FACULTEIT GENEESKUNDE EN FARMACIE
Titel: Prevalentie van overgewicht en obesitas en invloed van lichaamsbeweging op de nutritionele toestand bij kinderen van 8 tot 18 jaar Thesis neergelegd voor het behalen van de graad van Master in de Geneeskunde
Aicha FAIK Academiejaar 2013 - 2014 Promotor: Prof. Dr. Dirk DEVROEY
1
Abstract Doel: De stijgende prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is een wereldwijd fenomeen. Ook in België zijn de cijfers heel verontrustend. Uit de Belgische gezondheidsenquête van 2008 is gebleken dat 18 % van de jongeren tussen twee en 18 jaar te maken heeft met overgewicht. Vele oorzaken zijn verantwoordelijk voor deze huidige evolutie. Overgewicht brengt zowel gezondheidsrisico’s zoals cardiovasculaire aandoeningen, diabetes type II, slaapstoornissen…als psychosociale problemen met zich mee. Daarom is de preventie en de aanpak daarvan een prioriteit geworden voor vele nationale en internationale instanties. Men stelt gezonde voeding en lichaamsbeweging als de grote pijlers van een veelbelovende strategie om tegen de gewichtsproblemen tegen te gaan. In 2012 stelde de vlaamse overheid een consensustekst met als hoofddoelstelling ‘het realiseren van gezondheidswinst op bevolkingsniveau door een stijging van het aantal mensen dat voldoende fysiek actief is, evenwichtig eet en een gezond gewicht nastreeft’. In deze thesis komen de volgende onderzoeksvragen aan bod: 1. Wat is overgewicht en obesitas? 2. Hoe wordt overgewicht en obesitas bij kinderen/jongeren gediagnosticeerd? 3.Wat is de prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen/jongeren? 4. Is er een verband tussen de bewegingsgewoonten van kinderen en jongeren en hun nutritionele toestand? Methode: Ons onderzoek is uitgevoerd bij kinderen van acht tot 18 jaar oud. De onderzoekspopulatie bestond uit 522 deelnemers. Een eerste deel van het onderzoek heeft plaats gevonden in het voedingssalon in Oktober 2013 en duurde 16 dagen, het tweede deel was tijdens de wetenschapsdag op 24 November 2013 in het Atomium en duurde één dag. Telkens werd er onderschied gemaakt tussen drie subgoroepen afhankelijk van het moment van het onderzoek : weekdagen, weekend van het voedingssalon en de wetenschapsdag. Voor de definitie van de verschillende gewichtscategoriëen (ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas) hebben we gebruik gemaakt van de BMI-percentielen op basis van de Vlaamse groeicurven (Roelants & Hauspie, 2004). Met behulp van een vragenlijst werden bepaalde bewegingsgewoonten (aansluiting bij een sportclub en gebruik van de voet/fiets of de auto/bus om naar school te gaan) van kindreren en jongeren in het licht gesteld. Tevens werden een aantal metingen uitgevoerd : het gewicht, de lengte, de bloeddruk en de middelomtrek. De uithoudingsvermogen van de deelnemers werd geschat met behulp van Ruffier test. Resultaten: De gemiddelde leeftijd van de totale deelnemers was 11,2 jaar (95% CI: 8,713,7), de prevalentie van overgewiccht en obesitas was respectievelijk 16,3% en 5,4%. Bij alle deelnemers en in de subgroep weekdagen is het bewezen dat de aansluiting bij een sportclub significant gelinkt was met een hoger percentage normaal gewicht en een lager prevalentie van overgewicht en obesitas (P<0,05). Terwijl de wijze waarmee kinderen en jongeren gewoonlijk naar school gaan (voet/fiets of auto/bus) geen effect had op hun BMI (P>0,05). Tevens werd er geen significant verband geobjectiveerd tussen de bewegingsgewoonten van de kinderen en jongeren en hun Ruffier test resultaten (P>0,05).
Besluit: Samenvattend kunnen we besluiten dat de prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren van acht tot 18 jaar verontrustend is. Regelmatige fysieke activiteit lijkt een positief effect op de nutritionele toestand te hebben. Verder onderzoek rekening houdend met het multifactorieel aspect van dit problematiek is nodig. 2
Inhoudsopgave Inleiding…….…………………………………………………………………………………5 Theoretische achtergrondsinformatie….……………………………………………………6 Overgewicht en obesitas.................................................................................................6 Definitie…………………………………………………………………….…..6 Oorzaken……………………………….…………………………………….…6 Diagnosestelling…………………………………………………………….….7 Gevolgen op korte en lange termijn…….……………………………………...9 Prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren…………………...10 Internationale gegevens……………………………………………………….10 Nationale gegevens……………………………………………………………11 Lichaamsbeweging en nutritionele toestand………………………………………… 13 Materiaal en methode……………………………………………………………………….14 Onderzoekspopulatie………………………………………………………………….14 Toestemming van de ouder/voogd……………………………………………………14 Dataverzameling……………………………………………………………………...14 Statistische verwerking……………………………………………………………….16 Resultaten…………………………………………………………………………………....17 Beschrijving van de onderzoekspopulatie…………………………..……………..…17 Prevalentie van de gewichtsproblemen op basis van de BMI-waarden.……………..18 Ruffier test…………………………………………………………………………....19 Aansluiting bij een sportclub………………………………………………….……...21 Aansluiting bij een sportclub en de BMI klassen.…………………….………22 Aansluiting bij een sportclub en Ruffier test resultaten.……………………...23 Hoe gaan kinderen en jongeren gewoonlijk naar school?...........................................24 Voet-fiets / auto-bus gebruikers en de BMI klassen…….…………………....24 Voet-fiets / auto-bus gebruikers en Ruffier test resultaten…..………………..25 Discussie…………………………………………………………………………………..…26 Prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren………...………....26 Effect van de lichaamsbeweging op de nutritionele toestand………………..…… ...27 Beperkingen van ons onderzoek……………………………………………..……….29 Sterke punten van ons onderzoek………………………………………………….…29 Toekomstige onderzoek…………………………………………………………..…..30 Conclusie………………………………………………………………………………..……30 Dankwoord………………………………………………………………………………..…31 Lijst van afkortingen…………………………………………………………………..……32 Referenties……………………………………………………………………………..…….33
3
Bijlagen………………………………………………………………………………………36 Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D: Bijlage E: Bijlage F:
Groeicurven voor jongens…………………………………………….….37 Groeicurven voor meisjes………………………………………………...38 Informed consent in het Nederlands…….……………………………….39 Informed consent in het Frans…..……..…………………………….…..40 Vragenlijst in het Nederlands………………………………….…………41 Vragenlijst in het Frans.………………………………………………….42
4
Inleiding De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren wereldwijd snel toegenomen [1, 2, 3, 4, 5, 6]. Ondanks alle aandacht van media en deskundigen en alle op touw gezette projecten is het aantal kinderen met gewichtsproblemen nog meer gestegen. In Europa wijst het rapport van de International Obesity Task Force (ITOF) erop dat kinderobesitas gestaag blijft stijgen, met een grotere prevalentie in de Zuid-Europese landen [7]. Volgens de wereldgezondheidsorganisatie (WGO) had meer dan 42 milioen kinderen te kampen met overgewicht in 2010 [8]. In 2008 werd in België de vierde nationale gezondheidsenquête georganiseerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). Daaruit bleek dat 18% van de jongeren van twee tot en met 17 jaar een overgewicht hadden. Dit was vooral het geval in de leeftijdsgroep 5 tot 9 jaar (22%). Overgewicht Kwam even vaak voor bij jongens als bij meisjes. In vergelijking met de gezondheidsenquête van 1997 was dit percentage 15% [9]. In 2004 publiceerde het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-hoofdstad (OGVB) een rapport over de gezondheidsindicatoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waaruit bleek dat 16% van de adolescenten hadden te kampen met overgewicht, 5% daarvan leden aan obesitas [10]. De stijgende toename van overgewicht en obesitas in de meeste geïndustrialiseerde landen vormt een belangrijk probleem voor de volksgezondheid. De gevolgen daarvan op korte en lange termijn zijn immers niet gering: cardiovasculaire aandoeningen, diabetes type II, hypertensie, verschillende vormen van kanker, slaapstoornissen, klachten van het bewegingsapparaat, maar ook psychosociale problemen (laag zelfbeeld, depressiviteit, gedragsproblemen….) [1, 2, 7, 11, 12]. De WGO beschouwt overgewicht en obesitas alsook de gevolgen daarvan als vermijdbare fenomenen en daardoor is preventie prioritair geworden voor de internationale volksgezondheid [13]. De aanpak van reeds ingestelde kinderobesitas is inderdaad heel moeilijk. Een gezonde voeding en regelmatige fysieke activiteit zijn de belangrijkste preventieve maatregelen aanbevolen door de WGO. In het rapport van het OGVB werd er tot conclusie gekomen dat de voedingsgewoonten en het gebrek aan lichaamsbeweging vormen de verklaring voor het probleem van obesitas in het Brussels Gewest. Het is immers gebleken dat de Brusselaars minder doen aan lichaamsbeweging dan de inwoners van de andere gewesten van het land [10]. In ons gezondheidsonderzoek willen we graag nagaan of er een relatie bestaat tussen de leefgewoonten (voedings- en bewegingsgewoonten) van kinderen en adolescenten en hun nutritionele toestand. Ik werkte zelf op het deel over de bewegingsgewoonten en mijn collega (Els Vanderhulst) ging de voedingsgewoonten onderzoeken. In deze masterproef zal er dan gefocussed worden op de bijdrage van voldoende bewegen tot een geode gezondheid bij kinderen. Volgende onderzoeksvragen zullen aan bod komen:
5
1. 2. 3. 4.
Wat is overgewicht en obesitas? Hoe wordt overgewicht en obesitas bij kinderen/jongeren gediagnosticeerd? Wat is de prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen/jongeren? Is er een verband tussen de bewegingsgewoonten van kinderen en jongeren en hun nutritionele toestand?
