Toelichting op het Analyseformulier IAU 2011 n.a.v. vragen gemeenten Tijdens de Divosabijeenkomst van 29 mei en via de postbus van de Toetsingscommissie zijn diverse vragen gesteld n.a.v. het analyseformulier en hoe hiermee om te gaan. Tijdens deze bijeenkomst is toegelicht dat dit een jaar is met een verwachte grote toeloop van IAU-verzoeken. Om de behandeling van deze verzoeken zo goed mogelijk te laten geschieden is gekozen voor een uitgebreidere vragenlijst zodat er minder frequent tijdens het proces hoeft te worden teruggekomen bij aanvragende gemeenten en ook een snellere verwerking mogelijk zou zijn. Hieronder treft u een aantal algemene onderwerpen aan en vervolgens worden per vraag van het analyseformulier de binnengekomen vragen/opmerkingen beantwoord . Ten einde de antwoorden voor iedereen toegankelijk te maken, worden in de vorm van deze notitie de vragen en antwoorden beschikbaar gesteld.
Algemeen Keuze gegevens, kernkaart en onderbouwing Op verschillende plaatsen wordt verwezen naar de kernkaart of CBS of andere bronnen. Dit zijn slechts suggesties en geen voorschriften. U kunt zelf kiezen welke bron u hanteert. Wel wordt gevraagd om bij het gebruik van afwijkende bronnen de bronvermelding, de bewerking van de gegevens, de gehanteerde definities en berekeningswijzen per vraag aan te geven in de daarvoor bestemde bijlage 2. Zie ook referentiegemeenten. Ook wordt u gevraagd om bij vragen die verband met elkaar houden (zoals IIA.1 en IIB.1) dezelfde bronnen te hanteren. Beschikbaarheid arbeidsmarktcriteria en invulling Twee van de drie statistische arbeidsmarktcriteria zijn beschikbaar via de website: www.toetsingscommissiewwb.nl. Gegevens over het derde criterium zullen naar verwachting begin juli beschikbaar komen en op voornoemde website worden geplaatst. Op pagina 1 van het analyseformulier is aangegeven welk deel van dit formulier niet hoeft te worden ingevuld als uw gemeente aan een of meer van de statistische criteria voldoet. Let op: Het aanvraagformulier dient uiteraard altijd te worden ingevuld! Indien uw gemeente niet voldoet aan één of meerdere arbeidsmarktcriteria en uw gemeente telt meer dan 10.000 inwoners, dan moet u onderdeel V, Uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, invullen. De Toetsingscommissie beoordeelt de uitzonderlijkheid op basis van deze beschrijving en de kwantitatieve informatie in het formulier. Het is dus om die reden belangrijk hier aandacht aan te besteden. Ook indien u denkt dat deze situatie niet makkelijk is aan te tonen. Ook dan is het belangrijk daarnaast het beleid en uitvoering goed te beschrijven (onderdeel VI) en zo inzichtelijk te maken. Referentiegemeenten Op pagina 1 van het analyseformulier dat in DVS staat, is de toelichting niet volledig weergegeven. Hier moet staan: “In de keuze van referentiegemeenten zijn naar het oordeel van de Commissie de gemeenten te prefereren waarvan de arbeidsmarktstructuur en het inwonertal te vergelijken zijn met de aanvragende gemeente.” In het formulier op de website staat dit juist aangegeven. Wat de keuze betreft van de gemeenten. Hier is niet een eenduidig overzicht voor. In de CBS overzichten kunt u het snelste inwonertal en arbeidsmarktcriteria vergelijken en zo referentiegemeenten selecteren. Onder arbeidsmarktstructuur wordt bijvoorbeeld verstaan het % oudere werknemers indien dit excessief afwijkt van het gemiddelde en typerend is voor de arbeidsmarkt van uw gemeente. In de CBS-tabellen met leeftijdsgegevens kan dan een gemeente worden geselecteerd die een overeenkomstig percentage heeft.
