Toelichting bij de MZO screening voor ouders
1
Copyright 2014 Bureau Perspectief Amsterdam
Zie voor meer informatie www.motivatiezelfonderzoek.nl
2
De schalen van de MZO screening De MZO screening is gericht op motivatieproblemen. De schalen die u ziet, geven een goed beeld van de belangrijkste factoren die motivatie bij uw zoon of dochter bepalen. Maar ook bij jongeren die geen motivatieproblemen hebben kan de uitslag nuttige informatie bevatten. Houdt u er rekening mee dat de uitslag een weerslag is van wat uw zoon of dochter ervaart. Daar hoeft u het natuurlijk niet mee eens te zijn, al doet dat er weinig toe. Om een ruwe indruk te geven hebben we de balkjes rood en groen gekleurd. In grote lijnen betekent groen: in orde en rood: er is iets aan de hand. Als een schaal rood is dan is de uitslag ver beneden de gemiddelde waarde van andere leerlingen. We wijzen erop dat een hoge waarde bij een schaal (meerdere blokjes groen) soms ook een negatieve invloed kan hebben op de prestaties. De schalen zijn verdeeld over een aantal groepen. We zullen de schalen hieronder nader toelichten. Bij elke schaal geven we ook enkele adviezen wat gedaan zou kunnen worden om de leerling te ondersteunen.
Groep: 1. Algemeen
De eerste schaal in deze groep betreft motivatie. Het is een algemene graadmeter voor de motivatie die uw zoon of dochter heeft voor het leren op school. Als deze schaal rood is spreken we van een motivatieprobleem. In dat geval zal de studiebegeleider of mentor een speciaal MZO traject met uw zoon of dochter doorlopen. Motivatieproblemen moeten serieus genomen worden. Jongeren willen graag wel presteren maar het lukt gewoon niet. Daarom is in zulke gevallen hulp nodig. De schalen hieronder kunnen een indicatie geven welke hulp het meest passend is.
De tweede schaal geeft aan hoe uw zoon of dochter slechte cijfers ervaart. Het is belangrijk dat jongeren gevoelig zijn voor hun tegenslagen, zodat ze ervan kunnen leren en op die manier hun strategie om te werken kunnen verbeteren. Jongeren die dat niet voelen (rood) hebben een extra handicap. Het is normaal dat mensen hun eigen tekortkomingen liever niet onder ogen willen zien. Het kan uw zoon of dochter helpen als u zo min mogelijk oordeelt over slechte cijfers.
Groep 2. Handelen
Huiswerk: Prestaties vergen inzet, studievaardigheden, controle en doorzettingsvermogen. In de eerste schaal meten we hoe goed de leerling zich inzet voor school- en huiswerk in het algemeen. Meestal hangt de inzet direct samen met de behaalde resultaten, maar niet altijd. Soms werkt een kind heel
3
hard, maar levert dat toch geen goede cijfers op. Let er wel op dat jongeren de inzet vaak niet zomaar kunnen verbeteren, zonder hulp te krijgen.
Studievaardigheden, zoals goed omgaan met je tijd en vooruitwerken kunnen de efficiency van het leren sterk verbeteren. Zulke vaardigheden kun je leren. Onze schaal geeft een indicatie hoe goed de leerling gebruik maakt van studievaardigheden.
Afleidingen zijn een bekende vijand van het leren op school. Telefoons, computers en televisie trekken de aandacht naar zich toe en halen jongeren uit hun concentratie. Vooral jongeren die moeilijker leren (bij voorbeeld door dyslexie) of snel afgeleid zijn (denk aan ADD’ers) hebben hier extra veel last van. Afleidingen kunnen ook activiteiten zijn. Denk aan jongeren die heel fanatiek sporten of dansen en daardoor gewoon te weinig tijd hebben om huiswerk te maken. Dat het leuk is om in je jonge jaren zoveel mogelijk dingen te doen, betekent nog niet dat het ook echt kan. Voor een gemiddelde leerling vergt het schoolwerk al behoorlijk veel inzet. In dat geval zullen misschien keuzes gemaakt moeten worden.
