TOELATINGSPROEF LUCA DRAMA voor het academiejaar 2016-2017 LUCA School of Arts- campus Leuven Sessie 1: Van 31 maart tot 2 april 2016 Sessie 2: Van 4 tot 6 juli 2016 Sessie 3: Van 24 tot 26 augustus 2016 Terugkomdag (optioneel): 29 augustus 2016
W at willen wij op drie dagen van jou te weten kom en? Ben je een speler? Dit is op de eerste dag de belangrijkste vraag die we ons stellen. Spelen is bij ons namelijk het vertrekpunt, de basisvereiste van waaruit we andere disciplines aansnijden. We kijken of je makkelijk tot spelen komt, of je er plezier in vindt en of je kan samenspelen met anderen. In een monoloog en in collectieve improvisatorische speloefeningen toetsen we je spelverbeelding en spelcreativiteit. Kan je een tekst interpreteren? Op de website vind je een aantal monologen van diverse klassieke en hedendaagse auteurs, waaruit je er één kiest. Daarnaast is er een verplichte dialoog: uit Closer van Patrick Marber. Ben je naast speler ook een m aker? En voel je de noodzaak om iets te vertellen? We gaan in onze opleiding uit van de podiumkunstenaar als speler-maker. 'Tekst spelen’ en ‘tekst maken' gaan hand in hand; de speler moet voldoende maker zijn, en de maker voldoende speler. We willen in deze toelatingsproef dus checken wat je drijft en wat je te vertellen hebt. Hoe zit het met je lichaam en stem? In een bewegingssessie testen we of je je lichaam organisch en flexibel kan inzetten. Ook je stem is een aandachtspunt. Welke ontwikkelingsmogelijkheden heb je op dit vlak? Wat zijn de mogelijke problemen en welke werkpunten zal je moeten aanpakken?
Concrete opdrachten Kies één van de monologen die je vindt op de website. (http://lucadrama.be/blog/download/Tekstmateriaal-toelatingsproef.pdf ) Je brengt voor jezelf structuur aan in de tekst en je studeert hem goed in zodat je hem uit het hoofd kent. Dat is een voorwaarde om met de tekst te kunnen 'spelen' en hem tot leven te brengen op de scène. We willen zien hoe je je persoonlijk verhoudt tot die tekst, hoe je je de tekst eigen maakt en hoe je hem op het hier en nu betrekt. Wat is de context, wie spreek je aan, wat wil je bereiken? Maak hierin duidelijke keuzes. Bereid een persoonlijke perform ance voor van ongeveer drie m inuten. Doe dat zonder begeleiding van een coach. Je kan een bestaand stuk tekst kiezen, je kan ook een tekst bewerken, of zelf schrijven. Het kan ook zonder tekst... doe je ding! Het podium is voor even helemaal van jou. We willen zien wat jij het liefst op het podium wilt brengen. Denk na over je standpunt, je betrokkenheid en de vorm die je kiest. Zorg dat je je keuze kunt verantwoorden. Tip: gebruik enkel decorelementen en audiovisueel materiaal indien noodzakelijk.
1
Leer de dialoog uit Closer , de m annelijke of de vrouwelijke rol (vrije keuze). Het is belangrijk om de tekst uit het hoofd te leren en van tevoren geen spelstrategieën uit te denken. Je zal de dialoog immers moeten spelen met iemand die je nog niet kent. Je reikt je tegenspeler in het moment spelkeuzes aan en gaat tegelijk mee in zijn/haar keuzes. Spelcreativiteit maar ook aanvaarden, flexibel spelen zijn hier belangrijk.
Verloop van de toelatingsproef Dag één ( 8u30- 18u ) Tijdens de eerste dag staan na een korte verwelkoming en opwarming drie parallelle werksessies op het programma: een sessie monologen, een improvisatiesessie en een sessie beweging. Alleen de monologensessie kan je voorbereiden. In de andere twee workshops ga je aan het werk met de voorzetten en de instructies die de docenten je geven. Na deze drie sessies beraadslaagt de jury voor het eerst. Indien we jou niet meenemen naar de volgende ronde, zullen we je ook kort maar duidelijk uitleggen waarom. Indien je wel door mag, vragen we je om de korte persoonlijke performance te presenteren die je hebt voorbereid. In een persoonlijk gesprek peilen we daarna naar het waarom van je keuzes. Ook hierna beraadslaagt de jury. Wie doorgaat naar dag twee, krijgt een maakopdracht mee. De omschrijving daarvan wordt op dat moment meegedeeld.
Dag twee ( 8u30-18u ) Op de tweede dag peilen we via een vragenlijst eerst naar je maatschappelijk-culturele bagage. Kan je een hogere opleiding van academisch niveau aan? Hoe ver reikt jouw interesse in mens en wereld? We verlangen een actualiteitsbewustzijn en een onderbouwde mening over recente literatuur, theater, media en maatschappij. We willen weten of je graag en veel leest, films ziet, voorstellingen bijwoont en tentoonstellingen bezoekt. Het vertelt ons iets over jouw interesse en motivatie. We kijken ook of je inhoudelijk en interpretatief dieper kan ingaan op de tekst(en) die je hebt gepresenteerd. Daarna ga je in twee werksessies aan de slag met een kort fragment uit Antigone (krijg je ter plaatse) en met het Closer-fragment dat je hebt voorbereid. Je krijgt van de docenten spelinstructies en -tips. Je wordt uitgedaagd om te experimenteren, om je in te leven, om diepgang en kwetsbaarheid in je spel te tonen. In de namiddag toon je aan je medekandidaten en aan de jury het resultaat van de maakopdracht die je op dag één hebt gekregen. Ook aan het eind van de tweede dag voeren we eventueel verdere individuele gesprekken en beraadslaagt de jury. We sluiten de dag af met selectie en feedback.
2
Dag drie (10u- 16u) Op de laatste dag maken we ruimte voor een individueel gesprek met de jury. De insteek van deze gesprekken betreft je motivatie, je artistieke visie en je professionele werkhouding. Je krijgt de ruimte om je verhaal te doen en wij vertellen jou hoe we je in de afgelopen twee dagen hebben ervaren: pik je snel dingen op? Kan je soepel samenwerken met medestudenten en sta je open voor opbouwende kritiek? Heb je voldoende autonome werkkracht? W at zijn volgens ons je werkpunten? In de namiddagsessie gaan we nog eenmaal rond deze werkpunten aan de slag op de vloer. In de vooravond sluiten we af met de einddeliberatie en de definitieve selectie, incl. feedback. PS. Indien we wel jouw potentieel zien maar nog twijfel hebben over concrete deelaspecten, vragen we je eventueel om je opnieuw aan te bieden op de derde dag van een van de volgende toelatingsproeven of op de terugkomdag. Veel succes!
