar waarschuwt hierbij ook terdege voor de niet-gewelddadige politieke boodschap. In het rapport Radicale Dawa in verandering: de opkomst van het islamitisch neoradicalisme in Nederland constateert de AIVD dat er sprake is van ‘een derde fase’ in de ontwikkeling van radicalisering in Nederland.8 In elke fase heeft het moslimradicalisme zich op een nieuwe wijze gemanifesteerd. Inzicht in deze ontwikkeling is van 7 IMES (2006), Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden,
p. 23
8 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Radicale dawa in verandering, de opkomst van islamitisch neoradicalisme in Nederland, Den Haag, oktober 2007
13
belang omdat dit inzicht geeft in de verschijningsvormen die meeveranderen. Dit heeft direct consequenties voor de beoogde aanpak en daarmee ook voor de rol van de gemeente. De derde fase noemt de AIVD neoradicalisme. De derde fase, waarvan sprake is sinds medio 2005, betreft een nieuwe generatie radicale dawa-predikers die deel uit maken van de tweede generatie moslims in het Westen. Zij zijn tot het besef gekomen dat de groei en reputatie van de islam geschaad wordt door de lage organisatiegraad van de radicale islam in Europa, de onduidelijke ideologische boodschap en de flirt met geweld. De hier actieve radicale dawa-predikers nemen categorisch stelling tegen het gebruik van geweld in het Westen. Dit leidt tot een ideologische breuk met de jihadisten. Deze nieuwe predikers zoeken gericht naar doelgroepen die ze door middel van een specifieke boodschap weten te bereiken. Zij weten wat er speelt. De derde fase is de fase van autonomisering, professionalisering en politisering van de boodschap, aldus de AIVD.
Rechtsradicalisering De AIVD benoemt drie vormen van extreemrechts: • Vertegenwoordigers van het zogenoemde ‘burgerlijk extreem rechts’ die xenofobische en ultranationalistische opvattingen huldigen, maar zich hebben gevoegd naar de democratische mores, deels gedwongen door wetgever en publieke opinie; • Neonazistische organisaties die zich openlijk antidemocratisch en racistisch opstellen en pogen hun doelstellingen met ondemocratische, buitenwettelijke middelen te verwezenlijken; • Ongeorganiseerde (groepen van) individuen en subculturen die zich, op velerlei manieren en al dan niet politiek gemotiveerd, bezighouden met het uitdragen van een extreem rechtse of racistische boodschap. De vaak jonge leeftijd waarop het radicaliseringsproces begint, de relatief eenvoudige toegang tot radicaal gedachtegoed (via internet), de overeenkomsten met ‘normaal’ pubergedrag en de angst ook om jongeren onterecht als extreemrechts te stigmatiseren, maakt het tegengaan van radicalisering moeilijk. Ook het gesprek aangaan en begrijpen hoe een jongere denkt, is niet eenvoudig als je niet bekend bent met deze wereld. Belangrijk is ook dat de prijs van de extreemrechtse levensstijl hoog is, sociaal en maatschappelijk gezien. Dit maakt het moeilijk om deze wereld ook weer te verlaten: daar zitten de vrienden, het werk, en dergelijke. Dit bleek ook uit de in Duitsland gestarte de-radicaliserings14
programma’s zoals beschreven in de zevende rapportage van de Monitor racisme en extremisme. Bijzondere aandacht is in de afgelopen jaren gegaan naar zogenoemde ‘Lonsdalejongeren’ (al gaat het om een veel gedifferentieerde kledingstijl dan sec het merk Lonsdale dat zich actief inzet tegen discriminatie). Een van de weinige vergelijkende onderzoeken naar dergelijke jongeren geeft de volgende, samenvattende beschrijving van Lonsdalejongeren: Beschrijving van Lonsdalejongeren (uit ‘Trots op Nederland’ van de Nederlandse Politie Academie) “het gaat om jongeren die zich in elk geval identificeren met de hardcorecultuur, al dan niet gepaard gaand met de daarbijbehorende kledingstijl. Van een problematische gezinssituatie lijkt geen of slechts in geringe mate sprake te zijn. Kenmerkend is de uitgaanscultuur en druggebruik. Het is beter te spreken van hardcorejongeren dan van Lonsdalers. Van een algehele delinquente levensstijl is geen sprake, wel van meer geweld. Mogelijk dat het geweldsaspect samenhangt met de uitgaanscultuur. Een groot deel van de onderzochte hardcorejongeren oordeelt negatief over andere bevolkingsgroepen, met name over moslims en hangt rechts-populistische opvattingen aan. Enkele jongeren maken deel uit van georganiseerde extreemrechtse bewegingen.”
In het rapport over eerstelijnswerkers heeft het COT het volgende overzicht gegeven van factoren die onderdeel kunnen zijn van het radicaliseringsproces.9 Dit overzicht is per definitie niet compleet en doet geen recht aan de vele verschillende verschijningsvormen van het fenomeen. Het biedt echter wel aangrijpingspunten voor preventieve en responsieve activiteiten, indien gewenst.
9 Eerstelijnswerkers zijn functionarissen die vanuit hun functie in direct contact kunnen komen met personen die radicaliseren dan wel met mensen die hier slachtoffer van zijn geworden. COT, Van ogen en oren naar het hart van de aanpak: de rol van eerstelijnswerkers bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering, 2008
15
Factoren die van invloed kunnen zijn op rechtsradicalisering: • Slechte, persoonlijke ervaringen met allochtonen (vechtpartijen en dergelijke); • Angst voor maatschappelijke veranderingen als gevolg van de multiculturele samenleving of door de invloed van bepaalde bevolkingsgroepen; • Gepercipieerde economische lasten van de multiculturele samenleving; • Beperkte of geen positieve ervaringen met andere bevolkingsgroepen; • Sterker wordende negatieve beelden over anderen; • Toenemende de-legitimisering van de politiek en het politieke systeem; • Problemen thuis in emotionele en opvoedkundige zin; • Sterke behoefte tot provocatie; • Fascinatie voor strijd en geweld; • Geen geloof in alternatieven (levensstijlen, ideeën); • Invloed van ouders die xenofobe of verdergaande ‘wij-zij’-opvattingen bewust of onbewust meegeven. • Invloed van collega’s die zich xenofoob uiten; • Uitblijven van positieve ervaringen gecombineerd met negatieve beelden (vanuit de media via vrienden, ouders, of anderszins); • Invloedrijke emotionele, persoonlijke gebeurtenissen; • Groepsgedrag waarbij het rechtse karakter een gezamenlijke identiteit verschaft; • Druk vanuit de groep; • Nazi-symbolen dragen om bij de groep te passen; • Introductie door vrienden bij extreemrechtse organisaties; • Alcohol- en drugsproblematiek die maatschappelijke ontwikkeling beperken en drempelverlagend werken voor extreme uitingen; • De invloed van extreemrechtse muziek (hardcore muziek, maar wat extreemrechts betreft ook Nazirock of Rechtsrock, Oi!, RAC); • Groeiende sociale afhankelijkheid van gelijkgestemden (bij het weggevallen van traditionele contacten).
Ten aanzien van rechtsradicalisering benoemt de AIVD in zijn jaarverslag over 2007 de volgende trends: • Versnippering en verscheidenheid kenmerkten nog steeds het rechts-extremistische landschap in Nederland in 2007. Pogingen om te komen tot samenwerking op nationaal en internationaal niveau lopen doorgaans stuk op ideologische onverenigbaarheid en botsende karakters. Met in totaal ongeveer 600 actieve aanhangers is het rechts extremisme in Nederland nog steeds relatief klein van omvang. 16
• Een opvallende ontwikkeling is de toegenomen vijandige houding richting radicale antifascisten. • Hoewel binnen rechts-extremistische kringen een zekere fascinatie voor wapens en geweld bestaat, zijn er geen aanwijzingen dat wapens worden verworven met het vooropgezette doel deze in te zetten tegen antifascisten of andere gepercipieerde politieke tegenstanders. Het bezit van wapens heeft vooral een grote symbolische waarde. • Binnen sommige jongerenculturen wordt identiteit ontleend aan rechtse symboliek. Het verbale en uiterlijke vertoon dat deze jongeren zich daarbij aanmeten wordt doorgaans weliswaar als rechts-extremistisch gezien maar is dat in feite niet. Slechts een kleine kern radicaliseert en vindt aansluiting bij een van de bestaande rechtsextremistische groeperingen of vormt een eigen groepering. • In het Nederlandse neonazistische spectrum zijn ongeveer 400 personen actief. • Ultranationalisten (totale aanhang ongeveer 100 personen) zijn in Nederland grotendeels ongeorganiseerd geraakt. • Lokale groepen jongeren die door hun uiterlijk en taalgebruik soms ten onrechte als rechts-extremistisch worden gepercipieerd, zorgen met enige regelmaat voor openbare-ordeproblemen. Het internet fungeert als virtuele ontmoetingsplaats voor deze jongeren en vormt in potentie een broedplaats voor radicalisering.
Tegengaan radicalisering: de rol van de gemeente De gemeente vervult een belangrijke rol bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering, zeker wanneer er geen sprake is van strafbare feiten. De gemeente kan een bijdrage leveren aan het voorkomen van radicalisering. De gemeente kan ook een rol vervullen bij het signaleren van mogelijke radicalisering en bij het reageren op geconstateerde radicalisering. De gemeente geldt hierbij voornamelijk als regisseur. De gemeente heeft andere partners nodig voor het daadwerkelijk realiseren en uitvoeren van adequaat beleid, zowel preventief als reactief. De volgende factoren zijn mede bepalend voor de meerwaarde van een organisatie bij de aanpak van radicalisering (net als bij polarisatie):
17
M e e rw a a rd e v o o r d e a a n p a k v a n p o la ris a tie e n ra d ic a lis e rin g Toegang tot doelgroep Toegang tot
Z ic h t o p
omgeving
p ro b le m a tie k
Meerwaarde Vertrouwen
Instrumenten
Bevoegdheden
Kennis en ervaring
Iedere organisatie kan voor zichzelf nagaan wat de eigen meerwaarde kan zijn. Ook de gemeente kan bij het nadenken over te betrekken partners een eigen inschatting maken van de mogelijke meerwaarde van partners. Bezien vanuit de aard van de problematiek en de hierboven beschreven meerwaarde kunnen verschillende rollen worden onderscheiden.
Mogelijke rollen in het tegengaan van polarisatie en radicalisering
Voorkomen Herkennen en Agenderen
signaleren
Rollen/ functies Melden
Reageren/ interveniëren
Informatie aanvullen
Duiden
In het COT rapport De rol van de eerstelijnswerker bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering zijn de verschillende rollen uitgewerkt en voorzien van voorbeelden.
18
Tegengaan radicalisering De activiteiten kunnen zijn gericht op verschillende doelgroepen:10 • Diegenen die worden getroffen door voor hen negatieve ontwikkelingen die als voedingsbodem kunnen werken voor radicalisering (negatieve thuissituatie, discriminatie, identiteitsvraagstukken, en dergelijke); • Diegenen die zoekende zijn en in meer of mindere mate vatbaar zijn voor radicale ideeën; • Diegenen die – na in aanraking te zijn gekomen met radicaal gedachtegoed – in meer of mindere mate radicaliseren en diegenen die het radicale gedachtegoed verspreiden; • Diegenen die bereid zijn ondemocratische middelen inclusief geweld te gebruiken om hun idealen te verwezenlijken. Het gedachtegoed beheerst het handelen. In het onderstaande figuur zijn deze doelgroepen benoemd en gekoppeld aan een mogelijke beleidslijn. De gemeente Amsterdam onderscheidt drie aangrijpingspunten voor het beleid dat is gericht op het tegengaan van radicalisering.
