TOELICHTING OP AANVRAAG OM EEN OMGEVINGSVERGUNNING Activiteit Milieu, Revisie
revisie B, 19 februari 2015
1
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ...................................................................................................................................................... 3 2. NADERE BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING .................................................................................. 4 2.1 Activiteiten en processen binnen de inrichting ..................................................................................... 4 2.2 Energie- en waterverbruik ....................................................................................................................... 7 2.3 Opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen in emballage .................................................................... 7 3. MILIEUGEVOLGEN, MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN ............................................................. 8 3.1 Afvoer van stof, gassen en/of dampen ................................................................................................. 8 3.2 Afvalstoffen................................................................................................................................................ 8 3.3 Afvalwater .................................................................................................................................................. 9 3.4 Geluidbelasting, verkeersbewegingen .................................................................................................. 9 3.5 Bodembescherming ................................................................................................................................. 9 3.6 Lichthinder ............................................................................................................................................... 11 3.7 Brandveiligheid/externe veiligheid/ongewone voorvallen................................................................. 12 3.8 Bedrijfstijden............................................................................................................................................ 15 4. AANVULLENDE GEGEVENS ................................................................................................................... 16
Bij de Toelichting behorende bijlagen: - Bijlage 1: niet-technische samenvatting; - Bijlage 2: Incidentenmanagementsysteem en intern inspectie bodembeschermende voorzieningen
2
1. INLEIDING De aanvraag geeft een bedrijfssituatie weer zoals deze op basis van de huidige ontwikkeling van het bedrijf binnen een periode van drie jaar worden verwacht en redelijkerwijs is te voorzien. Een niettechnische samenvatting is als bijlage 1 aan deze Toelichting toegevoegd. Voor zover in het tekstuele gedeelte van de aanvraag installaties, elektromotoren, vloeistoffen, afvalstoffen, gassen etc. worden genoemd, wordt verwezen naar de plattegrondtekening. Voor zover in de aanvraag de benaming machine wordt gebruikt, wordt hierbij verstaan machines en installaties in de ruimste zin des woord voor zover zij handmatig, pneumatisch en/of hydraulisch dan wel direct of indirect met behulp van elektromotoren worden aangedreven Een inschatting van de met de elektrische apparatuur samenhangende elektromotorische vermogens (boven de 0,5 kW) is op de tekening(en) weergegeven.
Verzocht wordt om een vergunning met doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. Derhalve wordt in de onderhavige aanvraag uitgebreid ingegaan op de voorzieningen welke zullen worden getroffen ten aanzien van de bescherming van het milieu in de ruimste zin des woords.
3
2. NADERE BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING
2.1 Activiteiten en processen binnen de inrichting De inrichting bestaat uit 2 delen, te weten: Oostzijde, verkooppunt van motorbrandstoffen, aan deze zijde is tevens het LPG vulpunt en de opslagtank gesitueerd. Westzijde, verkooppunt voor motorbrandstoffen, carwashcentrum, bij het tankstation behorende winkel en bakery. Aan deze zijde is een afleverpunt voor LPG gesitueerd alsmede mogelijkheden voor opladen van elektrische voertuigen. Gebaseerd op de activiteiten die binnen de inrichting plaatsvinden, is op de inrichting op basis van bijlage 1 van Besluit omgevingsrecht onder andere van toepassing: Categorie 2.7.; als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, worden inrichtingen aangewezen: h. voor de opslag van andere gassen dan propaan, propeen, zuurstof, koolzuur, lucht, argon, helium of stikstof in één of meer opslagtanks; k. voor het afleveren van LPG;
