MARK DAALDEROP / TITUS BRANDSMA:
‘ZOMERSCHOOL WERKT!’
MAGAZINE Doorbraakproject op de bres voor digitaal leermateriaal / Jan Anthonie Bruijn: ‘Angst voor register is koudwatervrees’ / Talentvolle onderwijspioniers innoveren van onderop / Participatiewet: maak er werk van Magazine voor voortgezet onderwijs oktober 2014 / jaargang 9
1
INTERVIEW
MARK DAALDEROP, DIRECTEUR TITUS BRANDSMA, VELP:
‘KANSEN BIEDEN IN PLAATS VAN ZITTEN BLIJVEN’ 8
VO-magazine 1 / oktober 2014
Afgelopen zomer was het tweede jaar van de pilot zomerscholen van de VO-raad. Het Titus Brandsma uit Velp wist samen met scholen uit de omgeving een van de twee regionale zomerscholen op te zetten. Gevolg: uitgebreide aandacht in de pers én minder zittenblijvers. Directeur en projectleider Mark Daalderop: “Zittenblijven is geen goede oplossing.” Tekst: Hanneke van der Linden / Fotografie: Josje Deekens
Titus Brandsma in Velp is een middelgrote school met mavo, onderbouw havo/atheneum en een Wereldklas, en maakt onderdeel uit van het Arentheem College. Locatiedirecteur Mark Daalderop is groot voorstander van de zomerschool. Vorig jaar deed zijn school op zichzelf mee aan de pilot en dit jaar begeleidde hij de regionale editie, waaraan drie schoolbesturen en in totaal tachtig leerlingen hebben meegedaan. In de zomerschool krijgen leerlingen die blijven zitten, alsnog de kans om over te gaan. Wat zijn bij u op school de criteria voor deelname?
“Een leerling moet genoeg capaciteiten bezitten om uiteindelijk bij ons zijn diploma te halen. We zijn een school die denkt in kansen. Het docententeam beslist of kinderen die het om wat voor reden niet hebben gered, alsnog een kans krijgen om over te gaan. Met zes onvoldoendes op het rapport wordt het lastig en kan een leerling niet zonder meer naar de zomerschool. De centrale vraag die we ons stellen, is hoeveel tekortpunten een leerling heeft en of een leerling die in twee weken weg kan werken. Vijf tot zes onvoldoendes is bespreekbaar, maar dan moet een leerling gedurende de zomerschool het maximale van drie vakken optrekken. Dat is heel veel, leert de ervaring. Drie onvoldoendes op het rapport waarvan er een of twee via de zomerschool worden weggewerkt, kan daarentegen prima. Bij vier onvoldoendes, waarvan twee in de kernvakken, kan iemand met behulp van de zomerschool alsnog overgaan. We zien wel dat kernvakken zoals Nederlands en wiskunde veel gevraagd zijn. Maar als docenten zeggen dat een leerling het prima kan, doen we het ook. Het gaat om het potentieel en de motivatie. Dat beoordelen de docenten op basis van persoonlijke inschatting, cijfers en de resultaten van het Cito-Volgsysteem. We geloven niet in het afserveren van leerlingen op basis van een paar tekortpunten, al kan het wel gebeuren dat een leerling geen zomerschooladvies krijgt omdat we zien dat hij of zij het alsnog niet gaat redden. Uitgangspunt is dat
een school als de onze niet te veel oogkleppen op wil zetten als het om de toekomst van een leerling gaat. Bij een tekortpunt of twee hoor je bij ons niet meteen dat je niet meer verder kan.” De zomerschool doet veel goeds voor het rendement van de school. Is dat een prettige bijkomstigheid of de voornaamste reden om mee te doen?
“Bij de start van de pilot zagen wij toevallig aankomen dat er veel leerlingen zouden moeten blijven zitten. De resultaten leken dat jaar tegen te vallen; de leerlingen er toch doorheen slepen, zou goed zijn voor ons rendement. Er wordt in Nederland steeds meer op rendement gestuurd en een school wil absoluut niet als zwak genoteerd staan. En veel zittenblijvers werkt negatief: niet alleen op de sfeer in een klas, maar ook op het rendement. Een school wil niet op die manier de inspectie over de vloer krijgen.” Is die sturing op rendement terecht?
“Dat heeft twee kanten. Het positieve is dat leerlingen zo goed mogelijk door school heen worden gesleept. Maar het lastige is dat het rendement van een school wordt afgelezen ten opzichte van andere scholen, ongeacht in welke buurt of sociale omgeving de school staat. Onze school staat in een sociaal zwakkere wijk. Als wij als school drie zittenblijvers hebben in een bepaald leerjaar en over heel Nederland het gemiddelde één leerling is, hebben wij dan een slechte school? Daar zit het rare van het rendementsdenken.