Aangrijpingspunten voor beleid
De voedingsbodem en diegenen die dit treft
Zoekende jongeren die mogelijk vatbaar zijn voor radicalisering (vraag/behoefte)
Radicaliserende jongeren en aanbieders van radicaal gedachtegoed (aanbod)
Extremisten (dreiging)
Aanpak justitie en politie
Reageren op radicalisering Vergroten weerbaarheid: preventief Tegengaan voedingsbodem: preventief
In het COT rapport over eerstelijnswerkers is aangegeven op welke wijze een bijdrage kan worden geleverd aan het succes van deze beleidslijnen. Dit is verderop uitgewerkt. 10 Deze doelgroepen zijn benoemd in het recent gepresenteerde actieplan van de gemeente Amsterdam: Amsterdam tegen radicalisering (2007)
19
Het tegengaan van radicalisering kent geen blauwdruk. Er zijn in de loop van de tijd aanbevelingen gedaan door verschillende instanties op de verschillende deelterreinen. Bijgaand een kort overzicht van deze aanbevelingen en aandachtspunten.
Enkele eerder geformuleerde aanbevelingen/aandachtspunten Het recent verschenen Actieplan polarisatie en radicalisering 2007-2011 volgt drie sporen waarbij de aanpak door het lokale bestuur van groot belang wordt geacht: 1 Het eerste spoor vormt een aanpak gericht op preventie, signaleren én interventie in samenwerking met partners als jeugdwerkers, leraren, wijkagenten, leerplichtambtenaren en is ingebed in het lokaal (veiligheids)beleid; 2 Het tweede spoor richt zich op de inzet van algemeen en specifiek beleid op nationaal niveau dat deze lokale aanpak ondersteunt en faciliteert; en 3 Het derde spoor betreft de samenwerking op internationaal niveau bij de reductie van polarisatie en radicalisering én de aansluiting op het buitenlands beleid. Aanbevelingen van het IMES voor het tegengaan van radicalisering: • Bestrijd dichotome wereldbeelden, zoals gelovig versus ongelovig, allochtoon versus autochtoon, et cetera; • Beperk het gevoel dat de islam een strijdpunt is en zorg ervoor dat mensen minder negatief zijn over hoe er over de islam gedacht en gesproken wordt; • Zorg ervoor dat minder mensen het idee hebben dat er gediscrimineerd wordt, enerzijds door daadwerkelijke discriminatie aan te pakken en anderzijds door het verminderen van het slachtoffergevoel (…); • Bestrijd sociaal isolement en stimuleer dat meer mensen tevreden zijn met hun sociale relaties; • Vergroot het vertrouwen in de politiek en het politieke zelfvertrouwen; • Zorg dat de diversiteit van de islam meer zichtbaar wordt; • Ga meer ontspannen om met orthodoxe geloofsinvullingen; • Zet alles op alles om het contact met radicale jongeren te houden. Het isolement van de groep kan maken dat men de grens tussen radicalisme en extremisme overschrijdt; • Ondersteun moskeeën in de omgang met radicaliserende jongeren.
20
De AIVD formuleert de volgende aandachtspunten voor de aanpak van het neoradicalisme: • Houd in het ontwikkelen van strategieën rekening met proportionaliteit en subsidiariteit; • Ga uit van een zo groot mogelijke diversiteit binnen de islamitische gemeenschap; • Voorkom polarisatie bij het ontwikkelen van een overheidsaanpak; • Tracht accommodatie van radicale dawa-groeperingen te beperken; • Ga de dialoog aan met zoveel mogelijke islamitische groeperingen; • Probeer het vertrouwen in de democratische rechtsorde te versterken. Enkele uitwerkingen van de bovengenoemde adviezen:11 • Scheer radicalen niet over één kam. Maak bij het ontwikkelen van strategieën gericht op interventie onderscheid tussen ‘harde kern’ en ‘meelopers’; • Bevestig de tegenpartij niet in het vijandbeeld waardoor zij gedreven wordt en aanhangers weet te mobiliseren; • Wees als overheid uiterst terughoudend in het (financieel) ondersteunen van projecten die segregatie van seksen en allerlei andere discriminerende uitgangspunten als vanzelfsprekend zien of deze zelfs verder kunnen bevorderen; • Ondersteun als overheid geen initiatieven en projecten die uitsluitend een exclusieve denkrichting binnen een bredere groepering ten goede zullen komen en waarbij duidelijk is dat de initiatiefnemers andere groeperingen ervan zullen uitsluiten; • Ondersteun geen projecten die naar radicale dawa-moskeeën en centra zijn te herleiden. Voorbeeld stappenplan voor de groepsaanpak van ‘Lonsdalejongeren’ (zoals ontwikkeld door FORUM in samenwerking met jongerencentrum Dock-03 in HendrikIdo-Ambacht): • Stap 1: Zorg voor een goede bedding; • Stap 2: Creëer de juiste randvoorwaarden; • Stap 3: Leg contact en bouw aan vertrouwen; • Stap 4: Werk aan de groep als geheel; • Stap 5: Ga aan de slag met de subgroepjes; • Stap 6: Werk aan persoonlijke problemen.
11 AIVD, Radicale Dawa in verandering, pp. 79 - 83
21
Bij de aanpak van radicalisering zijn enkele ‘grote’ vraagstukken aan de orde als: • De scheiding van kerk en staat; • De vrijheid van meningsuiting; • De vrijheid van religie; • Hoe om te gaan met orthodoxie en soms botsende gebruiken; • Hoe om te gaan met anti-integratieve tendensen waarvan geen terroristische dreiging uitgaat. Hierna zijn mogelijke bijdragen genoemd aan de aanpak zoals die ook in de figuur op pagina 19 terug te vinden is. Dit betreft zowel een directe bijdrage richting burgers als een bijdrage aan de beleidsvorming (zoals het helpen duiden). De mogelijke bijdragen aan de aanpak zijn geclusterd per eerder genoemd aangrijpingspunt. De bijdragen kunnen worden uitgevoerd door verschillende partners. Voor het tegengaan van islamitische radicalisering kunnen de volgende bijdragen van belang zijn. Zonder uitputtend te willen zijn, vormen onderstaande bijdragen enkele aanknopingspunten op de verschillende terreinen.
Aangrijpingspunten
Mogelijke bijdragen
Verkleinen voedingsbodem
• Het voorkomen van (gepercipieerde) uitsluiting • Bewust bijdragen aan insluiting • In aanraking brengen met positieve rolmodellen • Bijdragen aan het tegengaan van discriminatie • Bij kunnen dragen aan de emancipatie van vrouwen • Bij kunnen dragen aan het kritische denkvermogen (om de irrationaliteit van radicaal gedachtegoed in te kunnen zien)
Verkleinen vatbaarheid, vergroten weerbaarheid
• In aanraking kunnen komen met minder of meer vatbare jongeren • Het voorkomen van het aanwakkeren van een gevoel van onrechtvaardigheid • Sociaal isolement kunnen tegengaan • Bij kunnen dragen aan het beperken van de islam als strijdpunt en eraan bijdragen dat mensen minder negatief zijn over hoe er over de islam gedacht en gesproken wordt • Het kunnen ondersteunen van ouders bij het omgaan met ‘radicale’ opvattingen van hun kinderen • Ervoor proberen te zorgen dat een persoon minder het idee heeft dat hij of zij gediscrimineerd wordt, enerzijds door daadwerkelijke discriminatie aan te pakken en anderzijds door het verminderen van het slachtoffergevoel bij een persoon
22
• Alternatieven kunnen aandragen (hobby’s, levensstijl, ideeën) • Bewust positief beïnvloeden van de zoektocht door gevoel van onrechtvaardigheid tegen te gaan • Afnemende binding met samenleving (vervreemding) kunnen waarnemen • Bij kunnen dragen aan het vergroten van het maatschappelijk vertrouwen • Bijdragen aan het vergroten van het vertrouwen in de politiek en het politiek zelfvertrouwen • Bij kunnen dragen aan het vertrouwen in eigen leiders • Kunnen reageren op de vorming van dichotome wereldbeelden • Kunnen helpen bij het omgaan met emotioneel ingrijpende (politieke en privé) gebeurtenissen • Bespreekbaar kunnen maken van (inter)nationale ontwikkelingen die gevoel van onrechtvaardigheid kunnen voeden Reageren op radicalisering en tegengaan verspreiding radicaal gedachtegoed
• Bij kunnen dragen aan het analyseren van de lokale situatie: in hoeverre en op welke wijze is er eventueel sprake van radicalisering? • Het kunnen agenderen van het onderwerp in de eigen organisatie en in samenwerkingsverbanden met andere partners • Kunnen bijdragen aan het bevorderen van het meer ontspannen omgaan met orthodoxe geloofsinvullingen • In aanraking komen met radicaal gedachtegoed (in uitingen) • Diversiteit aanbod inclusief alternatieven kunnen overdragen • Beschikbaarheid radicaal gedachtegoed kunnen tegengaan • Argumenten van het inhoudelijk gedachtegoed kunnen weerleggen • In aanraking kunnen komen met radicaliserende personen • Op basis van vertrouwen toegang hebben tot jongeren die mogelijk radicaliseren • Toegang hebben tot belangrijke personen in de omgeving van een mogelijk radicaliserende jongere • Bij kunnen dragen aan het in contact blijven met radicaliserende jongeren • Het kunnen bijdragen aan de aantrekkingskracht van het apolitieke en politieke salafisme ten koste van het jihadistisch salafisme • Incidenteel uitingen kunnen waarnemen die mogelijk wijzen op radicalisering • Veranderingen binnen het proces kunnen waarnemen (meerdere contactmomenten) • Aanvullende informatie kunnen geven die relevant is voor het duiden • Vanuit deskundigheid en vanuit kennis over een specifiek persoon bij kunnen dragen aan duiding van signalen van mogelijke radicalisering • Bij kunnen dragen aan niet aan de persoon gebonden interventies (locatie, omgeving, beperken effect, uiting, en dergelijke) • Bij kunnen dragen aan het beperken van het effect van een radicale uiting • Bij kunnen dragen aan interventies gericht op een eventuele groep waartoe iemand behoort • Bij kunnen dragen aan het trachten radicalisering te stoppen en om te keren (persoonsgebonden interventies) • Eventuele rekrutering/werving waar kunnen nemen • Op kunnen treden tegen mogelijke rekrutering/werving • Moskeeën en andere moslimorganisaties kunnen ondersteunen bij het omgaan met radicale jongeren • Het kunnen monitoren van radicale groepen en/of individuele jongeren
23
Reageren op (dreigend) extremisme
• Incidenteel uitingen kunnen waarnemen die mogelijk wijzen op dusdanige radicalisering dat er sprake is van een dreiging (geweld, terrorisme) • Intern signalen door kunnen geven • Openbaar Ministerie informeren over mogelijke strafbare uitingen • Kunnen bijdragen aan risico- en dreigingsanalyses • Op kunnen treden tegen dreigend geweld en/of terrorisme • Het kunnen beschermen van potentiële slachtoffers
Voor het tegengaan van rechtsradicalisering geldt dat onder meer op de volgende wijze een bijdrage kan worden geleverd door organisaties en professionals: Aangrijpingspunten
Mogelijke bijdragen
Verkleinen voedingsbodem
• Het bijdragen aan het voorkomen van negatieve ervaringen met andere bevolkingsgroepen • Het bevorderen van positieve ervaringen met andere culturen • Het voorkomen van en wegnemen van angst voor de multiculturele samenleving • Bijdragen aan het wegnemen van de angst voor volwassenen/de samenleving bij jonge jongeren met een slechte thuis- en opvoedkundige situatie/emotionele situatie • Tegengaan excessief alcohol- en drugsgebruik • Xenofobe ideeën van ouders kunnen tegengaan en kunnen voorkomen dat deze te veel vat krijgen op jongeren • Tegengaan vergaand provocerend gedrag (structureel)
Verkleinen vatbaarheid
• Het voorkomen van het onbewust negatief beïnvloeden van een gevoel van onrechtvaardigheid richting de eigen groep • Toenemende fascinatie voor geweld waarnemen en bespreken • Toenemende angst voor ‘volksvreemde’ aspecten waarnemen en bespreken • Kunnen bijdragen aan het terugdringen van negatieve beelden over andere culturen • Bijdragen aan het voorkomen van het ‘stigmatiseren’ van rechtse jongeren als extreemrechts/nazistisch • Het kunnen verminderen van het slachtoffergevoel bij een persoon die zich slachtoffer voelt van de multiculturele samenleving • Toenemende fascinatie van de Tweede Wereldoorlog waarnemen en bespreken • Zwaarwegende sancties opleggen die jongeren afschrikken
Reageren op radicalisering
• Het handhaven van gedragsregels om provocaties te voorkomen • In aanraking kunnen komen met radicaal gedachtegoed (in uitingen) en extreemrechtse symboliek • Beschikbaarheid/verspreiding van radicaal gedachtegoed tegengaan (muziek, internet, schriftelijke bronnen, mondelinge overdracht) • Argumenten radicaal gedachtegoed inhoudelijk kunnen weerleggen in een direct contact met een jongere • Isoleren leiders en begeleiden meelopers
Reageren op (dreigend) extremisme
• Geen aanvullende bijzonderheden
24
In de verschillende reeds opgestelde nota’s en actieplannen zijn van projecten en initiatieven benoemd. Een voorbeeld hiervan is het meest recente actieplan van de gemeente Amsterdam. Voorbeelden van projecten in het kader van Amsterdam tegen radicalisering
Verkleinen voedingsbodem: • Aanpakken van discriminatie en intolerantie; • Vergroten zichtbaarheid van de diversiteit van de islam; • Omgaan met media en beeldvorming; • Versterken van interculturele relaties; • Vergroten van sociaal kapitaal en van politiek (zelf)vertrouwen. Vergroten weerbaarheid: • Vergroten van de weerbaarheid van moslims; • Vergroten van de weerbaarheid van vrouwen; • Realiseren van projecten gericht op internet en radicalisering; • Realiseren van een alternatief aanbod vanuit het jongerenwerk. De-radicalisering: • Ontwikkelen en inzetten van interventies; • Verder ontwikkelen en inzetten van het Meld- en Adviespunt en verder opbouwen van het netwerk • Aanpakken van rechts-radicalisme; • Trainen van professionals; • Intensiveren van de activiteiten op het gebied van onderwijs en radicalisering; • Intensiveren kennisopbouw en -uitwisseling; • Ontwikkelen en inzetten stadsdeelactiviteiten tegen radicalisering.
