Toets natuurwetgeving Reuselhoeve, Moergestel De Reuselhoeve Concept
Toets natuurwetgeving Reuselhoeve, Moergestel De Reuselhoeve Concept
Rapportnummer:
211x06363
Datum:
7 februari 2013
Contactpersoon opdrachtgever:
Dhr. G. Mulders
Projectteam BRO:
Dhr. R. van Dijk, Dhr. J. Miellet, Dhr. M. Gerards
Trefwoorden:
Natuurtoets Verkennend natuuronderzoek Flora- en faunawet Natuurbeschermingswet Ruimtelijke ontwikkeling
Bron foto kaft:
Hollandse Hoogte 14
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401 E
[email protected]
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding van het onderzoek 1.2 Doel van het onderzoek 1.3 Leeswijzer
3 3 3 4
2. CONCLUSIE EN ADVIES
7
3. BESCHRIJVING HUIDIGE EN GEWENSTE SITUATIE 3.1 Ligging en algemene beschrijving plangebied 3.2 Beschrijving gewenste situatie
9 9 13
4. TOETSINGSKADER EN WERKWIJZE 4.1 Natuurbeschermingswet 4.2 Boswet 4.3 Flora- en faunawet 4.4 Werkwijze
17 17 18 19 19
5. BESCHRIJVING NATUURWAARDEN 5.1 Beschrijving van het plangebied
21 21 21 21 22
5.1.1 Plangebied in relatie tot omgeving 5.1.2 Beschrijving ecotopen 5.2 Beschrijving beschermde soorten in het plangebied
22 22 23 23 24 24
5.2.1 Vaatplanten 5.2.2 Grondgebonden zoogdieren 5.2.3 Vleermuizen 5.2.4 Vogels 5.2.5 Amfibieën, reptielen en vissen 5.2.6 Overige diersoorten
6. TOETSING AAN NATUURWETGEVING 6.1 Boswet 6.2 Natuurbeschermingswet 6.3 Flora- en faunawet
25 25 25 25 25
6.3.1 Vaatplanten
Inhoudsopgave
1
6.3.2 Grondgebonden zoogdieren 6.3.3 Vleermuizen 6.3.4 Vogels 6.3.5 Amfibieën, reptielen en vissen 6.3.6 Ongewervelden
7. LITERATUURLIJST
2
25 26 26 26 27
29
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding van het onderzoek
Het gebied aan de Heizenschedijk 1 te Moergestel is door de provincie Noord Brabant aangewezen als één van en recreatieve poorten aangewezen. Deze recreatieve poorten dienen bij te dragen aan de toegankelijkheid van natuur(gebieden) in combinatie met recreatie in het landelijk gebied van de provincie Noord Brabant. De initiatiefnemer, de heer G. Mulders, is voornemens om de recreatieve poort ‘De Hilver’ verder tot ontwikkeling te brengen. De reeds bestaande kanoboerderij wordt uitgebreid en omgevormd naar een volwaardig recreatief bedrijf ‘De Reuselhoeve' waar een totaalpakket aan recreatieve activiteiten en ‘actieve vergaderfaciliteiten’ aangeboden kunnen worden. Tevens wordt in het plangebied door SSNB NoordBrabant (ondersteund door IVN Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid en Staatbosbeheer) een ‘beweegtuin’ voor ouderen en ‘natuursprong’ voor jongeren gerealiseerd waarbij de nadruk ligt op bewegen en natuureducatie. Zowel bij de recreatieve activiteiten als de beweeg activiteiten is een nauwe wisselwerking met natuurdoeleinden. De activiteiten worden in de huidige situatie op een voormalig agrarisch bedrijfsperceel geëxploiteerd. De omvang van het huidige perceel is niet toereikend om alle activiteiten te exploiteren en de (inrichting van) de bebouwing is functioneel niet geschikt voor het beoogde toekomstige gebruik. De realisatie van de recreatieve poort De Hilver past niet binnen de vigerende bestemmingen ter plaatse van het plangebied. Om het plan toch mogelijk te maken dient een partiële herziening van het bestemmingsplan te worden vastgesteld. Ten behoeve van de juridisch-planologische procedure is het noodzakelijk om inzicht te krijgen in de wettelijke verplichtingen en mogelijkheden met betrekking tot de natuurwetgeving. BRO is gevraagd om hiervoor een toets uit te voeren op basis van een verkennend natuurwaardenonderzoek.
