83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 1
- KRONIEKINZICHT ZONDER INVLOED
Onlangs verscheen in Nederlandse vertaling het boek De filosofie van Christus van Frédéric Lenoir. De centrale stelling van het boek luidt: ‘De boodschap van Christus is aan de kerk ontsnapt en keert in geseculariseerde vorm in de moderne wereld terug’. De auteur is hier niet rouwig om – in de Franse context is dit opmerkelijk, twee eeuwen na de Revolutie. Hij pleit voor de blijvende geldigheid van ‘naastenliefde, de ethische gedachte van menselijkheid en van andere joodschristelijke of uit de joods-christelijke traditie voortgekomen begrippen’. Lenoir neemt stelling tegen Michel Onfray en diens boek Atheologie. De hoofdzonden van jodendom, christendom en islam. Lenoir deelt de kritiek op de ontsporingen in de geschiedenis van de kerk – de inquisitie bijvooorbeeld – maar wil niet het kind met het badwater weggooien. Als filosoof sluit Lenoir uitdrukkelijk bij Levinas aan. Ook heeft hij een boek geschreven samen met Abbé Pierre. De centrale stelling van Lenoir geeft te denken. De christelijke boodschap keert in geseculariseerde vorm terug. Wat betekent dit voor de anti-joodse beeldvorming die eeuwenlang deel uitmaakte van de christelijke boodschap? Keert die ook in seculier gedaante terug? Soms vrees ik van wel. De nieuwe kijk van de kerken op het joodse volk en de joodse godsdienst is ontstaan juist in de periode dat de invloed van de kerk op de beeldvorming bij mensen drastisch afnam. De correctie heeft velen binnen de kerken nog nauwelijks bereikt; om over de ‘kerkverlaters’ maar te zwijgen. De inzichten van de KRI – en haar zusterinstellingen – mogen zich dus niet beperken tot het binnenkerkelijk milieu. De nieuwe media kunnen hierbij een hulpmiddel zijn, al blijft ook de oude wijn van goede kwaliteit (Lc.5:39). De Dag van het Jodendom richt zich in eerste instantie tot de parochies. Een pragmatische en verstandige beperking. Maar het ‘katholieke volksdeel’ was en is groter. Misschien kunnen we stap voor stap onze netwerken uitbreiden. JAAP VAN DER MEIJ Voorzitter KRI
4/2008 Informatiebulletin van de Katholieke Raad voor Israël
TITUS BRANDSMA en het jodendom
Titus Brandsma als gevangene van de nazi’s in kamp Amersfoort. Deze pentekening is gemaakt door zijn medegevangene John Dons.
Onlangs verscheen bij uitgeverij de Valkhofpers in Nijmegen een omvangrijke nieuwe biografie van de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma, die in Dachau werd vermoord en op 3 november 1985 door paus Johannes Paulus II werd zaligverklaard. In het boek, getiteld ‘Titus Brandsma, de man achter de mythe’, geschreven
door historicus en KRI-bestuurslid Ton Crijnen, tevens redacteur van de KRIKroniek, wordt onder meer ruim aandacht besteed aan de ‘dubbele’ manier waarop Brandsma zich opstelde tegenover het jodendom. Hierna volgt een door de auteur bewerkte, sterk bekorte samenvatting van de betrokken passages.
83199 Kroniek nr4-2008
2
27-11-2008
11:03
Pagina 2
Op 6 januari 1928 beklaagde ene Louis Carpay zich in een brief aan Titus Brandsma over het feit dat in de katholieke leeszaal te Oss, waarvan de karmeliet oprichter en censor was, zich boeken met antisemitische passages bevonden. In zijn antwoord probeerde pater Titus het antisemitisme in katholieke kring, dat hij niet ontkende, te verklaren vanuit het door hem gesignaleerde antikatholicisme in joodse kring:‘Er zijn zeker onder katholieken vrij felle antisemieten, vooral in landen als Oostenrijk, Polen, enzovoort, maar primo zijn de katholieken over het algemeen onder de antisemieten niet de felsten en sterksten, zeker niet als zodanig en officieel, secundo zijn er niet minder Israëlieten die heel fel-anti-katholiek zijn, dat zal toch wel geen Israëliet, al betreurt hij het, ontkennen.’ Het was een vreemde pot-verwijt-de-ketel redenering die oorzaak en gevolg van antikatholieke ressentimenten in joodse kring door elkaar haalde en probeerde het eeuwenoude, op kerkelijk-theologische gronden steunend antijudaïsme onder katholieken een minder ernstig karakter te geven. In tegenstelling tot veel geloofsgenoten besefte Brandsma dat het christendom zijn wortels heeft in het jodendom, maar dat leidde bij hem niet tot het besef dat de joden recht hebben op een eigen religieus bestaan. Hij was ervan overtuigd dat ze bekeerd moesten worden, maar uitsluitend met vreedzame middelen: voorlichting, gebed. Geweld tegen joden, zoals zich dat later in nazi-Duitsland zou manifesteren, wees hij scherp af.
NUTTIGE CONCURRENT In tegenstelling tot andere katholieke prominenten als Poels en Aalberse zijn van Titus Brandsma uit de jaren 1933 en 1934 geen artikelen, redevoeringen of preken tegen het nazisme bekend. Mogelijk had dit te maken met zijn aanvankelijke overtuiging dat het nationaalsocialisme een nuttige concurrent was van het door hem verafschuwde communisme. Opmerkelijk was dat Brandsma als censor van de Katholieke Encyclopedie, in 1933 verschenen, een aantal ‘groezelige tot meer beschamende passages’ (Jaap de Berg in Trouw) over fascisme, nationaalsocialisme en antisemitisme liet passeren. Een ervan was de mededeling dat de nazipartij ‘kordaat’ de strijd aanbond met het jodendom. De karmeliet kwam, zo lijkt het, pas openlijk tegen het nazisme in beweging nadat Hitler op 15 september 1935 in Neurenberg de rassenwetten had laten afkondigen, die de systematische discriminatie en uitsluiting van de Duitse joden juridisch vastlegden. Brandsma was een van de veertien hoogleraren die in december 1935 door het Nederlandse Comité voor Bijzondere Joodse Belangen werden gevraagd een kort, schriftelijk ‘getuigenis van het menselijk geweten’ af te leggen ‘tegenover onrecht, door een overgrote meerderheid een kleine groep aangedaan’. In fors kwartoformaat uitgegeven droeg het getuigenis de titel Stemmen van Nederlanders over de behandeling der Joden in Duitsland.
In de katholieke kerk van Nes op Ameland vindt men een gebrandschilderd raam met een afbeelding van Titus Brandsma. Naast hem een gebrandschilderd raam met de afbeelding van een Dwaze Moeder uit Argentinië.