Zelfcontrole: Om goed te studeren is het belangrijk dat de leerling voldoende zelfcontrole heeft. Daardoor kun je dat doen wat je je hebt voorgenomen. Als je het huiswerk meteen na school wilt doen en je stelt het in de praktijk steeds tot na het eten uit dan mis je de nodige zelfcontrole om goed te werken. Vooral jongens in de puberleeftijd hebben aantoonbaar minder zelfcontrole over hun handelen. Leerlingen die moeite hebben met zelfcontrole hebben baat bij duidelijke regels en afspraken. Het kan nuttig zijn om thuis afspraken te maken over wanneer uw kind huiswerk maakt. Zelfcontrole over het studeren kun je verbeteren met studiebegeleiding.
Doorzettingsvermogen helpt bij het leren. Mensen met veel doorzettingsvermogen zijn doelgerichter en presteren daarmee makkelijker. Dromers geven waarschijnlijk wat sneller op als iets niet lukt. Ze zullen daarom meer moeten inzetten op bijvoorbeeld studievaardigheden, een goede en stille werkplek e.d. om tot goede resultaten te komen.
Groep 3. Overtuigingen Motivatie is niet iets wat je aan of uit zet. De manier waarop jongeren zich inzetten om te presteren hangt af van jarenlange ervaringen met succes en mislukkingen. Dit leidt meestal tot bepaalde overtuigingen, die jongeren hebben over hun eigen kunnen. Als je bijvoorbeeld overtuigd bent dat je in principe een goed cijfer kunt halen, zul je dat ook makkelijker voor elkaar krijgen. De screening brengt de belangrijkste overtuigingen in kaart.
Loont inzet? Jongeren moeten leren dat inzet loont. Soms hebben jongeren de overtuiging ontwikkeld dat het niet uitmaakt of ze leren voor een vak. Logischerwijs doen ze dan ook niets meer. Deze overtuiging is dus schadelijk voor de motivatie. In deze gevallen is het vaak zo dat de leerling zich wel ingezet 4
heeft, maar niet op de juiste manier heeft gewerkt. Soms heeft een leerling achterstand opgelopen en kan die niet meer op eigen kracht wegwerken. Bij elke toets speelt die achterstand dan weer parten. Zulke leerlingen moeten ondersteund worden in het maken van een inhaalprogramma. Deze schadelijke overtuiging kan pas weggewerkt worden als de leerling in kleine stapjes ervaart dat inzet wel degelijk tot resultaat leidt.
School=dwang? Veel jongeren ervaren school als dwang. Soms betekent dat dat ze de oorzaak voor hun resultaten buiten zichzelf plaatsen. Eigenlijk werken zulke leerlingen dus ook niet voor zichzelf en raken daarmee de motivatie om zich hard in te zetten kwijt. Werken aan een toekomstperspectief kan soms helpen. Als je weet wat je met je leven wilt doen is het makkelijker om te presteren in het nu.
Waarvoor werk je? Ambitie om hoge cijfers te halen is niet verkeerd als het ook echt lukt. Als het niet lukt kan het een handicap zijn. Cijfers zijn namelijk een gevolg van het leren. Jongeren die werken omdat ze iets willen leren, ontwikkelen meer creativiteit in de manier waarop ze leren en leggen minder druk op het eindresultaat. Daardoor laten ze zich ook niet ontmoedigen als het niet meteen lukt. Jongeren die hun mislukkingen gebruiken om te onderzoeken wat ze beter kunnen doen, maken meer kans op succes. Dat kun je aanmoedigen en leren. Bekijk bijvoorbeeld eens alle fouten die je gemaakt hebt in een proefwerk en probeer diezelfde fouten bij het volgende proefwerk te vermijden.
