Titel: DAMIÀ, OBSESSIE MET BEWEGING Aan het begin van de jaren ’90 werd in de westerse kunt als bewuste tegenbewegingen de conceptuele kunst en het minimalisme geboren. Dit zijn kunstvormen waarbij het leek alsof als of in een buitensporig intellectualisme de uiterste grenzen waren bereikt, iets wat nauwelijks nog te overtreffen was. Zo wil het kunstwerk als een reactie de vertolking en betekenis opnieuw ontdekken, maar ook het thema, de figuur en de formele en fundamentele elementen van de eigen expressieve voorwaarden. Pattern painting en bad painting (de Nieuwe Wilden) ontstaan in de Engelstalige wereld, evenals de Italiaanse transavantgarde van Paladino, Chia, Cucchi en Clemente en het postmoderne werk van Schnabel of David Salle. Maar op het Europese continent is het de Duitse neo-‐expressionist Baselitz die de meest vooraanstaande vertegenwoordiger is, maar ook andere dynamische persoonlijkheden als bijvoorbeeld Rainer Fetting. Er is een eerste generatie Spaanse kunstenaars, begin jaren ’80, die bijzonder gevoelig blijkt voor de expressionistische invloeden. Dat betreft jongelui als Miquel Barceló en José María Sicilia. De expressionistische wortels zijn duidelijk in de verklaring van José María Sicilia: “Ik schilder niet het onderwerp, maar het gevoel dat het onderwerp me geeft.” Deze uitspraak spruit voort uit de ideeën van Harold Rosenberg, die de uitdrukking Action Painting heeft gemunt en uit de beroemde zin: “Schilderen is een subjectieve daad; het is eerder waardevol door de existentiële betekenis dan door het formele resultaat.” Hoewel die thesis van Rosenberg ter discussie staat, is het niettemin een goed vertrekpunt om de psychische krochten en complexiteit te confronteren, die meestal moeilijk zijn te doorgronden. De kunstenaar krijgt toegang tot het meeste intieme en verborgene door het werken met zijn materialen, enigszins te vergelijken met de alchemist die naar de eenheid van het geheel zoekt. Met dit verschil dat het de bedoeling van de kunstenaar om de binnenkant van het universum te duiden. Uit die activiteit van de kunstenaar spruit een persoonlijk, maar ook publiek voordeel en nut voort, omdat de toeschouwer in sommige gevallen zichzelf kan herkennen en waarnemen in zijn meest intieme psychische kronkels. Zo kan ten minste de aangename emotie ervaren dat hij niet een eiland is in de werkelijke wereld. Damià is de vertegenwoordiger van de generatie Sicilia en Barceló. Net als zij steunt hij deze nieuwe expressionistische kunststroming en in zijn jeugd toont hij zich een volgeling van de meesters, speciaal José María Sicilia. Gevoeligheid is een eigenschap van de menselijke soort en in dit opzicht biedt Damià een optimistische kijk op de mens: de gevoeligheid overstijgt en gaat voorbij aan de inhoud van de taal. En de kunst behoedt ons, want zoals onze kunstenaar het uitdrukt: “Schilderen is het gebruik van woorden die niet kunnen worden uitgesproken, het is een verstilde herinnering.”
