Titel Algemeen eisenkader voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg (GELREBREED) PAS OP: totaal 28 bladzijde
Algemeen eisenkader voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg INHOUDSOPGAVE INLEIDING 1
INSTRUMENTEEL - TECHNISCH HANDELEN
1.1
Lichamelijk welbevinden, rust en slaappatroon
1.2
Lichaamsverzorging en de kleding
1.3
Huid en huidbescherming
1.4
Vocht- en voedselinname
1.5
Uitscheiding van afvalstoffen; urine/ontlasting (inclusief stomata), speeksel/braaksel/vocht- en bloedverlies uit lichaamsholten
1.6
Houding, voortbeweging en activiteiten (= stimuleren tot zelfzorg)
1.7
Vitale functies, te weten: lichaamstemperatuur ademhaling/circulatie en doorbloeding van de huid
1.8
Maatregelen om de veiligheid van de patiënt te waarborgen
1.8.1
Toepassing van hulpmiddelen en apparatuur
1.8.2
Medicatie/infusie
1.8.3
Veiligheid, voorkomen van patiëntenverwisseling
1.8.4
Deskundigheidsbevordering
2
ATTITUDE, COMMUNICATIE, KLACHTEN, PRIVACY, VOORLICHTING, EDUCATIE EN BEGELEIDING
2.1
Attitude/communicatie
2.2
Privacy
2.3
Voorlichting en educatie
3
BELEVINGSGERICHTE ZORG, ZELFZORG, PERSOONLIJKE BEGELEIDING
3.1
Belevingsgerichte zorg
3.2
Zelfzorg
3.3
Begeleiding van de patiënt en de betrokkenheid van zijn naaste
4
CONTINUITEIT EN COORDINATIE VAN ZORG, OPNAME, VERBLIJF EN ONTSLAG
4.1
Algemene uitgangspunten
4.2
Opnamefase; het verzamelen van gegevens
4.2.1
De patiënt word acuut opgenomen
4.2.2
De patiënt en zijn naaste krijgt het verpleegkundig opnamegesprek
4.3
Het opstellen van een verpleegplan
4.4
Onderzoek en behandeling binnen de verpleegafdeling, elders in het ziekenhuis en/of in een ander ziekenhuis
4.5
De patiënt ondergaat een behandeling op het operatiekamercomplex/ICU
4.5.1
De patiënt wordt voorbereid op de behandeling op het operatiekamercomplex/ICU
4.5.2
De patiënt gaat na de (medische) behandeling terug naar de verpleegafdeling
4.6
Fase van verslag van de verpleegkundige activiteiten
4.7
De patiënt wordt overgeplaatst van de ene naar de andere afdeling
4.8
De patiënt gaat met ontslag/ontslaggesprek/controleafspraak/vertrek uit het ziekenhuis BIJLAGEN
1
Visie op verpleegkundige zorg Gelre ziekenhuizen, verpleegkundige Adviesraad
2
INLEIDING Aanleiding De VAR heeft in 2000 een advies aan de Raad van Bestuur uitgebracht om de Algemene Eisenkaders van de locaties Apeldoorn (2000) en Zutphen (1993) te integreren tot een gezamenlijk document. Dit verzoek is gehonoreerd en de Raad van Bestuur heeft de Stafdienst Kwaliteit, Product - en Marktontwikkeling (KPM) verzocht om in nauwe samenwerking met de VAR een Algemeen Eisenkader te ontwikkelen waarbij de verpleegkundigen / verzorgenden een belangrijk aandeel dienen te leveren. Het project afstemming eisenkaders is voor de verpleegkundige beroepsgroep een belangrijk project. De verpleegkundige beroepsgroep is de grootste beroepsgroep binnen Gelre ziekenhuizen. Hij is de 1 spil rond de totale patiëntenzorg en draagt zorg voor de coördinatie en de continuïteit in de zorg . De laatste jaren worden we ook binnen Gelre ziekenhuizen frequent geconfronteerd met tekorten in de zorg waardoor de inschakeling van oproepkrachten enorm is toegenomen. Ook het nieuwe opleidingsbeleid, met zijn diversiteit aan stagiaires van verschillende opleidingsinstituten en - opleidingsnivo's vraagt om een helder eisenkader voor verpleegkundigen binnen Gelre ziekenhuizen.
Doelstelling De doelstelling van het project is het ontwikkelen van één Algemeen Eisenkader voor verpleegkundigen en verzorgenden van Gelre ziekenhuizen met daaraan gekoppeld een toetsingsinstrument waarmee de kwaliteit van de zorgverlening gemeten kan worden. Resultaat 1. Een Algemeen Eisenkader waarvoor overeenstemming en draagvlak is verkregen bij de verpleegkundigen en verzorgenden werkzaam in Gelre ziekenhuizen. 2. Een toetsingsinstrument waarmee de kwaliteit van de verpleegkundige zorgverlening in Gelre ziekenhuizen regelmatig in kaart wordt gebracht.
Relaties en afhankelijkheden van het AEK met andere programma's, projecten en activiteiten zijn: 1.5.1 Visie op verpleegkundige zorgverlening 1.5.2 Functiedifferentiatie en Zorgcoördinatie 1.5.3 Methodisch Handelen 1.5.4 Verpleegkundig dossier versus Elektronisch Patiëntendossier (EPD) 1.5.5 Patiëntenrouting 1.5.6 Riskmanagement onderzoek Gelre ziekenhuizen 1.5.7 Documenten Kwaliteits Systeem DKS E 1.5.8 Patiëntenwaarderingsonderzoek
1
Daar waar de mannelijke vorm staat geschreven moet uitdrukkelijk ook de vrouwelijke vorm gelezen worden.
3
1.5.1
Visie op verpleegkundige zorgverlening
De verpleegkundige zorgverlening in Gelre ziekenhuizen gaat uit van belevingsgerichte 2 zorg . Dit is een middel om de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt tot zijn recht te laten komen en om op professionele wijze invulling te geven aan de maatschappelijke ontwikkelingen en het overheidsbeleid. Belevingsgerichte zorg veronderstelt dat de zorgverlener aandacht heeft voor de beleving van de patiënt. Dit houdt in dat de zorgverlener zich in iedere behandel - /zorgsituatie de vraag moet stellen wat het ziek zijn voor de patiënt betekent, wat hij aan hulp denkt nodig te hebben en welke bijdrage de zorgverlener hieraan kan leveren. De positie van de patiënt in de zorgsituatie dient versterkt te worden. Bij belevingsgerichte zorg hoort voortdurend overleg met de patiënt, de patiënt dient immers centraal te staan. Met elkaar communiceren is immers de enige manier om te achterhalen wat de beleving van de patiënt is en welke wensen en problemen hij heeft. De belevingsgerichte zorg moet vorm krijgen via gezamenlijke doelbepaling, evaluatiegesprekken met de patiënt en de toepassing van behandel - / zorgplannen. Om tot goede afstemming te komen van belevingsgerichte zorg binnen de totale patiëntenzorg is het concretiseren en expliceren van keuzes binnen het toepassen van deze zorg in multidisciplinair verband onmisbaar. De verpleegkundige heeft een coördinerende rol in het zorgproces rond de patiënt. Hij bewaakt de kwaliteit van de verpleegkundige zorgverlening. Hierbij verwijst de verpleegkundige beroepsgroep naar het Algemeen Eisenkader waarin de te verlenen zorg, maar ook de kwaliteitsbewaking daarvan beschreven dient te zijn. Na de fusie van de ziekenhuizen heeft er nog steeds geen afstemming plaats kunnen vinden.
1.5.2
Functiedifferentiatie en Zorgcoördinatie
Uitgangspunten voor de nieuwe Gelre organisatie is dat er niet alleen een nieuwe structuur ontstaat maar dat er ook een eenheid van beleid zal zijn m.b.t. de uitvoering van functiedifferentiatie. Dat geldt ook voor het beleid ten aanzien van de zorg. Resultaten van het project functiedifferentiatie kunnen middels het AEK Gelrebreed geconcretiseerd worden. De beroepsgroep kan op deze wijze professionele opvattingen m.b.t. de zorg formuleren en ingang zetten.