25
3
Toelichting zelfdiagnose radicalisering
Aanpak/activiteiten Met behulp van een scorelijst kan de gemeente komen tot een ‘zelfdiagnose’. De bij de zelfdiagnose behorende scorelijst stelt gemeenten in staat om de situatie in de eigen gemeente een stap inzichtelijker te maken. Zo kan worden nagegaan of er sprake is van risico’s rond radicalisering en of er wel of niet in enige mate sprake is van radicalisering. Op basis van eigen informatie kan tot een oordeel worden gekomen. De uitwerking is dusdanig dat ook inzichtelijk wordt waar mogelijkheden tot versterking zitten. Voor ieder onderwerp kan worden nagegaan wat er bekend is over dit onderwerp en wat dit betekent voor eventuele risico’s in de gemeente. Bepaalde factoren kunnen de kans op radicalisering vergroten, terwijl andere factoren de kansen verkleinen. Het is geen volledig overzicht en ook zal niet alles in beeld kunnen worden gebracht. De risicoscorelijst geeft echter wel een meer integraal beeld. De scorelijst voor radicalisering is geclusterd per doelgroep en beleidslijn zoals deze eerder zijn toegelicht:12 12 Deze doelgroepen zijn ook benoemd in het recent gepresenteerde actieplan van de gemeente Amsterdam: Amsterdam tegen radicalisering (2007)
27
• Diegenen die worden getroffen door voor hen negatieve ontwikkelingen die als voedingsbodem kunnen werken voor radicalisering (negatieve thuissituatie, discriminatie, identiteitsvraagstukken, en dergelijke) (het verkleinen van de voedingsbodem); • Diegenen die zoekende zijn en in meer of mindere mate vatbaar zijn voor radicale ideeën (vergroten weerbaarheid); • Diegenen die – na in aanraking te zijn gekomen met radicaal gedachtegoed – in meer of mindere mate radicaliseren en diegenen die het radicale gedachtegoed verspreiden (de-radicalisering); • Diegenen die bereid zijn ondemocratische middelen inclusief geweld te gebruiken om hun idealen te verwezenlijken. Het gedachtegoed beheerst het handelen (tegengaan extremisme). De uitwerking beperkt zich tot de eerste drie genoemde beleidslijnen omdat deze het werkterrein van de gemeente raken. Per fase en/of beleidslijn zijn stellingen opgesteld die gaan over ‘feiten’ (wat speelt er in de gemeente?) en vragen die gaan over beleid (wat gebeurt er al?). Elk van de benoemde onderwerpen geldt als mogelijk aangrijpingspunt voor beleid of andere activiteiten. Per onderwerp is tevens aangegeven welke partner over de benodigde informatie kan beschikken. Een deel van de punten overlapt als het gaat om polarisatie en radicalisering. De zelfdiagnose stelt de gemeente in staat om samen met partners na te gaan wat de situatie is in de eigen gemeente. Hierbij kunnen de volgende stappen worden doorlopen: • Verkennende/oriënterende gesprekken • Adviseren over bestuurlijke opdracht tot verdere verkenning • Opstellen plan van aanpak • Formeren werkgroep • Gemeentelijke partners bevragen • Externe partners bevragen • Analyseren gegevens • Ambtelijke duiding + advies: • Hoe ‘scoort’ de gemeente? • Op welke punten moet aanvullende informatie worden verkregen? Op welke punten zijn aanvullende activiteiten nodig en/of aanscherping beleid? 28
• Bestuurlijke duiding: bestuurders bespreken resultaten en komen tot oordeelsvorming en eventuele besluitvorming over vervolg Verderop in dit hoofdstuk staat de te benutten scorelijst zelfdiagnose radicalisering. In de volgende paragrafen wordt nadere toelichting gegeven op de mogelijk te betrekken interne en externe partners en op de te benutten informatiebronnen. Interne partners • Burgerzaken • Buurtconciërges • Diversiteit • GG(&G)D • Integratie
• Jeugd • Onderwijs • Openbare orde en veiligheid • Publieke werken/Reiniging • Servicepunten/meldpunten overlast
• Leerplicht • Sociale zaken/Werk en Inkomen • Toezicht en handhaving • Welzijn • Wonen
Externe partners De volgende externe partners kunnen worden betrokken: • Antidiscriminatiebureau • Asielzoekerscentrum • Dienst Justitiële Inrichtingen • Informele ‘leiders’ minderheden • Jeugdhulpverlening • Jongerenwerk
• Minderhedenorganisaties • Politie (wijkagent maar ook specialistische onderdelen zoals de recherche en de RID) • Openbaar Ministerie • Reclassering
• Religieusculturele organisaties • Scholen • Universiteiten • Welzijnsorganisaties • Woningbouwverenigingen
Benodigde informatiebronnen Informatie speelt een belangrijke rol. Wanneer een gemeente nadenkt over de vraag of en zo ja wat zij met een eventuele aanpak van polarisatie en radicalisering wil, moet in ieder geval de situatie van dat moment in beeld worden gebracht. Speelt het als vraagstuk? Zo ja, in welke mate, waar en in welke vorm? Zo nee, kan het in de toekomst wel gaan spelen? Welk eventuele preventieve initiatieven kunnen worden genomen? Deze en andere vragen vergen gerichte antwoorden. Door middel van de zelfdiagnose kunnen eerste antwoorden worden verkregen in samenwerking met die partners die beschikken over de juiste informatie.
29
Radicalisering is een relatief abstract begrip is. Er zijn nog weinig hulpmiddelen beschikbaar of voorbeelden op dit dossier. Type informatie dat kan worden benut voor het verkrijgen van een beeld van de situatie in de eigen gemeente: • Beleidsdocumenten; • Projectoverzichten; • Onderzoeken; • Ervaringen/beelden uit het professionele werkveld; • Statistische gegevens; • Klachten. Een van de moeilijke vraagstukken in de praktijk is de vraag welke informatie nu iets kan zeggen over de eventuele radicalisering in de gemeente. In ieder geval kan de volgende informatie worden benut: Informatie Informatie over eventuele inter-etnische incidenten (aard, omvang, frequentie, trends) en een eventuele achterliggende ideologische achtergrond Informatie over eventuele graffiti-uitingen met radicale symboliek en/of bijbehorende leuzen (frequentie, aard) en de achterliggende intenties Informatie over meldingen van discriminatie (aard, trends, locaties) en het achterliggende samenlevingsbeeld Informatie vanuit de politie over eventuele incidenten (racisme, oproepen tot geweld, aanzetten tot haat) Informatie vanuit de RID over personen, objecten en/of organisaties en eventuele trends Informatie over de bevolkingssamenstelling (etniciteit, religieuze aspecten, leeftijdsopbouw) Informatie over het sociale netwerk (samenstelling, kwaliteit) en het bereik hiervan Informatie over situatie op scholen Informatie over de contacten vanuit de gemeente met religieusculturele organisaties (frequentie, kwaliteit) en de ervaringen van deze organisaties met mogelijke radicalisering Informatie over de aanwezigheid van eventuele religieusculturele objecten en de religieuze signatuur hiervan Informatie over eerdere eventuele demonstraties en acties van mogelijke radicale organisaties en groeperingen Informatie over de eventuele aanwezigheid van voor radicalen belangrijke symbolische objecten Informatie over de eventuele aanwezigheid van ‘radicaliseringshaarden’
30
Informatie over de eventuele ervaringen met verspreid radicaal ‘materiaal’ (flyers, posters, boeken) Informatie over de reactie in de lokale samenleving op hoog risicogebeurtenissen uit het verleden (aanslagen op 11/09/01, de moord op Theo van Gogh, Libanon oorlog, aangekondigde film van de heer Wilders) Informatie over de eventuele betrokkenheid van eigen jeugd bij incidenten in naburige gemeenten die kunnen wijzen op mogelijke radicalisering Informatie over eventuele incidenten in het amateurvoetbal bij wedstrijden waarbij teams met meerdere allochtone spelers uit/thuis spelen tegen compleet autochtone teams Informatie over vertrouwen in de overheid bij verschillende bevolkingsgroepen Informatie over beeldvorming tussen en over bevolkingsgroepen
Deze informatie komt voor een belangrijk deel vanuit externe partners.
Scorelijst radicalisering: zelfdiagnose Evenals voor polarisatie heeft het COT een scorelijst ontwikkeld op het dossier radicalisering. Dit is gebaseerd op bestaande onderzoeken en op praktijkervaringen van gemeenten. Onder meer onderzoeken van het IMES en van het COT zelf zijn benut. De scorelijst kan worden benut om hogere en lagere risicofactoren in beeld te brengen. Welke ontwikkelingen doen zich voor die mogelijk het risico op radicalisering vergroten en/of welke ontwikkelingen of kenmerken dragen mogelijk juist bij aan het verkleinen van de kans op radicalisering. Het is niet mogelijk om radicalisering helemaal uit te sluiten en alertheid is nodig, ook al zijn er geen hogere risicofactoren aanwezig. In individuele gevallen kan er altijd op enig moment radicalisering plaatsvinden. Ook kan er sprake zijn van meer heimelijke ontwikkelingen die lange tijd nagenoeg onzichtbaar blijven voor de gemeente en haar partners.
Duiding uitkomsten Na het invullen van de scorelijst heeft de gemeente drie type resultaten: 1 Punten die als hoger risico scoren. Dit zijn punten waarop mogelijk extra inspanningen benodigd zijn. Dit kan nieuw beleid zijn of een project, maar het kan ook een aanscherping van bestaande initiatieven zijn; 2 Punten die niet geadresseerd kunnen worden omdat de benodigde informatie ontbreekt. Dit kan aanleiding zijn om onderzoek te doen of te laten doen. Ook kan het aanleiding zijn om dat vraagstuk actief te bespreken met partners in de stad om gezamenlijk na te gaan of het speelt of niet. Op basis van 31
andere, wel bekende informatie kan wel een inschatting gemaakt worden van de waarschijnlijkheid. Het kan dus zijn dat de informatie er weliswaar niet is, maar dat aanvullende inspanningen toch niet nodig zijn; 3 Punten die als lager risico gelden. Dit zijn punten die mogelijk verder uitgebouwd en benut kunnen worden. Ook zijn het punten die bewaakt moeten worden zodat de factoren naar verloop van tijd niet alsnog als hoger risico gelden, bijvoorbeeld omdat een bepaald project is gestopt of beleid is aangepast.
