r,; De
evende Natuur
Carniel Aggenbach, Renee Bekker, Uko Vegter & Henk de Vries
Perspectiellen
hersteillan beekdallandschappen 1I00r
Met de natuur in de Nederlandse beekdallandschappen
gaat het op een
f1ink aantal plaatsen de goede kant op. Waar de afgelopen halve eeuw door intensiever grondgebruik monotone graslanden, rechtgetrokken beeklopen en een verarmd landschap waren ontstaan komen soorten als Gewone dotterbloem
splendens)
(Caltha palustris),
en Roodborsttapuit
Weidebeekjuffer
(Saxicola torquata)
(Calopteryx
weer vaker voor en
wordt het voor beekdalen kenmerkende landschap hersteld. Desondanks liggen er nog grote herstelopgaven voor zowel terrestrische als aquati. sche natuur. Dit artikel gaat in op gemaakte vorderingen met herstel en laat zien welke verdere vragen met betrekking tot herstel er in de beekdalen Iiggen en welke aanvullende kennis daarvoor nodig is. Nederland kent een grote variatie aan beekdallandschappen. Van de Drents-Friese beekdalen in het noorden tot de sprengenbeken van de Veluwe. En van de Twentse en Achterhoekse (bron) beken tot de Brabantse beekdalen ontspringend op het Kempens zandplateau. Een aparte categorie vormen de Limburgse beekdalen vanwege hun ligging in het Heuvelland. De Nederlandse beekdallandschappen staan niet alleen in de belangstelling van onderzoekers, natuurbeheerders en recreanten. Ze vormen ook een inspiratiebron voor kunstenaars (kader 1). Afgelopen decennia is al veel aan herstel van de Nederlandse beekdallandschappen gedaan. Zo is de waterhuishouding van delen van beekdalgebieden hersteld en is het beheer van natte en vochtige beekdalgraslanden verbeterd. Grote delen van beekdalen liggen inmiddels binnen de EHS en zijn ingericht als natuurgebied. Vanuit het waterbeheer zijn veel beken heringericht na vroegere kanalisatie en 'normalisering'. Bij onder meer de Tungelroyse beek, de Dommel, de Tjonger, de Geeserstroom, de Hierdense beek en de Ruiten Aa is grootschalig herstel uitgevoerd waarbij de beekdalen geheel of gedeeltelijk weer hun oude aanblik hebben teruggekregen. Ook zijn er nieuwe maatregelen. De recente herintroductie van de Bever (Castor fiber) in het stroomgebied van de Hunze (oktober 2008) moet zorgen voor de terugkeer van een belangrijk 'beekdal' herbivoor en variatie in de vegetatiestructuur. En in de Drentsche Aa zijn delen van de middenlopen zo sterk vernat dat opnieuw op grote schaal moerassen zijn ontstaan.
van ca. 2000 km beektraject zal plaatsvinden gericht op ecologisch herstel van beken en er meer aandacht is voor de problematiek rond grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Kortom: er is nog veel te doen en er staat nog veel op stapel in de beekdalen.
Toch zijn 'oude' milieuproblemen als verdroging, verzuring en voedselverrijking nog steeds in veel beekdalgebieden, zelfs in de natuurreservaten, dominante knelpunten (Aggenbach et aI., 2007; fig. 1). Voor de herstelopgaven van Natura 2000 en andere beekdalgebieden vergt oplossing van deze knelpunten een grote inspanning in herstelen ontwikkeling van beekdalnatuur. Door nivellering van variatie in structuren, vegetatie en kleinschalig relief is er gebrek aan de noodzakelijke patroondiversiteit en dispersiemogelijkheden voor fauna. In de nabije toekomst zal herziening van het waterbeheer serieuze gevolgen hebben voor de inrichting en het beheer van beekdalen. Vanuit het gedachtegoed Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is er de wens juist hier water langer vast te houden of te bergen. In combinatie met WB21 leidt de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) ertoe dat herprofilering
Kenmerken van beekdallandschappen Beekdalen zijn laagten die de hogere gebieden van Nederland ontwateren en het neerslagoverschot vervolgens afvoeren. Beekdalen staan daardoor altijd onder invloed van grondwater. De grondwaterstand zit dicht aan of rond maaiveld; op veel plaatsen is er sprake van kwel. Door het geringe verhang van de beekdalen in het laagland treden in natte perioden inundaties op. Tegenwoordig draineert een uitgestrekt ontwateringsstelsel de beekdalen en hun infiltratiegebieden. Het meeste oppervlaktewater stroomt daarom via sloten en beken weg en niet meer over maaiveld. Voor deze grootschalige ontwatering bestond een groot deel van het beekdallandschap uit venen en moerassen. Water stagneerde op het maaiveld en werd langzaam oppervlakkig en via het veen afgevoerd. De beken monden via bovenlopen, middenlopen en een benedenloop uit in het laagveen- of rivierenlandschap. Een uitzondering op deze regel is het gebied Westerwolde in Groningen. Hier ontspringt de Ruiten Aa vanuit het hoogveen (Bargerveen) en is de beek benedenstrooms - zij het nog niet geheel vrij van barrieres - gekoppeld aan het estuariene landschap van de Dollard.