Damià was nimmer een gepassioneerd geometrist. Toch kunnen in zijn collectie en voorbeelden van geometrie worden aangetroffen. Het eerste werk dat hij verkocht, zijn eerste succes, thans aanwezig in de Contempera collectie, is het bewijs van de invloed die José María Sicilia op hem had waar het de herkenbare analytische vormen betreft. Toen hij met dit schilderij een competitie won, werd hij zich bewust van zijn artistieke vermogen. Hij kon kiezen uit twee mogelijkheden: de veilige status quo van zijn relatie met José María Sicilia’s kunst omarmen (dat was het gemakkelijkst), maar hij besloot die rechtstreekse lijn te verlaten en zich te focussen op een persoonlijke en puur organische versie van het voorwerp op het doek. Damià ontkent de opvatting dat schilderen een gekristalliseerde herinnering is en handhaaft energiek zijn concept van ‘verstilling’, omdat ‘kristal breekbaar is’ en dat is niet het gevoel dat hij wil overbrengen. Daardoor begrijp ik zijn werk beter: hij wil consistente dingen maken, ook al worden ze gedragen door gevoeligheid en emoties. Hij beweegt zich op het terrein van de tweeslachtigheid: de kracht van het gevoel en in die emotie en het etherische en tijdelijke. Die ambivalentie is een van zijn voornaamste stemmingen, waarmee hij in zijn diverse periodes blijk van geeft. Hij ontwikkelt zijn werk als een herinnering aan sentimenten en voegt daaraan toe: “Je kunt kunst bereiken door de noodzaak van emoties”, ergo: “Kunst moet je kunnen voelen.” Persoonlijk laat de kunst me ervaringen en sensaties ontdekken die nogal verschillen van het gewone bestaan. Ik vind het noodzakelijk dat kunst op dit gebied een bijzondere en unieke ervaring moet zijn. Maar ik denk ook dat kunst ons bewust maakt van die ervaringen, omdat ze al binnen in ons aanwezig zijn, zowel in onze geest als in ons lichaam., maar die worden als het ware geblindeerd door de alledaagsheid van het leven, omdat we in die praktische modus denken. Als dat zo is dan heeft de kunst als taak om onze ‘slapende emoties wakker te maken’. Een enigmatische zin die in onze gesprekken opdook. Damià maakt met een schilderij ‘een vruchtbare bodem voor onze sensaties’. Hij werkt als een assistent van Antoni Tàpias gedurende een zomer en ontdekt bij hem een verklaring voor materiaalgebruik. In zijn werk is de hand van de meester merkbaar, de daarin aanwezige substantie, met als oogmerk slechts substantie te zijn, zonder de bedoeling om meer dan dat te zijn in een directe communicatie met de werkelijkheid. Dit wordt duidelijk in zijn sculpturen, pure substantie in een eigen taal, autonoom en veelvuldig losgezongen van een definitieve vorm. Maar de jonge kunstenaar is ook ontvankelijk voor andere invloeden, geografisch dichterbij, met name die van Joan Castejón (Elx, 1945), een buitengewoon artiest tot wie hij een directe toegang heeft tijdens zijn kindertijd en pubertijd. Castejòn is een dichter van het detail met een magnifiek talent voor stringente en wetenschappelijke precisie. Hij heeft een tekentechniek die nagenoeg fotografisch is, diep geworteld in de klassieke wereld. Castejón zal als erfenis aan de jonge Damiá zijn obsessie voor de voor de materiële perfectie nalaten, zijn discipline en liefde voor dit werk, maar bovenal het menselijk lichaam als onderwerp en zijn focus op zijn vormende onderzoek. (afbeelding 1: 94x73cm, Damià Diaz 1986)
De resultaten van de nauwe samenwerking tussen Damiá en de kunstenaar uit Elx zijn de studies naar het lichaam (afbeelding 1) en ook de series schilderwerken (met de vrij algemene titel Metamorphosis), waarin hij organische massa presenteert in niet gedefinieerde vormen met oranje en zwart als dominante kleuren en ook met achtergronden die zijn samengesteld uit tweedimensionale geometrie (afbeelding 2,3 en 4).