Ben ik slim genoeg? De overtuiging dat je slim genoeg bent om school met goede resultaten te doorlopen is heel belangrijk voor de prestatie. Jongeren die aan hun eigen kunnen twijfelen ondermijnen daarmee hun motivatie om te werken. In extreme gevallen noemen we dit ook wel een minderwaardigheidsgevoel. Dit gevoel kan ontstaan zijn door pesterijen en andere negatieve ervaringen of door ouders die zelf heel succesvol zijn geweest, waardoor kinderen extreem hoge, onrealistische eisen aan zichzelf stellen.
Groep 4. Belemmeringen Elk kind is in de kern gemotiveerd om te leren en daarmee succes te behalen. Gebrek aan motivatie bestaat dus eigenlijk niet. Wel zijn er dingen die de jongere weerhouden om te werken. Dat noemen we de belemmeringen. Eerst moeten we weten wat de belemmeringen zijn, daarna kunnen we proberen ze te verminderen. Op die manier kunnen we jongeren helpen om hun motivatie terug te vinden.
Niveau: In onze screening hebben we een aantal veel voorkomende belemmeringen opgenomen. De eerste gaat over de ervaring van het niveau van het schooltype. Een te hoog niveau (rood) is een daadwerkelijke belemmering om goed te presteren. Is het niveau van de school te laag, dan wordt de leerling te weinig uitgedaagd en ook dat kan tot een motivatieprobleem leiden. In deze gevallen zal goed gekeken moeten worden of de leerling echt op het juiste niveau geplaatst is. Bij twijfel kan een capaciteitenonderzoek uitkomst bieden.
5
Faalangst is een geduchte vijand van leerlingen. Faalangst is iets heel concreets: de leerling ervaart lichamelijke stress tijdens de toetsen en kan daardoor soms slechter presteren. Een beetje spanning is goed (denk aan topsport), teveel spanning maakt je verkrampt. In extreme gevallen leidt dat tot black-outs (spontaan vergeten van je kennis). Faalangst hoeft niet altijd bij alle vakken op te komen, maar kan zich beperken tot één bepaald vak. In extreme gevallen (rood) adviseren wij faalangstreductietraining. Daarin leert de leerling de stress beter waar te nemen en deze te beheersen.
Concentratie: Sommige jongeren hebben van nature minder concentratievermogen. Dat kan veroorzaakt worden doordat ze heel gevoelig zijn voor verstoringen en afleidingen. In dat geval is het belangrijk dat de verstoringen zoveel mogelijk worden weggenomen. Andere jongeren hebben moeite om zich te focussen, zoals bij voorbeeld bij ADHD’ers en ADD’ers. Als de uitslag op deze schaal rood is, kan dat een indicatie zijn voor ADHD/ADD.
Heb je veel meegemaakt? Motivatie hangt niet alleen van het nu af, maar ook van ervaringen die jaren terug liggen. De laatste schaal van deze groep vat een groot aantal heftige ervaringen uit het leven van de leerling samen. Dingen die soms niets met school en leren te maken lijken te hebben. Pesterijen op de basisschool bijvoorbeeld kunnen jaren later succes in de weg staan. Dat is voor de omgeving moeilijk te begrijpen, maar ook voor de jongere zelf. Indien deze schaal rood is adviseren wij het MZO zelfonderzoek. De leerling kan daarmee ontdekken welke ervaringen hem/haar blokkeren.
Groep 5.School en vrienden Het gevoel van succes hangt altijd af van wat de omgeving ervan vindt. We willen allemaal graag complimenten als we iets goed doen en vermijden beoordeling als we iets fout doen. Kinderen zijn extra gevoelig voor de mening van anderen. Het is voor ouders en voor leraren niet makkelijk om juist te reageren op succes en mislukkingen van hun kind. Maar één ding is zeker: reacties van ouders en school hebben wèl grote invloed op de prestaties. Daarom betrekken we ouders en school altijd bij het MZO.