verdroging door ontwatering intern liiiI-liiji-----=:=TII'-i verdroging door ontwatering extern ~_ •• IIIi :=:j verdroging door grondwateronttrekking ~_"CI=::===::==j verdroging door bosaanplant/verbossing ~==r:=::J eutrofiering via grondwaterintern ~_I(::=r::J eutrofiering via grondwaterextern ~_IIIIiI ==::r::::=:J eutrofiering door opp.water/runoff ~_" __ .cX=J eutrofiering door (vroegere)bemesting ~_IIIiI __ u eutrofiering door verdroging ~_._::r::::j verzuring door ontwatering intern ~ c::O verzuring door ontwatering extern ~_IIIIiI Illi __ :::'::::I:J
•
ernstig knelpunt knelpunt mogelijk knelpunt
verzuring door grondwateronttrekking ~~~~~~~~~_~_~ 40 60 80 100% aantal Natura 2000 gebieden Fig. 1. Verdroging, vermesting en verzuring zijn nog steeds grote knelpunten in beekdallandschappen met een Natura2000-status (N = 21 beekdalen) (Aggenbach et aI., 2007).
Kader 1lofzang op de Drentsche Aa
De Drentsche Aa: beekdal met het grootste areaal natuurreservaat in Nederland en onderwerp van een lofzang (foto: Bert Barelds). Een andere overeenkomst is de landschappelijke en cultuurhistorische waarde die vrijwel aile beekdallandschappen kenmerkt. Door de eeuwen heen heeft het veranderend menselijk gebruik zijn invloed gehad op het fysieke landschap van de beekdalen. Vanaf de late Middeleeuwen is een kleinschalig landschap ontstaan van hooilanden, moerassen, houtwallen en broekbossen doordat de beekdalen landbouwkundig in gebruik werden genomen. In de loop van de tijd vormden zich daarbij diverse patronen van verkaveling en landschapselementen (Wassink, 1999). Beekdalgraslanden werden ook bevloeid, onder meer in de beekdalen van het Kempens plateau (van der Ploeg, 2007). Dit had tot doel de gewasopbrengst van de hooilanden te verhogen. Veel beken zijn oorspronkelijk door mensenhanden ontstaan. Zo is de Buurserbeek gegraven om Deventer een verbinding te geven met het Duitse achterland (Baaijens et aI., 2007). OBN-onderzoek
tot nu toe
Het themanummer Natte schraallanden (mei 2007) van De Levende Natuur geeft een goed overzicht van OBN-onderzoek in natte beekdalgraslanden. Belangrijk thema van het 'oude' OBN was onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen op herstel van natte schraallanden van basenrijke en relatief voedselarme omstandigheden. Zo werd in het stroomgebied van de Reest gekeken
naar de invloed van bevloeiing (Kemmers et aI., 2007) om na te gaan of herstel van standplaatscondities van basenminnende moeras- en hooilandvegetaties mogelijk was op plekken waar herstel van kwel van basenrijk grondwater geen optie meer is. Basenminnende soorten bleken zich te herstellen, mede door een gunstige kwaliteit van het beekwater. Uit lopend onderzoek naar effecten van bevloeiing van vochtige en natte bossen in 't Lankheet bij Haaksbergen, blijkt bevloeiing eveneens tot herstel van basenminnende omstandigheden te kunnen leiden (Aggenbach et aI., 2008a). Belangrijke bevinding van OBN-onderzoek in natte schraallanden van beekdalen is dat herstel op minerale gronden eerder succesvol is dan op veenbodems (Jansen et aI., 2007; Grootjans et aI., 2007). Plaggen of ondiep afgraven van lemige zandgronden op beekdalflanken kan tot spectaculair herstel van kalkmoeras en blauwgrasland leiden (Jansen et aI., 2007). Het effect van plaggen van veraarde veengronden in het Drentsche Aa-gebied bleek alleen in combinatie met herstel van basenrijke kwel succesvol (Grootjans et aI., 2007). Verder komt de fauna van beekdallandschappen steeds meer in beeld. Een voorbeeld is het onderzoek aan de Zomp- en Moerassprinkhaan (Chorthippus montanus en Stethophyma grossum) in beekdalen (Reemer & Krekels, 2007).