De activiteiten binnen de inrichting zijn: a) het opslaan en afleveren van benzineachtige en dieselachtige brandstoffen, CNG alsmede (bemand) aflevering van lpg; aan motorvoertuigen voor het wegverkeer. De afgifte vindt gedeeltelijk onbemand plaats, met toezicht. b) de verkoop van diverse autotoebehoren zoals systeemvloeistoffen (regulier tankstation assortiment) via de bijbehorende shop; c) de bereiding en verkoop van etenswaren. d) het bieden van faciliteiten voor het laden van elektrische voertuigen. e) het wassen/reinigen van motorvoertuigen met bijbehorende hulpmiddelen; f) kantoor ten behoeve van de bedrijfsvoering; g) textielwash voor het wassen en drogen van textiel; h) dogwash voor het wassen en drogen van honden; Beschrijving a Het vullen van een ondergrondse benzine-, diesel en LPG-tanks vanuit een tankwagen geschiedt door een zowel aan de aanvoerende tankwagen als aan de vulleiding gekoppelde losslang. Voor de opslag wordt deels gebruik gemaakt van een ondergrondse (meer-compartimenten)tank. De tankwagen is tijdens het lossen in de open lucht opgesteld. Het vullen van een tank geschiedt zonder lekken of morsen. Tijdens het vullen is de peilbuis van de tank niet geopend. Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is losgekoppeld, wordt de vulleiding met een goed afsluitende dop gesloten. Het betreffen diverse ondergrondse tanks voor de opslag dieselachtige, benzineachtige brandstoffen en LPG. De tanks zijn tevens op tekening(en) behorende bij de aanvraag weergegeven. De brandstof wordt met behulp van ondergrondse leidingen naar de afleverzuilen getransporteerd. De tankgroottes en doorzetten per brandstof en Ad Blue zijn in onderstaande tabel weergegeven. Brandstof Oostzijde Euro 95
3
Tankgrootte 40 m
Doorzet per jaar (m )
3
2000 m 4
3
Diesel Blue One 95 Super+ LPG CNG AdBlue Westzijde Euro 95 Diesel Blue One 95 Diesel XL LPG
3
50 m 20 20 40 500 kg 4
2000 500 500 500 4500 kg 80
50 50 20 20 40
2000 1500 500 500 500
Beschrijving b Naast de reguliere de verkoop van rook en etenswaren vanuit de shop vindt tevens op beperkte schaal de verkoop van autotoebehoren zoals systeemvloeistoffen plaats. Binnen de shop en technische ruimte worden diverse oliën (smeermiddelen en vetten), shampoos, onderdelen, overige hulpstoffen en onderdelen voor de verkoop opgeslagen. Productinformatie met betrekking tot aard van de producten is in de vorm van bijlagen aan de aanvraag toegevoegd. Opgemerkt wordt dat deze productsoorten slechts indicatief zijn, omdat deze als gevolg van wijzigingen in de markt van aard kunnen veranderen. De hoeveelheden en chemische eigenschappen zullen echter niet ingrijpend veranderen. Beschrijving c Binnen de shop is een “bakery” ingericht en vindt de verkoop van ijs, verpakte etenswaren en frisdranken plaats. Vanuit de bakery worden al of niet verwarmde kant-en-klare maaltijden geserveerd zoals vers belegde broodjes, snacks en ter plaatse bereidde etenswaren. Het assortiment is gericht op het zgn. out-of-home kanaal. Beschrijving d Binnen de inrichting worden op diverse plaatsen faciliteiten geplaatst voor het laden van elektrische voertuigen. Hiervoor wordt gekozen voor een semi-snellader (wachttijd 1,5 uur) en een snellader (wachttijd ca 0,5 uur). Afhankelijk van de duur van het verblijf kan de klant de ideale lader kiezen en al dan niet na een kort verblijf binnen de inrichting zijn weg vervolgen. Beschrijving e Het betreft hier het gebruik van een kettingwasstraat, twee roll-over wasstraten en 4 doe-het-zelfwasboxen. Het wassen van motorvoertuigen zal geschieden op speciaal daarvoor aangelegde vloeistofdichte vloerdelen. Bij het wassen in de wasboxen wordt gebruik gemaakt van een hogedrukreiniger. De wasstraat is volautomatisch. In een wasstraat wordt een borstelwasmachine toegepast. In de kettingwasstraat vindt het wassen plaats middels een stationaire machine, de auto wordt hier middels een kettingbaan doorheen getransporteerd. Voor het reinigen van het interieur van motorvoertuigen zijn enige stofzuigervoorzieningen in gebruik. Vanuit de shop wordt ook kleine emballage met interieur en exterieurverzorgingsmiddelen voor motorvoertuigen opgeslagen met het oog op verkoop aan derden. Beschrijving f Binnen de kantoorruimte vinden diverse benodigde administratieve werkzaamheden plaats. Naast de kantoorruimte en ander beschreven ruimten zijn nog enkele secundaire ruimten (zie tekening) binnen de inrichting in gebruik. Beschrijving g Op het terrein wordt een textielwash-unit geplaatst. Deze biedt mogelijkheid voor het wassen van 5
textiel tot 8 kg en tot 18 kg, alsmede de mogelijkheid voor het drogen van textiel tot 18 kg. Deze unit zal door middel van muntinvoer gestart kunnen worden. Het hemelwater wat vanaf het dak kan komen wordt afgevoerd door middel van een verzamelgoot, en zal op het terrein lozen. De afvoer van was- en/of condenswater zal worden aangesloten op de vuilwaterriolering. Beschrijving h Op het terrein bevindt zich een bestaande dogwash. Dit is een overkapping waarin een wasmachine, voor het wassen van honden, staat. Door middel van een handdouche en een shampoodispenser kan men de hond wassen. Een föhn biedt de mogelijkheid de hond te kunnen drogen, voordat deze in het voertuig meegenomen worden. Dit systeem zal gebruikmaken van leidingwater, daar dit het meest geschikte water, voor het wassen van honden, is. De waterleiding wordt voorzien van een terugslagklep, hetgeen het terugstromen van water besmet met eventuele bacteriën, in het openbare leidingnet, zal voorkomen. De afvoer van de dogwash is aangesloten op de vuilwaterriolering van de inrichting.