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 3
De omslag van de biografie van Titus Brands geschreven door Ton Crijnen. Links een foto van de auteur. 3
Brandsma’s bijdrage luidde: ‘De waan der zwakheid’. Hij weefde echter een opvallend motief in zijn kritiek op de jodenvervolging in nazi-Duitsland. ‘Hoe veel edeler en sterker zouden de bestrijders van de Joden zijn, indien zij, deze macht niet kunnende of niet willende verdragen, in een edele wedstrijd zouden beproeven, even goed te doen en beter, wat deze Joden in maatschappelijke uitwisseling van diensten tot heden met zo groot succes deden.’ Dit is een treffende illustratie van de ‘dubbele’ manier waarop de karmeliet naar joden keek. Het vooroordeel over hun grote politieke en financieel-economische macht deelde hij. En dat de rest van het Duitse volk vond dat die moest worden ingeperkt, stelde hij niet ter discussie. Maar het moest dan wel gebeuren via eerlijke competitie en zonder onderdrukking. Toen Hitler en consorten zich niet aan die regel hielden vonden ze een vastbesloten Brandsma op hun weg. Het leverde hem op 15 februari 1936 een honend artikel (‘Een slimme professor’) van het Berlijnse nazi-blad Fridericus op. Het noemde pater Titus een ‘geleerde beschermer van joodse rovers’. WAAKZAAMHEID Brandsma sloot zich aan bij het Comité van Waakzaamheid dat op 27 juni 1936 in Amsterdam werd opgericht. De initiatiefnemers, onder wie de schrijvers E.du Perron en Menno ter Braak en de historici Jan en Annie Romein, wilden een zo breed mogelijk intellectueel front vormen tegen het nazisme.Vandaar dat men prominenten van alle levensbeschouwelijke stromingen verzocht lid te worden. Met opzet nam men geen joden in het bestuur op, kennelijk om de tegenstander geen kans op een schot voor open doel te bieden. Dat men Hitler en consorten daarmee bevestigde in het streven joden uit te sluiten, werd niet beseft of op de koop toe genomen. Ook een zestal katholieke prominenten trad toe tot het comité, onder wie een coryfee als Anton van Duinkerken. Brandsma werd hoogstwaarschijnlijk aangezocht vanwege zijn werk voor het Comité van Bijzondere Joodse Belangen. De ondertekenaars stelden dat het nationaalsocialisme en alle andere groeperingen van fascistische aard een ernstig gevaar vormden voor de vrijheid van onderzoek en
meningsuiting, en daarmee een bedreiging voor de ontwikkeling van maatschappij, cultuur en wetenschap. Men wilde ‘opkomen voor de verdediging der geestelijke vrijheid en tegen het nationaalsocialisme dat dit essentiële cultuurgoed belaagt’. De katholieke aanwezigheid bleek van korte duur. Binnen de roomse zuil ontstond grote commotie over het feit dat vooraanstaande katholieken met communisten, socialisten en liberalen in één comité zaten. De Utrechtse aartsbisschop Jan de Jong liet daarop weten dit niet te accepteren. Ook Brandsma gehoorzaamde, maar met moeite. ‘Te meer hindert mij dit uittreden, omdat ik daartoe zo vriendelijk en met de beste bedoelingen werd uitgenodigd.’ Het is opmerkelijk dat hij überhaupt tot het comité was toegetreden.Verre van een rebel te zijn negeerde hij daarmee een mandement van de bisschoppen dat deelname aan algemene of neutrale verenigingen afkeurde. Kennelijk vond Brandsma de strijd tegen het nazisme inmiddels zo belangrijk dat hij welbewust aan dit algemene, zuildoorbrekende initiatief meewerkte, totdat het machtswoord van de kerkleiding hem dat onmogelijk maakte. MODERN HEIDENDOM Zijn antinazistisch vuur was ook daarna verre van gedoofd. Zo begon hij in het studiejaar 1938-1939 met een serie colleges en lezingen waarin het nationaalsocialisme aan een wijsgerige analyse werd onderworpen. Hij liet er tegenover zijn studenten geen enkel misverstand over bestaan dat het mensbeeld van het nazisme fontaal botste met dat van het christendom. Het nationaalsocialisme stond in zijn ogen gelijk aan ‘modern heidendom’. In dit verband is het opvallend dat er van Titus Brandsma geen openlijk protest bekend is tegen de Reichskristallnacht (9 en 10 november 1938) en de daarmee gepaard gaande jodenpogroms in heel nazi-Duitsland. Waarom hij zweeg is onduidelijk. Zag hij dit als een incident in het bredere perspectief van de ideologische strijd tegen het nazisme en besteedde hij er daarom niet apart aandacht aan? Of heeft hij het wel in een van zijn colleges ter sprake gebracht, maar zo terloops dat geen van de aanwezigen er later melding van heeft gemaakt?
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 4
ARIËRVERKLARING En toen kwam de Duitse bezetting met haar steeds feller optreden tegen de joden. Op 25 oktober 1940 werd ook aan de katholieke universiteit iedereen verzocht de beruchte ariërverklaring af te leggen. Men gehoorzaamde en masse. Ook Brandsma. Op 27 oktober schreef hij zijn familie: ‘In verband met de verordeningen heb ik zojuist een verklaring gepost, dat ik niet van joodse bloed ben: een echte Stânfries. Het is maar treurig voor de joden. Ik heb met hen te doen.’ Met dit laatste duidde hij op de verordening van 28 augustus waarin de bezetter verordonneerde dat joden niet meer in overheidsdienst aangesteld en joodse ambtenaren niet meer bevorderd mochten worden.
4
Bronzen beeld van Titus Brandsma in de katholieke Titus Brandsmakerk in Amstelveen.
De opmerking dat hij met de joden te doen had, nadat hij zich eerst door de verklaring geen joods bloed te bezitten in feite van hen had gedistantieerd, klinkt hol en weinig overtuigend. Speelde naïviteit een rol? Wist hij dat de Duitsers met concrete plannen speelden om de universiteit te sluiten en wilde hij hun geen motief verschaffen? Tekende hij omdat nou eenmaal iedereen het deed? Of speelde naïeve trots op zijn Friese afstamming een rol? We weten het niet, want Brandsma heeft nooit uitleg verschaft. Aan de Nijmeegse universiteit moest kort daarop een joodse hoogleraar gedwongen vertrekken. Anders dan in de meeste universiteitssteden gaf dat in Nijmegen geen aanlei-
ding tot merkbaar protest. Ook van Brandsma is geen openlijke afkeuring bekend. De reden blijft ook in dit geval duister. Misschien ligt de verklaring in een andere passage uit de brief van 27 oktober:‘Het spreekwoord zegt echter: de soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend.’ TACTISCH De steeds dieper ingrijpende segregatie van het joodse bevolkingsdeel trof ook het lager en middelbaar onderwijs. Op 29 augustus 1941 eiste Van Dam, secretaris-generaal van het departement van onderwijs, dat de schoolbesturen alle joodse kinderen zouden verwijderen. Die moesten in speciale joodse scholen worden ondergebracht. Brandsma, voorzitter van de besturenbond van het katholiek middelbaar onderwijs, protesteerde. Hij voerde geen principiële gronden aan omdat dit volgens hem geen zin had, maar gooide het over de praktische boeg: een dergelijk afvoeren van leerlingen, slechts een paar dagen voor de scholen weer begon, zou de besturen verplichten reeds benoemde leraren weer te ontslaan omdat de klassen nu kleiner werden. Van Dam antwoordde koeltjes dat als het verwijderen van joodse kinderen tot gevolg zou hebben dat in specifieke gevallen het aantal kinderen per klas onder de overheidsnorm zou dalen, dit door zijn departement zou worden toegestaan. Het puur tactische optreden van Brandsma, waarvan hij op 8 september een verslag naar de besturen zond, leidde kennelijk tot misverstanden, want vier dagen later haastte hij zich op te merken:‘Dat ik eerst de technische zijde trachtte te regelen (…) en eerst daarna de principiële zijde van het vraagstuk bezie, houdt natuurlijk geenszins in, dat deze laatste bij de eerste zou zijn achtergesteld.’ MAAS IN DE WET De protesten van de katholieke schoolbesturen richtten zich op de eerste plaats tegen het verwijderen van joodse leerlingen die katholiek waren gedoopt. Toch zette Brandsma zich ook in voor de niet-gedoopten. Dat blijkt uit een nieuwe bestuursbrief van 18 september. Daarin wees hij nadrukkelijk op een maas in de nieuwe wet: ‘Nog deel ik U mede, dat op een onzer scholen een joodse leerling die op grond der nieuwe bepalingen van de school verwijderd was, doch op de joodse school in de nabijheid niet meer kon worden toegelaten, omdat deze vol was, weder op de katholieke school mag worden toegelaten. (…) Een telegrafisch verzoek via de burgemeester lijkt mij in deze het meest geschikt.’ Titus Brandsma bleef zich tot zijn arrestatie in januari 1942 ook op andere manieren voor joden inzetten. Zo zijn er aanwijzingen dat hij de speciale bisschoppelijke adviseur voor joodse zaken, Sophie van Berckel, hielp bij haar (mislukte) plan om katholieke joden uit Nederland naar Brazilië te laten emigreren met toegezegde Braziliaanse visa. Maar tot het laatst hield hij vast aan zijn mening dat alleen een bekeerde jood een ‘goede’ jood kon zijn. TON CRIJNEN
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 5
THEMA: VROUWEN EN RELIGIEUZE TRADITIE Op de pagina’s 5 tot en10 van deze KRI/Kroniek treft de lezer een aantal artikelen aan over joodse en christelijke vrouwen die als leider actief zijn of waren binnen hun eigen gemeenschap.