Kris Cuppens, Carl von Winckelmann, Steven Beersmans, Lieve Hermans, Els Jourquin, Els Olaerts, Sofie Saller, Jorre Vandenbussche, Barbara Vandendriessche, Sara Vertongen (het toelatingsproefteam).
Inschrijving - VERPLICHT! Gelieve – om je voor de toelatingsproef in te schrijven – de aanvraag tot deelname aan een toelatingsproef in te sturen (http://www.luca-arts.be/artistieke-toelatingsproef). Hierna krijg je een bevestiging per e-mail toegestuurd.
Terugkomdag Op 29 augustus organiseren we optioneel een terugkomdag indien er kandidaten zijn bij wie we nog vragen hebben. Sommigen krijgen een opdracht mee en laten dan het resultaat zien. Anderen moeten oplossingen zoeken voor administratieve of medische problemen. Aangezien het aantal plaatsen beperkt is, willen we zicht hebben op het hele plaatje alvorens onze definitieve beslissing te nemen.
Vragen? Mail naar mailto:
[email protected]
3
A/ Monologen
1/ Gesprongen p uit Onschuld (Dea Loher, vertaling Liet Lenshoek)
Ik kende hem eerst niet. Heb hem op de party gezien, voor het eerst. Op de avond waarop ’t gebeurd is. Niet direct mijn type. Opdringerig zou overdreven zijn, maar te open, op een of andere manier te open. Stilte. Heeft me gevraagd, of ik in God geloof, we hadden niet veel gedronken, dat moet iemand me eerst bewijzen zei ik, hij keek me zo aan, en of het leven voor mij zin heeft. Zwijgen. Hij was begin twintig, schat ik, was net begonnen Pools te studeren, en bedrijfseconomie. Knap en blond en. Zo’n type beste vriend. Zwijgen. Ik heb geprobeerd daarop te antwoorden, eerlijk, ik was een beetje dronken, en balorig, toen hebben we dope gerookt, ik heb hem verteld, dat ik mijn stagejaar op de Filippijnen gedaan heb, en hoe ik een man daar de door gangreen aangetaste tenen moest amputeren, een bedelaar, die zich naar de hulppost had gesleept, geluk gehad, nou ja, de wachtkamer vol elke dag, kinderen met messteken in hun buik, oudjes met rotte en etterende gebitten, bont en blauw geslagen hoeren met glazige blik, baby’s met rattenbeten in het gezicht, moeders met een dood kind in hun buik, dat er niet uit wil, uit hun onderlijf stinkend en dronken, die kan je zonder narcose opensnijden, die merken niks meer. Dus, nou, dat heb ik verteld, en dat ik het werk leuk gevonden had, en dat ik nu in een ziekenhuis hier werk. Is natuurlijk veel meer routine. Stilte. Of het leven voor mij zin heeft. Hij wist niet van ophouden. Ik was totaal bezopen. Ik heb er niet diep over nagedacht. Ik zeg nee, er is geen zin, het leven heeft geen zin voor mij, het mijne niet en alle andere ook niet. Zegt hij, waarom draait het dan. Ik zeg, oké, ik heb op een bepaald moment een talent ontdekt, een interesse, ik snijd graag mensen open en kijk, hoe het er daarbinnen uitziet, ik naai ze ook graag dicht, ik observeer dit verdomde tamelijk perfecte organisme, hoe het tamelijk perfect functioneert, meestal en waar niet, imiteer ik die verdomde perfectie en probeer te overbruggen. Ik overbrug de fouten. Niet omdat ik het zinvol vind, maar omdat ik het goed kan. Ik denk nog, dat is zeker niet iemand die snel opgeeft, die zoekt en vindt, en wat hij gevonden heeft, houdt hij vast en dat geeft hem zin. Zo iemand. Ik heb hem zelfs benijd. Ik heb hem echt benijd. Daarna hebben we niet veel meer gepraat. We zijn naar mijn huis gegaan. Ik wil onder de douche en ga nog een keer naar de keuken omdat ik vergeten heb hem iets te drinken te geven, ja , ik heb vergeten hem iets te drinken te geven, ik kom dus binnen, naakt, rent hij al langs me heen, zegt niets, kijkt me niet aan, rent me voorbij, rent naar de volgende kamer, ik achter hem aan, het ging zo snel, ik had het niet eens door, ik zie alleen het open raam, het open
4
raam – nee, ik kon niet naar beneden kijken, kon ik niet, moet ik hem en passant verteld hebben, de zon, het licht, het uitzicht, dat ik op de dertiende verdieping woon---
2/ uit 'After the end' (Dennis Kelly)(bewerking)(vertaling: Carel Alphenaar Arthur Belmon)
Ik vraag me vaak af waarom mensen dingen doen. Wat maakt dat we ons op een bepaalde manier gedragen. Daar kan ik avonden lang over nadenken. Zijn we ergens in vastgelopen, een bepaald gedrag, ik weet niet, cirkels van geweld of zoiets en is het mogelijk om die te doorbreken, die cirkels, is het mogelijk ze te door... En daar zat ik dan over na te denken en die kat, die prachtige kat zonder staart kwam dan bij me langs, ik liet de achterdeur altijd open want de tuin ziet er, en ze was doodsbang in 't begin, die ziet er echt schitterend uit, echt. Dus ik kocht wat brokjes voor d'r en de eerste keer rook ze d'r aan en rende weg, zodra ik me bewoog, weet je, de hele avond niet meer teruggezien, en ik zit te denken, hoe reageer je, wat zeg je terug, patronen, geweld lokt geweld uit, en de volgende avond komt ze een stukje verder de kamer in en ik kijk naar haar staart en ik denk 'Die lijkt wel afgehakt' maar ik geloof niet dat dat zo is, ik denk dat het een Manx is, die worden zonder staart geboren, geloof ik, en de volgende avond komt ze nog verder naar binnen en ik begin er al aan te wennen, ik begin er al naar uit te kijken. En de volgende avond is ze binnen en ze eet en daarna komt ze elke avond; ze zit bij me op schoot, ze loopt me achterna, ze zit op me te wachten in de vensterbank als ik thuiskom. En we zitten daar elke avond en ik denk na over gedragspatronen en is het wel mogelijk die patronen te doorbreken of zo en zij zit te eten en te miauwen als ze naar binnen wil. Elke avond. En op een avond krabt ze me, zomaar ineens, ja, katten hè , zo'n gemene valse kattenkrab, kijk. Zie je ? Ze wist dat ze iets heel ergs gedaan had. Pas na drie dagen durfde ze weer bij me op schoot. Ik aai haar en denk na. Zo warm, zo kwetsbaar, weet je . En ik doe mijn handen om haar nek. En ik knijp. En ik knijp. Tot haar nek ongeveer zo dun is als een touwtje. En ik knijp door. En ik zit daar ---het was gisteravond ---met die dooie kat op schoot, en ik dacht: ik ga bij jou langs. En hier ben ik.