Theoretische achtergrondsinformatie Overgewicht en obesitas: Definitie: Overgewicht en obesitas zijn condities van het lichaam waarbij de natuurlijke energiereserve van de mens ver overschreden wordt. Het teveel aan energie wordt opgeslagen in vetweefsel. Obesitas is een andere naam voor zwaar overgewicht. Het woord komt uit het Latijn en betekent letterlijk: veel eten. Mensen met overgewicht weten dat dit overgewicht lang niet altijd veroorzaakt wordt door te veel eten. Een beter woord voor overgewicht is dan ook ‘adipositas’. Dit komt uit het Grieks en betekent: veel vet. [14]. Obesitas is sinds 1998 officieel geregistreerd als chronische ziekte.[15]. Oorzaken [7, 11, 15, 16]: Wanneer men overgewicht of obesitas heeft, kunnen daar een aantal oorzaken voor gegeven worden. Het mechanism daarvan is een positieve energiebalans: er ontstaat een gestoorde evenwicht tussen energie-inname en energieverbruik. Hierbij is de energie-inname groter, of groter geweest dan het energieverbruik. Uiteindelijk leidt een verstoorde balans in de inname en verbranding van het lichaam tot ophoping van vet. Dit kan komen door: •
Omgevingsfactoren en opvoeding: zijn de meeste voorkomende oorzaak van overgewicht en obesitas. Door het teveel aan eten, sedentair gedrag en te weinig beweging, kan de energiebalans gedurende een langere periode verstoord raken.
•
Bepaalde ziekten kunnen het verbrandingsmechanisme in de war sturen. Een voorbeeld is de ziekte van Cushing en hormonale problemen;
•
Eetziektes zoals eetbuienstoornis;
•
Medicatiegebruik: sommige geneesmiddelen kunnen het toenemen in gewicht tot gevolg hebben (anti-epileptica, antidepressiva en corticoïden);
•
Genetisch aanleg: als beide ouders obees zijn, is het risico groter dat de kinderen ook overgewicht zullen ontwikkelen; 6
•
Psychologische factoren: de psychische gesteldheid is van invloed op het eetgedrag.
Diagnosestelling [6, 17, 18, 19]: Gewichtsproblemen worden vanaf de leeftijd van 18 jaar vastgesteld op basis van de Body Mass Index (BMI) en middelomtrek. De BMI, ook de Queteletindex genoemd, werd onder impuls van internationale wetenschappelijke instanties als algemene maatstaf voor overgewicht en obesitas naar voren geschoven. De BMI is een berekend cijfer vanuit de meting van lengte en gewicht: BMI=gewicht (kg)/lengte (m)². Bij volwassenen spreekt men van overgewicht bij een BMI tussen 25 en 30 kg/m² en van obesitas vanaf 30 kg/m² (WGO, 2004). Door de andere lichaamsverhoudingen bij kinderen kan men deze definities van overgewicht en obesitas voor personen jonger dan 18 jaar echter niet toepassen. De IOTF heeft in 2000 internationale BMI-referentiewaarden gepubliceerd voor kinderen en adolescenten. Deze BMI-leeftijdsdiagrammen zijn gebaseerd op 6 grote groeistudies uit Nederland, Brazilië, Groot-Brittannië, Hongkong, Singapore en de Verenigde Staten, door extrapolatie van de BMI op 18 jaar. Tabel 1 geeft een overzicht van de internationale BMI-waarden per leeftijd en geslacht, gebruikt om overgewicht en obesitas te definiëren. In 2004 zijn er groeicurven verschenen voor Vlaamse jongens en meisjes van twee tot 20 jaar. Ze zijn gebaseerd op een representatief doorsnede-onderzoek van 7920 Vlaamse Jongens en 8176 Vlaamse meisjes (Roelants & Hauspie, 2004) (zie bijlage A en B). Deze groeicurven zijn eveneens gebaseerd op het berekenen van de BMI per leeftijd na het meten van lengte en gewicht. Maar men dient deze waarde aan de hand van percentiellijnen te bekijken. Men spreekt van overgewicht of obesitas van graad 1 bij kinderen wanneer de BMI zich tussen de percentiellijn 85 en 97 bevindt, en van obesitas of obesitas van graad 2 vanaf een BMI boven percentiellijn 97. Deze percentiellijnen voor BMI zijn verschillend voor jongens en meisjes. De percentiele lijnen die op 18-jarige leeftijd de BMI waarden 25 en 30 kruisen worden vooropgesteld als leeftijdsspecifieke grenswaarden voor overgewicht respectievelijk obesitas. De definitie van overgewicht en obesitas beschreven door de IOTF en deze gebruikt in de groeicurven zijn eigenlijk gelijk, gezien zij beiden dezelfde BMI-afkapwaarden gebruiken. Ze verschillen enkel in de gebruikte referentiewaarden: de populatie kinderen waarop ze gebaseerd zijn is verschillend waardoor de curven niet hetzelfde verloop kennen. Een P97 uit de IOTF-BMI-curve komt dus niet overeen met een P97 op de Vlaamse groeicurven. Vooral bij vergelijkingen van prevalentie dient men hiermee rekening te houden. De afkappunten in tabel 1 aangeduid met BMI 25 en 30, zijn gebaseerd op internationale percentielen van BMI naar leeftijd en geslacht die op volwassen leeftijd overeenkomen met een BMI van 25 respectievelijk 30. Dit zijn de internationaal geaccepteerde ‘Cole-cut points’ die sinds 2000 worden gebruikt (Cole 2000) [19]. 7
Tabel 1- Internationale afkapwaarden voor de BMI bij jongens en meisjes van 2-18 jaar ter definitie van overgewicht en obesitas
8
Gevolgen op korte en lange termijn [7]: Complicaties in de kinderjaren en de adolescentie •
Cardiovasculaire en metabole complicaties [2, 7]:
Obesitas bij kinderen is geassocieerd met verschillende cardiovasculaire risicofactoren en metabole complicaties, vergelijkbaar met wat bij volwassenen wordt waargenomen: Arteriële hypertensie komt significant vaker voor en de gemiddelde arteriële bloeddruk is significant hoger bij obese kinderen in vergelijking met niet-obese kinderen. De arteriële bloeddruk neemt proportioneel toe met de BMI. Obesitas bij kinderen gaat ook gepaard met linkerventriculaire hypertrofie. Een slecht lipidenprofiel (HDL, LDL, TG), afwijkingen van de glucoseregeling met hyperinsulinisme en/of insulineresistentie en een kans op diabetes type 2 behoren tot de metabole complicaties. •
Psychosociale gevolgen:
Obese kinderen vertonen gemakkelijker symptomen van psychologische ontreddering dan niet-obese kinderen. Dit geldt meer voor meisjes dan voor jongens: ze hebben meer een slecht zelfbeeld, zijn ontevreden over hun figuur, hebben angst- en depressieve stoornissen en eetstoornissen. •
Andere medische gevolgen op korte termijn:
Menstruatiestoornissen en vroegtijdige puberteit bij meisjes; het oorzakelijke verband is echter onzeker. Esthetische gevolgen zoals pseudogynaecomastie en pseudohypogonadisme bij jongens; hirsutisme en acne bij meisjes; verandering van het lichamelijke uitzicht (centrale obesitas, striae), intertrigo en acanthosis nigricans (teken van insulineresistentie) bij beide geslachten. Orthopedische gevolgen zoals axiale afwijkingen van de onderste ledematen (genu varum) en het soms voorkomen van epifysiolyse ter hoogte van de heup bij zwaarlijvige jongens. Digestieve gevolgen zoals niet-alcoholische leversteatose met als belangrijkste manifestaties buikpijn, hepatomegalie en een verhoging van de transaminasen. Respiratoire gevolgen zoals slaapapneu en andere nachtelijke ademhalingsstoornissen (met als klinische symptomen: snurken, hypertrofie van de amandelen en adenoïde vegetaties, evenals slaperigheid overdag en negatieve effecten op het leervermogen en het geheugen). Ook astma wordt met obesitas geassocieerd, maar het oorzakelijke verband is onzeker. Neurologische gevolgen zoals benigne intracraniële hypertensie die zich uit in hoofdpijn en papillair oedeem.
9
Complicaties op volwassen leeftijd De waarschijnlijkheid dat de obesitas op volwassen leeftijd aanhoudt, stijgt bij ouderlijke obesitas. Ze stijgt ook met de leeftijd van het kind en de ernst van de obesitas. De waarschijnlijkheid dat de obesitas aanhoudt op volwassen leeftijd, varieert tussen 20 en 50% voor de puberteit en tussen 50 en 70% na de puberteit. Obesitas bij kinderen is een belangrijke voorspellende factor voor obesitas en geassocieerde morbiditeit-mortaliteit op volwassen leeftijd. Economische impact van obesitas bij kinderen Omdat obesitas bij kinderen neigt op latere leeftijd te persisteren, leidt een verhoogde prevalentie van kinderobesitas onvermijdelijk tot een vroeger optredende en duurdere zorgverstrekking aan jonge volwassenen .
Prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen/jongeren Internationale gegevens De toename van het aantal kinderen met overgewicht en obesitas is een wereldwijd problematiek. De IOTF rapporteerde in 2004 een wereldwijde prevalentie van 20% van overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten [20]. De WGO sprak over 42 milioen zware kinderen in 2010 [8]. In de Verenigde Staten (VS), in 1976-80 was de prevalentie van obese kinderen tussen zes en 11 jaar 6,5% en tussen 12 en 17 jaar 5%. In 2003-4 was dit respectievelijk 19% en 17%. [21]. In United Kingdom (UK) is de prevalentie van obesitas tussen 1995 en 2007 bij jongens van twee tot 10 jaar verdubbeld: van 3,1% tot 6,9%. Bij meisjes van dezelfde leeftijdsgroep is dit percentage van 5,2% naar 7,4% gestegen. Bij kinderen van 11 tot 18 jaar is het percentage obesitas gestegen van 2,7% naar 4,8% bij jongens en van 4,7% naar 6,1% bij meisjes [22]. Wat Europa betreft wijst het rapport van de IOTF erop dat kinderobesitas gestaag blijft stijgen, met een grotere prevalentie in de Zuid-Europese landen [7]. In Nederland, tussen 2002 en 2004, analyseerde de Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) in samenwerking met het VU medisch centrum de gegevens van meer dan 80 000 schoolkinderen in de leeftijd vier tot vijftien jaar. Uit dat onderzoek bleek dat gemiddeld 14% van de jongens en 17% van de meisjes overgewicht had. In vergelijking met 1997 is het aantal jongens dat op negen-jarige leeftijd te dik was met bijna tachtig procent toegenomen (van 9% naar 16,1%). Voor twaallf-jarige jongens en voor vijftien-jarige meisjes is het aantal zelfs ruim verdubbeld. Het percentage jongens en meisjes, dat veel te zwaar was (obesitas), is ook sterk toegenomen. Bij jongens van vier en twaalf jaar en meisjes van vijf en dertien jaar is het zelfs verdriedubbeld [5, 12]. Een onderzoek uitgevoerd in 2009 bij Nederlandse kinderen en adolescenten heeft aangetoond dat de prevalentie van overgewicht en obesitas significant toegenomen is in vergelijking met de gegevens van 1980 en 1997 [23]. De vijfde landelijke groeistudie die ook in 2009 heeft plaatsgevonden kwam deze conclusie bevestigen [24]. 10
In Frankrijk, volgens het InVS (Institut de Veille Sanitaire), was er ook een toename te zien in de prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten tussen 1980 en 2000. In 2006 lag de prevalentie van overgewicht en obesitas bij jongeren van drie tot 17 jaar op 18%: 16% bij de jongens en 19% van de meisjes. 3% van de jongens en 4% van de meisjes hadden te kampen met obesitas [25]. In 2012 werden belangrijke resultaten van het Academisch Zienkenhuis van de Vrije Universiteit van Amsterdam gepubliceerd. Het ging over een onderzoek naar overgewicht en obesitas bij kinderen tussen tien en 12 jaar in zeven Europese landen. Dit wees uit dat de helft van de Griekse kinderen overgewicht had. Bij één op de vijf kinderen was er sprake van obesitas. Griekenland was hiermee koploper binnen de onderzochte landen. Bij Belgische kinderen was ruim één vijfde van de kinderen te dik en 6% had te kampen met obesitas [26]. (zie tabel 2). TV-kijken Fietsen naar school min. per dag dagen per week Noorwegen 19% 4% 101 3,3 België 21% 6% 113 1,9 110 3,3 Nederland 22% 6% Hongarije 31% 10% 120 0,3 Spanje 34% 8% 103 0,1 Slovenië 34% 11% 114 0,3 Griekenland 50% 21% 123 0,1 Tabel 2 - Prevalentie overgewicht en obesitas bij kinderen tussen tien en 12 jaar in zeven Europese Landen Overgewicht
Obesitas
Nationale gegevens: De Belgische gezondheidsenquête van 2008 gaf een prevalentie van overgewicht bij jongeren van twee tot en met 17 jaar aan van 18,4%. Er was geen significant verschil aantoonbaar tussen jongens en meissjes. Deze prevalentie was het hoogst in de leeftijdsgroep van vijf tot 10 jaar (21,7%). In vergelijking met 1997 (14,7%) is het aantal jongeren met overgewicht gestegen [9]. (zie tabel 3) Volgens hetzelfde enquête was 4,5% van de jongeren van twee tot 17 jaar oud obees. Hier ook was er geen verschil geobjectiveerd tussen jongens en meisjes en zwaalijvigheid kwam vooral voor bij kinderen jonger dan tien jaar [9]. (zie tabel 4). Zowel bij overgewicht als bij obesitas werden hoger percentages in het Brussels gewest geregistreerd (respectievelijk 26,9% en 7,9%) in vergelijking met de andere regio’s. In 2004 publiceerde het OGVB een rapport over de gezondheidsindicatoren waaruit bleek dat 16% van de adolescenten hadden te kampen met overgewicht, 5% daarvan leden aan obesitas [10].
11
Tabel 3 – Percentage van de jongeren (2 – 17 jaar) met overgewicht, België
Geslacht
Jongens Meisjes
Leeftijdsgroep 2 - 4 5-9 10 - 14 15 - 17 Verblijfplaats
Vlaams gewest Brussels gewest Waals gewest
Gemiddelde (corr*) 19,7 17,2
95% BI 16,2 – 23,7 14,0 – 21,1
18,5 21,7 19,2 12,4
13,6 – 24,5 17,2 – 26,9 14,7 – 24,7 8,5 – 17,6
16,8 26,9 18,4
13,3 – 21,1 22,4 – 32,0 14,9 – 22,5
1997 14,7 12,4 – 17,4 18,5 16,1 – 21,1 2001 17,6 15,0 – 20,6 2004 2008 18,4 15,9 – 21,1 Bron: Gezondheidsenquête, België, 2008 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2001 als referentie) Jaar
Tabel 4 – Percentage van de jongeren (2 – 17 jaar) met obesitas, België
Geslacht
Jongens Meisjes
Leeftijdsgroep 2 - 4 5-9 10 - 14 15 - 17 Verblijfplaats
Vlaams gewest Brussels gewest Waals gewest
Gemiddelde (corr*) 4,5 3,5
3,1 – 6,7 2,3 – 5,5
8,0 8,8 1,9 1,6
5,1 – 12,4 6,0 – 12,7 1,0 – 3,8 0,7 – 3,9
3,2 7,9 4,2
1,9 – 5,3 5,0 – 12,1 2,7 – 6,4
1997 4,3 4,7 2001 5,2 2004 2008 4,5 Bron: Gezondheidsenquête, België, 2008 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch (Belgische bevolking van 2001 als referentie) Jaar
95% BI
3,1 – 5,9 3,7 – 6,1 4,0 – 6,7 3,4 – 5,9 regressiemodel
12
Lichaamsbeweging en nutritionele toestand: Een gezonde levenstijl is voor iedereen belangrijk. Daarbij hoort gezonde voeding en regelmatige lichaamsbeweging. Het concept “gezondheidsgerelateerde lichaamsbeweging” werd in 1992 ingevoerd. Dit concept verwijst naar alle bewegingen van het lichaam geproduceerd door dwarsgestreepte spieren die een significante verhoging van het energieverbruik met zich meebrengen. Het is van toepassing op alle vormen van lichaamsbeweging, zowel uitgevoerd in de vrije tijd, thuis voor huishoudelijke activiteiten, op de weg als op de werkplaats [9]. Door lichaamsbeweging verbrand je calorieën. Elk systeem dat in staat is arbeid te verrichten, bezit energie. Deze energiestofwisseling bestaat uit een energie-inname, door het innemen van voedingsmiddelen, en een energieafname door middel van beweging. Om te kunnen bewegen en sporten, waarbij energie verbruikt wordt, is het van belang om door het nuttigen van voeding weer energie binnen te krijgen. In voeding zitten voedingsstoffen die de energiebehoefte van het lichaam dekken. Wanneer de energie-inname door voedsel groter is dan de energieafname, wordt het teveel aan energie als reserve opgeslagen en neemt de lichaamsmassa toe. Omgekeerd zal de lichaamsmassa afnemen wanneer de energieafname groter is dan de energie-inname met het voedsel. Wanneer iemand overgewicht heeft, zal alleen door energiebeperking in de voeding en door een hoger energieverbruik door meer lichaamsbeweging de lichaamsmassa kunnen afnemen [14]. Vele onderzoeken hebben de gunstige effecten van regelmatige lichaamsbeweging op de gezondheid aangetoond [27]. Volgens de gezondheidsenquête 2008 is de belangrijkste boodschap dat: ieder individu zou bijna elke dag van de week minstens 30 minuten aan (matige) lichaamsbeweging moeten doen [9]. Volgens de Vlaamse wetenschappelijke adviesgroep moeten kinderen en jongeren dagelijks minstens één uur matig tot intens fysiek actief zijn. Bovendien moeten ze minstens driemaal per week specifieke activiteiten uitoefenen om de botkwaliteit en spiersterkte te verbeteren [28].
13
Materiaal en methode Onderzoekspopulatie: Onze doelgroep bestond uit kinderen en adolescenten tussen acht en 18 jaar. Het eerste luik van het onderzoek heeft plaats gevonden op het voedingssalon in oktober 2013 en duurde 16 dagen. Tijdens de weekdagen kwamen klassen (4de, 5de of 6de leerjaar) een georganiseerd bezoek afleggen. Daarnaast en vooral in het weekend werden vooral vrijwillige kinderen van voedingssalonsbezoekers onderzocht. Een tweede deel van het onderzoek vond plaats in het Atomium tijdens de wetenschapsdag. Dit was op 24 november 2013. Zowel Nederlandstalige als Franstalige kinderen konden deelnemen aan het onderzoek. -
Inclusiecriteria: • Kinderen en adolescenten van acht t/m 18 jaar; • Deelname pas mogelijk na ondertekening van een “informed consent” door de ouder of voogd.
-
Exclusiecriteria: • Zwangerschap; • Alcohol-, drug- of geneesmiddelenmisbruik.
Toestemming van de ouder / voogd: Via een informed consent opgesteld in de twee talen: Nederlands en Frans (zie bijlage C en D), werden de ouders op de hoogte gebracht wat betreft de aard en het doel van het onderzoek alsook de gevaren en hun rechten. De ingevulde documenten werden telkens bewaard door de onderzoekers en konden op geen enkel moment door derden voor eender welk doel gebruikt worden.
Dataverzameling Het onderzoek werd uitgevoerd door twee studenten van het vierde jaar master geneeskunde van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) afstudeerrichting huisartsgeneeskunde, onder supervisie van de promotor. Het bestond uit drie delen: In een eerste deel werd met behulp van een vragenlijst aan elke deelnemer gevraagd om bepaalde vragen te beantwoorden. In een tweede tijd werden metingen uitgevoerd en nadien vond een inspaningsproef plaats. Aan het einde van het onderzoek kregen de ouders en/of de deelnemers afhankelijk van het behaalde resultaat een gepersonaliseerd advies met betrekking tot een gezonde levensstijl.
14
De vragenlijst (bijlage E en F): Er werd gebruik gemaakt van gestandardiseerde vragenlijsten van de Stichting Voedingscentrum Nederland. Volgende gegevens werden bevraagd: het postnummer, de leeftijd, gezondheidsinschatting op een schaal van één (zeer slecht) tot 100 (zeer goed); de voedingsgewoonten (ontbijt, fruit, groenten, brood, snoep, frisdrank) en de bewegingsgewoonten namelijk het al dan niet aangesloten zijn bij een sportclub en hoe het kind (gewoonlijk) naar school gaat (met de auto/bus of met de voet/fiets). -
-
-
Meetinstrumenten: • Het gewicht: Werd bepaald met behulp van een personenweegschaal, merk Seca Sense 804. Er werd telkens gevraagd aan de deelnemers om de schoenen uit te doen. •
De lengte: Daarvoor werd gebruik gemaakt van een meetlat van het merk Seca Bodymeter 206. Weer zonder schoenen.