Vrouwen als religieuze leiders: drie tradities, drie verhalen Op 27 augustus van dit jaar ontvingen vijf afgestudeerden van het Levisson Instituut in Amsterdam hun semiecha of bevestiging tot rabbijn. Hiermee was het Verbond voor Progressief Jodendom in Nederland (LJG) vijf rabbijnen rijker. Vier van hen zijn vrouw. Dit heuglijke feit riep bij de redactie van Kroniek de vraag op hoe vrouwen die in hun religieuze gemeenschappen een leidende functie vervullen deze positie ervaren. We vroegen het rabbijn Hetty Groeneveld, pastoraal werkster Jos van Steen en emerita-predikante Stien van der Hout-Slagmolen.
Rabbijn Hetty Groeneveld, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente Brabant.
U vervult binnen uw geloofsgemeenschap een leidende functie. Hoe zou u leiderschap typeren? Hetty Groeneveld (38 jaar, sinds augustus 2008 rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente Brabant): ‘Rabbijn betekent leraar. Een rabbijn heeft de expertise om mensen uit te leggen hoe zij hun vragen zelf kunnen beantwoorden. Dat is nooit een kwestie van de baas spelen, maar van aanwijzen en toelichten. In bepaalde situaties geef ik als rabbijn advies. Slechts in gevallen waarin partijen mijn tussenkomst in een conflict vragen, heeft mijn advies een bindend karakter. In religieuze kwesties bepaal ik als gemeenterabbijn wat volgens de joodse wet en traditie de koers van mijn gemeente zou moeten zijn. In al deze gevallen heeft leiderschap geen hiërarchische implicatie.’ Jos van Steen (62 jaar, sinds 1994 pastoraal werkster in Wormer, Noord-Holland): ‘Leiderschap is voor mij de gemeenschap begeleiden om samen “kerk” te zijn. Leiderschap betekent je bewust zijn van de relatie God-gemeenschap-wereld en van daaruit werken. Het bewustzijn van die relatie houdt me kritisch en tegelijk bescheiden.’ Stien van der Hout (68 jaar, predikante in Kootwijkerbroek van 1998 tot 2006): Pastoraat was voor mij het belangrijkste, herderschap dus. Daarnaast heb ik getracht leiding te geven aan het functioneren van de gemeente, bijvoorbeeld in de kerkenraad en het gemeente zijn in de wereld.’ ANDERE AANPAK Is volgens u het leiderschap van mannen anders dan van vrouwen? Stien van der Hout: ‘Het zou niet zo moeten zijn, maar er wordt nog altijd anders tegen mannen als leiders aangekeken dan tegen vrouwen. En ik denk ook dat vrouwen een andere aanpak hebben.’ Jos van Steen: ‘In de rooms-katholieke kerk zijn de leiders bijna allemaal mannen, daardoor kijken katholieken vreemd aan tegen vrouwelijke pastores. Het pastoraat is deels een verzorgend vak en als zodanig zeer passend voor vrouwen. Beleving en meeleven zijn bij vrouwen vanzelfsprekend aanwezig. Omdat mannen nog steeds meer leidinggevende posities bekleden dan vrouwen lijken vrouwen hun kwaliteiten meer te moeten bewijzen voordat zij als leiders gezag krijgen.’ Hetty Groeneveld: ‘Naar mijn idee zou religieus leiderschap van mannen en vrouwen hetzelfde kunnen en misschien wel moeten zijn. Mensen leggen soms teveel de nadruk op sekse wanneer het gaat over eigenschappen van rabbijnen.Terwijl juist iemands individuele eigenschappen van belang zouden moeten zijn. Op zich is de interesse in het onderscheid tussen vrouwelijke en mannelijke rabbijnen begrijpelijk. Ik ben de eerste vrouwelijke rabbijn binnen het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom. Aan iets wat nieuw is, moeten mensen wennen en dat brengt vragen met zich mee. Inmiddels zijn er meer vrouwelijke rabbijnen werkzaam binnen het Verbond. Het duurt dus vast niet lang meer voordat het idee van een vrouwelijke rabbijn gewoon geworden is. Dan zal er vast minder nadruk gelegd worden op het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke rabbijnen.’
5
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 6
VERSCHILLEN Meer praktisch gericht: welke verschillen ziet u zelf tussen vrouwelijke en mannelijke leiders, en hoe worden die gewaardeerd? Hetty Groeneveld: ‘Het is me tot nu toe nooit opgevallen dat de mannen en vrouwen een duidelijk verschillende aanpak hebben. Ik denk dat alle rabbijnen op hun eigen manier vorm geven aan hun rabbinaat. Die eigenheid is waardevol en zorgt ervoor dat we van elkaar kunnen leren en elkaar aanvullen.’ Stien van der Hout: ‘Mannen zijn meer zakelijk gericht, vrouwen denken eerder aan de sociale kant van het leiding geven. Mijn ervaring is dat de vrouwelijke aanpak wordt gewaardeerd.’ Jos van Steen: ‘Ik denk dat ik als niet-gewijde vrouw dichter sta bij parochianen. Minder afstand betekent meer contact, maar ook minder gezag. Met name op bestuurlijk vlak word ik als vrouw door sommige mannelijke bestuurders minder geaccepteerd. Op mijn theologisch vakgebied ervaar ik van parochianen en medewerkers vooral erkenning. Die krijg ik niet van sommige mannelijke collega’s, met name priesters.’