Voorbeelden In het onderstaande voorbeeld is een deel van de scorelijst ingevuld. Dit ter illustratie. De aanwezige hogere risicofactoren zijn donderblauw gekleurd en de lagere risicofactoren zijn paars gekleurd. Onderwerpen waarover te weinig informatie beschikbaar is zijn lichtblauw gekleurd.
Vragen Aanwezigheid voedingsbodem
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Frustratie
• Er is sprake van frustratie bij de autochtone jeugd en/of moslimjeugd. Deze frustratie betreft vooral de eigen plaats in de samenleving en gevoelens van acceptatie
• Eventuele frustraties worden gecompenseerd door positieve ervaringen en gevoelens
• Jongerenwerk • Opbouwwerk • Docenten • Politie (deels) • Moskee • Minderhedenorganisaties • Ouders • Sportbegeleiders • Antidiscriminatiebureau
• Jongeren krijgen frustraties thuis mee van hun ouders. Deze frustraties betreffen deels andere bevolkingsgroepen. Betrokkenheid bij samenleving
• Een deel van de moslimbevolking voelt zich geen onderdeel van de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld omdat zij zich gediscrimineerd voelt.
• Jongeren voelen zich onderdeel van de lokale samenleving.
Angst
• Er bestaat bij jongeren een angst voor de multiculturele samenleving en/of voor de economische en culturele toekomst van Nederland.
• De multiculturele samenleving geldt niet als angstbeeld
• Een deel van de autochtone jongeren vreest de in hun ogen ‘extremistische’ islam
32
4
Instrument 1: Zelfdiagnose radicalisering
In de scorelijst zijn de volgende onderdelen uitgewerkt: • Aanwezigheid voedingsbodem; • Vatbaarheid/weerbaarheid; • Radicalisering. In de zelfdiagnose is een separaat onderdeel opgenomen voor een analyse van het gemeentelijk beleid.
33
Voedingsbodem De voedingsbodem staat voor al die ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het vervreemden van de samenleving. Deze ontwikkelingen en ervaringen vergroten mogelijk de frustratie en weerstand. Het zegt nog niets over daadwerkelijke radicalisering.
Vragen Aanwezigheid voedingsbodem
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Frustratie
• Er is sprake van frustratie bij de autochtone jeugd en/of moslimjeugd. Deze frustratie betreft vooral de eigen plaats in de samenleving en gevoelens van acceptatie • Jongeren krijgen frustraties thuis mee van hun ouders. Deze frustraties betreffen deels andere bevolkingsgroepen
• Eventuele frustraties worden gecompenseerd door positieve ervaringen en gevoelens
• Jongerenwerk • Opbouwwerk • Scholen • Politie (deels) • Moskee • Minderhedenorganisaties • Ouders • Sportbegeleiders • Antidiscriminatiebureau
Betrokkenheid bij samenleving
• Een deel van de moslimbevolking voelt zich geen onderdeel van de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld omdat zij zich gediscrimineerd voelt
• Jongeren voelen zich onderdeel van de lokale samenleving
• Moskee • Minderhedenorganisaties • Scholen • Welzijnswerk • Politie • Antidiscriminatiebureau
Angst
• Er bestaat bij jongeren een angst voor de multiculturele samenleving en/of voor de economische en culturele toekomst van Nederland • Een deel van de autochtone jongeren vreest de in hun ogen ‘extremistische’ islam
• De multiculturele samenleving geldt niet als angstbeeld
• Scholen • Welzijnswerk • Politie • Antidiscriminatiebureau
Vertrouwen in de toekomst
• Moslimjongeren hebben weinig vertrouwen in de eigen toekomst wat betreft hun positie in de samenleving • Zij hebben weinig hoop en/of zijn fatalistisch ingesteld
• Jongeren zien hun toekomst met vertrouwen tegemoet
• Ouders • Moskee • Welzijnswerk • Scholen • Minderhedenorganisaties
34
Vatbaarheid/weerbaarheid Radicaal gedachtegoed is niet voor iedereen toegankelijk en slaat zeker niet bij iedereen aan. Door bepaalde ontwikkelingen kunnen personen minder weerbaar zijn voor dit gedachtegoed.
Vatbaarheid/ weerbaarheid
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Gevoel van onrechtvaardigheid
• Een deel van de moslimbevolking heeft het gevoel dat de Nederlandse overheid met twee maten meet, wat betreft wat moslims mogen zeggen of doen en wat anderen Moslims aan mogen doen • Een deel van de autochtone jongeren heeft het idee dat allochtonen het makkelijk hebben in de samenleving • Een deel van de autochtone jongeren heeft het gevoel dat eigen nationalistische ideeën niet gehoord worden en/of zelfs niet mogen worden geuit
• Breed binnen de moslimbevolking is sprake van vertrouwen in de rechtstaat. Er is geen beeld van ‘het meten met twee maten’ • E r is ruimte om extremere ideeën te bespreken en te uiten, binnen de grenzen van de wet • Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de eigen maatschappelijke kansen en de kansen van andere bevolkingsgroepen
• Jongerenwerk • Opbouwwerk • Jeugdhulpverlening • Scholen • Politie (deels) • Moskee • Minderhedenorganisaties • Ouders • Sportbegeleiders
Islam als strijdpunt
• Een deel van de moslimbevolking is van mening dat de islam een politiek strijdpunt is
• De islam wordt niet gezien als politiek strijdpunt
• Moskee • Welzijnswerk • Scholen • Minderhedenorganisaties
Gebrek aan vertrouwen ten aanzien van de politiek
• Een deel van de moslimbevolking heeft geen vertrouwen in de Nederlandse overheid en in de bestaande politieke partijen. Zij voelen zich niet vertegenwoordigd
• Ook de moslimbevolking voelt zich vertegenwoordigd door de bestaande politieke partijen
• Ouders • Moskee • Welzijnswerk • Scholen • Minderhedenorganisaties
Ontevredenheid ten aanzien van religieuze leiders
• Ontevredenheid ten aanzien van religieuze leiders
• De moslimbevolking voelt zich adequaat vertegenwoordigd en begrepen door de eigen religieuze leiders
• Ouders • Welzijnswerk • Minderhedenorganisaties
35
Vatbaarheid/ weerbaarheid
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Wereldbeeld
• Een deel van de moslimbevolking heeft een dichotoom wereldbeeld waarin het onderscheid moslims en niet-moslims belangrijk is (het gevoel hebben dat de wereld uit groepen mensen bestaat die lijnrecht tegenover elkaar staan)
• Het onderscheid tussen moslims en nietmoslims wordt niet als zodanig belangrijk gevonden door de moslimbevolking
• Ouders • Moskee • Welzijnswerk • Scholen • Minderhedenorganisaties
Utopisch denken
• Een deel van de moslimbevolking heeft het vertrouwen gevestigd in een voor hen aantrekkelijk toekomstbeeld waarin het eigen geloof een centrale plaats inneemt en afstand wordt genomen van hedendaagse ongewenste aspecten van de samenleving. Dit leidt tot negatieve effecten voor anderen
• Er is sprake van een utopisch toekomstbeeld, maar dit wordt louter benut om een beter leven te leiden. Dit heeft geen negatieve effecten voor anderen en andersdenkenden
• Ouders • Moskee • Welzijnswerk • Scholen • Minderhedenorganisaties
Generatiekloof
• Er is bij sommige moslimgezinnen sprake van een kloof tussen jongeren en hun ouders, waarbij werelden botsen. Dit zorgt voor frustratie bij jongeren
• Ouders kunnen omgaan met de verschillende beelden en emoties bij hun kinderen. Een eventuele kloof leidt niet tot onbeheersbare frustraties
• Ouders • Moskee • Scholen • Politie • Jeugdhulpverlening • Welzijnswerk
Kloof tussen kind/ ouders en de school
• Er is sprake van een kloof tussen kinderen en ouders en de school. Ouders nemen geen deel aan activiteiten van school en de normen en waarden botsen
• Moslimouders zijn actief betrokken bij de school van hun kinderen. Er zijn wel verschillen in normen en waarden, maar deze bespreekbaar. De belangrijkste waarden worden gedeeld
• Ouders • Moskee • Scholen
Sociaal isolement
• Een deel van de moslimbevolking woont en leeft in een sociaal isolement, met name ten aanzien van andersdenkenden en autochtone inwoners. Deze leefwijze is het gevolg van het bewust afwijzen van contact met andersdenkenden
• Er is soms sprake van sociale isolatie, maar dit komt niet voort uit aversie voor andersdenkenden
• Moskee • Scholen • Welzijnswerk • Jeugdhulpverlening
36
Vatbaarheid/ weerbaarheid
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Psychische gesteldheid en angst
• Er zijn jongeren die kampen met psychische problemen die een negatieve invloed hebben op de beleving van de eigen plaats binnen de samenleving • Personen zijn letterlijk bang voor de ontwikkelingen in de samenleving die hun idealen bedreigen. Deze angst is aanwezig bij een deel van de bevolking en vertaalt zich in verzet
• Er bestaat zich op eventuele psychische problemen en angstgevoelens van jongeren. Deze zijn beperkt of deze zijn afwezig. Daar waar ze wel aanwezig zijn, wordt hier gericht hulp geboden aan deze personen.
• Scholen • Welzijnswerk • Jeugdhulpverlening • Ouders • Politie
Existentiële vragen en zingeving
• Een deel van de moslimjongeren existentiële vragen en zingeving
• Eventuele existentiële vragen en zingeving worden uitgesproken of op wijzen verkend die niet van invloed zijn op de vatbaarheid voor radicale ideeën
• Scholen • Welzijnswerk • Jeugdhulpverlening • Ouders
37
Radicalisering en aanbod radicaal gedachtegoed Personen kunnen in toenemende mate onder invloed komen te staan van hun eigen radicale beelden en ideeën. In toenemende mate beïnvloedt het denken het handelen, en dit uit zich in identificeerbare handelingen met negatieve gevolgen voor anderen. Dan is er sprake van radicalisering.