1
Van gemeenten wordt niet gevraagd om een uitgebreide studie om tot de keuze van referentiegemeenten te komen. Het gaat er vooral om dat zowel uw eigen gemeente als de toetsingscommissie bij (de beoordeling van) uw analyses enig vergelijkingsmateriaal hebben. Het is uiteraard niet zo dat een gemeente wordt beoordeeld of afgerekend op de keuze van de referentiegemeenten. Het blijkt in de praktijk lastig te zijn om tijdig aan de gegevens van referentiegemeenten te komen. Per vraag zal worden aangegeven hoe hiermee om te gaan. In het algemeen geldt dat indien de gegevens niet tijdig beschikbaar zijn, volstaan kan worden met het noemen van de referentie gemeente en de reden waarom deze referentiegemeenten zijn gekozen. Bij twee van de vier vragen is dit het geval. De gegevens over in- en uitstroom zijn wel tijdig (begin juli) beschikbaar. Bijlagen en DVS Van sommige gemeenten krijgen we een bericht dat zich een probleem of foutmelding voordoet met DVS. Hoewel er een grote verbeterslag bij DVS is doorgevoerd, kunnen er zich nog storingen voordoen en vragen we u dit direct te melden aan:
[email protected] of telefoon: 070-333 5200. Soms zit het probleem in de instellingen aan de zijde van de gemeente (bijvoorbeeld de firewall), hierover kan functioneel beheer u adviseren. Bereikbaarheid website en e-mailadres Door een grote storing is de website van de Toetsingscommissie een tijdlang onbereikbaar geweest. De inhoud van de website is nu onder gebracht bij het gemeenteloket onder kopje Financieel en is ook rechtstreeks te bereiken via het oorspronkelijk adres: www.toetsingscommissiewwb.nl Het juiste e-mailadres is vanaf nu:
[email protected]. Het telefoonnummer en postadres van de toetsingscommissie zijn niet gewijzigd: telefoon: 070-3336000; Postadres: Postbus 91546, 2509 EC Den Haag. Antwoord en toelichting per vraag I.
Gegevens over budgetten en bestedingen
Q: In tabel 1 wordt wel gevraagd om van de uitgaven/bestedingen zowel het totaal op te geven als het deel van de uitgaven/bestedingen dat betrekking heeft op de WWB/WIJ. Bij de ontvangsten/baten wordt een dergelijke onderverdeling niet gevraagd. A: Het gaat hier om een beperkter bedrag, waardoor niet voor een uitsplitsing is gekozen. U kunt daarom bij de ontvangsten/baten volstaan met het opgeven van de totale ontvangsten/baten van de gebundelde uitkering.
IIa.
Kostprijs uitkeringen en invordering
Q:
Hoe dienen de gemiddelde kosten per uitkeringsgerechtigde te worden berekend?
A: Deze worden berekend door de netto bijstandslasten zoals deze in SiSa worden opgegeven (dus lasten minus baten) te delen door het gemiddeld aantal bijstandsgerechtigden. Op StatLine vindt u het aantal uitkeringsgerechtigden per ultimo van elke maand: http://statline.cbs.nl/StatWeb/selection/default.aspx?VW=T&DM=SLNL&PA=80724ned&D1=0&D2=0&D3=0&D 4=0&D5=(l-11)-l&HDR=T&STB=G1%2cG2%2cG3%2cG4 Deze aantallen zijn afgerond op vijftallen; indien gewenst, kunt u daarom ook uitgaan van uw eigen, onafgeronde cijfers.
2
Voor het berekenen van het gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden mag u uitgaan van: [ de stand ultimo december van het voorafgaande jaar + de stand van ultimo december van het betreffende jaar ] / 2 Iets exacter is overigens het berekenen van het 13-maands gemiddelde: [stand ultimo december voorafgaand jaar + stand ultimo december betreffende jaar + 2 x som(ultimostand van de maanden januari t/m november)] / 24. U wordt verzocht op het analyseformulier in bijlage 2 kort aan te geven welke methode u voor de berekeningen hebt gebruikt. Q:
Wat wordt bedoeld met de incassoratio?