1.2 Doel van het onderzoek In voorliggend rapport zijn de effecten van de geplande ontwikkeling op beschermde natuurwaarden volgens de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet in beeld gebracht. Er is een beoordeling gemaakt of de beschermde natuurwaarden aanwezig zijn, of de aanwezige natuurwaarden aangetast worden en welke voorwaarden
Hoofdstuk 1
3
of vervolgstappen noodzakelijk zijn om de geplande ontwikkeling te realiseren met inachtneming van de natuurwetgeving. In het onderzoek wordt niet specifiek ingegaan op het natuurbeleid dat door de provincie Noord-Brabant is vastgelegd in de Verordening Ruimte (zoals het beleid inzake de Ecologische Hoofdstructuur).
1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek vertaald in een advies. In hoofdstuk 3 is de huidige en gewenste situatie weergegeven. Hoofdstuk 4 geeft het relevante toetsingskader en de gevolgde werkwijze weer. In hoofdstuk 5 zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven. In hoofdstuk 6 is tenslotte de toetsing aan de relevante kaders beschreven.
4
Hoofdstuk 1
A
Figuur 1.1: ligging en begrenzing plangebied
Hoofdstuk 1
5
6
Hoofdstuk 1
2.
CONCLUSIE EN ADVIES
Door het verwijderen van beplantingen zullen nesten van broedvogels zoals merel, houtduif etc. kunnen verdwijnen. Deze nesten zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze in gebruik zijn gedurende de broed- en nestperiode. Het is aan te bevelen om benodigde werkzaamheden zoals verwijderen van bomen en struiken uit te voeren in de periode dat de kans op broedende vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode september tot maart. Hiermee kan overtreding van de Flora- en faunawet voor vogels worden uitgesloten. Vanuit de zorgplicht is het aan te bevelen om voorafgaand aan het dempen van de vijver en poel te controleren of hierin vissen of amfibieën aanwezig zijn. Wanneer deze hierin aanwezig zijn, zullen deze vooraf moeten worden overgezet naar geschikte wateren in de omgeving. Voor overige soorten is overtreding van de Flora- en faunawet op basis van het beoordeelde plan op voorhand uit te sluiten. De Boswet is van toepassing op een deel van het plangebied. De herplantplicht schrijft voor dat het gekapte bos opnieuw moet worden ingeplant of op een andere plek moet worden gecompenseerd. Herbeplanten op andere grond, dan waar de houtopstand is verwijderd, mag alleen indien Dienst Regelingen hiervoor toestemming heeft gegeven. De herplanting zal (deels op een andere locatie dan de huidige houtopstand) binnen het plangebied plaatsvinden. Het is aan te bevelen om de meldingsplicht voor de velling alsnog in acht te nemen. het plangebied buiten de invloedssfeer van wettelijk beschermde natuurgebieden. Negatieve effecten vanuit de Natuurbeschermingswet zijn op voorhand uit te sluiten.
Hoofdstuk 2
7
8
Hoofdstuk 2
3.
BESCHRIJVING HUIDIGE EN GEWENSTE SITUATIE
3.1 Ligging en algemene beschrijving plangebied Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Oisterwijk, ten zuiden van de kern Moergestel. Het plangebied ligt aan de Heizenschedijk, direct ten zuidoosten van het riviertje de Reusel. Ten noordwesten van de rivier heet de straat Broekzijde. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De Amersfoortcoördinaten van het midden van het plangebied zijn 140,8 – 392,31.
3
2
1 5 4
4 5 6
Bedrijfswoning Bedrijfsgebouwen Opstapplaats kanovaren
4 5
Parkeerplaatsen Speeltuin
Figuur 2: huidige situatie
In de huidige situatie is het plangebied reeds in gebruik door de Kanoboerderij/Reuselhoeve. De huidige activiteiten richten zich met name op het aanbieden van kanotochten aangevuld met groepsactiviteiten (in de vorm van lasergamen, sumoworstelen, kruisboogschieten, etc.) en aansluitend een buffet of barbecue.
