Toelichting Eynderhoof 2015
Plan ROS Adviesbureau voor ruimtelijke plannen Strijp-S Videolab ruimte 2B Torenallee 20 5617 BC Eindhoven
Versie: Ontwerp Datum: Oktober 2015
2
Inhoudsopgave toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.2 Huidige situatie en omgeving 2.3 Planontwikkeling Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten 4.1 Bodem 4.2 Bedrijven en milieuzonering 4.3 Geluid 4.4 Externe veiligheid 4.5 Luchtkwaliteit 4.6 Archeologie 4.7 Flora en fauna 4.8 Kabels en leidingen 4.9 Water Hoofdstuk 5 Juridische planopzet 5.1 Planvorm 5.2 Verbeelding 5.3 Planregels Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Financiële haalbaarheid 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bijlagen: 1. Verkennend bodemonderzoek 2. Archeologisch onderzoek
3
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Het openluchtmuseum Eynderhoof te Eind in gemeente Nederweert is voornemens uit te breiden. De beoogde ontwikkeling voorziet in een uitbreiding van het huidige terrein en het toevoegen van een opslagruimte. Ook zal de bebouwing van voormalig peuterspeelzaal Klein Duimpje in gebruik genomen worden door het openluchtmuseum. De beoogde ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, omdat de voor recreatieve doeleinden aangewezen gronden niet bestemd zijn voor de betreffende functie en een nieuw te bouwen opslagruimte op die locatie niet is toegestaan. Omdat de ontwikkeling niet past binnen het geldende bestemmingsplan is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt de planologisch-juridische vertaling voor deze ontwikkeling en bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Alle relevante aspecten zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van het terrein van het Limburg Openluchtmuseum Eynderhoof aan de Milderspaat in Nederweert-Eind. Het plangebied grenst tevens aan de achterzijde van de bebouwing aan de Pastoor Brandstraat.
Luchtfoto plangebied (rood omlijnd)
4
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Onderhavig ontwikkeling is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Kern Eind’ vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert op 30 januari 2007. De gronden waar de ontwikkeling zal plaatsvinden hebben de bestemming ‘Recreatieve doeleinden’ en ‘Maatschappelijke doeleinden’.
Uitsnede uit vigerend bestemmingsplan van locatie plangebied Omdat het uitbreiden van het terrein ten behoeve van het openluchtmuseum en het realiseren van een opslagruimte niet rechtstreeks binnen het bestemmingsplan passen, is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
1.4
Leeswijzer
Het bestemmingsplan "Eynderhoof 2015" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie en de plantontwikkeling beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 5 staat uitleg over het juridische plan waarbij ook een korte beschrijving van de bestemmingsregels wordt gegeven. Als laatst wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het voorliggende plan.
5
Hoofdstuk 2 2.1
Planbeschrijving
Huidige situatie en omgeving
In het openluchtmuseum Eynderhoof staat het leven in de Peel rond 1900 centraal. Dit wordt kenbaar gemaakt door de situering van een groot aantal cultuurhistorische gebouwen zoals een zagerij, een bakkershuisje, een pottenbakkerij en enkele oude boerderijen en plaggenhutten. Het openluchtmuseum is eerder in het verleden al uitgebreid. In het kader van deze ontwikkeling zijn er gronden toegevoegd om meer bezienswaardigheden aan te kunnen bieden, waaronder een stroopmakerij, peelboerderij en een kapel. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is in de huidige situatie volledig verhard waar momenteel tijdelijke materialen en objecten worden gestald en opgeslagen. Aan de oostzijde is bebouwing van een voormalig peuterspeelzaal aanwezig.
De voormalig peuterspeelzaal
2.2
Verharding huidige situatie
Planontwikkeling
Onderhavige ontwikkeling voorziet in het in gebruik nemen van gronden ten behoeve van uitbreiding en aanvulling van activiteiten van het openluchtmuseum Eynderhoof en het realiseren van een opslagruimte ten zuiden van de voormalige peuterspeelzaal. De voormalige peuterspeelzaal zal gebruikt gaan worden voor opslag en herstel van historische kleding alsook voor overleg en scholing en is niet toegankelijk voor museumbezoekers. Onderhavige uitbreiding zal niet leiden tot structureel grotere bezoekersaantallen. De ontsluiting van het openlichtmuseum zal niet veranderen. De bestaande weg tussen de Pastoor Brandstraat 16 en 18 zal dan ook niet gebruikt gaan worden voor het museum.