Radicalisering en aanbod radicaal gedachtegoed
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Aanwezigheid van een als extreemrechts bekendstaande organisatie in de gemeente
• Er is een rechtse/sterk nationalistische organisatie aanwezig en ook lokale jongeren nemen deel aan de activiteiten • Er is geen dergelijke organisatie maar jongeren uit de gemeente bezoeken wel organisaties/bijeenkomsten elders
• Er is geen extreemrechtse/sterk nationalistische organisatie in de gemeente • Er is wel een dergelijke organisatie, maar activiteiten vinden elders plaats
• Politie • Welzijnswerk
Radicale uitingen
Er is op momenten sprake van radicale uitingen. Dit blijkt onder meer uit: • Graffiti • Gesproken woorden • Handelingen van personen met een ideologische basis met een negatief effect voor andersdenkenden • Intimidatie • Meldingen bij de politie • Bijeenkomsten
• Er hebben zich geen radicale uitingen voorgedaan in de gemeente in de afgelopen jaren
• Welzijnswerk • Politie • Scholen • Jeugdhulpverlening • Gemeente • Antidiscriminatiebureau • Minderhedenorganisatie • Religieusculturele organisaties
Activiteit op internet
• Op internet zijn jongeren die wonen in de gemeente actief op als ‘radicaal’ bekend staande webfora of op andere fora waar zij blijk geven van radicale standpunten
• Op internet zijn (voor zover zichtbaar) geen jongeren actief op radicale webfora en sites die afkomstig zijn uit de gemeente
• Politie
38
Radicalisering en aanbod radicaal gedachtegoed
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Geweld
• Een deel van de moslimjongeren accepteert geweld ter verdediging van de Islam in een islamitisch land • Een deel van de moslimjongeren vindt geweld ook geoorloofd in een niet moslimland • Een deel van de moslimjongeren ziet niet-moslims als te bestrijden vijanden • Een deel van de autochtone jongeren accepteren geweld als middel tegen ‘buitenlanders’ en tegen bedreigingen van de samenleving
• Moslimjongeren accepteren geen geweld • Moslimjongeren accepteren geen geweld in een niet-moslimland. Zij zien de situatie in Nederland niet als aanval op de islam waarbij geweld ter verdediging geoorloofd is • Andersdenkenden worden niet beschouwd als te bestrijden vijanden • Autochtone jongeren zien geweld niet als geaccepteerd middel om te reageren op andersdenkenden
• Politie • Welzijnswerk • Jeugdhulpverlening • Religieusculturele organisaties
Autoriteit
• Een deel van de moslimjongeren erkent alleen het religieus gezag en niet de rechtstaat als zodanig
• Het geloof is het meest belangrijke, maar de wetten en regels worden wel nageleefd, bijvoorbeeld als respect naar het ‘gastland’
• Religieusculturele organisaties • Politie
Aanwezigheid van een als anti-integratief bekend staande islamitische organisatie in de gemeente
• Er is een als radicaal bekend staande organisatie of spreker actief in de gemeente (bijvoorbeeld genoemd in AIVD publicaties) • De organisatie trekt veel mensen uit de eigen gemeente • De organisatie trekt ook veel mensen van buiten de gemeente • Effecten van anti-integratieve tendensen zijn zichtbaar en tasten anderen in hun grondrechten aan
• Er is geen als radicaal bekende staande organisatie of spreker actief in de gemeente • Een eventueel aanwezige organisatie of spreker trekt nagenoeg geen bezoekers • Eventuele uitingen hebben geen effecten in het handelen van mensen
• Politie • Religieusculturele organisaties • Welzijnswerk
39
Radicalisering en aanbod radicaal gedachtegoed
Negatieve werking
Positieve werking
Informatiedragers
Radicaal materiaal
Er is/wordt op momenten radicaal materiaal aangetroffen, zoals: • Posters • Flyers • Boeken • Video’s/cd-roms/dvd’s • Geluidsopnames (mp3, en dergelijke)
• Er is tot nog toe geen radicaal materiaal aangetroffen in de gemeente
• Docenten • Welzijnswerk • Politie • Jeugdhulpverlening • Scholen • Gemeente • Antidiscriminatiebureau • Minderhedenorganisatie • Religieusculturele organisaties
Vragen
• Er zijn vragen bij burgers, ambtenaren en maatschappelijke organisaties over radicalisering
• Er zijn geen vragen binnen de gemeente en bij partners over mogelijke radicalisering
• Gemeente • Scholen
Zorgen binnen de moslimgemeenschap
• Er bestaan zorgen binnen de moslimgemeenschap(pen) over dreigende radicalisering van een of meerdere individuen dan wel over de toenemende invloed van een als radicaal bekend staande ‘leider’ of organisatie
• Er bestaan binnen de moslimbevolking geen zorgen over mogelijke radicalisering. De gemeenschap heeft voldoende zicht op ontwikkelen en kan indien nodig tijdig zelf ingrijpen
• Minderhedenorganisatie • Religieusculturele organisaties
Mediaberichtgeving
• In de media zijn eerder berichten verschenen over mogelijke radicalisering in de gemeente
• In de media is vooralsnog niet bericht over mogelijke radicalisering in de gemeente
• Gemeente
Arrestaties
• Er zijn eerder personen in de gemeente gearresteerd in verband met mogelijk terrorisme
• Er zijn tot nu toe geen personen gearresteerd in verband met mogelijk terrorisme of andere ideologisch geïnspireerde misdaden
• Politie
40
Beleid Door middel van algemeen en specifiek beleid kan een bijdrage worden geleverd aan het tegengaan van radicalisering en/of aan het creëren van de juiste randvoorwaarden hiervoor.
Vragen
Negatieve werking
Positieve werking
Interculturalisatie
Beleidsambtenaren hebben onvoldoende kennis van de islam en/of van andere religies en culturen. Dit maakt dat het beleid op onderdelen niet aansluit
Betrokken functionarissen en bestuurders hebben voldoende kennis over en inzicht in andere religies en culturen om hier – indien nodig – recht aan te doen in het beleid
Kennis van jongerenculturen
• Beleidsambtenaren en maatschappelijke partners hebben onvoldoende kennis van jongerenculturen. Het is lastig voor hen om aansluiting te zoeken en te vinden bij deze doelgroep • Door beperkte kennis van jongerenculturen komt het voor dat incidentele uitingen escaleren of er vragen en zorgen ontstaan die niet kunnen worden geadresseerd
• Er is voldoende kennis over en inzicht in jongerenculturen bij maatschappelijke partners en eerstelijnswerkers om adequaat hun werk te kunnen doen • Bestaande vragen kunnen naar tevredenheid van professionals en cliënten worden behandeld
Bestaande netwerken rond jeugd en veiligheid
• In bestaande netwerken rond jeugd en veiligheid kunnen eventuele signalen van radicalisering niet worden herkend. Het is niet duidelijk hoe op eventuele radicalisering kan worden gereageerd • Signalen over mogelijke radicalisering komen niet terecht bij bestaande netwerken rond jeugd en veiligheid
• Radicalisering is als een van de mogelijke onderwerpen belegd bij reguliere overleggen over jeugd en veiligheid • Deelnemers aan die overleggen weten hoe te handelen bij casus waarin dit mogelijk speelt
Monitoren radicale uitingen
• Er zijn geen afspraken over monitoring van radicale uitingen. Deze worden niet geregistreerd door bijvoorbeeld de reinigingsdienst
• Radicale uitingen worden geregistreerd en centraal gemonitoord
41
Vragen
Negatieve werking
Positieve werking
Zicht op signatuur islamitische organisaties
• De gemeente heeft geen kennis van en/of inzicht in de religieuze signatuur van islamitische organisaties • De gemeente weet niet hoe om te gaan met bijvoorbeeld salafistische organisaties
• De gemeente heeft inzicht in de religieuze signatuur en weet – op hoofdlijnen – wat dit kan betekenen in het licht van radicalisering • De gemeente heeft kennis genomen van de aanwezigheid van eventuele salafistische prekers en/ of organisatie en heeft intern vastgesteld hoe hiermee om te gaan. Hierbij is rekening gehouden met vrijheid van religie, vrijheid van meningsuiting maar ook met mogelijke risico’s voor de grondrechten van anderen
Opvoedondersteuning
• Specifieke groepen worden niet bereikt met bestaand beleid rond opvoedingsvraagstukken
• Er is opvoedondersteuning en daarmee worden ook kwetsbare groepen bereikt
Discriminatiebeleid
• De gemeente voert discriminatiebeleid uit zonder goed te weten wat er speelt en wat trends en ontwikkelingen zijn. Het beleid is tot een minimum beperkt
• De gemeente heeft specifiek beleid ontwikkeld gericht op daadwerkelijke problemen die voorkomen in de eigen gemeente. Voor verschillende doelgroepen zijn passende activiteiten ingezet
Voorzieningenniveau
• Nee. De jongeren kunnen nergens terecht • Jongeren zijn niet in beeld
• Ja, er zijn organisaties die zich specifiek richten op kwetsbare groepen • Deze jongeren zijn in beeld en participeren actief in projecten
Bewustwording
• Bewustwording op het dossier radicalisering is niet of beperkt aanwezig bij de gemeente en bij externe partners
• Zowel gemeentelijke partners als andere externe partners beschikken over basiskennis over radicalisering en zijn zich bewust van de eigen rol hierbij
42
5
Instrument 2: Samenwerken met de politie
Samenwerken met de politie Het is belangrijk dat de gemeente een duidelijk beeld heeft van wat de politie zou kunnen betekenen bij het tegengaan van radicalisering. Idealiter is dit onderwerp van gesprek tussen gemeente en politie. Gezamenlijk kan worden verkend hoe er tegen het onderwerp radicalisering wordt aangekeken. De situatie in de regio kan worden verkend, evenals de verwachtingen van elkaars rol. De politie heeft een duidelijke taak bij het tegengaan van terrorisme. Ook het tegengaan van vergaande radicalisering en uiteindelijk extremisme (het extreme uiterste van het proces van radicalisering) is mede een politietaak. Radicalisering is ook binnen de politie als onderwerp relatief nieuw. Terrorisme, rekrutering en omgaan met politiek activisme waren voor de moord op Van Gogh voornamelijk als onderwerpen belegd bij specialisten binnen de politie (zoals de RID). Vanuit de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde heeft de politie direct te maken met vergevorderde radicalisering of extremisme voor zover het zaken betreft die bij wet verboden zijn. Er kunnen echter ook vragen, zorgen of angsten zijn, zonder dat er sprake is van dergelijke overtredingen. De rol van de politie in beginstadia van radicalisering ligt dan ook ingewikkeld. En juist hier ligt een taak voor andere partners, zoals de gemeente. 43
De politie kan in algemene zin bijdragen aan het voorkomen van radicalisering door onnodige frustratie, discriminatie en dergelijke te voorkomen. Een meer gerichte preventieve rol bij radicalisering is er niet. In het verzamelen en duiden van informatie en het vervolgens optreden tegen mogelijke radicalisering heeft de politie wel een duidelijke rol. Dit is direct afhankelijk van het type radicalisering en de daarbij behorende gedragingen en uitingen.
Handvatten voor de samenwerking met de politie bij het tegengaan van radicalisering De gemeente en de politie zijn belangrijke partners. De ervaring leert dat het noodzakelijk is om gezamenlijk te spreken over radicalisering. Het is belangrijk om van elkaar te weten hoe tegen de problemen wordt aangekeken en wat onder radicalisering wordt verstaan. Ook is het belangrijk om van elkaar te weten welke rol een partner kan vervullen. Waar mogelijk moeten concrete afspraken worden gemaakt over de werkwijze en de wijze van samenwerking. Dit gesprek kan plaatsvinden naar aanleiding van een incident, maar idealiter wordt dit vooraf besproken. In het onderstaande overzicht zijn op basis van ervaringen in gemeenten, handvatten benoemd die kunnen worden benut voor de samenwerking met de politie. Radicalisering Overweeg om de bij de politie te informeren naar de wijze waarop het onderwerp radicalisering nu is belegd. Op welke wijze gaat de politie hiermee om? Vraag de politie om mee te lezen met eventuele notitie, onderzoeken en dergelijke. De politie beschikt over informatie die kan worden benut bij een probleemverkenning. Wat speelt er mogelijk in de gemeente op het gebied van polarisatie en radicalisering? De politie kan bovendien een beeld geven van de districts- of regionale situatie, bezien vanuit politieperspectief. Maak een afspraak met de politie en bespreek wederzijdse beelden: • Wat zijn de indrukken vanuit de politie over wat er speelt in de gemeente? • De politie kan worden gevraagd beelden te delen over: • Zijn er personen die in het licht van mogelijk terrorisme zich in de gemeente bevinden/bevonden? (zonder namen te noemen) • Zijn er als radicaal bekend staande organisaties binnen de gemeente? • Zijn er groepen die mogelijk vatbaar zijn voor radicalisering? • Wat merkt de politie eventueel van anti-politie/anti-overheidshouding? • Komen er uitingen (uitspraken, kleding, flyers, en dergelijke) voor die relevant zijn in het licht van mogelijke radicalisering? • Heeft de gemeente een aantrekkingskracht op potentieel radicalen? • Komt het voor dat de politie meldingen krijgt vanuit burgers met zorgen over mogelijke radicalisering? • Op welke wijze heeft de politie intern aandacht besteed aan het onderwerp, ook richting wijk-/buurtagenten?