meente. Dat heb ik ruim vier jaar gedaan. Op aandrang van mensen in mijn omgeving ben ik daarna naar de universiteit in Kampen gegaan.Al vóór mijn afstuderen in 1998 werd ik benaderd door de gereformeerde kerk van Kootwijkerbroek.’ Jos van Steen: ‘Ik ben door vrouwen uit mijn omgeving gevraagd om actief te worden als voorganger in de liturgie. Ik was als vrijwilligster al actief in de kerk en had daar al ervaren dat het in de geloofsgemeenschap over ‘echte’ dingen gaat. Ik ben in deeltijd theologie gaan studeren aan de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam.’ Hetty Groeneveld: ‘Ik heb vroeger nooit bedacht dat ik later rabbijn zou kunnen worden. Pas toen er in Nederland nagedacht moest worden over opvolging van de rabbijnen die de pensioengerechtigde leeftijd naderden, wist ik dat ik zelf rabbijn wilde worden. In zekere zin overkwam het me.Toch stond mijn besluit vast en ik kon al snel aan mijn opleiding aan het Leo Baeck College in Londen beginnen. Het is een beslissing waar ik tot nu toe nooit spijt van heb gehad.’ PROGRESSIEF Welke invloed heeft het feit dat u vrouw bent op de gemeenschap die u leidt? Hetty Groeneveld: ‘Ik ben als rabbijn van mijn gemeente benoemd omdat ik de meest geschikte kandidaat was. Mijn vrouw-zijn speelde bij mijn benoeming nauwelijks een rol en dat is nog steeds zo. Wel is het zo dat mijn gemeente, mede door mijn benoeming, naar buiten toe bekend staat als progressief.’ Stien van der Hout:‘Een deel van de gemeente moest er aan wennen, had tevoren ook bezwaren.’ Jos van Steen: ‘Ik ben bang dat de parochie voor mannen minder interessant wordt, dat zij zich minder identificeren met een vrouwelijke leider. Maar ik denk en hoop dat persoonlijke authenticiteit meer kans krijgt.’
6
Pastoraal werkster Jos van Steen
ERIN GEROLD Wat heeft u doen besluiten om als religieus leider te gaan werken? Stien van der Hout: ‘Voor een deel rol je erin. Ik heb eerst theologie op HBO-niveau gestudeerd om in scholen voor voortgezet onderwijs over Nes Ammim te kunnen vertellen. Na mijn HBO-studie kon ik meteen in Harderwijk aan de slag als pastoraal assistent bij de gereformeerde wijkge-
INSPIREREND Hoe wordt er in uw kerk/traditie gedacht over de vrouw als religieus leider? Werken die opvattingen stimulerend of belemmerend voor uw eigen functioneren? Hetty Groeneveld: ‘In de USA en UK is het voor vrouwen al lang mogelijk in niet-orthodoxe gemeenschappen rabbijn te zijn.Vrouwelijke rabbijnen zijn daar geen uitzondering meer. Hier in Nederland zijn sinds kort zes vrouwelijke rabbijnen werkzaam. Dat betekent dat we met alle hindernissen die daarbij horen moeten pionieren, en dat is niet altijd makkelijk. Daar staat tegenover dat pionieren een avontuurlijk kant heeft die heel inspirerend is.’ Jos van Steen: ‘Vrouwen kunnen in mijn kerk niet worden gewijd, dus geen hoge leidinggevende positie bereiken, maar die ambieer ik niet (meer). In de plaatselijke gemeenschap word ik volkomen geaccepteerd, zodat ik mij daar gelijkwaardig voel aan een mannelijke leider.’ Stien van der Hout: ‘In de gereformeerde kerken is de vrouw in het ambt wel geaccepteerd, maar een deel heeft er toch nog wat moeite mee. Mijn gemeente lag bovendien in een orthodox gebied – dit stuk van de Veluwe behoort tot de bijbelgordel. Men achtte het daarom niet verstandig een vrouw als voorganger te bevestigen. Die opvattingen hebben, vooral in het begin, wel belemmerend gewerkt. Ik voelde me door een deel niet geaccepteerd en dat is niet prettig.Anderzijds vond ik het van de meerderheid heel moedig om tóch een vrouw te beroepen en niet te zwichten voor de argumenten van de minderheid. Ik heb mijn werk gedaan zoals ik dacht het goed was.’
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 7
GEDULD, WIJSHEID, HUMOR Wat zou u het liefst veranderen in uw traditie om de positie van de vrouw te versterken? Wat zouden vrouwen zelf kunnen bijdragen aan die verandering? Hetty Groeneveld: ‘Van oudsher waren rabbijnen altijd mannen en veruit het merendeel van de rabbijnen was getrouwd. Hun vrouwen droegen zorg voor de huishouding zodat de rabbijnen veel tijd konden besteden aan het leren van Thora en aan hun gemeenten.Veel gemeenteleden vinden het daarom nog steeds vanzelfsprekend dat de rabbijn altijd beschikbaar is. Dat is tegenwoordig niet reëel. De combinatie huishouden en gemeente maakt het onmogelijk om ongelimiteerd klaar te staan voor bestuur en gemeenteleden. De balans tussen werk en thuis is een dilemma dat niet alleen vrouwen treft. In een samenleving waarin mannen steeds vaker een deel van het huishouden voor hun rekening nemen, is het ook voor mannen vaak buitengewoon ingewikkeld om aan alle mogelijke verwachtingen van een gemeente te voldoen.Als rabbijn betekent dit dat je een flinke dosis geduld, wijsheid, humor en flexibiliteit nodig hebt om werkzaamheden binnens- en buitenshuis op een goede manier uit te voeren. Het is een situatie die ook om begrip van de gemeente vraagt.’