(afbeelding 2: 163x130cm, Damià Diaz 1987) (afbeelding 3: 80x100cm, Damià Diaz 1992) (afbeelding 4: 110x100cm, Damià Diaz 1990)
Een andere invloed is die van zijn eigen vader met wie hij de herinnering deelt aan alle kathedralen die ze samen bezochten. Zelf heb ik, voor zover mogelijk, kathedralen bezocht in Spanje, maar ook in Italië: Milaan, Florence, Siena, en in Frankrijk de Notre Dame in Parijs, in Pau, in Duitsland Spyer en enkele andere. Ik besteedde aandacht aan de gedurfde Romaneske, Gotische en Barokke architectuur en aan de het magnifieke en geniale van de bouwers, evenals aan de interieur met hun licht en schaduw. Ik heb het licht aanschouwt dat door de indrukwekkende ramen naar binnen viel in de wetenschap dat het wordt gefilterd en spiritueel wordt gekleurd. Maar slecht één kunstenaar was in staat om de dominante lichttoon binnen te observeren en te definiëren, en het te plaatsen in de hoeveelheid bestorven tijd in de muren, de altaren en de pilaren in de atmosferische clair-‐obscur en het in zijn werken te implementeren. Ik heb dit dankzij de werken van Damià kunnen begrijpen, zijn kleuren in schilderijen en sculpturen geven de oorspronkelijke kleuren van het interieur van de kathedralen weer. De kleur oranje is niet het enige dat het werk van Damià verbindt met het werk van vroegere kunstenaars uit de Renaissance en de tijd van de barok, maar het is een kenmerkende invloed en heel doelmatig om het palet van de kunstenaar te kunnen doorgronden. Ook de gestrengheid en de ernst van zijn oeuvre, het geheimzinnige van zijn kunst behoren tot de spirituele wereld, zoals dat typerend was voor de bouwers van de kathedralen. De manier van tekenen van de menselijke vorm die hij in zijn schilderijen en beelden gebruikt is verwant aan enkele patronen uit het verleden, speciaal die van de Italiaanse Renaissance, het tijdperk waarin de fundamenten werden gelegd voor het existentialisme van de moderne maatschappij. Ik weet nog steeds niet precies of onze kunstenaar ten diepste kritiek levert op het huidige antropocentrisme, de filosofie waarin de mens centraal staat, wat ik al eerder citeerde.
De humanistische benadering van Damià ontkent niet de enorme invloed van kunstenaars uit die periode en komt dichterbij het werk van Leonardo (een van hoogtepunten van universele kunst) en zijn Hombre de Vitrubio. Het is in wezen het versterken van het wetenschappelijke karakter van het schilderij: het sensationele begrip van de geometrische basis, gemaakt volgens een patroon van afmetingen om het artistieke beeld te verkrijgen. (afbeelding 5: Uproot, Fiber and resin 180x90x35cm, Damià Diaz 2008) De belangrijkste kenmerken van Damià’s
werk zijn niet trouw aan de vormgeving van Leonardo. Het is de adem van het ideaal van de Renaissance dat in de bekende tekening van het Toscaanse genie te vinden is. Hij veronderstelt zijn eigen wetenschappelijkheid, de kilheid van de figuur, het lichaam zonder Eros… typische elementen van analytisch schilderen. Dus hij ontleent zijn werk met enige distantie aan de expressionistische impulsen. Nog een verbindend kenmerk is zijn werk in de sfeer van de Renaissance als voorbeeld voor volgende generaties. Eenmaal volwassen geeft Damià zich over aan een beheerste, reflectieve, bijna wetenschappelijke aanpak met daarin de echo’s van het expressionisme van de bad painting (De Wilden). Hij wil de ruïne van het moderne tijd tonen door zich bezig te houden met afbraak die leidt tot het verschijnen van anatomische mutaties bij zijn figuren (afbeelding 5). Zoals Mondriaan al zei: “Het is niet nodig om voorbij het natuurlijke kijken, maar, in zekere zin, moeten we door het natuurlijke heen kijken.”