1
De getallen staan respectievelijk voor de x- en de y –coördinaten van de linker benedenhoek van het betreffende km-vak.
Hoofdstuk 3
9
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een bedrijfswoning, twee bedrijfsgebouwen, parkeerplaatsen, opstapplaats voor kanovaren en een speeltuin. Het overige deel van het plangebied bestaat uit verhardingen of heeft een groene inrichting in de vorm van grasveld/speelweiden, bos, houtwallen en struiken.
10
Hoofdstuk 3
Foto’s: plangebied 1) woning, gezien vanaf de Heizenschedijk. 2) centraal deel van het plangebied, gezien vanaf het parkeerterrein. 3) het westelijke bedrijfsgebouw. 4) vijver nabij de Heizenschedijk. 5) centraal grasveld. 6) sloot ten westen van het parkeerterrrein.
Hoofdstuk 3
11
Foto’s plangebied: 1) boombeplanting langs de Reusel (noordelijk deel van het plangebied). 2) recent gekapte sparrenaanplant met restant loofbomen. 3) veld ten noorden van het parkeerterrein. 4) parkeerterrein. 5) agrarisch perceel ten oosten van het parkeerterrein. 6) sloot aan noordzijde plangebied, met links het nieuw aangelegde natuurgebied.
12
Hoofdstuk 3
3.2 Beschrijving gewenste situatie De ontwikkeling bestaat op structuurniveau uit het opschuiven van de bedrijfsruimte in oostelijke richting en het realiseren van natte natuur aan de westzijde, tegen de Reusel aan. De woning in de westelijke punt van het plangebied blijft op de huidige plaats gehandhaafd. De groen- en waterstructuur in het plangebied wordt heringericht. Het huidige parkeerterrein wordt ingericht als hart van het bedrijf. De bedrijfsgebouwen zijn hier voorzien in de vorm van een hoeve met een centraal erf. Tussen het erf en de straat zijn een moestuin, fruittuin en speeltuin voorzien. Op het huidige bedrijfsterrein en het achterliggende speelveld zal natuurontwikkeling plaatsvinden. Hiervoor zal het maaiveld worden verlaagd en zal een zijarm in de Reusel worden aangelegd. In deze arm is een kano-opstapplaats voorzien. Aan de wegzijde is een helofytenfilter voorzien. De houtopstand achter het parkeerterrein zal worden omgevormd tot een speelveld (gazon) met daaromheen houtsingels. Het agrarische perceel ten oosten van het parkeerterrein zal voor de helft worden ingericht als parkeerterrein en voor de helft als speelveld. Ook dit speelveld wordt rondom beplant met houtsingels en bosschages. Aan de achterzijde (noordzijde) van het plangebied is een stobbenbos voorzien. De bestaande slotenstructuur op het terrein zal worden gehandhaafd; de sloten zullen worden verflauwd en verbreed. Voor de ontwikkeling zijn de volgende maatregelen voorzien: Westelijk deel: sloop van de bedrijfsgebouwen dempen van de vijver verwijderen van hekwerk langs de Reusel vergraven van het schouwpad ter verflauwing van de oever van de Reusel verwijderen van de grondwal aan de westzijde van het perceel verplaatsen van enkele elzen uit het noordelijke deel van de houtsingel (deze zijn al losgestoken en worden verplaatst naar het boomkroonparcours) afgraven van de voedselrijke toplaag graven van de dode zij-arm van de Reusel aanleg van een dam met kanogoot aanleg van een kano-opstapplaats aanleg van een helofytenfilter. Bomen blijven hier zoveel mogelijk behouden. Het is nog niet bekend of de poel achter het woonhuis behouden blijft.
Hoofdstuk 3
13
Centraal deel: kappen van bomen en verwijderen van struik- en kruidlaag in de houtopstand vergraven en mogelijk verwijderen van de toplaag, aanbrengen van zand en het graven van geulen voor de aanleg van leidingen egaliseren en aanleggen van verhardingen bouw van bedrijfsgebouwen aanleg van drainage verflauwen en verbreden van sloten aanleg van een dijklichaam met beplantingen aanleg van overige beplantingen. Oostelijk deel: aanleg van drainage aanleg van parkeervoorzieningen aanleg van beplantingen verflauwen en verbreden van sloten.
