Interventie
Weet en Beweeg
Samenvatting Doel Het primaire doel van WEET & BEWEEG is de afname van de BMI (Body Mass Index) met 5% en daarmee het verminderen van de nadelige gevolgen voor de gezondheid van overgewicht op langere termijn, en het verminderen van de psychosociale problemen die (extreem) overgewicht met zich brengt. Om dit te bereiken wordt gewerkt aan verandering van het voedings- en eetpatroon, toename van activiteit, gewichtscontrole en toename van het welbevinden. Doelgroep Het programma is bedoeld voor kinderen en jongeren van 6 tot 18 jaar met overgewicht en obesitas, en hun gezinnen. Aanpak WEET & BEWEEG is een ambulante gezinsbehandeling die ongeveer één jaar duurt. De verschillende beïnvloedbare factoren die leiden tot het ontstaan en in stand houden van het overgewicht worden in het programma aangepakt:
l
een diëtist en gedragsdeskundigen geven voedingsadviezen, en trainingen om zich daar aan te houden een fysiek activiteitenprogramma wordt uitgevoerd onder leiding van een fysiotherapeut / bewegingstherapeut en er wordt een bij de persoon passend advies gegeven voor voortdurende
l
sportbeoefening cognitieve therapie wordt gegeven, gericht op het ontwikkelen van onder andere zelfcontrolevaardigheden, probleemoplossend denken en omgaan met weerstand en frustratie.
l
Bij de behandeling worden met nadruk de ouders betrokken: zij krijgen voorlichting, psycho-educatie alsook training om hun kind adequaat te ondersteunen.De aanpak kent individuele sessies, groepssessies voor kinderen en ouders, en op de individuele gezinnen gerichte bijeenkomsten. Materiaal Er is een behandelingsprotocol opgesteld. Sinds eind 2006 is er een handleiding voor het programma beschikbaar alsmede een werkmap voor de jeugdigen en hun ouders. Onderzoek effectiviteit Na de beoordeling van Weet & beweeg in 2007 is een gecontroleerde effectstudie met positieve resultaten afgerond (Vries, S.I. de Schokker, D.F. Galindo Garre, F. ... [et al.] (2010). Effectevaluatie van een multidisciplinair behandelprogramma voor jeugdigen met overgewicht: Weet & Beweeg. Leiden: TNO Kwaliteit van leven). Dit onderzoek wordt meegenomen bij de herbeoordeling van Weet & beweeg. Erkenning
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 1 / 13
Erkend door Panel Jeugdzorg d.d 01-03-2007 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: M.W. Elling (december 2006). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Weet en Beweeg'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload op {locale.formatshortdate (datetime.today())} van www.nji.nl/jeugdinterventies 1. Toelichting naam van de interventie WEET & BEWEEG is een behandelprogramma voor kinderen en jongeren met overgewicht en obesitas dat drie elementen omvat, te weten: voedingsleer, training in fysieke activiteiten en een cognitieve gedragstherapeutische aanpak. De aanduiding WEET & BEWEEG beoogt de essentie van het programma aan te geven. Daarbij gaat het om cognities, kennis over de aangewezen wijzen van eten of zich voeden, om verstandig bewegen, alsook om psycho-educatie en voorlichting voor ouders en om gezinsbehandeling. 2. Doel van de interventie Het programma WEET & BEWEEG is bestemd voor kinderen en jeugdigen van 6 tot 18 jaar met aanzienlijk overgewicht. Het primaire doel van het programma is de afname van de BMI (Body Mass Index) met 5% en daarmee het verminderen van: l
de nadelige gevolgen van overgewicht voor de gezondheid op langere termijn, zoals: kans op hart- en
l
vaatziekten, aandoeningen van het bewegingsapparaat, diabetes mellitus type 2, ademhalingsproblemen, en psychische en psychosociale problemen.
Om dit te bereiken wordt gewerkt aan de volgende subdoelen: l l l l
verandering van eetpatroon, toename van activiteit, c.q. verminderen van inactiviteit gewichtscontrole toename van het welbevinden.
3. Doelgroep van de interventie Voor wie en wat is de interventie bedoeld? Het programma is bedoeld voor kinderen en jongeren van 6 tot 18 jaar met aanzienlijk overgewicht en obesitas. De kinderen en jongeren met overgewicht / obesitas vormen de primaire doelgroep, de ouders en de gezinnen van deze kinderen vormen de secundaire doelgroep. Prevalentie en spreiding De termen overgewicht en obesitas worden vaak door elkaar gebruikt, maar het zijn eigenlijk verschillende condities. Obesitas, letterlijk vetzucht, staat voor een aandoening met een pathologische overmaat aan vetweefsel, terwijl overgewicht verwijst naar een conditie met een verhoogd gewicht in relatie tot de lengte, ongeacht de samenstelling van dit overgewicht (Van Winckel & Van Mil, 2001). Obesitas wijst dus op een teveel aan lichaamsvet. Bij overgewicht is dit over het algemeen ook het geval. Omdat het percentage lichaamsvet moeilijk te meten is, wordt overgewicht op een indirecte manier bepaald: via de zogenaamde Body Mass Index, afgekort BMI. Deze wordt bepaald door het gewicht in kilo's te delen door de lichaamslengte in het kwadraat, in formule: kg / m². Bij volwassenen spreekt men bij een waarde van 25 tot 30 van overgewicht en bij een waarde van 30 of meer van ernstig overgewicht of obesitas. Bij kinderen liggen de grenswaarden per leeftijd anders. Men spreekt van overgewicht als de uitkomst van BMI / gemiddelde BMI voor leeftijd (x 100) tussen de 120 en 140 ligt. Bij een uitkomst van >140 spreekt men van obesitas (Van Winckel & Van Mil, 2001). In de jeugdgezondheidszorg beschikt men over tabellen met de gemiddelde BMI voor jongens en meisjes per leeftijd. De prevalentie van overgewicht en obesitas is zowel bij kinderen als volwassenen wereldwijd snel toegenomen. Zo ook in Nederland. Er wordt zelfs al gesproken over een epidemie (Van den Hurk e.a., 2006 a). Het percentage jeugdigen tussen de 4 en de 15 jaar met overgewicht is in Nederland tussen 1980 en 2004 sterk toegenomen: had in 1980 bijna 6% van de 4 tot 15 jarigen overgewicht, in 1997 was dit al gestegen tot