‘We geloven niet in het afserveren van leerlingen op basis van een paar tekortpunten’ Natuurlijk heeft het iets positiefs in de zin dat scholen kwaliteit moeten leveren en ermee aan de slag moeten. Nadelig vind ik dat het eerder gaat over wat de leerling
VO-magazine 1 / oktober 2014
9
INTERVIEW
‘De zestien leerlingen die dankzij de zomerschool alsnog overgingen, hebben inmiddels allemaal hun diploma gehaald’
moet halen dan over wat de leerling moet leren. Dat is een verkeerde insteek, want kinderen komen op school om te leren. Anders krijg je hetzelfde als met de Citotoets: dat kinderen oefenen om een zo hoog mogelijke score te halen. Terwijl dat niet werkt, want het beklijft niet. Je hebt er op lange termijn niets aan. Titus Brandsma staat er prima voor, we zijn altijd ‘groen’ geweest, maar je vraagt je toch af of het eindexamengemiddelde van 6,3 dat voor onze school echt uitstekend is, door de inspectie wel als zodanig wordt beoordeeld. Omdat het tegen een landelijk gemiddelde van het schooljaar 2013-2014 wordt afgezet, weten we dat nog steeds niet. Stel dan gewoon een norm. Dat een school bijvoorbeeld een eindexamengemiddelde van 6,5 moet halen, los van wat de rest van Nederland doet. Dan is het duidelijk. Maar met dit systeem heb je als school in een sociaal zwakkere wijk sowieso een achterstand op de rest.” Nederland heeft vergeleken met andere Europese landen het hoogste percentage zittenblijvers. Ligt dat aan het onderwijs?
“Hier is een percentage van 5,8 procent zittenblijvers vrij gewoon; het is maar hoe je het bekijkt. Ik kan alleen iets over onze eigen school zeggen en dat is dat onze docenten heel erg hun best doen om hun leerlingen er doorheen te slepen, maar dat het soms gewoon niet lukt. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat de school of de docenten het beter moeten doen. Het klopt dat er gaandeweg iets is misgegaan als er zo veel zittenblijvers zijn. Dat hoeft niet aan het onderwijs te liggen. Misschien hebben we het lastiger dan andere Europese landen omdat in het Nederlandse systeem al vroeg in niveaus wordt gedacht. Maar dat zegt niets over de kwaliteit.
‘Zittenblijven kost veel geld en levert vooral ongemotiveerde leerlingen op’ Misschien is er een enkele docent of mentor die te weinig heeft gedaan om leerlingen erbij te houden, maar in de praktijk zien we juist hoe moeilijk het is om ouders erbij te betrekken. Soms hebben leerlingen zo veel problemen aan hun hoofd, dat het al bijzonder is dat ze überhaupt op school rondlopen. Dan zou je willen dat ze meer ondersteuning van thuis krijgen. Er zijn nu eenmaal diverse aspecten die bepalen of een kind een succesvolle schoolcarrière heeft of niet. Misschien kan het voortgezet onderwijs een stap
10
VO-magazine 1 / oktober 2014
richting differentiatie in leerstijlen maken, waardoor leerlingen kennis tot zich kunnen nemen op de manier die voor hen persoonlijk het meest succesvol is. Het primaire onderwijs is daar al verder in en docenten in het voortgezet onderwijs kunnen daar iets van leren.” Is zomerschool puur vanuit economische overwegingen interessant? Een zittenblijver kost de staat 7000 euro per jaar; zomerschool kost 500 tot 1000 euro per leerling.
“Dat beeld heb ik niet, maar ik vind het niet erg als het zo zou zijn. Zittenblijven kost heel veel geld en het levert vooral ongemotiveerde leerlingen op. Het zijn er té veel en daar moeten we gewoon wat aan doen. Prachtig dat het ook nog geld oplevert, natuurlijk. En ja, misschien is zomerschool een vorm van symptoombestrijding, maar dan wel een hele effectieve. Van de achttien leerlingen van het Titus Brandsma die aan de eerste pilot hebben meegedaan, zijn zestien alsnog overgegaan. En diegenen die toen meededen, in de overgang van 3 naar 4 mavo, hebben inmiddels allemaal hun diploma gehaald. Er is dus een langetermijneffect. Wie in drie mavo meedoet, is extra gemotiveerd voor het examenjaar en met leerlingen die meedoen van het tweede naar het derde leerjaar, halen we het jaar daarop normale overgangspercentages. Dus wat ons betreft gaan we hier nog heel lang mee door.”