Emerita predikante Stien van der Hout-Slagmolen
werk tonen. Geen energie verspillen aan gevechten tegen de bierkaai, maar (met theologische argumenten in het achterhoofd) mensen voorgaan in zelfbewust geloven.’ Stien van der Hout: ‘Toen ik afscheid nam, zei men: misschien wordt de volgende predikante ook weer een vrouw, want dat is ons goed bevallen! Dat was voor mij een compliment uiteraard, maar je kunt het ook zo opvatten dat men een goede ervaring opgedaan had. De positie van vrouwen wordt versterkt doordat ze laten zien dat ze ook best leiding kunnen geven, zij het op een andere manier.’ THORA EN TRADITIE Wat zijn uw belangrijkste inspiratiebronnen? Hetty Groeneveld: ‘Mijn inspiratiebronnen zijn de Thora, de joodse traditie en mijn gemeenteleden. Thora en traditie kunnen in het liberale jodendom nooit op zichzelf staan. De situatie van de huidige generatie is natuurlijk anders dan die van drieduizend jaar geleden. Daarmee krijgen zowel Thora als traditie steeds nieuwe betekenis en dat is buitengewoon boeiend.’ Stien van der Hout:‘Mijn geloof, mijn vertrouwen op de hulp van Gods Geest, mijn opleiding, mijn levenservaring en mijn eerdere ervaring als pastoraal assistente. Ook van je gezinsleven en de omgang met je partner word je wijs. Mijn verblijf in Israël en de ontmoeting met het jodendom zijn ook al 43 jaar lang inspiratiebronnen. En het geeft inspiratie als je gewaardeerd wordt.’ Jos van Steen:‘De feministische theologie heeft mij een hart onder de riem gestoken, bijvoorbeeld in studies van Tine Halkes en Riet Bons-Storm. Sinds acht jaar ben ik lid van een groep die gelieerd is aan de Zusters Ursulinen van Bergen. Angela Merici, de oprichtster van deze orde, was een hervormster in Italië in de Renaissance. Zij inspireerde vrouwen om in de wereld op hun eigen plek de mentaliteit van de jonge kerk in praktijk te brengen.’ TIEN JAAR LATER Verandert het leiderschap uzelf? Hoe ziet u zichzelf over tien jaar? Jos van Steen: ‘Ik ben op dezelfde manier pastor als ik destijds lerares en later moeder was: in mensen talenten wakker maken, hen op beide benen in het leven hun plek helpen zoeken, zelfbewust ten opzichte van God en mensen. Ik probeer de afstand tot de mensen met en voor wie ik werk klein te houden. Over tien jaar ben ik met pensioen. Ik zal dan waarschijnlijk nog wel op vrijwillige basis voorgaan bij rituelen en/of geloofsvormend werk doen.’ Stien van der Hout:‘Mijn functie heeft mij veel positiefs gegeven. Ik ben er zekerder door geworden, vrijer in de omgang met mensen. Dat werkt nog steeds door: in de anderhalf jaar dat ik het crisispastoraat van een overspannen collega heb overgenomen, in de kerkdiensten die ik nog regelmatig leid en de leeravonden die ik geef.’ Hetty Groeneveld: ‘Ik hoop dat het leiderschap mij tegen die tijd veranderd zal hebben. Rabbijn zijn biedt kansen tot zelfontplooiing en groei. Als er over tien jaar niets in mij veranderd zou zijn, zou dat betekenen dat ik mijn mogelijkheden niet ten volle benut zou hebben en dat zou ik betreuren.’ TINEKE DE LANGE
Jos van Steen: ‘Ik wil pleiten voor erkenning van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen op alle fronten, zoals bij Jezus van Nazareth en in de jonge kerk. Wij vrouwen moeten onze persoonlijke en vakmatige kwaliteiten in het
7
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 8
Chana Safrai (1946-2008): een leven vol strijdbaar Lernen Chana Safrai was een bekende vrouw in Israël toen zij voor het eerst les gaf in Nederland. Gastdocentschappen aan de Hebrew University en aan Harvard brachten haar, een geboren Israëlische, een soepele beheersing van het Engels. Zij bleek toen ook al een goede organisator. In 1981 had ze het Judith Lieberman Instituut voor Joodse Studies opgericht in Jeruzalem. Dit instituut is bedoeld voor orthodox joodse vrouwen en gericht op actieve participatie van vrouwen aan Thorastudie.
8
Chana Safrai met haar broer, de historicus Ze’ev Safrai Zoals bekend zijn vrouwen naar de halacha vrijgesteld van het verrichten van de positieve geboden, waaronder Thorastudie. Die vrijstelling heeft in de loop van de tijd het karakter van een verbod gekregen. Opmerkelijk is echter dat dit verbodskarakter niet is geworteld in een categorisch oordeel van de halacha, de normatieve kant van de traditie. Hier lag voor Chana, die al van kinds af aan was onderwezen door haar vader, de Talmudist Shmuel Safrai, dan ook de sleutel tot de emancipatie van orthodox joodse vrouwen. Slechts vanuit een positie van grondige kennis, ook en zeker van de halacha, kan men pleiten voor een actieve rol van vrouwen. Onvermoeibaar wees zij op teksten en details in de rabbijnse traditie, die een massieve uitsluiting van vrouwen tegenspreken. DISSERTATIE Haar dissertatie: Women in the Temple:The Status and Role of Women in the Second Temple of Jerusalem, Amsterdam 1991
is in dit verband van groot belang. Chana laat zien dat in de Tweede Tempel, een bij uitstek priesterlijk dus mannelijk bolwerk, vrouwen niettemin cruciale taken vervulden. Aan de hand van een nauwgezette analyse van uiteenlopende bronnen, rabbijnse literatuur, Flavius Josephus, Philo, Nieuwe Testament en de geschriften van Qumran, kwam zij op het spoor van de politieke, sociaal-religieuze en vooral economische bijdragen van vrouwen aan het Tempelgebeuren. Er zijn plannen om deze dissertatie posthuum in boekvorm uit te geven. Later concipieerde zij, met Noam Zohar en Micah Halpern, de bundel Jewish Legal Writings by Women (Efrat/Brooklyn 1998), waarin vrouwen andere aspecten van de halacha analyseren. Samen met haar vader toonde Chana Safrai in een roemruchte studie in 1997 (helaas alleen in het Hebreeuws gepubliceerd) aan, dat vrouwen deelnamen aan het rituele voorlezen uit de Thora, het hart van de synagogale eredienst en geladen met sacramentele aspecten. Andere aspecten van de participatie van vrouwen aan de synagogale eredienst staan centraal in een zeer interessante studie uit 1995: ‘Vrouwen in de orthodoxe synagoge?’(Ter Herkenning). LERARES Chana toonde zich bovenal een uitmuntende en inspirerende lerares. Wat je je van je leraar herinnert zegt natuurlijk veel over jezelf. Niettemin beleefde ik mijn meest intense leermomenten onder haar leiding, vanaf 1985, in de jaarlijkse studieweken Talmudica aan de toenmalige Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam. Zij was in staat diepgaande en gedetailleerde kennis te paren aan een frisse, vanzelfsprekende manier van presenteren. De werkelijkheid van de rabbijnen werd door haar zowel present gesteld als een geleefde werkelijkheid en soms genadeloos, anatomisch gefileerd. Humor was hierbij het geheime wapen; niet zozeer in de vorm van goede grappen, maar in die vorm dat teksten, persoonlijkheden of opvattingen verschijnen in een herkenbare alledaagsheid. Zij bekeek de historische werkelijkheid dan ook consequent vanuit een scherpe analyse van het heden. Om een gangbaar cliché om te keren: wie het verleden wil begrijpen, dient goed te kijken naar het heden. Vanaf 1989, na het emeritaat van Jehuda Aschkenasy, tot aan 1998, bij haar terugkeer naar Israel, doceerde Chana Safrai in Utrecht aan de huidige Faculteit Katholieke Theologie. De academie was bij Chana echter nimmer beperkt tot de universiteit. Zij hield studiebijeenkomsten met en voor vrouwen uit de joodse gemeenschap, bij haar thuis of elders. Daarnaast reisde ze meermalen af naar Duitsland. Hier kreeg ze een omvangrijk en dankbaar publiek dankzij haar deelname aan de Duitse Kirchentage en gastdocentschappen in Frankfurt en Wuppertal. VRIENDSCHAP Voor de joods-christelijke verhoudingen in Nederland en Duitsland is de Chana’s invloed niet te onderschatten, al is die indirect. Nimmer bemoeide zij zich met officiële relaties, maar zij was zeker geïnteresseerd. Met de toenmalige hoogleraar Leo Bakker bezocht zij het voormalige vernieti-