6
Plattegrond bebouwing
Aanzicht zuidzijde
De beoogde opslagruimte zal aan de noordzijde grenzen aan de bestaande peuterzaal. De opslagruimte zal afgewerkt worden met steen- en houtmaterialen en is circa 320 m2 groot. De bouwhoogte varieert van 3 meter tot circa 5 meter hoog en sluit hiermee aan op de bebouwing in de directe omgeving. Door het realiseren van een opslagruimte zullen de materialen en voorwerpen die momenteel in het zicht liggen, grotendeels inpandig worden gestald in een gesloten ruimte. Hierdoor zal de rommelige aanblik verdwijnen wat ten goede komt van de uitstraling van het gebied. De bestaande bebouwing van de voormalig peuterspeelzaal zal behouden blijven en dient als buffer tussen de woningen aan de Pastoor Brandstraat en het openluchtmuseum. Het overige terrein van het openluchtmuseum kan in de toekomst voor maximaal 60% bebouwd worden. Mocht er in de toekomst bebouwing worden gerealiseerd dan zullen deze qua maat en schaal aansluiten op de overige bebouwing die aanwezig is op het terrein. Hierbij gaat het om gebouwen van één bouwlaag met een kap.
7
Hoofdstuk 3
Beleidskader
De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat.
3.1
Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd: het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur; het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten. Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen: 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen; 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
8
3.
indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking Voor zover hier sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 Bro wordt het volgende opgemerkt. Het openluchtmuseum is voor iedereen en is aan het gebied de Peel verbonden omdat het openluchtmuseum ‘vertelt’ over het leven in de Peel rond 1900. Om het openluchtmuseum optimaal te kunnen laten functioneren en te kunnen blijven ontwikkelen is een uitbreiding van het terrein noodzakelijk en gewenst. De uitbreiding voorziet onder andere in en gebouw ten behoeve van opslag voor het openluchtmuseum. De (voormalige) peuterspeelzaal zal in gebruik worden genomen ten behoeve van opslag en herstel van historische kleding. Daarnaast zal door onderhavige uitbreiding de mogelijkheid open gehouden worden om in de (nabije) toekomst meer bezienswaardigheden aan te bieden met betrekking tot het leven in de Peel rond 1900. In de regio is geen ander museum aanwezig dat vertelt over het leven in de peel rond 1900. Daarnaast is de kleinschalige ontwikkeling specifiek aan deze locatie gebonden waardoor elders in de regio niet in de uitbreiding kan worden voorzien. Onderhavig plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied. De nu nog rommelige gronden zullen bij het terrein worden betrokken en netjes ingericht worden. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de (toekomstige) gebouwen niet verhuurd kunnen worden aan derden voor een andere bestemming dat waar dit bestemmingsplan in voorziet. Dit is immers in strijd met het bestemmingsplan.
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg Provinciale Staten van Limburg hebben op 12 december 2014 het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. Dit betreft een integrale herziening van het (voorafgaande) POL2006. Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is zowel streekplan, als provinciaal waterhuishoudingsplan en provinciaal milieubeleidsplan. Tevens bevat het de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast vormt het POL een beleidskader op hoofdlijnen voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Belangrijke elementen daarin zijn woningen van goede kwaliteit en op de juiste plaats, herstructurering van de woningvoorraad en passende en bereikbare voorzieningen. Dit alles stelt ook hoge eisen aan de milieukwaliteit, de ruimtelijke inrichting en de zorg voor sociale en culturele voorzieningen.