•
Buikomtrek: Met een Hoechstmass lintmeter en telkens op het niveau van de navel.
•
De bloeddruk: We hebben een bloeddrukmeter van het merk Welch Allyn en een Littmann Classic 2 SE stethoscoop gebruikt. Er werd aan de deelnemers gevraagd om geen inspaning te doen (springen, spelen…) voor de meting.
•
BMI: Voor elke deelnemer werd de BMI automatisch berekend door de gebruikte databank, en om de normale BMI te bepalen werd gebruik gemaakt van de BMI curven van het project Vlaamse Groeicurven van de VUB (2004). Voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar zijn de normen afhankelijk van de leeftijd: de percentiele lijnen die op 18-jarige leeftijd de BMI waarden 25 en 30 kruisen worden vooropgesteld als leeftijdsspecifieke grenswaarden voor overgewicht respectievelijk zwaarlijvigheid. Een BMI in de grijze zone bovenaan wijst op overgewicht. Kinderen met een BMI boven deze zone dienen als zwaarlijvig (obesitas) beschouwd te worden. Kinderen met een BMI in of onder de grijze zone beneden aan de curve hebben ondergewicht, een BMI onder deze zone wijst op extreem ondergewicht.
Ruffier test: Om de fysieke gezondheid van de deelnemers te beoordelen hebben we gekozen om de Ruffier test uit te voeren. Dit is een eenvoudige en snelle test om een indruk te krijgen over het uithoudingsvermogen van de deelnemers.
15
Deze test bestaat uit drie gedeeltes: 1. P0: De rusthartslag wordt bepaald. 2. P1: Er wordt een aantal diepe kniebuigingen gemaakt binnen 60 seconden, waarbij de rug recht blijft. De grond wordt met de vingertoppen aangeraakt. Tussendoor moet men telkens rechtop staan. Direct na afloop wordt opnieuw de hartslag gemeten; 3. P2: De deelnemer gaat op een gemakkelijke stoel zitten. Na één minuut wordt opnieuw de hartslag gemeten. Het resultaat is te berekenen aan de hand van de volgende formule: {(P0+P1+P2)-200} / 10 Met de uitkomst van de berekening kan aan de hand van onderstaande tabel een interpretatie van de conditie worden gegeven. Index van Ruffier test <0 0–5 5 – 10 10 – 15 > 15
Zeer goed Goed Matig Onvoldoende Slecht
De gegevens werden ingebracht via een online applicatie in een mySQL databank die centraal beheerd wordt op de Faculteit Geneeskunde en Farmacie van de VUB. De user interface is gebaseerd op een op maat gemaakte PHP applicatie. De registratie gebeurde volledig anoniem dat er achteraf geen identificatie van de deelnemers meer mogelijk is. De onvolledig ingevulde datasets werden gewist. In totaal werden 522 deelnames bewaard.
Statistische verwerking De data werden gecollecteerd en gecodeerd in Microsoft Office Excel. Na eliminatie van de onvolledig ingevulde datasets zijn beschrijvende analyses uitgevoerd. Deze zijn gebeurd met NCSS Statistical Software en op www.openepi.com. Voor de opsporing van statistisch significante verschillen tussen discrete variabelen is gebruik gemaakt van 2x2 tabellen en de Chi-Kwadraat toets. Voor continue variabelen hebben we de t-test gebruikt. De mate van de statistische significantie werd vastgesteld op P < 0,05.
16
Resultaten Bij de presentatie van de resultaten werd er telkens onderscheid gemaakt tussen drie groepen: • Deelnemers gezien op het voedingssalon tijdens de weekdagen; • Deelnemers gezien op het voedingssalon tijdens het weekend; • En deelnemers van de wetenschapsdag in het Atomium.
Beschrijving van de onderzoekspopulatie Onze onderzoekspopulatie bestond uit 522 kinderen en jongeren van acht tot 18 jaar oud: 55% daarvan werden gezien tijdens de weekdagen van het voedingssalon, 37 % tijdens het weekend en ongeveer 8% tijdens de wetenschapsdag. Op het voedingssalon werden meer meisjes gezien dan jongens. Het omgekeerd werd gezien tijdens de wetenschapsdag. De gemiddelde leeftijd van alle deelnemers was 11,2 jaar (95% CI = 8,7 - 13,7), het gemiddelde gewicht 41,5 kg (95% CI = 27,5 - 55,5) en de gemiddelde BMI 18,6 kg/m² (95% CI = 14,8 22,4). (tabel 5) Met behulp van t test konden de verschillende parameters tussen de drie groepen vergeleken worden. De resultaten zullen hieronder besproken worden: •
De leeftijd van de deelnemers tijdens het weekend was hoger dan tijdens de weekdagen en tijdens de wetenschapsdag (de p-waarde was respectievelijk <0,0000001 en 0,0001). Terwijl er geen significant verschil was te noteren tussen de weekdagen en de wetenschapsdag (p = 0,14).
•
Het gewicht van de kinderen en de jongeren was significant hoger tijdens het weekend ten opzichte van de weekdagen (p = 0.04) en de wetenschapsdag (P = 0.003). Het vergelijken van de twee laatste groepen heeft getoond dat het gewicht ook hoger was in de weekdagen tov de wetenschapsdag (p = 0.04).
•
Wat de BMI betreft, waren de waarden significant hoger op het voedingssalon (weekdagen en weekend) dan in de wetenschapsdag (respectievelijk p = 0.005 en p=0.017). Tussen de weekdagen en het weekend was er geen significant verschil (p=0,26).
17
Tabel 5 - Beschrijving van de onderzoekspopulatie: klinische kenmerken Tot. Populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag Totaal deelnemers
522
287
194
41
Meisjes (%)
301 (57,7%)
161 (56,1%)
123 (63,4%)
17 (41,5%)
Jongens ( %)
221 (42,3%)
126 (43,9%)
71 (36,6%)
24 (58,5%)
Gemid. LT jaar (SD)
11,2 (2,5)
10,7 (2)
12,1 (2,9)
10,2 (2,3)
Gemid. Gewicht kg (SD)
41,5 (14)
40,9 (13,9)
43,6 (14,6)
36,4 (9,4)
Gemid. Lengte cm (SD)
146,9 (13)
144,6 (12)
150,8 (13,9)
144,2 (11,7)
Gemid. BMI kg/m² (SD)
18,6 (3,8)
18,9 (4)
18,5 (3,6)
17,1 (2,2)
Tot. Populatie = totaal aantal deelnemers, Gemid.: gemiddelde; LT = leeftijd; SD = standard deviation
Prevalentie gewichtsproblemen op basis van de BMI-waarden Dit onderzoek toonde dat de meerderheid van de deelnemers een normaal gewicht had en dit werd in alle groepen gezien. 16,3% van de totale deelnemers leden aan overgewicht, 5,4% was obees en 9,8% hadden ondergewicht. Het percentage overgewicht in de verschillende subgroepen was 19,9%, 11,33% en 14,6% respectievelijk tijdens de weekdagen, het weekend en tijdens de wetenschapsdag. De prevalentie van obesitas bedroeg 7,7%, 3,1% en er werd geen geval van obesitas gezien tijdens de wetenschapsdag. Ondergewichtspercentages waren respectievelijk 7%, 13,4% en 12,2%. (zie tabel 6). Tabel 6 - Prevalentie obesitas, overgewicht en ondergewicht van de onderzoekspopulatie Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=522) (N=287) (N=194) (N=41) Normaal gewicht (%) 358 (68,6%) 188 (65,5%) 140 (72,2%) 30 (73,2%) Overgewicht (%)
85 (16,3%)
57 (19,9%)
22 (11,3%)
6 (14,6%)
Obesitas ( %)
28 (5,4%)
22 (7,7%)
6 (3,1%)
0
113 (21,6%)
79 (27,5%)
28 (14,4%)
6 (14,6%)
51 (9,8%)
20 (7%)
26 (13,4%)
5 (12,2%)
Overgewicht + obesitas (%) Ondergewicht (%)
Tot. Populatie = totaal aantal deelnemers, N = totaal deelnemers per groep
Grafiek 1 toont de verdeling van de BMI klassen in de totale populatie en in de drie subgroepen. De percentages normaal gewicht in de verschillende subgroepen waren vergelijkbaar (de P waarde was telkens > 0,05). De percentages overgewicht en obesitas waren significant hoger tijdens de weekdagen van het voedingssalon (p waarde respectievelijk 0,01 en 0,03) terwijl het percentage kinderen met ondergewicht significant lager was in dezelfde subgroep (P=0,02).
18
80% 70% 60% 50%
ondergewicht normaal gewicht
40%
overgewicht 30%
Obesitas
20% 10% 0% Populatie
Weekdagen
Weekend
Wetenschapsdag
Grafiek 1- Procentuele verdeling BMI-categorieën in de verschillende groepen In grafiek 2 werd het percentage overgewicht en obesitas in de verschillende groepen weergegeven. Hier ook werd het percentage kinderen en jongeren die overgewicht of obesitas hadden significant hoger tijdens de weekdagen van het voedingssalon.
Overgewicht en obesitas 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Populatie
Weekdagen
Weekend
Wetenschapsdag
Grafiek 2: Percentage overgewicht en obesitas in de totale onderzoekspopulatie en de verschillende subgroepen
Ruffier test Naast de verschillende berekeningen is de uithoudingsvermogen van de deelnemers in kaart gebracht met behulp van Ruffier test. De resultaten lieten zien dat ongeveer de helft van de deelnemers een matige beoordeelde conditie hadden. Dit zowel in de totale populatie als in de verschillende subgroepen. Het percentage onvoldoende en slechte conditie schommelde in de subgroepen respectievelijk tussen 27,8 en 31,7%, en tussen 6,7 en 12,2%. (grafiek 3).
19
60% 50% 40% slecht onvoldoende matig goed
30% 20% 10% 0% Populatie
Werkdagen
Weekend
Wetenschapsdag
Grafiek 3 - Ruffier test resultaten in de verschillende groepen Om de conditie in de verschillende subgroepen te kunnen vergelijken hebben we de matige en goede gescoorde resultaten als positief beschouwd terwijl de onvoldoende en de slechte resultaten negatief beoordeeld werden. Daaruit bleek dat de Ruffier resultaten in de subgroepen vergelijkbaar waren (P > 0,05). Altijd op basis van de bovenvermelde interpretatie werden de Ruffier resultaten volgens de verschillende BMI klassen en in de verschillende groepen vergeleken. (zie tabel 7). Daaruit bleek dat: •
In de totale populatie bedroeg het percentage negatieve Ruffier test resultaten 39% en 36% respectievelijk bij deelnemers met ondergewicht en normale gewicht. Terwijl bij overgewicht en obesitas waren die percentages 42,3% en 50% respsctievelijk.