'De A kruipt oud en omslachtig door Drente, een ader meanderend in een verdord gezicht dat tot in de verste uithoeken werd volgegrift met herhalingen van boomkruinen, ontbladerd tot op het laatste wat bleef en glimlachte' (Rutger Kopland, 1966)
In OBN-verband
is ook gekeken naar herstel die waren verdroogd. Uit dit onderzoek blijkt dat regulatie van de waterstand en samenhang met het sulfaat-, nitraat- en ijzergehalte van het grondwater grote invloed heeft op de nutrientenhuishouding (Smolders et aI., 2003). In samenhang met herstelmaatregelen voor bron- en broekbossen in het Springendal is ook onderzocht of bodemverhoging van ingesneden beken mogelijk is met behoud van het waardevolle beekecosysteem (kader 2).
van natte elzenbroekbossen
Toekomstig herstel beekdallandschappen? Weten we op grond van uitgevoerd OBNonderzoek nu genoeg voor herstel van
natuur in onze beekdallandschappen? Het nieuwe Deskundigenteam Beekdallandschap heeft om deze vraag te beantwoorden een preadvies uitgewerkt. Daarvoor is een overzicht gemaakt van de bestaande kennis over abiotische en biotische sleutelfactoren in beekdalen en zijn de ontwikkelingen in
Kader 2. Schipperen met de beek in het Springendal Het Springendal voor bronnen,
is een belangrijk bronbossen
gebied
en bronbeken.
In het beekdal komen Elzenbroek- en Elzenbronbossen
voor afgewisseld
Veldrusschraallanden begroeiingen.
met
en kleine-zeggen-
Ook zijn enkele, open bron-
koppen aanwezig. De beektakken van de Springendalse
beek herbergen de Seek-
prik (Lampetra macrofauna
plane,,) en bijzondere
met koud-stenotherme
et aI., 1997; Verdonschot Groot knelpunt genoemde
et aI., 2002).
van
is de achteruitgang
vegetatietypen
droging, verzuring
door sterke ver-
en insnijding
beek. Deze insnijding snelle afwatering
als gevolg
ject. De grote piekafvoeren
Onder: de Eyserbeek in het Limburgse
beektra-
zijn ook een
beleid voor natuur
(o.a. Natura
water (WB21, verdroging, cultuurhistorie
en landschap
stroomsnelheden
die de keuze en toepassing
zorgen voor een 'wanwaarin maar weinig
soorten kunnen overleven.
2000,
EHS),
van herstelmaat-
regelen en -beheer belemmeren
(Aggenbach
verricht
et aI., 2008b).
zijn ver-
aI., 2008;
De kennislacunes
taald in vragen voor verder onderzoek. is een typologie
nodig
de buisdrainage
te
en om te vormen naar een begroeiing
den de 'runoff' de oorsprong
die in natte perio-
vertraagt. In een deel van zijn zulke maatregelen
uit-
Voor het opheffen van de verdroging de ingesneden
door
beek moet ook de beek-
bedding worden verhoogd.
Maatregelen
hiervoor kunnen nadelig zijn voor de nog aanwezige bijzondere
beekfauna. Experi-
menteel is in een bovenlooptak Springendalse uitgevoerd
van de
beek beekbodemverhoging
met behulp van keidammetjes
die passeerbaar zijn voor beekfauna waaruit bleek dat verhoging van de beekbodem optrad zonder nadelige effect op de samenstelling (Verdonschot
van de macrofauna
et aI., 2002). De gereali-
seerde beekbodemverhoging
(13 cm) is
echter klein gezien de vanuit verdrogingsoptiek vereiste beekbodemverhoging
van
0,3 tot 3 m (Jalink et aI., 2004). Voor substantiele verhoging
van de beekbedding
zijn andere methoden
noodzakelijk.