14
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3
15
4.
TOETSINGSKADER EN WERKWIJZE
4.1 Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningplichtig.
Figuur 5. Overzicht van wettelijk beschermde natuurgebieden binnen een straal van 3 kilometer rondom het plangebied (blauw). Oranje = Hildsven, geel = deel Reusel dat valt binnen “Kempenland-West”
Het plangebied ligt niet binnen een wettelijk beschermd natuurgebied. De dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebieden zijn: het deel van de Reusel ten zuiden van het Wilhelminakanaal, onderdeel van Natura 2000-gebied Kempenland-West, op 1,6 km van het plangebied; beschermd natuurmonument het Hildsven, op 2,1 km van het plangebied; Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen, op 3,7 km van het plangebied.
Hoofdstuk 4
17
Gezien deze relatief grote afstanden en de beperkte invloedscirkel van de ontwikkeling zijn negatieve effecten op deze beschermde natuurgebieden op voorhand uit de sluiten. In voorliggende rapportage wordt daarom niet verder ingegaan op de Natuurbeschermingswet.
4.2 Boswet De Boswet heeft de instandhouding van het Nederlandse bosareaal en houtopstanden als doel en biedt bescherming aan bosgebieden buiten de bebouwde kom Boswet. Deze bebouwde kom valt niet altijd samen met de bebouwde kom ingevolge de wegenverkeerswetgeving. De Boswet kent drie belangrijke instrumenten ter instandhouding van bosareaal en houtopstanden buiten de bebouwde kom: de meldingsplicht de herbeplantingsplicht het kapverbod Iedereen, ongeacht of hij eigenaar is volgens de Boswet, die een houtopstand gaat vellen moet deze activiteit vooraf melden (meldingsformulier aan Dienst Regelingen en eigenaar van de houtopstand). Deze verplichting geldt niet als o.a.: de grond nodig is voor de uitvoering van een werk overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan, het gaat om houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen, en of geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, of in geval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20 stuks, het gaat om uitdunning van een bos, het gaat om periodiek vellen van griend- en hakhout, houtopstanden op erven en in tuinen, houtopstanden binnen de bebouwde kom, treurwilgen, Italiaanse populieren, lindes, paardenkastanjes, wegbeplantingen en beplantingen langs landbouwgronden bestaande uit wilgen en populieren, kerstbomen, vruchtbomen en windschermen om boomgaarden en kweekgoed. De herbeplantingsplicht houdt in dat het gekapte bos opnieuw moet worden ingeplant of op een andere plek moet worden gecompenseerd. Herbeplanten op andere grond, dan waar de houtopstand is verwijderd, mag alleen indien Dienst Regelingen hiervoor toestemming heeft gegeven, mogelijk met voorschriften en beperkingen. Het kapverbod kan worden opgelegd door het bevoegd gezag ter bewaring van natuur- en landschapsschoon. Indien de bomen vallen binnen de bebouwde kom Boswet, dient een kapvergunning bij B&W van betreffende gemeente te worden aangevraagd. De Boswet zondert bepaalde categorieën bomen uit van gemeentelijke regelgeving. Dit betreft onder andere wilgen en populieren langs landbouwgronden en wegen, bomen van bosbouwondernemingen, fruitbomen en windschermen langs boomgaarden. Op deze bomen is een gemeentelijke kapverordening dus niet van toepassing.
18
Hoofdstuk 4
4.3 Flora- en faunawet De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Floraen faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen.
4.4 Werkwijze In dit natuuronderzoek is de natuurwaarde van de initiatieflocatie bepaald door middel van een verkennend veldonderzoek en een bronnenonderzoek. Op basis hiervan is een beoordeling gemaakt van de effecten van de ontwikkeling. Deze effecten zijn beoordeeld in relatie tot de natuurwetgeving. Daarbij is aangegeven of en hoe de ontwikkeling in overeenstemming met de natuurwetgeving gerealiseerd kan worden. Voor het bronnenonderzoek is gebruik gemaakt van vrij beschikbare gegevensbronnen van beschermde planten en dieren, zoals provinciale inventarisatiegegevens, algemene verspreidingsatlassen en waarnemingssites. Er zijn geen gegevens aangekocht bij Natuurloket omdat op basis van de vrij beschikbare gegevens en het veldbezoek reeds een voldoende beeld is verkregen van de aanwezige natuurwaarden.