6
2.2 Energie- en waterverbruik Het elektraverbruik binnen de inrichting zal in enig kalenderjaar naar verwachting meer bedragen dan 3 50.000 kWh per jaar. Voor aardgas t.b.v. verwarmingsdoeleinden is het verbruik ongeveer 7.000 m per jaar. Het leidingwaterverbruik zal minder bedragen dan 5.000 m3 per jaar. Het uitvoeren van een energieonderzoek of een onderzoek naar de mogelijkheden tot waterbesparing achten wij mede op basis van hetgeen is verwoord in het Barim (Activiteitenbesluit) en de hierboven weergegeven - te verwachten gebruiksgegevens - niet zinvol. Ten behoeve van energiebesparing wordt gebruik gemaakt van energiezuinige apparatuur en verlichting. Het te gebruiken leidingwater is mede, door de gebruik van grondwater voor het wassen, gelijk te stellen aan normale. Voor het wassen van voertuigen zal gebruik worden gemaakt van geboorde bronnen, welke het grondwater uit de ondergrond opvoeren. Het grondwater zal door een Reverse-osmose installatie opgeslagen worden in bufferkelders, welke de watervoorziening voor de wasfaciliteiten zal zijn. Tevens zal zo veel mogelijk water worden hergebruikt. 2.3 Opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen in emballage Voor de specifieke maatregelen en voorzieningen in relatie tot de motorbrandstoffen wordt voorts verwezen naar paragraaf 3.7. Daarnaast zal beperkt sprake zijn van opslag van overige met name vloeistoffen zoals oliën in drums, jerrycans, flacons en dergelijke. Een deel van deze vloeistoffen is bedoeld voor de handel en wordt niet binnen de inrichting geopend en/of toegepast. Ten behoeve van de wasstraat zijn enige specifieke vloeistoffen in opslag en in gebruik. Tabel 1: aangevraagde maximum hoeveelheden gevaarlijke stoffen in emballage Product Nadere Shop Magazijn Technische omschrijving (kg) (kg) ruimte (kg) Smeerolie 50 50# Ruitensproeierantivries 40 40# Koelvloeistof 30 30# Overige Interieurreinigers 30 30 onderhoudsmiddelen etc. Drooghulp Drygloss Droogmiddel 20# 10 Forte (werkvoorraad) Halreiniger Brushclean Reiniger 20# 10 (werkvoorraad) Polish Shinetecs Reiniger 20 10 (werkvoorraad) Schuim Foam Clean Schuimmiddel 20# 10 Forte (werkvoorraad) Shampoo Clean Forte Shampoo 20# 10 (werkvoorraad) Velgenreiniger velgenreiniger 20# 10 Prelavan Rim (werkvoorraad) Voorreiniger Prelavan voorreiniger 20# 10 Rapid (werkvoorraad) Wax Shinewax Classic was 20# 10 (werkvoorraad)
Bijzonderheid
** * * *** * * *** * * * * *
*ADR en PGS 15 van toepassing, productinformatie is bijgevoegd. ** deze producten vallen onder de ADR en vallen gezien de aard en de hoeveelheden onder paragraaf 1.5 van de PGS 15, productinformatie is niet bijgevoegd, omdat de toegepaste middelen in emballage in de tijd enigszins kunnen wijzigen voor wat betreft de leverancier, doch in chemische zin niet noemenswaardig zullen afwijken van hetgeen thans wordt aangevraagd (ADR-klasse 3 en/of 8). *** deze producten vallen niet onder de ADR en ook niet onder de PGS 15 # is op lekbakken geplaatst.
7
De specifieke aard (carwash reinigingsmiddelen, smeerolie, ruitensproeier antivries, koelvloeistof en auto onderhoudsmiddelen) van de opgeslagen en toegepaste stoffen is op de tekening behorende bij de aanvraag weergegeven. Benadrukt wordt dat voor alle stoffen in emballage geldt dat deze de ondergrenzen van paragraaf 1.3 (tabel 1.2) van de PGS 15 niet overschrijden. Tevens geldt dat alle brandbare stoffen worden opgeslagen op lekbakken die beschikken over een opslagcapaciteit die minimaal gelijk is aan het volume van de opgeslagen brandstoffen. 3. MILIEUGEVOLGEN, MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN 3.1 Afvoer van stof, gassen en/of dampen Binnen de betreffende inrichting kunnen vluchtige organische stoffen (VOS) vrijkomen. In het kader van KWS2000 zijn in het verleden branche-afspraken gemaakt. In de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR) wordt hiernaar verwezen. De afleverinstallaties voor de motorbrandstoffen benzine en diesel voldoen minimaal aan de eisen zoals deze in de algemeen geldende eisen van het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. In de KWS2000-strategie waren twee maatregelen gedefinieerd voor tankstations, te weten toepassing van dampretour bij het vullen van de ondergrondse tank (maatregel BS1, Stage I) en toepassing van dampretour bij het tanken van auto’s (maatregel BS2, stage II). Voor de reguliere brandstoffen geldt dat voor wat betreft het voorzieningenniveau voldaan moet worden aan de ook voor Type-cinrichtingen geldende bepalingen in het Activiteitenbesluit waaronder de relevante delen van in Paragraaf 3.3.1. “Afleveren van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor het wegverkeer”. Ten aanzien van diesel of andere minder vluchtige VOS zijn in het kader van de NeR geen bijzondere eisen gesteld aan specifieke processen. Diesel is ook niet specifiek opgenomen in de in de NeR gehanteerde klassenlijst. Dat voor diesel geen zwaardere eisen worden gehanteerd, komt voornamelijk voort uit het feit dat de chemische eigenschappen van diesel minder veiligheids-, gezondheids- en overlastaspecten met zich meebrengen. Illustratief hiervoor is bijvoorbeeld het feit dat voor diesel geen Maximaal Aanvaarde Concentratie-waarde (MAC-waarde) is vastgesteld. Gezien het feit, dat de overige niet in ondergrondse tanks opgeslagen vluchtige stoffen (emballage) grotendeels bestemd zijn voor de handel, worden deze binnen de inrichting niet geopend en kunnen in dit kader geen VOS in het milieu terecht komen. 3.2 Afvalstoffen De hoeveelheid en de aard van de vrijkomende afvalstoffen zijn relatief beperkt. Eventuele brandstofrestanten die tijdens het tanken op handen of kleding geraken kunnen met de ter beschikking gestelde morsdoeken worden verwijderd. De gebruikte doeken dienen door de klant vervolgens in een speciaal daarvoor bedoelde container te worden gedeponeerd. De gebruikte doeken worden beschouwd als chemisch afval en worden met het oog op doelmatige verwerking door een erkend bedrijf verwerkt. Papier en karton worden gescheiden bewaard van de overige bedrijfsafvalstoffen met het oog op recycling van de betreffende materialen. Het scheiden van de overige bedrijfsafvalstoffen (niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen) voor gescheiden verwerking wordt gezien de geringe hoeveelheid niet doelmatig geacht. De hier bedoelde bedrijfsafvalstoffen zijn vergelijkbaar met huishoudelijke afvalstoffen. Het residu uit afscheiderinstallatie en het klein chemisch afval (bijvoorbeeld spuitbussen, restanten verf of batterijen) worden eveneens door daartoe bevoegde bedrijven ingezameld met het oog doelmatige verwerking (recycling, hergebruik en dergelijke).