In de
Drentsche Aa wordt in het kader van het project 'Seek op pei!' vergelijkbaar zoek uitgevoerd.
onder-
van de Nederlandse
dallandschappen
gemaakt
nend instrument
voor beheerders
Ook beek-
en inrich-
brede OBN-agenda
beekdalen
is de ver-
van toepassing.
vraagstuk
klimaatbestendig
(Runhaar
veel vragen omtrent
is hoe natuurherstel
waterbeheer
samengaan.
bergen en vergroten
Een en
(WB21) in de
van de afvoercapaciteit hebben op de
Veel projecten
in
over beekher-
ten behoeve
(Verdonschot
blijkt dat de effecten
et
zijn er nog
natuurgebie-
enquete
van
et aI., 2009)
van maar een klein
deel van deze projecten
Water vasthouden,
van beken zal grote effecten
waterberging
uitgevoerd
naar is
Stuijfzand
et aI., 2008),
en te ontwikkelen
stelprojecten
Hoewel
al onderzoek
et aI., 2004;
Mouissie
het preadvies
Juist in de beekdallandschappen
ecosystemen.
OBN-kader
bestaande
in het beek-
op de nutrientenhuishou-
den. Uit een recente
als ondersteu-
ters (kader 3).
belangrijk
gevoerd.
hier buiten
natuur
is nog veel onbekend
ding van terrestrische
geformuleerd
is verlaging van de piekafvoeren
natuurlijke
(foto: Uko Vegter).
(foto: Camiel Aggenbach).
beek en de terrestrische over de effecten
geanalyseerd.
zijn kennislacunes
Voor het oplossen van beide knelpunten
verwijderen
heuvelland
dal. Bij waterberging
KRW), landbouw,
Vervolgens
door in de oorsprong
(Reest, foto: Uko Vegter).
bij Heveadorp
en
knelpunt voor de beekfauna. De hoge delende' zandbodem
van enkele beekdallandschappen.
een laaglandbeekdal
Rechts: een Veluwse bronbeek
van
en door verdie-
ping van het benedenstroomse
Boven:
door
door buisdrainage
in de oorsprong
Voorbeelden
van de
is veroorzaakt
toename van piekafvoeren 'runoff'
en
soorten (van Gerven
stromingsminnende
wordt
gemonitord.
leiden tot aanleg van een
meanderend
lengteprofiel
ge"lntegreerd
met herstel van de terrestrische
beekdalnatuur. geherprofileerd
Voordat
en zijn vaak niet 2000
is meer inzicht
km beek wordt in de effecti-
Kader 3. Beekdalvariatie in een typologie Door variatie in geologische opbouw, waterhuishouding, relief en bodemopbouw vertonen beekdalen naast overeenkomsten ook veel verschillen. Deze werken sterk door in de soorten en levensgemeenschappen van zowel de beekdalvlakte en -flanken als van de beken zelf. Zo is een belangrijk onderscheidend criterium de helling van het beekdal. De (relatief) sterk hellende beekdalen van het Heuvelland (Zuid-Limburg), de stuwwallen van Twente en de sprengen van de Veluwe vormen een aparte categorie. Hier komen bronnen en bronbeken voor en hebben de beken een relatief hoge stroomsnelheid. De Brabantse en Drents-Friese laaglandbeekdalen zijn met veen
viteit van beekherstelmaatregelen gewenst.
opgevulde erosiegeulen in gevarieerde geologische afzettingen. De toestroming van grondwater is hier beduidend minder groot en treedt meer diffuus op. Door het kleine verval is de gemiddelde stroomsnelheid in de beken lager. De voor het pre-advies opgestelde beekdaltypologie geeft (1) de samenhang tussen processen en patronen in beekdalen en beken, (2) een raamwerk van natuurreferenties en is (3) een hulpmiddel bij de keuze van herstelmaatregelen. Beekdaltypen zijn op twee manieren uitgewerkt. 'Hydro-ecologische beekdaltypen' beschrijven terrestrische ecosystemen op de dwarsgradient van het beekdal (plateau-flank-dalbodem) met als bepalende factoren waterstroming, bodem en ondergrond.