9
Op ‘Kaart 1 Zonering Limburg’ van het POL is het plangebied aangeduid als ‘Overig bebouwd gebied’. Dit is een gebied met gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Deze zone omvat het resterende gedeelte van het bestaand bebouwd gebied (dus buiten de bedrijventerreinen en de stedelijke centra). In de regionale visies en afspraken voor de verschillende thema’s kan een verdere onderverdeling van het overig bebouwd gebied aan de orde zijn, met het oog op een goede op regio en thema toegespitste positionering van kernen. Op de overige ‘themakaarten’ zijn in relatie met het plangebied en onderhavige ontwikkeling niet relevant.
Uitsnede kaart 1 Zonering Limburg van het POL met legenda (plangebied rood omlijnd) Het realiseren van een opslagruimte en het uitbreiden van het Limburgs Openluchtmuseum past derhalve binnen het POL 2014. 3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL 2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. Nu is de Omgevingsverordening uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijk beleid van het POL 2014. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordening Veehouderijen en Natura 2000 en de Verordening Wonen ZuidLimburg vrijwel ongewijzigd opgenomen. Hierdoor zijn alle doorwerkingsinstrumenten van het omgevingsbeleid nu ondergebracht in één document. Onderzocht is of er regels van het hoofdstuk Ruimte van toepassing zijn op het plangebied. Paragraaf 2.2 Duurzame verstedelijking is van toepassing, dit volgt tevens uit het Besluit ruimtelijke ordening. Dit is eerder beschreven in paragraaf 3.1. Hiermee voldoet het plan aan de Omgevingsverordening Limburg 2014.
10
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Strategische visie Nederweert in 2020 en Kansennota Recreatie en Toerisme Nederweert De gemeenteraad heeft op 18 december 2007 de ‘Strategische visie Nederweert in 2020, toekomstbeeld van gemeente Nederweert’ vastgesteld. In de Strategische Visie is vastgelegd hoe de gemeente zich wil ontwikkelen de komende jaren en welke doelen er in 2020 gerealiseerd moeten zijn. De Strategische Visie vormt de basis voor de Structuurvisie Nederweert 2010-2020. Bevordering van recreatie en toerisme in de breedste zin van het woord, is één van de speerpunten uit de strategische visie. Deels heeft dit betrekking op de bedrijven zelf, deels op het aantrekkelijk maken van de leef- en verblijfsomgeving. Naast het regionale beleid en deelname aan TROM is in 2005 de ‘Kansennota Recreatie en Toerisme Nederweert (Verrassend Platteland)’ vervaardigd. Aan de hand van deze nota is in 2006 een stappenplan door de raad vastgesteld. De nota en het stappenplan zijn opgebouwd uit drie thema’s: Boerenland De basis voor de ontwikkeling vormt de infrastructuur (fietsknooppuntensysteem en wandelroutes) en de omgeving is ondersteunend voor het thema (groen, landelijk, vennen, veilig, natuur). Gekoppeld aan deze structuur komen bijzondere plekken tot ontwikkeling. Voor de recreant zijn deze plekken duidelijke doelen tijdens een dagje uit. Het recreatieve gebruik van de omgeving kan hierdoor meer gestuurd en gezoneerd worden. Voor de belevingsplekken kan gedacht worden aan: Verstillen: erfgoed, vergezicht, natuurgebied Actief: speeltuin, kanosteiger, trapveld, sport Genieten: restaurant, pannenkoekenhuis, museum, picknickplaats, dagcamping, ‘bij de boer’, terras. “Boerenland” moet ruimte geven aan behoefte van mensen om te verblijven en recreëren op het platteland. De aanwezige voorzieningen en de infrastructuur moeten verder worden uitgebouwd. Het fietsknooppuntensysteem is een basis voor een verdere ontsluiting van de recreatieve waarde van het agrarische cultuurlandschap op een voor recreanten aantrekkelijke manier (ook kleine rondjes). Bijzondere Peel Eén van de poorten tot het Nationaal Park De Groote Peel ligt in Ospel. De naamsbekendheid van De Groote Peel is relatief groot. Daarnaast sluit de belevingswaarde aan bij de actuele trends in de recreatie, zoals gezond buiten, oorspronkelijk, mystiek, identificatie. Dit zou verder moeten worden uitgebouwd. De Groote Peel zou een completer product moeten worden waardoor er een hogere belevingswaarde tot stand komt. Gedacht moet worden aan de toevoeging van infrastructuur, vervoer (‘witte fietsen’), observatiepunten, horeca, kunstcollectie, etc.