1.5.3
Methodisch Handelen
Het verlenen van verpleegkundige zorg vraagt een methodische aanpak van opname tot ontslag. Het betreft hier de procesmatige stappen binnen de zorgverlening (probleem - zorgvraag vaststellen / zorgdoelen formuleren / - uitvoeren / - evalueren en bijstellen van de zorg (indien noodzakelijk). Binnen de VAR heeft men in de beide locaties overeenkomsten maar ook grote verschillen geconstateerd. Gelrebrede normen zijn van belang voor de afstemming m.b.t. het Methodisch Handelen en ontwikkeling van een Elektronisch Patiëntendossier (EPD). Tevens zal hierdoor niet alleen de overplaatsingen van patiënten naar de andere locatie, maar ook de inzetbaarheid van de zorgverlener in de andere locatie effectiever verlopen.
1.5.4 Verpleegkundig dossier versus Elektronisch patiëntendossier (EPD) Binnen de beide locaties zijn grote verschillen waar te nemen betreffende de verpleegkundige (voortgangs)rapportage. Er worden verschillende verpleegkundige dossiers en - formulieren gebruikt. De Zorgmanagers hebben onlangs aangegeven geen energie meer te besteden in het afstemmen van een "papieren dossier". 2
Visie op verpleegkundige zorg, Verpleegkundige Adviesraad, januari 2002
4
Door in het AEK Gelrebrede normen te formuleren voor het procesmatig handelen, zal aansluitend hierop het ontwikkelen en implementeren van een Elektronisch Patiëntendossier naadloos kunnen aansluiten.
1.5.5 Patiëntenrouting Het streven is om op korte termijn te starten met de algemene patiëntenrouting binnen Gelre ziekenhuizen. Voor de poliklinieken heelkunde, locatie Lukas is recent een project van start gegaan. AEK normen kunnen meteen geïntegreerd worden in de totale patiëntenrouting.
1.5.6 Riskmanagement onderzoek Gelre ziekenhuizen Medirisk heeft in de locaties Zutphen (mei 2000) en locaties Apeldoorn (mei 2001) een onderzoek verricht. Binnen het AEK kunnen conclusies en aanbevelingen die een relatie hebben met de zorgverlening verwerkt worden. Middels de aan het AEK gekoppelde zelfevaluaties kunnen deze normen gemeten en indien vereist, bijgesteld worden. Tijdens het ontwikkelen van het AEK is er een tweede onderzoek verricht (mei 2003). Deze resultaten waren nog niet bekend op het moment dat het AEK naar de drukkerij ging.
1.5.7 Documenten Kwaliteits Systeem DKS E Enkele jaren geleden is er door Gelre ziekenhuizen een start gemaakt met de invoering van een Elektronisch Documenten Kwaliteits Systeem (DKSE). De gebruiker kan het DKSE middels een intranet applicatie raadplegen. Het eisenkader zal in dit systeem ingevoerd worden. Normen in het eisenkader hebben een relatie met documenten die binnen de Gelre ziekenhuizen reeds opgesteld zijn, dan wel op korte termijn opgesteld dienen te worden. (Onder documenten worden verstaan: procedures / protocollen / voorschriften / werk-instructies). 1.5.8 Patiëntenwaarderingsonderzoek Binnen Gelre ziekenhuizen is onvoldoende structureel inzicht hoe patiënten denken over de verleende zorg. De medewerkers hebben wel een beeld over de kwaliteit van de zorgverlening maar of dit overeenkomt met de ervaringen van patiënten is nog maar de vraag. Patiënten kunnen over kwalitatief goede zorg andere opvattingen hebben dan hulpverleners en managers. Op de verschillende afdelingen is men niet bekend met de problemen van andere afdelingen zodat ervaringen niet uitgewisseld kunnen worden. Ook is niet bekend of de ene afdeling een kwalitatief betere zorg levert dan de andere afdeling. In de periode juni - juli 2002 heeft er een onderzoek plaatsgevonden onder patiënten van de 3 polikliniek, kliniek en dagbehandeling. Patiënten zijn gevraagd een enquête in te vullen. De enquêtes zijn verwerkt in een rapportage. De resultaten van het onderzoek dienen binnen dit project gebruikt te worden bij de vaststelling van verbetertrajecten. De tot standkoming van het Gelrebrede Algemene Eisenkader De normen uit de Eisenkaders van Zutphen en Apeldoorn zijn kritisch bekeken. De Eisenkaders hebben veel overeenkomsten. Doordat men in Apeldoorn echter vrij recent het Eisenkader heeft ontwikkeld, zijn hierin actuele zaken verwerkt die voor de beroepsgroep van belang zijn. Daarnaast zijn relevante normen toegevoegd uit: - de patiëntenrouting Diakonessenhuis te Utrecht, Zeist en Doorn; - het Risk - management onderzoek, dit op basis van een onderzoeksrapportage. Waar nodig, heeft de kerngroep zelf aanvullingen gedaan.
3
De enquête is gebaseerd op de patiëntenrouting van het Diakonessenhuis Utrecht/Zeist en Doorn. De patiëntenrouting geeft een overzicht van de verschillende stappen die de patiënt in het ziekenhuis doorloopt inclusief de bijbehorende normen.
5
Vervolgactiviteiten Na definitief vaststelling van het Gelrebrede AEK, dient vastgesteld te worden welke normen getoetst gaan worden en op welke wijze dit plaats dient te vinden. Op basis van de uitkomsten dienen er initiatieven genomen te worden om Gelrebrede - en afdelingsgebonden verbeteractiviteiten in gang te zetten. Daarbij dient de relatie gelegd te worden met de resultaten van het patiëntenwaarderingsonderzoek . Vanuit de Stafdienst KPM worden aanbevelingen gedaan op welke wijze deze gerealiseerd kunnen worden. Enkele mogelijkheden zijn: zelfevaluaties, audits door collega’s van een andere afdeling. De verantwoordelijke persoon van de afdeling stelt vast welke afdelingsgebonden verbeteractiviteiten opgestart kunnen worden. De Stafdienst KPM biedt op verzoek ondersteuning bij het realiseren van verbeteractiviteiten.
6
ALGEMEEN EISENKADER VOOR DE KWALITEIT VAN DE VERPLEEGKUNDIGE ZORG 1
INSTRUMENTEEL - TECHNISCH HANDELEN
1.1 1.1.1
Lichamelijk welbevinden, rust en slaappatroon 4 De verpleegkundige schenkt aandacht aan lichamelijke klachten van de patiënt (zoals pijn, misselijkheid en braken) en maakt hier een zorgvraag van. De verpleegkundige draagt er zorg voor dat de bel, waarmee de verpleegkundige opgeroepen kan worden binnen handbereik van de patiënt is en legt de werking uit. De verpleegkundige formuleert een zorgvraag wanneer de patiënt geen gebruik kan maken van de bel en draagt er zorg voor dat hij zich veilig voelt. De verpleegkundige beantwoordt de bel waarmee de patiënt de verpleegkundige kan oproepen binnen 3 minuten en neemt de zorgvraag in ontvangst. De verpleegkundige stelt de patiënt in de gelegenheid om ongestoord te kunnen slapen/rusten. Het betreft hier de (middag)rust, nachtrust, het aantal bezoekers maar ook persoonlijke wensen van de patiënt. De verpleegkundige ziet er op toe dat de omgeving schoon en opgeruimd is. De verpleegkundige zorgt voor een comfortabele zit - / lig - en slaaphouding voor de patiënt. Het betreft hier onder andere de effectieve ondersteuning in het bed m.b.v. kussens en het toepassen van noodzakelijke hulpmiddelen.