School leuk? Een leerling moet zich prettig voelen op school. Kinderen die hun school echt niet leuk vinden hebben natuurlijk ook minder motivatie om zich in te zetten. Als deze schaal rood is, is het zeer wenselijk om met de leerling de oorzaak van de weerzin te onderzoeken.
Mentor en docenten: Het is van groot belang dat een leerling de (meerderheid van de) docenten en de mentor als positief ervaart. Soms hebben leerlingen het gevoel dat leraren een hekel aan ze hebben. Dat soort gevoelens staan de motivatie in de weg.
Vrienden: Tenslotte is het belangrijk dat een kind zich thuis voelt in de klas en vrienden kan maken binnen de school. Als een kind weinig contacten heeft en zich geïsoleerd voelt, is het moeilijker om hard te werken. 6
Groep 6/7. Ouders Vanzelfsprekend hebben reacties van ouders op prestaties een belangrijke invloed op de manier waarop jongeren school ervaren. Hoewel ouders meestal wel proberen om hun kind goed te ondersteunen, wordt dat door de jongeren niet altijd als ondersteunend ervaren. Onze screening meet een aantal van deze ervaringen, waarvan wetenschappelijk aangetoond is dat ze sterke invloed hebben op de motivatie. We benadrukken hierbij dat de ervaringen van de jongeren subjectief zijn en dus niet met de werkelijkheid en de indruk van de ouders overeen hoeven te komen. Juist die subjectieve ervaringen zijn belangrijk bij motivatieproblemen.
Prestaties goed/slecht? De eerste schaal geeft aan hoe de ouders volgens de leerling de prestaties beoordelen. Als jongeren de reacties van de ouders als te negatief ervaren, kan dat een remmende werking hebben op de motivatie. Maar deze schaal is ook een bewijs voor de leerling dat ouders zich (vanuit hun positie vaak terecht) zorgen maken over de prestaties van hun kind. Het is goed als een jongere dat zwart op wit ziet.
Fouten of successen? De tweede schaal geeft aan op welke manier ouders reageren op successen en mislukkingen. Sommige ouders benadrukken de successen meer dan de mislukkingen, andere ouders benadrukken meer de fouten (daar kun je immers van leren) en reageren minder op de successen (die misschien niet altijd even indrukwekkend zijn). Voor ouders is het vaak heel moeilijk om de juiste balans te vinden. En bovendien kan het zijn dat leerlingen het heel anders ervaren dan ouders het bedoelen. Deze schaal biedt de mogelijkheid om daarover van gedachte te wisselen.
Hulp gewenst? De derde schaal gaat over de wijze waarop de jongere hulp van ouders bij het schoolwerk ervaart. Sommige kinderen ervaren elke vraag over school van de ouder als extreme bemoeizucht en vragen zelf dus maar liever helemaal niets meer. Terwijl andere jongeren het juist fijn vinden dat ouders betrokkenheid laten zien en helpen. In het algemeen is het niet bevorderlijk voor de motivatie als de leerling het gevoel heeft dat de ouder teveel vraagt (rood). Het helpt de leerling juist als deze zelf om hulp vraagt (groen).
Controle? De vierde schaal geeft de ervaring van controle van het huiswerk weer. Daadwerkelijke controle op het schoolwerk kan soms stimulerend werken. Maar meestal verzetten jongeren zich juist tegen de controle en werkt deze dus averechts op de motivatie om dingen zelf op te lossen. Controle betekent dat ouders het risico op falen willen verminderen. Terwijl jongeren juist door mislukkingen leren dat ze het anders kunnen doen.
Verzet? De laatste schaal laat zien hoeveel puberaal verzet het kind tegen de ouder laat zien in de ogen van het kind. Het is interessant om dat te vergelijken met de indruk van de ouders en onuitgesproken irritaties te bespreken.
7