11
Door de introductie van nieuwe thema’s wordt de belevingswaarde en de uitstraling van De Groote Peel sterk vergroot. Het verblijven op en bij De Groote Peel (voor enkele uren tot een paar dagen) sluit aan op motieven zoals: Wellness (o.a. rust, onthaasten) Genieten (o.a. verwennen, culinair, gastvrij) Ontdekken (o.a. natuur, cultuur, erfgoed) De bekendheid van De Groote Peel moet naar een hoger niveau worden getild. Hierdoor zal een grotere markt worden bereikt zodat dit ook weer tot gevolg krijgt dat omliggende producten kunnen doorgroeien. Om dit daadwerkelijk van de grond te krijgen moet samenwerking worden gezocht bij andere partijen. Een stevige bescherming van natuur, landschap en cultuurwaarden is de basis van het integrale beleid, zodat de Groote Peel ook voor komende generaties een gebied is voor rust, verwondering en inspiratie. Ontmoetingsplaats Het verbeteren van de bedrijfsvoering van bestaande voorzieningen door het aanboren van nieuwe markten. De nieuwe markten hebben een aantrekkingskracht op Nederweert waardoor de bestaande infrastructuur en voorzieningen beter benut worden. Dit heeft dan ook weer een aantrekkingskracht op nieuwe toeristische bedrijvigheid. Belangrijke randvoorwaarde voor het project ontmoetingsplaats is het creëren van meer beleidsruimte voor marktinitiatieven. Hierbij wordt gedacht aan een regionaal evenemententerrein en outdoor sports centrum. Initiatieven vanuit de markt die een bijdrage leveren aan de toeristisch-recreatieve sector (zowel dag als verblijfsrecreatie) in Nederweert worden waar mogelijk gefaciliteerd. Het gaat hierbij zowel om kleinschalige initiatieven, maar ook om een grote trekker. Bij de beoordeling van kleinschalige toeristisch-recreatieve initiatieven zal de gemeente de volgende criteria hanteren: de aard van het initiatief moet passen bij de functionele karakteristiek van de omgeving, de aard en inrichting van het initiatief moet aansluiten bij de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving, het initiatief mag niet leiden tot verkeers- of parkeeroverlast in de omgeving. Conclusie Aangegeven is dat De Groote Peel een completer product moeten worden waardoor er een hogere belevingswaarde tot stand komt. Het motief ‘ontdekken’ is daarbij één van mogelijkheden om de belevingswaarde en de uitstraling van De Groote Peel te vergroten. Limburgs Openluchtmuseum Eynderhoof speelt hier een belangrijke rol in. Het is een educatieve ontmoetingsplaats waarbij bezoekers kennis maken met het leven in de Peel rond 1900. Om in deze recreatieve en maatschappelijke vraag te voorzien is het belangrijk dat openluchtmuseum Eynderhoof blijft ontwikkelen. Het uitbreiden van het terrein en het realiseren van een opslagruimte is hier een onderdeel van. Daarnaast past de ruimtelijke ontwikkeling qua maat en schaal in de directe omgeving. Onderhavige ontwikkeling past dan ook binnen Strategische visie Nederweert.
12
Hoofdstuk 4 4.1
Milieu- en omgevingsaspecten
Bodem
Voor een bestemmingswijziging of een gebruiksverandering, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. Door Agel Adviseurs is in april 2015 een vooronderzoek bodem conform NEN 5725 uitgevoerd. Het rapport van dat vooronderzoek is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd. Op basis van dit vooronderzoek is bepaald of op de locatie of op delen van de locatie bodemverontreiniging verwacht kan worden. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd: In de bovengrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden gemeten. In de ondergrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden gemeten. In het grondwater is een licht verhoogde gehalte aan barium aangetoond. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek vormen geen beletsel voor de voorgenomen ontwikkeling. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek naar de aard, omvang en risico’s van de tijdens onderhavig onderzoek aangetoonde verontreinigingen.