1.1.2
1.1.3 1.1.4 1.1.5
1.1.6 1.1.7 1.1.8
1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
1.2.6 1.2.7 1.2.8
1.2.9
4
Lichaamsverzorging en de kleding De verpleegkundige houdt bij de lichamelijke verzorging rekening met de gewoontes (cultuur) van de patiënt en stemt de zorgvraag hierop af. De verpleegkundige stelt de patiënt in de gelegenheid om tussen de wasbeurten door de handen te wassen/zich te verfrissen. De verpleegkundige biedt de patiënt tenminste ‘s morgens en ‘s avonds hulp bij de mondverzorging, ook indien hij niets oraal kan of mag gebruiken. De verpleegkundige biedt zonodig hulp bij het verzorgen van de prothese(n). De verpleegkundige biedt de patiënt de gelegenheid de haren te wassen (tenminste 1 maal per week), tenzij het in verband met zijn toestand uitdrukkelijk verboden is. De verpleegkundige biedt zonodig hulp bij het haren wassen (naar diens behoefte). Wanneer de verpleegkundige eventuele benodigde hulp op dat moment niet kan geven legt hij dit uit en spreekt een ander tijdstip af. De verpleegkundige past beperkte lichaamsverzorging toe indien de ziektetoestand van de patiënt van dien aard is dat belasting tot een minimum beperkt dient te blijven. De verpleegkundige doet dit uitsluitend in overleg met de patiënt en/of diens naaste.
Daar waar de mannelijke vorm staat geschreven moet ook de vrouwelijke vorm gelezen worden.
7
1.2.10
De verpleegkundige besluit in overleg met de patiënt en/of diens naaste welke lichaamsverzorging door hen overgenomen kan worden.
1.3 1.3.1
Huid en huidbescherming De verpleegkundige signaleert huidafwijkingen (smetten of verwondingen) en onderneemt noodzakelijke acties conform protocol. De verpleegkundige bepaalt het risico op verkrijgen van decubitus en onderneemt noodzakelijke acties conform protocol. De verpleegkundige schakelt conform protocol op de noodzakelijke momenten de juiste hulpverlener in. Indien de huid door decubitus is aangetast verzorgt de verpleegkundige deze conform protocol.
1.3.2 1.3.3 1.3.4
1.4 1.4.1 1.4.2
1.4.3 1.4.4 1.4.5 1.4.6 1.4.7
1.4.8
1.4.9
1.4.10 1.4.11 1.4.12 1.4.13
1.4.14 1.4.15
Vocht - en voedselinname De verpleegkundige inventariseert bij opname van de patiënt het dieet en bepaalde voedingsgewoonten en onderneemt noodzakelijke acties. De verpleegkundige draagt er zorg voor dat de patiënt op zijn eerste opnamedag kan deelnemen aan de eerstvolgende maaltijd (indien de patiënt niet nuchter hoeft te blijven dan wel andere medische voorschriften van toepassing zijn). De patiënt krijgt tijdens zijn ziekenhuisverblijf elke dag de gelegenheid de menukaart in te vullen, dan wel kenbaar te maken wat zijn wensen zijn. Tijdens de maaltijden vermijdt de verpleegkundige activiteiten rondom de patiënt. De verpleegkundige biedt de patiënt hulp bij het opnemen van voeding en/of vocht (indien nodig), dan wel ziet erop toe dat deze hulp geboden wordt. Bij het eten installeert de verpleegkundige de patiënt zo nodig in een geschikte houding. De verpleegkundige biedt hulp bij het eten en/of drinken aan patiënten waarbij een verhoogd risico bestaat op verslikken of andere problemen, die bij het eten en/of drinken kunnen optreden. De verpleegkundige informeert/instrueert de patiënt indien hij nuchter moet blijven en overtuigt zich ervan dat de patiënt zich aan de voorschriften kan houden. De verpleegkundige verstrekt eventuele voedingsadviezen (op basis van zijn deskundigheid), dan wel brengt de patiënt met de voedingsassistente en/of diëtist in contact. De verpleegkundige zorgt er voor dat de patiënt het juiste - en voldoende eten en drinken op het juiste tijdstip verstrekt krijgt. Als de patiënt tussen de maaltijden door behoefte heeft aan extra eten of drinken, draagt de verpleegkundige hiervoor zorg. De verpleegkundige start met de registratie van de vochthuishouding indien hier aanleiding toe bestaat. Indien bij de patiënt een voorschrift voor het drinken geldt of een vochtregistratie moet worden bijgehouden, draagt de verpleegkundige er zorg voor dat dit conform protocol wordt bijgehouden. Indien de verpleegkundige bijzonderheden t.a.v. de vochtregistratie constateert, deelt hij dit mede aan de behandelend (assistent) arts. De verpleegkundige neemt conform protocol een voedingsanamnese af indien hier aanleiding toe bestaat en raadpleegt de diëtist voor noodzakelijke acties.
8
1.5 1.5.1
1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5 1.5.6 1.5.7
1.5.8
1.6 1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4
1.6.5.1 1.6.5.2 1.6.6 1.6.7
1.7 1.7.1 1.7.2 1.7.3
Uitscheiding van afvalstoffen; urine/ontlasting (inclusief stomata), speeksel/braaksel/vocht- en bloedverlies uit lichaamsholten De verpleegkundige zorgt voor hulpmiddelen en faciliteiten ten behoeve van de uitscheiding van de patiënt en ondersteunt hem daarbij. (Waaronder een schone po/urinaal en een stomazakje dat schoon en lekvrij is.) De verpleegkundige zorgt voor privacy en hygiëne rondom de uitscheiding van de patiënt. De verpleegkundige signaleert onregelmatigheden en/of problemen bij de uitscheiding en onderneemt de juiste acties. De verpleegkundige is attent op braken van de patiënt en rapporteert aard en hoeveelheid op de vochtregistratie. De verpleegkundige is attent op bloedverlies van de patiënt en rapporteert herkomst, aard en (zo goed mogelijk) hoeveelheid op de vochtregistratie. De verpleegkundige zorgt voor de juiste verwerking van de afvalstoffen en uitscheidingsproducten conform protocol. De verpleegkundige past veiligheidsmaatregelen toe wanneer de uitscheidingsproducten bepaalde stoffen bevatten die gevaarlijk zijn voor de patiënt/verpleegkundige. De verpleegkundige handelt hierbij conform protocollen Infectiepreventie, - ARBO en - milieu. Houding, voortbeweging en activiteiten (= stimuleren tot zelfzorg) De verpleegkundige observeert bij de patiënt of hij de ADL zelfstandig kan verrichten en draagt zorg voor noodzakelijke ondersteuning. De verpleegkundige stelt de patiënt in de gelegenheid om zijn eigen tempo te bepalen bij de ADL en de besluiten die hij moet nemen t.a.v. de behandeling. De verpleegkundige zorgt voor een goede houding van de patiënt, eventueel gebruikmakend van hulpmiddelen (rolstoel/rollator). De verpleegkundige wisselt de houding van de patiënt zo vaak af als is voorgeschreven, of vaker als de patiënt dat wenst en zijn gezondheidssituatie dit toelaat. De verpleegkundige helpt de patiënt, indien hij weinig mobiel is, zo vaak uit bed als voorgeschreven is (en verder in overleg). De verpleegkundige schakelt indien nodig andere disciplines in. De verpleegkundige schept voorwaarden waardoor voorgeschreven oefeningen (actieve - of passieve bewegingen) uitgevoerd kunnen worden. De verpleegkundige activeert en stimuleert de patiënt om de oefeningen uit te voeren en biedt hierbij zonodig ondersteuning. Vitale functies: lichaamstemperatuur/ademhaling/circulatie en doorbloeding van de huid De verpleegkundige controleert volgens afspraak de vitale functies van de patiënt. De verpleegkundige signaleert afwijkingen en voert noodzakelijke acties uit. De verpleegkundige observeert de patiënt om vroegtijdig ademhalingsproblemen te onderkennen.