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 2 / 13
9,7%. Daarna heeft de trend zich versterkt doorgezet: in 2004 had 15,2% van de 4 tot 15 jarigen overgewicht. Meisjes zijn vaker te dik dan jongens met name op jonge leeftijd. Het percentage van jongens met overgewicht lag in 2004 op 13,6% terwijl dat bij meisjes op 16,8% lag. Ook het percentage jongens en meisjes dat veel te zwaar is, is toegenomen: in 2004 lag dat voor jongens op 2,9% en voor meisjes op 3,3%. (Van den Hurk e.a., 2006 b). Wanneer de trend zich voortzet zal naar verwachting in 2015 ongeveer 15 % van de volwassenen obees zijn. (Van den Hurk e.a., 2006 a). Van der Kamp en anderen stellen vast dat, wanneer er geen gedragsverandering plaats vindt, 15 tot 80% van de kinderen met overgewicht ook in de volwassenheid blijft kampen met obesitas. De variatie in het percentage hangt samen met de definitie van obesitas (Van der Kamp et al., 2005). Overgewicht bij kinderen blijkt gerelateerd te zijn aan het opleidingsniveau van de ouders, de gezinsgrootte en het buitenshuis werken van de moeder. Extra risico hebben kinderen uit gezinnen met een lage sociaal economische status, kinderen met een laag geboortegewicht en een snelle inhaalgroei, kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst en kinderen van ouders met overgewicht. Indicatie- en contra-indicatiecriteria(Van der Kamp, 2005) Bij het stellen van de indicatie- en contra-indicatiecriteria voor de behandeling die hier aan de orde is heeft men zich mede laten leiden door overwegingen, die met het oog op het experimentele onderzoek dat wordt uitgevoerd, van belang zijn. Het is goed mogelijk dat na de experimentele fase de (contra-)indicatiecriteria weloverwogen wat worden verruimd. Als indicatiecriteria gelden: l
Leeftijd 6 tot 18 jaar
l
BMI boven het criterium van overgewicht Normale intelligentie, hetgeen blijkt uit het bezoek aan het regulier onderwijs
l
Bereidheid van de ouders en kinderen om gedurende één jaar 40 uur deel te nemen aan een interventie
l
Als contra-indicatiecriteria gelden: l
Gedragsproblemen / psychiatrische problematiek
l
Syndromen zoals Prader Willi, Laurens Moon Biedl Endrocrine oorzaken van obesitas, zoals hypothyreoidie, Cushing Ouders en kinderen die niet bereid zijn tot deelname aan de 40 uur interventie.
l
Jeugdigen en ouders die geen Nederlands spreken.
l l
Toepassing bij etnische groepen De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor jeugdigen of gezinnen met een allochtone achtergrond. Het programma heeft geen speciale faciliteiten, zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken, die bedoeld zijn allochtone groepen in het bijzonder te kunnen bedienen. Er worden echter wel kinderen en hun gezinnen uit allochtone groepen bereikt. Wanneer het programma op grotere schaal wordt geïmplementeerd zal het programma voor zover nodig worden aangepast aan allochtone doelgroepen. 4. Omschrijving van de interventie Methodiek Algemeen De reguliere obesitas-aanpak beperkt zich meestal tot de fysieke kant van overgewicht: meer bewegen en gezonder eten.Het programma WEET & BEWEEG heeft daarnaast een cognitieve gedragstherapeutische aanpak. Kinderen, jongeren en ouders worden gedurende een jaar intensief begeleid bij een verandering van leefstijl gericht op gewichtsbeheersing. De methodiek van '(W)EET & BEWEEG' wil ouders, jongeren en kinderen de middelen in handen geven om gedragsverandering tot stand te brengen. Het programma omvat voedingsleer en beweging, en gedragsverandering door middel van cognitieve therapie. De behandeling richt zich op het kind of jongere, de ouders en het gezin als geheel. WEET & BEWEEG is een ambulant programma waarbij verschillende activiteiten, bijeenkomsten en gesprekken plaatsvinden. Het programma duurt ongeveer één jaar en omvat de volgende onderdelen: Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 3 / 13
1 intake 2 een voedingsanamnese met voedingsadvies en eventueel dieetconsult en voedingsvoorlichting 3 20 bijeenkomsten voor bewegingsactiviteiten 4 20 groepsbijeenkomsten voor cognitieve therapie, ook te beschouwen als lotgenotencontact 5 maximaal vijf gezinssessies 6 10 ouderbijeenkomsten Het programma is niet voor alle kinderen / jeugdigen en hun ouders hetzelfde. Het wordt weloverwogen toegesneden op de verschillende leeftijdsgroepen. De leeftijdsgroepen die worden onderscheiden zijn:
l
kinderen uit groep 3-4-5 van het basisonderwijs kinderen uit groep 6-7-8 van het basisonderwijs
l
jongeren uit klas 1-2-3 van het voortgezet onderwijs.