44
Denk samen na over het agenderen van het vraagstuk: • Overweeg om de politie te vragen een presentatie te geven voor het bestuur; • De burgemeester kan in driehoek aandacht vragen voor het vraagstuk en de politie vragen hun indrukken te delen; • Maak afspraken in de driehoek of in bilateraal contact over de aard van de informatie die de politie kan delen en over het gebruik daarvan (inclusief geheimhouding). Spreek expliciet met de politie over een eventuele aanpak en met name over wederzijdse verwachtingen: • Mogelijke taken/rollen bespreken: wat kan de politie doen? Wat kan de gemeente doen? • Wat verwacht de politie als de gemeente: • Een brief ontvangt met extreme uitingen; • Graffiti aantreft met extreme uitingen; • Benaderd wordt door burgers met zorgen over een bepaald persoon of bepaalde organisatie; • Contacten onderhoudt met religieusculturele islamtische organisaties ; • Subsidieverzoeken krijgt vanuit die organisaties; • Uitgenodigd wordt door mogelijke ‘radicale’ organisaties. • Bespreek de concrete werkwijze • Overweeg om de politie te vragen om te participeren in een werkgroep/of doe als gemeente mee in een door de politie geinitieerde werkgroep voor het opstellen van een plan van aanpak Verken samen met de politie de mogelijkheden voor preventieve activiteiten vanuit de politie. Bespreek bijvoorbeeld de mogelijkheden van de politie rond de volgende activiteiten: • Het voorkomen van het ongewild bijdragen aan gepercipieerde uitsluiting als ‘gezicht’ van de overheid/samenleving; • Bewust bijdragen aan insluiting; • Bijdragen aan het tegengaan van discriminatie; • Bijdragen aan het kritische denkvermogen (om irrationaliteit/radicaal gedachtegoed in te kunnen zien); • Tegengaan vergaand provocerend gedrag (structureel); • Voorkomen van het onbewust negatief beïnvloeden van van onrechtvaardigheidsgevoelens; • Afnemende binding met samenleving (vervreemding) kunnen waarnemen; • Bijdragen aan het vergroten van het maatschappelijk vertrouwen; • (Inter)nationale ontwikkelingen die gevoel van onrechtvaardigheid kunnen voeden bespreekbaar kunnen maken (in directe contacten in de wijk). Bespreek met de politie de wijze waarop met mogelijke radicalisering om kan worden gegaan. Verken bijvoorbeeld de mogelijke bijdrage van de politie met betrekking tot signalering van zaken die niet direct politieactie behoeven, maar die wel bestuurlijk interessant kunnen zijn. De volgende activiteiten zijn voorbeelden van activiteiten waaraan de politie zou kunnen bijdragen: • Bijdragen aan het analyseren van de lokale situatie: in hoeverre en op welke wijze is er eventueel sprake van radicalisering? • Het kunnen agenderen van het onderwerp in de eigen organisatie en in samenwerkingsverbanden met andere partners (bijvoorbeeld in overleggen jeugd en veiligheid); • Bijdragen aan het bevorderen van het meer ontspannen omgang met orthodoxe geloofsinvullingen; • In aanraking komen met radicaal gedachtegoed (in uitingen); • Tegengaan van beschikbaar radicaal gedachtegoed; • In aanraking komen met radicaliserende personen;
45
• Toegang hebben tot belangrijke personen in de omgeving van een mogelijk radicaliserende jongere; • Bijdragen aan het in contact blijven met radicaliserende jongeren; • Waarnemen van incidentele uitingen die mogelijk wijzen op radicalisering; • Veranderingen binnen het proces waarnemen (meerdere contactmomenten). Bespreek eventueel ook de mogelijke rol van de politie bij het helpen duiden: • Aanvullende informatie geven die relevant is voor het duiden; • Vanuit deskundigheid en vanuit kennis over een specifiek persoon bij dragen aan duiding van signalen van mogelijke radicalisering. De politie kan een bijdrage leveren aan interventies. Verken de zienswijze van de politie als het gaat om bijvoorbeeld de volgende activiteiten: • Bijdragen aan niet aan de persoon gebonden interventies (locatie, omgeving, beperken effect, uiting, en dergelijke); • Bijdragen aan het beperken van het effect van een radicale uiting; • Bijdragen aan interventies gericht op een eventuele groep waartoe iemand behoort; • Eventuele rekrutering/werving waar nemen; • Op treden tegen mogelijke rekrutering/werving.
Voorbeelden die besproken kunnen worden met de politie: beoordeling, activiteiten en rolverdeling Onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op waargebeurde situaties. De voorbeelden kunnen worden benut om met de politie te praten over radicalisering: • Na aanhouding toont een jongen zijn tatoeages. De meeste ervan verwijzen naar extreemrechtse/nazistische symboliek. • Na een kort verblijf in de gevangenis worden enkele jongeren vrijgelaten die eerder waren geradicaliseerd. De jongeren hebben hun straf uitgezeten en zich niet ‘radicaal’ gedragen. De gemeente vraagt zich af hoe met deze jongeren om te gaan wanneer zij nog wel in enige mate ‘radicaal’ blijken. • Een islamitische organisatie verspreid brieven waarin ‘ongelovigen’ worden gewaarschuwd voor de hel en waarin andere moslims actief worden aangesproken op het feit dat zij zich niet ‘goed’ zouden hebben gedragen. Zij zouden onder meer kerstkaarten hebben verstuurd en verjaardagen van ongelovigen hebben bezocht. • Een groep Lonsdale-jongeren zorgt voor onrust bij buurtbewoners. Zij zorgen echter niet voor overlast. Het gaat puur om gevoelens van angst bij deze bewoners.
46
6
Instrument 3: Samenwerken met scholen
Samenwerken met scholen Scholen zijn belangrijke partners bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering. Het is aan een school zelf om deze rol in te vullen. Maar juist de mogelijke rol en de wederzijdse verwachtingen en beelden lenen zich voor een gesprek tussen gemeente een school. Radicalisering blijkt in de praktijk geen makkelijk onderwerp te zijn voor scholen. Er komen ook steeds meer cursussen beschikbaar voor scholen over het onderwerp radicalisering. Ook zijn er meerdere publicaties verschenen over scholen en radicalisering (zie de referenties in het slothoofdstuk). Reeds enkele jaren is de rol van de school met betrekking tot de sociale cohesie benadrukt. Onderwerpen als discriminatie en racisme zijn ook onderwerpen waar sinds vele jaren aandacht aan wordt besteed in het onderwijs. Met ingang van 1 februari 2006 is de taak van het onderwijs om bij te dragen aan integratie expliciet in de wet vastgelegd (Staatsblad 36, 2006).13 Scholen hebben de opdracht tot bevordering van ‘actief burgerschap en sociale integratie’. Onderwerpen die zijn opgepakt zijn ondermeer interculturalisering van het onderwijs en democratiseringsonderwijs. Het zal per school verschillen in hoeverre de school in aanraking komt met mogelijke radicalisering. 13 Onderwijsinspectie, Onderwijsverslag 2004/2005, p. 137
47
Sinds 2001 is een deel van de scholen geconfronteerd met problemen en incidenten die indirect of direct het gevolg waren van maatschappelijke verruwing, polarisatie en/of radicalisering. Het betrof onder meer: • Mogelijke negatieve invloed van enkele islamitische scholen op de sociale cohesie; • Vermeende antiwesterse sentimenten op school bij enkele Marokkaanse leerlingen na de aanslagen op 11 september 2001; • Vermeende toegenomen verruwing en verslechterde interculturele en interetnische verhoudingen tussen leerlingen met een verschillende afkomst na
11 september en vooral na de moord op Van Gogh;
• Enkele brandstichtingen bij islamitische scholen na de moord op Van Gogh; • Discussie rond hoe om te gaan met zogenoemde Lonsdale-jongeren, vanaf ongeveer 2002 en opnieuw na de moord op Van Gogh; • Incidenten met enkele islamitische leerlingen rond onderwijs over de Tweede Wereldoorlog en over de jodenvervolging; • Meerdere incidenten en discussies rond gelijke behandeling en botsingen van normen en waarden (bijvoorbeeld de discussie rond het moeten geven van een hand en het verbod op het dragen van een hoofddoek). Docenten kunnen een waardevolle rol vervullen bij het tegengaan van radicalisering. Er moet worden benadrukt dat op veel scholen problematiek van radicalisering niet speelt. Niettemin zijn docenten diegene die dagelijks en structureel in contact staan met jongeren. Docenten zijn bij uitstek geschikt voor het constateren van veranderingen in het gedrag van leerlingen. Vanuit deze positie kunnen docenten in aanraking komen met bepaalde incidenten of (verbale) uitingen en gedragsveranderingen. Discussies op school kunnen dienen als uitlaatklep dienen voor allerhande gevoelens van woede, frustratie en onzekerheid. Docenten hebben veelal een vertrouwensrelatie met een leerling waardoor bepaalde informatie kan worden verkregen en waardoor een leerling mogelijk open staat voor de ideeën van de school. De toegang tot de ouders is belangrijk om eventuele kwesties aan de orde te kunnen stellen. Het vergroten van de weerbaarheid van jongeren tegen maatschappelijke uitdagingen en zeker ook tegen radicaal gedachtegoed, is een belangrijk taak voor het onderwijs. Ook democratiseringsonderwijs is van belang. Docenten kunnen ook mogelijke radicalisering signaleren, zowel incidentele uitingen als geleidelijker veranderingen. Scholen beschikken bovendien over bevoegdheden en sanctiemogelijkheden en over relevante ervaring en expertise om gedrag van jongeren te verklaren (ook als mogelijke alternatieve uitleg voor als radicaal ervaren gedrag). Vanuit pedagogisch en agogisch 48
opzicht kan worden bijgedragen aan de reactie op radicalisering. Onderwerpen als burgerschap, democratiseringsonderwijs en specifieke inhoudelijke lesbrieven zoals over de Israël-Palestina kwestie vormen belangrijke onderwerpen waar op voortgeborduurd kan worden.
Handvatten voor de samenwerking met scholen bij het tegengaan van radicalisering Radicalisering Ga na of de school bereid is om over dit onderwerp van gedachten te wisselen. Ga na of er vragen leven rond ‘religie’ op school of over hoe om te gaan met leerlingen die sterk bezig zijn met de islam. Ga na of er vragen zijn rond jongerenculturen en eventuele ‘rechtsere’ ideeën. Deel de wederzijdse beelden: wat bedoelt eenieder met de term radicalisering? Bespreek samen enkele voorbeelden om erachter te komen of dit soort dingen op school spelen en om erachter te komen wat je nu ‘radicaal’ vindt of niet. Geef duidelijk aan hoe de gemeente denkt over de mogelijke rol van de school. Beperk dit niet tot een versimpeling als dat de school ‘moet melden’. Geef aan dat het genuanceerder ligt en dat er juist veel kansen liggen in het reguliere werk en de reguliere zorg voor de individuele leerling. Scholen hebben juist een belangrijke rol in preventie. Benut eventueel de tabel met activiteiten uit dit hoofdstuk. Bespreek bijvoorbeeld de volgende mogelijke preventieve activiteiten: • In aanraking laten komen met positieve rolmodellen; • Bijdragen aan het tegengaan van discriminatie; • Bijdragen aan de emancipatie van vrouwen; • Bijdragen aan het kritische denkvermogen (om irrationaliteit radicaal/gedachtegoed in te kunnen zien); • Het voorkomen van het onbewust negatief beïnvloeden van onrechtvaardigheidsgevoelens; • Sociaal isolement tegengaan; • Bijdragen aan het beperken van de islam als strijdpunt en eraan bijdragen dat mensen minder negatief zijn over hoe er over de islam gedacht en gesproken wordt; • Het ondersteunen van ouders bij het omgaan met ‘radicale’ opvattingen van hun kinderen (afhankelijk van de vraag of er contact is met ouders); • In voorkomende gevallen bijdragen aan de situatie waarin een persoon minder het idee heeft dat hij of zij gediscrimineerd wordt, enerzijds door daadwerkelijke discriminatie aan te pakken en anderzijds door het verminderen van het slachtoffergevoel bij een persoon; • Bewust positief beïnvloeden van de zoektocht door gevoel van onrechtvaardigheid tegen te gaan; • Afnemende binding met samenleving (vervreemding); • Bijdragen aan het vergroten van het maatschappelijk vertrouwen;
49
• Bijdragen aan het vergroten van het vertrouwen in de politiek en het politiek zelfvertrouwen; • Reageren op zich vormende dichotome wereldbeelden; • Helpen bij het omgaan met emotioneel ingrijpende (politieke en privé) gebeurtenissen; • (Inter)nationale ontwikkelingen die gevoel van onrechtvaardigheid kunnen voeden, bespreekbaar kunnen maken. Bespreek indien mogelijk ook voorbeelden om inzicht te krijgen in wat de school in dergelijke gevallen zal doen. Kijk er samen zo veel als mogelijk vanuit ‘het proces’ naar en niet uitsluitend naar de specifieke uiting (het white power teken, de Hitlergroet, de kleding, etc.). Maar bespreek ook de mogelijkheid dat er zich een situatie voor kan doen dat docenten zelf niet goed weten hoe te handelen. Soms vanwege te weinig kennis (over stromingen, organisaties, symbolen, taal) of vanwege onvoldoende handelingsperspectief (wat moet ik nu wel of juist niet doen?). Dan kan de gemeente de school mogelijk helpen, bijvoorbeeld door inschakeling van extern deskundigen of door het organiseren van een werkoverleg met andere betrokken partners. Er kan veel zonder dat de naam van de leerling bekend hoeft te worden gemaakt (door bijvoorbeeld de situatie en het vraagstuk centraal te stellen). De school moet wel weten voor wat voor zaken ze bij wie terecht kan. Wek geen verkeerde verwachtingen. Als een school vragen, zorgen of angsten met de gemeente kan delen, dan vergt dit ook adequate reactie van de gemeente.