9
1.7.4 1.7.5 1.7.6
1.8
De verpleegkundige adviseert en stimuleert de patiënt t.a.v. een lichaamshouding die de ademhaling niet belemmert. Indien de patiënt ademhalingsmoeilijkheden heeft, zijn hulpmiddelen voor het vrijhouden van de luchtwegen in zijn nabijheid beschikbaar. De verpleegkundige onderneemt noodzakelijke acties en gebruikt hierbij zonodig hulpmiddelen en/of schakelt andere zorgverleners in. Maatregelen om de veiligheid van de patiënt te waarborgen Het betreft hier o.a. de toepassing van: 1. veiligheidseisen, betreffende de omgeving van de patiënt; 2. langdurige bedrust/beperkte bewegingsvrijheid; 3. geneesmiddelen, parenteralia; 4. catheters, canules, sondes, drains, zuigsystemen en toedieningspompen; 5. wondbehandeling, zwachtels, bandages en drukverbanden; 6. irrigatie/spoeling van andere lichaamsopeningen/-holten; 7. onderzoek - en behandelmethoden waarbij geneesmiddelen/stoffen en materialen gebruikt worden die schadelijk kunnen zijn; 8. monitoring, bewakingssystemen en telemetrie.
1.8.1 1.8.1.1
Toepassing van hulpmiddelen en apparatuur De verpleegkundige leeft voorschriften, protocollen en procedures betreffende infectiepreventie en isolatiebeleid na. 1.8.1.2 De verpleegkundige vermijdt de aanraking met schadelijke stoffen. 1.8.1.3 De verpleegkundige gaat zorgvuldig om met specifiek ziekenhuisafval. 1.8.1.4 De verpleegkundige draagt handschoenen en/of gebruikt pincetten bij alle handelingen conform protocollering. 1.8.1.5 De verpleegkundige maakt gebruik van beschermende hulpmiddelen, die ter persoonlijke bescherming worden aangereikt (masker/veiligheidsbril/en/of (steriel) schort. 1.8.1.6 De verpleegkundige raadpleegt handleidingen/gebruiksaanwijzingen van apparatuur alvorens deze in gebruik te nemen. 1.8.1.7 De verpleegkundige controleert de onderhoudsstatus op de apparatuur en biedt apparatuur aan bij de Medisch Instrumentele Dienst voor controle, onderhoud en reparatie. 1.8.1.8 De verpleegkundige controleert/test de apparatuur volgens de bijbehorende handleiding, alvorens deze aan te sluiten/aan te wenden bij de patiënt. Het betreft hier de volgende apparatuur: 1. beademings- en telemetrie apparatuur; 2. infuus-, spuiten- en voedingspompen; 3. zuigdrainage-/thoraxpompen/vocht - en vernevelapparaten; 4. anti-decubitusbedden; 5. tilliften/transfer hulpmiddelen, rollators en rolstoelen. 1.8.1.9.1 De verpleegkundige reinigt de apparatuur na beëindiging van de handeling(en) en zet zonodig de apparatuur conform de bijbehorende handleiding in elkaar.
10
1.8.1.9.2 De verpleegkundige test de apparatuur conform de handleiding. Het betreft hier de volgende apparatuur: 1. beademings- en telemetrie apparatuur; 2. zuigdrainage-/thoraxpompen en vocht - en vernevelapparaten; 3. anti-decubitusbedden. 1.8.1.10 De verpleegkundige instrueert de patiënt en partner/familie t.a.v. de toepassing van de te gebruiken hulpmiddelen/apparatuur. 1.8.1.11 De verpleegkundige zorgt voor informatie/instructie indien de patiënt bepaalde handelingen zelfstandig mag verrichten (met gebruikmaking van noodzakelijke apparatuur). 1.8.2 Medicatie / infusie 1.8.2.1.1 De verpleegkundige geeft de patiënt (en/of zijn naaste) informatie over de werking en mogelijke bijwerkingen van de medicatie, voor zover dit binnen zijn mogelijkheden en bevoegdheden ligt. 1.8.2.1.2 De verpleegkundige verwijst indien nodig naar de arts. 1.8.2.2 De verpleegkundige geeft de patiënt instructie over het gebruik van de medicatie. 1.8.2.3 De verpleegkundige helpt de patiënt die dit niet zelfstandig kan bij het innemen van zijn medicatie. 1.8.2.4 De verpleegkundige zorgt voor informatie/instructie indien de patiënt medicatie in eigen beheer krijgt en controleert of hij dit begrepen heeft. 1.8.2.5.1 Indien naar behoefte medicatie tegen pijn is voorgeschreven, geeft de ver1.8.2.5.2 1.8.2.6.1
1.8.2.6.2 1.8.2.7.1 1.8.2.7.2
pleegkundige de patiënt informatie over hoe om te gaan met de pijnmedicatie. De verpleegkundige geeft de medicatie als de patiënt er om vraagt en zonodig ongevraagd wanneer hij daar niet om kan vragen. De verpleegkundige laat bij bereiding/toediening van alle medicatie (oraal, subcutaan-, intramusculair- en intraveneus, de controle eveneens door een collega verrichten. De verpleegkundige en haar collega leggen de controle beiden schriftelijk vast. De verpleegkundige laat bij toediening van bloedproducten de controle eveneens door een tweede collega verrichten. De verpleegkundige en haar collega leggen de controle beiden schriftelijk vast.
1.8.3 1.8.3.1 1.8.3.2
Veiligheid, voorkomen van patiëntenverwisseling De verpleegkundige gebruikt het bel-/alarmsysteem conform de procedure. De verpleegkundige ziet erop toe dat bedden zijn voorzien van adequate veiligheidshekken. 1.8.3.3 De verpleegkundige zorgt er voor dat bij de toepassing van bewegingsbeperkende maatregelen deze conform protocol worden toegepast. 1.8.3.4.1 Bij vervoer naar onderzoek-/behandelafdeling in eigen of ander ziekenhuis, zorgt de verpleegkundige voor het juiste vervoermiddel. 1.8.3.4.2 De verpleegkundige ziet erop toe dat het vervoer conform protocol plaatsvindt. 1.8.3.5 De verpleegkundige zorgt indien noodzakelijk voor een mondelinge toelichting en een schriftelijke overdracht. 1.8.3.6 De verpleegkundige zorgt er voor dat de patiënt tijdens het ziekenhuisverblijf een polsbandje met identificatiegegevens om krijgt en omhoudt.
11
1.8.3.7
1.8.3.8 1.8.3.9 1.8.3.10 1.8.3.11
1.8.3.12
1.8.3.13 1.8.3.15 1.8.3.16 1.8.3.17 1.8.3.18 1.8.3.19 1.8.3.20 1.8.3.21 1.8.4 1.8.4.1 1.8.4.2 1.8.4.3 1.8.4.4 1.8.4.5
1.8.4.6
Indien de patiënt weigert om een polsbandje te dragen neemt de verpleegkundige contact op met de leidinggevende en vermeldt de reden van de patiënt in het verpleegkundig dossier. Indien er bij de patiënt sprake is van een allergie (bijvoorbeeld jodium/pleister/ medicatie), handelt de verpleegkundige conform protocol. De verpleegkundige maakt de patiënt er van bewust wat de gevolgen van zijn keuze kunnen zijn en stelt hem hier zelf verantwoordelijk voor. De verpleegkundige zorgt er voor dat de patiëntenformulieren voorzien zijn van leesbare en volledige "afdruk" ponsplaatje/IP sticker (met barcode). Bij afwezigheid van het ponsplaatje/IP-sticker (met barcode) vermeldt de verpleegkundige tenminste de naam, geboortedatum, geboortejaar en IP nummer van de Op de patiëntenformulieren. Alvorens een handeling te verrichten, dan wel medicatie toe te dienen, controleert de verpleegkundige de patiënt conform de procedure: 1. hij controleert of de naam van de patiënt op de opdracht is vermeld; 2. vraagt aan de patiënt de naam, voorletters, geboortedatum en geboortejaar; 3. controleert indien de patiënt zich niet verstaanbaar kan identificeren of de gegevens op het polsbandje overeen komen met de gegevens op de opdracht (afdruk ponsplaatje/IP sticker (met barcode). De verpleegkundige adviseert de patiënt waardevolle spullen zoveel mogelijk aan zijn naaste mee te geven (vermeldt in de afdelingsbrochure). De verpleegkundige treft maatregelen om vermissing en/of schade van patiënteneigendommen zoveel mogelijk te voorkomen. Bij vermissing en/of schade wordt de patiënt en diens naaste geïnformeerd over de te nemen stappen. De verpleegkundige die aan de patiënt is toegewezen informeert de patiënt aan het begin van de dienst. De verpleegkundige meldt relevante (bijna) incidenten aan de commissie Meldingen Incidenten Patiëntenzorg (MIP-commissie). De verpleegkundige levert een bijdrage ten aanzien van de implementatie van adviezen die door de MIP-commissie worden uitgebracht. De verpleegkundige is bekend met de inhoud van het interne Bedrijfshulpverleningsplan. De verpleegkundige is bekend met de inhoud van het externe rampenplan. Deskundigheidsbevordering De verpleegkundige ziet er op toe dat hij erkend is opgeleid voor zijn specifieke vakgebied. De verpleegkundige levert een bijdrage aan de begeleiding van leerlingen en stagiaires (conform gestelde opleidingseisen). De verpleegkundige garandeert dat het niveau van zijn kennis en vaardigheid toereikend is voor de uitoefening van zijn beroep/functie. De verpleegkundige ziet er op toe dat bij de indeling van werkzaamheden voldoende rekening gehouden wordt met opleiding en ervaring. De verpleegkundige spreekt zijn collega’s, (assistent) arts(en) en andere hulpverleners er op aan indien de behandeling/verzorging niet conform de eisen door de betrokkene verleend wordt. De verpleegkundige is er zelfverantwoordelijk voor dat voorbehouden handelingen getraind en getoetst worden.
