TOETSTAAK 4: IK BEN IETS KWIJT
Vaardigheid: spreken. Doelstelling: eindterm 2 beheersen: de cursist kan een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren. Verwerkingsniveau: beschrijvend. Context: onthaal.
INTRODUCTIE De toetsafnemer stelt de cursist gerust aan de hand van een kort introducerend gesprek over verloren voorwerpen. Het is belangrijk voor het goede verloop van de toetstaak dat de cursist even kan praten zonder dat hij daarop beoordeeld wordt. Vraag of de cursist weet wat verloren voorwerpen zijn. Is hij al eens iets kwijtgeraakt? Wat bijvoorbeeld? Geld, kleren, sleutels, boeken?
INSTRUCTIE De toets: zie kopieerblad cursist, toets: spreken 4. De toetsafnemer leest de instructie voor: Je bent je handboek voor de Nederlandse les kwijt. Waarschijnlijk heb je het op school laten liggen, maar je weet niet meer precies waar. 1. Je vertelt aan iemand uit jouw klas dat je je boek kwijt bent. 2. Je vertelt waar je denkt dat je het boek hebt laten liggen. 3. Je vraagt aan de persoon uit jouw klas om ook te helpen zoeken en het boek terug te brengen naar jou als hij/zij het vindt. Tijdens het uitvoeren van de toetstaak mag de toetsafnemer op geen enkele wijze helpen. Eventueel kunnen de instructies nog eens op dezelfde wijze worden herhaald als ze niet goed begrepen zijn, maar extra uitleg (bijvoorbeeld, woordverklaringen) is uitgesloten. De maximale tijd voor het voeren van dit gesprek is 4 minuten.
handleiding toetsafnemer
toets: spreken 4 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
Gespreksstramien (Toetsafnemer = T, Cursist = C) Dit een vrij gesloten gesprek. De toetsafnemer moet bijkomende vragen stellen als de cursist het item niet spontaan aanhaalt. De toetsafnemer moet wel opletten dat hij niet te snel hulpvragen stelt. De cursist moet de tijd krijgen om spontaan uitingen te formuleren. Het kan voorkomen dat een cursist onvoorziene dingen zegt of vraagt. De toetsafnemer reageert daarop naar eigen goeddunken en noteert dit voorval op het scoreblad van de cursist. Zo kan hij er achteraf naar teruggrijpen en op een vergelijkbare manier reageren bij andere cursisten. Maar de toetsafnemer moet er zich altijd van bewust zijn dat hoe meer hij tussenkomt of reageert, hoe meer verschillen hij creëert tussen de cursisten. En dat moet worden vermeden. T: Hey, ………, alles goed?
C: ………………………………………
De cursist legt uit dat hij een probleem heeft. / Als de cursist enkel ‘nee’ antwoordt, moet de toetsafnemer naar de reden vragen.
T: Oei, dat is niet leuk. Weet je waar je het boek het laatst hebt gehad?
C: ………………………………………
C: ………………………………………
De cursist vertelt waar hij denkt het boek te hebben verloren./ Als de cursist enkel ‘ja’ antwoordt, moet de toetsafnemer naar een beschrijving van de plaats vragen. De cursist vraagt of de medecursist ook eens kan rondkijken en het boek aan hem kan bezorgen./ Als de cursist de vraag naar hulp niet spontaan stelt, moet de toetsafnemer polsen of de cursist hulp wil.
T: Natuurlijk wil ik dat doen! Komt in orde, als ik het boek vind, breng ik het mee naar de volgende les. C: ………………………………………
handleiding toetsafnemer
De cursist neemt afscheid van de medecursist.
toets: spreken 4 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
BEOORDELINGSMODEL De nadruk ligt op het overbrengen van de inhoud van de boodschap, niet de vorm. Op dit niveau zijn de vormelijke eisen die kunnen worden gesteld nog zeer laag. Voor vorm wordt dan ook een meer globaal criterium gehanteerd (zie model). Het spreektempo mag laag zijn, maar het gesprek moet in zijn geheel niet langer duren dan 4 minuten. De woordenschat mag omschrijvend zijn. Toetsitems
Score
Preconditie De cursist spreekt over het onderwerp. Inhoud Item 1. De cursist kan het probleem verwoorden. Item 2. De cursist kan verwoorden waar hij denkt dat hij het boek heeft laten liggen. Item 3. De cursist vraagt aan de medecursist om mee een oogje in het zeil te houden en het boek terug te brengen.
1
Item 4. De cursist neemt afscheid van de medecursist.
1
Spreekdurf De cursist doet actief mee aan het gesprek en wacht niet telkens hulpvragen van de toetsafnemer af om een goed antwoord te formuleren.
1
Vorm De cursist kan zeer eenvoudige korte zinnen maken met stereotype formuleringen en standaarduitdrukkingen. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevatten zoals: uitspraakfouten, fouten tegen de woordvolgorde,... . De fouten die gemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steeds dezelfde fouten gemaakt. OF:
1
De cursist kan woordgroepen formuleren, maar maakt systematisch dezelfde fouten, bijvoorbeeld tegen de woordvolgorde, vervoeging,.... OF/EN De cursist maakt veel fouten, maar er ontstaat geen begripsverwarring. OF: De cursist formuleert uitingen van slechts 1 woord, herhaalt enkel de instructie of kan helemaal geen antwoord geven.
handleiding toetsafnemer
1
1
0.5
0
toets: spreken 4 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
Totaal
handleiding toetsafnemer
6
toets: spreken 4 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
Naam: ………………………………….. Datum: ……………..............................
TOETS Je bent je handboek voor de Nederlandse les kwijt. Waarschijnlijk heb je het op school laten liggen, maar je weet niet meer precies waar. 1. Je vertelt aan iemand uit jouw klas dat je je boek kwijt bent. 2. Je vertelt waar je denkt dat je het boek hebt laten liggen. 3. Je vraagt aan de persoon uit jouw klas om ook te helpen zoeken en het boek terug te brengen naar jou als hij/zij het vindt.
kopieerblad cursist
toets: spreken 4