l
Het programma is geprotocolleerd. In het navolgende zullen de verschillende programmaonderdelen kort worden beschreven. Bij de beschrijving van de verschillende onderdelen zal, wanneer dat relevant is, per onderdeel worden aangegeven op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de toespitsing op bepaalde leeftijdsgroepen. Zes onderdelen 1. Intake De intake vindt plaats in één à twee sessies. In principe zijn daarbij het betreffende kind en de ouders aanwezig. Het doel van de intake is het verkrijgen van zicht op de gezinssamenstelling, de gezinsgewoonten met betrekking tot het gebruik en de hantering van voedsel, de gezinsgeschiedenis, de gezinsstructuur en de betekenis die het overgewicht / obesitas in het gezin heeft. De intake wordt uitgevoerd door de psycholoog en de diëtist. 2. Een voedingsanamnese met voedingsadvies en eventueel dieetconsult en voedingsvoorlichting. Bij de intake voert de diëtist een volledige voedingsanamnese uit waarbij tevens een voedingsadvies wordt geformuleerd. Dit voedingsadvies wordt in principe bij de behandeling gebruikt. Aanpassingen zijn gedurende de loop van het programma mogelijk, wanneer de specifieke omstandigheden van het kind daartoe aanleiding geven. 3. Bewegingsactiviteiten Al snel wordt begonnen met bewegingsactiviteiten voor de kinderen / jongeren, onder leiding van de fysiotherapeut / bewegingstherapeut. Deze bewegingsactiviteiten vinden plaats in groepjes van vier tot tien jeugdigen; er zijn 20 sessies voor uitgetrokken. Er wordt naar toegewerkt dat de betrokken kinderen / jongeren "opgevoed" worden tot blijvende activiteit die aansluit bij de eigen wensen en mogelijkheden - een bepaalde sport of fitness. Het gaat hier om een onderbouwd, dringend sportadvies. Uiteraard is het bewegingsprogramma aangepast aan de leeftijd van de jeugdigen. 4. Groepsbijeenkomsten, tevens te beschouwen als lotgenotencontact. Voorafgaand aan- of aansluitend op de bewegingsactiviteiten vinden groepsbijeenkomsten plaats met dezelfde groepen als de bewegingsgroepen. In deze groepsbijeenkomsten komen de verschillende aspecten van overgewicht / obesitas aan de orde. Thema's zijn: overgewicht op zich en de lichamelijke gevolgen daarvan, de psychische en psycho-sociale consequenties ervan zoals de sociale afkeuring en de onaantrekkelijkheid van het lichaam, opstelling ten opzichte van voedsel en lekkernijen, aandacht voor de copingstijl waarbij speciale aandacht wordt besteed aan het hanteren van pesterijen en plagerijen, de verbetering van de self-efficacy, probleemoplossend leren denken. In dit onderdeel van het programma zitten duidelijk herkenbare elementen uit de cognitieve therapie. Het verloop van het programma komt steeds aan de orde. Deze groepsbijeenkomsten worden uitgevoerd door de vaste begeleider van de kinderen / jongeren, soms aangevuld met een psycholoog / psychotherapeut. Op regelmatige tijden neemt de diëtist aan de groepssessies deel. De inhoud van dit onderdeel is afgestemd op de leeftijd en de cognitieve ontwikkeling van de groep. Aanwijzingen voor de typen cognitieve therapie die in de verschillende leeftijdsfasen mogelijk zijn, treft men aan in de algemene beschrijving van de cognitieve therapie (Van Yperen en Elling, 2007). Daar wordt onder meer verwezen naar de publicatie van Braet & Scholing uit 1999. Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 4 / 13
5. Gezinssessies Het programma bevat tevens ongeveer vijf gezinsgesprekken of familiebijeenkomsten voor de gezinnen of familie van de kinderen en jongeren. De keuze tussen het gezin of de meer uitgebreide familie is afhankelijk van de omstandigheid of andere familieleden - grootouders, tantes en ooms - deel uitmaken van het gezinsleven of daar een belangrijke stempel op zetten. Als doelen van deze gezinssessies, waarin gezinsbehandeling plaatsvindt, gelden beïnvloeding van: l l l l l
de wijze waarop gezinsleden met elkaar omgaan en communiceren de wijze waarop het gezin conflicten hanteert de wijze waarop zij zich ten opzichte van elkaar positioneren de kwaliteit van het gezag van de ouders / opvoeders de wijze waarop wordt omgegaan met het overgewicht van het kind.
Deze sessies worden uitgevoerd door de psycholoog / psychotherapeut en / of gezinsbegeleider(s).Hierboven werd gesproken over ongeveer vijf sessies. Wanneer blijkt dat het gezin de gezinsbehandeling niet meer nodig heeft, worden de vijf sessies niet uitgezeten. Anderzijds, wanneer blijkt dat een gezin aanzienlijk langer durende of intensievere gezinsbehandeling nodig heeft, wordt dat aangeboden; zo nodig wordt doorverwezen. 6. Ouderbijeenkomsten Zonder ouders kan men niet. De ouderbijeenkomsten zijn belangrijke onderdelen van het programma. Parallel aan alle kinder- / jongerengroepen worden oudergroepen georganiseerd. De sessies van ouders en kinderen worden apart gehouden.De oudergroepen komen tien maal bijeen. De oudergroepen worden georganiseerd om de ouders te ondersteunen bij het therapeutisch proces van hun kinderen en tegelijkertijd om de ouders te stimuleren om de motivatie van de kinderen expliciet te ondersteunen. Tijdens de sessies worden de ouders onder andere voorgelicht over gezonde en ongezonde voedingsmiddelen, worden zij vertrouwd gemaakt met elementen uit de voedingsleer en worden de eetgewoonten van de ouders en hun kinderen aan de orde gesteld. Uiteraard worden ook zaken besproken als de negatieve kanten van het dik zijn en de mogelijkheden om de kinderen ondersteuning te bieden in een 'afkeurende omgeving'. De ouderbijeenkomsten zijn zo ingericht dat ook op sommige punten wordt aangesloten bij thema's die in de sessies voor de jeugdigen aan de orde zijn. Zo wordt medewerking van de ouders gevraagd bij het stimuleren van hun kinderen om bewegingsactiviteiten buiten de lessen voort te zetten. Ook komt aan de orde hoe de ouders tot steun kunnen zijn bij het weerstand bieden aan verlokkingen van lekkernijen, waarbij expliciet wordt aangesloten bij de jeugdsessies over probleemoplossende vaardigheden. Voor alle kinderen en jeugdigen is de oudergroep een onmisbare aanvulling op de eigen therapiesessies / lotgenotencontacten. De therapie moet immers thuis worden ondersteund en de leefstijl zal met ondersteuning van de ouders moeten worden veranderd. Vooral voor jongeren in de middelbare schoolleeftijd - jongeren van 13 tot 17 jaar - geldt dat de betrokkenheid van de ouders belangrijk is, omdat volgens de ontwikkelaars van de interventie de gewichtscontrole bij jongeren een moeizamer te bereiken doelstelling is dan bij jongere kinderen. De oudergroepen worden begeleid door twee ouderbegeleiders, op aangewezen momenten aangevuld met de diëtist en de psycholoog. Samenhang bewaakt Tijdens het programma is er overleg tussen de betrokken professionals van de verschillende disciplines. De vaste begeleider en de psycholoog zijn hierin leidend; zij nemen hiertoe het initiatief. Vanzelfsprekend kunnen diëtist, bewegingstherapeut en andere betrokkenen ook initiatief nemen tot overleg, wanneer zij daartoe aanleiding zien bij een groep of individu. In dit overleg wordt het verloop van het programma gevolgd en worden de verschillende bijdragen op elkaar afgestemd. Ook wordt ingespeeld op onvoorziene gebeurtenissen en wordt aandacht gegeven aan individuele situaties. Tijdens het therapietraject vindt er op zes momenten gewichtscontrole plaats. Het eerste en het laatste weegmoment vindt plaats in het ziekenhuis, bij de kinderarts. Bij die gelegenheden wordt tegelijkertijd uitgebreid medisch onderzoek uitgevoerd. De bijdragen vanuit de verschillende disciplines en de doelstellingen en werkwijzen van de verschillende onderdelen zijn, zoals eerder opgemerkt, beschreven in een draaiboek. Het programma in de tijdZoals eerder al gesteld neemt het programma één jaar in beslag. Deze tijd is Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 5 / 13