Ik dacht: Ik stap naar binnen en vraag je of je je van kant wilt maken en jij doet dat. Jij doet wat ik je vraag. Je was toch al van plan ons allebei dood te maken. Lange pauze
Ik ben weer aan het werk. Wel ander werk. Ze hadden mijn baan al weggegeven. Maar ze hebben iets nieuws voor me bedacht. Ik weet alleen niet wat er van me wordt verwacht en ze vinden het denk ik te pijnlijk om het me uit te leggen. Ik dacht: dat gaat wel over na een week maar het duurt nu al een maand en ik heb nog steeds geen flauw idee wat er van me verwacht wordt. Weet je wat het is? Ik heb eerlijk gezegd überhaupt geen idee wat ik met mijn leven aanmoet.
5
3/ Uit Dagboek van een gek (Nicolai Gogol)(Vertaling: Charles B. Timmer/ Arie van der Ent)
Ik heb de hele ochtend in de krant verdiept gezeten. Vreemde dingen spelen zich daar in Spanje af. Ze schrijven dat de troon vacant is en dat de standen zich in verband met de keuze van een troonopvolger in een uiterst precaire situatie bevinden en dat er zelfs onlusten uit zijn voortgekomen. Hoogst zonderling, moet ik zeggen. Hoe kan een troon nou vacant zijn? Ze zeggen dat de een of ander dona dan maar de troon moet bestijgen. Uitgesloten. Op de troon moet een koning zitten. 'allemaal goed en wel,’ zeggen ze dan, 'maar als we nou geen koning hebben.' Dat kan niet, dat ze geen koning zouden hebben. Een land zonder koning dat kan niet. Er is een koning, maar die zit vast ergens incognito. Best mogelijk dat bepaalde familieomstandigheden of een dreigend gevaar van buurstaten als Frankrijk bijvoorbeeld, of een ander land, hem dwingen zich schuil te houden, of wie weet is er nog wat anders met hem aan de hand. ---Het jaar 2000, de 43ste april
De dag van vandaag heeft de allergrootste triomf gebracht! Spanje heeft een koning! Hij is gevonden. Die koning – ben ik. Precies en uitgerekend vandaag ben ik erachter gekomen. En eerlijk gezegd: het was me of me de schellen van de ogen vielen. Hoe heb ik ooit kunnen denken en me kunnen verbeelden dat ik een titulair---raad was? Hoe heeft zo'n dwaze, krankzinnige gedachte ooit bij me post kunnen vatten? Gelukkig maar dat niemand op de gedachte is gekomen me toen in het gekkenhuis te laten opsluiten. Nu is me alles zo klaar als een klontje. Nu zie ik de dingen als op de palm van mijn hand. Maar vroeger, en ik begrijp nog niet hoe dat kan, vroeger zag ik de dingen als in een nevel. En het komt allemaal, geloof ik, omdat de mensen in de waan verkeren dat hersenen in het hoofd zetelen; niks van waar: hersenen komen ons aangewaaid op de wind, van de kant van de Kaspische zee. De eerste aan wie ik mijn identiteit onthulde was Marwa. Toen ze hoorde dat de koning van Spanje voor haar stond sloeg ze haar handen ineen en bestierf het bijna van de schrik; ze is een domme gans en heeft nog nooit een Spaanse koning gezien. Ik heb overigens geprobeerd haar op haar gemak te stellen en getracht haar in minzame bewoordingen van mijn goedgezindheid te overtuigen door te verzekeren dat ik helemaal niet boos was dat ze mijn laarzen af en toe zo slecht poetste. Ze was zo geschrokken, omdat ze zich had ingebeeld dat alle koningen van Spanje op Filips II moesten lijken. Maar dat heb ik haar uit het hoofd gepraat en verzekerd dat er tussen mij en Filips hoegenaamd geen gelijkenis bestond en dat ik er geen enkele Kapucijn op na hield.
Op het departement ben ik niet geweest. Naar de duivel met ze! Niks hoor, jongetje, daar lokken jullie me niet meer naartoe: ik denk er niet aan om nu nog die smerige papieren van jullie over te schrijven!
6
4/ Patrizia --- Uit Push up 1---3 (Roland Schimmelpfennig, vertaling Jan van Dyck)
Ik glip binnen in het bureau van Kramer en laat de deur op een kier. Ik sta in het donker in het onbekende bureau aan het venster en ik kijk naar de lichten van de stad. Als Kramer nu binnenkomt word ik waarschijnlijk ontslagen. Op staande voet ontslagen. Ik heb niets verloren in Kramer zijn kantoor, niets te zoeken. Achter mijn rug gaat de deur open –ik zie het aan de gele lichtstreep op het tapijt--- en ze gaat terug dicht, maar ik draai me niet om. Hij doet het licht niet aan. Hij staat vlak achter mij, ik voel zijn adem. Ik weet dat hij het is. Robert. Ik weet het. Hij legt zijn handen om mijn middel. Hij draait mij naar zich toe, en we kussen elkaar. Hij duwt mij tegen het vensterglas en schuift mijn kleedje omhoog. We hebben seks. Ongelooflijk hevige seks. Korte pauze En daarna zijn we weer naar het feestje gegaan –hebben niks meer tegen elkaar gezegd – hebben ons tussen het volk gemengd. Als afgesproken. Maar we hebben niks afgesproken. Korte pauze We hadden geen afspraak. Eigenlijk wilde ik hem de volgende dag op zijn bureau opbellen , maar – Korte pauze Ik heb hem niet opgebeld. Niet omdat ik hem niet wilde bellen, natuurlijk wilde ik hem bellen, maar ik dacht, het is beter, dat hij naar mij belt. Op zich heb ik er geen probleem mee om de eerste stap te zetten –dus--- Korte pauze Noch in mijn job, noch met mannen. Maar hier ging het over iets anders. Het ging hier om meer. Dat hier was – Korte pauze Dat hier was te belangrijk. Korte pauze En daarom kon ik hem dus niet opbellen. Dat zou niet goed geweest zijn. Dat zou al direct faliekant geweest zijn, daar ben ik ook nu nog altijd van overtuigd. Ik wilde niet, dat hij de indruk had, dat ik het nodig had. Dat ik het, al was het maar een beetje, nodig had--- Er was helemaal geen aanleiding, om hem te laten weten dat hij mij kon hebben. Het ging erom, hem ondubbelzinnig te laten weten, dat