Toekomstscenario’s GGD Zuid Limburg
Geleen April 2011
1
Voorwoord Eind 2009 heeft het Algemeen Bestuur van de GGD Zuid Limburg een opdracht gegeven om de mogelijkheden voor bezuinigingen te onderzoeken. Gebaseerd op de economische ontwikkelingen - maar ook met het vizier gericht op wetswijzigingen, nieuwe maatschappelijke uitdagingen en demografische ontwikkelingen - was de concrete opdracht aan de GGD om toekomstscenario’s op te stellen met een taakstelling oplopend tot maximaal 20% van de gemeentelijke bijdrage aan de GGD. Deze opdracht is verwoord in een plan van aanpak voor het veranderproces dat het Algemeen Bestuur d.d. 15.07.10 heeft vastgesteld. Centraal element in dit plan is het duaal veranderperspectief: een veranderperspectief waarin inhoudelijke ontwikkelingen en financiële ontwikkelingen hand in hand gaan. Het resultaat van de inhoudelijke ontwikkelingen heeft zijn beslag in de nieuwe visies voor publieke gezondheid en jeugdgezondheidszorg (zie bijlagen 4 en 5) die in de tweede helft van 2010, met breed draagvlak, door de Zuid-Limburgse bestuurders zijn vastgesteld. Deze visies zijn belangrijke elementen voor de toekomstscenario’s. Conform planning presenteren we in dit document de toekomstscenario’s van de GGD. Scenario’s die gebaseerd zijn op een gedegen analyse en waarin inhoud en financiën met elkaar verbonden zijn. Scenario’s bovendien waarbij de aansluiting is gezocht met de uitgangspunten voor de regionale nota publieke gezondheid voor de beleidsperiode 20122015. Met de realisatie van dit document heeft de GGD invulling gegeven aan de bestuurlijke opdracht. Het is de taak van het Algemeen Bestuur om, op basis van de zienswijzen van de gemeenteraden in Zuid-Limburg, een keuze te maken voor één van de toekomstscenario’s. Een keuze waarbij wij erop vertrouwen dat deze gebaseerd is op een combinatie van een inhoudelijke en financiële afweging.
GGD Zuid Limburg Maart 2011
2
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................ 2 Samenvatting ....................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1 Inleiding ....................................................................................... 7 1.1 Begripsbepaling ....................................................................................... 8 Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en kaders .................................................................. 9 2.1 Wet publieke gezondheid .......................................................................... 9 2.2 Gezondheidssituatie in Zuid-Limburg .........................................................10 2.3 Demografische ontwikkelingen..................................................................10 2.4 Financiële bijdrage aan gezondheid ...........................................................11 2.5 Bezuinigingsopdracht...............................................................................11 2.5.1 Productsystematiek ..........................................................................11 2.5.2 Financieringssystematiek...................................................................12 2.5.3 Een bezuinigingspercentage van de basisbijdrage .................................13 2.5.4 Index en demografie.........................................................................13 2.6 Uitgangspunten voor toekomstscenario’s GGD Zuid Limburg.........................14 Hoofdstuk 3 Analyse ...........................................................................................15 3.1 Een historische analyse............................................................................15 3.2 Analyse infectieziektebestrijding ...............................................................16 3.2.1 Wettelijk kader.................................................................................16 3.2.2 Kerntaken infectieziektebestrijding .....................................................16 3.2.3 Inhoudelijke analyse .........................................................................17 3.2.4 Demografische analyse .....................................................................18 3.2.5 Financiële analyse ............................................................................18 3.3 Analyse medische milieukunde..................................................................18 3.3.1 Wettelijk kader.................................................................................18 3.3.2 Kerntaken medische milieukunde .......................................................19 3.3.3 Inhoudelijke analyse .........................................................................19 3.3.4 Demografische ontwikkelingen ...........................................................20 3.3.5 Financiële analyse ............................................................................20 3.4 Analyse jeugdgezondheidszorg .................................................................20 3.4.1 Wettelijk kader.................................................................................20 3.4.2 Kerntaken jeugdgezondheidszorg .......................................................21 3.4.3 Inhoudelijke analyse .........................................................................21 3.4.4 Demografische analyse .....................................................................22 3.4.5 Financiële analyse ............................................................................22 3.5 Analyse publieke gezondheid ....................................................................23 3.5.1 Wettelijk kader.................................................................................23 3.5.2 Kerntaken publieke gezondheid ..........................................................23 3.5.3 Inhoudelijke analyse .........................................................................24 3.5.4 Demografische analyse .....................................................................25 3.5.5 Financiële analyse ............................................................................25 3.6 Ondersteunende functies..........................................................................26 3.7 Huisvesting ............................................................................................26 3.8 Generieke maatregelen ............................................................................27 Hoofdstuk 4 Toekomstscenario’s .......................................................................28 4.1 Scenario 1: Actualiseren ..........................................................................28 4.1.1 Scenario 1: Actualiseren in cijfers .......................................................29 4.1.2 Consequenties .................................................................................30 4.2 Scenario 2: Prioriteren .............................................................................31 4.2.1 Scenario 2: Prioriteren in cijfers .........................................................31 4.2.2 Consequenties .................................................................................32 4.3 Scenario 3: Minimaliseren ........................................................................33 4.3.1 Scenario 3: Minimaliseren in cijfers.....................................................33
3
4.3.2 Consequenties .................................................................................35 4.4 Scenario 4: Marginaliseren .......................................................................35 4.4.1 Scenario 4: Marginaliseren in cijfers....................................................36 4.4.2 Consequenties .................................................................................37 4.5 De toekomstscenario’s in vogelvlucht ........................................................37 Hoofdstuk 5 Fasering en transitie .........................................................................39 5.1 Begripsbepaling ......................................................................................39 5.2 Fasering en transitie 2012-2015................................................................39 5.2.1 Transitiekosten ................................................................................39 5.2.2 Frictiekosten ....................................................................................40 5.2.3 Desintegratiekosten ..........................................................................40 Hoofdstuk 6 Besluitvorming en implementatie........................................................41 6.1 Besluitvorming........................................................................................41 6.2 Communicatie.........................................................................................41 6.3 Implementatie ........................................................................................42 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4 5
Organogram GGD Zuid Limburg.............................................................43 Samenvatting ‘een gezonde koers voor Zuid-Limburg...............................44 Hoe (on)gezond is Zuid-Limburg? ..........................................................45 Samenvatting visienotie ‘Naar een duurzaam gezonder Zuid-Limburg’ ........48 Samenvatting “De jeugd dichtbij” ..........................................................50
4
Samenvatting Het bestuur van de GGD Zuid Limburg heeft de directie opdracht gegeven om de mogelijkheden voor bezuinigingen te onderzoeken en toekomstscenario’s op te stellen met een taakstelling oplopend tot maximaal 20% van de gemeentelijke bijdrage aan de GGD. Die scenario’s zijn in dit document gepresenteerd. De bezuinigingsopdracht versterkt de druk om naar bestaande werkwijzen te kijken en in beeld te brengen waar efficiency behaald kan worden. Zij wordt gebruikt als een soort hefboom om de heroriëntatie van middelen op gang te brengen. De heroriëntatie op de inrichting van de werkprocessen en het anticiperen op demografische veranderingen in Zuid-Limburg bieden aanknopingspunten voor bezuiniging. Daarnaast bieden benchmarks een belangrijke houvast. Tegenover deze aanknopingspunten - die gericht zijn op het behalen van financieel voordeel - staat het feit dat Zuid-Limburg de ongezondste regio van Nederland is. De groep kwetsbare ouderen neemt toe en vanuit landelijke en regionale ambities is de ambitie weergegeven om extra aandacht te geven aan actuele gezondheidsproblemen (o.a. overgewicht, seksualiteit, risicojeugd). De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat het effect van een te eenzijdige verkokerde benadering onvoldoende effect heeft. Het verbinden van beleidsterreinen en partijen is essentieel (integrale aanpak) en versterking van de curatieve gezondheidszorg met de preventieve gezondheidszorg kan op termijn de kosten voor de zorg sterk doen verminderen. Gezondheid staat niet op zichzelf maar heeft met vele aspecten te maken: opleiding, leefomgeving, voorzieningen, inkomsten, etc. Deze inzichten vragen niet alleen om efficiency, maar om een andere visie en aanpak van gezondheidsproblemen. Aan de hand van vier scenario’s - met een bezuinigingspercentage van respectievelijk 6, 11, 14 en 20% - is inzichtelijk gemaakt welke toekomstmogelijkheden er zijn voor de GGD en wat de mogelijke effecten van die keuzes zijn. Het principe ‘nieuw voor oud’ wordt in alle scenario’s toegepast, over grenzen van afdelingen heen. Scenario 1 heeft een bezuinigingspercentage van 6% en richt zicht op een actualisatie van vraag en aanbod op basis van de gezondheidssituatie. De focus ligt op de ambities uit de gezondheidsnota en preventie wordt gezien als basis voor een beperking van de zorgkosten. Scenario 2 heeft een bezuinigingspercentage van 11%. De focus ligt op de ambities uit de gezondheidsnota, maar prioritering en fasering is noodzakelijk om binnen de budgettaire kaders te werken. Er wordt veel waarde gehecht aan de financiële component, maar met aandacht voor de inhoud en de noodzakelijke vernieuwing. Scenario 3 heeft een bezuinigingspercentage van 14%. De focus ligt op een minimale invulling van de wettelijke taken. De specifieke gezondheidssituatie in Zuid-Limburg is in dit scenario van ondergeschikt belang voor de toekomst van de GGD. Hoewel het financieel verschil met scenario 2 ‘slechts’ 3% is ontbreekt in dit scenario de noodzakelijke ruimte voor vernieuwing in de werkwijze van publieke gezondheid. Scenario 4 levert een bezuinigingspercentage van 20% en is opgesteld vanuit een financiële focus. Een implementatie van nieuwe visies en werkwijzen is niet mogelijk en op onderdelen wordt niet voldaan aan de wet- en regelgeving. Dit scenario leidt tot een uitholling van de werkzaamheden van de GGD. Naarmate het bezuinigingspercentage toeneemt, nemen de mogelijkheden voor vernieuwing en versterking af, wordt de dienstverlening door de GGD verder ingeperkt en staat de realisatie van de bestuurlijke regionale ambities in toenemende mate onder druk. De keuze voor een scenario heeft in sterke mate het karakter van een balanskeuze; in welke combinatie sluiten de vernieuwingsmogelijkheden aan bij de behoefte van het regionale en lokale beleid en bestaat voldoende prikkel tot efficiencywinst. Ook
5
zal bij de keuze het tijdsaspect van belang zijn. Het bezuinigen op korte termijn kan mogelijk snel financiële winst opleveren, maar bij een disbalans met de gezondheidssituatie op de langere termijn tot meer kosten leiden.
6
Hoofdstuk 1
Inleiding
Een leven in goede gezondheid vindt iedereen belangrijk, haast vanzelfsprekend. Gezondheid is het dierbaarste bezit van mensen. Een goede gezondheid draagt bij aan de zelfredzaamheid en de wijze waarop men invulling kan geven aan het leven. Een goede gezondheid is belangrijk voor de kwaliteit van leven. Dat blijkt ook elk jaar uit de goede voornemens die worden gemaakt: bijna de helft van de Nederlanders neemt zich voor gezonder te leven in het nieuwe jaar. Welk lijstje je er ook bij pakt, grote kans dat in de top 3 afvallen en stoppen met roken staan. Aandacht voor gezondheid is niet alleen gericht op het individu, maar ook op zijn omgeving. De GGD Zuid Limburg is voor de 18 gemeenten in Zuid-Limburg de gezondheidsdienst die vanuit haar deskundigheid op de terreinen van sociale geneeskunde, epidemiologie, sociale verpleegkunde, gezondheidsbevordering en gedragswetenschappen uitvoering geeft aan de wettelijke taken (Wpg). Daarnaast treedt de GGD ook acuut op bij spoedeisende medische hulpverlening en bij calamiteiten en is de GGD mede verantwoordelijk voor de veiligheid van de burger in Zuid-Limburg. In dit document staan de taken in het kader van de programmalijn GGD (zie ook paragraaf 1.1) centraal. De publieke gezondheid is in beweging. Maatschappelijke, beleidsinhoudelijke, demografische en financiële ontwikkelingen dwingen tot een kritische beschouwing van het beleidsveld publieke gezondheid en de wijze waarop de GGD momenteel hieraan invulling geeft. Eind 2009 heeft het Algemeen Bestuur van de GGD Zuid Limburg een opdracht gegeven om de mogelijkheden voor bezuinigingen te onderzoeken en een veranderproces binnen de GGD Zuid Limburg vorm te geven. Er zijn verschillende maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot een andere invulling van de publieke gezondheid. De laatste jaren is zowel landelijk als in Zuid-Limburg in toenemende mate sprake van een veranderende visie op publieke gezondheid. Waar er in het verleden een duidelijke relatie was tussen de landelijke overheid, de gemeenten en de GGD’en is het beleidsveld complexer geworden. Steeds meer partijen spelen een rol. Dit heeft gevolgen voor de rollen van de diverse partijen ten opzichte van elkaar, maar heeft ook geleid tot een bredere definitie van gezondheid. (On)gezondheid wordt niet alleen bepaald door gedrag en gedrag kan niet beïnvloed worden door alleen de tussenkomst van een gezondheidswerker. Gezondheid en gezondheidswinst worden door veel aspecten bepaald: opleiding, inkomsten, leefomgeving, voorzieningen, etc. Omgekeerd is de gezondheid van invloed op al deze aspecten. Maar vooral ook is steeds duidelijker geworden dat de burger zelf een belangrijke rol heeft. Er zijn verschillende beleidsmatige ontwikkelingen die voortvloeien uit onderzoek naar de effectiviteit van de zorg. Geconstateerd is dat de huidige uitvoering op het gebied van de publieke gezondheid onvoldoende aansluit bij de huidige gezondheidsproblematiek. De uitvoering is teveel gebaseerd op successen uit het verleden en er is slechts in beperkte mate geanticipeerd op nieuwe inzichten en strategieën. In toenemende mate wordt erkend dat samenwerking en een ketengerichte benadering centraal moeten staan in de publieke gezondheid en dat dit een andere rol van de GGD vraagt. Daarnaast speelt in Zuid-Limburg een aantal demografische ontwikkelingen. Voor de publieke gezondheid is hierbij relevant dat er sprake is van een afwijking van de landelijke trend. Het aantal inwoners in Zuid-Limburg is afgelopen jaren fors gedaald en zal de komende jaren verder dalen (ontvolking). Tegelijkertijd is er sprake van een ontgroening en een dubbele vergrijzing. Daarop moet nu worden geanticipeerd. In relatie tot bovenstaande ontwikkelingen en gezien de economische situatie zijn financiële ontwikkelingen eveneens van invloed op de dienstverlening van de GGD. Gemeenten worden geconfronteerd met bezuinigingen en hebben in het verlengde
7
hiervan de GGD gevraagd om toekomstscenario’s op te stellen met een bezuinigingspercentage oplopend tot -20%. De GGD geeft via het veranderproces ‘de gezonde GGD’ invulling aan deze opdracht. Het doel van de verandering is om in 2015 op een effectieve en efficiënte wijze uitvoering te geven aan de nieuwe uitdagingen op het gebied van de publieke gezondheid. Dit toekomstdocument is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en de (wettelijke) kaders beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de analyse van de huidige dienstverlening van de GGD afgezet tegen de uitgangspunten en wettelijke kaders. De toekomstmogelijkheden voor de GGD staan beschreven in hoofdstuk 4. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de besluitvorming en het vervolgproces.
1.1
Begripsbepaling
De term GGD wordt voor twee doeleinden gebruikt. Ten eerste is GGD de benaming voor de gehele gemeenschappelijke regeling. In deze definitie is de GGD een concern met vijf programmalijnen c.q. bedrijfsonderdelen: GGD, de Regionale ambulancevoorziening (RAV), de GHOR, Halt en Huiselijk Geweld (zie bijlage 1 voor het organogram van de GGD Zuid Limburg). In een tweede definitie wordt met GGD gedoeld op de programmalijn GGD. De programmalijn GGD is een van de bedrijfsonderdelen waarbinnen de kerntaken van de GGD - zoals beschreven in de wet publieke gezondheid - een plaats hebben. Hoewel de opdracht omtrent de toekomstscenario’s betrekking heeft op alle gemeentelijk gefinancierde producten binnen het concern GGD, heeft dit document betrekking op de programmalijn GGD en is daarmee gekoppeld aan de taakvelden uit de Wet publieke gezondheid. Voor de programmalijnen GHOR en Halt zijn - op basis van de in dit document beschreven uitgangspunten, werkwijze en planning - ook toekomstscenario’s opgesteld. U vindt deze toekomstscenario’s van Halt in deel 2 van dit document. De programmalijn Huiselijk Geweld is met ingang van 2009 een programmalijn van de GGD. In afwachting van de afgesproken evaluatie die in 2011 plaatsvindt, zijn voor deze programmalijn geen toekomstscenario’s opgesteld. De evaluatie zal bepalend zijn voor de toekomst van deze programmalijn. De scenario’s voor de programmalijn GHOR worden separaat aan de gemeenten in Zuid-Limburg aangeboden. De RAV wordt gefinancierd door de zorgverzekeraars en dus niet door de gemeenten. Hoewel ook binnen de programmalijn RAV sprake is van budgettaire kortingen, is deze programmalijn vanwege een andere financieringsbron in dit document buiten beschouwing gelaten.
8
Hoofdstuk 2
Uitgangspunten en kaders
Het taakveld van de publieke gezondheid is in beweging. Maatschappelijke, demografische en financiële ontwikkelingen alsmede een veranderende wetgeving dwingen tot een kritisch beschouwing van de inhoud en de uitvoering van het beleid. Eind 2009 heeft het bestuur opdracht gegeven om scenario’s op te stellen oplopend tot maximaal 20% van de gemeentelijke bijdrage aan de GGD. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de wettelijke kaders, de gezondheidssituatie in Zuid-Limburg, de demografische ontwikkelingen en de financiële kaders aan bod.
2.1
Wet publieke gezondheid
De legitimatie voor de werkzaamheden van de GGD ligt in de Wet publieke gezondheid (Wpg). De Wpg is een Nederlandse wet die de door de WHO aangenomen Internationale Gezondheidsregeling (2005) implementeert. De wet regelt de organisatie van de openbare gezondheidszorg. Deze zorg moet goed aansluiten op de gezondheidszorg, hierop aanvullend zijn vanuit preventief oogpunt en aansluiten op de geneeskundige hulpverlening bij rampen. De gemeenten hebben op basis van deze wet de taak te zorgen voor een stabiele en goed samenwerkende openbare gezondheidszorg. De
Wet publieke gezondheid onderscheidt acht taakvelden: infectieziektebestrijding jeugdgezondheidszorg medische milieukunde technische hygiënezorg psychosociale hulp bij rampen epidemiologie gezondheidsbevordering ouderengezondheidszorg
Zoals uit de omschrijving in de wet is op te maken, is publieke gezondheid een containerbegrip voor een aantal taken dat in het publieke domein uitgevoerd wordt. De specifieke onderdelen medische milieukunde, technische hygiënezorg, infectieziektebestrijding en een deel van de jeugdgezondheidszorg hebben een duidelijk afgebakend professioneel handelingsdomein. Richtlijnen worden veelal landelijk bepaald en het productenaanbod is eenduidig en zowel kwalitatief als kwantitatief goed definieerbaar en te koppelen aan te verwachten resultaten. De epidemiologische functie, de gezondheidsbevordering en de ouderengezondheidszorg vragen een andere aanpak. Het zijn onderdelen van de meer algemene publieke gezondheid die in de maatschappelijke omgeving tot uitvoering komen en staan daarmee sterk onder invloed van vele factoren, vaak in een complexe omgeving. Het zijn deze wettelijke taakvelden waarin, met in achtneming van landelijke kaders, er een relatief grote beleidsvrijheid voor gemeenten is. Voor de uitvoering van de wettelijke taken hebben gemeenten – via een gemeenschappelijke regeling – een GGD, waarvan zij eigenaar zijn. Het is de kerntaak van de GGD Zuid Limburg om invulling te geven aan de wettelijke taken en de belangen van gemeenten op het terrein van de publieke gezondheid ten behoeve van de bevolking van Zuid-Limburg te behartigen. De GGD draagt zorg voor de uitvoering van alle taken binnen dit terrein die aan gemeenten of gezondheidsdiensten zijn opgedragen. De kerntaken van de GGD (zie ook hoofdstuk 3) zijn gekoppeld aan de wettelijke taken. De toetsing op een adequate uitvoering van deze taak is opgedragen aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
9
2.2
Gezondheidssituatie in Zuid-Limburg
Een belangrijk kader voor gezondheidsbeleid is de gezondheidssituatie in Zuid-Limburg. Uit de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2010 ‘Een gezonde kijk op Zuid-Limburg’ blijkt dat deze regio de ongezondste is van Nederland (zie bijlage 3). Met het verleden als referentiepunt gaat het goed met de gezondheid in ZuidLimburg. We leven steeds langer en we leven steeds langer in goede gezondheid. We roken minder, bewegen meer en het aantal te dikke Zuid-Limburgers neemt niet verder toe. Vergeleken met andere delen van Nederland doen we het niet goed. Zuid-Limburg is een regio met veel gezondheidsproblemen. Er is sprake van een toename in chronische aandoeningen, de mensen hebben veel lichamelijke problemen, psychische klachten en een ongezonde leefstijl. Daardoor leven zij minder lang in een goede gezondheid en gaan zij gemiddeld eerder dood. Het zorggebruik, aanspraak op (gemeentelijke) voorzieningen en de zorguitgaven stijgen en er is een toenemende behoefte aan mantelzorg.