dringend
Door de ingrijpende veranderingen in het waterbeheer van afgelopen eeuw zijn geleidelijke overgangen tussen aquatische en terrestrische ecosystemen in beekdalen vrijwel verdwenen. Over waar en hoe die diffuse overgangen zijn te herstellen binnen de huidige waterhuishouding van stroomgebieden is weinig bekend. Het DT Beekdallandschap gaat daarom aan de slag met onderzoek naar de mogelijkheden van herstel van natuurlijke, meer diffuse afvoerpatronen in beekdalen. Een ander belangrijk onderwerp is herstel van veenvormende ecosystemen in beekdalen. Tot voor kort werd niet onderkend dat mesotrafente tri Ivenen n iet alleen in laagveenmoerassen maar ook in beekdalen kunnen voorkomen en dat van oudsher ook deden. Door verwerving en inrichting van grotere eenheden van gronden binnen de EHS is herstel van de waterhuishouding op het niveau van (delen van) beekdallandschappen mogelijk. Herstel van veenvormende moerassen wordt daarmee een interessante optie voor natuurbeheerders. In welke beekdalen dergelijke hoge ambities realistisch zijn en wat er voor herstel van veenvormende' moerassen in beekdalen nodig is wordt de komende twee jaar onderzocht.
Op de dwarsgradienten waren van oudsher soortenrijke vegetaties aanwezig. 'Aquatisch-ecologische beektypen' geven een beeld van de variatie in beken. De verschillen tussen aquatisch-ecologische beektypen hangen sterk samen met de gradient in de lengterichting van beekdalen (oorsprong, boven-, midden- en benedenloop). Naast beektypen met een duidelijke stroomgeul worden daarbij ook moerasbeektypen beschreven waarbij sprake is van een grote verwevenheid tussen aquatische en semi-terrestrische milieus en het oppervlaktewater langzaam en meer verspreid door het beekdal stroomt. juist in het laagland horen zulke beektypen thuis.
Literatuur Aggenbach, C).S., N. de Vries, M. Pelk, M. Jalink & P. Schipper, 2007. Kansen en risico's voor habitattypen in Nederlandse Natura 2000gebieden. De Levende Natuur 108(6): 228-232. Aggenbach, C).S., P.W.F.M. Hommel, R. H. Kemmers & R. W. de Waal, 2008a. Herstel natte bossen met water uit zuiveringsmoerassen. Vakblad Natuur, Bos en landschap 5(5): 11-14. Aggenbach, C).S., D. Groenendijk, R.H. Kemmers, H.H. van Kleef, A.J.P. Smolders, C.E.P. Verberk & P.F.M. Verdonschot, 2008b. Preadvies Beekdallandschappen. Knelpunten, kennislacunes en kennisvragen voor natuurherstel in beekdalen. KWR/Alterra/Bargerveen/Biware/De Vlinderstichting. Baaijens, G.J., E. Brinckmann, P.c. van der Molen & J. Mulder, 2007. De Buurserbeek: vloeien versus varen. Jaarboek Twente: 62-76, 138-139. Gerven, M.W. van, M.H. Jalink, J.A. Schot & P.F.M. Verdonschot, 1997. Maatregelen voor natuurherstel in het Springendal. KOA 97.049, Kiwa N.V. Onderzoek en Advies, Nieuwegein. Grootjans A.P., R.H. Kemmers, F.H. Everts & E.B. Adema, 2007. Restauratie van schraallanden op veengronden door afgraven en vernatten. De Levende Natuur 108 (3): 108-113. Jalink, M.H., R.H. Kemmers, A.H.F. Stortelder & R.W. de Waal, 2004. Referentieproject Springendal/ Korenburgerveen, Samenvatting monitoring 1998-2002, resultaten Springendal 2002.