ik ben, zoals hij is. Zoals hij, van dezelfde klasse, alleen op een ander gebied. Creatief, groot prestatievermogen. Hard, als het moet: ik heb op dit moment, begin dertig, een functie die anderen in heel hun carrière nooit zullen bereiken. We leken zodanig op elkaar--- wij hoorden gewoon samen. En daarom belde ik hem niet. Korte pauze Maar ik probeerde hem min of meer toevallig tegen te komen. Ik stond op de uitkijk naar hem, in de parking, de lobby, bij de liften, in de kantine, of na het werk in een van de kleinere Italiaanse restaurantjes in de buurt. Daar waar iedereen naartoe gaat. Korte pauze Ik probeerde te ontdekken wanneer hij aankwam, en wanneer hij vertrok, maar ik kwam hem nooit tegen. En hij liet niks van zich horen. Korte pauze Ik was vermoedelijk voor hem een korte affaire geweest. Misschien deed hij zoiets wel meer. Ik liet hem waarschijnlijk koud. Waarschijnlijk dacht hij er niet eens meer aan. Korte pauze Ik werd woedend. Korte pauze Ik werd woedend, omdat hij niet begreep met wie hij hier te doen had. Hij belde niet op. Ik was het hem niet waard. En daarvoor zou ik hem straffen. Wat zeg ik, straffen –vernietigen. Ik wilde hem kapotmaken. Kapot. Korte pauze
7
E toch zocht ik naar hem: in de lobby, op de parking, in de kantine, in de kleine Italiaanse restaurantjes om de hoek. Maar hij was er niet. Korte pauze En dan kwam Kramer naar mij toe en vond dat het tijd werd voor een nieuwe spot; en of ik zijn nieuwe topman al had ontmoet: Robert – Hij zei dat ik met Robert contact moest opnemen. Dat zou voor ons beiden ongetwijfeld interessant zijn.
5/ Hamlet --- uit ‘Hamlet’ (W. Shakespeare, bewerking Piet Arfeuille)
Ik zie het niet meer zitten. De laatste tijd... voel ik me erg gedeprimeerd en moedeloos. Niets raakt me. Ik voel niets. Behalve een grondig chagrijn dat maar niet wegtrekt. De enige kleur die ik zie is grijs. Het grijs van de straten, het grijs van het beton. Het grijs van de lucht. Terwijl de lucht... Ik heb de lucht gezien --- wel honderdduizend keer --- dat ik kon janken. En nu zie ik het niet. Ik zie het niet. Mijn ogen staan mat. Daar word je bang van. Weet je dat? En dan de mens. De mens. De mens is een kunstwerk, zo diep en zo mooi als een steen. Kunnen jullie me even alleen laten? Is het niet ongelofelijk dat een auteur zijn verbeelding zo tot leven kan wekken dat het voor de toeschouwers echt wordt? Dat ze werkelijk geloven dat hij in de war is. Of blij. Een toneelspeler huilt om Cleopatra. Ik bedoel: wie is Cleopatra? Zij is toch gewoon tekst? Zwarte letters op wit papier. Als hij al moet huilen om iemand die niet bestaat, wat zou hij dan wel niet doen als hij in mijn schoenen stond? Dan huilde hij toch het hele toneel onder, dan jankte hij toch die orkestbak vol, dan hield hij toch scheldtirades waar trommelvliezen van scheuren? Ik heb een vader die zijn leven en al z'n bezit verloren is door moord. En ik doe niks. Misschien moet je het leven spelen. Misschien bereik je dan wel veel meer. Eerlijkheid? Pff...je kan beter oprecht zijn. Dan mag je tenminste ook liegen. Er zijn er die het leven alleen maar spelen. Over lijken gaand. Geile klootzak. Incestueuze kankerlijer. Verrader. Crapuul. Wat een slome bal gehakt ben ik. Alles roept om wraak en ik zit hier te vloeken als een oud wijf. Spelen. Ik ga voor mijn oom een filmpje maken. Ik heb bewijzen nodig. Misschien beeld ik me alles in. Misschien heb ik gedroomd. Misschien ben ik gek. Bewijzen. Art is the thing wherein I'll catch the conscience of the king.
6/ Russische opening ---uit Wolokolamsker chaussee 1 (Heiner Müller, vertaling Marcel Otten)
Wij lagen tussen Moskou en Berlijn. Achter ons een woud, voor ons een rivier. Tweeduizend kilometer ver Berlijn En honderdtwintig kilometer, Moskou. In loopgraven van bevroren slijk
8
wachtten wij. Op het bevel tot aanval. En op de eerste sneeuw. En op de Duitsers. Overdag was 't front te horen, 's nachts te zien. De Duitsers hadden wat wij misten: tanks en de hoogmoed van de overwinnaar, vliegtuigen. Mijn soldaten hadden angst en niet veel meer. De angst is de moeder der soldaten en de eerste knip gaat door de navelstreng. En wie de knip niet krijgt sterft aan de moeder vast
Mijn soldaten kwamen van school. In de bioscoop hadden ze gezien wat oorlog was. Hun bevelhebber was ik, en mijn angst was de angst voor hun angst. Het front kwam almaar dichterbij, en met het front de deserteurs. Van waar kameraad? Uit de omsingeling van de Duitser. Zag je hem? Hoe vecht hij De Duitser? Zag je hem? Of we 'm zagen. De Duitser is een horizon vol tanks die op je afkomt. ZO. Een hemel vol met vliegtuigen, dat is de Duitser. Een tapijt van bommen dat zich over Rusland legt. Je zult hem zelf zien. Nog voor je wakker wordt uit je slaap. Misschien word je wel niet wakker uit je slaap straks.
Waarheen zo snel? Blijf hier. Rust van het front uit kameraad. Vertel. Zo verliepen de gesprekken aan de vuren. Ik hoorde ze en las de bevelen van de regimentsstaf. Hitler zegt de wereld: 'De weg naar Moskou is slechts een wandeltocht. Het bestaat niet meer het Rode Leger.' Mijn wijsvinger las met de regels mee. Mijn handen hielden het papier omhoog, en als bliksem sloegen de woorden in mijn hoofd. En zonder erbij na te denken wist ik: Hun weg naar Moskou is slechts 'n wandeltocht,
9
als wij verslagen worden. En ook wist ik dat wij niet verslagen werden door hun tanks. Noch door vliegtuigen of bomtapijt. Maar ons verslaat de generaal die angst heet. Alleen als wij hem verslaan winnen wij.