•
In de verschillende subgroepen schomelden de percentages van negatieve Ruffier test resultaten volgens de BMI klassen tussen 34% en 55% in de subgroep weekdagen, tussen 27% en 36,4% in de subgroep weekend en tussen 33,3% en 46,7% tijdens de wetenschapsdag.
20
Tabel 7 - Percentage negatieve Ruffier test resultaten in de verschillende groepen en volgens de verschillende BMI klassen Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=522) (N=287) (N=194) (N=41) Ondergewicht
39% (n=51)
55% (n=20)
26,9% (n=26)
40% (n=5)
Normaal gewicht
36% (n=358)
34,6% (n=188)
35,7% (n=140)
46,7% (n=30)
Overgewicht
42,3% (n=85)
45,6% (n=57)
36,4% (n=22)
33,3% (n=6)
Obesitas
50% (n=28)
54,5% (n=22)
33,3% (n=6)
0
Overgewicht + obesitas
44,2% (n=113)
48% (n=79)
35,7% (n=28)
33,3% (n=6)
Tot. populatie = totaal aantal deelnemers, N = totaal deelnemers per groep, n = totaal deelnemers per groep en per BMI klasse
Statistische analyse van Ruffier test in de verschillende groepen toonde dat er een significante verschil bestaat tussen deelnemers met normaal gewicht en die met overgewicht of obesitas wat betreft hun uithoudingsvermogen. Met andere woorden kinderen en jongeren met normaal gewicht hadden duidelijk een betere conditie dan de anderen die te zwaar waren (P=0,04). Deze conclusie werd alleen geobjectiveerd in de subgroep weekdagen en niet in de andere subgroepen. Anderzijds was er geen significante verschil te tonen tussen deelnemers met normaal gewicht en die met ondergewicht wat betreft hun conditie en dit in alle groepen.
Aansluiting bij een sportclub De totale aansluitingen bij een sportclub was 64%. Dit percentage was 70,7% tijdens de weteschapsdag, 67,5% in het weekend en 62% tijdens de weekdagen. (Grafiek 4)
Aansluiting sportclub 75% 70% 65% 60% 55% Populatie
Weekdagen
Weekend
Wetenschapsdag
Grafiek 4 - percentage aansluitingen bij een sportclub in de verschillende groepen 21
Aansluiting bij een sportclub en de BMI klassen In tabel 8 werd per groep de verdeling van de BMI klassen bij deelnemers die aangesloten zijn bij een sportclub weergegeven. Die van de deelnemers die niet aangesloten zijn bij een sportclub in tabel 9. Tabel 8 - Verdeling van de BMI klassen per groep bij deelnemers die aangesloten zijn bij een sportclub Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=339) (N=178) (N=131) (N=29) Normaal gewicht (%)
243 (71,7%)
126 (70,8%)
96 (73,3%)
22 (75,9%)
Overgewicht (%)
52 (15,3%)
33 (18,5%)
17 (13%)
3 (10,3%)
Obesitas ( %)
13 (3,8%)
7 (3,9%)
4 (3%)
0
Overgewicht + obesitas (%)
65 (19,2%)
40 (22,5%)
21 (16%)
3 (10,3%)
Ondergewicht (%)
31 (9,1%)
12 (6,7%)
14 (10,7%)
4 (13,8%)
N = totaal deelnemers die aangesloten zijn bij een sportclub per groep
Tabel 9 - Verdeling van de BMI klassen per groep bij deelnemers die NIET aangesloten zijn bij een sportclub Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=183) (N=109) (N=63) (N=12) Normaal gewicht (%) 114 (62,3%) 64 (58,7%) 44 (69,8%) 8 (66,7%) Overgewicht (%)
32 (17,5%)
24 (22%)
5 (7,9%)
3 (25%)
Obesitas ( %)
16 (8,7%)
14 (12,8%)
2 (3,2%)
0
Overgewicht + obesitas (%)
48 (26,2%)
38 (34,9%)
7 (11,1%)
3 (25%)
Ondergewicht (%)
21 (11,5%)
7 (6,4%)
12 (19%)
1 (8,3%)
N = totaal deelnemers die niet aangesloten zijn bij een sportclub per groep
De statistische analyse van de resultaten weergegeven in de bovenstaande tabellen heeft getoond dat: •
Bij kinderen en jongeren die aangesloten zijn bij een sportclub was het percentage normaal gewicht significant hoger dan die van deelnemers die geen sport in een club doen. Deze conclusie werd gezien in de totale populatie (P = 0,03) en tijdens de weekdagen van het voedingssalon (P = 0,03) en niet in de andere subgroepen.
•
Het percentage overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren die aangeloten zijn bij een sportclub was lager ter vergelijking met de deelnemers die geen sport in een club doen. Dit resultaat werd tevens gezien in de totale populatie (P = 0.04) en de subgroup weekdagen (P=0.02). Het was niet het geval in de andere subgroepen.
22
In alle groepen werd er geen statistisch significant verband geobjectiveerd tussen het al dan niet aangesloten zijn bij een sportclub en ondergewicht.
•
Grafiek 5 toont het percentage deelnemers die overgewicht of obesitas hadden per groep en rekening houden met hun sportactiviteit bij een sportclub. 40% 35% 30% 25% 20%
Sport +
15%
Sport -
10% 5% 0% Tot. Pop.
Weekdagen
Weekend
Wetenschapsdag
Grafiek 5 - Percentage overgewicht en obesitas volgens sportactiviteit in de verschillende groepen
Aansluiting bij een sportclub en Ruffier test resultaten Wat de Ruffier test betreft werd er in tabel 10 de Ruffier test resultaten vergeleken in de verschillende groepen rekening houdend met het al dan niet aangesloten zijn bij een sportclub. Tabel 10 - Ruffier test resultaten volgens het al dan niet aangesloten zijn bij een sportclub Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=522) (N=287) (N=194) (N=41) Sportclub
Ja (n=339)
Nee (n*=183)
Ja (n=178)
Nee (n*=109)
Ja (n=131)
Nee (n*=63)
Ja (n=29)
Nee (n*=12)
Ruffier negatief
119 35,1%
79 43,2%
64 35,9%
50 45,9%
43 32,8%
24 38,1%
13 44,8%
5 41,7%
N = totaal deelnemers per groep, n = totaal deelnemers die aangesloten zijn bij eensportclub per groep, n* = totaal deelnemers die niet aangesloten zijn bij een sportclub per groep
In alle groepen werd er geen significant verschil aangetoond tussen het al dan niet aangesloten zijn bij een sportclub en de Ruffier test resultaten.
23
Hoe gaan kinderen en jongeren gewoonlijk naar school? In de totale populatie was het percentage kinderen en jongeren die gewoonlijk met de voet of met fiets naar school gaan iets hoger dan dat van de deelnemers die gebruik maken van een auto of een bus: 55.4% tov 44.6%. In de subgroup “weekend” was het percentage voet/fietsgebruikers ook hoger dan dat van auto/bus gebruikers (64,9% tov 35,1%). In de andere subgroepen gaat ongeveer de helft van de deelnemers met de voet of de fiets naar school. (grafiek 5). 70% 60% 50% 40% Voet/fiets 30%
Auto/bus
20% 10% 0% Populatie
Weekdagen
Weekend
Wetenschapsdag
Grafiek 6 - Percentage voet/fietsen en auto/bus gebruikers in de verschillende groepen
Voet-fiets / auto-bus gebruikers en de BMI klassen In tabel 11 werd er per groep de verdeling van de BMI klassen bij voet/fiets gebruikers weergegeven. Die van de auto/bus gebruikers in tabel 12.
Tabel 11 - Verdeling van de BMI klassen per groep bij voet/fiets gebruikers Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=289) (N=142) (N=126) (N=21) 192 (66,4%)
88 (62%)
93 (73,8%)
12 (57,1%)
Overgewicht (%)
50 (17,3%)
33 (23,2%)
12 (9,5%)
5 (23,8%)
Obesitas ( %)
15 (5,2%)
11 (7,7%)
5 (4%)
0
Overgewicht + obesitas (%)
65 (22,5%)
44 (31%)
17 (13,5%)
5 (23,8%)
Ondergewicht (%)
32 (11,1%)
10 (7%)
16 (12,7%)
4 (19%)
Normaal gewicht (%)
N = totaal deelnemers die gewoonlijk met de voet of met de fiets naar school gaan per groep
24
Tabel 12 - Verdeling van de BMI klassen per groep bij auto/bus gebruikers
Tot. populatie (N=233) 166 (71,2%)
Weekdagen (N=145) 101 (69,7%)
Weekend (N=68) 47 (69,1%)
Wetenschapsdag (N=20) 18 (90%)
Overgewicht (%)
35 (15%)
24 (16,5%)
10 (14,7%)
1 (5%)
Obesitas ( %)
11 (4,7%)
11 (7,6%)
1 (1,5%)
0
Overgewicht + obesitas (%)
46(19,7%)
35 (24,1%)
11 (16,2%)
1 (5%)
21 (9%)
9 (6,2%)
10 (14,7%)
1 (5%)
Normaal gewicht (%)
Ondergewicht (%)
N = totaal deelnemers die gewoonlijk met de auto of met de bus naar school gaan
Uit de gegevens van die twee tabellen en na statistische analyse is men tot conclusie gekomen dat er in alle groepen geen significant verband te tonen was tussen de wijze waarmee de kinderen gewoonlijk naar school gaan en hun BMI klassen (P waarde telkens > 0,05).