Voorbeelden die besproken kunnen worden met de school: beoordeling, activiteiten en rolverdeling Onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op waargebeurde situaties. De voorbeelden kunnen worden benut om met scholen te praten over radicalisering. Daarbij is het niet zo dat in alle onderstaande gevallen sprake is van radicalisering. Het is zaak om samen te spreken over waarom je iets wel of niet radicaal vindt (op zoek ook naar verborgen vooroordelen en impliciete aannames): • Een jongere met rechtsradicale opvattingen bezoekt een aantal middelbare scholen en probeert scholieren tegen elkaar op te zetten. Hij is eerder wegens bekladdingen en de verspreiding van rechtsradicaal propagandamateriaal weggestuurd van school. De jongere is ook bij andere scholen weggestuurd vanwege zijn gedrag. • Een jongen kijkt op school op een rechtsradicale website. De docente ziet dit en reageert geschokt. De jongen moet direct mee naar de rector. De docente spreekt in de klas haar afschuw uit over de site. Dit leidt tot angst bij de jongen in kwestie dat zijn allochtone klasgenoten hem nu wat aan zouden kunnen doen. • In het toilet van de school worden White Power tekens aangetroffen. • Een school ziet dat de fietsenberging is bekrast. Al enige tijd heeft de school last van bekladdingen. De melding betreft een hakenkruis, ‘Sieg Heil’, 50
‘Ausländer raus’, ‘NL über Alles’, ‘white pride’, ‘joden!’. Buurtjongeren hebben er hun hangplek.
• Leerlingen hebben tijdens de les de Hitlergroet gebracht. Daarvan doet de school aangifte. De scholieren zijn op een filmpje op internet te zien. • Op de gevel van een basisschool wordt de tekst “Osama bin Laden” gespoten. De betreffende groep jongeren die deze tekst waarschijnlijk op de gevel heeft gespoten, heeft verder geen blijk gegeven van het daadwerkelijk aanhangen van de ideologie van Osama bin Laden. • Een islamitische vrouw is boos op de school waar haar zoontje op zit. “Moederdag haram! Ik gooi die dingen die mijn kinderen op school hebben gemaakt weg want het is de satan die dit kinderen meegeeft. Ik leg dit aan de kinderen uit en gooi het samen met hun weg (…), die flauwekul van de basisscholen tegenwoordig. Ik heb hem ingeschreven op een islamitische school maar er is een wachtlijst (…) Ik word woest als ik al die feesten altijd maar voor mijn kroost moet verantwoorden.” De volgende dag vertellen de kinderen in de klas wat de reactie van hun moeder was. Sommige kinderen begrijpen het niet en later reageren ook andere ouders die zich zorgen maken over wat hun kinderen hebben verteld. • Een jongen geeft in een werkstuk voor levensbeschouwing blijk van het verheerlijken van terrorisme en het ‘martelaarschap’. Deze jongere vertoont ook andersoortig probleemgedrag (geen respect voor gezag, spijbelen). Samen met een andere probleemleerling houdt de jongen zich afzijdig van het schoolleven. De jongen wordt door de school geschorst (naar aanleiding van zijn probleemgedrag) en vanwege zijn radicale uitingen in contact gebracht met een gezaghebbend gematigd individu uit de eigen gemeenschap. • Een dertienjarige jongen woont met zijn moeder, broers en zussen in een klein bovenhuis. Hij is een nakomer. Broers en zussen zijn weinig thuis en moeder heeft weinig vat op hem. De jongen vertoont op school opvallend gedrag: na schooltijd blijft hij hangen rond het schoolplein en slaat hij dreigende taal uit naar medeleerlingen. Hij besteedt geen aandacht aan zijn studie en blijft dan ook al in het eerste jaar zitten. De zorg van een docent wordt verder aangewakkerd, wanneer de jongen in de klas roept dat hij Nederland, de school en alle medeleerlingen haat. De docent gaat een paar keer in gesprek met de jongen en beoordeelt hem op grond daarvan als zeer onzeker. Na aanvankelijke terughoudendheid, ontstaat er toch contact met de jongen. Hij geeft aan dat hij zich thuis aan zijn lot overgelaten voelt en lijkt ook in de wijdere omgeving geen voorbeelden van goed gedrag te kunnen oppikken. Maar hij geeft ook aan dat hij zich meest op zijn gemak voelt bij de koranles51
sen, waarvoor hij zich op eigen houtje heeft ingeschreven. De islam wijst de weg, meent de jongen, en geeft hem duidelijkheid over wat van hem wordt verwacht. Al het andere, inclusief wat op school geleerd wordt, is onbelangrijk.
52
7
Instrument 4: Samenwerken met welzijnspartners
Mogelijke rol welzijnswerk De verschillende professionals en vrijwilligers die werkzaam zijn in de sector die wij gemakshalve ‘de welzijnssector’ noemen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van radicalisering. Vanuit de bestaande taken kunnen het jongerenwerk, het opbouwwerk en bijvoorbeeld het straathoekwerk bijdragen aan het verkleinen van de voedingsbodem voor radicalisering. Zij staan vanuit hun professie dicht bij de leef- en denkwereld van jongeren. Er wordt veel (en langdurig) geïnvesteerd in de contacten met jongeren. Dit zorgt voor een goede informatiepositie en mogelijk voor een vertrouwensband met een jongere. Dit maak het bijvoorbeeld mogelijk om eventuele zorgen te bespreken met de jongere in kwestie. In algemene zin kan het welzijnswerk bijdragen aan het tegengaan van frustratie en vervreemding. Richting specifieke groepen in de eigen omgeving kan het welzijnswerk specifiek preventief werken om bijvoorbeeld bestaande vooroordelen, gevoelens van slachtofferschap en gebrek aan vertrouwen in de samenleving aan te pakken. Welzijnsinstellingen hebben vaak een goede informatiepositie, waardoor zij vroegtijdig (nieuwe) ontwikkelingen die zich afspelen in jongerenculturen signaleren. Zij kunnen mogelijke uitingen van radicalisering waarnemen: incidenteel of meer structureel. Aanvullende informatie verzamelen is 53
mogelijk, evenals het bijdragen aan duiding: vaak vanuit kennis van de context en inzicht in de drijfveren van een persoon. Het welzijnswerk kan zelf ook slachtoffer worden van radicale uitingen. Met name de incidenten na de moord op Van Gogh in combinatie met eerdere kleinere incidenten op verschillende plaatsen in Nederland maakt dat het welzijnswerk in de praktijk in toenemende mate te maken kreeg met polarisatie en soms met radicalisering. Het welzijnswerk heeft in de periode vanaf 11 september 2001 met name te maken gekregen met: • Algemene maatschappelijke verruwing en verharding; • Zorgen over discriminatie waaronder discriminatie van moslims; • Zorgen over interculturele verhoudingen; • Problematiek rond de zogenoemde Lonsdale-jongeren; • Een toegenomen invloed van de factor religie bij moslimjongeren (toegenomen religieus zelfbewustzijn); • Botsingen tussen normen, waarden en culturele verschillen.
Handvatten voor de samenwerking met welzijnspartners bij het tegengaan van radicalisering Radicalisering Bespreek indien mogelijk het onderwerp radicalisering met de welzijnsorganisatie. Hoe kijkt de organisatie aan tegen het onderwerp? Hype of werkelijkheid? Ga na hoe de samenwerking met de politie verloopt. Geef duidelijk aan hoe de gemeente omgaat met signalen en hoe de vertrouwelijkheid zoveel als mogelijk wordt gegarandeerd. Geef ook expliciet aan dat er zo veel als mogelijk terugkoppeling plaats zal vinden na signalering, onder meer over de voorgestelde interventie. In veel gevallen zal de welzijnsinstelling zelf een belangrijke rol hebben bij eventuele interventies. Bespreek met de welzijnsorganisatie of het mogelijk is dat een van de functionarissen intern als contactpersoon kan dienen. Een dergelijke functionaris kan mogelijk gerichte training ondergaan. Bespreek voorbeeldincidenten en ga hierbij bijvoorbeeld na: • Hoe om wordt gegaan met culturele/religieuze aspecten; • Hoe in een jongerencentrum om kan worden gegaan met jongeren die zich extreem uiten; • Hoe collega’s staan tegenover het enerzijds helpen van radicaliserende jongeren en anderzijds het niet willen bieden van een platform voor radicale ideeën; • Of jongeren met extremere ideeën wel kunnen en/of willen worden bereikt door het straathoekwerk;
54
• Of bepaalde jongeren zich religieus verdiepen en bestaande sociale contacten verbreken. Overweeg om in een later stadium ook echt te spreken over incidenten of zorgen uit het verleden en hierbij ook de diepte in te gaan. Wat speelde er en wat is er toen gedaan? Welke ondersteuning zou de organisatie wensen van de gemeente of van andere partners? Ga na welke initiatieven de organisatie al heeft genomen en welke initiatieven mogelijk meer ondersteuning behoeven van de gemeente. Ga ook na in hoeverre het lukt om samen te werken met mensen uit de moslimgemeenschap en/of specifiek met religieusculturele organisaties. Bespreek ook mogelijke bijdragen aan preventie van radicalisering. Benadruk dat het gaat om activiteiten die ook nuttig zijn voor het voorkomen van andere problemen. Deze activiteiten komen bovendien met name ten goede aan de jongeren in kwestie. Bespreek bijvoorbeeld de volgende mogelijke activiteiten: • Voorkomen van het onbewust negatief beïnvloeden van onrechtvaardigheidsgevoelens; • Sociaal isolement tegengaan; • Bijdragen aan het beperken van de islam als strijdpunt en eraan bijdragen dat mensen minder negatief zijn over hoe er over de islam gedacht en gesproken wordt; • Ondersteunen van ouders bij het omgaan met ‘radicale’ opvattingen van hun kinderen (afhankelijk van de vraag of er contact is met ouders); • In voorkomende gevallen bijdragen aan de situatie waarin een persoon minder het idee heeft dat hij of zij gediscrimineerd wordt, enerzijds door daadwerkelijke discriminatie aan te pakken en anderzijds door het verminderen van het slachtoffergevoel bij een persoon; • Bewust positief beïnvloeden van de zoektocht naar eigen identiteit door gevoel van onrechtvaardigheid tegen te gaan; • Afnemende binding met samenleving (vervreemding) kunnen waarnemen; • Bijdragen aan het vergroten van het maatschappelijk vertrouwen; • Bijdragen aan het vergroten van het vertrouwen in de politiek en het politiek zelfvertrouwen; • Reageren op zich vormende dichotome wereldbeelden en sterk wij-zij denken; • Helpen bij het omgaan met emotioneel ingrijpende (politieke en privé) gebeurtenissen; • (Inter)nationale ontwikkelingen die gevoel van onrechtvaardigheid kunnen voeden, bespreekbaar kunnen maken. Ga na of de welzijnorganisatie bereid is om op momenten te helpen met het duiden van incidenten: wat kan er spelen? Ga ook na of de organisatie bereid is om aanvullende informatie te geven over signalen die door een andere partner zijn aangedragen? Bespreek de mogelijkheden die een welzijnsorganisatie heeft om het gedrag van jongeren op een positieve manier te beïnvloeden. Welke interventiemogelijkheden heeft de organisatie? Wat voor soort oplossingen voor welk type problemen zijn er? Indien het vraagstuk duidelijk speelt, kan het verstandig zijn om het tegengaan van radicalisering op te nemen in de contracten en eventuele prestatieafspraken.