Hoofdstuk 4
19
Een ecoloog van BRO heeft een verkennend veldbezoek uitgevoerd op 6 februari 2013. Hierbij is het plangebied bezocht, inclusief de directe omgeving. Tijdens het veldbezoek zijn de aanwezige ecotopen en begroeiingen in beeld gebracht; bovendien is gelet op sporen en verblijfplaatsen van (beschermde) soorten in en rondom het plangebied. De aanwezige bebouwing is aan de buitenzijde onderzocht. Tijdens het veldbezoek was het wisselend bewolkt en 4 graden Celsius. BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus. Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. Onze werkzaamheden voeren wij dan ook uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010). De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EL&I genoemde voorwaarden voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek.
20
Hoofdstuk 4
5.
BESCHRIJVING NATUURWAARDEN
5.1 Beschrijving van het plangebied 5.1.1 Plangebied in relatie tot omgeving Het plangebied ligt in het dal van de Reusel, een beek die recentelijk is heringericht. Daarbij zijn over een groot deel nieuwe meanders aangelegd in de voorheen rechtgetrokken waterloop. Tevens zijn agrarische gronden ten noorden van het plangebied ingericht als natuurgebied. Ten westen van het plangebied ligt het buurtschap Broekzijde met lintbebouwing. Ten oosten van het plangebied is sprake van een open gebied met weinig bebouwing. Opgaande beplanting is beperkt aanwezig: ten zuiden van het plangebied liggen bosschages en laanbeplantingen. Daarnaast is de Heizenschedijk voorzien van laanbeplanting. 5.1.2 Beschrijving ecotopen Op basis van het veldbezoek zijn een aantal ecotopen en andere elementen in het plangebied onderscheiden: Bebouwing met erf: het erf is deels verhard. De bebouwing bestaat uit bakstenen gebouwen met golfplaten dak. De muren zijn deels betimmerd met houten schaaldelen. Parkeerterrein met verhardingen en halfverhardingen. Op en rondom het parkeerterrein staan (jonge) bomen aangeplant. Poel: deze ligt ten westen van de bedrijfsbebouwing. De poel heeft steile oevers en is omgeven met bramen en opschietende elzen en berken. Vijver: deze ligt ten zuiden van de bedrijfsbebouwing. De vijver is dichtgegroeid met kroos. Gazon: rondom het erf liggen grasstroken die intensief gemaaid worden. Speelveld: in het noordelijk deel van het plangebied liggen grasvelden die gebruikt worden voor sport- en spelactiviteiten. Ook deze worden gedurende het actieve seizoen intensief gemaaid. Houtsingels en bomenrijen. Verspreid op het terrein zijn houtsingels en bomenrijen aanwezig. De boomsoorten zijn onder meer zwarte els, berk en zomereik. Sloten: In het plangebied liggen enkele slootjes, met daarin een laag bladafval. Een water- of oevervegetatie ontbreekt grotendeels, plaatselijk groeit riet. Aan de oosten noordzijde van het plangebied ligt een recent verbrede waterhoudende sloot. Naaldbos: In het plangebied stond een rond 1980 aangeplante houtopstand met sparren ca. Deze is inmiddels gekapt, deze plek lag ten tijde van het veldbezoek braak.
Hoofdstuk 5
21
Loofhout: Ten westen van het voormalige naaldhout staan enkele verspreide loofbomen en struiken, aangeplant in 2000. De kruidlaag is recentelijk verwijderd. Ingezaaid grasland: het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit een met gras ingezaaid bouwland.