4.2
Bedrijven en milieuzonering
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt, dan wel in de nabijheid van bestaande bedrijven/inrichtingen onder andere een woonfunctie kan worden gerealiseerd. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Een museum valt volgens voornoemde brochure in milieucategorie 1. Voor bedrijven/inrichtingen die in milieucategorie 1 vallen, geldt een richtafstand van 10 meter (voor omgevingstype rustige woonwijk). Het terrein van het openluchtmuseum (waarin dit bestemmingsplan voorziet) is op een afstand van meer dan 10 meter gelegen van (de gevels van) de woningen. Hoewel een openluchtmuseum niet helemaal gelijk te stellen is met een museum omdat in dit geval ook buitenactiviteiten plaatsvinden, is deze richtafstand van 10 meter in beginsel het uitgangspunt. De richtafstand van 10 meter is afkomstig van het aspect geluid. Voor de overige aspecten (geur, stof en gevaar) geldt een richtafstand van 0 meter. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat binnen de bebouwing zelf waarin dit bestemmingsplan voorziet geen geluid wordt geproduceerd. Het nieuw te realiseren gebouw
13
zal namelijk gebruikt worden voor de opslag van materialen. Het bestaande gebouw, het voormalige kinderdagverblijf, zal historische kleding worden opgeslagen en hersteld. Hieronder zal nog specifiek ingegaan worden op mogelijke activiteiten die in de buitenlucht plaatsvinden. Binnen het plangebied kunnen in de buitenlucht verschillende activiteiten worden uitgeoefend, zoals een archeologische dag, vechtdag, dag van de smaak, boerenmarkt, textieldag en historische brandweerdemonstratie. Deze activiteiten zullen voornamelijk op zondagmiddagen plaatsvinden. Voornoemde activiteiten kunnen in beperkte mate geluid produceren, maar dit zal niet zodanig zijn dat dit tot overlast zal leiden. Ook leiden deze activiteiten niet tot overlast ten aanzien van het aspect geur, stof en/of licht. Daarnaast zijn de (gevels van de) woningen op een afstand van meer dan 20 meter gelegen van de grens van onderhavig plangebied, waarbij het voormalige kinderdagverblijf en het beoogde gebouw ten behoeve van opslag is gesitueerd tegen de plangrens aan de oostzijde. De buitenactiviteiten zullen dan ook grotendeels op een afstand van meer dan 40 meter van de (gevels van de) woningen plaatsvinden. Op onderstaande afbeelding zijn de afstanden van het plangebied tot de woningen inzichtelijk gemakt.
Afbeelding afstand plangebied tot aan de gevels van de woningen aan de Pastoor Brandstraat. Verder wordt opgemerkt dat onderhavige uitbreiding niet zal leiden tot structureel grotere bezoekersaantallen en dus ook niet zal leiden tot extra verkeersaantrekkende werking.
14
Gelet op het feit dat de buitenactiviteiten niet leiden tot onevenredige hinder en op een ruime afstand (meer dan 40 meter) van de woningen worden gesitueerd, leidt onderhavige ontwikkeling niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de nabij gelegen woningen. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat binnen het geldende bestemmingsplan de gronden grotendeels zijn bestemd als ‘Recreatieve doeleinden’. Door de bestemming te veranderen in ‘Maatschappelijk’ verandert er weinig aan de “gevoeligheid” van de functie. Het openluchtmuseum wordt niet gekwalificeerd als een gevoelig object in de zin van geluid en/of luchtkwaliteit. Redelijkerwijs kan geconcludeerd worden dat ter plaatse een aanvaardbaar klimaat heerst voor de bezoekers.
4.3
Geluid
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidgevoelig object moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder is bepaald hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Een openlucht museum is geen geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Ook wordt in dit bestemmingsplan geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt binnen de inrichting zelf geen geluid geproduceerd. Het aspect geluid levert dan ook geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
4.4
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren. In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Wettelijk kader Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico. Plaatsgebonden Risico (PR) Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde
15
(PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'. Groepsrisico (GR) Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Inrichtingen De Risicokaart Provincie Limburg is geraadpleegd. In en rond het plangebied liggen geen inrichtingen gelegen die te kwalificeren zijn als risicovolle inrichtingen zoals genoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichting milieubeheer (BEVI) en die van invloed kunnen zijn op het plangebied.