A: Voor de incassoratio wordt de definitie gehanteerd die in de kernkaart wordt gebruikt. De definitie luidt: de som van alle teruggevorderde en geïncasseerde fraudebedragen gedeeld door de som van alle openstaande fraudevorderingen per 1 januari van het verslagjaar plus de beginschuld van nieuwe fraudevorderingen in het verslagjaar. Q: De gegevens over de incassoratio op de kernkaart lijken onbetrouwbaar, omdat het teruggevorderde bedrag in 2011 bij een aantal gemeenten laag lijkt in verhouding tot de jaren ervoor. A: De kernkaart wordt gevuld met gegevens die door gemeenten via het CBS worden aangeleverd. Wij beschikken momenteel niet over andere cijfers dan welke op de kernkaart staan. Wat betreft de cijfers van referentiegemeenten kunt u daarom het beste uitgaan van de kernkaart. Wanneer u de cijfers uit de kernkaart niet herkent voor wat betreft uw eigen gemeente, kunt u de gegevens uit uw eigen administratie invullen. Wel dient u hierbij vorenstaande definitie uit de kernkaart te hanteren en het bij de bronvermelding aan te geven wanneer u andere cijfers gebruikt dan welke op de kernkaart staan.
IIb.
Gegevens over het bestand
Q: De gevraagde leeftijdscategorieën (<27, 27-55 en 55-65) komen niet overeen met de leeftijdscategorieën in de kernkaart. Welke gegevens dienen gebruikt te worden? A:
Deze gegevens zijn te vinden op StatLine via de volgende link:
http://statline.cbs.nl/StatWeb/selection/default.aspx?VW=T&DM=SLNL&PA=80724ned&D1=0&D2=0&D3=0&D 4=0&D5=(l-11)-l&HDR=T&STB=G1%2cG2%2cG3%2cG4 Q:
Hoe dient het gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden te worden berekend ?
A: Voor het berekenen van het gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden mag u uitgaan van: [ de stand ultimo december van het voorafgaande jaar + de stand van ultimo december van het betreffende jaar ] / 2 Iets exacter is overigens het berekenen van het 13-maands gemiddelde: [ stand ultimo december voorafgaand jaar + stand ultimo december betreffende jaar + 2 x som(ultimo-stand van de maanden januari t/m november) ] / 24 U wordt verzocht op het analyseformulier kort aan te geven welke methode u voor de berekeningen hebt gebruikt. Q: Bij onderdeel 2 van IIb bij gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden wordt verwezen naar CBS statline / kernkaart. Bij de berekening van de gemiddelde uitkering IIa onder 1 wordt er geen verwijzing gegeven naar
3
CBS of kernkaart. Daar kan dus eigen cijfermateriaal worden gebruikt. Dat lijkt niet logisch. Om die reden zou CBS gebruikt kunnen worden en aangevuld worden met adreslozen (ook bron CBS, maar dan tabel FVW). Mijn vraag gaat erover of ik dit zo kan doen. Je kunt niet in de ene tabel klantenaantallen opnemen met als bron cbs (zoals toegelicht in een voetnoot) en op een andere plek rekenen met gemiddelde klantenaantallen uit een andere bron. A: Dat klopt inderdaad. Zoals al in het algemene gedeelte is aangegeven bevatten de voetnoten suggesties en geen voorschriften. En dienen inderdaad gegevens die met elkaar verband houden afkomstig te zijn uit eenzelfde bron. Het verzoek daarbij is om in bijlage 2 de bron en wijze van bewerking op te nemen.
IIIa.
Gegevens over in- en uitstroom WWB en WIJ
Q:
Waar zijn in- en uitstroomgegevens te vinden?
A: Wanneer deze niet op de kernkaart staan, kunt u ze vinden op StatLine voor de jaren tot en met 2010 via de volgende link: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/CE62FE9A-0697-48DE-AC8820B8918235B4/0/2011bijstandstromengemeente.xls De gegevens over het jaar 2011 komen begin juli en zullen op de website van de toetsingscommissie worden geplaatst, omdat de cijfers informatie geven over een van de drie statistische arbeidsmarktcriteria.
IIIb.
Gegevens over uitstroom
Q:
Wat wordt verstaan onder de uitstroom naar regulier werk?