7/ Monoloog Uit ‘La dissection d'un homme armé’, Stijn Devillé
we kwamen van ntarama, een leeg dorp en een kerk van 1500 lijken en bloed aan de muur. een stank --- niet te harden, in mijn haren, uniform --- werd daar mijn tweede huid. in de deur --- een vrouwenlijf --- op de grond --- haar armen, wijdopen haar mond --- zo open als de deur (haar schreeuwen had de kerk gevuld) haar lijf ook open. en al de lijven achter haar. en tussen al de open lijven --- plots: een hond likt en eet van al de lijven. en voor één keer trek ik mijn pistool en schiet. met blinde haat schiet ik een hond. twee drie vier keer schiet ik. mijn kogels geteld --- we moeten neutraal blijven --- het is niet ons mandaat. en de geur op mijn lijf is de geur van hun lijf.
we reden naar ndera om de laatste witte heren uit de hel te halen. bij elke wegversperring liggen lijken. sommigen bewegen nog. mannen met machetes aan de kant van de weg --- wisselen van hand omdat de armen moe zijn van het hakken. mensen met valiezen op de vlucht. een hond een hand in zijn mond. een kind alleen, zonder kleren, weent, bloed in de nek. mannen met machetes. in ndera staan de paters klaar voor hun vertrek --- en met hen 600 vluchters en patiënten bevend de armen in de lucht. laat ons niet achter. laat ons niet hier. ils massacrent tout le monde alstublieft laat ons niet hier. jaag ons liever een kogel door de kop, maar laat ons niet achter voor de mannen met machetes. we kunnen niets doen (we moeten neutraal blijven) het is niet ons mandaat. wat telt: de blanke wég uit deze hel. we rijden voort. en in mijn spiegel hun armen
10
steeds nog bevend in de lucht. 600 mensen klaar voor vivisectie. zó ziet een tutsikind er dus vanbinnen uit. 8/ Monoloog uit ‘Immaculata’, Stijn Devillé & Adriaan Van Aken
en dan een schot dat was vlakbij. dat was gewoonweg vlak voor mijn gezicht. ze zijn dus binnen. de gasten met de schietgeweren ze zitten hier bij ons we moeten rechtstaan zegt hij rechtstaan allé, alleman in plissé rokskes sta maar recht ja, dat alle trutten maar eens rechtstaan en alle tommy hilfuckers mogen meedoen of blijft ge liever liggen? mij goed. voor mijn part moogt ge blijven liggen. schieten doe ik toch. dan loopt hij op een raam toe en slaat het glas aan scherven schiet op de gewonden op verplegers op politiemacht beneden op de speelplaats even wordt teruggeschoten even maar ze hebben schrik van mij, zegt hij en gij, hebt gij ook schrik, hebt gij ook schrik ja, zeg ik druk bernt tegen mij aan ik weet niet of hij leeft of dood is ik durf gewoon niet meer te kijken zijt ge klaar om hier en nu te sterven nee en samen met uw lief? nee hebt ge liever dat ik hem afschiet dan u
11
ge weet ’t is maar een woord zegt hij en voor ik iets kan zeggen schiet hij onder nog een andere tafel. hij draait zich om schiet nog een keer ik hou het niet meer uit ik val zowat uiteen mijn lijf – mijn lijf ligt hier te hikken van de schrik bernt ligt op mijn benen en ik durf hem niet meer vast te houden en dan vanuit het niets gaat op de grond naast bernt mijn gsm het display licht op in hoofdletters verschijnt er PAPA PAPA PAPA ik sluit mijn ogen. en wacht tot het weer overgaat
maar dan draait hij zich om legt aan ik wil rechtstaan roepen ik wil ik wil een gelukkig leven ik wil een schitterende toekomst
maar ik krijg een kogel hier recht mijn lever in het bloed klokt als een dompelpompje uit het gat naar buiten op mijn gsm verschijnt nog eens PAPA PAPA PAPA
er is geen plek als thuis ik sluit mijn ogen GEEN PLEK ALS
12
THUIS zeg ik en ik wacht tot ik word weggebeamd 9/ Uit De Gouden Draak bewerkt (Roland Schimmelpfennig: vertaling Alexander Schreuder) Tot ziens. Ik val van de brug in het water, mijn lichaam duikt in de koude rivier, het water loopt via mijn tandholte in mijn lichaam, en ik zwem naar huis. De rivier neemt mij in zich op, draagt me met zich mee, kilometer na kilometer. Ze spoelt me uit in de Noordzee, een stroming drijft me naar het noorden, langs Noorwegen, en dan langs Finland en Rusland, in het koude water van de Noordelijke Ijszee, en als de zee dichtgevroren is, drijf ik onder het ijs verder, misschien word ik door een vis voortgetrokken, of door een walvis. Door de noordelijke Ijszee drijf ik, helemaal langs Rusland, helemaal langs Siberië, het is een lange reis. Ik steek de Beringstraat en de Beringzee over En dan volgt het schiereiland Kamtsjatka- nog even, bijna ben ik thuis. In het ochtendgloren voorbij Japan in de verte en tegen de avond van dezelfde dag eindelijk: China. Ik ben er, ik ben bijna thuis. Enkel nog 3000 kilometer de Gele Rivier op, de Huang He stroomopwaarts, stroomopwaarts de Gele Rivier op, doorheen drie provincies, eerst naar het westen, en dan naar het noorden, en dan ben ik thuis. Maar hoe zie ik er uit? Hoe lang was ik onderweg? Weken? Maanden? Of jaren? Het was een lange reis. Het was een zeer lange reis. Ik ben misschien wel jaren onderweg geweest. Hoe ik er uitzie? Geen vlees meer aan mijn door zoutwater en rivierwater afgebleekte botten. Een paar algen. Misschien niet zo’n schoon zicht. Ik ben blij weer thuis te zijn. Ik heb honger. Hallo, lieve eerbiedwaardige nonkel, het spijt me, al dat geld, al die bankbiljetten die jullie destijds hebben samengelegd, zien jullie nooit meer terug. Nee die zien jullie nooit meer terug, het spijt me. Maar de terugreis heb ik voor niks gemaakt, helemaal voor niks en helemaal alleen. Lieve moeder, jouw zwarte haar is zo wit geworden. En vader is twee jaar geleden gestorven? Hoe erg. Mijn zus- Nee, mijn zus heb ik niet gevonden, het spijt me, dat was niet zo eenvoudig, is zij niet allang terug? Ik weet niet wat er van haar geworden is, ik weet het niet, hoe had ik dat meisje moeten vinden, wie weet, waar ze is, en bij wie ze is, en wat ze daar moet doen voor de kost. Misschien heeft iemand haar in huis genomen, laat ze daarom niks van zich horen, kan ook een goed teken zijn, misschien poetst ze ergens, of danst ze , heeft ze nooit gebeld? Misschien kan ze niet bellen, misschien is er daar, waar ze nu is, geen telefoon. Zou kunnen. Misschien spaart ze haar geld en wil ze liever niet bellen. Liever sparen, voor later. Misschien laat ze snel iets van zich horen. Ik had altijd het gevoel, dat ze dicht bij me was. Misschien gaat het goed met haar. Hoe het met mij gaat? –Goed. Heel goed. Het was een lange weg. Ik ben een tand verloren. Die deed van in het begin pijn, kort na mijn vertrek begon hij la, zeer te doen. En ik dacht, dat komt goed. Maar het werd niet beter, de tand deed steeds meer zeer. En hij deed meer en meer zeer, tot ze hem er uiteindelijk voor mij hebben uitgehaald, in de Gouden Draak, achter in de keuken met een rode loodgieterstang.