Priscilla, een meisje in Zuid-Limburg Priscilla is een meisje van 13. Ze zit op het vmbo, maar heeft het er niet naar haar zin. Ze is bijna 20 kilo te zwaar. Met haar overgewicht wordt ze op school gepest. ‘Vette zeug’ is nog een van de minst erge opmerkingen. In een poging om er toch bij te horen, is ze gaan roken. Haar moeder heeft zwaar suikerziekte. Daardoor moesten een onderbeen en enkele tenen geamputeerd worden en is ze gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt. Inmiddels zit ze in de bijstand. Ze zit eigenlijk altijd thuis nogal lusteloos op de bank en komt alleen buiten om op haar scootmobiel bij de Aldi boodschappen te doen. Haar vader ziet Priscilla af en toe; haar ouders zijn gescheiden en hij woont met zijn nieuwe vriendin op 2 uur treinen. Haar broertje van 9 heeft een gedragsstoornis en werkt zijn moeder op haar zenuwen. Onduidelijk is nog of het ADHD is of iets anders. De buurvrouw stond altijd klaar om het gezin een handje te helpen en ontfermde zich over Priscilla en haar broertje. Ze kwamen er veel over de vloer. Maar sinds haar echtgenoot een herseninfarct heeft gehad en halfzijdig verlamd is, heeft de buurvrouw haar handen meer dan vol aan het verlenen van mantelzorg. Priscilla voelt zich vaak somber en eenzaam.
Gezien de achterblijvende gezondheid, de vele inwoners met een lage sociaaleconomische status (ses) en de structurele bevolkingsdaling, vraagt de gezondheidssituatie in Zuid-Limburg om een investering. Een investering die gericht is op een samenleving waarin alle mensen, ongeacht hun sociaaleconomische status, volwaardig kunnen deelnemen aan maatschappelijk activiteiten zoals arbeid en mantelzorg. Dit vraagt om een gericht gezondheidsbeleid. Een beleid waarin nadrukkelijk gekozen wordt voor gezondheidsbevorderende en beschermende maatregelen voor kwetsbare jongeren, volwassenen en ouderen en mensen met een lage ses, ter verkleining van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
Via het regionaal gezondheidsbeleid worden de ambities voor de publieke gezondheid in Zuid-Limburg weergegeven. Hoewel de nota gezondheidsbeleid voor de beleidsperiode 2012-2015 formeel nog niet is vastgesteld, is het nu voorliggende document al wel gebaseerd op de elementen uit deze nota. De regionale nota gezondheidsbeleid is door de gemeenten in Zuid-Limburg in samenwerking met regionale en gemeentelijke stakeholders opgesteld en is gebaseerd op een gedegen analyse van de huidige situatie.
2.3
Demografische ontwikkelingen
Kenmerkend voor Zuid-Limburg zijn de specifieke demografische ontwikkelingen, die afwijken van de landelijke trend. Het aantal inwoners in Zuid-Limburg is afgelopen jaren
10
fors gedaald en zal de komende jaren verder dalen (ontvolking). Tegelijkertijd is er sprake van een ontgroening en een dubbele vergrijzing. Hoewel het aantal inwoners afneemt, daalt het aantal huishoudens veel minder snel. Het aantal eenpersoonshuishoudens, waarbij de ouderen een grote groep vormen, zal toenemen. Daarmee neemt ook het aantal ouderen in een kwetsbare positie toe. Zuid-Limburg is de sterkst vergrijzende regio van Nederland en de voorspelling is dat het aantal jeugdigen in 2020 ten opzichte van 2006 met 25% is gedaald.
2.4
Financiële bijdrage aan gezondheid
Via de begroting van de GGD Zuid Limburg wordt budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de wettelijke taken uit de Wpg. De gemeenten dragen via een bedrag per inwoner bij aan dienstverlening van de GGD. Voor de aanvullende taken kent de GGD een financiering op basis van een tariefstelling. Gekoppeld aan het productenboek, waar de inhoudelijke producten zijn weergegeven, wordt via de jaarlijkse productbegrotingen de financiële component in beeld gebracht. Om meer zicht te krijgen op de financiële bijdrage ten behoeve van de uitvoering van de Wpg is de landelijke benchmark voor GGD’en een belangrijk ankerpunt. Benchmarkgegevens bieden belangrijk vergelijkingsmateriaal op financieel vlak. Voor zover de gegevens uit de landelijke benchmark beschikbaar zijn, zijn deze meegenomen in de analyse van de huidige situatie (zie hoofdstuk 3).
2.5
Bezuinigingsopdracht
Eind 2009 heeft het bestuur van de GGD Zuid Limburg opdracht gegeven aan de directie om plannen uit te werken voor ‘Een gezonde GGD in 2015’. Met een gezonde GGD wordt een toekomstbestendige organisatie beoogt, die zichtbaar bijdraagt aan een betere gezondheid van de inwoners van Zuid-Limburg. Concreet betekent dit enerzijds nadrukkelijker aansluiten bij de veranderende samenleving en de huidige gezondheidsproblemen én anderzijds een financiële bezuiniging waarvan het percentage nog bepaald moet worden en waarvoor scenario’s oplopend tot 20% van de gemeentelijke bijdrage in dit document worden voorgesteld. Het kalenderjaar 2010 is het startpunt van de bezuinigingsopdracht waarvan de in 2010 en 2011 in de productbegroting verwerkte demografische ontwikkelingen en de 0-lijn qua indexering deel uit maken. In nauw overleg met de bestuurlijke Financiële Commissie en het Dagelijks Bestuur is deze opdracht gespecificeerd en zijn de uitgangspunten verfijnd. Alvorens over te gaan naar de uitgangspunten ten behoeve van de bezuinigingsopdracht wordt in paragraaf 2.5.1 en 2.5.2 de product- en financieringssystematiek kort toegelicht. 2.5.1 Productsystematiek De GGD kent momenteel een systeem van basisproducten en plusproducten. Dit systeem is opgezet om tegemoet te komen aan de wens van keuzevrijheid. Keuzevrijheid t.a.v. de keuze voor inhoud van producten en keuzevrijheid om in te spelen op de lokale wensen in het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Basisproducten Een basisproduct wordt verplicht afgenomen door alle gemeenten waardoor zij in staat zijn te voldoen aan de uitvoering van wettelijke verplichtingen. De financiering is gebaseerd op een bijdrage per inwoner en is opgenomen in de begroting van de GGD. Over basisproducten worden volumeafspraken gemaakt voor afname in de regio. Indien individuele gemeenten meer van een bepaald basisproduct willen afnemen voor hun gemeente dan zal het meerdere worden aangeboden als plusproduct.
11
Een groot deel van het productenpakket dat binnen gemeenten wordt uitgevoerd door de GGD, omvat basisproducten. Het betreft bijvoorbeeld het rijksvaccinatieprogramma, 24uurs basisvoorziening infectieziektebestrijding en de preventieve gezondheidsonderzoeken voor de jeugd. Een beperkt aanbod op het gebied van de vijf landelijke en regionale speerpunten (roken, overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, depressie en diabetes) is eveneens als basisproduct in het productenboek opgenomen. Plusproducten Een plusproduct wordt afgenomen op basis van jaarlijkse volumeafspraken. Elk plusproduct heeft een eigen tarief en op basis van de aantallen per jaar worden de kosten aan de gemeente doorberekend. Plusproducten kunnen als extra worden gekozen boven op het basispakket door gemeenten, maar kunnen ook op basis van een wettelijke verplichting worden afgenomen bij de GGD. Plusproducten worden niet altijd alleen afgenomen door gemeenten, maar worden ook door derden (o.a. Provincie Limburg, onderwijs, thuiszorgorganisaties) ingekocht. 2.5.2 Financieringssystematiek Bij de fusie (2006) is een aantal besluiten genomen, dat invloed heeft op het financiële kader en de besteding van de beschikbare middelen waarmee de GGD tot nu toe heeft gewerkt. In 2008 is vervolgens het productenboek (en bijbehorende kostprijs van de producten) in samenwerking tussen de GGD en de gemeenten opgesteld. Vanwege dat financiële kader kon de kostprijs niet worden opgesteld vanuit de inhoudelijke opbouw van de producten, maar is gezocht naar aansluiting van het totale productenpakket bij het financiële kader wat er toen lag. De kostprijs per product is hierdoor niet altijd reëel. De GGD wenst een reële kostprijs te hanteren voor haar inspanningen en meer transparantie aan te brengen in de kostprijsberekening van de producten. Tegelijkertijd is ook de behoefte in financiële transparantie vanuit de gemeenten toegenomen. Deze wederzijdse behoefte was aanleiding om te starten met een proces van Beleidsgestuurde Contract Financiering (BCF). Het huidige systeem van basis- en plusproducten en de daarmee samenhangende financieringssystematiek (zie ook paragraaf 2.5.1) staan onder druk. Basisproducten nemen gemeenten af om te voldoen aan uitvoering van de wettelijke verplichtingen. Er is echter een oneigenlijk verband geconstateerd tussen de doelgroepen van deze producten en de kosten. Basisproducten gaan uit van een bijdrage per inwoner, terwijl de dienstverlening door de GGD in veel gevallen niet inwonergerelateerd is. En daar waar wel een relatie is met het aantal inwoners, wordt in de huidige systematiek geen rekening gehouden met de relevante doelgroepen. Wanneer een toename van problematiek buiten beschouwing wordt gelaten, zou een afname van het aantal jongeren moeten leiden tot een afname van de inspanningen van de GGD (en daarmee een afname van het budget), terwijl een toename van het aantal ouderen juist een toename betekent in de inspanningen van de GGD (en daarmee een toename van het budget). Zeker in een periode van forse demografische veranderingen is de huidige financieringssystematiek daarmee niet reëel. Slechts een beperkt deel van de werkzaamheden van de GGD betreft plusproducten. De oorspronkelijke gedachte van plusproducten is dat deze categorie producten leidt tot meer maatwerk in de dienstverlening aan de gemeenten. In de afgelopen jaren is echter gebleken dat er belangrijke knelpunten bestaan met betrekking tot de plusproducten. Plusproducten dienen producten te zijn waarvoor ook andere aanbieders beschikbaar zijn. Op die wijze kan de gemeente echt besluiten om een product al dan niet bij de GGD in te kopen. Echter, op dit moment is er in de praktijk geen keuzevrijheid, omdat geen andere aanbieder beschikbaar is. In enkele gevallen (inspecties kinderopvang) zijn gemeenten zelfs wettelijk verplicht om dit product bij de GGD af te nemen, maar wordt dit toch onder de plusproducten geschaard, omdat verrekening op tariefbasis moet
12
plaatsvinden en dit binnen de basisproducten niet mogelijk is. De term plusproducten is daarmee verwarrend en zelfs misleidend. Een ander knelpunt zit in het feit dat maatwerk per gemeente niet wordt bereikt met plusproducten. De behoefte aan variatie op inhoud, die de gemeenten wensen, blijkt met name in het basispakket (wettelijke verplichting) te bestaan. Het systeem van plusproducten blijkt dus geen afdoende instrument om dit maatwerk te kunnen leveren in de dienstverlening. Daarnaast gaat de definitie van een plusproduct ervan uit dat gemeenten zelfstandig keuzes kunnen maken, afhankelijk van de lokale behoeften op het gebied van gezondheid. Een aantal van de huidige plusproducten is echter niet effectief als het per gemeente wordt afgenomen. Ook in de bedrijfsvoering leiden plusproducten tot knelpunten. Een groot deel van de plusproducten wordt maar beperkt afgenomen (plusproducten blijken een gewilde ‘bezuinigingsoptie’). Voor een gezonde bedrijfsvoering is echter een bepaald volume van een product nodig. Als het draagvlak voor een bepaald plusproduct te smal wordt, kan de GGD het niet meer aanbieden tegen een redelijke en acceptabele prijs. Voor plusproducten geldt bovendien de ‘spelregel’ dat ruim voor het begin van het kalenderjaar zou worden aangegeven of een product zou worden afgenomen. In de afgelopen jaren bleek dat deze randvoorwaarde moeilijk kan worden ingevuld, hetgeen tot problemen leidt in bedrijfsmatig opzicht. Om een reële systematiek te hanteren zal - parallel aan de implementatie van het op basis van dit document te kiezen toekomstscenario - een aantal aanpassingen met betrekking tot de financieringssystematiek moeten worden gemaakt. De GGD zal in nauwe samenwerking met de Financiële Commissie een voorstel hiervoor opstellen dat in de tweede helft van 2011 ter besluitvorming aan het Algemeen Bestuur wordt voorgelegd. 2.5.3 Een bezuinigingspercentage van de basisbijdrage Op basis van de bestuursopdracht is een aantal uitgangspunten met betrekking tot de scenario’s vastgesteld. Het uitgangspunt om een bezuinigingspercentage te berekenen over de totale gemeentelijke bedrage (inclusief plusproducten) levert in de uitwerking knelpunten op: Een deel van de plusproducten wordt op tariefbasis verricht en is gebaseerd op landelijk vastgestelde tarieven. Bezuinigen is hier niet aan de orde. Er zijn grote verschillen in de plusproducten en plusproducten worden slechts door enkele gemeenten afgenomen. Vermenging van deze optionele producten met de bezuinigingsdiscussie gaat tot grote onduidelijkheid leiden. Veel plusproducten zijn al wegbezuinigd en de bijbehorende financiële voordelen zijn door de gemeenten ingeboekt. Het is lastig om over deze producten achteraf nog een discussie in regionaal verband aan te gaan. Op basis van bovenstaande argumenten is ervoor gekozen om het bezuinigingspercentage alleen betrekking te laten hebben op de inwonerbijdrage, met andere woorden: alleen op de basisproducten. De aanpassing van dit uitgangspunt leidt niet tot een verminderde bezuinigingsopgave voor de GGD Zuid Limburg, in tegendeel. In 2010 is een bedrag van € 300.000 bezuinigd op de plusproducten en in 2011 zal dit een bedrag van € 125.000 zijn. Wanneer het afstoten van het product logopedie (€ 450.000) daarbij wordt opgeteld, spreken we ook bij de plusproducten over aanzienlijke bezuinigingen. 2.5.4 Index en demografie Het kalenderjaar 2010 geldt als startpunt voor de in 2009 geformuleerde bestuursopdracht. Op basis van deze afspraak zijn de begrotingen van 2010 en 2011 niet meer
13
geïndexeerd en heeft over deze jaren ook geen compensatie plaatsgevonden voor de daling van het aantal inwoners. Het niet ontvangen van de indexering levert een bezuiniging van 3,75% op voor alle gemeenten. De kosten voor de GGD zijn immers wel gestegen maar de opbrengsten niet. Het niet compenseren van de inwonerdaling betekent regionaal een bezuiniging van 0,33%. Dit effect is echter niet voor alle 18 gemeenten gelijk omdat de inwonerdaling niet bij iedere gemeente een even sterk effect heeft.
2.6
Uitgangspunten voor toekomstscenario’s GGD Zuid Limburg
De Zuid-Limburgse gemeenten bepalen wat de GGD moet uitvoeren en met welke kwaliteit, maar zijn hierbij gebonden aan de wettelijke kaders. Met name voor de taakvelden met een grote mate van centrale sturing kan de invulling van het wettelijk kader gekoppeld worden aan de eisen die de inspectie voor de volksgezondheid stelt. Voor de meer beleidsvrije onderdelen is de relatie met de wet minder ingekaderd. Om als GGD toekomstbestendig te zijn, is het belangrijk om in te kunnen spelen op de belangrijkste gezondheidsproblemen in Zuid-Limburg, te anticiperen op de demografische ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande veranderingen in kwetsbare groepen en gezondheidsproblemen. Dit alles vertaald naar een betaalbare GGD. Om te komen tot toekomstscenario’s is het belangrijk om de elementen zoals in de paragrafen 2.1 tot en met 2.5 verwoord met elkaar te verbinden. De elementen wettelijk kader, gezondheidssituatie, demografie én financiën zijn de vier uitgangspunten voor de toekomstscenario’s voor de GGD Zuid Limburg.
14
Hoofdstuk 3
Analyse
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de gezondheidssituatie, de wettelijke kaders, demografie en de financiële situatie een analyse gegeven van de huidige situatie. Deze analyse wordt voorafgegaan door een beknopte beschrijving van enkele kernelementen zoals in 2006 zijn vastgelegd en de opbrengsten sinds de fusie in 2006. In de analyse van de huidige invulling van de dienstverlening, alsmede in de in het volgende hoofdstuk beschreven toekomstscenario’s wordt een geclusterde indeling van de wettelijke taakvelden als uitgangspunt gehanteerd: Infectieziektebestrijding (infectieziektebestrijding en technische hygiënezorg) Medische Milieukunde Jeugdgezondheidszorg Publieke gezondheid (epidemiologie, gezondheidsbevordering en ouderengezondheidszorg)
3.1
Een historische analyse
Per 1 januari 2006 is er sprake van de GGD Zuid Limburg. Deze organisatie is ontstaan uit een fusie van drie voormalige GGD-organisaties en de GHOR Zuid-Limburg. Ook de regionale ambulancevoorziening maakt deel uit van de GGD Zuid Limburg. Respectievelijk eind 2006 en in 2009 zijn bureau Halt en werkzaamheden op het gebied van huiselijk geweld toegevoegd aan de GGD organisatie. Bij de fusie was één van de uitgangspunten dat de ontwikkeling van de GGD Zuid Limburg geschiedt in twee beleidsperioden. De eerste beleidsperiode (2006-2011) is gebruikt om de organisaties te integreren en beheersmatig op orde te brengen. In de beleidsperiode die nu voor de deur staat (2012-2015) ligt de focus op een effectieve en efficiënte inhoudelijke aanpak van de gezondheid in de regio. De verandering voor de GGD is, met de start van de regionale organisatie, een doorgaand proces. De eerste jaren (2006-2009) na de fusie stonden vooral in het teken van een bouwen van een solide organisatie. Een periode die naar tevredenheid is verlopen, aldus het bestuur. In bedrijfsmatig en financieel opzicht is veel veranderd. Er is vorm en inhoud gegeven aan de nieuwe missie en visie van de GGD. De nieuwe organisatie is als afgeleide hiervan ingericht. Zo zijn alle medewerkers op basis van een nieuw functiegebouw geplaatst binnen de nieuw gevormde GGD. Daarnaast zijn werkwijzen, procedures en arbeidsvoorwaarden van de voormalige GGD-organisaties geüniformeerd. Dit alles uiteraard met behoud van continuering van de dienstverlening aan de klanten van de GGD. Ook is veel tijd geïnvesteerd in een betere en intensievere relatie met de gemeenten. Dit heeft zich onder andere vertaald in een systematiek van productbegroting en accountmanagement via dialooggroepen en bestuurlijke themabijeenkomsten. Ook op financieel gebied is de afgelopen jaren gebouwd aan een solide organisatie. Het taakstellende financieel kader bestond uit de opgetelde begrotingen van de verschillende organisaties. Dat betekende voor de GGD dat alle voorkomende frictie- en transitiekosten binnen deze ruimte moesten worden opgevangen. Met name als gevolg van een opschoning van de begroting en een afbouw van de overhead heeft dit in de periode 2006-2009 geleid tot een totale ombuiging van € 1.476.500. De laatste jaren is de GGD meer extern gericht gaan werken in samenwerkingsverbanden en netwerken, waaronder de academische werkplaats publieke gezondheid. Dit levert extra inkomsten op via projectgelden en draagt bij aan de innovatiekracht van het beleidsterrein van de publieke gezondheid. Deze projectgelden, die vooral bedoeld
15
zijn voor onderzoek en pilots, kunnen de financiering van de wettelijke taken niet compenseren.