inclusief alle elementen die bij het programma van belang zijn: het medisch somatisch onderzoek dat tot verwijzing naar het programma leidt, de intake fase, en de behandelfase met afronding en het medisch onderzoek aan het eind van het traject. Wanneer de intake is afgerond, gaat het programma intensief van start met wekelijkse groepsbijeenkomsten gedurende de eerste zeven weken. Daarna zijn er zeven maal achtereen bijeenkomsten eens in de twee weken voorzien. De laatste zes sessies vinden eens in de drie weken plaats. Bij de uitvoering van het programma wordt uiteraard rekening gehouden met de schoolvakanties. Protocol / handleiding Er is een behandelprotocol. Daarbij zijn er voor de verschillende onderdelen van de behandeling draaiboeken opgesteld. De deelnemers krijgen een verzorgde map mee, waarin informatie over de behandeling is opgenomen en waarin werkbladen zitten aan de hand waarvan de deelnemers greep houden op het verloop van de behandeling. Locatie van uitvoering De interventie wordt op verschillende, wisselende plaatsen uitgevoerd. De intake en de gesprekken over voeding en bewegen worden uitgevoerd in de ruimten van de uitvoerende instelling of in ruimten die door de uitvoerders worden uitgekozen. Hetzelfde geldt voor de bewegingsactiviteiten en voor de groepsbijeenkomsten van kinderen / jongeren en ouders. Vanuit het oogpunt van tijdsbesparing en kostenbeheersing laat men de gezinnen voor de gezinssessies ook het liefst op de locatie van de instelling voor jeugdzorg komen.Het medisch onderzoek vindt plaats in het ziekenhuis. 4.2 Onderbouwing: probleem- of risico-analyse Kenmerken risico of probleem Overgewicht en obesitas zijn problemen met over het algemeen grote gevolgen voor degenen die er onder lijden. Voor een definitie van overgewicht en obesitas zij verwezen naar rubriek 3, onder het kopje 'prevalentie en spreiding'. Overgewicht en obesitas liggen in elkaar verlengde: een hoge Body Mass Index op jonge leeftijd is de belangrijkste voorspeller voor obesitas op volwassen leeftijd (Werkgroep Obesitas, 2005). De gevolgen van overgewicht en obesitas kunnen zowel van medische als van psychische en sociaal psychologische aard zijn. De medische risico's die aan overgewicht en obesitas vastzitten zijn hart- en vaatziekten, diabetes 2, aandoeningen aan het bewegingsapparaat en ademhalingsproblemen. In algemene termen kan men stellen dat overgewicht en obesitas de levensverwachting en de kwaliteit van leven in negatieve zin beïnvloeden. De psychische en sociaal psychologische gevolgen betreffen ontevredenheid met het eigen lichaam en nadelige gevolgen van buitengesloten worden of in een uitzonderingspositie te worden geplaatst, zich buiten gesloten voelen Achtergronden van het probleem Over het ontstaan van obesitas bestaat bij de deskundigen een duidelijke consensus. Het ontstaansmechanisme bij kinderen en volwassenen is identiek (Braet, 2001, a). Overgewicht bij kinderen is, zoals eerder al werd opgemerkt, een duidelijke voorspeller van obesitas in de volwassenheid (Werkgroep Obesitas, 2005). Obesitas en overgewicht verwijzen naar een overtollige opstapeling van lichaamsvet als gevolg van een disbalans tussen energie-inname en energieverbruik. In formule: energie-inname > energieverbruik. Beïnvloedbare en onbeïnvloedbare factoren Overgewicht en obesitas worden door een combinatie van verschillende factoren veroorzaakt. Genetische factoren In de eerste plaats spelen erfelijke factoren een belangrijke rol. In bijna alle gevallen gaat het om een samenspel van meerdere genen, dat ervoor zorgt dat sommige personen obesitas ontwikkelen onder invloed van heersende omgevingsfactoren terwijl anderen in dezelfde omstandigheden een normaal gewicht behouden. De werking van de genetische factoren is vooralsnog niet opgehelderd, zodat op dit moment geen simpele remedie kan worden ontwikkeld (De Schepper, 2001). De genetische factoren moeten vooralsnog als
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 6 / 13
onbeïnvloedbaar worden bestempeld. Leerprocessen in het gezin Er is dus alle reden om de aandacht te richten op de - beïnvloedbare - omgevingsfactoren en psychologische factoren die bijdragen aan het ontstaan van overgewicht en obesitas. In het algemeen geldt dat onder invloed van de welvaartstijging de voedselinname is toegenomen en de alledaagse fysieke en energieverbruikende activiteit is afgenomen. Terwijl vroeger fysieke activiteit een normaal onderdeel van het leven was - naar school fietsen, buiten spelen - vraagt het fysiek actief blijven thans organisatie, inspanning en weerstand bieden tegen de TV en de video-games. Zo is het ook met de voedselinname: terwijl vroeger het voedsel in minder overvloedige mate beschikbaar was, is er nu een speciale mentale instelling voor nodig om niet te veel en vooral ook gezond te eten. Populair gezegd dringen zich in de alledaagse cultuur van de kinderen en jongeren vier ongezonde c's op, te weten: cola, chips, chocola en de computergames. Bij de energie-inname en het op peil brengen en houden van de fysieke activiteit speelt het gezin een cruciale rol. Het gezin is een belangrijke socialiserende institutie bij het ontwikkelen van een bepaalde leefstijl. Zowel de eetgewoonten als het fysieke activiteitenpatroon worden via leerprocessen sterk bepaald door het gezin, dat zich op zijn beurt weer richt naar de cultuur van de sociale groepering waartoe het gezin behoort. Het blijkt dat "voeding en opvoeding" niet los van elkaar gezien kunnen worden. De verschillende aspecten die daaraan vastzitten kunnen in enkele punten worden samengevat (Braet, 2001, a). l l
Kinderen imiteren gewoonten van hun ouders of andere gezinsleden via zogenaamd observationeel leren; Jonge kinderen zijn over het algemeen neo-fobisch; dat wil zeggen: wat zij niet kennen, lusten zij niet. Hun smaak- en voedselvoorkeuren moeten zich ontwikkelen door nieuwe producten te proeven en te proberen. Gebeurt dat te weinig dan blijven zij 'hangen' aan zoete vettigheden.
l
Zeuren om snoep is aangeleerd gedrag en wordt door beloning in stand gehouden. Ouders leren vaak
l
direct of indirect toe te geven, opdat de rust terugkeert. De leerprocessen rond eten zijn gecompliceerd en subtiel. Het opleggen van beperkingen met betrekking tot de voedselinname door de ouders heeft als uitwerking dat de regulatie van voedselinname niet wordt ontwikkeld, met als gevolg een averechtse uitwerking buiten de controlesfeer van de ouders. Wanneer er na het eten een beloning in het vooruitzicht wordt gesteld, blijkt de aantrekkelijkheid van het geconsumeerde voedsel af te nemen.
l
De voedselinname van kinderen over een heel etmaal gezien kan sterk afwijken van het normale patroon. Het is belangrijk dat ouders de eetgewoonten en eetbehoeften van hun kind in de loop van een dag kennen. Pas dan wordt duidelijk of er moet worden ingegrepen, en zo ja, waarop.