13
10/ Uit De tolbrug van Aidan Chambers bewerkt en vertaald door Dirk Terryn (bewerkt) Hoe zal ik beginnen? Er zijn van die momenten in je leven die je een totaal ander mens maken. Nee: er zijn momenten in je leven waarop je een ander mens wordt. Ik ga nog eens opnieuw beginnen. Ik had er genoeg van... te doen en te doen en te doen... wat er van mij verwacht werd te doen... ik had er genoeg van te zijn wat iedereen wilde dat ik was. En dat was vanalles: de o zo volgzame goede en enige zoon van ambitieuze ouders, een gewetensvol en ijverig scholier die hard blokte om in aanmerking te komen voor de universiteit, echt een toffe jongen die meedeed aan stomvervelende buitenschoolse activiteiten om toch vooral maar niet uit de boot te vallen. Een trouwe minzame, leuk uit de hoek komende loverboy in een nu toch al wel tien maanden af en aan en af en aan en echt wel af maar toch terug aan maar nu wel echt gedaan en terug weer aanslepende schommelende verhouding waarin naar mijn mening niet genoeg werd gewipt. En dan de nog verdere hopsasa tralala die men normaal tracht te noemen. In feite een acteur die speelt in andermans stukken. En ik had er mijn buik van vol, deze slechte komedie verder te spelen. Ik wilde nergens meer voor doorgaan. Ik wilde alleen maar zijn. Ik wilde alleen zijn. En ik lag in bed. Ik dacht aan Tess en Adam, samen in mijn huis. Ik zweette van jaloezie, ik brandde van verlangen tot ik het niet langer kon verdragen. Ik moest het weten. Dus sloop ik stilletjes als een inbreker het huis uit en rende het hele stuk tot aan de brug. Mijn eerste impuls was daar gewoon binnen te vallen en hen te betrappen. Maar terwijl ik mijn ademhaling weer onder controle probeerde te krijgen, raakte ik in de ban van een dieper verlangen. Ik wilde ze zien. Zoals ze alleen waren zonder mij. Ik keek door het raam van het tolhuis. Tess en Adam lagen naakt op de vloer voor de open haard op een deken. Super sentimentele kitch à la the Bold and the Beautiful. Veel gepotel en gezuig en gekus en gelik. Wilder dan in mijn stoutste dromen. Vollediger. Blijkbaar had ik nog niet de juiste boeken gelezen want ze deden dingen met elkaar waar ik stijl van achterover sloeg. Maar wat me nog meer verbaasde, was dat in plaats van jaloezie, woede of afgunst, een kalmerende voldoening over me heen kwam. Ik kan het alleen maar vergelijken met het kijken naar één van je beste vrienden die iets doet waar hij echt goed in is en dat prima doet. En je zou wel willen dat je het ook zo goed kon, maar je weet dat dat niet waar is. En je voelt je blij voor hem. Natuurlijk had ik ook wel een beetje met mezelf te doen En daar sta ik dan, tien minuten lang, misschien wel een kwartier naar hen te kijken, als ik plots de auto van de vader van Tess zie stoppen bij de brug. Hij stapte uit de wagen, probeerde de voordeur – op slot – liep zonder te kloppen naar het verlichte raam van de woonkamer, hief zijn hand op om tegen het glas te tikken maar deed dat niet. Zijn hand bleef met een gebalde vuist in de lucht zweven, als in een groet. Hij was versteend door wat hij zag en knakte toen voorover. Alsof hij een stomp in zijn maag kreeg. Ik had nog nooit eerder een volwassen man zien huilen, niet zo, zo totaal overgeleverd aan wanhoop, zo kapot dat ik ervan schrok. En plots zag ik het hele tafereel niet meer vanuit mezelf maar vanuit hem en voelde ik een verwarrende mengeling van schaamte, spijt, woede, en het ergst van al, een gevoel van verlies. 11/ Uit Decadence van Steven Berkoff, vertaling Brick de Bois (bewerkt) Weet je dat ik mijn ouwe pa nooit zag? Misschien tijdens het weekend wel eens een dag. Of op het einde van het trimester, dan kwam hij en ma stijlvol gekapt prijzen uitdelen. Dat was het. Ik kreeg nooit niks. Nul nummer één. Dan gingen we samen uit eten. In een klote restaurant zitten zweten. Allemaal stil als de kerk en alle kinderen met vaders en moeders doen alsof het o zo leuk is en eens om de drie maanden een zoen. Een fooi in je zak en" Kop op Steve!". Hij zei: "Je vindt het hier vast fijn. Rugby cross country zal een man van je maken". De jaguar gooit het grint op en scheurt weg in een stofwolk. Handen wuiven achteruit. Je bijt en slikt. Voelt de tranen zitten. Lente, zomer, herfst, winter. En telkens uit het oog, nog meer uit het hart. Gereserveerder en elk trimester die kloterestaurants. "Je ziet er ouder uit Steve, en hoe gaat het met de sport. Nog altijd linksachter? Hier wat centen, steek maar in je zak".