8
3.3 Afvalwater De vloeistofdichte vloeren van de wasstraten en wasboxen zijn op de afscheiderinstallatie (NEN EN 858) aangesloten. Ook het verontreinigde deel van het hemelwater dat op de tankplaats geraakt, wordt middels een afscheiderinstallatie op het voorterrein (NEN-EN858) op het gemeente riool geloosd. Een deel van het afvalwater van de wasstraat wordt gerecycled. Dit betreft water wat na het passeren van de olie-afscheider en slibvangpunt nogmaals wordt toepast in het wasproces voor grove reiniging van de onderzijde van het voertuig. De capaciteiten van de te gebruiken afscheidervoorzieningen zijn als volgt: -
tankstation: 6 l/s 1200 l; carwash roll-over: 30 l/s (coalescentie) met 8000 l slibvang. Carwash kettingwasstraat: 30 l/s (coalescentie) met 8000 l slibvang.
De inrichting is niet vergunningplichtig in het kader van de Waterwet en valt onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit. Het sanitair bedrijfsafvalwater wordt zonder tussenkomst van zuiveringsvoorzieningen geloosd op het gemeentelijke riool. Het keuken afvalwater wordt via een reinigingsvoorziening geloosd op de gemeentelijke vuilwaterriolering. Deze zuiveringsvoorziening heeft een capaciteit van 4 l/s en voldoet aan NENEN1825. Schoon hemelwater van niet-vloeistofdicht verharde terreindelen en daken wordt via een hemelwaterriool rechtstreeks op de omliggende sloten geloosd. 3.4 Geluidbelasting, verkeersbewegingen Geluidbelasting De geluidsbelasting ter plaatse van de inrichting zal met name worden veroorzaakt door de verkeersbewegingen en in gebruik zijnde apparatuur zoals de compressor, borstelmachine en hogedrukspuit/stoomcleaner. Daarnaast door het dichtslaan van portieren. De in gebruik zijnde geluidproducerende apparatuur wijkt niet af van hetgeen gebruikelijke is voor vergelijkbare apparatuur in andere inrichtingen. Er vanuit gaande dat artikel 1.11 lid 1 van het Activiteitenbesluit op de inrichting van toepassing is, maakt een akoestisch onderzoeksrapport deel uit van de aanvraag. Voorts wordt verwezen naar hetgeen in deze toelichting is opgenomen ten aanzien van de bedrijfstijden. Verkeer Voor het aantal voertuigen dat de inrichting bezoekt, wordt verwezen naar het bij de aanvraag gevoegde akoestisch onderzoek . De in het rapport aangegeven aantallen moeten als maximum hoeveelheden worden beschouwd. 3.5 Bodembescherming Bodemonderzoek Daar sprake is van een bestaand tankstation wordt verwezen naar de meest het meest recente verkennend bodemonderzoek van januari 2013 van Oranjewoud aangevuld met de meest recente 9
resultaten van de jaarlijkse grondwatermonitoring uit 2015. Deze documenten zijn als bijlage bij deze aanvraag gevoegd. Op een aantal onderdelen van de inrichting is de Nederlandse Richtlijn Bodembeschermende bedrijfsactiviteiten (NRB) van toepassing, daar ter plaatse op- en overslag van gevaarlijke stoffen (potentieel bodembedreigend) plaatsvindt. In bijlage 2 is een beschrijving van het incidentenmanagementsysteem opgenomen.
10
Verpompen van bulkvloeistoffen Op de elementenverharding ter hoogte van de vulpunten van de ondergrondse tanks voor de opslag van bodembedreigende vloeistoffen die bij reguliere natuurlijke klimaatomstandigheden vloeibaar zijn (dieselachtige en benzineachtige brandstoffen), is toetsing conform de BRCL tabel 2.3 het meest gerechtvaardigd. Door het van toepassing zijn van een vloeistofdichte vulpuntenbak in combinatie met de gebruikelijke beveiligingen van de geldt een eind-emissiescore van 1 (verwaarloosbaar bodemrisico). Vloer wasstraat en vloer tankstation Op de vloer van de wasstraat, wasboxen en de vloer van het aftankgedeelte van het tankstation is BRCL tabel 4.2 ((Half-)open proces of bewerking) van toepassing. Bij de aanleg (door een gecertificeerd aannemer in relatie tot de tankplaats) van de vloeistofdichte vloeren en bijbehorende voorzieningen wordt de BRL SIKB 7700 als leidraad gehanteerd. Vervolgens wordt voor al deze vloerdelen conform de AS SIKB 6700 een inspectie uitgevoerd. Dit zal resulteren in de afgifte van een verklaring vloeistofdichte voorziening (VVV) zodat sprake zal zijn van een eind-emissiescore van 1 (verwaarloosbaar bodemrisico). Opslag in ondergrondse tanks Ten aanzien van de ondergrondse tanks voor benzine en diesel en de bijbehorende voorzieningen is de BRCL tabel 1.1 (Opslag bulkvloeistoffen) van toepassing. Voor de andere brandstoffen wordt