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 9
gingskamp Auschwitz-Birkenau, waar veel familieleden waren omgekomen. Dat ze deze ingrijpende ervaring deelde met christelijke theologen zegt veel over haar vermogen tot vriendschap. Het stemde dan ook bitter dat zij er uiteindelijk niet in slaagde de leerstoel Rabbinica in Utrecht te bezetten. Met haar lichtelijk chaotische manier van werken kon ze de universiteit onvoldoende overtuigen van haar kwaliteiten. Chana ging, een illusie armer, terug naar Israël. Hier bloeide zij weer op, als fellow aan het modern-orthodoxe Shalom Hartman Instituut in Jeruzalem.Twee jaar geleden moest ze daar ruimte maken voor jonge onderzoekers, een gegeven
dat in de Israëlische pers voor de nodige ophef zorgde. Een lucratief aanbod uit Amerika om een lesprogramma over de joodse achtergronden van het Nieuwe Testament op te zetten maakte haar, uiteindelijk, volledig zelfstandig. Bij mijn laatste bezoek, in januari 2007, gaf zij te kennen zich te hebben verzoend met het verleden.Toen wisten we nog niet wat zich snel daarna zou openbaren, een ongeneeslijke vorm van kanker. Chana Safrai overleed aan de gevolgen daarvan in februari 2008, op 61 jarige leeftijd. Haar nagedachtenis zij ons, mannen zowel als vrouwen, tot zegen. ERIC OTTENHEIJM
Feminisme en orthodoxie gaan bij Bloeme Evers goed samen Bloeme Evers-Emden is, in de woorden van de uitgever op de achterzijde van haar jongste boek Joods BloemLezen,‘een markante persoonlijkheid’. Dat is zij zeker. Zij is wetenschapper, orthodox joods maar ook een joodse feministe en zij neemt actief deel aan de joods-christelijke dialoog. Tenslotte is zij ook nog een vrouw die de hel van Auschwitz overleefde. Alles bijeen niet gering.Voeg daarbij het feit dat zij beschikt over een vlotte en vaak humoristische manier van schrijven en de conclusie zal duidelijk zijn: Joods BloemLezen, een bundeling van haar columns in het Nieuw Israelietisch Weekblad, is een kostelijk boekje. Een orthodoxe jodin zijn en feministe, kan dat samengaan? Mevrouw Evers heeft daar geen moeite mee. Zij fulmineert tegen het machodenken van orthodoxe joodse mannen en haalt meteen in het voorwoord krachtig uit als zij schrijft over ‘joodse vrouwen wier achterstelling vaak onder tafel geschoven wordt onder het mom van tsenioet, dat is kuisheid. Het is voor mannen van een bepaalde signatuur een heerlijke uitvalspost om vrouwen in te perken’. TORA SCHRIJVEN Tientallen joodse uitdrukkingen en begrippen worden door Bloeme Evers in haar boekje helder uitgelegd. Met grote liefde schrijft zij over de Tora, de eerste vijf boeken van de Bijbel, wel te onderscheiden van Tenach, de gehele joodse Bijbel. Zij vertelt dat het laten schrijven van een nieuwe Torarol liefst 50.000 dollar kost. Een rol met de vijf boeken van Mozes moet helemaal met de hand worden geschreven. Er mag niet één fout in staan. Het geheel moet worden geschreven op perkament met een speciaal geslepen veer die in apart bereide inkt wordt gedoopt. Het slijpen van die veer is moeilijk en moet geleerd worden. Niet iedereen mag zomaar een Torarol schrijven. Dat moet gebeuren door een orthodoxe jood van hoogstaand karakter. Deze sofeer, zoals hij wordt genoemd, heeft daarvoor een opleiding gekregen. Het schrijven van een Tora is een heilige zaak en daarom gaat de sofeer regelmatig in het mikwe, het rituele bad. Sommigen doen dat elke ochtend en er zijn zelfs sofeers die het elke keer doen voordat zij G’ds naam schrijven. Ook moet een sofeer elk woord hardop uitspreken voordat hij het opschrijft.
Het grappigste hoofdstuk in haar boek gaat over het zogeheten touwelen, dat is het ritueel verplichte onderdompelen van nieuw vaatwerk voor het in gebruik mag worden genomen. De verklaring daarvoor is te vinden in het boek Numeri 31:21-23. Slechts weinig stromende wateren zijn door het rabbinaat aangewezen als touwel-geschikt, ‘maar het prettige toeval wil dat in aan de Sloterplas woon (in Amsterdam, ak) en die voldoet aan de gestelde eisen’. Bloeme Evers-Emden
RINKELEND Dus daar ging zij op een zondagmiddag naar de Sloterplas. Zij laadde haar nieuwe spullen in een boodschappenwagentje en ging al rinkelend op weg naar het reinigende water. Een buurman die buiten stond vroeg haar wat zij ging doen. ‘Ik antwoordde luid maar niet terzake, want ik draag mijn Jodendom onbeschroomd uit als dat te pas komt, maar vertellen dat ik mijn nieuwe serviesgoed in de vuile Sloterplas ga dompelen, dat ging mij te ver.’ Zij vertelt daarna dat vissers bij de oever haar nieuwsgierig bekeken,‘en ik vreesde dat zij de dichtstbijzijnde psychiatrische inrichting zouden alarmeren als ik de plastic tas –
9
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 10
waarin ik gaten had geknipt om het water ruim toegang te verschaffen – met rammelende inhoud te water zou laten.’ Zij besluit met de verzuchting: ‘Je moet voor je G’dsdienst wat over hebben.’ Deze manier van schrijven is typerend voor Bloeme Evers, geestig en onderhoudend. In het hoofdstuk waarin het kaddiesj (niet, zoals velen denken, een gebed voor de overledenen maar een gebed waarin de grootheid van de Eeuwige wordt geprezen) aan de orde komt, schrijft zij; ‘Het Jodendom stelt dat wij niet met zonden beladen geboren worden.’ Daarin verschilt zij dan
van mening met niemand minder dan koning David die in zijn beroemde boetepsalm (psalm 51) dichtte: ‘Ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving.’ ARIE KUIPER Bloeme Evers-Emden: Joods BloemLezen, schetsen uit een gewoon Joods leven. Amphora Books, Amsterdam. ISBN 9789064460548
‘In een joods gezin neemt de man de beslissingen’ 10
Interview met de joodse vrouw Daniella Bos-Swaab. ‘Het gezin vormt de hoeksteen van de samenleving en de moeder vervult een spilfunctie bij de opvoeding van de kinderen. De kinderen vormen het belangrijkste erfgoed; zij worden op handen gedragen. Dat geldt niet alleen voor de jongens, maar evengoed voor de meisjes. Joodse moeders gedragen zich nogal eens overdreven bezorgd.Als ik zie hoe sommige niet-joodse ouders met hun kroost omgaan, komt dat nogal gemakzuchtig over. Wanneer een joods kind ergens naar toe gaat, krijgt het van zijn moeder al gauw een overlevingspakket voor drie dagen mee, terwijl een nietjoodse moeder een koekje en een sapje wel genoeg vindt. De positie van de moeder in het gezin is gelijkwaardig aan die van haar man. Zij is zó heilig dat ze volgens de joodse wet niet hoeft te bidden.Voor de man is de vrouw zijn thuis. Mannen zijn belast met het bewaken van de joodse leer en zij krijgen daarvoor ook de vereiste opleiding. Overigens worden rolpatronen tegenwoordig ingewikkelder doordat vrouwen steeds meer buitenshuis gaan werken. Zij moeten zich echter niet te werelds opstellen. Mannen gaan er dikwijls van uit dat zij beter tegen verkeerde invloeden bestand zijn dan vrouwen en daardoor zien zij vrouwen liever binnenshuis.’ JOODSE OPVOEDING ‘De opvoeding is er vooral op gericht om van de kinderen goede joden te maken en om dat te kunnen bereiken, beperken sommige ouders het contact met de buitenwereld zoveel mogelijk. Kinderen gaan naar een joodse school, tennisclub of voetbalvereniging en hebben alleen joodse vriendjes en vriendinnetjes. Ik wil mijn kinderen niet een sfeer van beklemming meegeven, maar vind het wel belangrijk dat zij zich bewust zijn van hun joodse identiteit. Ik zoek nog altijd naar een balans hierin. We kunnen ons niet aansluiten bij een joods kerkgenootschap, zelfs niet bij het liberale, omdat mijn partner niet joods is. Dat is begrijpelijk, maar wel kwetsend, want wij zijn een gemengd stel en beide identiteiten en achtergronden nemen in ons gezin een volwaardige plek in. Binnen het gezin wordt de joodse traditie overgeleverd aan de volgende generatie. Het gezin is de basis voor liefde en eigenwaarde en een belangrijke rol hierbij speelt de sjabbat, een samenzijn in rust en zonder werkdruk. Daarbij worden meestal geen niet-joden uitgenodigd. Je mag zeker wel contacten onderhouden met niet-joden. Gemengde huwelijken en het opgaan in de omringende samenleving worden ech-