14
Dus toen de turnleraar me eens lief bekeek deed me dat wat. En toen hij zijn hand op mijn dij legde voelde ik mij niet zo slecht want ik miste mijn pa. Of man. Of ik had het gewoon nodig. Samen te zijn en me niet verdrietig te voelen. Dus eerst is dat een beetje trekken. Heel lief, gewoon een beetje gekken. En dan op een dag vroeg hij me mij om hem erin te steken. Recht in zijn kont. Ik voelde me wat vreemd geef ik toe maar daarna voelde het o.k. Net als een kut. Raar eigenlijk. Als je je ogen sluit en aan kut denkt, zou het een sappige mokkel kunnen zijn. Wel en daarna opende ik ritsen alsof het sardineblikjes waren. En op een dag komt de directeur binnen net als ik er één pijp. En hij zegt: "Forsyth sta recht, maak dat je wegkomt smerige zak! Ik duld die dingen niet onder mijn dak. Sla je boeken maar dicht. Ik wil op mijn school geen nicht!" Hij schreef naar pa om te zeggen dat uw zoon niets liever heeft dan een jongenskont en of u het uitschot snel komt ophalen. Maar pa was te beschaamd om zich voor te stellen dat hij een godverdommese nicht had neergepoot en zond de chauffeur om me op te pikken. Die moet er lucht van hebben gehad want nadat we een tijdje hadden gereden, stopte hij op een verlaten laan en legde zijn hand op mijn pik. En toen die hard werd als een steen gaf hij een knipoog en een lik. Godverdomme. Hij draaide me om en schoof hem recht in mijn suezkanaal. Val dood, dacht ik. Ik heb er genoeg van. En toen ik thuis kwam zei pa: "Ik veracht je, jij pervert! Kleine vieze homo! Reptiel ,vunzige strontzak, hier!" En hij verkocht me een machtige dreun en miste omdat ik op school wel om boksen gaf. Alle haat die ik voor hem voelde borrelde in mij op. "Niet doen pa!" zei ik en smakte mijn rechter op zijn snoet. Zij neus werd een fontein van bloed. Toen balde ik mijn andere vuist en zette ze raak op zijn kaak. Moeder gilde en pa bleef nog nauwelijks staan. Maar weet je, het gaf me een kick mijn vader in elkaar te slaan. En op slag verdween mijn pijn. Een laatste keer kon ik vrolijk zijn. En ik heb er geen spijt van. Gelukkig. 12/ Uit Othello van Shakespeare bewerkt door Carl von Winckelman Wat, wat, ontrouw aan mij? Wat merkte ik van haar stiekeme geilheid? Ik zag het niet, ik dacht er niet aan, het deed me niks. Ik sliep, was vrij en vrolijk. Ik vond Cassio’s kussen niet op haar lippen. Hij die bestolen is en niet weet dat hij iets mist, zeg hem niks, want hij is niet bestolen. Ik zou blij zijn als het volledige leger, voetvolk en al, van haar zoete lijf geproefd had, zolang ik er niets van wist. Maar nu, voor altijd vaarwel rust in mijn hoofd, vaarwel tevredenheid, vaarwel bepluimde troepen en machtige oorlogen, die van ambitie een deugd maken! O vaarwel, vaarwel hinnikende paarden en schrille trompetten, trots, pracht en praal van de glorieuze oorlog! Vaarwel, alles wat Othello was, is weg. Schurk, zorg dat je zeker bent dat je kan bewijzen dat mijn geliefde een hoer is, Zorg dat je zeker bent. Geef me het zichtbare bewijs, of op de waarde van mijn onsterfelijke ziel, zweer ik: je was beter als een hond geboren dan dat je mijn opgewekte woede moet sussen!
15
Laat het me zien –of bewijs het zo dat er geen haken of ogen aanzitten waar twijfel zich aan kan vasthaken, of smeek om je leven! Als je haar belastert, en mij foltert, bid dan nooit meer. Vergeet je geweten, doe daden die de hemel doen wenen, de hele wereld verbaasd doen staan, want niks kan je aan de verdoemenis toevoegen dat erger is dan dit. Op de hele wereld, Ik denk dat mijn vrouw eerlijk is, ik denk dat ze het niet is. Ik denk dat jij oprecht bent, ik denk dat je het niet bent. Ik heb bewijs nodig. Haar naam is nu besmeurd en zwart, net als mijn gezicht. Al moet het met touwen of messen, vergif of vuur, of verdrinken in een rivier. Ik zal het niet verdragen. Had ik maar duidelijkheid! 13/ Uit Sirene van Bart Meuleman (bewerkt) Het begint met een straat. Een smalle straat. Ik zag jou lang voor je mij zag. Je loopt een beetje gebogen, je handen in je broekzakken, het hoofd schuin naar de grond, alsof daar iets te zien is. Je hebt het koud want je bent wat te licht gekleed voor de tijd van het jaar, dat zie ik. Alle ramen zul je passeren, alle meisjes zul je zien, achter het glas, en bij allen zul je je afvragen: wordt zij het? Ga ik bij haar naar binnen? Of zij? Ga ik bij haar naar binnen? Of zij? Of zij? Want dat je naar binnen moet, dat staat opeens vast. Vier, vijf stappen verder ben je, met een beheerste draai keer je om en pas nu, nu je me weer voorbijgaat, pas nu komt de eerste – schok? Ja, er kan een glimlach af. Wat een rust. Wat een beheersing. Je bent vlakbij. Je voelt de paarse gloed. Wat jou hier wacht weet je heel goed. En toch overvalt het je. Je ziet, je ziet, mij. Hoe mooi vind je mij? Je vindt mij vreselijk mooi. Als je nu weer van mij wegwandelt, het hoofd geheven, met lichtjes gebalde vasten los langs je lichaam, weet je dat ik het ben. Bij mij moet je binnen. En kijk, ik sta op. Ik neig dat lichaam van mij in die eindeloos, lange gespleten jurk naar de deur naast mijn raam. Ik draai de sleutel van de deur om en doe ze nu helemaal open zodat we – langzaam, langzaam – heel dicht naar elkaar toe kunnen buigen, onze beide gezichten, zo dicht dat er sprake is van – intimiteit? Je vindt mij vreselijk mooi en je ziet hoe groot mijn mond is. Dag, zeg ik. Jij zegt: dag. Ik vraag hoe je heet. Je zegt je naam en ik zeg mijn naam. Savannah cassa blance rosa munde. Ik voel perfect aan wat je wil en nadat ik de gordijnen heb dichtgetrokken leg ik mijn handen op je koude oren om ze warm te wrijven. Kom. Ik draai mijn rug naar je toe. Knoop