verwezen naar hetgeen is gesteld onder “Verpompen van bulkvloeistoffen”. Daar de tanks en bijbehorende voorzieningen zullen voldoen aan de PGS 28 met bijbehorende goedkeuringen (installatiecertificaten) kan worden gesteld dat spake zal zijn van een eind-emissiescore van 1. Derhalve is sprake van een verwaarloosbaar bodemrisico. Bedrijfsriool Het tankstation zal onder procescertificaat (BRL 2319) worden opgeleverd. Voor het bij het tankstation behorende vuilwaterriool geldt eveneens dat deze onder eerder genoemd procescertificaat wordt aangebracht. Bij de toekomstige periodieke inspectie (CUR/PBV-Aanbeveling 44 AS SIKB 6700) van alle vloeistofdichte vloeren binnen de inrichting in het kader van de afgifte van verklaringen vloeistofdichte voorziening zal het bijbehorende bedrijfsriool echter niet standaard worden meegenomen. Gesteld wordt dat het bedrijfsriool bij oplevering zal voldoen aan de gestelde eisen en daarmee aan BRCL 5.1 (Afvoer bedrijfsafvalwater in bedrijfsriolering)zodat tevens sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico. 3.6 Lichthinder Binnen de inrichting is in beperkte mate sprake van verlichting en reclame uitingen, ook tijdens de nachtelijke uren. De uitingen zijn niet feller of grootschaliger dan gebruikelijk is voor een tankstation voor het wegverkeer in het buitengebied. Verwacht wordt dat zal worden voldaan aan het zorgplichtbeginsel onder artikel 2.1 onder h van het Activiteitenbesluit. Dit lid luidt ,“het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder”. Betreffend artikel is eveneens geldend voor type C-inrichtingen in het kader van datzelfde Besluit. Zowel op de west- als oostzijde bevindt zich een verlicht prijzenbord. Deze is vooral bedoeld om de prijsaanduidingen goed zichtbaar te kunnen communiceren. Deze prijzenborden hebben een logo, welke van binnenin wordt verlicht alsmede de productaanduidingen. Voor het communiceren van de prijzen wordt gebruik gemaakt van energiezuinige LED-verlichting in de kleur rood. De uitingen op het prijzenbord zijn statisch en zullen dus niet voor klikkering in de nabije omgeving veroorzaken.
11
De luifelverlichting is reeds vervangen. De luifelverlichting bestond, per luifel, uit 28 stuks lampen van 400W per stuk. Deze zijn vervangen door, energiezuinige LED-verlichtingsarmaturen van ieder 100W. Deze verlichtingsarmaturen worden toegepast met schemerschakelaar, zodoende de lichtsterkte, onafhankelijk te regelen is. Hierdoor is het energieverbruik alsmede de eventuele overlast van licht, drastisch verlaagd. 3.7 Brandveiligheid/externe veiligheid/ongewone voorvallen Binnen de inrichting worden diverse vloeistoffen opgeslagen. De (bulk) brandstoffen worden aangeleverd middels tankwagens. Het laden geschiedt ter plaatse van de daartoe beschikbare vulpunten. Benadrukt wordt dat voor wat betreft de veiligheidsaspecten van de uitvoering en het gebruik van de te realiseren bouwkundige objecten tevens zal worden voldaan aan hetgeen is vereist vanuit het Bouwbesluit 2012.
12
Benzineachtige, dieselachtige brandstoffen en algemene maatregelen Het laden zelf vindt plaats door middel van rubberslangen, die aan één kant in verbinding staan met het laadstation en met de andere kant aan het transportmiddel zijn gekoppeld. De slangen zijn uit flexibel materiaal (rubber) vervaardigd. De slangen zijn vervaardigd uit deugdelijk, daartoe ontwikkeld materiaal, waardoor het mogelijk is de slangen als pers- of zuigslang te gebruiken, in tegenstelling tot gewone rubberslangen. De brandstoffen die binnen de inrichting zullen slechts worden geladen, opgeslagen en afgeleverd. De hierboven beschreven bulkvloeistoffen zullen ondergronds worden opgeslagen. De ondergrondse tanks, bijbehorend leidingwerk en afleverzuilen voldoen voor wat betreft de aard en de wijze van gebruik aan de PGS 28. De inspectie van de tanks wordt verricht door KIWA of door een door dit instituut erkende deskundige. CNG, Compressed Natural Gas Binnen de inrichting is een CNG-installatie aanwezig. Het bestaat uit een afleverinstallatie alsmede een compressor en een buffervat voor de opslag van CNG-gas die in een behuizing van 6 meter zijn omsloten. Deze installatie voldoet aan paragraaf 3.3.1 van het Activiteitenbesluit. Het gas wordt vanuit het landelijk aardgas aangeleverd en binnen de inrichting op druk gebracht om het geschikt te maken voor gebruik in motorvoertuigen.