12
1.8.4.7 1.8.4.8 1.8.4.9
De verpleegkundige neemt deel aan informele- en formele bijscholingsmomenten. De verpleegkundige draagt zorgt voor een adequaat inwerkprogramma voor zijn nieuwe collega's. De verpleegkundige neemt jaarlijks deel aan de training Basic Life Support (BLS).
13
2
ATTITUDE, COMMUNICATIE, KLACHTEN, PRIVACY, VOORLICHTING, EDUCATIE EN BEGELEIDING
2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3
Attitude/communicatie 5 De verpleegkundige stelt zich met naam en functie aan de patiënt en zijn naaste voor. De verpleegkundige draagt een badge met naam en functie. De verpleegkundige ziet er op toe dat de patiënt een vertrouwelijk gesprek kan voeren. De verpleegkundige bejegent de patiënt en zijn naaste vriendelijk en correct. De verpleegkundige straalt rust uit en neemt voldoende tijd voor de patiënt en zijn naaste. De verpleegkundige zorgt voor een goede communicatie met de patiënt. Dit betekent dat zowel de gespreks- en voorlichtingsvaardigheden als de inhoud van de informatie die wordt overgedragen, aan de gestelde normen voldoet. De verpleegkundige luistert goed en gaat actief in op wat de patiënt en zijn naaste vertelt. De informatie die de verpleegkundige geeft is duidelijk en begrijpelijk voor de patiënt en zijn naaste. Onnodig medisch en verpleegkundig jargon wordt vermeden. De verpleegkundige houdt rekening met de voorlichtingsbehoefte en het begripsvermogen van de patiënt en zijn naaste. De verpleegkundige geeft de patiënt en zijn naaste voldoende ruimte om vragen te stellen. Tijdens het bezoekuur is er altijd een verpleegkundige beschikbaar om de naasten te woord te staan en om hen, indien nodig, door te verwijzen naar de verantwoordelijke verpleegkundige. De verpleegkundige stemt haar voorlichting qua vorm en inhoud af op het bevattingsvermogen van de individuele patiënt, conform de WGBO: 1. beantwoordt vragen van de patiënt en zijn naaste, of legt de vragen met toestemming van de patiënt voor aan derde, of 2. maakt een afspraak om de vragen op een later tijdstip te beantwoorden. De verpleegkundige informeert m.b.t. de uitvoering van de handelingen, de patiënt conform de WGBO, voor zover relevant over: 1. wat de handeling inhoudt; 2. doel van de handeling; 3. de te verwachten resultaten, op korte- en/of langere termijn; 4. mogelijke complicaties en risico's; 5. pijnlijkheid; 6. mogelijke bij- en nawerkingen; 7. alternatieve handelingen wanneer het handelen mogelijke complicaties en/of risico's kan veroorzaken. De verpleegkundige checkt of de patiënt de informatie begrepen heeft. Voor het uitvoeren van een handeling is de toestemming van de patiënt vereist. Deze toestemming kan impliciet of expliciet tot uiting komen (conform WGBO). Indien de patiënt hierom vraagt, legt de verpleegkundige schriftelijk vast voor
2.1.4 2.1.5 2.1.6
2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.1.10 2.1.11 2.1.12
2.1.13
2.1.14
2.1.15 2.1.16 2.1.17 5
Indien dit voor een bepaalde norm van toepassing is, kan in plaats van de patiënt ook gelezen worden; zijn naaste / (wettelijk) vertegenwoordiger.
14
2.1.18
2.1.19 2.1.20 2.1.21 2.1.22
2.1.23 2.1.24 2.1.25 2.1.26
2.1.27 2.1.28 2.1.29 2.1.30 2.1.31 2.1.32 2.1.33
2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3
welke handelingen van ingrijpende aard de patiënt toestemming heeft gegeven (conform WGBO). Wanneer personen, mee willen kijken bij een onderzoek, consult, onderzoek of behandeling, terwijl dit niet noodzakelijk is voor de uitvoering, wordt vooraf door de verpleegkundige toestemming aan de patiënt gevraagd (conform WGBO). Binnen de mogelijkheden van de organisatie en de behandeling/verzorging wordt rekening gehouden met de wensen van de patiënt. De verpleegkundige geeft, indien de patiënt daarnaar vraagt, direct inzage in het verpleegkundig dossier. De verpleegkundige verstrekt de patiënt een copie van het verpleegkundig dossier binnen 14 dagen indien de patiënt hierom vraagt (conform WGBO). De verpleegkundige die de telefoon opneemt van een externe lijn zegt/noemt achtereenvolgens: Gelre ziekenhuizen locatie..., afdeling..., achternaam (voornaam mag erbij). De verpleegkundige die de telefoon opneemt van een interne lijn zegt/noemt achtereenvolgens: afdeling.…., achternaam (voornaam mag erbij). Als de verpleegkundige met de patiënt bezig is, richt hij zijn aandacht ook op de patiënt. De verpleegkundige verstrekt de patiënt een telefoontoestel indien hij een telefoon gesprek wil voeren en niet over een telefoonabonnement kan beschikken. De verpleegkundige draagt zorg voor speciale hulpmiddelen wanneer de patiënt niet in staat is om een (telefoon) gesprek te voeren (geluidshoorn/luidspreker/ tolkentelefoon). De verpleegkundige draagt er zorg voor dat het (telefoon) gesprek in een storingsvrije ruimte plaats kan vinden waarbij de privacy gewaarborgd is. De verpleegkundige zorgt zonodig voor aanwezigheid van een tolk bij bepaalde gesprekken. De verpleegkundige verstrekt zo nodig informatiefolders in de taal van de patiënt. De verpleegkundige biedt zich, indien de patiënt dat wenst als intermediar aan tijdens gesprekken met andere hulpverleners/disciplines. De verpleegkundige geeft indien gewenst mondeling toelichting op de klachtenregeling. De patiënt en/of zijn naaste kunnen bij evaluatie verwoorden dat er op een goede manier is omgegaan met de geuite klacht(en). De verpleegkundige informeert de patiënt over zijn rechten en plichten, alsmede relevante wettelijke regelingen en de practische uitvoering ervan indien de situatie dit vraagt. Privacy De verpleegkundige verstrekt op zorgvuldige wijze informatie aan de patiënt. Iedere verpleegkundige die een patiënt te woord staat, onderzoekt, behandelt of verzorgt, houdt rekening met de privacy van de patiënt. Wanneer een patiënt zich aan een balie meldt, houdt de verpleegkundige rekening met de privacy van de patiënt (afschermen tegen ongewenste belangstelling van anderen).Hij voorkomt meeluisteren en meekijken op beeldscherm.