ter als een bedreiging gezien voor het voortbestaan van het joodse volk.’ GEBORGENHEID ‘Joden streven naar afzondering en zoeken geborgenheid en veiligheid omdat vele generaties onder vervolgingen geleden hebben. Ouders sporen hun kinderen aan om vooruit te kijken, te bouwen aan de toekomst en niet om te kijken naar het verDaniella Bos-Swaab leden. Je wordt aangemoedigd om zelf wat van het leven te maken en daarbij vooral niets van de niet-joodse buitenwereld te verwachten. Je moet altijd sterk zijn en dat moet je uitstralen, ook in je optreden en kleding. Het tonen van zwakheid is uit den boze. Tevens oefenen ouders een grote druk op jongeren uit om met een joodse partner te trouwen. Je realiseert je dat je een schakel vormt in een reeks van joodse geslachten die duizenden jaren beslaat. Die mag je niet verbreken. Bij het zoeken naar een huwelijkspartner staat een wereldwijd joods netwerk ter beschikking. Kinderen worden opgevoed met het besef dat zij een vrije wil hebben en zelf verantwoordelijk zijn voor hun daden. Een mens heeft de keuze tussen twee wegen, tussen goed en kwaad. Heb je een verkeerde keuze gemaakt, dan kun je nog altijd terugkeren. Het ergert mij weleens als je in christelijke kring hoort dat mensen net als dolende schapen zijn die aan hun Heer vragen om de juiste weg te wijzen. Het is natuurlijk heel bijzonder dat de joodse man Jezus een geloofsbeweging op gang heeft gebracht die zulke grote vormen heeft aangenomen en de westerse cultuur diepgaand heeft beïnvloed. Maar ik herken me dikwijls niet in de manier waarop christenen met het joodse erfgoed omgaan. Een belangrijke joodse overtuiging is namelijk dat G´d de mensen niet onmondig houdt. In de joodse traditie wordt van iedereen een kritische opstelling verwacht en je mag dus vragen stellen.’ PIET VAN DER SCHOOF
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 11
17 januari 2009: tweede Dag van het Jodendom Op zaterdag 17 januari 2009 wordt in de rooms-katholieke kerk van Nederland de tweede Dag van het Jodendom gehouden. Anders dan vorig jaar, toen de bisschoppen een ontmoeting hadden met de rabbijnen en bestuurders van de twee joodse kerkgenootschappen in ons land, vindt deze keer geen landelijk evenement plaats op de dag zelf, mede doordat 17 januari op een sjabbat valt.Wel vond op 26 september in de liberale sjoel te Tilburg een landelijke studiedag over Paulus plaats. Deze zogeheten ‘Impulsdag’ was georganiseerd door de KRI en bedoeld voor werkers aan de basis. Doel was hen te inspireren en te stimuleren tot het organiseren van lokale en dekenale activiteiten rond de Dag van het Jodendom. Materiaal daarvoor is te vinden op de website www.dagvanhetjodendom.nl. Thematiek van de Dag van het Jodendom 2009 is het omgaan met de Bijbel: hoe lezen katholieken en joden de Schrift? Vaak wordt gezegd dat joden en christenen het Oude Testament gemeen hebben. Maar bedoelen we dan wel hetzelfde boek? En welke rol speelt dit boek dan in beide gemeenschappen? Hoe zit het met de relatie tussen het ‘Oude Testament’ en het ‘Nieuwe Testament’? Hierover valt voor katholieken nog heel wat te leren. Om dit leerproces te bevorderen is op de website www.dagvanhetjodendom.nl achtergrondinformatie en werkmateriaal te vinden. KARDINAAL WILLEBRANDSLEZING In de vierde Kardinaal Willebrandslezing op 15 januari wil de Katholieke Raad voor Israël opnieuw aansluiten bij de thematiek van de komende Dag van het Jodendom. De raad wil daarbij zijn eigen accent leggen en heeft daarom gekozen voor een lezing over de Jezusfilm getiteld: Van Schrift tot script – Jezus in de film. Naar aanleiding van de veel bekritiseerde film The Passion of the Christ van Mel Gibson schreef Paula Fredriksen in The Journal of Religion and Film:‘Ten goede en (waarschijnlijk) ten kwade, wordt in Amerika het christendom meer uitgedragen door populaire media dan door de tradities en instituties van onze verschillende kerken. Overtuigingen over Bijbel en christendom kunnen tegelijk oprecht zijn en gespeend van kennis.’ Onze moderne westerse cultuur wordt steeds meer een beeldcultuur. Deze beweging heeft ook zijn invloed op het omgaan met de Bijbel. Door de toenemende secularisatie wordt de Bijbel in het westen steeds minder gelezen. De directe kennis van de belangrijkste bron van het joodse en christelijke geloof neemt af. Dit neemt niet weg dat de Bijbel, en met name het Nieuwe Testament, een inspiratiebron blijft voor filmmakers. De manier waarop zij met deze bron omgaan is zeer verschillend. Zet de klassieker The Ten Commandments, met Charlton Heston als een viriele Mozes, maar eens naast Kieslowsky’s filmcyclus Dekalog, die bestaat uit moderne verhalen over de tien geboden. EIGEN VERHAAL Het genre van de Jezusfilm neemt een bijzondere plaats in binnen de Bijbelfilms. De interpretaties en mogelijkheden
11
James Caviezel als Jezus in de film The Passion of the Christ van Mel Gibson om als filmmaker met het verhaal van Jezus een eigen verhaal te maken zijn legio. Om twee recente voorbeelden te noemen: de Canadese regisseur Denys Arcand vertelt in Jésus de Montréal het verhaal van Jezus indirect, door een film te maken over een groep jonge acteurs die een modern passiespel gaan opvoeren. Mel Gibson daarentegen pretendeert in The Passion of the Christ een historisch accurate weergave te geven van het lijden en sterven van Jezus. En dan is er nog Son of Man, waar de geschiedenis van Jezus verteld wordt vanuit Zuid-Afrikaans perspectief. Gezien het onderwerp van de lezing is gekozen voor een iets andere formule dan gebruikelijk. Na een korte inleiding bekijken we een aantal filmfragmenten. Op die fragmenten wordt een dubbel commentaar gegeven. Eerst vanuit filmisch perspectief, door drs. Marjeet Verbeek, theologe en publiciste op het gebied van audiovisuele media en hedendaagse spiritualiteit.Vervolgens vanuit exegetisch en theologisch perspectief door dr. Tineke de Lange, exegete en beleidsmedewerkster van de Katholieke Raad voor Israël. Daarbij zal ook de vraag aan de orde komen naar de voorstelling van joden en jodendom in de betreffende films. Het gesprek tussen de beide inleiders vormt de opmaat voor een gesprek met de zaal. De Kardinaal Willebrandslezing zal deze keer gehouden worden in het Auditorium van Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38, Utrecht. Datum en tijd: donderdag 15 januari 2009, 15.00-18.00 uur, zaal open om 14.30 uur. In verband met de capaciteit van de zaal wordt belangstellende verzocht zich op te geven voor 5 januari 2009, via telefoonnummer 0302326925 of
[email protected]. (TdL).