Psychologische factoren Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ook psychologische factoren kunnen leiden tot over-eten (Braet, 2001, a). In dit verband worden er drie risicogroepen onderscheiden: 1 Kinderen en jongeren die sterk beïnvloedbaar zijn door het uiterlijk van voedsel: de geur, de smaak en de presentatie. Voeding heeft op hen een bijzondere aantrekkingskracht. Zij worden externe eters genoemd omdat zij het persoonlijkheidskenmerk externaliteit bezitten. Uit onderzoek is gebleken dat na een periode van acht weken met onbegrensde mogelijkheden om te eten, de jeugdigen die hoog op externaliteit scoorden duidelijk meer waren aangekomen dan anderen. 2 Kinderen en jongeren die eten om emotionele problemen beter te kunnen verdragen. Er is gebleken dat psychosociale stress bij meisjes in de puberteit kan leiden tot gewichtstoename. Men vermoedt dat eten spanningsverlagend werkt of het kind helpt vluchten uit een onhoudbare realiteit. Er zijn kinderen die opgroeien met een groot verlies dat zij moeilijk kunnen verwerken, in extreem conflictueuze gezinssituaties of met een groot verdriet en die situatie proberen te over-eten. Bij deze kinderen is elk vermageringsprogramma zinloos. Er zullen andere interventies moeten worden toegepast. Bij andere kinderen is de aard van de spanning subtieler: zij hebben last van spanning of verveling, waarbij zij soms last hebben van pesterijen of uitsluiting omdat zij dik zijn. Uit onderzoek blijkt dat 15% van de obese kinderen eet omwille van emotionele problemen.3. Kinderen en jongeren die reeds een streng dieet achter de rug hebben of experimenteren met ongezonde gewichtscontrolemaatregelen. Men heeft ontdekt dat een dieet tot heel wat neveneffecten kan leiden. Zo veronderstelt men dat onder andere als gevolg van diëten de honger- en verzadigingsgevoelens gestoord kunnen raken, waardoor gemakkelijk eetbuien kunnen ontstaan. Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 7 / 13
In de praktijk komen allerlei combinaties van deze 'Idealtypen' in verschillende gedaanten voor. Daarbij is het ook mogelijk dat de verschillende factoren elkaar versterken: externe eters bijvoorbeeld, bij wie sprake is van ernstige gewichtstoename, kunnen last krijgen van stress, of kunnen zodanig worden gepest dat zij deze onaangename realiteit gaan 'weg-eten'. Met het oog op de drie typen veeleters is het interessant te melden dat de veel gehanteerde Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag van Van Strien e.a. (geciteerd bij Braet, 2001, a), bestaat uit 33 vragen waarvan er 10 de mate van extern eten peilen, 10 handelen over de combinatie eten en diëten en 13 gaan over emotioneel eten. Psychische gevolgen van overgewicht In het voorafgaande zijn op enkele plaatsen psychische en sociaal psychologische gevolgen van overgewicht ter sprake gebracht. Uit de literatuur over obesitas bij kinderen (Schwartz & Puhl, 2003) komt naar voren dat zwaarlijvige kinderen in veel gevallen zowel door leeftijdsgenoten als door volwassenen worden afgewezen. Al op driejarige leeftijd blijken kinderen negatieve attitudes te hebben jegens zwaarlijvige leeftijdgenoten. Ook volwassenen hebben een negatieve houding tegenover dikke kinderen. Eigen ouders blijken vaak op subtiele wijze blijk te geven van negatieve gevoelens jegens hun eigen kinderen. Er blijkt uit verschillende studies die door Schwartz & Puhl worden aangehaald dat er sprake is van stigmatisering van dikke kinderen met een diepgaande uitwerking: l
Zwaarlijvigheid is verbonden met een laag gevoel van eigenwaarde en een lage waardering voor het eigen lichaam
l
Zwaarlijvigheid bij kinderen is verbonden met hogere niveaus van depressie Dikke kinderen geven zichzelf de schuld van hun overgewicht en van de negatieve reacties van anderen
l
Ook ouders van zwaarlijvige kinderen ervaren stigmatisering vanuit hun omgeving vanwege hun
l
onvermogen om het gewicht van hun kind onder controle te houden. Het moge duidelijk zijn dat jeugdigen die zo negatief over zichzelf denken zich gemakkelijk laten pesten. 4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak Gegeven het bewezen inzicht dat overgewicht ontstaat door een gebrek aan evenwicht tussen energie-inname en energieverbruik, worden in de therapie beide kanten van het probleem aangepakt. De aanpak op beide kanten komt hier aan de orde. Daarbij wordt er ook aandacht besteed aan de aanpak van de psychologische risicofactoren. Tenslotte worden de rollen van de ouders en de die van het gezin als geheel als belangrijke intermediairen gezien bij het realiseren en in stand houden van de gedragsverandering en de leefstijl van de jeugdigen die hier centraal staan. Bij de ontwikkeling en doorvoering van de therapie die hier aan de orde is heeft men zich laten inspireren door het multidisciplinair behandelconcept van Moens en Braet (Moens & Braet, 2001). Beperking energie-inname Het streven is gericht op een meer verantwoorde energie-inname, zowel vanuit het oogpunt van hoeveelheid als vanuit het oogpunt van de kwaliteit van het voedsel. De energie-inname wordt aangepakt via een voedingsanamnese, een dieet-advies en regelmatige gewichtscontroles. Daarbij is er ook oog voor de omstandigheid dat eet- en voedingspatronen onderdeel zijn van een leefstijl, die via verschillende wegen in stand wordt gehouden. Zie ook hierna onder psychologische risicofactoren. Tijdens de sessies krijgen de jeugdigen altijd spa-blauw of verantwoord sap te drinken. Dit wordt bewust als voorbeeldgedrag gehanteerd. Om de motivatie voor de gedragsverandering te bewerkstelligen en het vol te houden worden eetdagboekjes bijgehouden. Deze worden gedurende het traject zes keer besproken, met name met de diëtist. Zoals al eerder opgemerkt wordt gedurende het traject ook zes keer het gewicht gecontroleerd. Een maal wordt een ervaringsdeskundige uitgenodigd die de problemen die de jeugdigen gedurende de therapie ondervinden bespreekt en tegelijkertijd de prettige ervaringen van het succes onderstreept. Ten behoeve van de motivatie en tegelijkertijd om kennis op te doen over gezonde eetgewoonten, worden onder leiding van de diëtist op enkele momenten boodschappenlijstjes samengesteld, kookplannen gemaakt en wordt er fictief gekookt. Hiermee wordt duidelijk gemaakt wat de juiste voedingsingrediënten zijn voor mensen met overgewicht en hoe men gezond, smakelijk en gevarieerd voedsel kan bereiden en kan eten, terwijl men daarbij toch niet te Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 8 / 13