15
2.2.4
2.2.5
2.2.6 2.2.7
2.2.8 2.2.9 2.2.10 2.2.11
2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5
2.3.6
2.3.7 2.3.8 2.3.9
Zonder toestemming van de patiënt wordt aan derden (2) (conform WGBO); 1. geen mondelinge of schriftelijke informatie gegeven; 2. geen inzage gegeven in het dossier van de patiënt. (2) onder derden wordt verstaan: degenen die niet rechtstreeks bij de behandeling betrokken zijn. Bij een opname maakt de verpleegkundige met de patiënt afspraken over de informatieverstrekking aan naasten: 1. wie de contactpersonen zijn (2 personen); 2. of aan de contactpersonen informatie verstrekt mag worden of naasten anders dan contactpersonen. De verpleegkundige verstrekt, wanneer de patiënt hiermee instemt, op zorgvuldige wijze informatie. Met betrekking tot de registratie van gegevens over de patiënt (onder andere medische- en verpleegkundig dossier), wordt door de zorgverlener gehandeld volgens de richtlijnen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Privacy- gevoelige gesprekken vinden in een aparte kamer plaats. De verpleegkundige biedt de patiënt de mogelijkheid gesprekken met naasten op afspraak in een aparte ruimte te voeren. Bij de verzorging, onderzoek, behandeling of begeleiding van de patiënt aan het bed worden de bedgordijnen gesloten. De begeleiding, behandeling of het onderzoek door de zorgverlener vindt zoveel mogelijk in een aparte kamer plaats. Voorlichting en educatie De verpleegkundige is actief geïnformeerd over patiëntenvoorlichtingsactiviteiten. De verpleegkundige is bekend met de richtlijn voor het ontwikkelen, actualiseren en bestellen van patiëntenvoorlichtingsmateriaal. De verpleegkundige levert een actieve bijdrage ten aanzien van het ontwikkelen en actualiseren van patiëntenvoorlichtingsmateriaal. Binnen de verpleegkundige verslaglegging en dossiervorming wordt aandacht besteed aan patiëntenvoorlichting. De verpleegkundige geeft, indien van toepassing, informatie aan de patiënt over het plaatsvinden van de behandeling door verschillende hulpverleners van hetzelfde specialisme/discipline. De verpleegkundige bereidt de patiënt voor op de handelingen die uitgevoerd zullen worden en bespreekt interventies om de eventuele negatieve gevolgen van de handeling(en) te verminderen. De verpleegkundige ondersteunt de patiënt bij het bespreken van de knelpunten die zich tijdens de behandeling in het ziekenhuis voordoen. De verpleegkundige informeert de patiënt over de mogelijkheden, indien de patiënt zijn ongenoegen/klachten over de behandeling/verzorging wil uiten. De verpleegkundige ondersteunt de patiënt bij het maken van keuzes en het kenbaar maken van zijn wensen.
16
3
BELEVINGSGERICHTE ZORG, ZELFZORG, PERSOONLIJKE BEGELEIDING
3.1 3.1.1
Belevingsgerichte zorg De verpleegkundige bepaalt de zorgverlening zoveel mogelijk in nauwe samenwerking met de patiënt, waarbij hij zich richt op: 1. haar eigen deskundigheid;
3.1.2
2. de beleving van de patiënt; 3. somatische en psychosociale aspecten. De verpleegkundige heeft aandacht voor de beleving van de patiënt, dit houdt in dat hij: 1. in iedere zorgsituatie aandacht heeft voor de beleving van de patiënt; 2. zich in iedere zorgsituatie de vraag stelt wat het ziek-zijn voor de patiënt betekent;
3.1.3
3. in overleg met de patiënt vaststelt welke hulp de patiënt nodig denkt te hebben en welke bijdrage de verpleegkundige hieraan kan leveren (stimulering tot zelfzorg). De verpleegkundige heeft voortdurend overleg met de patiënt, met als doel te achterhalen wat de beleving van de patiënt is en welke wensen en problemen hij heeft. De verpleegkundige geeft concreet vorm aan belevingsgerichte zorg middels: 1. inventarisatie van de zorgvraag; 2. gezamenlijk doelbepaling;
3.1.4 3.1.5
3.1.6
3.1.7
3. verpleegkundige interventie; 4. evaluatie zorgproces. De verpleegkundige ziet er op toe dat de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt met betrekking tot zijn gezondheidssituatie gewaarborgd is. De verpleegkundige draagt zorg voor een goede afstemming van belevingsgerichte zorg door een goede samenwerking in multidisciplinair samenwerkingsverband. De verpleegkundige bepaalt de zorgverlening zoveel mogelijk in nauwe samenwerking met de patiënt op basis van haar eigen deskundigheid en de beleving van de patiënt. De verpleegkundige verricht haar interventies zodanig, dat deze voor de patiënt en betekenisvolle bijdrage leveren aan: 1. het goed doorstaan van de ziekenhuisopname; 2. een zo spoedig mogelijk herstel;
3.1.8 3.1.9
3. de hervatting van het dagelijks leven na de ziekenhuisopname; 4. het kunnen omgaan met de aandoening als deze niet te genezen is. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het eigen handelen, dit uit zich in het maken van werkafspraken met artsen en andere disciplines. De verpleegkundige hanteert op een correcte wijze het verpleegkundig dossier, welke een essentieel hulpmiddel is voor een goede continuïteit, waarbij de volgende uitgangspunten van belang zijn: 1. in het verpleegkundig dossier dient een volledige en objectieve rapportage plaats te vinden; 2. het verpleegkundig dossier dient toegankelijk te zijn voor de patiënt; 3. rapportage is voorzien van een leesbare achternaam.
17
3.2 3.2.1
3.2.2
3.2.3 3.2.4.1 3.2.4.2 3.2.5 3.2.6
3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6
3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11 3.3.12 3.3.13 3.3.14
Zelfzorg De verpleegkundige stelt met de patiënt een zorgplan/activiteitenlijst op en houdt hierbij rekening met de mogelijkheden/beperkingen van de patiënt. De verpleegkundige stimuleert de patiënt tot zelfzorg, zowel wat betreft de lichamelijke zorg als wat betreft het zelfverantwoordelijkheid nemen voor de zorg. De verpleegkundige overlegt dagelijks met de patiënt over de mate waarin de patiënt voor zichzelf kan zorgen. De verpleegkundige verstrekt de patiënt (specifieke) informatie over zijn zorg. De verpleegkundige instrueert hem welke informatie m.b.t. de zelfzorg voor de verpleegkundige van belang is. De verpleegkundige onderkent vroegtijdig signalen van mogelijke vereenzaming en schept voorwaarden om dit te voorkomen. De verpleegkundige biedt de patiënt mogelijkheden tot afleiding en ontspanning en het leggen en onderhouden van contacten (waaronder het inschakelen van de activiteitenbegeleiding (indien binnen de locatie aanwezig). Begeleiding van de patiënt en de betrokkenheid van zijn naaste De verpleegkundige communiceert op een wijze die voor de patiënt begrijpelijk en duidelijk is (zie ook 2.1.6). De verpleegkundige beantwoordt vragen van de patiënt, die binnen zijn bevoegdheden liggen. De verpleegkundige legt andere vragen voor aan het behandelteam. De verpleegkundige controleert observaties bij de patiënt op hun juistheid om verkeerde conclusies en interpretaties te vermijden. De verpleegkundige kan dit doen door middel van een gesprek. De verpleegkundige signaleert en onderneemt actie (eventueel in overleg met andere disciplines) indien de patiënt een onjuist beeld heeft van zijn gezondheidssituatie. De verpleegkundige ondersteunt de patiënt (en diens naaste familie) om tot acceptatie van de diagnose en de eventuele behandeling te komen. De verpleegkundige is aanwezig bij de gesprekken waarin de arts de patiënt informeert over de resultaten van onderzoek en behandeling. De verpleegkundige gaat na of de patiënt het begrepen heeft en neemt eventuele maatregelen in overleg met de patiënt. De verpleegkundige bespreekt met de patiënt de mogelijkheden en de beperkingen en onderneemt noodzakelijke actie(s). De verpleegkundige zorgt er voor dat een geestelijke verzorger wordt ingeschakeld indien de patiënt/naaste dit wenst. De verpleegkundige legt de wensen vast in het verpleegkundig dossier c.q. noodzakelijk formulieren. Indien de situatie van de patiënt aanleiding geeft tot een gesprek met diens naaste, organiseert de verpleegkundige dit gesprek in overleg met de patiënt. De verpleegkundige draagt er zorg voor dat tijdens dit gesprek de volgende onderwerpen aan de orde (kunnen) komen: ziekteverloop, zorgverlening en thuissituatie.