Uitsnede risicokaart Transport Zowel binnen als nabij het plangebied liggen geen transportassen die vanwege de transport met gevaarlijke stoffen beperkingen opleveren voor de omgeving. Buisleiding Er is geen buisleiding in het plangebied of in de directe nabijheid aanwezig. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de doorgang van onderliggend bestemmingsplan.
4.5
Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Daarin zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder
16
stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer: een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van desbetreffende stoffen in de buitenlucht een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) De uitwerking van het begrip ‘niet in betekende mate’ staat in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor ‘woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat’. Conclusie Gesteld kan worden dat deze ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, omdat het aantal verkeersbewegingen geringer is dan bij bovengenoemde 1.500 woningen. Dergelijke projecten hoeven volgens de Wet milieubeheer niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is.
4.6
Archeologie
Wet op de archeologische monumentenzorg In 2007 is het Verdrag van Malta vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988). Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is, volgens Rijks- en Provinciaal beleid, behoud in situ (ter plekke of binnen de context van de vindplaats). Beleidsnota Archeologie en Archeologische Beleidskaart Weert en Nederweert De gemeenten Weert en Nederweert hebben een gezamenlijke Beleidsnota Archeologie. In die nota wordt een kader aangegeven hoe binnen het gemeentelijk grondgebied van Weert en Nederweert omgegaan moet worden met het archeologisch erfgoed. Al vele decennia hebben de gemeenten Weert en Nederweert aandacht voor het archeologisch erfgoed. De microregio Weert-Nederweert (het zogenoemde Eiland van Weert) behoort tot een van de meest interessante archeologische landschappen van Zuid-Nederland.
17
Het herbergt onder andere het rijksmonument Boshoverheide met het grootste urnenveld van Noordwest Europa (Urnenveldenperiode 1000-400 v. Chr.) en een aaneensluitende bewoningsgeschiedenis van meerdere cultuurhistorische perioden, die goed beschermd zijn door een dikke zogenoemde esdek-laag. Het Eiland van Weert is door de provincie Limburg in 2008 aangewezen als een van de zes archeologische attentiegebieden in Limburg. De taak die de gemeenten, als gevolg van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, hebben op het gebied van bescherming van hun archeologisch erfgoed is vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie en in de daarbij horende Archeologische Beleidskaart. Uit die Archeologische Beleidskaart blijkt dat het plangebied is gelegen in een gebied met een archeologische verwachtingswaarde hoog. Om die reden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart gemeenten Weert en Nederweert Archeologisch onderzoek In maart en april 2015 is door ADC ArcheoProjecten een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in de bijlage van deze toelichting. De conclusie en aanbevelingen uit deze rapportage zijn hieronder weergegeven. Geadviseerd wordt om bij bodemingrepen dieper dan 50 cm –mv (circa 31,4 m + NAP; inclusief een veiligheidsmarge van 20 cm) een Inventariserend Veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de aan- of afwezigheid van archeologische resten alsmede de gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische ervan. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Indien de bodemingrepen niet dieper reiken dan 50 cm beneden het maaiveld én de 2 oppervlakte is niet meer dan 50 m wordt geen nader onderzoek noodzakelijk geacht.
18
Wanneer dit wel het geval is zal er archeologische begeleiding plaatsvinden tijdens de graafwerkzaamheden. Toevalsvondsten Als tijdens de werkzaamheden onverhoopt archeologische resten of sporen aangetroffen worden, moet hiervan volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 terstond melding worden gemaakt. Als blijkt dat de aangetroffen resten of sporen gedocumenteerd dienen te worden, zal overleg plaatsvinden tussen de initiatiefnemer en de bevoegde overheid waarin besproken wordt welke tijd en ruimte beschikbaar is om op een gedegen manier waarnemingen te verrichten.