LPG, Liquified Petroleum Gas De opstelplaats van tankwagen alsmede de interne afstanden van vulpunt, tank en afleverpunten tot brandbare objecten en gebouwen alsmede gevoelige objecten buiten de inrichting zijn dusdanig gekozen dat wordt voldaan geldende eisen op basis van het Activiteitenbesluit, het Besluit LPGtankstations, besluit externe veiligheid voor inrichtingen en relevante verwijzingen naar bijvoorbeeld de PGS 28 (ondergrondse tanks en leidingwerk) alsmede de BRL K903. De LPG-tank van 20.000 liter is ondergronds aangebracht. Ter plaatse van de loslocatie van de LPG-tankwagens die minimaal een 3 tankgrootte hebben van 20 m is voldoende licht aanwezig om het lossen op een goede manier te kunnen uitvoeren. Het voertuig staat tijdens het lossen maximaal 5 meter van het vulpunt en is in de wegrijrichting opgesteld zodat deze in geval van calamiteiten direct kan wegrijden naar de openbare weg. Nadat de hoeveelheid LPG in de tank is bepaald, wordt de tank maximaal voor 90% met LPG gevuld. Het afleveren gebeurt met deugdelijke losslangen die niet in aanmerking komen met scherpe onderdelen. Het vullen vindt alleen plaats als de verbinding tussen de bedieningsonderdelen, afsluiters en noodstopvoorziening tot stand is gebracht. Eventuele hulpgereedschap is vonkvrij uitgevoerd. Gedurende het gehele vulproces zijn voorzieningen aangebracht om statische elektriciteit af te voeren. Lossen van LPG vindt niet gelijktijdig plaats met het lossen van andere brandstoffen. De tankwagenchauffeur beschikt over de juiste diploma’s en is op de hoogte van alle geldende regels en zal deze gedurende de gehele procedure ook naleven. Ter plaatse van de afleverinstallatie en de bebouwde delen zijn brandblusmiddelen gebruiksklaar aanwezig die jaarlijks worden gekeurd. Een overzicht van de aanwezige brandblusmiddelen is op tekening aangegeven. Naast hetgeen in de aanvraag is beschreven, wordt benadrukt dat binnen de inrichting de nodige voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om calamiteiten zoals een Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion (BLEVE) te voorkomen. De LPG-tankwagens die de inrichting aandoen zijn voorzien van een hittewerende bekledingssysteem. Deze aanpassing van het maatregelen en voorzieningenniveau is een gevolg van recent doorgevoerde eisen vanuit de branche in relatie tot BBT. Als gevolg van de toepassing van een hittewerende bekleding wordt de tijd waarbinnen een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) zich kan voor doen verlengd tot circa 75 minuten. Dit geeft de brandweer de mogelijkheid om de brand in de omgeving van de tankwagen te blussen en/of de tank van de tankwagen gedurende langere tijd te koelen. TNO heeft dit bekledingssysteem getest op ware grootte en vastgesteld dat het bekledingssysteem minimaal 75 minuten bescherming geeft tegen een BLEVE als de tank volledig in brand staat. De LPG-sector heeft alle autogas tankauto's (ook de reeds bestaande) thans voorzien van dit systeem. De hittewerende bescherming is als volgt opgebouwd: 13
-
een 12 mm dikke Fibercon Silica Needlet Blanket, afgedekt met een beschermende Insulcloth deken, gefixeerd door een roestvrijstalen harnas en afgedekt met een kunststof cocon welke op haar plaats wordt gehouden met roestvrijstalen banden.
14
3.8 Bedrijfstijden Bemande aflevering van alle motorbrandstoffen vindt aan de westzijde 24/7 plaats waarbij er toezicht is vanuit de shop behorende bij het tankstation. Aan de oostzijde vindt 24/7 verkoop van brandstoffen plaats middels een zgn. pay-at-the-pump systeem, er is in dit geval sprake van toezicht binnen de inrichting middels camera’s en een intercom installatie vanuit de winkel aan de westzijde. Vanuit de westzijde kan de installatie aan de oostzijde ingeval van calamiteiten middels een noodstop stil gezet worden. Voor de exacte bedrijfstijden wordt verwezen naar de uitgangspunten in het akoestisch onderzoek.
15
4. AANVULLENDE GEGEVENS
Bemonsteringen en keuringen De verplichte bemonsteringen en keuringen van de tanks en andere voorzieningen zoals CVinstallatie(s) waarvoor keuringscriteria gelden worden door of namens de relevante keuringsinstituten uitgevoerd. Een door of namens het keuringsinstituut afgegeven bewijs van deze controle, alsmede de resultaten hiervan zijn voor het bevoegd gezag beschikbaar. Bedrijfsintern milieuzorgsysteem Binnen de inrichting wordt gezien de relatief beperkte omvang van de organisatie geen bedrijfsintern milieuzorgsysteem (BIM) gehanteerd. Binnen afzienbare termijn te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen plannen voor het doorvoeren van ingrijpende wijzigingen binnen de bedrijfsvoering binnen een periode van 3 jaar na het van kracht en onherroepelijk worden van de beschikking.
16
BIJLAGE 1
Niet-technische samenvatting
17
De vergunning wordt aangevraagd door Servicestations Benschop Woerden BV voor de bedrijfsvestiging aan de Europabaan te Woerden. Het betreft een dubbelzijdige tankstation voor het wegverkeer met bijbehorende voorzieningen zoals een wasstraat, wasboxen en de handel in levensmiddelen en aanverwante artikelen en systeemvloeistoffen, tevens biedt de inrichting mobiliteits gerelateerde werkplekken aan. Het tankstation levert reguliere benzineachtige en dieselachtige brandstoffen, CNG voor motorvoertuigen, doch ook LPG. Ten aanzien van bodembescherming geldt dat de bodembescherming is gewaarborgd voor zover geldt dat sprake is van normale bedrijfsomstandigheden, niet zijnde calamiteiten. Voor de overige binnen de inrichting uitgevoerde activiteiten worden minimaal de wettelijk benodigde maatregelen en voorzieningen getroffen die nodig zijn om de veiligheid en het milieu te garanderen. Voor wat betreft de diverse milieucompartimenten moet daarbij aan de volgende voorzieningen worden gedacht: Bodem: Lucht: Water:
Geluid: Verkeer:
-vloeistofdichte vloeren, gebruik deugdelijke tanks en emballage; -dampretoursystemen (afvangen brandstofdampen) en installatiespecifieke maatregelen- en voorzieningen; -aansluiting op vuilwaterriool van vloeistofdichte vloerdelen, vloer en riolen zijn voor zover dat noodzakelijk is onder procescertificaat aangelegd en voor zover dat noodzakelijk is goedgekeurd conform de daartoe geldende richtlijnen. -voldoet aan geluidsnormen op grond aard van het de inrichting en omgeving waarvoor geldt dat deze in het buitengebied is gelegen; -de inrichting hindert het doorgaande verkeer niet.