3.2
Analyse infectieziektebestrijding
Bijna iedereen heeft, direct of indirect, met infectieziekten te maken. Het gaat hierbij immers niet alleen over de individuele zieke patiënt, maar - vanwege besmettelijkheid ook om zijn omgeving. Men kan geen krant openslaan of er staat wel een bericht over infectieziekten in. Voorbeelden van infectieziekten zijn Q-koorts, nekkramp, chlamydia, voedselinfecties, legionella-longontsteking, HIV, hepatitis, MRSA en de ziekte van Lyme (overgebracht door teken). Infectieziektebestrijding heeft tot doel het optreden van infectieziekten zoveel mogelijk te voorkómen, toch opgetreden infectieziekten te signaleren en verspreiding van deze infectieziekten te bestrijden. 3.2.1 Wettelijk kader Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet publieke gezondheid (Wpg). De taken op het gebied van de infectieziektebestrijding staan in deze wet - en de bijbehorende besluiten - nauwkeurig weergegeven. Infectieziektebestrijding is een medisch georiënteerd taakveld waarvan de meeste taken en werkzaamheden vanuit de landelijke overheid zijn voorgeschreven en geprotocolliseerd. Het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM heeft een belangrijke richtinggevende taak. De beleidsvrijheid van gemeenten is beperkt en ligt in de extra aandacht die nodig kan zijn voor infectieziekten door het profiel van de regio. Het profiel van Zuid-Limburg laat zowel kenmerken van grote steden (veel importziekten) en plattelandsgebieden (meer zoönosen, dierziekten die ook bij mensen voorkomen) zien. Daarnaast heeft Zuid-Limburg een specifieke geografische situatie waardoor Euregionale afstemming extra aandacht vraagt. Infectieziekten houden zich immers niet aan grenzen. Het uitgangspunt in de wet is dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de infectieziektebestrijding in hun regio. Uitsluitend in bijzondere situaties, bijvoorbeeld bij ernstige infectieziekten die de samenleving kunnen ontwrichten wordt een centrale sturing georganiseerd om goed te kunnen ingrijpen. In dat geval krijgt de minister van VWS de regie over de bestrijding. 3.2.2 Kerntaken infectieziektebestrijding De infectieziektebestrijding kan in vier deelterreinen worden onderverdeeld: 1. Infectieziektezorg 2. Tuberculosezorg 3. Soa-zorg 4. Hygiënezorg De eerste drie deelterreinen maken deel uit van de wettelijke taak infectieziektebestrijding. De hygiënezorg is een separaat taakveld in de Wpg. Ad 1: Er wordt in kaart gebracht welke infectieziekten vóórkomen in de regio. Aan de hand van meldingen en signalen wordt een analyse gemaakt van de potentie tot verspreiding, worden de bronnen en contacten opgespoord en worden maatregelen genomen om verdere verspreiding van de infectieziekte te voorkómen. Afstemming tussen zorginstellingen, consumentenorganisaties, vrijwilligersorganisaties en medisch maatschappelijk werk is hiervoor van belang. Het is de taak van de GGD snel en adequaat te reageren op een uitbraak van een infectieziekte en de gemeenten te adviseren over de gevolgen (voor beleid) voor burgers en verspreiding. Ad 2: De tuberculosezorg omvat onder andere opsporing, screening, diagnostiek, behandeling, begeleiding en vaccinatie. De focus ligt op een snelle herkenning van
16
tuberculosepatiënten, een adequate behandeling en het bevorderen van therapietrouw en heeft mede tot doel (multi) resistente tuberculose zoveel mogelijk te voorkomen. Ad 3: In opdracht van het ministerie van VWS is bij de GGD Zuid Limburg een centrum voor seksuele gezondheid (Sense) ingericht. In dit centrum wordt laagdrempelige curatieve zorg verricht op het gebied van soa (o.a. chlamydia, gonorroe, syfilis, hepatitis B en hiv) en seksualiteitshulpverlening (voor bijvoorbeeld anticonceptie, morning-afterpil, loverboy slachtoffers, pijn bij het vrijen) met name voor jongeren tot 25 jaar. De GGD kan daarnaast gebruik maken van een scala aan outreachende activiteiten om de gemeentelijke preventieve taak op het gebied van soa invulling te geven. Ad 4: Op plaatsen waar de kans op verspreiding van infectieziekten in collectieve voorzieningen groot is, voert de GGD inspecties uit in het kader van de technische hygiënezorg. Met deze controles - waarbij op hygiëne en veiligheid wordt gecontroleerd tracht de GGD de overdracht van ziektekiemen te voorkomen en de kans op ongevallen te beperken. Inspecties van kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gasthouders) en van bedrijven waar tatoeëerders en piercers werkzaam zijn, zijn wettelijk verplicht. 3.2.3 Inhoudelijke analyse Infectieziekten zijn van alle tijden, maar verspreiding gaat steeds sneller door een nog steeds toenemend internationaal verkeer van mensen en goederen. De kans op epidemieën op mondiale schaal (pandemie) neemt hiermee toe. Deze transnationale uitbraken vragen om een transnationale aanpak. Daarnaast worden we steeds vaker geconfronteerd met resistente infectieziekten, waardoor reguliere behandelingen of vaccinaties niet meer werken en infectieziekten uit het verleden weer vaker voorkomen. De uitbraak van Bof onder Maastrichtse studenten in 2010 is hiervan een voorbeeld. Een derde ontwikkeling zijn de zogenaamde zoönotische infecties. Ziekten die bij dieren voorkomen en overdraagbaar zijn naar mensen spelen steeds vaker een rol bij grote uitbraken zoals de Q-koorts. Deze epidemieën door zoönosen vragen om een veel betere samenwerking tussen de veterinaire diensten, de voedings- en warenautoriteit en de publieke gezondheidszorg. De afdeling infectieziektebestrijding van de GGD Zuid Limburg is de afgelopen jaren vaak ingeschakeld bij acute infecties zoals de Q-koorts en Mexicaanse griep. Deze uitbraken vragen veel van de inzet van de afdeling infectieziektebestrijding en zijn vaak grensoverschrijdend waardoor intensief samengewerkt wordt met België en Duitsland. Door deze uitbraken zijn veel planmatige werkzaamheden van de afdeling in het gedrang. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanvullend analyseren van de Zuid-Limburgse infectieziektecijfers en het structureel versterken van de euregionale samenwerking. Allemaal zaken die van groot belang zijn om goed voorbereid te zijn op uitbraken en die kunnen helpen om verspreiding van infectieziekten in Zuid-Limburg te beperken of te voorkómen. Voor de toekomst is het belangrijk voor de GGD Zuid Limburg om niet langer uitsluitend reactief naar acute infecties te kijken, maar ook zelf proactief nieuw beleid te ontwikkelen voor Zuid-Limburg. In vergelijking met de rest van Nederland zijn Zuid-Limburgse jongeren eerder seksueel actief, hebben ze op jonge leeftijd relatief veel sekspartners gehad, vrijen meer onveilig en beschermen zich minder goed tegen zwangerschap. Als regio met een relatief lage sociaaleconomische status kent Zuid-Limburg mede hierdoor relatief veel jongeren met een hoog risico op tienermoeders, loverboyproblematiek enz. Seksueel ongezond gedrag heeft niet alleen gevolgen voor de persoon zelf, maar ook voor de samenleving. Denk alleen maar aan schooluitval, verminderde arbeidsproductiviteit en een verminderde maatschappelijke participatie. Seksuele gezondheid is één van de landelijke en regionale beleidsspeerpunten voor de beleidsperiode 2012-2015 en derhalve ligt er een taak voor de gemeenten in Zuid-Limburg om invulling aan dit beleid te geven.
17
Opvallend is het feit dat - in tegenstelling tot de landelijke trend - het aantal soa’s in Zuid-Limburg stijgt. Het bestrijden van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) en het genereren van preventieve maatregelen op dit gebied is op basis van de Wpg een gemeentelijke taak. Een outreachende benadering die gericht is op risicogroepen die een belangrijke rol spelen in de verspreiding van soa is nodig om dit doel te realiseren. In Zuid-Limburg wordt veel aandacht besteed aan SOA, maar vrijwel uitsluitend gekoppeld aan landelijke - curatieve - taken en gekoppeld aan landelijke financiering. Hoewel deze landelijke taken een duidelijke bijdrage leveren aan de gezondheid van de ZuidLimburgers wordt de gemeentelijke preventieve taak op dit gebied momenteel marginaal ingevuld: een situatie die gezien de stijging van het aantal soa’s in Zuid-Limburg om aandacht vraagt. 3.2.4 Demografische analyse Kenmerkend voor Zuid-Limburg zijn de specifieke demografische ontwikkelingen, die afwijken van de landelijke trend. Het aantal inwoners in Zuid-Limburg is afgelopen jaren fors gedaald en zal de komende jaren verder dalen. Tegelijkertijd is er sprake van een ontgroening en een dubbele vergrijzing. Een harde relatie tussen de demografische ontwikkelingen en de omvang van de dienstverlening op het gebied van infectieziekten is niet te leggen. Het aantal, de aard en de omvang van de infectieziekten is niet gerelateerd aan het aantal inwoners in Zuid-Limburg. 3.2.5 Financiële analyse De Zuid-Limburgse gemeenten dragen via een bijdrage per inwoner bij aan de bestrijding van infectieziekten. Daarnaast is ook de landelijke overheid (ministerie) een structurele financier, onder andere waar het gaat om de individuele seksualiteitshulpverlening. De omvang van het budget voor de infectieziektebestrijding is gebaseerd op het budgettair kader dat bij de fusie is meegegeven. Dit kader was gebaseerd op de begrotingen van de voormalige organisaties en niet op een onderbouwde invulling van de wettelijke taken. De inhoudelijke knelpunten met betrekking tot een te beperkte invulling van de infectieziektebestrijding op het gebied van seksueel overdraagbare aandoeningen en het ontbreken van de mogelijkheden om proactief te werken op het gebied van de infectieziektebestrijding, worden ook in financieel opzicht herkend. Geconstateerd wordt dat de financiële bijdrage voor deze taken ver beneden het landelijk gemiddelde liggen en dat het basisniveau voor dienstverlening daarmee onder druk staat. De financiële bijdrage is nog gebaseerd op de ‘oude’ gezondheidsrisico’s, waarbij het accent o.a. lag bij het bestreden van tuberculose en de klassieke infectieziekten en kent geen reële relatie met de veranderde omgeving.
3.3
Analyse medische milieukunde
De medische milieukunde (MMK) houdt zich bezig met de invloed van omgevingsfactoren op de gezondheid van mensen. Hierbij kan gedacht worden aan fysische, chemische en biologische factoren. Bij milieuproblemen of -incidenten wordt de GGD ingeschakeld om het risico voor de gezondheid te bepalen en overheden te adviseren. Het doen van risicoschattingen en ondersteunen bij risicocommunicatie zijn hierin belangrijke aspecten. Bij gezondheidsproblemen of ziekte wordt nagegaan of milieuverontreiniging de oorzaak kan zijn van de klachten. Daarnaast kan de GGD ook preventief worden ingeschakeld. Het geven van voorlichting en het adviseren over plannen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening zijn hierin belangrijke onderdelen. 3.3.1 Wettelijk kader Een aantal landelijke ontwikkelingen is richtinggevend voor de ontwikkeling van de medische milieukunde. Met de inwerkingtreding van de Wpg is het verantwoordelijkheidsgebied van medische milieukunde vergroot. Daarnaast krijgt MMK een formele rol in
18
de acute zorgketen binnen de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) die op 1 oktober 2010 van kracht is geworden. De uitvoering van de wettelijke taken in Zuid-Limburg is nog niet aangepast aan de veranderende wettelijke taken (zie ook paragraaf 3.4.4) en staat daarmee onder druk. Op dit moment bestaat er een disbalans tussen de bijdrage voor de medische milieukunde en de vraag van de gemeenten. Er wordt binnen de wettelijke taken meer gevraagd dan met de huidige financiële middelen gerealiseerd kan worden. 3.3.2 Kerntaken medische milieukunde De kerntaken van MMK zijn: Signaleren en onderzoeken van ongewenste situaties die mogelijk schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Hiervoor wordt voortdurend informatie verzameld en geanalyseerd. Advies over het verbeteren van de volksgezondheid en het voorkómen van gezondheidschade bij de ontwikkeling en uitvoering van gemeentelijk beleid. Adviseren over risico’s bij (dreigende) milieu-incidenten en samenwerken met de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Inwoners van Zuid-Limburg, scholen, huisartsen en gemeentelijke diensten kunnen terecht met vragen, klachten en meldingen. Soms volgt er dan aanvullend onderzoek. Inwoners van Zuid-Limburg informeren over de mogelijke schadelijke gevolgen van het milieu en hoe mensen dit kunnen voorkómen. 3.3.3 Inhoudelijke analyse Naast de sociale (leef)omgeving van mensen is ook de fysieke omgeving van invloed op gezondheid. Grote incidenten zoals de branden in Moerdijk, in het gemeentehuis van Voerendaal en de Beatrixhaven vragen om een deskundig oordeel waar het gaat om de gevaren voor de volksgezondheid. Een gedegen advies vanuit de medische kolom is hierin van groot belang. Maar ook de gezondheidsconsequenties van bijvoorbeeld wonen op voormalige stortplaatsen, de oorzaken van kankerclusters en het binnenmilieu krijgen steeds meer aandacht. Zowel in Nederland als in Zuid-Limburg is in toenemende mate aandacht voor de relatie tussen gezondheid en omgeving. Lucht- en bodemkwaliteit, geluid- en stankhinder, binnenmilieu, leefomgeving en risicocommunicatie zijn strategische thema’s voor Zuid-Limburg. Het belang van de medische milieukunde wordt onderstreept door toegenomen wettelijke verantwoordelijkheid, in zowel de Wet publieke gezondheid als de Wet veiligheidsregio’s. Met het oog op de diversiteit aan reguliere medisch milieukundige hotspots (waaronder burger en militair vliegverkeer, bodemverontreinigingen, luchtverontreiniging door industrie en verkeer, kankerclusters, binnenmilieu), met het oog op de sociale impact van de reguliere én de acute medisch milieukundige problemen, maar ook gelet op het daarmee gepaard gaande afbreukrisico voor de lokale overheden in Limburg, is het van belang dat de kwaliteit en kwantiteit van de basistaken van de medische milieukunde gegarandeerd is. Centraal staat het (on)gevraagd adviseren van de Zuid-Limburgse gemeenten op het gebied van de medische milieukunde. Een specifiek aandachtsveld is het binnenmilieu. De lucht in huis is vaak ernstiger verontreinigd dan de buitenlucht en dat terwijl we in Nederland het grootste deel van onze tijd binnenshuis doorbrengen. Zo wordt in het overgrote deel van de woningen in Zuid-Limburg onvoldoende geventileerd en is de ventilatie op scholen vaak ook ondermaats, hetgeen van invloed is op de leerprestaties. Door te zorgen voor een gezond huis of een fris schoollokaal kunnen gezondheidsproblemen zoals luchtwegklachten, vermoeidheid, hoofdpijn en allergieën worden voorkomen.
19
3.3.4 Demografische ontwikkelingen De demografische ontwikkelingen in Zuid-Limburg zijn niet van invloed op de omvang en invulling op het gebied van de medische milieukunde. 3.3.5 Financiële analyse De Zuid-Limburgse gemeenten dragen via een bijdrage per inwoner bij aan de medische milieukunde. Ongeveer een derde van het totale budget van medische milieukunde wordt gefinancierd door derden waaronder (semi) overheidsdiensten, zoals de Provincie Limburg en de hogeschool Zuyd. Het beleidsmatige beeld dat de wettelijke taken momenteel onvoldoende ingevuld zijn, wordt financieel ondersteund. Het minimale niveau waarmee de wettelijke basistaken gerealiseerd kunnen worden, is vastgelegd in het zogenoemde waakvlamniveau. De formulering van het waakvlamniveau is de uitkomst van het versterkingsproject MMK dat in 2006 heeft plaatsgevonden. Zuid-Limburg voldoet op dit moment niet aan het waakvlamniveau en daarmee niet aan de invulling van de wettelijke taak. De resultaten van het versterkingsproject MMK zijn noch doorgevoerd in de reguliere bedrijfsvoering van de GGD, noch op andere wijze geïmplementeerd vanwege het ontbreken van structurele financieringsmogelijkheden. Uit (landelijke) ervaringscijfers is gebleken dat uit de dienstverlening op waakvlamniveau voortvloeiende vragen voortkomen, die ook inzet van medische milieukunde vragen. In de wetenschap dat de aandacht voor de medische milieukunde toeneemt, en dat de omvang de laatste jaren stabiel is, wordt landelijk gestreefd naar het zogenoemde streefwaardeniveau.
3.4
Analyse jeugdgezondheidszorg
De jeugdgezondheidszorg (JGZ) richt zich op het optimaliseren van de interactie en balans tussen gezondheid, groei en ontwikkeling van kinderen enerzijds en hun materiële en immateriële omgeving anderzijds. De focus ligt daarbij op gezondheid in plaats van ziekte. Het monitoren van de fysieke, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling, en het op basis daarvan signaleren van risico’s en verstoringen staat centraal binnen de jeugdgezondheidszorg. Omdat de JGZ zich - in meer of mindere mate - bezighoudt met en informatie heeft over alle jeugdigen in Zuid-Limburg heeft zij een unieke positie en kan zij van daaruit een spilfunctie vervullen. De taken op het gebied van jeugdgezondheidszorg worden momenteel in Zuid-Limburg uitgevoerd door verschillende organisaties. De thuiszorgorganisaties in Zuid-Limburg (Meandergroep Zuid-Limburg, Orbis Jeugdgezondheidszorg en GroenekruisDomicura) verzorgen de JGZ voor de 0- tot 4- jarigen. De JGZ voor de 4- tot 19- jarigen ligt in handen van de GGD Zuid Limburg. Dit document heeft uitsluitend betrekking op de dienstverlening van de GGD en daarmee de zorg voor de 4- tot 19-jarigen. 3.4.1 Wettelijk kader De taken op het gebied van jeugdgezondheidszorg staan omschreven in verschillende wetten en nadere regelgeving. De belangrijkste hiervan is de Wet publieke gezondheid (wpg). Het basistakenpakket (BTP) - dat deel uit maakt van het uit de wet voortvloeiende Besluit publieke gezondheid - omvat een overzicht van de door de JGZ uit te voeren werkzaamheden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het uniforme deel van het BTP en het maatwerkdeel. Het uniforme deel bevat de zorg (ca 50 diensten) die aan alle kinderen in elke gemeente moet worden aangeboden. Onder andere het Rijksvaccinatieprogramma, een kind-volgsysteem en screening maken deel uit van het uniforme deel. Het maatwerkdeel is eveneens verplicht voor alle gemeenten, maar de gemeenten hebben voor de invulling van deze diensten de vrijheid om een keuze te maken ten aanzien van de mate waarin en de wijze waarop deze dienstverlening wordt ingezet.