veel energie inneemt. De therapie wordt afgesloten met een feestelijke bijeenkomst met lekkere en gezonde hapjes en drankjes, gekookt of op andere manier bereid door de deelnemers zelf, waarbij ook de ouders en overige gezinsleden worden uitgenodigd. Er wordt een diploma uitgereikt en er wordt tevens een beloning gegeven voor maximale aanwezigheid. Stimulering energieverbruik Bewegingsactiviteiten zijn een wezenlijk onderdeel van de therapie. Er wordt veel aandacht besteed aan gezond bewegen, waarbij er ook veel aan wordt gedaan om plezier in het bewegen bij te brengen. Het bewegen in de therapie - de fitness, de sportbeoefening - werkt al op de korte termijn. Deze activiteiten in het kader van de therapie houden immers al aanzienlijk meer beweging in dan de jeugdigen in het normale leven gewend waren. Het normale leven kenmerkte zich door een grote mate van inactiviteit. Via de professioneel begeleide bewegingsactiviteiten wordt er naar toe gewerkt dat de jeugdigen fysieke activiteit als een vast onderdeel van het leven gaan ervaren. Zij worden gestimuleerd een sport te kiezen of om aan fitness te gaan doen en dit een belangrijk onderdeel van hun levensstijl te laten worden. Daarnaast worden de kinderen en de jongeren gestimuleerd minder tijd achter de computer door te brengen. Aanpak psychologische risicofactoren Er wordt rekening mee gehouden dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom men tot eten wordt gestimuleerd: in rubriek 4.2. werden de externe eters genoemd, de mensen die onhoudbare situaties wegeten of over-eten en de mensen die te veel gaan eten nadat zij zich een periode grote strengheid in terughoudendheid hebben opgelegd. Er wordt aandacht gegeven aan het verschijnsel van mengvormen waarbij de verschillende redenen elkaar kunnen versterken. In de cognitieve therapiesessies wordt de jeugdigen geleerd niet toe te geven aan welke impulsen dan ook om veel en vaak te eten. Zij leren met frustraties die dit oplevert om te gaan en nee te zeggen, het eigen gedrag te controleren en zichzelf realistische opdrachten te geven.Een erkende methode die in dit verband wordt gehanteerd is de beproefde en effectief gebleken Stop-Denk-Doemethode, waarbij het kind en de jongere wordt geleerd niet toe te geven aan de eetimpulsen die hij ervaart. De Stop-Denk-Doemethode van Kendall en Braswell (Kendall & Braswell, 1985) is een therapie die vaker als onderdeel van een meer omvattende behandeling wordt gebruikt. Een ander onderdeel van de WEET & BEWEEG is de zogenaamde Kanjertraining (www.kanjertraining.nl), een training om de sociaal-emotionele stabiliteit van kinderen en pubers te vergroten en hen weerbaar te maken tegen pestgedrag. Via de kanjertraining leren kinderen die al te bedeesd zijn, voor zichzelf op te komen, positiever over zichzelf te denken en met meer zelfvertrouwen anderen tegemoet te treden. In de training wordt veel met rollenspellen en oefeningen gewerkt. De regels die in de kanjertraining gelden zijn: we vertrouwen elkaar, we helpen elkaar, we spelen niet de baas, we lachen elkaar niet uit, en we zijn niet zielig. De thema's die aan de orde komen zijn onder meer: vriendschap, nee zeggen, het verschil tussen plagen en pesten en een adequate reactie op pestgedrag. Hoewel een groot deel van de sessies in groepsverband plaatsvindt, zijn er ook zo nodig momenten voor individueel contact tussen de jeugdige en een van de begeleiders van de therapie. Op deze momenten kan ook aan persoonlijke problemen aandacht worden besteed en kunnen persoonlijke zaken in verband worden gebracht met dingen die in de therapie worden geleerd. Zo kan het zijn dat een persoonlijke problematiek van een jeugdige ertoe leidt dat de therapeut daaraan in de volgende sessies speciale aandacht besteedt. Sessies voor ouders Parallel aan de twintig sessies van de jeugdigen worden zoals vermeld onder rubriek 4.1. tien sessies voor de ouders gehouden. Enkele malen worden de jeugdigen en hun ouders samengebracht en wordt er samen gesproken. Ook wordt er in dat kader één bijeenkomst belegd met voor het gezin belangrijke anderen, waaronder grootouders, ooms en tantes en ook buren of goede vrienden van de familie gerekend kunnen worden. De tien sessies vormen gezamenlijk een oudertraining gericht op het ondersteunen van de kinderen bij de behandeling en op het aanleren van opvoedingsvaardigheden om ook na afloop van de therapie de gedragsverandering van de kinderen blijvend te ondersteunen en te stimuleren. In principe komen dezelfde zaken aan de orde als in de therapiesessies voor de kinderen: voedings- en eetadviezen, het belang van het eetdagboek, en het belang van bewegen. Met het oog hierop worden ouders
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 9 / 13
soms ook uitgenodigd mee te gaan naar het fitnesscentrum, mee te gaan zwemmen of mee te gaan roeien. Hierbij wordt het belang van het samen ondernemen van activiteiten onderstreept, waarbij bewegen tot een onderdeel van de gezinscultuur kan worden. Daarnaast worden ouders ook getraind in het nee zeggen en leren zij het kind te motiveren om door te gaan en de draad weer op te pakken als het even mis is gegaan. Daarbij staat de kunst van het positief stimuleren centraal. De ouders worden getraind in de Stop-Denk-Doe-methode waarmee de jeugdigen ook vertrouwd worden gemaakt. In de kanjertraining zit een deel speciaal voor ouders dat in de oudergroep wordt doorgewerkt. Hierdoor leren zij onder meer hun kinderen adequaat te reageren op plagen en pesten, in aansluiting op wat de kinderen daarover tijdens hun therapiesessies hebben geleerd. Gezinssessies Het klimaat in het gezin waarin de jeugdigen leven kan van grote betekenis zijn voor het ontstaan en het in stand houden van het probleem van overgewicht. Het kan bijvoorbeeld zijn dat zijn dat men, om ruzie te voorkomen, toegeeflijk is op het gebied van consumptie, TV-kijken en computergebruik. Het kan zijn dat de sfeer in het gezin slecht is waardoor het betreffende kind meer gaat eten om stressgevoelens weg te drukken. Het is van belang dat dit soort factoren zoveel als mogelijk worden geëlimineerd. Verandering van leefstijl ten behoeve van het kind met overgewicht is een zaak van het hele gezin. Een positief en ondersteunend gezinsklimaat is een belangrijke beschermende factor voor het realiseren van de gedragsverandering en een gezondere leefstijl. Om hiertoe bij te dragen bevat het programma, zoals opgemerkt in rubriek 4.1., ongeveer vijf gezinsgesprekken of familiebijeenkomsten voor de gezinnen of familie van de kinderen en jongeren. Als doelen van deze gezinssessies gelden, zoals ook al opgemerkt in rubriek 4.1., een positieve beïnvloeding van: l l l l l
de wijze waarop gezinsleden met elkaar omgaan en communiceren, de wijze waarop het gezin conflicten hanteert, de wijze waarop zij zich ten opzichte van elkaar positioneren, de kwaliteit van het gezag van de ouders / opvoeders, de wijze waarop wordt omgegaan met het aspect overgewicht van het kind.