5.2 Beschrijving beschermde soorten in het plangebied 5.2.1 Vaatplanten In de bebouwde en verharde delen van het plangebied en tussen de sierbeplantingen zijn begroeiingen met wilde planten nagenoeg afwezig. Muurvegetaties zijn niet aanwezig in het plangebied. De gazons en speelvelden worden intensief beheerd en herbergen slechts enkele zeer algemene kruidachtige plantensoorten die een intensief maaibeheer kunnen verdragen. Op het agrarische perceel zijn in de grasvegetatie enkele stikstofminnende en verstoringsindicerende kruidachtige plantensoorten aangetroffen, zoals grote brandnetel, ridderzuring, veldzuring, kleefkruid, fluitenkruid, kruipende boterbloem en echte kamille. In de sloten en slootkanten zijn geen specifieke water- of oevervegetaties aanwezig. Wel zijn de sloten bedekt met een laag bladafval. De sloot ten oosten van het parkeerterrein is begroeid met riet. De oever van de poel achter het woonhuis is begroeid met braam en zwarte els. De vijver is volledig dichtgegroeid met klein kroos; langs de oever staat plaatselijk lisdodde. In de houtsingels en wallen zijn eveneens stikstofminnende soorten zoals fluitenkruid, grote brandnetel, hondsdraf en braam aangetroffen. Op de beplante wal ten westen van de bedrijfsbebouwing groeit kleine maagdenpalm. Aangezien de groeiplaats beperkt is tot de wal en de soort vaak als bodembedekker wordt aangeplant, is deze plant naar alle waarschijnlijkheid in het gebied aangeplant. Kleine maagdenpalm is beschermd volgens beschermingsniveau 1 van de Flora- en faunawet. Andere bijzondere of bedreigde plantensoorten zijn niet aangetroffen en zijn op basis van het veldbezoek redelijkerwijs uit te sluiten. 5.2.2 Grondgebonden zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied loopsporen van reeën en een vos waargenomen. Daarnaast zijn door het gehele plangebied molshopen aanwezig. Behalve ree, vos en mol zullen nog verschillende andere algemene grondgebonden zoogdiersoorten van het plangebied gebruik maken, zoals egel, huisspitsmuis, (gewone of tweekleurige) bosspitsmuis, bosmuis, veldmuis, rosse woelmuis, konijn, haas etc. De genoemde soorten vallen onder beschermingsniveau 1 van de Flora- en faunawet; voor soorten van dit beschermingsniveau geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen.
22
Hoofdstuk 5
Strenger beschermde grondgebonden zoogdieren of bedreigde zoogdiersoorten zijn op basis van algemene verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur niet in het plangebied te verwachten. 5.2.3 Vleermuizen Tijdens het veldbezoek is gelet op de aanwezigheid van geschikte verblijfplaatsen in gebouwen en holle bomen. In het plangebied zijn geen voor vleermuizen geschikte holle bomen aangetroffen. Aan de buitenzijde van de bedrijfsgebouwen zijn geen plekken aanwezig waar vleermuizen kunnen wegkruipen, zoals kieren achter gevelbetimmeringen, luiken o.i.d. De ruimten tussen de muren en het golfplaten dak zijn afgemaakt met kippengaas. Andere geschikte invliegopeningen ontbreken. Het voorkomen van vleermuizen in de bebouwing is daardoor redelijkerwijs uit te sluiten. Het plangebied kan wel deel uitmaken van het functionele leefgebied van vleermuizen die in de omgeving verblijfplaatsen hebben. Door de verschillende lijnvormige beplantingen vormt het een geschikt foerageergebied voor veel soorten vleermuizen. De Reusel en de laanbeplanting langs de Heizenschedijk zijn tevens geschikt als vaste vliegroute voor vleermuizen.
Foto’s: 1) detail gebouw. 2) takkennest in eik ten noorden van de bedrijfsgebouwen.