4.7
Flora en fauna
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. Beschermde gebieden Gezien de aard van de voorgenomen activiteiten versus de ligging van beschermde natuurgebieden worden schadelijke effecten niet verwacht. Natura 2000-gebied bevindt zich op geruime afstand en het plangebied ligt niet in de EHS. Flora en fauna Het plangebied is momenteel grotendeels verhard (asfalt) en in gebruik voor recreatieve en maatschappelijke doeleinden. De beoogde locatie voor het opslaggebouw is door de activiteiten in het verleden gerooid en verhard en hierdoor ongeschikt gemaakt als groeiplaats van beschermde planten en/of leefgebied van vogels en zoogdieren. Het plangebied is daardoor potentieel ongeschikt voor beschermde flora en fauna.
Huidige situatie plangebied met asfalt verharding en locatie beoogde opslaggebouw Conclusie De geplande realisatie van een opslagruimte heeft naar verwachting geen schadelijk effect. Uiteraard geldt voor initiatiefnemer altijd de algemene zorgplicht uit de Flora-en faunawet.
19
Conclusie is dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.8
Kabels en leidingen
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig noch komen er straalpaden voor. Dit aspect levert dan ook geen belemmering op voor onderhavig plan.
4.9
Water
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. Deze paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. De locatie aan de Milderspaat ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Peel en Maasvallei. Centraal uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is het streven dat deze ontwikkelingen hydrologisch neutraal moeten zijn. Hiermee wordt bedoeld dat het regenwater het gebied niet sneller mag verlaten dan het geval is voor aanvang van de in het projectgebied voorgenomen ontwikkelingen. Onderhavige ontwikkelingen hebben niet tot gevolg hebben dat er nieuw onderzoek nodig is. Het plangebied is geprojecteerd op een locatie waar nu al grotendeels verharding aanwezig is. Het verharde oppervlak zal voor dit deel dus niet toenemen. Op de locatie waar het opslaggebouw wordt gerealiseerd komt een toename van ongeveer 320 m2. Voor plannen binnen de bebouwde kom met een kleiner oppervlak dan 500 m2 moet worden uitgegaan van een infiltratievoorziening van minimaal 30 mm met een overloop op eigen grond of openbaar gebied. Voor onderhavige situatie betekend dit een infiltratievoorziening met een capaciteit van 9,6 m3 (320 m2 x 0.030 m), welke op eigen terrein zal worden gerealiseerd in een wadi, greppel of vijver. Hierbij zal er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen zoals lood, koper en zink. Dit om verontreiniging van het af te koppelen water te voorkomen.
20
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische planopzet
Planvorm
Het bestemmingsplan Eynderhoof 2015' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit bestemmingsplan bestaat uit: de verbeelding de regels de toelichting
5.2
Verbeelding
In de digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
5.3
Planregels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot. In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en voor welke doeleinden de in die bestemmingen opgenomen gronden en gebouwen mogen worden gebruikt. Daarnaast zijn per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Het bestemmingsplan bevat de volgende bestemming: Maatschappelijk: De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen gebouwd mogen worden. Tevens is er een bebouwingspercentage en een maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding aangeduid. Voor bijgebouwen gelden aparte bouwregels. Waarde – Archeologie De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende basisbestemming (bestemming Maatschappelijk), tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende
21
archeologische waarden. Hiertoe geldt een bouwverbod met afwijkingsbevoegdheid alsmede een omgevingsvergunningenstelsel. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de antidubbeltelbepaling, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.
22
Hoofdstuk 6 6.1
Uitvoerbaarheid
Financiële haalbaarheid
Hier is geen sprake van een 'bouwplan' als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daardoor is op grond van artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen exploitatieplan of anterieure overeenkomst vereist. De realisering van onderhavig ontwikkeling en de daarmee samenhangende kosten, zijn geheel voor risico van de initiatiefnemer.
6.2
Procedure
Ter visie legging Het ontwerpbestemmingsplan ‘Eynderhoof 2015’ zal de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. Het ontwerpbestemmingsplan wordt daarbij, gedurende een periode van 6 weken, ter visie gelegen en daarnaast digitaal toegankelijk gemaakt. Tijdens de periode van tervisielegging is eenieder in de gelegenheid gesteld om op het bestemmingsplan te reageren. De resultaten van deze procedures worden te zijner tijd in deze toelichting vermeld.
23