De directeur, de heer A. Benschop (beoogd vergunninghouder) is het aanspreekpunt voor milieuaspecten binnen het bedrijf. Omwonenden en/of derden kunnen eventuele klachten richten aan de heer Benschop. Mochten er zich calamiteiten voordoen dan zullen door de vergunninghouder voldoende maatregelen worden getroffen om de veiligheid en het milieu te ontzien. Indien nodig worden de benodigde hulpdiensten gewaarschuwd. De aanvraag geeft een bedrijfssituatie weer zoals deze op basis van de huidige ontwikkeling van het bedrijf binnen een periode van drie jaar worden verwacht en redelijkerwijs is te voorzien. Ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de aangeboden brandstoffen overweegt de ondernemer alternatieve brandstoffen aan te gaan bieden, anders dan in deze aanvraag van toepassing zijn. Voor zover in het tekstuele gedeelte van de aanvraag installaties, elektromotoren, vloeistoffen, afvalstoffen, gassen etc. worden genoemd, wordt verwezen naar de bij de aanvraag behorende tekening(en).
18
BIJLAGE 2
Incidentenmanagementsysteem en intern inspectie bodembeschermende voorzieningen
19
INSPECTIEPROGRAMMA Voorzieningen De voorzieningen waarvoor in het kader van de milieuregels een inspectie- en onderhoudsprogramma noodzakelijk is, betreffen: vloer wasboxen (1), vloer wasstraten (2), vloer tankstation (3). Frequentie inspecties Op basis van de formulering van de vigerende milieuvergunning kan worden gesteld, dat hierin is gekozen voor een zogenaamde tweesporen benadering om aan de vergunning (en NRB) te voldoen. Het betreffen de volgende twee mogelijkheden: 1) een toereikende voorziening door middel van het verkrijgen van een vloeistofdichte vloer met VVV en bijbehorende inspectieronden (inspecties door deskundig inspecteur en interne in eigen beheer uitgevoerde inspecties conform de AS SIKB 6700) of; 2) een toereikend maatregelen en voorzieningenniveau middels vloeistofkerende vloeren met bijbehorende interne maatregelen. Bij een vloeistofdichte vloer mag een vloeistof de niet belaste zijde van de vloer (onderzijde) niet bereiken. Voor vloeistofkerende vloeren geldt dat de voorziening dusdanige bescherming biedt dat de eventueel gelekte of gemorste vloeistof direct kan worden opgeruimd zonder dat deze in of onder de voorziening weglekt. Ad 1) De eerste werkwijze moet gelden voor de vloer van de voorzieningen met de volgnummers 1 t/m 3. Er dienen in dit kader verplichte visuele inspecties van de bodembeschermende voorziening door een deskundig inspecteur te worden uitgevoerd met het oog op het verkrijgen van een VVV. Hieruit volgt doorgaans een vaste inspectietermijn van 6 jaar. De hierbij behorende, verplicht in eigen beheer uit te voeren inspectieronden, dienen jaarlijks te worden uitgevoerd, waarvan de eerste binnen een termijn van een jaar na de afgifte van de VVV. De in dit kader overeenkomstig uit te voeren interne inspecties wijken niet af van de thans in het kader van Ad 2 beschreven interne inspecties. Ad 2) Binnen de inrichting zijn echter geen voorzieningen c.q. ruimten in gebruik waar slechts sprake dient te zijn van vloeistofkerende betonvloeren. Algemeen Voor wat betreft de interne controles van de bodembeschermende voorziening en het overige intern gehanteerde beleid geldt dat hierbij zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de frequenties, doelstellingen, vastlegging, evaluatie en verbetering c.q. herstel (vloer) als ook gangbaar is bij interne inspecties die plaatsvinden na afgifte van een VVV (hier in beginsel niet van toepassing). De interne inspecties zullen minimaal 1 maal per jaar, maar mogelijk vaker plaatsvinden. Indien de hoeveelheid aan opgeslagen materialen dermate groot is waardoor inspectie van de gehele voorziening niet geheel mogelijk is, wordt betreffende voorziening in fases beoordeeld. Indien onvolkomenheden worden gesignaleerd worden passende onderhouds- en/of herstelmaatregelen getroffen zoals in het onderhoudsprogramma zijn beschreven.