(afbeelding 6:Continuous Mockery, Resin, 50x35x25. Overall measurement variable, Damià Diaz 2007)
Het concept van het masker is nog een centraal mechanisme in zijn werk en hij zal daar vele malen in volharden (afbeelding 6). Hij gaat dieper in op de essentie dan op de weergave, waarbij hij een synthese verkrijgt, dankzij de spookachtige uitstraling van het masker – de gemaskerde figuur is een onwerkelijke verschijning op het doek en in het beeldhouwwerk – en versterkt het sentiment dat door deze voorwerpen wordt veroorzaakt. In het Griekse theater weerspiegel;t het masker niet alleen de persoonlijkheid van de drager, maar heeft ook een functie als de galm van een klankkast. Het is bedoeld om de stem te versterken, om die beter verstaanbaar te maken: misschien is het versterken van de stem een van de bedoelingen van de kunstenaar in zijn voorstellingen.
Ik wil het hier niet hebben over de Opera Aperta van Eco, maar over de vrijheid van de interpretatie bij het bekijken van Damià’s werk. Net als in het werk van Susan Rothenberg (een Amerikaanse kunstenares en tijdgenoot van Andy Warhol) maakt Damià afbeeldingen waarin hij essentie van de beweging vat; hij schildert lichaamsdelen, vol geheimzinnigheid waarin het gevoel van het verglijden van de tijd wordt geaccentueerd. In zijn meest complexe werk hebben diverse componenten een bijna cinematografisch karakter. De lessen die daaruit te trekken zijn, en het begrip van ervan, is een bijzonder intellectuele uitdaging. Damià neigt naar het schilderen om de inhoud, de stilte en onvolledigheid, maar niettemin in een waarneembare structuur. Waarom stil en onvolledig? Misschien omdat hij zich het werk van conceptuele kunstenaar eigen heeft gemaakt en wacht op de tekenen (die in zijn werk zij verspreid) die de zaligheid in de geest van de toeschouwer stimuleert en bekroont. In zijn aparte manier om de werkelijkheid weer te geven combineert de kunstenaar vorm, achtergrond en beeld in één visueel veld. Hij past de vereenvoudiging van de vorm toe, maar in de ontwikkeling van zijn onderwerpen verschijnen sporadisch vage aanwijzingen verpakt in een beklemmend psychologisch ongemak. Hij presenteert typisch mensen in een synthese van een meditatief en geheimzinnig samenspel van de werkelijkheid.
(afbeelding 7: Recinto de ideas (Enclosure of ideas) (afbeelding 8: Recinto de ideas , Damià Diaz Amsterdam 2013) 300x200x150cm, Damià Diaz Valencia University (chapel of Wisdom) 2004
Damià heeft een voorkeur voor metaal als basis voor zijn werken, omdat het volgens hem “de weergave van het artistieke gebaar is zonder de vibratie van het doek. Het metaal verdrijft de dingen en het doek absorbeert ze.” Nog een kenmerk van de metalen basis, afgezien van de hardheid, is de semi doorschijnendheid van het voorwerp in de schilderachtige achtergrond. Metaal lijkt uit de laag van het werk tevoorschijn te komen en vervlecht beelden en silhouetten in een veld waar ze eruit springen en ze communiceren onderling, waarmee de gewoonlijk dualiteit tussen de achtergrond en het figuur wordt geëlimineerd ten faveure van een geïntegreerde poëtische fusie. In zijn sculpturen houdt hij van doorzichtigheid (afbeelding 7 en 8), zelfs in grote formaten, waar de oppervlakte een picturale kalligrafie met een informeel karakter impliceert dat de betekenis ondersteunt. Maar de combinatie van betekenis en vorm is onderworpen aan het uiteindelijke voorstelling.
Ook al is het niet gemakkelijk om de rode draad te ontdekken, het werk van Damiàs Díaz’s blijft trouw aan zijn uitgangspunten. Het bevestigt daarmee weliswaar zijn evolutie, maar zijn zorgen zijn de baarmoeder van zijn creatieve dadendrang. Carles Marco Florence. 14-‐04-‐2014