Deze sessies worden door de psycholoog / psychotherapeut geleid en begeleid aangevuld met ouderbegeleider.Bij de vormgeving aan deze gezinstherapeutische gezinssessies heeft men zich laten inspireren door de verworvenheden uit de systeemtherapie aangevuld met technieken uit de directieve therapie en de gedragstherapie. De ontwikkelaars verwijzen naar het werk van Minuchin ( Minuchin, 1991). Samenvatting werkzame ingrediënten l
Er wordt aansluiting gezocht bij de specifieke problematiek van de jeugdige. Er wordt aandacht besteed aan de specifieke omstandigheden waardoor het overgewicht is ontstaan:
eet- en voedingspatronen, gebrek aan beweging, psychologische factoren die leiden tot te veel eten en leefstijl. l
Er is oog voor de psychische en sociaal-psychologische gevolgen van overgewicht - het lijden onder de negatieve bejegening vanuit de omgeving, het gevoel van eigenwaarde en het lijdzaam ondergaan van
l
pestgedrag van anderen - die een belemmering vormen om iets aan het overgewicht te doen. Behalve dat de therapie gericht is op de jeugdigen in kwestie, wordt ook hun primaire leefomgeving -
l
ouders, gezin - serieus bij de behandeling betrokken. Via verschillende interventies wordt erop aangestuurd dat op belangrijke punten de jeugdige zijn leefstijl blijvend verandert. Daarbij wordt gebruik gemaakt van beproefde methoden, waarvan er enkelen in ander contexten effectief zijn gebleken.
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van uitvoering en begeleiding Zoals al bleek bij de beschrijving van het programma is er sprake van een multidisciplinair samengestelde groep van behandelaars, die in onderlinge samenwerking het programma uitvoert. Het behandelteam bestaat uit een psycholoog / psychotherapeut, ouder- / gezinsbegeleiders, begeleiders van de kinderen / jeugdigen, een diëtist en een fysiotherapeut/ bewegingstherapeut.
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 10 / 13
Overige eisenDe wijze van kwaliteitsbewaking wordt verder bepaald door de uitvoerder. 5. Overige voorwaarden voor toepassing Indicatiestelling Voor de toepassing van de interventie is een indicatie vereist van een kinderarts. Ook via Bureau Jeugdzorg kunnen jeugdigen en hun gezinnen worden aangemeld. In de gevallen waarin er een indicatie van Bureau Jeugdzorg is, zal ook nog een indicatie / onderzoek van een kinderarts worden gevraagd. Dit is van belang met het ook op de mogelijke contra-indicaties van medische aard; zie rubriek 3. 6. Samenvatting onderzoek en beoordeling effectiviteit 6.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Het LUMC, Cardea Jeugdzorg en TNO Kwaliteit voor Leven, alle te Leiden werken samen aan een gecontroleerde effectstudie. Halverwege 2006 is deze studie van start gegaan. In totaal zijn er 72 jeugdigen en hun ouders bij het effectonderzoek betrokken. Van de totale groep worden 36 jeugdigen, verdeeld over verschillende leeftijdsgroepen at random toegewezen aan de groep die een behandeling met de interventie WEET & BEWEEG krijgt. De andere groep krijgt een behandeling as usual. Dat wil zeggen dat deze groep op de gebruikelijke wijze van huisarts naar kinderarts wordt verwezen. De kinderarts zal in de meeste gevallen de kinderen en de ouders in contact brengen met een diëtist en / of een fysiotherapeut. De contacten met deze paramedische zorgverleners zijn doorgaans van een vrijblijvend karakter. Nadat de experimentele groep van 36 de behandeling van ongeveer één jaar via WEET & BEWEEG heeft meegemaakt, krijgt de controlegroep dezelfde behandeling. Deze zal starten na een korte evaluatie van het verloop van de therapie bij de eerste groep en mogelijk enige bijstelling van het draaiboek. Voor de experimentele groep zijn er drie meetmomenten: 1. aan het begin van de behandeling, 2. na afloop van de behandeling en 3. één jaar na de behandeling. Voor de controlegroep zijn er vier meetmomenten: 1 gelijk met de eerste meting van de experimentele groep, 2 bij het begin van de behandeling, 3 aan het eind van de behandeling en 4 één jaar na de behandeling. Het gaat hier om een onderzoek met sterke bewijskracht, waarvan de eerste resultaten in de tweede helft van 2008 te verwachten zijn. De rapportage over het hele onderzoek zal in de tweede helft van 2009 beschikbaar zijn. Samenvatting Nederlandse effectstudies De makers en uitvoerders voeren geen Nederlandse effectstudies aan naar soortgelijke interventies. Buitenlandse studies De makers en uitvoerders voeren geen effectstudies aan naar buitenlandse versies van de interventie. Nederlandse studies soortgelijke interventies De makers en uitvoerders voeren geen Nederlandse effectstudies aan naar soortgelijke interventies. 7. Toepassing (uitvoerende organisaties) Het programma WEET & BEWEEG is ontwikkeld door Cardea Jeugdzorg te Leiden in samenwerking met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en TNO.Met het Rijnlandziekenhuis in Leiderdorp en Diaconessenziekenhuis te Leiden wordt samengewerkt met het oog op de verwijzing van jeugdigen. 8. Overeenkomsten met andere interventies In het Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam, afdeling Kindergeneeskunde, wordt een behandelprogramma voor dikke kinderen van 7 tot 14 jaar uitgevoerd onder de naam Dikke Vrienden Club. Het is een behandelprogramma in groepsverband voor de genoemde leeftijdscategorie. Het programma bestaat sinds 1995. Het programma vertoont opvallende gelijkenissen met het programma WEET EN BEWEEG van Cardea Jeugdzorg en het LUMC. Het behandelteam bestaat in principe eveneens uit een kinderarts, een psycholoog / orthopedagoog, een fysiotherapeut en een diëtist. Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 11 / 13
De resultaten waar de Dikke vriendenclub op aanstuurt zijn: l l l l l l
gezonder / minder eten toename van de fitheid meer of anders bewegen / verbeteren van de conditie beter leren omgaan met pesterijen ontwikkeling van een beter zelfgevoel / zelfbeeld geleidelijk streven naar een normaal en gezond gewicht.