20
3.4.2 Kerntaken jeugdgezondheidszorg De kerntaken van de jeugdgezondheidszorg omvatten: volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen; signaleren van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren bij jeugdigen; vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen bij jeugdigen; screening en vaccinaties (rijksvaccinatieprogramma); voorlichting, advies, instructie, begeleiding aan jeugdigen en hun ouders. Tevens is er een verplichting tot digitalisering van de patiëntendossiers om de overdracht van dossiers binnen de JGZ soepeler te laten verlopen. In de huidige producten ligt de nadruk op de uitvoering van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg met contactmomenten op 5- en 10-jarige leeftijd en tweedeklassers in het voortgezet onderwijs. Daarnaast is er de steeds groeiende vraag naar aandacht en zorg voor risicokinderen en -risicogezinnen, vanuit de zorgnetwerken en signalen van ketenpartners. De huidige producten van de JGZ zijn gebaseerd op een traditionele invulling van de jeugdgezondheidszorg. 3.4.3 Inhoudelijke analyse Onder het motto ‘de jeugd heeft de toekomst’ is de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het optimaliseren van de jeugdketen. Waar vroeger vooral het accent lag op de bedreigingen van de lichamelijke ontwikkelingen van kinderen (o.a. groei, infectieziekten), is er tegenwoordig in toenemende mate aandacht voor bedreigingen op het gebied van psychosociale problematiek of gedragsproblemen. De noodzaak voor het zo vroeg mogelijk herkennen van deze nieuwe bedreigingen is breed erkend, evenals de belangrijke taak die JGZ hierin vervult. Een veranderende maatschappelijke context met andere problemen bij de jeugd heeft geleid tot veel initiatieven om jongeren in een risicopositie eerder te signaleren, sneller en gerichter door te verwijzen, niet meer uit het oog te verliezen en de juiste zorg te bieden. De zorg rondom de jeugd is daardoor anders ingericht. Steeds meer partijen voelen zich verantwoordelijk voor de gezondheid en het welzijn van de Zuid-Limburgse jeugd. Een verandering die ook voor de JGZ leidt tot een andere rol. In 2010 hebben de Zuid-Limburgse JGZ-organisaties een visie opgesteld die inspeelt op deze veranderende context. Deze visie leidt ook in de rest van Nederland tot positieve reacties en GGD Nederland (de koepelorganisaties van GGD’en) is voornemens de kernelementen uit deze visie naar een landelijke visie te vertalen. Visie De nieuwe visie op JGZ, die in 2010 is opgesteld en vastgesteld, vormt het inhoudelijk kader voor de ambities en doelstellingen van de JGZ, passend binnen de veranderende maatschappelijke context. De kernelementen uit de visie zijn: Vroegsignalering; het is belangrijk tijdig mogelijke bedreigingen voor de groei en ontwikkeling van kinderen te signaleren. Vroeg heeft betrekking op vroeg in de levensloop en vroeg in het ontwikkelingsproces van het probleem zelf Signaalfunctie omgeving beter benutten; er zijn veel organisaties en medewerkers die bij kinderen betrokken zijn en een belangrijke signaalfunctie hebben. Deze signalen - die soms de eigen waarneming in het individuele contact met de JGZ overstijgen - kunnen beter worden benut. Gerichte aanpak van risicokinderen; Hoewel de JGZ elk kind in beeld blijft houden, gaat meer aandacht uit naar de kinderen met een verhoogd risico. Maatwerk per kind en gezin; Een aanpak die aansluit bij de behoefte van het kind en zijn directe omgeving staat centraal. De probleeminventarisatie bij signalen en de advisering over de aanpak die hierop volgt zijn maatwerk.
21
Ketengericht netwerken; De samenwerking in de keten is belangrijk voor de signalering, overdracht van informatie over kinderen en voor (toekomstige) zorg. De samenwerking met de ketenpartners wordt versterkt. Praktijkgericht onderzoek van belang; Kennis van de problematiek is noodzakelijk om juist te kunnen handelen. De JGZ hecht daarom waarde aan onderzoek naar de problematiek van de jeugd in de eigen regio en onderzoek naar effectieve interventies.
De nieuwe visie van JGZ vraagt om een nieuwe infrastructuur voor de uit te voeren werkzaamheden. Het bouwen van deze infrastructuur vraagt om een forse investering en moet vervolgens goed onderhouden worden. Deze nieuwe infrastructuur voor JGZ sluit naadloos aan bij de landelijke en regionale ontwikkelingen op het gebied van jeugd. De benodigde samenwerking tussen verschillende partijen in de CJG’s draagt in belangrijke mate bij aan de realisatie van de infrastructuur. Ook vernieuwingen als de verwijsindex en het digitaal dossier passen één op één in de nieuwe visie van de JGZ. De digitalisering maakt het meer dan in het verleden mogelijk om een onderzoeksmatige component aan het werk van de JGZ toe te voegen, waardoor steeds meer gefundeerde keuzes mogelijk worden. De veranderingen binnen het beleidsterrein van de jeugd(gezondheids)zorg gaan gepaard met een decentralisatie van verantwoordelijkheden waarbij gemeenten in toenemende mate verantwoordelijk worden voor de inrichting van het beleidsveld. In de wetenschap dat er vergaande plannen zijn om de jeugdzorg naar de gemeenten over te hevelen, met daaraan gekoppeld voorstellen voor budgettaire kortingen, is Zuid-Limburg gebaat bij een goed functionerende jeugdgezondheidszorg. Een goed functionerende jeugdgezondheidszorg, waarbij de kernelementen uit de visie worden gerealiseerd (binnen de Centra voor Jeugd en Gezin), is een belangrijke basis voor een goede vormgeving van de gehele keten van jeugdzorg. 3.4.4 Demografische analyse De ontgroening in Zuid-Limburg heeft directe consequenties voor de jeugdgezondheidszorg. Onafhankelijk van de veranderende maatschappelijke context moet de JGZ anticiperen op deze demografische ontwikkelingen. Een groot deel van de dienstverlening van JGZ is direct gerelateerd aan het aantal jeugdigen in Zuid-Limburg. Toch kunnen demografische veranderingen niet één op één vertaald worden naar de omvang van de dienstverlening van de JGZ. De laatste jaren is een trend waarneembaar waarbij het percentage jeugdigen waarvoor risicozorg ingezet wordt, toeneemt. Onder andere door verbeterde signaleringsinstrumenten en een toegenomen aandacht voor onder andere psychosociale problematiek groeit het percentage jeugdigen met gezondheidsrisico’s. Kortom: het aantal jeugdigen in Zuid-Limburg neemt af, maar het percentage risicokinderen stijgt. Waar het gaat om samenwerking met ketenpartners in de praktijk en op het gebied van onderzoek is er geen directe relatie tussen de demografie en de dienstverlening van de GGD. 3.4.5 Financiële analyse De gemeenten zijn - met uitzondering van het Rijksvaccinatieprogramma dat vanuit de landelijke overheid wordt gefinancierd - financier voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. De financiering vindt plaats op basis van een bijdrage per inwoner. Hoewel het toekomstbeeld van de JGZ grotendeels gebaseerd is op inhoudelijke argumenten, versnelt de bezuinigingsopdracht de noodzaak om een andere werkwijze te implementeren. Uit benchmarkgegevens blijkt dat veel GGD’en in Nederland al op een andere, efficiëntere, wijze invulling geven aan de wettelijke taken. Uit de landelijke benchmark blijkt dat het personeelsbestand van de GGD Zuid Limburg een andere verhouding kent in de verdeling tussen jeugdartsen, doktersassistenten en jeugd-
22
verpleegkundigen. In vergelijking met andere regio’s in Nederland heeft de GGD Zuid Limburg meer jeugdartsen en minder jeugdverpleegkundigen in dienst, hetgeen een financiële impact heeft. Verwacht wordt dat de implementatie van de nieuwe visie - na correctie voor de demografische veranderingen - grotendeels binnen de huidige budgettaire kaders van de JGZ kan worden geïmplementeerd. Echter een succesvolle implementatie van de visie hangt ook samen met een veranderende werkwijze van de publieke gezondheid.
3.5
Analyse publieke gezondheid
Om het gezondheidspeil in deze regio omhoog te brengen, is gezondheidswinst bij mensen in kwetsbare posities (jongeren en ouderen in kwetsbare posities en mensen met een lage sociaaleconomische status) noodzakelijk. Mensen met een lage sociaaleconomische status roken bijvoorbeeld vaker, bewegen minder, hebben vaker overgewicht. De aanpak van deze problematiek is bij uitstek de inhoud van de epidemiologie, de gezondheidsbevordering en de ouderengezondheidszorg (in deze paragraaf samengevat met de term publieke gezondheid). 3.5.1 Wettelijk kader Epidemiologie, gezondheidsbevordering en ouderengezondheidszorg zijn de taakvelden met de grootste beleidsvrijheid. Gemeenten kunnen zelf - binnen de kaders van de wet zoals hieronder beschreven - invulling geven aan deze taakvelden. Gemeenten hebben beleidsruimte om te kunnen inspelen op de behoeften (gezondheidssituatie) in het werkgebied en kunnen binnen de publieke gezondheid hun rol als regievoerder optimaal invullen. Epidemiologie Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking door middel van verzamelen en analyseren van gegevens. Deze inzichten zijn de basis voor het gezondheidsbeleid. Via een regionale VTV (een gezonde kijk op Zuid-Limburg), lokale rapportages per gemeente (een gezonde kijk op gemeente X) en een website (Regionaal Kompas) worden gemeenten voorzien van actuele gezondheidsinformatie. Gezondheidsbevordering Gemeenten worden geacht bij te dragen aan de opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor gezondheidsbevordering (inclusief bevolkingsonderzoeken). Landelijk worden elke vier jaar preventiedoelen geformuleerd, waarvan het ministerie van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg het belangrijk vinden dat deze ook regionaal worden vormgegeven. De gemeenten hebben de taak om deze speerpunten te vertalen in beleid op basis van de eigen gezondheidscijfers. Ouderengezondheidszorg De ouderengezondheidszorg is voor gemeenten een nieuwe wettelijke verplichting, die aansluit bij de demografische ontwikkelingen (lees: vergrijzing) in Zuid-Limburg. In de Wpg is verankerd dat gemeenten specifiek beleid moeten maken voor deze doelgroep. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand, het ramen van de behoefte aan zorg, een vroegtijdige opsporing en preventie van ziekten, het geven van voorlichting en advies én het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. 3.5.2 Kerntaken publieke gezondheid De kerntaken van de publieke gezondheid liggen op dit moment bij de epidemiologie en de gezondheidsbevordering. De ouderengezondheidszorg is een nieuwe kerntaak,
23
waaraan behoudens de epidemiologische invulling (in kaart brengen gezondheidssituatie) binnen de GGD nog geen systematische aandacht wordt besteed. Wel wordt in diverse (extern gefinancierde) projecten expliciet aandacht besteed aan de preventieve ouderengezondheidszorg, maar deze inzet is nog niet structureel verankerd. In het kader van de epidemiologische functie voert de GGD Zuid Limburg voor haar gemeenten (epidemiologisch) onderzoek uit en gebruikt monitorsystemen om inzicht te krijgen in de gezondheidssituaties van de inwoners van Zuid-Limburg. In 2010 zijn deze verzamelde gezondheidsgegevens voor het eerst verwerkt in een regionale VTV, lokale rapportages per gemeente en een website (Regionaal Kompas) met actuele gezondheidsinformatie. De GGD verzamelt elke vier jaar nieuwe gezondheidscijfers en werkt deze gegevens uit in een regionale VTV die als basis dient voor het beleid in Zuid-Limburg. In 2014 zal de volgende versie verschijnen. Binnen de gezondheidsbevordering is de dienstverlening sterk gericht op de landelijk geprioriteerde thema’s: roken, alcohol, overgewicht, diabetes en depressie. Vanuit de werkwijze ‘wat kan ik met mensen doen aan’ bijvoorbeeld overgewicht of roken, is het productenpalet tot stand gekomen. Er is een behoorlijk breed aanbod gecreëerd van kleine producten/programma’s met name gericht op de doelgroep jeugd en met de focus op gedragsverandering. 3.5.3 Inhoudelijke analyse In paragraaf 2.2 is al aangegeven dat Zuid-Limburg een regio is met veel gezondheidsproblemen. Hoewel er afgezet tegen het verleden vooruitgang geboekt is, blijft ZuidLimburg de ongezondste regio van Nederland. De laatste jaren is zowel landelijk als in Zuid-Limburg in toenemende mate sprake van een veranderende visie op publieke gezondheid. Waar er in het verleden een duidelijke relatie was tussen de landelijke overheid, de gemeenten en de GGD’en is het beleidsveld complexer geworden. Steeds meer partijen spelen een rol. Dit heeft gevolgen voor de rollen van de diverse partijen ten opzichte van elkaar, maar heeft ook geleid tot een bredere definitie van gezondheid. Gezondheid en gezondheidswinst worden door veel aspecten bepaald: opleiding, inkomsten, leefomgeving, voorzieningen, etc. Omgekeerd is de gezondheid van invloed op al deze aspecten. Maar vooral ook is steeds duidelijker geworden dat de burger zelf een belangrijke rol heeft. Geconstateerd is dat de huidige uitvoering op het gebied van de publieke gezondheid onvoldoende aansluit bij de huidige gezondheidsproblematiek. De uitvoering is teveel gebaseerd op successen uit het verleden en er is slechts in beperkte mate geanticipeerd op nieuwe inzichten en strategieën. Er wordt in toenemende mate waarde gehecht aan betrouwbare en snel beschikbare gezondheidsdata, hetgeen vraagt om een verdere aanpassing van de epidemiologische functie in Zuid-Limburg. Deze ontwikkeling die ook landelijk is ingezet, wordt in Zuid-Limburg op dit moment nog beperkt ingevuld; vraag en aanbod zijn op dit gebied nog niet in balans. Bovendien wordt nog geen (structurele) aandacht besteed aan ouderengezondheidszorg, wat in een vergrijzende regio met veel gezondheidsproblemen een ongewenste situatie is. In toenemende mate wordt erkend dat samenwerking en een ketengerichte benadering centraal moeten staan in de publieke gezondheid en dat dit een andere rol van de GGD vraagt. Deze maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen hebben, in samenhang met de demografische ontwikkelingen, geleid tot een nieuwe visie op publieke gezondheid, waarvan de kernelementen hieronder beschreven staan.
Dialoog met burgers; de burger heeft een eigen verantwoordelijkheid en het aanbod vanuit publieke gezondheid moet de zelfredzaamheid verhogen. De dialoog betekent echte verdieping in de behoeften en belangen van mensen.
24
Contextgeboden werken; het gaat niet (louter) om het gedrag van burgers te veranderen, maar ook om het inzetten op structuren en processen óm burgers heen. Gezamenlijk leren; de wijze waarop kennis over het verhogen van de gezondheid wordt ontwikkeld, verspreid en geïmplementeerd zal anders moeten bij de aanpak van complexe gezondheidsproblemen. Een eerste stap hierin is het inbedden van onderzoek in de uitvoeringspraktijk. De effectiviteit van bepaalde interventies binnen de gezondheidszorg zal anders moeten worden ingericht dan nu. Flexibel ketengericht samenwerken; complexe problemen vragen een andere inrichting van de ketensamenwerking in de zorg. In de keten van de zorg zal de primaire oriëntatie de komende jaren verder verschuiven van responsieve zorg (op individugerichte, leefstijl- en biomedische interventies) naar vooral preventieve beïnvloeding van de omgeving van mensen (interventies gericht op gedrag van groepen en netwerken). Integrale aanpak; voor een effectieve aanpak van complexe problemen is het van belang om ook de andere domeinen te betrekken (onder andere sociale zaken, ruimtelijke ordening, veiligheid etc.) en integraal te kijken naar een passende mix van interventies. Dat vraagt samenwerking tussen organisaties binnen én buiten het domein van de zorg en het loslaten van vaste structuren op het gebied van governance.
De nieuwe visie op publieke gezondheid is in nauwe samenwerking met onder andere vertegenwoordigers van gemeenten en ketenpartners in Zuid-Limburg opgesteld en heeft een breed draagvlak. 3.5.4 Demografische analyse In Zuid-Limburg is sprake van een dubbele vergrijzing. Het aantal eenpersoonshuishoudens, waarbij de categorie ouderen een grote groep vormen, zal toenemen. Daarmee neemt ook het aantal ouderen in een kwetsbare positie toe. Zuid-Limburg is de sterkst vergrijzende (en al vergrijsde) regio van Nederland. Door de veranderende bevolkingssamenstelling stijgt het zorggebruik in Zuid-Limburg. Het gebruik van ziekenhuiszorg, thuiszorg en mantelzorg neemt toe in de periode 2010-2020. ZuidLimburg krijgt meer 75-plussers, waardoor ook de behoefte aan mantelzorg zal toenemen. Gelijktijdig neemt het aantal vitale volwassenen dat mantelzorg kan geven af, waardoor de vraag naar formele zorg stijgt. Deze toenemende zorgvraag heeft uiteraard ook invloed op de zorguitgaven. Een harde relatie tussen de demografische ontwikkelingen en de omvang van de dienstverlening op het gebied van publieke gezondheid is niet te leggen. De demografische ontwikkelingen hebben desondanks wel een directe invloed op de dienstverlening. De vergrijzing in samenhang met het nieuwe taakveld ouderengezondheidszorg vraagt om een aanpassing in de diensten van de GGD. 3.5.5 Financiële analyse Een financiële analyse voor publieke gezondheid is niet eenvoudig te maken. Juist omdat het beleidsvrije ruimte betreft, is een vergelijking met andere regio’s een complexe opgave. Een vergelijking met de landelijke gegevens is wel gemaakt, maar leidt tot de conclusie dat in Nederland veel diversiteit bestaat in de bijdrage voor dit taakveld. Duidelijk is wel dat gemeenten / regio’s met een vergelijkbare omvang van de gezondheidsproblematiek als in Zuid-Limburg over het algemeen een grotere financiële impuls geven aan de publieke gezondheid dan momenteel het geval is in Zuid-Limburg. Een keihard feit is dat het wegvallen van de plusproducten (zie ook hoofdstuk 2) vooral een nadelig effect heeft op de uitvoering van gezondheidsbevordering. Het weinige dat de GGD extra heeft kunnen doen ter realisatie van de regionale en gemeentelijke beleidsdoelstellingen is mogelijk gemaakt door projectgelden. Door een toenemende concurrentie zullen de mogelijkheden voor het binnenhalen van projectgelden de komende jaren naar verwachting afnemen.
25
De nieuwe visie op publieke gezondheid, waarin ingespeeld wordt op nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen vraagt om een investering in innovatie. Een investering die nu niet in de budgetruimte is meegenomen.
3.6
Ondersteunende functies
Zoals ook in hoofdstuk 2 is benoemd heeft de periode 2006-2009 in het teken gestaan van een beheersmatige en transparante bedrijfsvoering. Bij de fusie van de GGD bestond het taakstellende financieel kader uit de opgetelde begrotingen van de verschillende organisaties. Dat betekende dat de GGD alle voorkomende frictie- en transitiekosten binnen deze ruimte heeft opgevangen. Dit heeft in de periode tot 2009 geleid tot een totale ombuiging van bijna 1,5 miljoen euro. Deze ombuiging is voor een aanzienlijk deel gerealiseerd door genomen maatregelen in de overhead. Zo zijn ondersteunende afdelingen bijeengevoegd en zijn werkwijzen geüniformeerd, waardoor het werk efficiënter georganiseerd kon worden en zowel in personeel als materieel opzicht een besparing is gerealiseerd. Daarnaast is een deel van het personeel dat werkzaam was in de overhead toegeleid naar ander werk binnen en buiten de GGD. Deze maatregelen waren destijds noodzakelijk om een sluitende begroting en jaarrekening te realiseren. Omdat in een recent verleden reeds veel aandacht aan de overheadfuncties is besteed, zijn de bezuinigingsmogelijkheden voor deze onderdelen binnen de huidige opdracht zeer beperkt. In de nabije toekomst gaat de GGD in samenwerking met de Zuid-Limburgse gemeenten op zoek naar mogelijkheden op het gebied van shared services. Mogelijk dat hiermee op de langere termijn kwalitatieve en financiële voordelen gerealiseerd kunnen worden. Deze ontwikkeling valt echter buiten de scope van dit document.