Voet-fiets / auto-bus gebruikers en Ruffier test resultaten Onderstaande tabel toont het percentage negatieve Ruffier test resultaten (slecht of onvoldoende) per groep telkens bij de voet/fiets en de auto/bus gebruikers Tabel 13 - Ruffier test resultaten in de verschillende groepen bij de voet/fiets en de auto/bus gebruikers Tot. populatie Weekdagen Weekend Wetenschapsdag (N=522) (N=287) (N=194) (N=41)
Ruffier negatief
V/F A/B (n=289 (n*=233) ) 111 86 38,4% 36,9%
V/F (n=142)
A/B (n*=145)
V/F (n=126)
A/B (n*=68)
V/F (n=21)
A/B (n*=20)
53 37,3%
61 42,1%
48 38,1%
19 28%
11 52,4%
7 35%
V/F: kinderen en jongeren die met de voet of de fiets gewoonlijk naar school gaan, A/B : kinderen en jongeren die met de auto of de bus gewoonlijk naar school gaan, N = totaal deelnemers per groep, n = totaal deelnemers die gewoonlijk met de voet of met de fiets naar school gaan per groep, n* = totaal deelnemers die gewoonlijk met de auto of met de bus naar school gaan per groep
Hier ook werd er geen significant link gevonden tussen de wijze waarmee de kinderen gewoonlijk naar school gaan en hun Ruffier test resultaten. Dit zowel in de totale populatie als in de subgroepen (P>0,05).
25
Discussie Prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren Over de toename in prevalentie van overgewicht en obesitas bij jongeren de laatste jaren bestaat geen twijfel. Uit de nationale gezondheidsenquête van 2008 (gegevens van de gezondheidsenquête van 2013 zijn nog niet gepubliceerd) is gebleken dat 18% van jongeren tussen twee en 17 jaar een overgewicht heeft. In vergelijking met de vorige gezondheidsenquêtes zijn de cijfers duidelijk gestegen. Deze evolutie is heel verontrustend. Ons onderzoek toont een prevalentie van overgewicht en obesitas respectievelijk van 16,3% en 5,4%. Deze percentages zijn moeilijk te vergelijken met de verschillende percentages uit de literatuur wegens er verschillen zijn in de leeftijdsgroepen en in het tijdstip van de studies. Bovendien hebben we voor ons onderzoek gebruik gemaakt van de vlaamse groeicurven om de gewichtsproblemen bij kinderen te definiëren wat niet het geval is bij de internationale studies. Nochtans uit de behaalde cijfers blijkt dat de situatie zorgelijk is en vergt een dringende interventie. Dit is vooral belangrijk omdat overgewicht bij kinderen bijdraagt tot de epidemie van overgewicht bij volwassenen. Bij de totale deelnemers was het percentage overgewicht en obesitas samen 21,6%. Tijdens de weekdagen van het voedingssalon werd het grootste aantal kinderen en jongeren gezien (55%). Het percentage deelnemers die te zwaar waren was significant hoger in deze subgroep. Dit kan te wijten aan het feit dat er vooral georganiseerde bezoeken van scholen hebben plaatsgevonden tijdens die dagen. Alle kinderen namen dan deel aan het onderzoek. Terwijl tijdens het weekend en de wetenschapsdag hadden we te maken met vrijwilligers wiens ouders interesse hadden in het voedingssalon of in de wetenschap. We hebben opgemerkt dat een aantal zware kinderen weigerden om onderzocht te laten worden. Ook wereldwijd zijn de cijfers zorgelijk. Zeer opvallend waren de resultaten uit de Nederlandse studie van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universitait van Amsterdam (2012) die zeven Europese landen heeft vergeleken. Met een prevalentie van overgewicht van 50% en obesitas van 21% bij kinderen van 10 tot 12 jaar is de situatie in Griekenland zeer alarmerend. De Belgische cijfers waren vergelijkbaar met die van Nederland (Prevalentie overgewicht respectievelijk 21% en 22% en die van obesitas 6%). Hoger prevalenties werden geregistreerd in het zuiden (Hongarije, Spanje, Slovanië en Griekenland). Het buurland Frankrijk was ook geen uitzondering. In 2006 lag de prevalentie van overgewicht bij kinderen van drie tot 17 jaar op 18%. Dat cijfer ligt veel hoger dan die geregistreerd in de jaren tachtig. In de Verenigde Staten en UK werd een belangrijke toename van de prevalentie van obesitas bij jongeren de laatste jaren geregistreed.
26
De oorzaken van dik worden zijn wetenschappelijk goed uitgelegd (verkeerde eetgewoonten, te weinig beweging, bijwerkingen van medicatie, eetstoornissen, erfelijkheid…). De vraag die nu zich stelt is: waarom was overgewicht vroeger niet een heel groot probleem zoals tegenwoordig? Er bleek uit de litteratuur dat de toename van de prevalentie van overgewicht en obesitas vooral in de jaren tachtig begonnen is [29]. Na de tweede wereldoorlog tot ongeveer 1960 steeg het gemiddelde lichaamsgewicht, maar toch waren weinig mensen te zwaar. Van 1960 tot 1980 was de bevolking goed gevoed, maar over het algemeen was men niet te zwaar. Pas vanaf 1980 is zwaarlijvigheid een groot probleem geworden. Vanaf 1988 tot nu is het aantal mensen met overgewicht verdubbeld. Vanaf 1980 zijn er een aantal veranderingen geweest die duidelijk samen hangen met het zwaarder worden van mensen: • • • • • •
De levensmiddelen werden toen aanzienlijk goedkoper; Er werd vanaf toen veel meer geadverteerd; Fastfoodrestaurants zijn enorm gegroeid. Er komen veel meer klanten en de omzet is veel hoger; Het aantal zittende beroepen wordt steeds groter; Meer huishoudens hebben twee inkomens. Hierdoor wordt er sneller in een restaurant gegeten of een kant en klaar maaltijd gekocht; Meer sedentair gedrag namelijk bij kinderen: computerspelletjes, TV programma’s, auto…
We kunnen hieruit concluderen dat het probleem van overgewicht tegelijk is ontstaan met de toename van de welvaart. Overgewicht is een welvaartsziekte.
Effect van de lichaamsbeweging op de nutritionele toestand Ons onderzoek heeft getoond dat 64% van de deelnemers waren aangesloten bij een sportclub. Ze hadden duidelijk een lager BMI dan de deelnemers die geen sport deden buiten de schoolactiviteiten. Dit was vooral te zien in de totale onderzoekspopulatie en bij de deelnemers gezien tijdens de weekdagen van het voedingssalon. Deze bevinding komt het beschermende effect van de lichaamsbeweging tegen overgewicht en obesitas bevestigen. Anderzijds werd er geen significante verschil geobjectiveerd tussen de wijze van naar school te gaan en de BMI van de kinderen. Men moet nochtans voorzichtig zijn met de interpretatie van de behaalde resultaten gezien het dikker worden een multifactorieel fenomeen is. Het effect van de lichaamsbeweging van kinderen en jongeren op hun uithoudingsvermogen werd ook bestudeerd. Hier opnieuw was er geen significante verband geobjectiveerd. De studie van het Academisch Ziekenhuis van Amsterdam toonde aan dat kinderen in Griekenland (waar de hoogste prevalentie van overgewicht en obesitas geregistreerd werd: respectievelijk 50% en 21%) het minst sporten en fietsen ze het minst naar school en dat kinderen in Griekenland en Hongarije, waar ook een hoge prevalentie van overgewicht en obesitas werd geregistreerd (31% en 10%), het meest televisie kijken.
27
In de literatuur staat immers de rol van lichaamsbeweging cruciaal in de behandeling maar vooral als belangrijke maatregel ter preventie van overgewicht en obesitas dit zowel bij kinderen als bij volwassenen. Fysieke activiteit verbetert de fysieke fitheid en de gezondheid. Het vermindert het risico op verscheidene aandoeningen (cardiovasculair, obesitas, diabetes, osteoporose, bepaalde kankers) en heeft ook een gunstig curatief effect [4, 13, 28]. In de vlaamse consensustekst in verband met evenwichtige voeding en beweging zijn de aanbevelingen wat betreft fysieke activiteit per leeftijdsgroep besproken. Er werd een aantal nationale en internationale aanbevelingen als vertrekbasis gebruikt. Wat ons masterproef betreft werd er bij kinderen en jongeren van 6-18 jaar tot conclusie gekomen dat ze dagelijks minstens één uur matig tot intens fysiek actief moeten zijn. Bovendien moeten ze minstens driemaal per week specifieke activiteiten uitoefenen om de botkwaliteit en spiersterkte te verbeteren [28]. Domus Medica richtlijnen stellen voor de verandering van het gedrag met betrekking tot voeding en leefstijl met onder meer het stimuleren van regelmatige lichaamsbeweging als belangrijke therapeutische doelstelling bij obesitas bij kinderen [7]. Een metaanalyse van 55 studies gepubliceerd op “the Cochrane library” website [13] had als doel de doeltreffendheid van de verschillende interventies ter preventive van obesitas bij kinderen te evalueren. De verschillende studies maakten gebruik van de BMI als evaluatie maatstaf voor het success van de voorgestelde strategieën. Er werd tot conclusie bekomen dat de preventie van obesitas bij kinderen baseert zich op verschillende factoren o.a. een regelmatige fysieke activiteit. In sommige landen bleven de betrokkene instanties niet stil tegenover de verergering van de nutritionele toestand van jongeren. Vele projecten en programma’s hebben plaats gevonden en er werden reeds de resultaten daarvan gepubliceerd. Ee voorbeeld daarvan is het overgewichtpreventieprogramma voor kinderen EPODE “Ensemble Prévenons l’Obésité des Enfants” of “laten we samen overgewicht bij kinderen aanpakken”. Dit programma is gestart door de Universiteit van Lille in 1992 in twee dorpjes in het noorden van Frankrijk. In 2004 maakte een evaluatie de gunstige effecten van EPODE op de BMI van de kinderen zichtbaar. De prevalentie van overgewicht bij de kinderen van de twee dorpjes was gedaald terwijl in de omliggende dorpen zijn de cijfers gestegen. Vandaar is de nationale implementatie van de EPODE-methode ingezet. In 2008 volgden België en Spanje, in 2009 Griekenland en een deel van Australië. In Nederland is het met JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht) gestart. Het lijkt sterk op de Franse EPODE-methode die zich kenmerkt door het uitvoeren van allerlei activiteiten in de wijk, op school of in het gezin en baseert zich op verstrekking van informative over gezonde voding en beweegactiviteiten waarbij ook ouders, professionals en andere dorpbewoners betrokken zijn [12].