PILOT ZOMERSCHOLEN Afgelopen zomer werd voor de tweede keer de pilot Zomerscholen gehouden. Op 13 individuele scholen en 2 ‘regionale’ zomerscholen werden leerlingen twee weken begeleid in één of enkele vakken waarin ze een achterstand hebben. Zo kunnen ze voorkomen dat ze een jaar moeten overdoen. De pilot Zomerscholen is een proef van 2 jaar die door de VO-raad en CNV Onderwijs is geïnitieerd. Het ministerie van OCW financiert de pilot. Vorig jaar werd 85% van de leerlingen die deelnamen aan de zomerschool alsnog bevorderd. Vanaf 2015 komt er 9 miljoen euro beschikbaar voor zomerscholen. De ambitie is dat in 2020 het aantal zittenblijvers is gedaald van 5,8% naar 3,8%. In het onlangs afgesloten sectorakkoord VO zijn hier afspraken over gemaakt.
CV MARK DAALDEROP Geboren Opleiding 1982 - 1988 1988 - 1994 1994 - 1996 2006 - 2013
5 januari 1970 in Nijmegen
vwo, Elshof College Nijmegen doctoraal scheikunde eerstegraads lesbevoegdheid scheikunde leergang Leidinggeven in vo (schoolmanager, Interstudie, APS), diverse trainingen gesprek- en interventietechnieken, onderwijsleergang financiën, crisismanagement
Werker varing 1997 - 1998 conrector Luzac College Arnhem 1998 - 2005 rector Luzac College Eindhoven / Luzac College ’s-Hertogenbosch 2005 - 2006 afdelingsleider, Arentheem College, locatie Middachtensingel 2006 - nu locatiedirecteur, Arentheem College, locatie Titus Brandsma Samenwonend met Rian Kroese, één dochter, Eva (6).
Hoe is de regionale zomerschool georganiseerd?
“Er is een stuurgroep zomerschool, waarin ook de tien andere scholen zijn vertegenwoordigd. Daarmee heb ik veel aan informatieverspreiding gedaan. Er is regelmatig overleg en er worden nieuwsbrieven met vragen, opdrachten en opmerkingen rondgestuurd. Het is mijn taak om ouders, leerlingen en docenten te informeren en enthousiasmeren. Vooral draagvlak bij docenten is belangrijk. Zij moeten erachter staan dat leerlingen meedoen, want zij moeten al het leermateriaal klaarzetten, toetsen en een nakijkmodel aanleveren. Dat moeten zij heel uitvoerig en nauwkeurig doen, want een ander moet het gaan uitleggen, bespreken en nakijken. Het onderwijs van de zomerschool wordt namelijk niet door onze eigen docenten verzorgd, maar is uitbesteed aan adviesbureau BMC. De laatste keer hadden we elk vak beschikbaar in de zomerschool, zelfs Latijn en Grieks. Het is belangrijk om de prognoses van het aantal leerlingen en vakken goed bij te houden. Daar gaat veel tijd in zitten omdat docenten daarover moeten overleggen, mentoren hun advies moeten geven, enzovoort. Ook ouders moeten goed geïnformeerd zijn. Als hun kind meedoet aan de zomerschool, moet de vakantie met het gezin twee weken worden opgeschoven en in
sommige gevallen zelfs geannuleerd. Scholen die geen eigen boekenfonds hebben, moeten een regeling treffen met hun boekenleverancier, omdat leerlingen hun boeken nog nodig hebben. Zelf heb ik bovendien het gebouw, de conciërge, schoonmaak en catering geregeld. Al met al zo’n vijftien tot twintig uur extra werk.” En hoe is de regionale samenwerking bevallen?
“Deze tweede pilot gaan we nog met de drie betrokken schoolbesturen evalueren, maar het is allemaal heel goed en soepel verlopen. Het voordeel van met elkaar optrekken is dat er een groter aantal leerlingen meedoet, waardoor er meer vakken kunnen worden gegeven en ook eerstegraads docenten kunnen worden gevraagd. Dit keer deden tachtig leerlingen mee, waarvan 89 procent alsnog over is gegaan. Van onze eigen school deden zeventien leerlingen mee en heeft slechts één het niet gehaald. Dit jaar was er ook een meisje op de zomerschool om haar Nederlands bij te spijkeren, terwijl ze wel over was. Ze was recentelijk vanuit Duitsland naar Nederland verhuisd en wilde de taal beter in de vingers krijgen. Dat hoorde eigenlijk niet thuis in de pilot, maar het geeft wel aan wat er met de zomerschool mogelijk is. Er zit nog veel meer in en dat is prachtig. We gaan zeker door.”
VO-magazine 1 / oktober 2014
11