A: Als toelichting op analyseformulier staat: Onder uitstroom naar regulier werk wordt verstaan: de uitstroom naar niet door de gemeente gesubsidieerd werk. Indien het voor de registratiesystemen van uw gemeente lastig is om voor 2008 en 2009 deze cijfers te leveren, maakt u dan een beargumenteerde inschatting en geef de onderbouwing hiervan weer in bijlage 2 van dit formulier. Recente gegevens over uitstroom naar regulier werk blijken niet beschikbaar te zijn via de kernkaart of StatLine. Voor uw eigen gemeente wordt u daarom verzocht deze gegevens uit uw eigen administratie te halen. Wanneer u beschikt over cijfers van de gekozen referentiegemeenten, wordt u vriendelijk verzocht deze in te vullen. Van u wordt niet gevraagd om de referentiegemeenten te benaderen om aan de cijfers te komen, dus wanneer u niet over de cijfers van referentiegemeenten beschikt, hoeft u deze niet in te vullen. Q: Geef het aantal klanten aan dat na werkhervatting binnen 6 maanden terugvalt in de uitkering. Welke cijfers moet ik hanteren de definitie van de kernkaart wijkt namelijk af (12 maanden) A: In de kernkaart blijken de cijfers over terugval (12 maanden) beperkt beschikbaar. Bovendien wijkt de termijn af. Het ligt voor de hand zoveel mogelijk de gegeven s uit de gemeentelijke registratie te gebruiken. Q:
Wat wordt verstaan onder “ontheffingen”?
A:
Hiermee wordt bedoeld de ontheffing van de arbeidsplicht.
4
Q:
Waar zijn cijfers te vinden over het aantal klanten met ontheffingen?
A: Recente gegevens hierover blijken niet beschikbaar te zijn via de kernkaart of in StatLine. Voor uw eigen gemeente wordt u daarom verzocht deze gegevens uit uw eigen administratie te halen. Wanneer u beschikt over cijfers van de gekozen referentiegemeenten, wordt u vriendelijk verzocht deze in te vullen. Van u wordt niet gevraagd om de referentiegemeenten te benaderen om aan de cijfers te komen, dus wanneer u niet over de cijfers van referentiegemeenten beschikt, hoeft u deze niet in te vullen.
IIIc. Nadere analyse van de ontwikkeling van het gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden WWB en WIJ in de gemeente vergeleken met de ontwikkeling in de twee referentiegemeenten: Q: Vraag IIIc vraagt om nadere analyse ontwikkeling gemiddeld aantal uitkeringsgerechtigden in vergelijking met referentiegegevens. Dit lijkt sterk op vraag IIb.4 A: Het klopt dat er overlap is. Bij IIb wordt gevraagd om korte toelichting. U kunt zo nodig IIIc gebruiken voor een uitgebreidere toelichting.
IIId.
Welke re-integratiemiddelen heeft de gemeente ter beschikking en zijn besteed (2008-2011)
Q: Dient in deze tabel het totale Participatiebudget voor een gemeente te worden ingevuld (dus het SZW, OCW- en WWI-deel) of alleen de re-integratiemiddelen (SZW-deel)? A: U dient vanaf 2009 het totale participatiebudget in te vullen, dus het SZW-deel (re-integratiedeel) en het WWI-deel (Inburgering) en het OCW-deel (Volwasseneneducatie). Bij het jaar 2008 geeft u het W-deel op. Bij het beoordelen van de cijfers houdt de toetsingscommissie er uiteraard rekening mee dat de cijfers over 2008 anders zijn dan die over de latere jaren. Q: Zijn er ook andere middelen beschikbaar in 2011 (zoals ESF-gelden, middelen van provinciale of lokale overheid en andere bronnen) die u besteedt aan re-integratie? A: Het gaat hier ook om een toelichting wat de gemeente heeft gedaan om andere gelden te verwerven en of dat gelukt is.
V.
Uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt
Q: Voor gemeenten die geheel gebudgetteerd worden volgens het objectieve verdeelmodel zijn alleen de variabelen van belang die niet zijn meegenomen in dit verdeelmodel (zie bijlage 1). Betekent dit dat je bijvoorbeeld een grote groep allochtonen (verdeelkenmerk) niet mag noemen als reden van hoge aantal bijstandsklanten? Deze groep is veelal laag geschoold, heeft vaak geen werkervaring en beheerst de Nederlandse taal vaak slecht. A: In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat bij de budgetverdeling al rekening wordt gehouden met de variabelen die in het objectief verdeelmodel worden genoemd en dat deze variabelen dan waarschijnlijk niet direct het tekort verklaren. Er speelt ook de ontwikkeling van de factoren. In dit voorbeeld kan een relatief hoog aantal allochtonen in de bijstand niet zondermeer een verklaring zijn voor het tekort als dit aantal in de gemeente altijd al relatief hoog is geweest. Wel kan een recente toename van het aantal een rol spelen bij de verklaring van het tekort, ook omdat in het objectief verdeelmodel weliswaar zo recent mogelijke cijfers worden gebruikt, maar de peildata meestal 2 of 3
5
jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar zijn.
VI.
Nadere analyse van beleid en uitvoering
Q: Geef maximaal 3 oorzaken die, naar de mening van de gemeente, ten grondslag liggen aan het tekort in uw gemeente? Hoe verhoudt deze vraag zich tot het vorige hoofdstuk waar gemeenten een onbeperkt aantal oorzaken aan mogen dragen? A: Hier gaat het om het aangeven van de drie belangrijkste oorzaken, de speerpunten dus waar u in de beschrijving van beleid en uitvoering nader op in dient te gaan. Q: Een gemeente (10.000 – 40.000) vroeg: wanneer uitzonderlijke situatie arbeidsmarkt niet is aan te tonen, moeten we dan bij beleid wel ingaan op arbeidsmarkt? A: Dat is wel van belang voor uw gemeente. De factoren die u noemt kunnen mogelijkerwijs anders worden gewogen. Maar ook in de situatie dat er geen sprake is van een uitzonderlijke arbeidsmarktsituatie, kan de hardheidsclausule worden toegepast en alsnog tot toekenning worden overgegaan indien de gemeente kan aantonen dat beleidsmaatregelen aansluiten bij het gesignaleerde probleem en bijdragen aan het terugdringen van het tekort. Q:
Hoe beoordeelt de toetsingscommissie de sturing van de gemeente?
A: In elk geval mag van een gemeente die eerder IAU heeft aangevraagd en dus met een tekort van meer dan 10% te maken heeft gehad, verwacht worden dat ze alert is geworden en sturing op het tekort heeft georganiseerd. Maar ook bij andere gemeenten wordt gekeken in hoeverre men tekorten zag aankomen en of hierop gereageerd is. Q: Een gemeente vraagt hoe beoordeeld wordt of tekort mede veroorzaakt wordt door beleid en uitvoering. Wanneer zij uit kosten/baten overwegingen niet aan verhaal heeft gedaan, betekent dit dan een afwijzing? A: In dat geval is het van belang dat de gemeente duidelijk onderbouwt wat de overwegingen zijn om tot deze beslissing te komen en waarom het aannemelijk is dat dit geen negatief effect op het tekort zal hebben. Q: Welke extra beleidsmaatregelen heeft de gemeente genomen, gericht op: instroom etc. Wat moeten we ons hierbij voorstellen bij ontheffingen? A: Met extra wordt bedoeld bovenop het reguliere beleid als er geen sprake is van een tekort. In geval van ontheffingen wordt bedoeld dat als onderdeel van het reguliere beleid verwacht mag worden terughoudend te zijn met ontheffingen. Maar in geval van een tekort mag hiervan meer worden verwacht. Wanneer het uit de eerder gegeven antwoorden nog niet blijkt zal het voor de context nuttig zijn om het bestaande beleid te schetsen ten opzichte waarvan de genomen maatregel extra is.
VII.
Nadere analyse van de onrechtmatigheid van de uitvoering.
Q:
Op basis waarvan wordt de rechtmatigheid beoordeeld?
A: De accountantsverklaring is uitgangspunt. Indien geen sprake is van een goedkeurende accountantsverklaring, dient ook het rapport van bevindingen te worden meegestuurd.
6
Vragen bij de bijlagen Bijlage 1 Zie Q&A onder V. Bijlage 2 Q: Als gebruik gemaakt wordt van CBS gegevens dan is het doorgaans nog steeds nodig om brongegevens te bewerken. Moet dit ook in bijlage 2 worden aangegeven? A:
Dat is inderdaad juist. Deze bewerkingen en berekeningen dienen apart te worden vermeld.
7