28
Beperkingen van het onderzoek In vele studies werd er aandacht besteed aan het verschil tussen meisjes en jongens. Bij ons onderzoek wordt hierop niet verder ingegaan gezien het geen onderzoeksvraag is. Om het uithoudingsvermogen van kinderen en jongeren te bepalen is het gekozen voor de Ruffier test. In de literatuur zijn er geen gegevens gevonden wat betreft de betrouwbaarheid van deze test. Nochtans is deze test een veel gebruikte en praktische parameter om de uithoudingsvermogen in te schatten. Het heeft het voordeel van eenvoudig en reproduceerbaar te zijn. Het eist geen speciaal material en kan uitgevoerd worden zowel bij kinderen als bij volwassenen. Bij de ondervraging van de deelnemers werd niet nagegaan welke soort sportactiviteit uitgevoerd werd en aan welke frekwentie. Dit lijkt van groot belang te zijn gezien er een dosis-responsrelatie bestaat tussen de intensiteit van de fysieke activiteit en de gezondheidsvoordelen daarvan [3, 28, 30]. Het is ook te noteren dat sommige kinderen waren niet (of niet meer) aangesloten bij een sportclub maar nemen wel deel aan regelmatige bewegingsactiviteiten: veel fietsen, jogging… Er werd bij ons onderzoek geen rekening gehouden met de herkomst van de deelnemers. Opvallend was het belangrijke aantal kinderen en jongeren van buitenlandse afkomst (Marokkanen, Turkse, Zuid Africanen…). Erfelijke en culturele verschillen (eetgewoontes…) spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van overgewicht en obesitas bij kinderen. Uit het project Vlaamse Groeicurven is gebleken dat herkomst beïnvloedt de groei in belangrijke mate. Overgewicht komt bij allochtone jongeren bijna dubbel zoveel voor als bij Vlaamse jongeren. Onderzoek bij Vlaamse jongeren van Turkse en Marokkaanse origine toont aan dat hun groeistatus beter aansluit bij de specifieke referentiecurven (afzonderlijke groeicurven ontwikkeld voor kinderen van Turkse en Marokkaanse origine) die zijn opgesteld in Nederland [31]. Een ander punt is het gebruik van de Vlaamse groeicurven bij ons onderzoek. Daarbij moet men voorzichtig zijn bij het vergelijken met de buitenlandse gegevens die voor het meeste de ITOF criteria gebruiken ter definitie van overgewicht en obesitas bij kinderen.
Sterke punten van ons onderzoek De onderzoekspopulatie bestond uit 522 deelnemers wat veel kracht aan onze uitkomsten toekent. Daarnaast zowel meisjes en jongens hebben deelgenomen aan ons onderzoek zodat de hele doelgroep vertegenwoordigd werd. Het is zekee een belangrijk gegeven die een deel van het problematiek van overgewicht en obesitas in de kinderleeftijd in het licht stelt. Het zou ook een goede referentie zijn om met andere onderzoeken, namelijk die gebuik maken van de Vlaamse groeicurven ter definitie van gewichtsproblemen bij kinderen, vergeleken te worden.
29
Toekomstig onderzoek Rond de thema “gewichtsproblemen bij kinderen” is er zeker nog veel ruimte voor verder onderzoek. Het is aanbevolen om bij toekomstige onderzoeken rekening te houden met het multifactorieel aspect van het dik worden. Het koppelen van de uitkomsten van de twee delen van dit onderzoek (voedings- en bewegingsdeel) zou nuttig zijn. Wat de bepaling van de conditie van de deelnemers betreft is het misschien beter om een andere test te kiezen met betere beschreven betrouwbaarheid en validiteit en die liefst specifiek is voor kinderen en jongeren. Een andere mogelijkheid is verschillende testen te combineren. Bij de verzameling van onze data hebben we bepaalde gegevens niet gebruikt tijdens dit onderzoek. Het meten van de middelomtrek werd niet gebruikt omdat deze meting werd niet in acht genomen bij de definitie van gewichtsafwijkingen bij kinderen. De meting van de bloeddruk werd ook niet bestudeerd gezien de gezondheidsgevolgen van overgewicht en obesitas geen onderzoeksvraag was. Die gegevens kunnen altijd gebruikt worden in andere studies met andere onderzoeksvragen.
Conclusie Uit ons gezondheidsonderzoek is gebleken dat de prevalentie van overgewiccht en obesitas bij kinderen en jongeren van acht tot 18 jaar oud nog steeds hoog is. Bij alle deelnemers en in de subgroep weekdagen van het voedingssalon is het bewezen dat de aansluiting bij een sportclub significant gelinkt was met een hoger percentage normaal gewicht en een lager prevalentie van overgewicht en obesitas. Terwijl de wijze waarmee kinderen en jongeren gewoonlijk naar school gaan (voet/fiets of auto/bus) geen effect had op hun BMI. Tevens werd er geen significant verband geobjectiveerd tussen de bewegingsgewoonten van de kinderen en jongeren en hun Ruffier test resultaten.
30
Dankwoord In de eerste plaats wil ik mijn promotor Professor D. Devroey bedanken voor zijn ondersteuning en begeleiding bij het tot stand komen van dit masterproef. Daarnaast wil ik van hart mijn collega Els Vanderhulst bedanken enerzijds voor haar voorstel om mee te werken aan dit gezondheidsonderzoek en anderzijds voor de leuke momenten die we samen konden beleven tijdens de dataverzameling in het voedingssalon en de wetenschapsdag. Aicha FAIK Mei 2014
31
Lijst van afkortingen BMI:
Body Mass Index
CI:
Confidence Interval
EPODE:
Ensemble prévenons l’Obésité des Enfants
HDL:
High-density lipoprotein
IOTF:
International Obesity Task Force
InVS:
Institut de Veille Sanitaire
JOGG:
Jongeren op Gezond Gewicht
LDL:
Low-density lipoprotein
OGVB:
Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-hoofdstad
TG:
Triglyceriden
TNO:
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurweteschappelijk Onderzoek
VS:
De verenigde Staten
VUB:
Vrije Universiteit Brussel
UK:
United Kingdom
WGO:
Wereld gezondheidsorganisatie
WIV:
Wetenschappelijke Instituut Volksgezondheid
32
Referenties 1. Van Grieken A, Renders MR, Wijtzers AI, Hirasing RA, Raat H. Overweight, Obesity and Underweight is associated with psychosocial and physical health outcomes among 7-year-old children: The ‘be active, eat right’ study. Plosone. 2013; volume 8; issue 6. doi: 10.1371/journal.pone.0067383. 2. Friedemann C, Heneghan C, Mahtani K, Thompson M, Perera R, Ward A. Cardiovascular disease risk in healthy children and its association with body mass index: systematic revieuw and meta-analysis. BMJ 2012; 345:e4759. doi: 10.1136/bmj.e4759. 3. Bailey DP, Boddy LM, Savory LA, Denton SJ, Kerr CJ. Choice of activity-intensity classification thresholds impacts upon accelerometer-assessed physical acivity-health relationships in children. Plosone. 2013; volume8; issue 2. doi: 10.1371/journal.pone.0057101 4. Oude Luttikhuis H, Baur L, Jansen H, Shrewsbury VA, O'Malley C, Stolk RP, Summerbell CD. Interventions for treating obesity in children. Cochrane Database of Systematic Reviews [internet] [cited 2009 Jan 20]. Available from: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD001872.pub2/abstract. 5. De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek: TNO kwaliteit van leven. Overgewicht bij kinderen. Geraadpleegd in maart 2014. Verkrijgbaar via https://www.tno.nl/downloads/pzscovergewichtsamenvatting.pdf 6. Hauspie R, Roelants M. Groei, een maatstaf voor de gezondheid van het kind en van de bevolking. Laboratorium Antropogenetica, Vrije Universiteit Brussel. Nutrinieuws [internet] 2007. Geraadpleegd in maat 2014. Verkrijgbaar via: http://www.niceinfo.be/documenten/nutrinews_pdf/02groei0907.pdf 7. Niesten L., Bruwier G. Aanbeveling voor geode medische praktijkvoering [internet]. 2007. Geraadpleegd in feb 2014. Verkrijgbaar via: http://www.domusmedica.be/documentatie/richtlijnen/overzicht/obesitaskinderen.html 8. Surpoids et obésité de l’enfant. [internet]. Geraad^pleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via: http://www.who.int/dietphysicalactivity/childhood/fr/ 9. Rapporten Gezondheisenquêten België. [internet]. 1997, 2001, 2004, 2008. Geraadpleegd in april 2014. Verkrijgbaar via: https://his.wivisp.be/nl/SitePages/Rapporten.aspx
33
10. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel: Gezondheidsindicatoren Brussels Hoofdstedelijk gewest 2004 [internet]. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via: http://www.observatbru.be/documents/graphics/tableaux-de-bordde-la-sante-/gezondheidsindicatoren-2004.pdf 11. Obesitas bij kinderen: feiten, cijfers en informatie [internet]. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/100174obesitas-bij-kinderen-feiten-cijfers-en-informatie.html 12. Van Koperen, M., Seidell, J.: Overgewichtspreventie, een locale aanpak naar Frans
voorbeeld. Praktische pediatrie. 2010 mei; nummer 2: 10-14. 13. Waters E, de Silva-Sanigorski A, Burford B, Brown T, Campbell KJ, Gao Y, Armstrong R, Prosser L, Summerbell CD. Interventions for preventing obesity in children. Cochrane Database of Systematic Reviews [internet] [cited 2011 dec 7]. Available from: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD001871.pub3/abstract 14. Brunninkhuis A, Kraaijenvanger A. Vol in beweging: afstudeerproject fysiotherapie. Saxion Hogeschool Enschede; Mei 2009. 15. Over obesitas. Nederlandse Obesitas Kliniek [internet]. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via http://www.obesitaskliniek.nl/over-obesitas/ 16. Academisch Ziekenhuis Sint-Lucas. Multidisciplinair obesitasteam. Overgewicht bij kinderen [internet]. 2010. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via: http://www.azstlucas.be/frontend/files/userfiles/files/Patientenfolders/2013Brochure_Overgewicht_bij_kinderen__A5.pdf 17. Roelants, M., & Hauspie, R. Vlaamse groeicurven. Laboratorium voor Anthropogenetica, Vrije Universiteit Brussel. 2004. Geraadpleegd in januari 2014. Verkrijgbaar via www.vub.ac.be/groeicurven. 18. Billet G. Gewichtige kinderen: een studie rond overgewicht en obesitas bij kinderen. Een studie rond overgewicht en obesitas bij kinderen (masterthesis HIBO). Promotor: Van den Bruel, A, 2006-2008. 19. PON: Partnerschap Overgewicht Nederland. Addendum voor kinderen bij de CBOrichtlijn “Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen” [internet]. 2011. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via: http://www.diliguide.nl/document/553 20. Van Gaal L. Dienst endocrinologie, diabetologie en metabole ziekten. UZA: Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Obesitas. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via : www.uza.be. 21. Head to Head: Is the obesity epidemic exaggerated? BMJ Volume 336 pp 244-5. 1 February 2008. 34