5.2.4 Vogels Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied verschillende vogelsoorten waargenomen: fazant, merel, roodborst, koolmees en Vlaamse gaai. Ten noorden van het plangebied is een buizerd waargenomen. Het veldbezoek is uitgevoerd buiten het broedseizoen, de aangetroffen vogelsoorten zijn daarom niet indicatief als broedvogels. Het plangebied kan daarnaast nog voor meer vogelsoorten van waarde zijn. In het plangebied is één vogelnest waargenomen in een eik ten noorden van de
Hoofdstuk 5
23
bedrijfsbebouwing. Vermoedelijk betreft het een nest van een kraaiachtige, maar het is niet geheel uit te sluiten dat een roofvogel van het nest gebruik maakt of gaat maken. In de bedrijfsgebouwen of de bijgebouwen zijn geen vogelnesten aangetroffen. Op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van LNV (augustus 2009) wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën vogelnesten. Van de meeste vogelsoorten zijn de nesten uitsluitend beschermd wanneer deze tijdens de broed- en nestperiode in gebruik zijn. Het gaat om soorten die jaarlijks nieuwe nesten maken. Van een aantal soorten is het nest, inclusief de functionele leefomgeving, jaarrond beschermd. Dit zijn een aantal roofvogels, koloniebroeders en gebouwbewonende vogelsoorten. Tenslotte is er een categorie nesten van vogelsoorten die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om, als die broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (‘categorie 5-soorten’). Hieronder vallen veel holenbroedende soorten. 5.2.5 Amfibieën, reptielen en vissen In de Reusel komen diverse vissoorten voor, hoofdzakelijk algemene soorten. Volgens de Vissenatlas komt er één beschermde soort in voor, namelijk de kleine modderkruiper (beschermingsniveau 2). De sloten in het plangebied zijn periodiek waterhoudend en zijn daardoor van zeer beperkte waarde voor vissen. De sloot ten noorden van het plangebied staat via een duiker in verbinding met de Reusel en zal daardoor qua visstand vergelijkbaar zijn met de Reusel. De waarde van de sloten en poel voor amfibieën zal beperkt zijn door de grote hoeveelheden bladafval in de sloten en het ontbreken van waterplanten. Naar verwachting zullen de wateren in het plangebied deel uitmaken van het voortplantingshabitat van algemene, weinig kritische amfibiesoorten zoals bruine kikker, middelste groene kikker, gewone pad en/of kleine watersalamander. Er zijn geen waarnemingen bekend van strenger beschermde amfibiesoorten of reptielensoorten in de directe omgeving. Op basis van de bekende verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur zijn strenger beschermde amfibieën en reptielen in het plangebied redelijkerwijs uit te sluiten. 5.2.6 Overige diersoorten Het voorkomen van ongewervelde diersoorten is in het algemeen matig tot slecht bekend. In het plangebied zijn geen wettelijk beschermde ongewervelde diersoorten te verwachten. Dergelijke soorten stellen zeer specifieke eisen aan hun leefgebied.
24
Hoofdstuk 5
6.
TOETSING AAN NATUURWETGEVING
6.1 Boswet De houtopstand die in het plangebied aanwezig was, had een oppervlakte van circa 0,19 hectare en ligt daarmee boven de drempelwaarde 10 are waarop de Boswet van toepassing is. De houtopstand bestond uit sparren. Strikt genomen gaat het om een doorgeschoten aanplant van kerstbomen. Op kerstbomen is de Boswet niet van toepassing. Gezien de leeftijd van de bomen en het gebruik van het terrein kan echter gesteld worden dat het niet gaat om ‘kerstbomen’ maar om een gewone houtopstand. De Boswet wordt daarom nog wel van toepassing geacht. De herplantplicht schrijft voor dat het gekapte bos opnieuw moet worden ingeplant of op een andere plek moet worden gecompenseerd. Herbeplanten op andere grond, dan waar de houtopstand is verwijderd, mag alleen indien Dienst Regelingen hiervoor toestemming heeft gegeven. Omdat de herplanting deels op een andere locatie binnen het plangebied zal plaatsvinden, is aan te bevelen om de meldingsplicht voor de velling alsnog in acht te nemen.
6.2 Natuurbeschermingswet Zoals beschreven in paragraaf 4.3 ligt het plangebied buiten de invloedssfeer van wettelijk beschermde natuurgebieden. Negatieve effecten vanuit de Natuurbeschermingswet zijn op voorhand uit te sluiten.