3.7
Huisvesting
Bij de fusie op 1 januari 2006 zijn door de nieuwe GGD ZL vanuit de drie fuserende GGDen twee gebouwen overgenomen: 1.) het gebouw in Geleen (voormalige Streekgewest Westelijke Mijnstreek) en 2.) het gebouw in Heerlen (voormalige GGD OZL). Het gebouw in Maastricht is in eigendom gebleven van de GGD ZZL. Vanaf 2006 doet het gebouw in Geleen dienst als hoofdkantoor van de GGD ZL, waarbij een aantal onderdelen nog (gedeeltelijk) in Heerlen en Maastricht gehuisvest is. Met de komst van de Centra voor Jeugd en Gezin is het aantal locaties van waaruit de GGD werkt verder toegenomen. In 2007 is gestart met een onderzoek naar de toekomstige huisvesting van de GGD Zuid Limburg, waarbij als uitgangspunt werd gesteld dat zoveel mogelijk sprake moet zijn van een huursituatie. Dit onderzoek resulteerde in 2008 in een rapport waarbij geconcludeerd werd dat het benodigd aantal m2 ongeveer gehalveerd kan worden, wanneer gewerkt wordt volgens een nieuwe werkstijl / kantoorconcept. Eveneens werd geconcludeerd dat de huidige panden niet voldoen aan de eisen voor de toekomstige werkstijl en hiervoor ook niet geschikt gemaakt kunnen worden. Uit de financiële analyse die in dit kader is uitgevoerd is gebleken dat de GGD structureel een bedrag van € 500.000 kan bezuinigen op de huisvesting, wanneer de GGD de beide huidige panden verlaat en een nieuw / ander gebouw gaat huren waarin het nieuwe werkstijl/ kantoorconcept kan worden toegepast.
26
3.8
Generieke maatregelen
Onafhankelijk van bovengenoemde analyse is op basis van een generieke analyse gezocht naar efficiencymogelijkheden. Onder andere de selectieve vacaturestop, het vereenvoudigen van procedures en overlegstructuren die het gevolg zijn van een kaasschaafmethode én het anticiperen op de implementatie van nieuwe visie, waardoor een aantal werkzaamheden niet meer is uitgevoerd, leiden tot een structureel bezuinigingsbedrag van € 400.000. Een aantal tijdelijke contracten is niet verlengd en een aantal vacatures is niet meer, dan wel intern ingevuld. Door omscholing van personeel van bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg naar infectieziektebestrijding (hygiënezorg) en het niet meer invullen van een aantal managementfuncties kan hiermee structureel bezuinigd worden. Daarnaast is ook een nadrukkelijkere verbinding gelegd met de andere programmalijnen van de GGD Zuid Limburg, hetgeen tot efficiencywinst leidt.
27
Hoofdstuk 4
Toekomstscenario’s
Zoals reeds verwoord in het in juni 2010 gepresenteerde plan van aanpak zal de GGD in 2015 werken aan meer gezondheidswinst. Dat betekent dat de GGD zich meer zal richten op mensen die gezondheidsrisico’s lopen en minder op algemene gezondheidszorg voor alle mensen in de regio. Daarbij werkt de GGD ‘van buiten naar binnen’ door te kijken naar actuele maatschappelijke problemen in de betrokken gemeenten en daarop het takenpakket af te stemmen. In dit hoofdstuk worden de verschillende toekomstscenario’s van de GGD Zuid Limburg weergegeven, gekoppeld aan de uitgangspunten zoals eerder in dit document beschreven. Een gezonde toekomst voor iedereen Hoe gaat het verder met Priscilla? Blijft ze een kwetsbaar, ongelukkig en kansarm kind? Zonder adequate hulp zal ze verder afglijden en is de kans klein dat ze zelfstandig kan functioneren en als gezonde, stabiele vrouw actief kan deelnemen aan de samenleving. Een verslechtering van haar situatie ligt in het verschiet. Los van het individuele leed, heeft deze persoonlijke ellende ook gevolgen voor de maatschappij. Verergering van (gezondheids)problemen betekent hoe dan ook meer kosten. Een stijging van de kosten is niet alleen onwenselijk, maar op langere termijn gewoonweg niet meer te betalen, alleen al vanwege de vergrijzing en ontgroening in onze regio. De oplossing zit onder meer in preventie. De GGD pleit voor een ander gezondheidsbeleid. Een beleid waarin nadrukkelijk gekozen wordt voor gezondheidsbevorderende en -beschermende maatregelen voor kwetsbare groepen ter verkleining van de sociaal economische gezondheidsverschillen. Gemeenten hebben tijdens de raadsconferentie al aangegeven dat doorgaan op de huidige weg geen optie is. De gezondheidssituatie van Zuid-Limburg zal dan immers niet verbeteren. Het hoogst haalbare is in dat geval het voorkomen van verdere achteruitgang. De deelnemers aan de raadsconferentie spraken zich uit voor een nieuwe aanpak waarin lokale overheden, het zorgveld en burgers samen optrekken en de ruimte benutten die zij krijgen om met eigen oplossingen en vernieuwingen te komen. Gemeenten willen in ieder geval inhoudelijk investeren in een gezonder Zuid-Limburg. Leidend daarbij zijn de regionale nota volksgezondheid en de visies op JGZ en publieke gezondheid. Daarin staat innovatie centraal.
4.1
Scenario 1
Kernbegrippen bij scenario 1 Actualisatie van vraag en aanbod op basis van de gezondheidssituatie Focus op ambities uit de gezondheidsnota Preventie als basis voor beperking zorgkosten Kijkend naar de ambities zoals beschreven in de regionale gezondheidsnota ‘een gezonde koers voor Zuid-Limburg’ wordt van de GGD in de beleidsperiode 2012-2015 een forse inhoudelijke investering gevraagd. Uit de analyse zoals beschreven in het vorige hoofdstuk blijkt dat een actualisatie van het dienstverleningspakket nodig is om toekomstbestendig te zijn en een fundamentele bijdrage te leveren aan het reduceren van de gezondheidsachterstanden in Zuid-Limburg. Deze actualisatie staat centraal in dit scenario, waarbij het enerzijds gaat om een reële invulling van de wettelijke taken en anderzijds om een investering in risicogroepen met het doel de gezondheidssituatie in Zuid-Limburg te verbeteren. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de hedendaagse gezondheidsproblematiek.
28
Op basis van de in hoofdstuk 3 weergegeven analyse wordt in dit scenario ‘opgeruimd’ en ‘geïnvesteerd’. Volgens het principe nieuw voor oud kan een versterking van het gezondheidsbeleid worden gerealiseerd. Binnen scenario 1 is het mogelijk om de dienstverlening binnen de medische milieukunde en de infectieziektebestrijding op landelijk niveau te brengen. Daarnaast is er sprake van een gedegen implementatie van de nieuwe visies op publieke gezondheid en jeugdgezondheidszorg. Binnen de publieke gezondheid is er naast de doorontwikkeling van de epidemiologische functie en een vernieuwde invulling van de preventiespeerpunten - aandacht voor de nieuwe taakvelden ouderengezondheidszorg en seksuele gezondheid, waaraan op dit moment geen budget is gekoppeld. Bij implementatie van dit scenario kan met overtuiging gesteld worden dat er sprake is van een versterking van het gezondheidsbeleid, gekoppeld aan de eerder in dit document beschreven maatschappelijke, beleidsmatige, demografische en financiële ontwikkelingen. Er wordt gewerkt aan zowel de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de burgers van Zuid Limburg, hetgeen een bijdrage levert aan de vitaliteit en daarmee de financieel economische gezondheid van de regio.Een veranderende huisvesting leidt in dit scenario tot een structurele bezuiniging van 6%. Dit is het percentage dat de 18 gemeenten in Zuid-Limburg bezuinigen. 4.1.1 Scenario 1 in cijfers In het onderstaande overzicht wordt schematisch weergegeven hoe het bezuinigingspercentage van 6% wordt bereikt en welke verschuivingen binnen de verschillende wettelijke taakvelden dit met zich meebrengt. In scenario 1 vloeit een bedrag van € 500.000 terug naar de Zuid-Limburgse gemeenten. Scenario 1 Generieke maatregelen Publieke gezondheid Jeugdgezondheidszorg Medische Milieukunde Infectieziektebestrijding Subtotaal Huisvesting Totaal Bezuinigingspercentage
-400.000 550.000 -600.000 150.000 300.000 0 -500.000 -500.000 -6%
Generieke maatregelen (zie paragraaf 3.8) leiden tot een structurele besparing van € 400.000. Deze besparing wordt ingezet voor een noodzakelijke inhoudelijke investering. Op het taakveld jeugdgezondheidszorg wordt € 600.000 bezuinigd. De financiële effecten van de demografie en benchmark worden gedeeltelijk gebruikt om in combinatie met publieke gezondheid het integraal gebruik van data te organiseren ten behoeve van gedegen beleidsadviezen aan gemeenten en aan gemeenten gelieerde organisaties. Er wordt gewerkt aan een vooruitstrevende jeugdgezondheidszorg die (pro actief) als volwaardige partner in de keten van de jeugdzorg haar rol kan waarmaken. Het bedrag van € 600.000 wordt ingezet voor een noodzakelijke investering binnen andere taakvelden van de Wpg. Om de ambities uit de nota gezondheidsbeleid te realiseren, is met name op het gebied van de publieke gezondheid (epidemiologie, gezondheidsbevordering, ouderengezondheidszorg) een forse investering nodig. Een herallocatie van € 550.000 wordt ingezet voor de ontwikkeling en implementatie van de nieuwe visie. Er is aandacht voor een verbetering van de dataverzameling en een integrale aanpak. De focus ligt op samenwerking en afstemming, waarbij de burger centraal staat; publieke gezondheid wordt dichtbij en herkenbaar ingericht. De ouderengezondheidszorg als nieuw taakveld binnen de wet maakt hier deel van uit. Een deel van de financiële middelen wordt ingezet voor
29
de invulling van het nieuwe landelijke beleidsspeerpunt seksuele gezondheid (inhoudelijk gekoppeld aan infectieziektebestrijding, maar financieel een onderdeel van publieke gezondheid). Er wordt € 150.000 geheralloceerd voor MMK - waarmee de medische milieukunde op streefwaardeniveau wordt gebracht - en een herallocatie van € 300.000 wordt aangewend ten behoeve van de noodzakelijke versterking van de infectieziektebestrijding. Hiermee wordt een oplossing geboden voor een slepende marginale situatie om op grote risico’s in bron- en contactopsporing te anticiperen. De hulp voor Priscilla in scenario 1 Een GGD-verpleegkundige die regelmatig aanwezig is op Priscilla’s school heeft al snel in de gaten dat het niet goed gaat met haar. Ze legt contact met de leerkracht van het meisje om een beter beeld van haar te krijgen. Ze besluiten om het Zorg Advies Team in te schakelen. Dat team bestaat uit diverse samenwerkende zorgverleners (GGD, GGZ, bureau jeugdzorg, welzijnswerk) en bespreekt gezamenlijk welke hulp Priscilla nodig heeft. Die hulp is afgestemd op haar specifieke situatie. Maatwerk is hard nodig, want er zijn diverse problemen die met elkaar samenhangen. Het is duidelijk dat ook haar omgeving daarin een rol speelt en dat er ook iets moet gebeuren op school en in het gezin. Ouders worden altijd betrokken; zij zijn en blijven verantwoordelijk voor hun kind. Niet alleen Priscilla zelf, ook haar moeder en broertje hebben hulp nodig. Daarom worden de huisarts en het welzijnswerk in de buurt gevraagd mee te werken. De GGD brengt vroegtijdig de juiste hulpverleners bij elkaar. Die helpen Priscilla elk bij een deel van haar problemen. Door de goede onderlinge afstemming wordt er heel gericht en effectief gewerkt. Dit is de aanpak volgens de nieuwe visie op jeugdgezondheidszorg. Daarnaast biedt scenario 1 de GGD de ruimte om actief te zijn in de wijk waar Priscilla woont. Overgewicht is hier eerder regel dan uitzondering. Niet vreemd in een buurt waar wel een snackbar ligt, maar geen groenteboer en waar nauwelijks ‘groen’ is waar kinderen kunnen voetballen of ravotten. Daarom proberen de gemeente, GGD en wijkvereniging de eigenaar van de onderkomen sporthal zo ver te krijgen dat deze wordt opgeknapt en weer gebruikt kan worden voor diverse activiteiten. 4.1.2 Consequenties Kijkend naar de uitgangspunten sluit dit scenario goed aan bij zowel de uitgangspunten wettelijk kader, inhoud en demografie. Het scenario sluit in beperkte mate aan bij het financiële uitgangspunt, wanneer het wordt afgezet tegen maximale bezuinigingspercentage van 20%. Afgezet tegen de inhoud staat het beschikbare budget in een reële verhouding tot de inhoudelijke gezondheidsuitdagingen waarvoor Zuid-Limburg is gesteld. Er wordt in dit scenario een bezuiniging ‘uit de stenen’ gerealiseerd. Het beschikbare inhoudelijke budget wordt in dit scenario gehandhaafd en op basis van de in het vorige hoofdstuk beschreven analyse toekomstbestendig ingezet. Consequenties scenario 1 Wettelijk kader Inhoud Demografie Financiën + = positief / 0 = neutraal / - = negatief
+ + + 0
Gelet op de gezondheidssituatie in Zuid-Limburg (zoals weergegeven in de regionale VTV) en de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de regionale gezondheidsnota is scenario 1 het meest wenselijke / noodzakelijke scenario, dat aansluit bij de bestuurlijke ambities in Zuid-Limburg. De noodzakelijke actualisatie van de dienstverlening wordt in
30
dit scenario gerealiseerd. Via scenario 1 kan door een vernieuwingsslag van de GGD een gezonde balans worden geboden in diverse taken, waarbij hij zichtbaar is voor burgers als uitvoerende partij, als zichtbare partij in de rol van beleidsadviseur voor gemeenten én als intermediair in het veld voor ketenpartners en samenwerkingspartijen. In financieel opzicht kent dit scenario het kleinste bezuinigingspercentage. Echter in de wetenschap dat in Nederland steeds meer herkenning is voor het feit dat ‘investeren aan de voorkant leidt tot besparingen aan de achterkant’ - en dit ook in toenemende mate cijfermatig en wetenschappelijk wordt onderbouwd - is dit scenario ook vanuit financieel oogpunt aantrekkelijk. De besparing is in dit scenario in mindere mate terug te vinden in de budgetten van de GGD. Immers, een betere gezondheid leidt tot betere perspectieven voor burgers en dus mogelijk tot bezuinigingen op andere (gemeentelijke) vlakken.
4.2
Scenario 2
Kernbegrippen bij scenario 2 Geprioriteerde focus op ambities uit de gezondheidsnota Focus op financiën met aandacht voor de inhoud Aandacht voor vernieuwing Hoewel de ambities uit de regionale gezondheidsnota ambitieus gesteld zijn, is de realisatie van deze ambities - evenals bij scenario 1 - het fundament van scenario 2. Echter om een groter financieel voordeel te behalen, kan niet aan alle ambities invulling gegeven worden en moeten prioriteiten worden gesteld. Deze prioritering zal met name negatieve gevolgen hebben voor de beleidsvrije taakvelden. De invulling van het beleidsspeerpunt seksuele gezondheid staat in dit scenario onder druk (financieel maakt dit deel uit van publieke gezondheid, terwijl dit inhoudelijk bij infectieziektebestrijding is weergegeven). Daarnaast zal de implementatie van de nieuwe visies op publieke gezondheid en jeugdgezondheidszorg - vanwege de budgettaire taakstelling - gefaseerd worden geïmplementeerd. Het risico van dit scenario is dat de resultaten van de vernieuwde werkwijzen relatief lang op zich laten wachten en dat resultaten mogelijk slechts beperkt zichtbaar zijn in de beleidsperiode 2012-2015. Een langere implementatie periode leidt naast een inhoudelijke temporisering tot een latere realisatie van de bezuinigingen. In scenario 2 kan een bezuiniging van 11% worden gerealiseerd. Dit percentage wordt behaald uit een veranderde huisvesting en een aantal generieke maatregelen. Het budget (kalenderjaar 2011) voor de huidige wettelijke taken blijft overeind, maar wordt door herallocatie anders ingezet. 4.2.1 Scenario 2 in cijfers In het onderstaande overzicht wordt schematisch weergegeven hoe het bezuinigingspercentage van 11% wordt bereikt en welke verschuivingen binnen de verschillende wettelijke taakvelden dit met zich meebrengt. Scenario 2 Generieke maatregelen Publieke gezondheid Jeugdgezondheidszorg Medische Milieukunde Infectieziektebestrijding Subtotaal
-400.000 350.000 -800.000 150.000 300.000 -400.000
Huisvesting Totaal Bezuinigingspercentage
-500.000 -900.000 -11%
31
Een bedrag van € 500.000 wordt in dit scenario - evenals bij scenario 1 - gerealiseerd door een bezuiniging in de huisvesting. Additioneel wordt € 400.000 bespaard ten koste van de inhoudelijke dienstverlening. In totaal bedraagt de bezuiniging € 900.000. Generieke maatregelen (zie paragraaf 3.8) leiden tot een structurele besparing van € 400.000. Op het taakveld jeugdgezondheidszorg wordt € 800.000 bezuinigd. De effecten van de demografie en benchmark worden voor een deel gebruikt om te werken aan de nieuwe visie en werkwijze. Gewerkt wordt aan meer herkenbaarheid in de buurt, aan (gedeeltelijke) versterking op de zorgdomeinen uit de visie jeugdgezondheidszorg (genotmiddelen, kindermishandeling, overgewicht, chronische ziekten, psychosociale problemen) en aandacht voor monitoring. Een bedrag van € 350.000 komt ten gunste van publieke gezondheid. De regionale VTV en regionaal kompas kunnen met dit budget versterkt worden vormgegeven, waarbij tevens een koppeling wordt gemaakt met andere bestaande (regionale) data. Samenwerking met relevante bondgenoten wordt ten behoeve van dataverzameling en integrale aanpak publieke gezondheid verder vormgegeven. Hierbij ligt de nadruk op een verbreding van de huidige aanpak in de setting wijk en school, met daarbij een beperking in aard en omvang. In tegenstelling tot De hulp voor Priscilla in scenario 2 scenario 1 - kijkend naar de inhoud van de regionale gezondheidsnota - wordt Priscilla is onder de hoede genomen van het in dit scenario geen aandacht besteed Zorg Advies Team. Ze voelt zich gesteund aan de invulling van het van diverse kanten en dat mist zijn uitwerpreventiespeerpunt seksuele king niet. Ze heeft meer energie om haar gezondheid. Daarnaast is beperkt problemen aan te pakken. Het troosteten capaciteit beschikbaar voor een komt nog sporadisch voor waardoor ze al integrale aanpak met name op het een paar kilo is afgevallen en dat betekent gebied van ouderen. Concreet betekent veel voor haar zelfvertrouwen. De pesterijdit dat de GGD minder slagkracht heeft en op school hebben minder vat op haar. om - met name via een wijkgerichte Bovendien pakt de school hardnekkige benadering en in dialoog met de burger pesters aan. - te werken aan de bevordering van Priscilla heeft eindelijk de moed om te gaan Zuid-Limburgers in een kwetsbare sporten. Zumba-les lijkt haar leuk, maar positie. een abonnement op een sportschool zit er financieel gezien niet in. Helaas worden bij Evenals bij scenario 1 wordt in scenario haar in de buurt geen laagdrempelige sport2 een bedrag van € 150.000 geheralloctiviteiten georganiseerd. Waar zouden die ceerd voor MMK - waarmee medische ook moeten plaatsvinden, de sporthal is milieukunde op streefwaardeniveau zwaar onderkomen. wordt gebracht - en € 300.000 aangeThuis gaat het nog niet goed. Eigenlijk is er wend ten behoeve van de noodzakelijke daar nog niets veranderd en dat is een versterking van de infectieziektebelemmering voor verdere verbetering van estrijding. Hiermee wordt een oplossing Priscilla’s situatie. De GGD heeft nog geen geboden voor een slepende marginale contact gelegd met de huisarts en het situatie om te anticiperen op grote welzijnswerk. Het ziet er niet naar uit dat risico’s in bron- en contactopsporing. dit op korte termijn gaat gebeuren. 4.2.2 Consequenties Kijkend naar de uitgangspunten sluit dit scenario goed aan bij zowel de uitgangspunten wettelijk kader, demografie en financiën. Het scenario sluit - afgezet tegen het maximale bezuinigingspercentage van 20% - meer aan bij het financiële uitgangspunt. In tegenstelling tot het vorige scenario, ligt in dit scenario meer focus op een financiële winst dan op gezondheidswinst.