22. Stamatakis E, Zaninotto P, Falashetti E, Mindell J, Head J. Time trends in childhood and adolescent obesity in England from 1995 to 2007 and projections of prevalence to 2015. J Epidemiol Community Health 2010;64:2 167-174. 23. Schönbeck Y, Talma H, Van Dommelen P, Bakker B, Buitendijk SE, HiraSing RA, Van Buuren S. Increase in prevalence of overweight in Dutch children and adolescents: a comparison of nationwide growth studies in 1980, 1997 and 2009. Plosone. 2011; volume 6; issue 11. Doi 10.1371/journal.pone.0027608. 24. De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek: TNO
kwaliteit van leven. Landelijke Groeistudie toont toename overgewicht kinderen [internet]. Geraadpleegd in maart 2014. Verkrijgbaar via: https://www.tno.nl/content.cfm?context=thema&content=prop_case&laag1=891&laag 2=902&laag3=69&item_id=1936&Taal=1 25. Institut de veille sanitaire France. [internet]. 2006. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via : www.invs.sante.fr 26. Brug J, Van Stralen MM, Te Velde SJ, Chinapaw M, De Bourdeaudhuij I, Lien N, Bere E, Maskini V, Singh AS, Maes L, Moreno L, Jan N, Kovacs E, Lobstein T, Manios Y. Differences in weight status and energy-balance related behaviors among schoolchildren across Europe: the ENERGY-project. Plosone. 2012; volume 7; issue4. Doi 10.1371/journal.pone.0034742. 27. Meyer U, Schindler C, Zahner L, Ernst D, Hebestreit H, Van Mechelen W, BrunnerLa Rocca H-P, Probst-Hensch N, Puder JJ, Kriemler S. Effect of school-based physical activity programme (KISS) on fitness and adiposity in primary schoolchildren: cluster-randomised controlled trial. BMJ. 2010;340:c785. doi:10.1136/bmj.c785. 28. Vlaamse consensustekst in verband met evenwichtige voeding en beweging, ten behoeve van zorgverstrekkers. Brussel: Ministerie van Welzijn, volksgezondheid en Gezin, 2012. Gerradpleegd in maart 2014. Verkrijgbaar via www.eetexpert.be. 29. Overgewicht: Volksziekte nummer 1 [internet]. Geraadpleegd in februari 2014. Verkrijgbaar via: www.mens-en-gezondheid.infonu.nl. 30. Riddoch CJ, Leary SD, Ness AR, Blair SN, Deere K, Mattocks C, Griffiths A, Smith GD, Tilling K. Prospective associations between objective measures of physical activity and fat mass in 12-14 year old children: the Avon longitudinal study of parents and children (ALSPAC). BMJ. 2009;339:b4544. doi:10.1136/bmj.b4544. 31. Nieuwe groeicurven voor vlaanderen. Vlaamse jongeren worden groter en zwaarder [internet]. Geraadpleegd in maart 2014. Verkrijgbaar via: http://www.weliswaar.be/modulefiles/magazines/85-onderzoek-2008/pdfs/vlaamsejongeren-worden-groter-en-zwaarder.pdf. 35
Bijlagen Bijlage A: Groeicurven voor jongens Bijlage B: Groeicurven voor meisjes Bijlage C: Informed consent in het Nederlands Bijlage D: Informed consent in het Frans Bijlage E: Vragenlijst in het Nederlands Bijlage F: Vragenlijst in het Frans
36
Bijlage A:
Groeicurven voor jongens
37
Bijlage B:
Groeicurven voor meisjes
38
Bijlage C:
Toestemming tot deelname aan wetenschappelijk onderzoek (Informed consent)
Beste ouders, Uw zoon/dochter zal binnenkort een bezoek brengen aan het Voedingssalon. In het kader van een educatief project op het Voedingssalon zullen wij uw kind vragen om een vragenlijst in te vullen met vragen over zijn/haar voedingsgewoonten en zullen het gewicht, de lengte, de buikomtrek en de bloeddruk bepaald worden. Uw kind zal ook een korte fysieke test afleggen op een Wii Sport console. Het doel van dit onderzoek is om een aantal leefgewoonten van jongeren in relatie te brengen met hun nutritionele toestand. Alleen kinderen tussen 9 en 18 jaar kunnen deelnemen mits hun ouders de toestemming geven en mits zij niet zwanger zijn of tekenen vertonen van alcohol-, drug-, of geneesmiddelenmisbruik. Indien de ouders menen dat hun kinderen om een andere reden niet kunnen deelnemen, verzoeken wij hen dit te melden op onderstaande strook. Zowel de ouders als het kind kunnen op elk moment de deelname aan het onderzoek stopzetten. De testen en het project staan onder toezicht van een arts van de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Vrije Universiteit Brussel. De gegevens zullen anoniem opgeslagen worden in een databank. De Vrije Universiteit Brussel heeft een verzekering aangegaan welke gebeurlijke schade voortvloeiend uit het onderzoek dekt. Voor verdere vragen of meldingen omtrent het onderzoek kan u contact opnemen met Prof Dirk Devroey (
[email protected] of 02/477.43.11). Wij hopen alvast dat uw kind kan deelnemen aan het onderzoek. Met vriendelijke groet, Prof Dirk Devroey - - >< - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Ondergetekende, . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ouder of voogd van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. O stemt er mee in dat zijn/haar zoon/dochter deelneemt aan het educatief project op het Voedingssalon zoals hierboven beschreven. O
stemt er NIET mee in dat zijn/haar zoon/dochter deelneemt aan het educatief project op het Voedingssalon zoals hierboven beschreven.
Datum: . . / . . / . . . . Handtekening van de ouder of voogd .................... Gelieve deze strook ondertekend mee te geven met uw kind. Zonder deze ondertekende strook kan u kind niet deelnemen aan het onderzoek. 39
Bijlage D:
Consentement à participer à la recherche (Informed consent)
Chers parents, Votre fils/fille va bientôt visiter le Salon de l'Alimentation. Dans le cadre d'un projet éducatif, nous demanderons à votre enfant à remplir un questionnaire au sujet de ses habitudes alimentaires et le poids, la taille, le tour de taille et la tension artérielle seront déterminés. Votre enfant fera aussi un test physique court sur une console Wii Sports . Le but de cette recherche est de mettre leur état nutritionnel en relation avec leur mode de vie. Seuls les enfants âgés de 9 à 18 ans peuvent participer pour autant que leurs parents donnent l'autorisation et qu'elles ne sont pas enceintes ou ne montrent pas de signes d'abus d'alcool, de drogue ou de médicaments. Si les parents estiment que leurs enfants ne peuvent pas participer pour d'autres raisons, nous leurs demandons de signaler ceci sur la bande de réponse en dessous. Les parents et l'enfant peuvent cesser de participer à l'étude à tout moment. Les tests et le projet sont sous la supervision d'un médecin du Département de médecine familiale de la Vrije Universiteit Brussel. Les données seront enregistrées de façon anonyme dans une base de données. La Vrije Universiteit Brussel a conclu une assurance qui couvre les éventuels dommages résultants de cette recherche . Pour d'autres questions ou pour des rapportages concernant l'étude vous pouvez contacter le professeur Dirk Devroey (
[email protected] ou 02/477.43.11). Nous espérons que votre enfant puisse participer à l'étude . Cordialement, Prof Dirk Devroey - - >< - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Le soussigné . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . parent ou tuteur de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . O accepte que son fils/sa fille participe au projet éducatif au Salon de l'Alimentation, comme décrit ci-dessus. O
n'accepte PAS que son fils/sa fille participe au projet éducatif au Salon de l'Alimentation, comme décrit ci-dessus.
Date: . . / . . / . . . . Signature du parent ou tuteur .................... Veuillez signer ce formulaire de réponse et le donner à votre enfant. Sans ce formulaire de réponse signé, votre enfant ne peut pas participer à l'étude. 40
Bijlage E:
Vragenlijst
Wat is uw geslacht?
O Man
Welk is uw postnummer?
____
Welk is uw geboortejaar?
____
O Vrouw
Hoe schat u uw gezondheid in op een schaal van 1 tot 100 waarbij 1 overeenkomt met “zeer slecht” en 100 met “zeer goed”? Plaats een kruisje op de lijn. 1 -------------------------------------------------------------------------------------------------- 100 Gewicht:
_ _ _ kg
Lengte:
_ _ _ cm
Buikomtrek:
_ _ _ cm
Bloeddruk:
_ _ _ / _ _ _ mmHg
Bent u aangesloten bij een sportclub?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren gesnoept?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren frisdrank gedronken?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren ontbijt genomen?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren middagmaal genomen?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren avondmaal genomen?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren groenten gegeten?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren fruit gegeten?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren vlees gegeten?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren brood gegeten?
O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Heb je gisteren melk of yoghurt genomen? O Ja
O Neen
O Weet ik niet
Hoe ga je gewoonlijk naar school?
O Met bus of auto
O te voet of met de fiets
41
Bijlage F :
Questionnaire
Quel est votre sexe?
O Homme
Quel est votre code postal?
____
Quelle est votre année de naissance?
____
O Femme
Comment évaluez-vous votre état de santé sur une échelle de 1 à 100, où 1 correspond à «très mauvais» et 100 «très bon»? Placez une marque sur la ligne. 1 -------------------------------------------------------------------------------------------------- 100 Poids:
___ kg
Taille:
___ cm
Circonférence abdominale: ___ cm Tension artérielle:
___ / ___ mmHg
Etes-vous affilié à une équipe sportive?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous mangé des friandises hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous bu de la limonade hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous pris le petit déjeuner hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous pris le déjeuner hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous pris le souper hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous mangé des légumes hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous mangé des fruits hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous mangé de la viande hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Vous avez mangé du pain hier?
O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Avez-vous pris du lait ou du yogourt hier? O Oui
O Non
O Je ne sais pas
Comment allez-vous habituellement à l'école? O Avec le bus ou en voiture O à pied ou en vélo
42