6.3 Flora- en faunawet 6.3.1 Vaatplanten Effecten op beschermde en bedreigde plantensoorten zijn op voorhand uit te sluiten, aangezien deze in het plangebied niet zullen voorkomen. 6.3.2 Grondgebonden zoogdieren Effecten op beschermde en bedreigde grondgebonden zoogdiersoorten zijn op voorhand uit te sluiten, aangezien deze in het plangebied niet zullen voorkomen.
Hoofdstuk 6
25
6.3.3 Vleermuizen Effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen zijn op voorhand uit te sluiten omdat de te kappen bomen en te slopen gebouwen geen voor vleermuizen geschikte holten of ruimten bevatten. Het plan voorziet in het behoud van de houtsingel langs de Reusel en van laanstructuur van de Heizenschedijk (deze valt buiten het plangebied). Potentiële vliegroutes van vleermuizen blijven daardoor behouden. Daarnaast voorziet het plan in een toevoeging van voor vleermuizen interessante lijnvormige beplantingsstructuren en wateren. Het plangebied blijft daarmee geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. 6.3.4 Vogels Het takkennest in de eik ten noorden van de te slopen bedrijfsbebouwing blijft behouden. De betreffende boom komt in de nieuwe situatie op een natuurterrein. Door het verwijderen van beplantingen zullen nesten van broedvogels zoals merel, houtduif etc. kunnen verdwijnen. Deze nesten zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze in gebruik zijn gedurende de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze vogelnesten. Het is daarom aan te bevelen om benodigde werkzaamheden zoals verwijderen van bomen en struiken uit te voeren in de periode dat de kans op broedende vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode september tot maart. 6.3.5 Amfibieën, reptielen en vissen Effecten op strenger beschermde amfibie- of reptielensoorten zijn uit te sluiten, doordat deze soorten niet in het plangebied voorkomen. Vanuit de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet hoeft geen rekening gehouden te worden met deze soortgroepen. Negatieve effecten op kleine modderkruipers die in de Reusel of de zijsloot voorkomen, zijn redelijkerwijs uit te sluiten. Deze waterlopen blijven gehandhaafd. Door het aanleggen van de zijarm kan juist een nieuw leefgebied voor de kleine modderkruiper ontstaan, mits de geplande dam vispasseerbaar wordt gemaakt. Vanuit de zorgplicht is het aan te bevelen om voorafgaand aan het dempen van de vijver en poel te controleren of hierin vissen of amfibieën aanwezig zijn. Wanneer deze hierin aanwezig zijn, zullen deze vooraf moeten worden overgezet naar geschikte wateren in de omgeving.
26
Hoofdstuk 6
6.3.6 Ongewervelden Het voorkomen van beschermde ongewervelde dieren is redelijkerwijs uit te sluiten. Vanuit de Flora- en faunawet hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde ongewervelde diersoorten.
Hoofdstuk 6
27
28
Hoofdstuk 6
7.
LITERATUURLIJST
Bos, F., Bosveld, M., Groenendijk, D., van Swaay, C. en Wynhoff, I. (2006). De Dagvlinders van Nederland: verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse fauna 7. Leiden. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey – ISBN: 90-5011-227-7.
Broekhuizen, S., Hoekstra, B., van Laar, V., Smeenk, C. en Thissen, J.B.M. (1992). Atlas van Nederlandse zoogdieren. Utrecht: Stichting Uitgeverij van de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging – ISBN 90-5011-051-7.
Brouwer, T., Dorenbosch, M. Van Eekelen, R. en Spier, J. 2010. Vissenatlas NoordBrabant. Profiel Uitgeverij, Bedum.
Ministerie van LNV (2005). Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Directie Natuur van het Ministerie van LNV, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.
Teixeira, R.M. (1979). Atlas van de Nederlandse broedvogels. Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland te ’s-Graveland. De Lange van Leer BV, Deventer – ISBN 90-70099-19-5.
Van Delft, J.J.C.W. en Schuitema, W. 2005. Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant. Stichting RAVON, Nijmegen.
Internetsites – verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur: http://zoogdiervereniging.nl/ http://www.vogelbescherming.nl http://sovon.nl/ http://www.ravon.nl/ http://www.waarneming.nl http://www.telmee.nl http://watwaswaar.nl
Hoofdstuk 7
29
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Hasselt www.BRO.nl