32
Consequenties scenario 2 Wettelijk kader Inhoud Demografie Financiën + = positief / 0 = neutraal / - = negatief
+ 0 + +
In financieel opzicht heeft dit scenario een gemiddeld bezuinigingspercentage. Met dit scenario kan een behoorlijk financieel voordeel worden behaald, terwijl de schade aan de inhoud relatief beperkt blijft. Gerelateerd aan de regionale gezondheidsnota kan bij keuze voor dit scenario geen invulling worden gegeven aan het speerpunt seksuele gezondheid. De ambities op het vlak van de jeugdgezondheidszorg, epidemiologie, gezondheidsbevordering en de ouderengezondheidszorg blijven overeind, maar zullen in een nader af te spreken volgorde en fasering gerealiseerd worden. Dit zal van invloed zijn op de termijn waarin ambities gerealiseerd kunnen worden.
4.3
Scenario 3
Kernbegrippen bij scenario 3 Focus op minimale wettelijke basis Geminimaliseerde ruimte voor vernieuwing in werkwijzen Specifieke gezondheidssituatie in Zuid-Limburg van ondergeschikt belang voor toekomst GGD Het voldoen aan de wettelijke eisen en de daaraan gekoppelde inspectie-eisen staan in scenario 3 centraal. Zowel de taakvelden medische milieukunde als infectieziektebestrijding worden op het wettelijk niveau gebracht. Van een reële aansluiting bij de regionale gezondheidsnota is in dit scenario eigenlijk geen sprake meer. In dit scenario is sprake van een grote discrepantie tussen de ambities uit de regionale gezondheidsnota - die groter zijn dat de wettelijke minimale invulling - en de mogelijkheden van de GGD om een fundamentele bijdrage aan deze ambities te leveren. De invulling van de taakvelden gezondheidsbevordering (incl. seksuele gezondheid) en ouderengezondheidszorg staan ernstig onder druk. Hoewel scenario 3 - ondanks de forse bezuiniging op de inhoudelijke taakvelden en het feit dat het te bezuinigingen bedrag voor JGZ gelijk is aan scenario 2 - ruimte biedt om de nieuwe visie en werkwijze binnen JGZ te realiseren, zijn er ook nadrukkelijke negatieve consequenties voor de JGZ. De monitorfunctie en adviesfunctie naar gemeenten, die deel uitmaken van de visie, kan alleen ingevuld in samenhang met de noodzakelijke investering bij publieke gezondheid ingevuld worden (zie ook paragraaf 4.3.1). Bij keuze voor scenario 3 wordt een bezuinigingspercentage van 14% gerealiseerd. Dit percentage wordt behaald uit een veranderde huisvesting en een aantal maatregelen om de dienstverlening te koppelen aan het wettelijk minimum. 4.3.1 Scenario 3 in cijfers In het onderstaande overzicht wordt schematisch weergegeven hoe het bezuinigingspercentage van 14% wordt bereikt en welke verschuivingen binnen de verschillende wettelijke taakvelden dit met zich meebrengt. Een bedrag van € 500.000 wordt in dit scenario - evenals bij de andere scenario’s - gerealiseerd door een bezuiniging in de huisvesting. Additioneel wordt € 700.000 bezuinigd ten koste van de inhoudelijke dienstverlening. In totaal bedraagt de bezuiniging € 1.200.000.
33
Scenario 3 Generieke maatregelen Publieke gezondheid Jeugdgezondheidszorg Medische Milieukunde Infectieziektebestrijding Subtotaal Huisvesting Totaal Bezuinigingspercentage
-400.000 100.000 -800.000 100.000 300.000 -700.000 -500.000 -1.200.000 -14%
Ook in dit scenario wordt een taakstelling van € 400.000 gerealiseerd uit generieke maatregelen. De noodzakelijke investering voor publieke gezondheid wordt in dit scenario niet gerealiseerd. Wel wordt een bedrag van € 100.000 aangewend om het bereikte niveau van datapresentatie (regionale VTV en regionaal kompas) te handhaven en een beperkte verbreding van gevraagde data mogelijk te maken. Voor de realisatie van de innovatieve aspecten uit de visie als contextgebonden werken, integrale aanpak en lerend vermogen is binnen dit budgettair kader geen ruimte. De GGD zal telkens moeten kiezen tussen meer op uitvoering gerichte activiteiten of ondersteuning beleidsmatig en adviserend naar gemeenten. Inzet op één van de beide onderdelen heeft direct effect op de uitvoering van het andere onderdeel. Het niet kunnen realiseren van een De hulp voor Priscilla in scenario 3 contextgebonden en integrale aanpak heeft als gevolg dat de inzet van de Priscilla heeft twee problemen die op GGD fragmentarisch en ‘op afstand’ langere termijn zeer schadelijk zijn voor blijft. Het is niet mogelijk om in te haar gezondheid: overgewicht en roken. zoomen op risicowijken en daar met Beide problemen aanpakken betekent een burgers en partners in de wijk te enorme gezondheidswinst. Heel veel Zuidwerken aan gezondheid. Voor invulling Limburgers, vooral mensen met een lage van de taakvelden ouderengezondses, hebben overgewicht of roken en willen heidszorg en het speerpunt seksuadaar iets aan doen, maar vinden dat heel liteit zijn binnen dit scenario geen moeilijk. Verandering van ongezond gedrag mogelijkheden. Mogelijkheden om is dan ook niet eenvoudig. Met een folder of alsnog conform de visie te werken zijn uitgebreidere informatiecampagne wordt te bij keuze van scenario 3 afhankelijk weinig resultaat geboekt. Gedrag staat vaak van ‘toevallige’ meevallers. niet op zichzelf; het is ingebed in de sociale en fysieke omgeving. Daar moeten Op het taakveld jeugdgezondheidszorg interventies rekening mee houden, maar in wordt € 800.000 bezuinigd. De scenario 3 zijn er nauwelijks mogelijkheden effecten van de demografie en voor een nieuwe werkwijze. Een kind als benchmark worden voor een deel Priscilla moet wel een enorme doorzetter gebruikt om te werken aan de nieuwe zijn om gezonder te leven, terwijl haar visie en werkwijze. Gewerkt wordt aan omgeving en situatie zo weinig motiverend meer herkenbaarheid in de buurt, aan zijn. Conform de nieuwe visie op publieke (gedeeltelijke) versterking op de gezondheid zou een gezonde leefstijl veel zorgdomeinen uit de visie jeugdmeer vanuit de wijk of via de huisarts gezondheidszorg (genotmiddelen, gestimuleerd moeten worden en via diverse kindermishandeling, overgewicht, invalshoeken zoals bewegen, eetgedrag, chronische ziekten, psychosociale weerbaarheid, opvoeding en onderwijs. problemen) en aandacht voor Maar dat is in dit scenario niet haalbaar. monitoring. Hoewel deze bezuiniging Tegen beter weten in is de GGD voor JGZ cijfermatig gelijk is aan genoodzaakt om de ‘folder-aanpak’ te scenario 2, zijn de consequenties blijven volgen.
34
verschillend als gevolg van het feit dat de noodzakelijke investering voor publieke gezondheid niet gerealiseerd kan worden. Een voorbeeld: Als door de jeugdgezondheidszorg wordt geconstateerd dat er op school X in wijk A een explosieve toename is van pestgedrag, of dat overgewicht wel heel vaak voorkomt in dorp B, zijn de mogelijkheden beperkt om hier preventief aandacht aan te besteden, bijvoorbeeld door samen met de partners in de wijk activiteiten rondom weerbaarheid of beweging te realiseren. Kortom de mogelijkheid om preventief te werken op basis van geconstateerde risico’s of problemen is zeer beperkt. Via herallocatie wordt € 300.000 aangewend ten behoeve van de noodzakelijke versterking van de infectieziektebestrijding. Hiermee wordt een oplossing geboden voor een slepende marginale situatie om op grote risico’s in bron- en contactopsporing te kunnen anticiperen. Voor medische milieukunde wordt € 100.000 geheralloceerd om ook hier te kunnen voldoen aan het wettelijk minimumniveau. 4.3.2 Consequenties De consequenties van scenario 3 voor de verschillende uitgangspunten zijn - in relatie tot de vier uitgangspunten - verschillend. Hoewel in dit scenario invulling wordt gegeven aan het wettelijk kader en een behoorlijk financieel voordeel kan worden behaald, doet dit scenario geen recht aan de gezondheidsproblematiek in Zuid-Limburg (inhoud). Er is slechts in beperkte mate aandacht voor de nieuwe gezondheidsuitdagingen die ontstaan door de demografische veranderingen en de mogelijkheden voor noodzakelijke innovatie zijn beperkt. Scenario 3 biedt slechts zeer beperkt aandacht voor vernieuwing van de nieuwe visie en de daaraan gekoppelde werkwijzen. Risico daarvan is dat de visies niet of slechts deels geïmplementeerd kunnen worden, waardoor de beoogde effecten van de visies niet bereikt worden. Beschouwd van uit de regionale gezondheidsnota is er geen reëel verband tussen de ambities en de mogelijke inzet op het gebied van de gezondheidsbevordering (incl. seksuele gezondheid), ouderengezondheidszorg en de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast zijn ook duidelijke negatieve consequenties voor medische milieukunde zichtbaar. Het landelijke nagestreefde dienstverleningsniveau wordt niet behaald, waardoor beperkt aandacht is voor de diversiteit aan medisch milieukundige hotspots in Zuid-Limburg en de daaraan verbonden gezondheidsklachten en afbreukrisico’s. Consequenties scenario 3 Wettelijk kader Inhoud Demografie Financiën + = positief / 0 = neutraal / - = negatief
4.4
+ 0 +
Scenario 4
Kernbegrippen bij scenario 4 Focus op financieel voordeel Focus op traditionele werkwijzen Uitholling van de werkzaamheden van de GGD Met toekomstscenario 4 wordt een bezuinigingspercentage van 20% gerealiseerd. Hoewel door een herallocatie van middelen nog steeds sprake is van het principe ‘nieuw voor oud’ is het budget dat ingeleverd moet worden dermate groot dat de dienstverlening van de GGD zwaar onder druk staat en er sprake is van een marginalisering van de dienstverlening. Hoewel de infectieziektebestrijding naar het wettelijk niveau wordt getild, wordt op het gebied van de medische milieukunde blijvend onder het
35
wettelijk minimumniveau gewerkt. Voor jeugdgezondheidszorg wordt een mathematisch wettelijk minimum gehanteerd, gebaseerd op de demografische realiteit en de benchmark. Ook de visie van publieke gezondheid kan in scenario 4 niet geïmplementeerd worden. Het toekomstbeeld van de GGD in dit scenario is een uitgeholde GGD. Een organisatie die op onderdelen niet kan voldoen aan de door de wet gestelde eisen en een organisatie die slechts een marginale bijdrage kan leveren aan de realisatie van de in de regionale gezondheidsnota geformuleerde ambities. Binnen dit scenario is - vanuit het oogpunt van gezondheid en gekoppeld aan wonen, welzijn en zorg - ook geen bijdrage mogelijk voor het revitaliseren van de regio. Dit laatste vooral ook bezien vanuit sociaal maatschappelijk en economisch perspectief. 4.4.1 Scenario 4 in cijfers In het onderstaande overzicht wordt schematisch weergegeven hoe het bezuinigingspercentage van 20% wordt bereikt en welke verschuivingen binnen de verschillende wettelijke taakvelden dit met zich meebrengt. Een bedrag van € 500.000 wordt in dit scenario - evenals bij de andere scenario’s - gerealiseerd door een bezuiniging in de huisvesting. Additioneel wordt € 1.200.000 gekort ten koste van de inhoudelijke dienstverlening. In totaal bedraagt de bezuiniging € 1.700.000. Scenario 4: Marginaliseren Generieke maatregelen Publieke gezondheid Jeugdgezondheidszorg Medische Milieukunde Infectieziektebestrijding Subtotaal
-400.000 0 -1.100.000 0 300.000 -1.200.000
Huisvesting Totaal Bezuinigingspercentage
-500.000 -1.700.000 -20%
Ook in dit scenario wordt een taakstelling van € 400.000 gerealiseerd uit generieke maatregelen. De grootste taakstelling in dit scenario wordt gerealiseerd binnen de jeugdgezondheidszorg door te werken met een mathematische werkelijkheid. De dienstverlening van de JGZ wordt in dit scenario ingeperkt, doordat steeds meer op indicatie wordt gehandeld. De JGZ reageert op signalen uit de omgeving en verricht uitsluitend voor bepaalde zorgdomeinen en doelgroepen zelf nog een screening. Hoewel deze werkwijze voor de JGZ nieuw is, is er geen sprake van een implementatie van de nieuwe visie. Hierdoor is er geen aansluiting met de ambities zoals verwoord in de regionale gezondheidsnota. Ook de visie van publieke gezondheid kan niet geïmplementeerd worden. De investering die nodig is om contextgebonden te werken, de dialoog met burgers aan te gaan en op epidemiologisch vlak te voldoen aan de verwachtingen is in dit scenario niet mogelijk. Dit leidt tot de conclusie dat de vernieuwing van de beleidsvrije taakvelden uit de wet (epidemiologie, gezondheidsbevordering, ouderengezondheidszorg en een deel van de jeugdgezondheidszorg) niet aan de orde is en er geen enkele samenhang meer is tussen de ambities en de mogelijkheden op dit terrein. Het gevolg is dat de huidige dienstverlening wordt gehandhaafd, waardoor de afstand tussen de inzet van de GGD en de in het gezondheidsbeleid verwoorde ambities steeds groter wordt en steeds minder aansluit bij de hedendaagse gezondheidsproblematiek. Hoewel de infectieziektebestrijding via een herallocatie van € 300.000 naar het wettelijk niveau wordt getild, wordt op het gebied van de medische milieukunde blijvend onder het wettelijk minimumniveau (waakvlamniveau) gewerkt. Dit wordt direct zichtbaar doordat de inzet van de GGD waar het gaat om bijvoorbeeld luchtkwaliteit en bodemkwaliteit niet
36
langer gegarandeerd is, met mogelijk grote gezondheidseffecten en een groot afbreukrisico voor lokale overheden als gevolg. 4.4.2 Consequenties Kijkend naar de uitgangspunten, voldoet scenario 4 uitsluitend aan het financiële uitgangspunt. Dit scenario sluit noch aan bij het wettelijk kader, noch bij de inhoud. Daarnaast is er sprake van een disbalans ten aanzien van de demografie. Hoewel geanticipeerd wordt op een terugloop van het aantal jeugdigen in Zuid-Limburg, is aandacht voor nieuwe en kwetsbare groepen, waaronder kwetsbare ouderen, uitgesloten. Vertaald naar de regionale gezondheidsnota staat de inhoud van de meeste taakvelden zwaar onder druk. Uitsluitend op het gebied van infectieziektebestrijding en technische hygiënezorg is nog sprake van een reële relatie tussen de regionale gezondheidsnota en het budget voor dienstverlening. Consequenties scenario 4 Wettelijk kader Inhoud Demografie Financiën + = positief / 0 = neutraal / - = negatief
+
Scenario 4 leidt tot een situatie waarin de GGD als organisatie wordt uitgehold. Er is slechts zeer marginaal een verandering van de huidige werkwijzen mogelijk. Hiermee blijven de traditionele werkwijzen De hulp voor Priscilla in scenario 4 gehandhaafd en blijft de situatie bestaan dat de dienstverlening van Bij het periodieke onderzoek constateert de de GGD niet meer aansluit bij de jeugdarts dat Priscilla te zwaar is. Lichamelijk behoeften in Zuid-Limburg. In dit gezien is ze verder gezond. De arts geeft scenario blijft de GGD ‘voorbereid op Priscilla een folder over de cursus RealFit een vorige oorlog’ en zal de bijdrage (gezond leven voor jongeren) en wijst haar op van de GGD aan een gezonder Zuidde stoppen-met-roken ondersteuning die door Limburg nagenoeg nihil zijn. de zorgverzekeraars wordt vergoed. Daarnaast is het risico van onvrede In de spreekkamer is wel merkbaar dat ze bij burgers aanwezig, wanneer de niet lekker in haar vel zit. Als de arts daarop dienstverlening van de GGD verder doorvraagt wordt duidelijk dat ze gepest wordt ingeperkt en burgers niet meer wordt en sombere buien heeft en dat de met vragen over bijvoorbeeld thuissituatie te wensen overlaat. Om meer schimmel in woningen, zicht te krijgen op haar geestelijke kankerclusters, pestproblematiek en gezondheid nodigt de jeugdarts haar uit voor overgewicht bij de GGD terecht een vervolggesprek samen met haar moeder. kunnen. Het feit dat op onderdelen Daar geven ze echter geen gehoor aan en niet aan de wettelijke eisen kan Priscilla verdwijnt uit beeld, want dit was worden voldaan, zal ook door de wettelijk gezien het laatste periodieke inspectie worden opgemerkt en zal geneeskundige onderzoek. derhalve niet zonder negatieve consequenties blijven.
4.5
De toekomstscenario’s in vogelvlucht
Ter volledigheid zijn de financiële aspecten van de toekomstscenario’s en de consequenties behorende bij deze scenario’s in tabelvorm weergegeven.
37
Toekomstscenario’s Generieke maatregelen Publieke gezondheid Jeugdgezondheidszorg Medische Milieukunde Infectieziektebestrijding Subtotaal Huisvesting Totaal Percentage
Scenario 1 -400.000 550.000 -600.000 150.000 300.000 0
Scenario 2 -400.000 350.000 -800.000 150.000 300.000 -400.000
Scenario 3 -400.000 100.000 -800.000 100.000 300.000 -700.000
Scenario 4 -400.000 0 -1.100.000 0 300.000 -1.200.000
-500.000 -500.000 -6%
-500.000 -900.000 -11%
-500.000 -1.200.000 -14%
-500.000 -1.700.000 -20%
De in bovenstaande tabel meegenomen bedragen betreffen de bedragen die met ingang van 31.12.2015 structureel bezuinigd kunnen worden. Desintegratie- en/of transitiekosten zijn in dit overzicht niet meegenomen.
38
Hoofdstuk 5
Fasering en transitie
De in hoofdstuk 4 genoemde bezuinigingen kunnen per 31.12.2015 structureel worden gerealiseerd. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de fasering en de transitieperiode om te komen tot de gewenste situatie.
5.1
Begripsbepaling
In de financiële wereld worden verschillende begrippen gehanteerd voor het in kaart brengen van de kosten die verband houden met een reorganisatie, een fusie of een implementatie. Deze begrippen worden vaak verschillend gebruikt en leiden daardoor vaak tot verwarring. Om deze onduidelijkheid te voorkomen wordt in deze paragraaf de definities van transitie-, frictie-, en desintegratiekosten beschreven.