18
3.3.15
3.3.16
De verpleegkundige overlegt met de patiënt in hoeverre en op welke manier zijn naaste betrokken wil worden bij de verzorging tijdens en na het verblijf in het ziekenhuis. De verpleegkundige ziet erop toe dat de afspraken m.b.t. de participatie in in de zorg haalbaar geformuleerd worden en sluit de afspraken kort met de patiënt zijn naaste.
19
4
CONTINUITEIT EN COORDINATIE VAN ZORG, OPNAME, VERBLIJF EN ONTSLAG
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.1.7 4.1.8
4.1.9 4.1.10 4.1.11 4.1.12 4.1.13
4.1.14
4.1.15
4.1.16 4.1.17
Algemene uitgangspunten De verpleegkundige is verantwoordelijk voor de zorgverlening aan de patiënt. De verpleegkundige hanteert de zorgbehoefte van de individuele patiënt als maatstaf voor de zorgverlening. De verpleegkundige beschrijft de zorgverlening in het verpleegkundig dossier. De verpleegkundige handelt m.b.t. de registratie van gegevens volgens de richtlijnen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). De verpleegkundige die de rapportage geschreven heeft, beantwoordt zo nodig verduidelijkingsvragen van collega's. De verpleegkundige ziet er op toe, dat de patiënt van alle informatie in het verpleegkundig dossier op de hoogte is. De verpleegkundige ziet er op toe dat de overdrachten binnen de vastgestelde kaders plaatsvinden. De verpleegkundige, die de verantwoordelijkheid voor de patiënt overneemt, leest bij de aanvang van de dienst de noodzakelijke informatie in het verpleegkundig dossier. Vervolgens dient de verpleegkundige, die de achterliggende dienst de verantwoordelijkheid over de patiënt heeft gehad, over te dragen en en waar nodig een toelichting te geven. Bij de dienstoverdracht moet bij voorkeur de rapportage geheel bijgewerkt zijn. De verpleegkundige overdracht duurt gemiddeld 5 minuten per team. De verpleegkundige neemt deel aan de dagelijkse (intercollegiale) patiëntenbespreking om kennis en/of ervaringen te delen. De verpleegkundige neemt deel aan multidisciplinair overleg voor de onderlinge afstemming en om kennis en/of ervaringen te delen. Indien er behalve verpleegkundigen en arts, nog andere disciplines bij de behandeling betrokken zijn, is er tenminste 1 keer per week een geplande bespreking met alle betrokken disciplines omtrent de behandeling van de patiënt. In het geplande multidisciplinaire overleg wordt met betrekking tot deze patiënt aandacht besteed aan de volgende punten: 1. het doel van opname; 2. evaluatie van de gegevens in de afgelopen week; 3. zonodig bijstelling van het verpleegplan; 4. afspraken maken over welke discipline wat doet; 5. toekomstverwachtingen van de patiënt. Er vindt bij voorkeur dagelijks overleg plaats tussen de verpleegkundige, de behandelend (assistent) arts en de patiënt (indien van toepassing) of de verpleging van de patiënt naar wens verloopt (maar minimaal drie maal per week). De verpleegkundige ziet er op toe dat de medisch specialist en/of (assistent)arts de visite maakt zoals op de afdeling is afgesproken. De meest belangrijke wijzigingen in het verpleegplan die tijdens de artsenvisite zijn afgesproken geeft de verpleegkundige, voor zover relevant, direct na afloop door aan de collega's die zorgdragen voor de patiënt.
20
4.1.18
Wanneer de verpleegkundige gaat pauzeren en een collega moet werkzaamheden overnemen geeft hij voor de pauze door welke werkzaamheden er nog gedaan moet worden.
4.2
Opnamefase; het verzamelen van gegevens
4.2.1 4.2.1.1
De patiënt word acuut opgenomen De patiënt die via de Spoed Eisende Hulp of de polikliniek met spoed opgenomen wordt op een verpleegafdeling wordt door de afdelingsverpleegkundige opgehaald. Indien de patiënt via de afdeling SEH of polikliniek opgenomen wordt, wordt de inschrijving van de patiënt voorbereid door de afdeling opname en planning of de afdeling SEH (buiten kantooruren). Indien de patiënt nog niet door een arts is gezien, ziet de verpleegkundige er op
4.2.1.2
4.2.1.3
toe dat de (assistent) arts de patiënt binnen 2 uur na opname bezoekt en in overleg met de patiënt het behandelplan bepaalt. 4.2.2 4.2.2.1 4.2.2.2 4.2.2.3 4.2.2.4 4.2.2.5
De patiënt en zijn naaste krijgt het verpleegkundig opnamegesprek De verpleegkundige ontvangt de patiënt uiterlijk binnen 15 minuten na afgesproken aankomsttijd. De verpleegkundige zorgt voor de aanwezigheid van een compleet verpleegkundig dossier. De verpleegkundige stelt zich bij het eerste contact voor aan de toegewezen patiënt en diens naaste. De verpleegkundige heeft binnen 2 uur een opnamegesprek met de patiënt en zijn naaste. Indien het verpleegkundig opnamegesprek niet meteen bij aankomst op de afdeling
plaatsvindt, informeert de verpleegkundige de patiënt over het tijdstip van het opnamegesprek en begeleidt hem naar zijn kamer. 4.2.2.6 De verpleegkundige zorgt ervoor dat de patiënt (indien dit medisch is toegestaan) en diens naaste iets te drinken aangeboden krijgen. 4.2.2.7 De verpleegkundige verzamelt gedurende het opnamegesprek gegevens over de zorgbehoefte van de patiënt. 4.2.2.8 De verpleegkundige bepaalt in overleg met de patiënt en indien nodig zijn naaste het verpleegplan. 4.2.2.9 De verpleegkundige legt de (basis)gegevens tijdens of direct na het gesprek vast op het anamneseformulier van het verpleegkundig dossier. 4.2.2.10 De verpleegkundige stelt de patiënt voor aan zijn kamergeno(o)t(e), of biedt de mogelijkheid tot voorstellen. 4.2.2.11 De verpleegkundige zorgt er voor dat op iedere patiëntenkamer een geactualiseerde afdelingsfolder over de afdeling aanwezig is. 4.2.2.12 Bij opname brengt de verpleegkundige de patiënt en diens naaste op de hoogte van: 1. de dagindeling en hoe de afdeling is ingericht, waarbij indien mogelijk een korte rondleiding wordt verzorgd (in ieder geval de kamer, het toilet en dagverblijf; 2. andere bijzonderheden, al naar gelang de opnamereden/- doel. 4.2.2.13 De verpleegkundige informeert de patiënt in grote lijnen op welke wijze de patiëntenzorg gegeven wordt. 4.2.2.14 De verpleegkundige bespreekt met de patiënt de beperkingen die te maken hebben met de organisatie van het ziekenhuis/afdeling en onderneemt eventuele actie.