hem los, mijn jurk, haak hem open. Ja, open. Schuif de bandjes over mijn schouders –maakt niet uit dat hij op het tapijt valt – en glijd, glijd met je vingers over mijn huid. Niet te voorzichtig. Ik neem je handen en ik leg ze op mijn borsten. Hoeveel voel je? Voel je veel? Voel je alles wat ze voor jou zijn? Knijp ze. Nee, harder. Behandel een vrouw niet te zacht. Denk niet dat wij genoegen nemen met een aanraking. Vaste handen moeten we hebben. Kom, knijp. Je kunt het. Stuw me omhoog. Druk me uiteen. Ja. Wrijf me tussen duim en wijsvinger. Nee, harder. Je doet het. Je doet het. Voel je veel? Je moet alles, alles nemen wat er is. Kom, ik help. Ik maak van dat diertje, dat diertje van niets, ik maak van dat hulpeloze dingetje een grote stijve lul. Kijk eens hoeveel macht. We kunnen de rollen nu omkeren, als je wil. Waar ga je me naartoe dwingen? Wil je me op het witte bed hebben, een beetje gedraaid, de haren in de war, de benen wijd, de armen weerloos? Een op een godverlaten strand aangespoelde blanke slavin. 14/ Uit Vuurvrouwen van Rob de Graaf (bewerkt) Het is nacht Het is altijd nacht geweest ’t Is altijd nacht, hier in Stuttgart Ik heb ze niet meer gesproken Ik heb niemand meer gesproken Ik kan niet praten
16
Ik kan niet begrepen worden Waarom mag een piloot in Vietnam napalm gooien op vrouwen, kinderen en bejaarden en krijgt hij daarvoor als beloning een paar dagen extra vrij? En waarom worden wij, als we in Frankfurt of Hamburg of Berlijn tegen napalm protesteren, waarom worden wij opgepakt? Waarom schrijft Bildzeitung ‘Moordaanslag’ op de voorpagina over het smijten van een pakje puddingpoeder en wat doosjes volle kwark naar een paar politici? Maar over politici die lekker slapen als er ergens op de wereld een dorp is verwoest – daar lees je niets over Het vuil, het geld en de dood – daar hebben de meeste mensen het liever niet over Wij wel Dat moeten zij ook zien En dan moeten ze naar een spiegel lopen en zichzelf een vraag stellen Hardop moeten ze vragen of zij dit zo willen laten bestaan En als hun antwoord ‘nee’ is, dan zullen ze in actie komen Ze zullen inzien dat één ding doder is dan de dood zelf – en dat is aanvaarding Wie zich neerlegt bij hoe het in deze wereld nu eenmaal is Die heeft nooit geleefd Wat kan ik doen? Het is donker, het moet donker blijven Nacht in Stuttgart, nacht in Stammheim Alles is ingewikkeld Ik heb het goede willen doen Het goede, in een wereld waar het kwaad regeert Ooit ben ik een mens geweest Een vrouw die leek op alle anderen Ik kon lachen en ik dacht aan de toekomst ’s Ochtends kleedde ik mijn twee kinderen aan Ik woonde met hen in een huis dat warm was en licht Nu ben ik alleen nog maar functie De strijd gaat door, maar voortaan zonder Ulrike Ulrike is sterk, maar Ulrike is moe Ik moet me vrij maken Ik wil niet dat er een nieuwe dag komt Ik wil me niet meer verantwoorden Ze moeten eindelijk begrijpen wat ik heb bedoeld Gek is dat: ooit was het vanzelfsprekend dat het altijd weer ochtend werd – De ochtend met zijn geur en zijn licht en zijn broze beloften Ooit... Maar nu niet meer Wat zal er gebeuren? Ik heb daar nooit over na hoeven denken Wat gebeurt er? Zal ik langzaam stikken, zal ik mijn eigen voeten zien en mijn handen die paars worden? Of breekt mijn nek en is alles meteen voorbij? Wat vind ik erger? Wil ik nog de tijd hebben om te weten wat er precies gebeurt? Ik zou het willen beschrijven, ik zou het op willen schrijven Rustig, Ulrike – blijf alles rustig doen Stel nog één keer een daad – wie weet wordt alles dan toch nog helder Pak dat krukje, Ulrike Niet meer denken, moet je – niet meer kijken Je moet enkel handelen, als een machine Morgen hoef je niet kwaad meer te zijn
17
Is het dan allemaal voor niets geweest? Misschien... En toch moest het gebeuren Ik, Ulrike Meinhof, ik moest het doen Ik kon niet anders Ik zou niet anders hebben gewild
18
B/ Dialoog
Dialoog uit ‘Closer’ (Patrick Marber--- eigen vertaling) http://www.script---o---rama.com/movie_scripts/closer---movie---transcript.html
Larry: Wat? Er is iets. Zeg het. Ga je bij me weg? Anna: Ja.
Larry: Waarom? Anna: Thomas. Ik zie hem graag.
Larry: Sinds wanneer zijn jullie weer samen?
Anna: Sinds mijn tentoonstelling vorig jaar.... Ik walg van mezelf.
Larry: Je bent fenomenaal. En zo slim! Waarom ben je eigenlijk met mij getrouwd? Anna: Ik zag Thomas niet meer, OK? Ik wou dat het werkte tussen jou en mij. Larry: Maar, we waren toch gelukkig....of niet?...Ga je bij hem wonen? Anna: Je kan hier blijven als je wilt. Larry: Die spullen hier interesseren mij niet. Waarom heb je het niet direct gezegd toen ik binnenkwam?
Anna: Ik was bang.
Larry: Wat voor iemand denk je dat ik ben? Anna: Ik ben al eerder geslagen geweest. Larry: Niet door mij.....En, is hij goed?... Anna: Doe dat niet... Larry: Geef antwoord. Is hij goed? Anna: Ja. Larry: Beter dan ik? Anna: Anders. Larry: Beter? Anna: Tederder. Larry: Wat betekent dat?
19
Anna: Je weet wat dat betekent. ....Het spijt mij, jij bent....
Larry: Zeg het niet! Zeg verdomme niet: "Jij bent te goed voor mij." Dat is waar maar zeg het niet... Je maakt de fout van je leven! Heb je mij eigenlijk ooit graag gezien?
Anna: Ja. Dat moet je geloven. Echt. Larry: Heb je het hier gedaan?
Anna: Nee. Larry : Waarom niet?
Anna: Verdomme, waarom is de seks zo belangrijk?
Larry: Omdat ik een fucking neanderthaler ben. Heb je het hier gedaan ja of nee? Anna: Ja, we hebben het hier gedaan.
Larry: Waar? Antwoord! Anna: Daar. En het was … heerlijk ! Hoor je me? Heerlijk! Heerlijk!
Larry: Dat is de juiste houding. Bedankt. Echt. Bedankt voor je eerlijkheid. Trap het af. Nu. Bitch.
20