Rapport EC-LNV nr. 2004/331-0. Jansen, A.J.M., C).S. Aggenbach, A.F.T. Eysink & D. van der Hoek, 2007. Herstel van natte schraallanden op minerale gronden. De Levende Natuur 108 (3): 96-102. Kemmers, R.H., A.P. Grootjans, M. Bakker, G.). Baaijens, J. Nijp & G. van Dijk, 2007. Leidt bevloeiing van schraallanden tot eutrofiering? De Levende Natuur 108 (3): 127-131. Mouissie, M., R. van Diggelen & J. Knol, 2008. Nutrientenreductie in moerassen langs de Hunze. Eindrapportage Grontmij Houten in opdracht van Provincie Drenthe en Waterschap Hunze & Aa's. Ploeg, N. van der, 2007. De Pelterheggen, vloeiweiden van de Plateaux. De Levende Natuur 108 (3): 132-134. Reemer, M., & R.F.M. Krekels, 2007. De natste sprinkhanen van Nederland: de Moeras- en de Zompsprinkhaan. De Levende Natuur 108 (3): 124-126. Runhaar, J., G. Arts, W. Knol, B. Makaske & N. van den Brink, 2004. Waterberging en natuur. Kennisoverzicht ten behoeve van waterbeheerders. STOWA rapport nr. 16, Utrecht. Smolders, A.J.P., E.C.H.E.T. Lucassen & ).G.M. Roelofs, 2003. Waterpeilregulatie in broekbossen: bron van aanhoudende zorg. H20 36 (24): 17-19. Stuijfzand, S. (red.), 2008. Praktijkervaringen met waterberging in natuur(ontwikkelings)gebieden. Hoofdrapport pilot-programma water-
Een bronbeek in de Bovenste Hof in Zuid-Limburg (foto: Camiel Aggenbach) . Herstel van ijzer-, basen- en nutrientenhuishouding in de wortelzone is een bepalende factor voor herstel van natte natuur in beekdalen. Hier een door ijzerrijk kwelwater gevoede vegetatie van Holpijp (Equisetum fluviatile) (foto: archief Stichting Het Drentse Landschap).
Overstroming in het Drentsche Aa-gebied in 1998, met op de achtergrond het Hunzedal. Hoe natuurherstel in de beekdalen te combineren met het langer vasthouden en bergen van water is de komende jaren een belangrijk OBN-thema (foto: archief waterschap Hunze & Aa's).
Dominantie van Pitrus Uuncus effusus), een veel voorkomend probleem bij vernatting in beekdalen op voormalige landbouwgronden (foto: Renee Bekker).
berging en natuur. RWS Waterdienst, Lelystad. Verdonschot, P.F.M., T.H. van den Hoek & M.W. van den Hoorn, 2002. De effecten van bodemverhoging op het beekecosysteem van de Springendalse beek. Alterra-rapport 1075, Alterra, Wageningen. Verdonschot, P.F.M., B. Knegtel & A. Besse, 2009. Evaluatie beekherstelprojecten 2008. Alterra rapport, Wageningen. Wassink, W.T., '999. Beekdallandschappen: een morfologisch onderzoek in de zandgebieden van Nederland. Proefschrift Universiteit Wageningen.
Summary Perspectives for restoration of Dutch brook valley landscapes Since two years the expert network for brook valley systems has widened her scope onto the restoration of complete landscapes. The expert network has started by formulating a research agenda based on the state-of-the art report called 'pre-advies'. This yielded (1) a new classification system for the Dutch brook valley systems and (2) existing questions and lack of knowledge with regard to ecological restoration issues in brook valley systems became clear. This forms the starting point of our efforts to reinforce the natural quality of the brook valley landscapes in The Netherlands. New National and European directives like the Water Framework Directive and Natura2000 are implemented in the research agenda. The challenge of the network now focuses on studying the possibilities to recreate the conditions in which natural processes such as peat formation and inundation as well as keystone species belonging to the Dutch brook valley landscapes can thrive sustainablyagain. Drs. C).S. Aggenbach KWR Water Postbus 1°72, 3430 BB Nieuwegein e-mail:
[email protected] Dr.ir. R.M. Bekker Gegevensautoriteit NatuurJ Rijksuniversiteit Groningen (Cocon) Postbus 5°45, 3502 jA Utrecht e-mail:
[email protected]
De Kwabaal (Lata Iota), een sleutelsoort voor beekherstel. De soort is in de Nederlandse beekdallandschappen nagenoeg uitgestorven maar in Belgie reeds met succes geherintroduceerd. Onderzoek naar de Kwabaal staat hoog op de agenda van het Deskundigenteam Beekdallandschap (foto: Lodewijk Roelen).
Drs. U. Vegter Waterschap Hunze & Aa's Postbus 195, 9640 AD Veendam e-mail:
[email protected] Drs. H.j. de Vries It Fryske Gea Postbus 3, 9244 ZN Beetsterzwaag e-mail:
[email protected]