55
Voorbeelden die besproken kunnen worden met welzijnspartners: beoordeling, activiteiten en rolverdeling Onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op waargebeurde situaties. De voorbeelden kunnen worden benut om met welzijnspartners te praten over radicalisering. Daarbij is het niet zo dat er in alle onderstaande gevallen sprake is van radicalisering. Het is zaak om samen te spreken over waarom je iets wel of niet radicaal vindt (op zoek ook naar verborgen vooroordelen en impliciete aannames): • Twee 14-jarige jongens hebben de nacht van vrijdag op zaterdag doorgebracht in een politiecel, nadat zij in en bij een jongerencentrum in hun woonplaats de Hitlergroet hadden gebracht. Personeel van het jongerencentrum schakelde de politie in. De jongens maakten het gebaar eerst binnen tijdens een feest. Toen zij naar buiten werden gestuurd, deden ze het nogmaals. Justitie beslist volgens de politie wat er met de twee gaat gebeuren. • Een jongere uit een omliggende gemeente probeert een medewerker van een welzijnsorganisatie actief te interesseren voor nationaal socialistische gedachtegoed. Hij stuurt de medewerker e-mails waarin hij zijn nationalistische opvattingen uit en waarin hij verwijst naar links van websites met een rechtsradicale signatuur. Het betreft onder meer een aantal websites met antisemitische thema’s. De jongere is actief voor de Nederlandse Volksunie en een aanverwante jongerenorganisatie. De ouders van de jongen zijn tegen zijn opvattingen en hebben pogingen ondernomen hem ervan af te brengen. De medewerker van de welzijnsorganisatie is na diverse vruchteloze discussies het gesprek niet langer aangegaan. • In een jeugdhonk staan verschillende rechtsextremistische leuzen op de muren. Ook zijn er stickers geplakt met kwetsende teksten over ‘buitenlander’. • Een door de gemeente aangestelde sportwerker organiseert een toernooi. Dit toernooi wordt bezoek door enkel honderden jongeren. Tijdens het toernooi worden religieuze liederen gezongen. • Een groepje islamitische jongeren wordt steeds fanatieker in de orthodoxe geloofsbeleving. In het jongerencentrum waar zij regelmatig komen, wordt steeds dit steeds duidelijker merkbaar. Op een bepaald moment zijn de jongens van mening dat islamitische meisjes niet meer in het jongerencentrum mogen komen omdat zij zich niet in dezelfde ruimte mogen bevinden als de jongens. De jongerenwerkers spreken de jongens hierop aan en geven aan dat iedereen welkom is in het centrum. Het resultaat is echter dat de meisjes het jongerencentrum niet meer bezoeken ondanks dat de jongerenwerkers hen hebben duidelijk gemaakt dat ze welkom zijn. 56
• Naar aanleiding van aanslagen in het buitenland zeggen jongeren tegen jongerenwerkers dat dit een overwinning is van “het islamitisch geloof.” Ook enkele jongerenwerkers zelf reageren instemmend met de aanslagen. • Een moslimjongen met een tandarts als vader wordt steeds religieuzer. Hij komt nog wel in het jongerencentrum in tegenstelling tot andere salafisten (‘want het is daar haram’ (een zonde) . Hij wil echter niet meer met jongerenwerkers in discussie om niet door hen op het verkeerde been gezet te worden. • Een Nederlandse bekeerling zocht wel eerst de dialoog met zijn omgeving maar is daarna opgezogen door een groep in de moskee. Hij is nu een Nederlandse bekeerling die zijn naam gewijzigd heeft en het geloof ineens hoog in het vaandel heeft. De jongerenwerker kent de vader van deze persoon, dus via deze weg probeert hij controle te houden.
57
8
Links en verwijzingen
Beleidsdocumenten Nationaal • Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Van Dawa tot Jihad: de diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde, Den Haag, december 2004. • AIVD, ‘Lonsdale-jongeren’ in Nederland. Feiten en fictie van een vermeende rechts-extremistische subcultuur, NR. 2381145/01, Den Haag, mei 2005. • AIVD, Jaarverslag 2005, Den Haag, april 2006. • AIVD, Radicale dawa in verandering, de opkomst van islamitisch neoradicalisme in Nederland, Den Haag, oktober 2007. • AIVD, Jaarverslag 2007, 2008 • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Lokale en Justitiële aanpak van radicalisme en radicalisering, Den Haag, 29 september 2005. • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Actieplan polarisatie en radicalisering, 2007 • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Operationeel Actieplan polarisatie en radicalisering, 2008 • Ministerie van Justitie, Radicalisme en radicalisering, Den Haag, 19 augustus 2005.
59
• Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, Weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren, Den Haag, 25 maart 2005. • Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Weerbaarheid en Integratiebeleid, Preventie van radicalisering vanuit het perspectief van het integratiebeleid, Den Haag, 19 augustus 2005. • Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, Tussenrapportage Weerbaarheid en Integratiebeleid, Den Haag, augustus 2006. • NCTb, Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland en Voortgangsrapportages Terrorismebestrijding www.nctb.nl/publicaties/DTN/ • NCTb, Salafisme in Nederland. Een voorbijgaand fenomeen of een blijvende facto van belang?, 2008 Lokale plannen • Gemeente Amsterdam, Wij Amsterdammers, november 2004 • Gemeente Amsterdam, Uitwerking Actieplan Wij Amsterdammers, 2005 • Gemeente Amsterdam, Amsterdam tegen radicalisering, 2007 • Gemeente Amsterdam, Beleidskader gemeentelijke Informatiehuishouding radicalisering, versie oktober 2006 • Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Slotervaart, gemeente Amsterdam, Actieplan Slotervaart: tegengaan radicalisering • Gemeente Rotterdam, Actieprogramma Meedoen of Achterblijven, 2005 • Gemeente Rotterdam, Trendrapport I, 2006 • Gemeente Rotterdam, Trendrapport II, 2007 • Gemeente Rotterdam, Factsheet Informatieschakelpunt Radicalisering • Gemeente Den Haag, Actieplan polarisatie en radicalisering, December 2007: Den Haag • Gemeente Tilburg, Nota polarisatie en radicalisering, 2007 • Gemeente Utrecht, Aanpak radicalisering en terrorisme, 2005
Handreikingen • Anti Fascistische Actie, Themanummer Symboliek in extreemrechtse jongerensubculturen, herziene uitgave, april 2008 • CCV/COT, Starten met een aanpak van polarisatie en radicalisering: een stappenplan, 2006 • Centrum voor Nascholing Amsterdam, Radicalisering in het klaslokaal, Hoe te herkennen en te handelen? • FORUM, Aan de slag met Lonsdale-jongeren. Een curatieve groepsaanpak in Hendrik-Ido-Ambacht, 60
• Gemeente Amsterdam, Lesbrief (en docentenhandleiding) Laat je niet gek maken!, 2007 • Vereniging Nederlandse Gemeenten/RADAR, Radicalisme: signaleren en aanpakken: vroegtijdige aanpak radicaliserende jongeren, Sdu Uitgevers, 2006. • NIZW, Radicaal jong: brochure, 2006 • Movisie, Inspanning voor culturele ontspanning, 2007
Onderzoeken • Anne Frank Stichting, Monitor Racisme en Extremisme, jaarlijks; • Anne Frank Stichting, Monitor Racisme en Extremisme, Cahier 4. Het Lonsdale vraagstuk, 2004; • COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Verkennend onderzoek naar radicalisering in Tilburg, 2006; • COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Tussen feiten, beelden en gevoelens: een verkennend onderzoek naar polarisatie en radicalisering in het politiedistrict Breda, 2006 • COT/VNG, Ondersteuning bij de lokale aanpak van polarisatie en radicalisering: de gemeentelijke behoefte(n) verkend, 2007 • COT, Verkennend onderzoek naar polarisatie en radicalisering in de gemeente Utrecht, te verschijnen in het derde kwartaal 2008 • COT, Van ogen en oren naar het hart van de aanpak: de rol van eerstelijnswerkers bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering, te verschijnen in 2008 • FORUM/Interventieteams, Vrijblijvendheid Voorbij, Eindrapportage Interventieteams 2005-2006, 2007; • Donselaar, van, J.(red.), Monitor racisme & extremisme: Cahier nr. 4. Het Lonsdalevraagstuk, Anne Frank Stichting, Universiteit Leiden, 2005; • Donselaar, van, J., Wagenaar, W., Monitor Racisme en Extremisme. Racistisch en extreemrechts geweld in 2006, Anne Frank Stichting, Universiteit Leiden, 2007. • FORUM, Moskeebrand in Helden. Evaluatie van de aanpak en lessen voor de toekomst, 2006; • FORUM, Interetnische spanningen: een draaiboek, 2003; • S. Harchaoui (red.), Hedendaags radicalisme. Verklaring en Aanpak, 2006 • Homan, M., Generatie Lonsdale: Extreem-rechtse jongeren in Nederland, Houtekiet, Antwerpen, 2006. • IMES, F. Buijs, F. Demant en A. Hamdy, Strijders van eigen bodem Radicale en democratische moslims in Nederland, Amsterdam University Press, 2006
61
• IMES, Slootman, M. en Tillie, J., Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden, IMES, 2006 • M.J.M. de Koning , Dissertatie Zoeken naar een ‘zuivere’ islam. Geloofsbeleving en identiteitsvorming van jonge Marokkaans-Nederlandse moslims, 2008 • Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie, Monitor Rassendiscriminatie 2005, 2006 (COT: nu Art1) • Linden, A. en Klandermans, B., Stigmatization and Repression of Extreme Right the Netherlands. Mobilization, 11: 141-157 Mobilization, 2006 • Nederlandse Politie Academie, Wijk, van, A. Ph.,Bervoets, E.J.A., Boers, R., Trots op Nederland. Achtergronden, kenmerken en aanpak van het Lonsdaleverschijnsel, Elsevier Overheid, Den Haag, 2007. • Politie Groningen, Polarisatie onder jongeren in Groningen, 2007 • Universiteit van Tilburg, IVA Beleidsonderzoek, H. Moors, Extreem? Moeilijk! Extreem en radicaal gedrag van jongerengroepen in Limburg, 2007 • Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunten voor democratisering en mensenrechten, 2006
Informatiedossiers op internet • www.vng.nl (www.vng.nl//smartsite.dws?id=60599 ) • www.aivd.nl/actueel_publicaties/aivd-publicaties • www.amsterdam.nl/wijamsterdammers • www.art1.nl • www.forum.nl/interventieteams/index.html • www.forum.nl/nsc • www.hetccv.nl/dossiers/Samenleven_en_wonen/Radicalisering/ • www.lonsdalenews.nl/ • www.monitorracisme.nl •- www.nicis.nl/nicis/dossiers/Veiligheid/Radicalisering/index.html • www.radicaaljong.nl • www.schoolenveiligheid.nl/aps/School+en+Veiligheid/tools/ discriminatie+en+extremisme/extremisme/ • http://www.sociosite.org/jihad_nl.php • www.zorgwelzijn.nl/dossiers/id51307/radicalisering.html
62
Colofon Samenstelling Vereniging van Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag Telefoon: 070-373 83 93 www.vng.nl Mw. drs. Y.N.E.G. Dieteren Mw. mr. J.E. Overdijk-Francis COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement Koningegracht 26 2514 AB Den Haag Telefoon: 070 3122020 Fax: 070 3122012 www.cot.nl Drs. M. Zannoni L. Van der Varst MSc
VNG Den Haag, juni 2008 64