Transitiekosten; transitiekosten zijn kosten die noodzakelijk zijn om de transitie naar de nieuwe situatie mogelijke te maken. Hierbij moet worden gedacht aan extra scholing, inzet van externe deskundigen, vervanging bij inzet bij projecten, aanschaf nieuwe software etc.
Frictiekosten; frictiekosten zijn achterblijvende kosten voor medewerkers. Dit zijn kosten zoals wachtgeld, loopbaanbegeleiding etc.
Desintegratiekosten; desintegratiekosten zijn kosten die ontstaan doordat de basis voor de verdeling van de kosten wijzigt. Dit betreft kosten van overhead die worden doorbelast naar de producten. Een goed voorbeeld hiervan zijn de huisvestingskosten. Als de panden eigendom zijn, zullen de vaste kosten van het pand over minder medewerkers moeten worden omgeslagen.
5.2
Fasering en transitie 2012-2015
Afhankelijk van de keuze van het scenario zal de transitie 2012-2015 een andere fasering kennen. Op basis van deze keuze en bijbehorende fasering zullen ook de transitie-, frictie- en desintegratiekosten variëren. Het is niet mogelijk, mede vanwege het feit dat het implementatieplan van de diverse visies nog moet worden opgesteld, om per scenario exact in kaart te brengen wat deze kosten zullen bedragen. Hieronder wordt daarom een globaal beeld van deze kosten weergegeven. 5.2.1 Transitiekosten Zoals in de vorige paragraaf reeds vermeld, gaat het bij de transitiekosten om de kosten die noodzakelijk zijn om de transitie vorm te geven. De belangrijkste factoren - in willekeurige volgorde - die de hoogte van deze kosten bepalen zijn: Aanwezigheid benodigde competenties medewerkers Mogelijkheden om- en bijscholing medewerkers Benodigde inzet externe deskundigen Situatie arbeidsmarkt Benodigde ICT Kijkend naar de 4 scenario’s kunnen we stellen dat de transitiekosten bij scenario 1 het hoogst zullen zijn. In dit scenario zullen immers de grootste veranderingen plaatsvinden. De hoogte van de transitiekosten zullen aflopen naarmate minder innovatie en daarmee samenhangende verandering wordt doorgevoerd en zullen daarom bij scenario 4 het laagst zijn.
39
5.2.2 Frictiekosten De frictiekosten zullen met name de wachtgeldverplichtingen omvatten die ontstaan bij ontslag van personeel. De belangrijkste factoren - in willekeurige volgorde - die de hoogte van deze kosten bepalen zijn: Aantal ontslagen gerelateerd aan duur dienstverband, schaal en functie Sociaal plan Natuurlijk verloop De 4 scenario’s zullen nagenoeg gelijke frictiekosten met zich meebrengen. In scenario 4 worden de frictiekosten met name veroorzaakt door ontslagen als gevolg van de bezuinigingen, terwijl in de andere scenario’s de frictiekosten een combinatie zijn van ontslagen ten gevolge van de bezuinigingen en ontslagen doordat personeelsleden niet meer kunnen voldoen aan de gevraagde competenties. De hoogte van deze kosten wordt in belangrijke mate beïnvloed door de inhoud van het sociaal plan. De gesprekken hierover starten in de tweede helft van 2011 en krijgen naar verwachting pas begin 2012 een meer concreet karakter. In financiële zin kan derhalve nog niks gezegd worden over de hoogte van de frictiekosten. Het natuurlijk verloop, voor zover het pensionering betreft, is in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat dit geen gelijk tred houdt met de door te voeren bezuinigingen, noch in formatieve zin, noch in functionele zin. Vanwege reeds genomen maatregelen bij de fusie is het aantal medewerkers dat tot 2015 met pensioen gaat beperkt. Een langere implementatieperiode kan dit beeld in belangrijke mate wijzigen. De frictiekosten zullen lager zijn daar waar medewerkers op basis van outplacementtrajecten of vrijwillig ontslag ander werk vinden. 5.2.3 Desintegratiekosten Bij de desintegratiekosten vormen de huisvestingkosten een bijzonder aspect. De bezuiniging op de huisvestingskosten zal in alle scenario’s gerealiseerd moeten worden. De verkoopwaarde van de huidige panden en de al dan niet spoedige realisatie van nieuwe huisvesting bepalen de hoogte van deze kosten. Hoe lager de verkoopwaarde, hoe hoger de desintegratiekosten. Hoe later nieuwe huisvesting is gerealiseerd hoe later de terugverdienperiode start c.q. de structurele bezuinigingen worden gerealiseerd. De overige desintegratiekosten hebben te maken met de doorbelasting van vaste kosten uit de overhead die bij een lager totaalbudget procentueel een groter deel van het budget zullen uitmaken. Daarom kan worden gesteld dat bij scenario 1 deze kosten het laagst en bij scenario 4 het hoogst zullen zijn. Voor de vaste kosten zal moeten worden bepaald op welk moment hierin verandering kan optreden. Vaak gaat dit trapsgewijs. Daar waar ontslagen in de overhead aan de orde zijn, vallen deze onder de frictiekosten.
40
Hoofdstuk 6
Besluitvorming en implementatie
Dit document geeft inzicht in de toekomstmogelijkheden voor de GGD Zuid Limburg. Het is de taak van het Algemeen Bestuur van de GGD om, op basis van de zienswijzen van de raden van de Zuid-Limburgse gemeenten, een keuze te maken voor één van de scenario’s. De keuze die het Algemeen Bestuur maakt is van toepassing op alle ZuidLimburgse gemeenten. De keuze voor één van de toekomstscenario’s en de daarbij behorende beleidsmatige uitgangspunten zijn leidend voor het dienstverleningspakket voor de beleidsperiode 2012-2015.
6.1
Besluitvorming
Het proces om te komen tot een keuze voor één van de toekomstscenario’s omvat de periode maart - juni 2011. Nadat het Dagelijks Bestuur haar mening heeft gegeven over de toekomstscenario’s wordt dit document voor een zienswijze voorgelegd aan de gemeenteraden. Hiertoe zal het document binnen de Zuid-Limburgse gemeenten volgtijdelijk worden voorgelegd aan de vergadering van het college van B&W, de commissie (of vergelijkbaar gremium) en de gemeenteraad. De gemeenteraden kunnen hun zienswijze over de toekomstscenario’s schriftelijk kenbaar maken. Op basis van de zienswijzen maakt het Algemeen Bestuur van de GGD op 6 juli a.s. een keuze voor één van de toekomstscenario’s. Het gekozen toekomstscenario bepaalt het minimaal beschikbare financiële kader voor de GGD voor de beleidsperiode 2012-2015. Het besluitvormingsproces is hieronder schematisch weergegeven: Informatie en besluitvorming toekomstscenario’s GGD Datum
Wie
Onderwerp
21.03.2011
Dagelijks Bestuur
Bespreken toekomstscenario’s
24.03.2011
Ambtenaren ZL
Informatiebijeenkomst over toekomstscenario’s en begroting GGD
01.04.2011
GGD Zuid Limburg
Toezenden toekomstscenario’s aan gemeenten (wethouder, ambtenaar, griffie)
13.04.2011
Algemeen Bestuur Bespreken toekomstscenario’s
April-juni 2011
Gemeenten
Bespreken toekomstscenario’s in college B&W, commissies en raadsvergadering
Vóór 01.07.2011
Gemeenten
Zienswijze over toekomstscenario kenbaar maken aan de GGD ZL
06.07.2011
Algemeen Bestuur Keuze voor toekomstscenario GGD op basis van meerderheid van stemmen
Juli-dec 2011
GGD ZL
6.2
Toekomstscenario vertalen in begroting en dienstverleningspakket. Een uitgebreidere planning van deze vervolgstap volgt in de zomer
Communicatie
De communicatie over de toekomstscenario’s vindt plaats via de vertrouwde communicatiekanalen van de GGD. Dit document wordt via het bestuur van de GGD en de ambtelijke overlegstructuur beschikbaar gesteld aan alle hierboven genoemde gremia. Eveneens zal langs deze weg de definitieve keuze gecommuniceerd worden.
41
Via de externe nieuwsbrief van de GGD worden deze gremia periodiek op de hoogte gehouden van het nieuws omtrent de toekomstscenario’s en implicaties van de keuze. 6.3 Implementatie De vaststelling van de beleidskaders voor de periode 2012-2015 (regionale gezondheidsnota) en het toekomstscenario zijn voor de GGD de ankerpunten voor de implementatie. De keuze voor het toekomstscenario op 6 juli a.s. is het startpunt voor de implementatiefase. De periode juli - december 2011 staat in het teken van het inrichten van de dienstverlening. Er wordt een dienstverleningspakket en bijbehorende productbegroting voor de beleidsperiode 2012-2105 opgesteld. Daaraan gekoppeld zal een organisatieverandering binnen de GGD worden vormgegeven. Dit alles met het oog op een start van de implementatie van het dienstverleningspakket vanaf 1 januari 2012.
42
Bijlage 1 Organogram GGD Zuid Limburg
Algemeen bestuur/ Dagelijks bestuur
Algemeen/Dagelijks Veiligheidsbestuur
Directie Ondernemingsraad Programmabureau
Control
Beleid
Bedrijfsvoering
Meldkamer
Ambulancezorg
GHOR
Infectieziektebestrijding
Gezondheidsbevordering
Sociaal Medische zorg
Jeugdgezondheidszorg
Halt
Huiselijk Geweld
43
Bijlage 2 Samenvatting ‘een gezonde koers voor Zuid-Limburg’ Vanuit de Wet publieke gezondheid (Wpg) hebben gemeenten en de rijksoverheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid op het gebied van publieke gezondheid. Gemeenten worden geacht elke vier jaar gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Voor de beleidsperiode 2012-2015 hebben de 18 Zuid-Limburgse gemeenten één regionale gezondheidsnota opgesteld. In deze nota worden de kaders voor het gezondheidsbeleid weergeven; de wettelijke taken vanuit de Wpg, de relatie met andere gemeentelijke wettelijke taken op het vlak van de jeugd(gezondheid)zorg, maatschappelijke ondersteuning en armoedebestrijding, het financieel kader, de achterblijvende gezondheidssituatie in Zuid-Limburg en belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen zoals decentralisatie van wettelijke verantwoordelijkheden, de noodzaak tot integratie van beleidsdoelstellingen en regionale samenwerking. Vanuit een veranderende visie op publieke gezondheid en de wettelijke taakstelling wordt aangedrongen op meer samenwerking tussen organisaties; Gezondheid en gezondheidswinst wordt immers bepaald door veel aspecten. Veranderingen op individueel niveau volstaan niet langer, ook de leefomgeving heeft invloed op gezondheid. Door de veranderende bevolkingssamenstelling in Zuid-Limburg ontstaat een toenemende druk op de curatieve zorg en wordt de roep om meer preventie sterker. Voor de komende beleidsperiode hebben de Zuid-Limburgse gemeenten een aantal beleidsuitgangspunten geformuleerd waarbij de focus ligt op ketengericht samenwerken vanuit een integrale aanpak, contextgebonden werken en het actief betrekken van de burgers. Het bevorderen van de gezondheid van de Zuid-Limburgers vraagt een langetermijnbeleid (meer dan 10 jaar), gericht op veranderingen in de samenleving bij burgers en relevante samenwerkingspartners. Het opbouwen van duurzame netwerken staat hierbij centraal. Voor de beleidsperiode 2012-2015 staat het bevorderen van de gezondheid van de inwoners van Zuid-Limburg centraal. De nadruk ligt hierbij op burgers met een lage sociaaleconomische status. Het streven is dat de Zuid-Limburgse gezondheidstrends in 2020 minder negatief afwijken van de Nederlandse gemiddelden. Om dit te bereiken wordt vanuit verschillende wettelijke taakstellingen inzet geleverd, o.a. op het gebied van infectieziektebestrijding, medische milieukunde, jeugdgezondheidszorg, ouderengezondheidszorg en gezondheidsbevordering. Landelijk zijn vijf preventiespeerpunten benoemd op het vlak van gezondheidsbevordering, namelijk depressiepreventie, voorkomen van overmatig alcoholgebruik, roken, bevorderen van de seksuele gezondheid en preventie van overgewicht. De Zuid-Limburgse gemeenten nemen alle landelijke preventiespeerpunten over in hun regionale gezondheidsbeleid, met een duidelijke focus op depressiepreventie en het bevorderen van de seksuele gezondheid. De Zuid-Limburgse gemeenten hebben samen met de GGD Zuid Limburg per speerpunt bepaald wat gemeenten willen bereiken en wat gemeenten concreet gaan doen. In deze nota zijn op hoofdlijnen de ambities en doelstellingen van de Zuid-Limburgse gemeenten voor de beleidsperiode 2012-2015 weergegeven. Nadere concretisering vindt plaats in de lokale uitvoeringsprogramma’s die per gemeente voor eind 2011 worden uitgewerkt. Hierin geeft elke gemeente aan welke specifieke prioriteiten zij stelt op basis van de eigen lokale gezondheidssituatie. Daarnaast wordt zo concreet mogelijk aangegeven welke instrumenten worden ingezet om de gezondheid te bevorderen.
44
Bijlage 3 Hoe (on)gezond is Zuid-Limburg? Om de prioriteiten voor regionaal gezondheidsbeleid te kunnen ontwikkelen, is inzicht nodig in de gezondheidssituatie van de Zuid-Limburgse bevolking. In de regionale VTV 2010 ‘Een gezonde kijk op Zuid-Limburg’ wordt een integraal en gedetailleerd beeld gegeven van de gezondheidstoestand in Zuid-Limburg. Uit deze rapportage blijkt dat Zuid-Limburg op vele fronten een aparte positie inneemt binnen Nederland. Het is een regio die geconfronteerd wordt met bevolkingskrimp en waar sprake is van gezondheidsachterstand. De belangrijkste bevinden uit de regionale VTV worden in deze bijlage samengevat, voor meer details wordt verwezen naar de regionale VTV.
2.1
Veranderingen in bevolkingssamenstelling
Zuid-Limburg vergrijst, ontgroent en loopt leeg In de provincie Limburg neemt momenteel het aantal ouderen toe en het aantal jongeren af. Deze trend zet zich de komende jaren voort. Dit geldt binnen de provincie voornamelijk voor de regio Zuid-Limburg. Over het algemeen is er in de provincie sprake van een bevolkingskrimp in combinatie met een veranderende samenstelling van de bevolking. Met ingang van 1997 is het aantal inwoners in de regio Zuid-Limburg aan het dalen. In de provincie Limburg als geheel gebeurde dit pas in 2002. Met een tot nu toe blijvende daling loopt Zuid-Limburg voorop in Nederland; landelijk zal volgens prognoses pas in 2035 de overgang van groei naar daling plaatsvinden (Provincie Limburg, 2008). Lage levensverwachting en hoge sterfte De levensverwachting in Zuid-Limburg is de laatste jaren fors toegenomen. Ten opzichte van Nederland is de levensverwachting echter nog steeds laag (79 versus 80 jaar). ZuidLimburg behoort tot de regio’s met de laagste levensverwachting. Ook voor wat de sterfte betreft scoort Zuid-Limburg slecht. De sterfte in Zuid-Limburg ligt hoger dan het landelijk gemiddelde (77 versus 72 sterfgevallen per 10.000 inwoners), waarbij de stedelijke gemeenten een hogere sterfte kennen dan de landelijke gemeenten.
2.2
Duidelijke gezondheidsverschillen
Grote variatie in sociaaleconomische status In Zuid-Limburg bestaan duidelijke verschillen in sociaaleconomische status (ses). Figuur 1.1 geeft de geografische spreiding van de ses in Zuid-Limburg per viercijferig postcodegebied weer. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) berekent de scores aan de hand van vier variabelen: het gemiddelde inkomen, het percentage huishoudens met een laag inkomen, het percentage inwoners zonder betaalde baan en het percentage huishoudens met gemiddeld een lage opleiding. De meeste viercijferige postcodegebieden hebben een gemiddelde score. Een aanzienlijk deel is echter oranje en rood gekeurd, wat aan geeft dat de gemiddelde bevolking in het gebied een middenlage tot zeer lage ses heeft. Dit is zichtbaar in en rondom de gemeenten Heerlen, Sittard-Geleen en Maastricht. De grootste concentratie bevindt zich in en bij de gemeenten Heerlen, Landgraaf, Brunssum en Kerkrade. Middenhoge en hoge ses-scores komen verspreid voor in Zuid-Limburg. Zeer hoge ses-scores komen niet voor. Vooral in de Zuid-Limburgse stedelijke gemeenten concentreert lage ses zich in bepaalde wijken, in landelijke gemeenten is lage ses ook aanwezig maar meer verspreid binnen een gemeente en minder zichtbaar. Duidelijke sociaaleconomische gezondheidsverschillen in Zuid-Limburg Een aanhoudende bron van grote zorg blijft het verschil in gezondheid en levensverwachting tussen laag opgeleide en hoog opgeleide Zuid-Limburgers. Dit verschil is ondanks het gevoerde landelijke en regionale/lokale gezondheidsbeleid de afgelopen jaren niet kleiner geworden. Er is een groot verschil in levensverwachting en sterfte tussen hoogen laagopgeleiden. Laagopgeleide Zuid-Limburgers leven gemiddeld 14 jaar minder
45
zonder beperkingen en leven gemiddeld 6 á 7 jaar korter dan hoog opgeleide ZuidLimburgers. De lagere levensverwachting van laagopgeleiden komt voor een deel door een hogere blootstelling aan gezondheidsrisico’s, zoals minder gunstige woon- en werkomstandigheden, maar is ook het gevolg van ongezondere leefgewoonten.
Figuur 1.1.: Sociaaleconomische status per viercijferig postcodegebied in Zuid-Limburg in 2006 (Bron: SCP)
Veel ouderen in kwetsbare positie Kwetsbaarheid wordt ook wel omschreven als een hoge draaglast in combinatie met een lage draagkracht (De Klerk, 2004). Een hoge draaglast wil zeggen dat ouderen lichamelijke beperkingen of andere gezondheidsproblemen hebben en dat ze zichzelf als niet gezond, niet vitaal ervaren. Een lage draagkracht houdt in dat ouderen weinig hulpbronnen hebben zoals een goed inkomen, om bijvoorbeeld zorg in te huren. Onder de groep ouderen in kwetsbare positie vallen vooral vrouwen, alleenstaand (31,5%) in de leeftijdscategorie 65 plus met een lage opleiding (93%) en een laag inkomen (alleen AOW 51,1%). Zij hebben een matige tot slechte gezondheid met meer dan twee chronische aandoeningen (88,8%) die beperkingen geven in de dagelijkse levensverrichtingen. Er is sprake van een ongezonde manier van leven, doordat ze onvoldoende bewegen en vaker obesitas hebben, en er is een verhoogd risico op eenzaamheid en angst/depressie. Door de toenemende vergrijzing en de hoge concentratie lage ses in Zuid-Limburg is kwetsbaarheid van ouderen een groot maatschappelijk gezondheidsprobleem voor ZuidLimburgse gemeenten. 2.3
Zware maatschappelijke lasten
Hoogste individuele Wmo-lasten in Zuid-Limburg De begrote lasten van de individuele Wmo-voorzieningen zijn in 2009 het hoogst in de regio Zuid-Limburg. De gemeenten in deze regio hebben gemiddeld 137 euro per inwoner begroot (range is minimaal 62 - maximaal 137 euro). De verschillen tussen de regio's in begrote lasten hangen vooral samen met de leeftijdsopbouw in deze regio's. Vijf van de zes mensen die van de gemeente huishoudelijke hulp ontvangen is 65 jaar of ouder. Ter vergelijking: in Zuid-Limburg is 19% van de inwoners 65 jaar of ouder. In de regio Flevoland is maar 9,3% van de inwoners 65 jaar of ouder.
Stijging van zorggebruik en zorguitgaven Door de veranderende bevolkingssamenstelling stijgt het zorggebruik in Zuid-Limburg.