83199 Kroniek nr4-2008
27-11-2008
11:03
Pagina 12
- KRI -
Colofon
A C H T E R
Agenda Joodse feest- en gedenkdagen (5767-5768)
2008: 22-29 dec.: 2009: 6 januari: 9 februari:
12
9 maart: 10 maart: 9/10 april: 15/16 april:
Chanoeka (Inwijdingsfeest) Vasten van 10 tevet Toe Bisjvat (Nieuwjaar der Bomen) Vastendag van Ester Poeriem (Lotenfeest) Pesach (Paasfeest) Pesach
Activiteiten en mededelingen Website KRI De KRI heeft een eigen website op het internet: www.kri-web.nl Auschwitz herdenking Op 25 januari 2009 vindt in Amsterdam de jaarlijkse Auschwitz-herdenking plaats, georganiseerd door het Auschwitz Comité. Om 11.00 uur vertrekt een stille tocht vanaf het stadhuis van Amsterdam naar het Wertheimpark, waar de herdenking plaatsvindt. Leerhuis Zwolle Bij het leerhuis Zwolle staat de inschrijving voor verschillende cursussen nog open. Kijk voor informatie op de website: h t t p : / / w w w. j u d a i c a - z wo l l e . n l / pagina.php?id=1 of neem contact op:
[email protected] Kardinaal Willebrands Op 4 september 2009 zou kardinaal Willebrands honderd jaar zijn geworden. Van 2 tot 5 september 2009 vindt een internationaal congres plaats in Utrecht over de specifieke bijdrage van kardinaal Willebrands aan de oecumene. Daarbij zal aandacht geschonken worden aan zijn werk voor verbetering van de relatie met de Joden. Meer informatie over het congres volgt in de loop van het jaar op de website van het Kardinaal Willebrandsarchief: http://www.willebrands.org/
RABBIJN EN SYNODE Het kan niemand ontgaan zijn: er is opnieuw een rel rond de mogelijke zaligverklaring van Pius XII. Aanleiding was het optreden van de opperrabbijn van Haifa, Shear-Yashuv Cohen, tijdens de bisschoppensynode in Rome begin oktober. De rabbijn was door paus Benedictus XVI persoonlijk uitgenodigd te komen spreken over de betekenis van de Tenach (de joodse Bijbel) in het jodendom. Hij nam de gelegenheid te baat om – indirect weliswaar - kritiek te leveren op de rol van paus Pius XII tijdens de Sjoa. De reacties waren voorspelbaar. De Jerusalem Post prees rabbijn Cohen om zijn genuanceerde woorden, pater Gumpel van de Congregatie voor Heiligverklaringen sprong voor Pius XII in de bres. Gumpel beweerde zelfs dat paus Benedictus XVI het Heilig Land niet zal bezoeken zolang de foto van Pius XII nog in de Zaal der Schande van het Sjoa-monument Yad Vashem in Jeruzalem hangt.Waarop pater Lombardi, woordvoerder van Benedictus XVI, liet weten dat Gumpel niet het standpunt van de Heilige Stoel verwoordde en dat de Heilige Vader zelf beslist over zijn reizen. Terwijl rabbijn David Rosen (evenals rabbijn Cohen lid van de commissie van het Israëlische opperrabbinaat voor de betrekkingen met de Heilige Stoel) en het hoofd van de Vaticaanse archieven de kwestie genuanceerd poogden te benaderen, gooide de Israëlische minister Herzog extra olie op het vuur. Gevolg: een boze staatssecretaris Bertone, die de inmenging hekelde in deze ‘binnenkerkelijke aangelegenheid’. Dat de kwestie Pius XII de relatie tussen de joden en de rooms-katholieke Kerk blijft belasten moge duidelijk zijn. Door alle tumult echter zijn het belang van het onderwerp waarover rabbijn Cohen sprak en de ontvangst van zijn woorden door de bisschoppensynode onderbelicht geraakt. En dat is jammer. Want het lijkt er toch sterk op dat men in Rome steeds meer de relevantie onderschrijft van de joodse Bijbelinterpretatie voor de christelijke lezing van de Schrift. Een zaak die voor de katholieke goegemeente en haar exegetisch niet altijd even sterk onderlegde voorgangers nog al te vaak een ver-van-mijn-bedshow is. Daar hadden de snelle jongens van katholieke media ook wel eens over mogen berichten.
deCoeur TINEKE DE LANGE
K R I
‘KRONIEK’ is een uitgave van de Katholieke Raad voor Israël - het katholieke adviesorgaan voor de relatie met het jodendom - en verschijnt viermaal per jaar. Het Informatiebulletin wordt toegestuurd aan alle betrokkenen bij het werk van de Katholieke Raad voor Israël en aan iedereen met belangstelling voor de christelijkjoodse betrekkingen in Nederland en daarbuiten. ‘KRONIEK’ informeert over de activiteiten van de KRI, brengt nieuws over de binnen- en buitenlandse betrekkingen tussen christenen en joden en laat opiniemakers uit de joodse en katholieke gemeenschap aan het woord. ‘KRONIEK’ is daarom een must voor iedereen die kiest voor de ontmoeting met het levende jodendom. Abonnement: Voor een jaarabonnement van ‘KRONIEK’ geldt als richtprijs € 10,= per jaar. Redactie: Ton Crijnen Arie Kuiper Tineke de Lange Eric Ottenheijm Redactie-adres: KRI, Biltstraat 121, 3507 LA Utrecht, tel.: 030 - 232 69 31 e-mail:
[email protected] Administratie: Kattenbroekerweg 2, 3813 EA Amersfoort, tel.: 033-475 37 44 Betalingen: Gironummer 7916652 ten name van financiële administratie Kroniek, Zeist