20
Deskundigheidseisen verantwoordelijkheden Ad 1) De periodieke keuringen in het kader van de AS SIKB 6700 dienen te worden uitgevoerd door een daartoe bevoegde Deskundig Inspecteur die voldoet aan de deskundigheidseisen zoals vastgelegd in de het betreffende protocol. De organisatie waartoe deze inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Voor de vloeren waarvoor een dergelijke verplichtingen gelden, zal een VVV worden afgegeven. De interne inspecties die eveneens verplicht zijn in het verlengde van een keuringstraject in het kader van de AS SIKB 6700 worden verricht door een door de vergunninghouder gemandateerd persoon. De inspectie vindt plaats op basis van visuele waarneming. Voor de beeldvorming met het oog op archivering of herstel worden indien nodig foto’s van de eventueel aangetroffen gebreken gemaakt met het oog op de beeldvorming en het benodigd herstel. De verkregen resultaten en een beschrijving van de eventuele acties worden in een logboek bewaard. Ad 2) Niet van toepassing
Wijze van inspectie, registratie bevindingen en herstel Ad 1) Alle inspecties worden in beginsel op basis van visuele waarnemingen uitgevoerd. De Deskundig Inspecteur bepaalt of eventueel nader onderzoek noodzakelijk is. Bij constatering van eventuele schade aan de betonvloer in brede zin wordt in een checklist aangegeven. Voorts dient de betreffende schade op foto en tekening te worden vastgelegd. De deskundig inspecteur stelt vervolgens een richtinggevend advies op die moeten leiden tot het volledig herstel van de vloer. Uiteindelijk kan na een herkeuring als nog worden overgegaan tot de afgifte van een VVV. Als leidraad voor inspectie en rapportage hanteert de deskundig inspecteur de AS SIKB 6700. Voor hersteladvies wordt aangesloten op de AS SIKB 6700. De vervolgens uit te voeren interne registratie van de controles dient plaats te vinden aan de hand van bijvoorbeeld het controleformulier die is opgenomen in bijlage D van de AS SIKB 6700. Benadrukt wordt dat eveneens registratie dient plaats te vinden indien er geen bijzonderheden zijn waargenomen. Indien tijdens de interne controles onrechtmatigheden worden geconstateerd die de vloeistofdichte werking van de vloer in gevaar brengen dan dienen deze bevindingen zo spoedig mogelijk te worden doorgegeven aan een Deskundig Inspecteur. Deze bepaalt vervolgens of een nieuwe inspectie noodzakelijk is met de eventueel daarbij behorende vervolgstappen (herstel en nieuwe afgifte VVV). In veel gevallen is het verstandig om eerst een ter zake kundige aannemer in te schakelen met het oog op herstel van eventuele schade voordat de inspecteur langskomt. Ook eventuele documenten in relatie tot de inspectie en het herstel (logboek, offertes, keuringsdocumenten, VVV’s etc.) worden in een speciale ordner c.q. installatieboek bewaard. De intern gehanteerde formulieren met het oog op de inspectie alsmede beleidsmatige intentieverklaringen zijn eerder aan handhaving verzonden. Ad 2 Niet van toepassing Algemeen Overigens geldt in het algemeen dat bij (dreigende) calamiteiten of andere omstandigheden in het algemeen contact zal worden gezocht met het bevoegd gezag teneinde een passende oplossing voor de situatie te vinden.
21
ONDERHOUDSPROGRAMMA BODEMBESCHERMENDE VOORZIENINGEN Voorzieningen Kleinschalig onderhoud (en reinigen) van de vloerdelen kan in eigen beheer worden uitgevoerd. Indien sprake is van de afgifte van een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening (VVV) dan zal altijd intensief overleg met een deskundig inspecteur noodzakelijk zijn om te voorkomen dat door verkeerd onderhoud te VVV komt te vervallen (zie tevens onder “Onderhoudsactiviteiten”). Voor wat betreft het ingrijpender periodiek onderhoud geldt dat vooralsnog geen officiële contracten met ter zake kundige onderhoudsbedrijven zijn afgesloten. Indien hiertoe de noodzaak bestaat (ca. eens per 6 jaar) worden met het oog op ingrijpender onderhoud gerichte offertes opgevraagd bij hiertoe gespecialiseerde aannemers. Onderhoudsfrequentie In principe hangt de onderhoudsfrequentie samen met de mate van degeneratie van de vloer in relatie tot aard van de bedrijfsactiviteiten en bijvoorbeeld weersinvloeden. Vooralsnog wordt uitgegaan van een periodiek (klein) onderhoud van eens per jaar volgend op de interne inspectie. In de praktijk zal moeten blijken of dit genoeg is. Mocht dit niet zo zijn of juist ruim voldoende dan wordt een voorstel gedaan om de onderhoudstermijn op te lijnen met de aard van de situatie. Hiervan zal tevens verslag worden gelegd naar het bevoegd gezag. Tijdens de interne controles kan reeds blijken of het periodieke onderhoud dient te worden geïntensiveerd dan wel versoepeld. Onderhoudsactiviteiten Strikt genomen zal elke ingreep aan een vloeistofdichte vloer moeten worden voorgelegd aan een Deskundig Inspecteur, omdat verkeerde onderhoudswerkzaamheden averechts kunnen werken waardoor een VVV zal komen te vervallen. Voor het onderhoud dient bij voorkeur een daartoe bevoegde (bij voorkeur gecertificeerde) aannemer te worden aangetrokken. Toegepaste middelen Voor reiniging van voor voertuigen toegankelijke vloeistofdichte vloerdelen kan gebruik worden gemaakt van bezems, hogedrukreinigers, absorptiemiddelen etc. die geen destructieve uitwerking op de vloeren hebben. Voor wat betreft het reinigen van de vloeren geldt in ieder geval dat dit in lijn moet zijn met de verleende milieuvergunning. De middelen die zullen worden gehanteerd, hangen sterk af van de aard van het eventueel vastgestelde verontreinigingspatroon. Wederom is overleg voorafgaand aan het onderhoud met een Deskundig Inspecteur en/of eventuele aannemers zeer wenselijk. Budgettering Vooralsnog wordt uitgegaan van een reservering van ca. € 500,-- per jaar voor eventueel onderhoud per vloeistofdichte vloer en.
22