46
Het gebruik van ziekenhuiszorg, thuiszorg en mantelzorg neemt toe in de periode 20102020. Zuid-Limburg krijgt meer 75-plussers, waardoor ook de behoefte aan mantelzorg zal toenemen. Gelijktijdig neemt het aantal vitale volwassenen dat mantelzorg kan geven af, waardoor de vraag naar formele zorg stijgt. Deze toenemende zorgvraag heeft uiteraard ook invloed op de zorguitgaven.
Bron: Lamberts PHG, Steenbakkers M, Thijssen NHB, Backus-Mujakovic S, Vreede JJM de, Hajema KJ, Poos MJJC. Een gezonde kijk op Zuid-Limburg. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Geleen: GGD Zuid Limburg, 2010.
47
Bijlage 4 Samenvatting visienotie ‘Naar een duurzaam gezonder Zuid-Limburg’ Uit de regionale VTV blijkt dat Zuid-Limburg de ongezondste regio is van Nederland. De mensen hebben veel lichamelijke problemen en psychische klachten; daardoor leven zij minder lang in een goede gezondheid en gaan zij gemiddeld eerder dood. Als de gezondheid in deze regio omhoog moet, dan vraagt dat aandacht voor de gezondheidswinst bij mensen in kwetsbare posities (jongeren in kwetsbare posities, ouderen in kwetsbare posities, mensen met een lage ses). De problemen waar zij mee te maken hebben zijn echter complex en de preventieve gezondheidszorg in de huidige vorm (gezondheidsbevordering) is te smal en te beperkt om daar een effectieve aanpak te kunnen realiseren. Bovendien zijn de beschikbare middelen begrensd en dat vraagt de komende jaren om duidelijke strategische keuzes en een “slimme aanpak” in het verbeteren van de gezondheid in deze regio. Een nieuwe benadering is noodzakelijk. Deze bestaat uit de volgende kernelementen: Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid en de preventieve inspanningen zullen dan ook in dialoog met die mensen worden ingericht. Op die wijze ontstaat er een wederzijdse afhankelijkheid tussen burgers en hun zorgpartners. Deze samenwerking moet veelal op individueel niveau plaatsvinden. Het gaat niet (louter) om verandering van het gedrag van mensen, maar ook om verandering in structuren en processen om mensen heen (context van het gezin, het werk, de buurt, de school etc.). Inzicht in de gezondheidssituatie van mensen in de regio in een brede context en inzicht in het aanbod van de juiste mogelijkheden voor interventie (gericht op het verhogen van de ‘quality of life’ voor mensen) zijn essentieel. Dat vraagt van zorgprofessionals gezamenlijk leren, samen met burgers en onderzoekers. Samenwerking tussen organisaties en een ketengerichte aanpak zijn onontbeerlijk. Steeds opnieuw moet worden gezocht naar de meest geëigende partijen om méér maatschappelijke effecten te kunnen bereiken (flexibel ketengericht samenwerken). Een integrale aanpak is noodzakelijk omdat de gezondheid van mensen nu eenmaal door meerdere, met elkaar samenhangende, factoren wordt bepaald. Vanuit verschillende domeinen (veiligheid, ruimtelijke ordening, zorg, onderwijs, welzijn etc.) zal een bijdrage worden geleverd in de aanpak. Vanuit haar eigen kracht is de GGD binnen de publieke gezondheid de belangrijkste partner1. De verbinding tussen medische kennis en de (sociale) context is hier reeds ‘core business’. Ook is de GGD gewend samen te werken met partijen binnen en buiten de zorg. En tenslotte bestaat er een hechte relatie tussen de GGD en de lokale overheid. De GGD heeft hierdoor een belangrijke aanjaagfunctie in de brede aanpak van gezondheid. Vanuit die rol zal de bijdrage die de GGD kan leveren in dit netwerk van verschillende partners de komende jaren toenemen. Daarnaast ontwikkelt de GGD zich de komende jaren tot een gezaghebbend onderzoeks- en adviesorgaan voor alle partners op het gebied van publieke gezondheid. Er zal meer aandacht zijn voor het in kaart brengen van de problematiek in de regio (verbinden van individuele en collectieve data), het verbinden van partijen en het faciliteren van ontwikkeltrajecten c.q. vernieuwingen in de aanpak. Een goede afstemming met de wensen en behoeften van burgers is daarbij een speerpunt. Vroegtijdige advisering en/of ondersteuning wordt immers pas mogelijk als deze aansluit op hun behoefte. Om deze aanpak te doen slagen zal de GGD gemeenten gericht ondersteunen bij het invullen van hun regierol. Dit is noodzakelijk om die brede aanpak te doen slagen. Praktijkvoorbeelden uit de regio die in deze notitie staan benoemd, geven aan dat deze rol geaccepteerd wordt en goed past binnen de nieuwe 1
Zie ook ‘Visiedocument PG’, GGD Nederland, conceptversie 30 augustus 2010.
48
benadering van gezondheid. De GGD wil die rol verder ontwikkelen en de vertaling maken naar effecten voor de eigen organisatie; structuur, cultuur, kennis, competenties van mensen.
Doel: gezondheidswinst in de regio ZL
Dat vraagt focus op mensen in kwetsbare posities: • jeugd in kwetsbare positie • ouderen in kwetsbare positie • mensen met een lage SES
Complexe problemen Andere benadering noodzakelijk Integrale aanpak
Dialoog burgers
Contextgebonden werken
Gezamenlijk leren
Flexibel ketengericht samenwerken
Aanjaagfunctie GGD versterken Investeren in kennis en innovatie Advies gemeenten inzake regierol versterken
49
Bijlage 5 Samenvatting “De jeugd dichtbij” In november 2010 hebben GGD Zuid Limburg, GroenekruisDomicura, Meandergroep Zuid-Limburg en Orbis JGZ gezamenlijk een notitie opgesteld, namelijk “De jeugd dichterbij”. Deze notitie betreft een visie op de uitvoeringspraktijk van de JGZ voor de komende jaren, een visie en toekomstverkenning van een effectievere uitvoering van het jeugdgezondheidszorgbeleid in Zuid-Limburg door de vier genoemde organisaties. Hieronder treft u een samenvatting aan van deze notitie. Algemeen De jeugdgezondheidszorg is in ontwikkeling. Er zijn maatschappelijke ontwikkelingen, beleidsmatige ontwikkelingen en demografische ontwikkelingen die ertoe nopen anders te kijken naar de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Er is sprake van een veranderende vraag en het huidige aanbod van de JGZ sluit hierop onvoldoende aan. In de notitie ‘De jeugd dichtbij’ wordt omschreven op welke wijze de JGZ beter kan aansluiten op die veranderde omgeving. Het betreft een gezamenlijke toekomstvisie van de GGD Zuid Limburg en de drie thuiszorgorganisaties Meandergroep Zuid-Limburg, Orbis Jeugdgezondheidszorg en GroeneKruisDomicura. Ook is beschreven wat die visie globaal betekent voor de betrokken organisaties en de samenwerking met andere partners. Daarbij staat niet het organisatieperspectief centraal, maar de inhoudelijke opgave. In deze samenvatting worden de kernboodschappen uit die notitie weergegeven. Rol van de JGZ Doel van de JGZ is de gezondheidswinst van kinderen te verhogen door monitoring van de fysieke, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling van kinderen en het signaleren van verstoringen daarin, gericht op het tijdig aanbrengen van interventies door de JGZ of, veelal, door andere partners. Het zien van de juiste signalen op het gebied van de gezondheid van de jeugd en het maken van de juiste probleeminventarisatie is ingewikkeld. Hierin heeft de JGZ een belangrijke rol. Kracht van de JGZ is dat zij niet afwacht, maar alle kinderen in beeld heeft en vervolgens gericht op zoek gaat naar kinderen waarvan de gezondheid mogelijk wordt bedreigd. Deze rol die JGZ vervult is één van de meest wezenlijke elementen in het bestaansrecht van de JGZ. De doelgroep van de JGZ bestaat immers uit jonge en zeer jonge individuen die, op basis van hun leeftijd of ontwikkelingsfase, een hulpvraag niet zelf kunnen, durven of willen formuleren. Met name in contexten waarbij de verantwoordelijke opvoeders ook niet tot een hulpvraag kunnen of willen komen2, heeft JGZ een hoofdrol in het signaleren en vaststellen van de individuele zorgbehoefte van een kind. Inhoudelijke focus voor de komende jaren De JGZ werkt aan preventie en richt zich op het voorkomen van bedreigingen en het verminderen van het effect ervan voor de groei en ontwikkeling van kinderen. Bij elke bedreiging wordt geïnventariseerd of er sprake is (of later kan zijn) van lijdensdruk of stagnerende ontwikkeling bij kinderen. Geconstateerd is dat er een focus moet worden aangebracht op die domeinen binnen de huidige maatschappelijke context waar de belangrijkste bedreigingen voor de ontwikkeling van kinderen bestaan (of te verwachten zijn). De komende jaren zal de aandacht daarom met name moeten worden besteed aan3: psychosociale problematiek overgewicht/obesitas 2
Dat kan zijn omdat een ‘klinisch oog’ noodzakelijk is of vanwege het gebrek aan awareness (bijvoorbeeld bij opvoeders die psychosociale problemen hebben of door culturele verschillen) of vanwege de ‘need to hide’ (bijvoorbeeld in het geval van kindermishandeling). 3
In de notitie ‘De jeugd dichtbij’ wordt de achtergrond van deze inhoudelijke focus verder beschreven.
50
middelengebruik kindermishandeling chronische ziekten.
Vooralsnog is voor deze focus gekozen op basis van de huidige maatschappelijke context4. De verwachting is dat deze bedreigingen ook de komende jaren (in ieder geval tot 2015) bestaan. Door onderzoek te blijven doen naar de ontwikkeling van de jeugd in deze regio, kan het zijn dat er op termijn andere bedreigingen meer aandacht zullen vragen. Daarop zal de JGZ dan moeten inspelen. Andere vraag, betekent ander aanbod JGZ Voorgaande problemen zijn vaak complex en kunnen ook met elkaar of met andere problemen samenhangen. De oorzaak van deze problemen is vaak diffuus en ook oorzaak-gevolg is niet eenduidig lineair. Dat wil zeggen dat sommige problemen ook weer andere problemen tot gevolg kunnen hebben (die bijvoorbeeld pas later in de ontwikkeling van een kind zichtbaar worden). Daarnaast is de zorgvraag rond deze problemen groter dan voorgaande jaren. Om effectief te kunnen blijven optreden, heeft de JGZ daarom scherp gekeken naar haar eigen dienstverlening. Geconstateerd is dat een fundamenteel andere kijk op de dienstverlening van de JGZ noodzakelijk is. Dat zou kunnen leiden tot een ander aanbod van producten en diensten en mogelijk andere organisatievormen, maar in deze notitie wordt allereerst beschreven hoe die andere kijk eruit ziet. De kernelementen daaruit worden hierna toegelicht. Vroegsignalering Het is belangrijk ‘vroeg’ en dus tijdig mogelijke bedreigingen voor de groei en ontwikkeling van kinderen te signaleren. Dat betekent vroeg in de levensloop van een kind, maar bovenal ook vroeg in het ontwikkelingsproces van het probleem zelf. Daarom worden alle kinderen vanaf hun geboorte gevolgd. De kinderen worden gescreend op bedreigingen voor hun groei en ontwikkeling en hierin longitudinaal gevolgd. Dossiers worden steeds geactualiseerd. Alle nieuwe informatie over een kind moet snel inzichtelijk zijn. Bij nieuwe informatie maakt de JGZ-professional de afweging of er sprake is (nu of op een later moment) van lijdensdruk of stagnerende ontwikkeling. Bij die afweging wordt steeds gekeken naar de aanwezigheid van risicofactoren en/of beschermende factoren. Bij het uitvoeren van deze vroegsignalering zal de JGZ mee bewegen met de ontwikkeling van een kind. In de eerste leeftijdsfasen is de intensiteit van het ‘reguliere’ contact met de JGZ (monitoring)5 groot en die neemt (in principe) in de jaren erna steeds verder af. In de leeftijdsfase 0-2 jaar verlopen de groei en ontwikkeling van kinderen immers in een hoog tempo, waardoor er in die periode een extra risico bestaat op het ontstaan van verstoringen daarin. Ook is het vroeg inzichtelijk hebben van signalen in die leeftijdsfase complex omdat er vanuit een heel integrale bril zal moeten worden gekeken (niet alleen gedragsverandering, maar ook fysieke ontwikkeling die bij jonge kinderen vaak ‘aan de buitenkant’ niet te zien is). In die eerste leeftijdsfase heeft de JGZ dus een grote rol in de vroegsignalering. Signaalfunctie omgeving beter benutten Ouders, verzorgers, verloskundigen, gynaecologen, kraamverzorgers, huisartsen, kinderartsen, welzijnswerkers, thuiszorgmedewerkers, medewerkers van de GGZ, medewerkers van peuterspeelzalen en kinderopvang, medewerkers van scholen en sportverenigingen, medewerkers van andere organisaties die veel met kinderen en jongeren werken, zijn belangrijke partners voor de JGZ. Deze ‘opvoeders en
4
Zoals beschreven in wetenschappelijk onderzoek, landelijke beleidsnotities en de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV).
5
Bij risicokinderen is geen sprake meer van ‘regulier contact’ ten behoeve van monitoring. Zie hiervoor ook ‘gerichte aanpak risicokinderen’.
51
medewerkers van (pedagogische) basisvoorzieningen’ hebben veelal de eerste signaalfunctie (zij hebben immers direct contact met de jeugd). Deze signalen kunnen beter worden benut. De JGZ wil hen beter gaan ondersteunen bij het herkennen van zorgsignalen. De waarde van signalen uit de directe omgeving overstijgen soms de eigen waarneming in het individuele contact tussen de JGZ en het kind. Daarbij is het belangrijk te constateren dat de waarde van deze signalen toeneemt wanneer het (sociale) netwerk rondom het kind ook groter is. In de eerste paar jaar is die directe omgeving van kinderen vrij klein (vaak alleen opvoeders) en is intensief contact met de JGZ dus noodzakelijk. Naarmate het netwerk rondom een kind groter wordt en signalen over risico’s door meerdere mensen (meer “meekijkende” professionals) kunnen worden gezien, zal ook het contact met de JGZ anders kunnen worden. Met andere woorden; dan wordt de vroegsignalering (zie voorgaande alinea) verder verbreed naar andere partners van de JGZ. De JGZ zal daarvoor wel (verder) moeten investeren in de samenwerking met deze ‘contactfunctionarissen’. Onder andere door aanwezig te zijn in de buurt van ouders (CJG en buurthuizen) en op scholen (zorgadviesteams), maar ook door overdracht van kennis en vaardigheden: voorlichting en empowerment van ouders en van medewerkers van voor- en vroegschoolse voorzieningen, scholen etc. Gerichte aanpak van risicokinderen De JGZ blijft elk kind in beeld houden (zie ook vorige alinea’s), maar de aandacht zal meer gericht zijn op kinderen met een verhoogd risico om geconfronteerd te worden met bedreigingen, zoals benoemd bij de inhoudelijke focus. Meer dan voorheen zal de JGZ proactief inspelen op (mogelijke) risico’s om gezondheidsproblemen vóór te zijn en ook zullen interventies proactief worden ingezet om bedreigingen te voorkomen. De JGZ beschikt over gedegen kennis van mogelijke risicofactoren voor kinderen en weet bij welke beschermende factoren kinderen baat kunnen hebben. Die kennis wordt opgebouwd door praktijkgericht onderzoek naar de risicofactoren (op basis van (wetenschappelijk) onderzoek) en op basis van praktijkervaring uit de eigen regio (zie ook alinea ‘praktijkgericht onderzoek van groot belang’). Maatwerk per kind en gezin Daarnaast draagt de JGZ zorg voor een gedegen probleeminventarisatie bij daadwerkelijke signalen en adviseert (gevraagd en ongevraagd) over mogelijkheden in de aanpak en de ‘bewezen’ effectiviteit ervan. Daarbij geldt dat goed moet kunnen worden ingespeeld op de behoeften van kinderen en hun directe omgeving (veelal gezin). Steeds opnieuw zal daarbij gezocht worden naar een effectieve mix van interventies door de JGZ én ketenpartners. Het gaat dus om een meer pragmatische en flexibele aanpak, gericht op het verhogen van de gezondheidswinst (‘outcome’). Het moet in de toekomst mogelijk zijn om de ondersteuning meer of minder te laten zijn, of op een andere wijze in te vullen. Dat betekent ook meer professionele ruimte creëren in het werk van de arts en verpleegkundige om risicozorg sneller en beter op te kunnen pakken. Ketengericht netwerken Gezamenlijk met partners zal steeds worden gezocht naar een effectieve mix van interventies (zie ‘maatwerk per kind en gezin’). Deze werkwijze vraagt veel van de samenwerking tussen verschillende ketenpartners binnen én buiten de zorg. De samenwerking in de keten is belangrijk voor de overdracht van informatie over kinderen en voor (toekomstige) zorg waaraan een kind en/of gezin behoefte kan hebben. De ketensamenwerking gaat dus breder dan alleen het uitwisselen van ‘dossiers en kennis’. Door breed te kijken vanuit het totale systeem (netwerk) wordt inzichtelijk wie de meest geëigende partij is om de aanpak uit te voeren. De JGZ zal daarbij veel meer een intermediaire rol vervullen tussen de directe omgeving van het kind en verschillende ketenpartners in de zorg (en daarbuiten)6. Dat vraagt goed zicht op alle partners, de 6 De verbinding met de Centra voor Jeugd en Gezin en de (Zorg- en) Veiligheidshuizen is mede daarom van belang.
52
bijdrage die zij kunnen leveren in de aanpak en een nadrukkelijker profiel van de JGZ als intermediair in ketenprocessen. Praktijkgericht onderzoek van groot belang Voorgaande kernelementen betreffen voornamelijk het primaire proces van de JGZ. Ter ondersteuning van dit proces zal de JGZ ook investeren in onderzoek naar 1. de problematiek van de jeugd in de eigen regio; 2. effectieve interventies. Kennis van de problematiek (risico’s) is noodzakelijk om de frontlinie van de JGZ te kunnen faciliteren met de juiste vaardigheden, tools en inventarisatiemodellen om de inschatting van de kinderen ‘at risk’ te kunnen maken en opvoeders c.q. medewerkers van (pedagogische) basisvoorzieningen hierin bij te staan. Ook voor toekomstig beleid is onderzoek naar de problematiek noodzakelijk. De JGZ heeft een belangrijke rol als beleidsadviseur richting gemeenten. De ontwikkeling van de gezondheid van kinderen zal steeds goed gemonitord moeten worden (niet alleen op individueel niveau, maar ook op collectief niveau) om te bezien of de huidige inhoudelijke focus aanscherping behoeft. Daarnaast zal de JGZ de gemeenten bijstaan met haar kennis van effectieve interventies. Ook als intermediair richting ketenpartners zal de JGZ moeten beschikken over gedegen kennis over de effectiviteit van verschillende interventies. Veranderingen nog nader uit te werken De hier geschetste toekomstvisie voor de jeugdgezondheidszorg in Zuid-Limburg geeft een ontwikkelperspectief (‘stip op de horizon’) voor de GGD en de betrokken thuiszorgorganisaties. Hopelijk biedt dit ook een toekomstbeeld voor andere partners waarmee de JGZ samenwerkt. In deze notitie zijn de belangrijkste veranderingen voor de JGZ globaal weergegeven. Sommige veranderingen zijn beperkt en betreffen meer een voortzetting van de reeds ingezette werkwijze. Andere veranderingen zullen van meer fundamentele aard zijn voor de betrokken organisaties. Ook zijn de genoemde veranderingen niet alomvattend en specifiek uitgewerkt. De specifieke implicaties voor de organisaties (meetbare doelstellingen, producten, diensten, organisatiewijze en samenwerking met partners) zullen in een gezamenlijk vervolgproces met medewerkers van betrokken organisaties en van partnerorganisaties worden uitgewerkt. Daarbij zullen de lopende ontwikkelingen, zoals ook geschetst in de notitie, worden betrokken.
53