Het behandelprogramma neemt tien weken in beslag en bestaat uit acht kindersessies en twee oudersessies van 2½ uur. Er wordt aandacht besteed aan eetgedrag, beweeggedrag en de psycho-sociale aspecten van overgewicht. De ouders krijgen in de twee sessies voorlichting en leren daarbij hoe zij hun kind het beste kunnen ondersteunen. Na de acht bijeenkomsten van de jeugdigen vinden gedurende het daaropvolgende jaar controle- en nazorgbijeenkomsten plaats. Meer informatie over dit behandelprogramma is te vinden op www.dikkevriendenclub.nl . Het programma is geëvalueerd, waarover is gerapporteerd in het Nederlands Tijdschrift Geneeskunde (Groen e.a., 2005). De inclusiecriteria waren: leeftijd van 7-14 jaar, BMI > 25 kg/m², Nederlandstalig en geen probleemgedrag volgens de CBCL (totaalscore < 70). Het betreft een descriptieve onderzoeksopzet, waarbij 52 meisjes en 19 jongens betrokken waren met een gemiddelde leeftijd van 10,5 jaar. Er waren 3 meetmomenten: 3 maanden voor de behandeling, vlak voor de behandeling en direct na de behandeling.Resultaten: de gemiddelde BMI nam af met 1,7 kg/m² (SDS -0,3), de gemiddelde dagelijkse energie-inname nam af met 1242 kJ en de 'tijd tot uitputting' volgens de Bruce-test nam toe met gemiddeld 0,8 minuten. Deze veranderingen waren alle statistisch significant. De score voor probleemgedrag nam niet statistisch significant af, hetgeen niet verwonderlijk is, gezien de uitgangspositie. 9. Overige informatie Ontwikkeld door Cardea Jeugdzorg Drs. Dick Meijer Rijnsburgerweg 152, 2333 AJ Leiden e-mail:
[email protected] Materialen Bij de ontwikkelaar zijn handboeken voor de behandelaars en een model voor het werkboek voor de jeugdigen verkrijgbaar . 10. Lijst met aangehaalde literatuur Braet, C. & Scholing, A. (1999) Cognitieve therapie bij kinderen en jeugdigen, in Bögels, S. M. & Van Oppen, P. (red.) (1999) Cognitieve Therapie: theorie en praktijk. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Braet, C. (2001, a). Hoe ontwikkelt zich kinderobesitas? De rol van omgevingsfactoren, leerprocessen en psychologische factoren. In Braet, C. & Winckel, M.A.J.M. van (2001). Behandelingsstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Braet, C. (2001, b). Behandeling van obesitas bij kinderen: gedragstherapeutische technieken en ouderbegeleiding. In Braet, C. & Winckel, M.A.J.M. van (2001). Behandelingsstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Groen, M., Akker, E. van den, Spijker, A. van 't, Pot, D.J. & Trijsburg, W. (2005). Gunstige kortetermijneffecten van een multidisciplinaire gedragstherapeutische groepsbehandeling voor kinderen met overgewicht of obesitas. In: Nederlands Tijdschrift Geneeskunde. 2005;149: 1102-6. Hurk, K. van den, Dommelen, P. van, Wilde, J.A. de, Verkerk, P.H., Buuren, S. van & HiraSing, R.A. (2006 a). Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. TNO Kwaliteit van Leven, Leiden. Hurk, K. van den, Dommelen, P. van, Wilde, J.A. de, Verkerk, P.H., Buuren, S. van & HiraSing, R.A. (2006 b). Snelle toename gewicht kinderen tussen de 4en 15 jaar Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg, jrg. 38, nr.5, okt.2006.Bohn Stafleu van Lochum. Kamp, H.J. van der, Bruil, J. & Meijer, D. (2005). Behandeling en evaluatie van kinderen van 4 - 18 jaar met overgewicht en obesitas. TNO Preventie en Gezondheid, Leiden. Kendall, P.C. & Braswell, L. (1985). Cognitieve Behavioral therapy for impulsive children, New York: Guilford Press. Minuchin, S. (1991). Families and Family Therapy, Routledge (UK). Moens, E. & Braet, C. (2001). Een multidisciplinair behandelconcept.In: Braet, C. & Van Winckel, M.A.J.M. (2001). Behandelingsstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Schepper, J.de. (2001). De rol van genetische factoren in ontstaan en ontwikkeling van obesitas. In Braet, C. & Winckel, M.A.J.M. van (2001). Behandelingsstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Schwartz, M.B. & Puhl, R. (2003). Zwaarlijvigheid bij kinderen: een maatschappelijk probleem. In Kind en Adolescent Review, jrg.10,
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 12 / 13
nr. 4, pp. 393-428 Van Winckel, M. & Van Mil, E. (2001). Wanneer is dik te dik? In: Braet, C. & Van Winckel, M.A.J.M. (2001). Behandelingsstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Van Yperen, T. & Elling, M.W. (2007). Databank Effectieve Jeugdinterventies: beschrijving Cognitieve Gedragstherapie algemeen. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.Werkgroep Obesitas, Circuit Kinder- en Jeugdzorg Regionale Commissie Gezondheidszorg (2005). Overgewicht en Obesitas, een zwaarwegend probleem! Actiepunten voor de bestrijding van overgewicht in de regio Zuid Holland Noord, Leiden.
Gedownload op dinsdag 3 december 2013 15:45:13 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 13 / 13