21
4.2.2.15 De verpleegkundige die de patiënt opneemt zorgt er voor dat de patiënt een polsbandje met de juiste identificatiegegevens omkrijgt en omhoudt (zie ook 1.8.3). 4.3 4.3.1
4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5
Het opstellen van een verpleegplan De verpleegkundige bepaalt de zorgverlening zoveel mogelijk in nauwe samenwerking met de patiënt op basis van haar eigen deskundigheid en de beleving van de patiënt. De verpleegkundige beschrijft activiteiten naar aard en wijze, benodigde hulpmiddelen, plaats, tijd en frequentie. De verpleegkundige plant de activiteiten in op het verpleegplan. De verpleegkundige formuleert de specifieke zorgvragen/verpleegproblemen, indien dit voor de situatie gewenst is. De verpleegkundige draagt er zorg voor dat niet meer dan twee verschillende informatiebronnen nodig zijn om de volgende gegevens te achterhalen, teweten: 1. temperatuur; 2. voorgeschreven en verstrekte geneesmiddelen; 3. rapportage van verpleegkundige bijzonderheden;
4.3.6 4.3.7 4.3.8
4.3.9 4.3.10 4.3.11
4. mobiliteit; 5. afspraken met andere afdelingen, bijvoorbeeld röntgen, fysiotherapie e.d.. De verpleegkundige ziet er op toe dat de arts zijn bevindingen, afspraken en behandelplan binnen 24 uur (leesbaar) in het medisch dossier noteert. De verpleegkundige ziet er op toe dat hij door de behandelend (assistent)arts geïnformeerd wordt over zijn bevindingen, afspraken en behandelplan. De verantwoordelijke verpleegkundige noteert de door de arts verstrekte, voor de verpleegkundige zorg relevante informatie in het verpleegkundig dossier. De verpleegkundige ziet er op toe dat alle disciplines die gebruik dienen te maken van het verpleegkundig dossier hierin relevante informatie noteren. De verpleegkundige coördineert het Multi Disciplinaire Overleg (MDO) volgens de vastgestelde procedure. De verpleegkundige zorgt er voor dat de patiënt geen hinder ervaart van de overdracht van diensten.
4.4 4.4.1 4.4.2
4.4.3
Onderzoek en behandeling binnen de verpleegafdeling, elders in het ziekenhuis of in een ander ziekenhuis De verpleegkundige ziet er op toe dat de patiënt de informatie over het reguliereen geplande onderzoek en/of behandeling zo mogelijk binnen 12 uur ontvangt. De verantwoordelijke verpleegkundige is aanwezig als de arts de patiënt informatie geeft over de medische behandeling, met uitzondering van het pre-operatief bezoek aan de anesthesioloog. De verpleegkundige informeert de patiënt over (voor wat betreft verpleegkundige activiteiten): 1. de voor- en nazorg; 2. de datum, tijd en plaats van het onderzoek/behandeling; 3. wie het onderzoek/de handeling uitvoert; 4. hoe het onderzoek/de behandeling wordt uitgevoerd.
22
4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.4.7 4.4.8 4.4.10 4.4.11
4.4.12
De verpleegkundige verstrekt de patiënt schriftelijke informatie over onderzoek/ behandeling (indien aanwezig). De verpleegkundige noteert in het verpleegkundig dossier welke mondelinge schriftelijke informatie hij of de arts aan de patiënt gegeven heeft. De aanvraag en planning van onderzoek/ behandeling vindt plaats volgens de procedure van onderzoek -/behandelafdeling. De beschikbare schriftelijke (en elektronische) informatie dient zodanig te zijn, dat er geen overbodige onderzoeken plaatsvinden. De verpleegkundige streeft er naar dat onderzoeken en/of behandelingen zo gepland worden dat onnodige belasting voorkomen wordt. De verpleegkundige volgt de voorschriften op m.b.t. nuchter zijn. De verpleegkundige houdt t.a.v. de toediening van geneesmiddelen rekening met het verwachte tijdstip van onderzoek behandeling (conform medicatieopdracht behandelend arts). Het vervoer van de patiënt van en naar de onderzoek /behandelafdeling vindt plaats volgens de procedure/richtlijnen vervoer.
4.5
De patiënt ondergaat een behandeling op het operatiekamercomplex/ICU
4.5.1
De patiënt wordt voorbereid op de behandeling op het operatiekamercomplex/
4.5.1.1
ICU De verpleegkundige bewaakt of er tijdens voorafgaande bezoeken bij de be-
4.5.1.2
handelend (assistent)arts en anesthesioloog geen dingen over het hoofd zijn gezien of door de patiënt vergeten zijn te vragen (zoals bijvoorbeeld medicatie). De verpleegkundige geeft de patiënt mondelinge informatie over: 1. de pre- operatieve zorg; 2. de gang van zaken bij aankomst op het operatiekamercomplex/ICU ;
4.5.1.3 4.5.1.4 4.5.1.5
4.5.1.6 4.5.1.7
3. mogelijkheden van het gebruik van een walkman of diskman, waarvoor eigen muziek meegenomen kan worden, indien de operatie/ingreep onder regionale anesthesie plaatsvindt. De verpleegkundige informeert de patiënt zodra dit bij hem bekend is over het geplande tijdstip van de ingreep. De verpleegkundige volgt de voorschriften op m.b.t. nuchter zijn (zie ook 4.4.10). De verpleegkundige houdt t.a.v. de toediening van geneesmiddelen rekening met het verwachte tijdstip van de ingreep, conform medicatieopdracht behandelend arts (zie ook 4.4.11). De verpleegkundige informeert de patiënt direct wanneer het tijdstip van de ingreep verandert. Als de patiënt naar het operatiecomplex gebracht wordt: 1. is hij na het telefonisch verzoek van het operatiecomplex, binnen 10 minuten op het operatiecomplex aanwezig; 2. is de verpleegkundige die de patiënt brengt er verantwoordelijk voor dat de patiënt het medisch dossier (en het ponsplaatje/ afdruk ponsplaatje, danwel
4.5.1.7
IP-sticker (met barcode) bij zich heeft en het polsbandje omheeft; 3. kan de naaste/begeleider mee tot aan de deur van het operatiecomplex, indien de patiënt dit wenst. De verpleegkundige draagt de patiënt over aan de verantwoordelijke medewerker van het operatiekamercomplex.
23
4.5.1.8
De verantwoordelijke medewerker van het operatiekamercomplex controleert volgens de criteria de gegevens.
4.5.2 4.5.2.1 4.5.2.2 4.5.2.3 4.5.2.4
4.5.2.5
4.5.2.6
4.5.2.7 4.5.2.8
4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3
4.6.4 4.6.5 4.6.6 4.6.7 4.6.8 4.6.9 4.6.10 4.6.11 4.6.12
De patiënt gaat na de (medische) behandeling terug naar de verpleegAfdeling De recovery/ICU verpleegkundige controleert bij ontvangst na de ingreep de fysiologische parameters. De recovery/ICU verpleegkundige zorgt er voor dat de patiënt volgens de criteria van de recovery/ICU ontslagen wordt. De recovery/ICU verpleegkundige overlegt met de afdelingsverpleegkundige over het tijdstip waarop de patiënt gehaald kan worden. De recovery/ICU verpleegkundige geeft een schriftelijke overdracht en mondelinge toelichting aan de afdelingsverpleegkundige betreffende: 1. de behandeling; 2. de verpleegkundige zorg binnen de recovery/ICU; 3. de toestand van de patiënt. De afdelingsverpleegkundige beoordeeld op basis van zijn deskundigheid en de parameters of de toestand van de patiënt het toelaat om naar de afdeling te gaan. De afdelingsverpleegkundige stelt, volgens afspraak die hierover met de patiënt is gemaakt de naaste van de patiënt op de hoogte van de terugkomst op de verpleegafdeling. De verpleegkundige informeert de patiënt over de post-operatieve zorg. De verpleegkundige schakelt conform protocol de dienstdoende arts in bij problemen tijdens de eerste 24 uur post operatief. Fase van verslag van de verpleegkundige activiteiten De verpleegkundige waarborgt in het verpleegkundig dossier coördinatie en continuïteit van het zorgverleningsproces. De verpleegkundige noteert op het betreffende formulier of een activiteit is uitgevoerd. De verpleegkundige rapporteert op het betreffende formulier in hoeverre de uitgevoerde activiteiten de geformuleerde doelen dichterbij hebben gebracht en hoe de patiënt de activiteiten heeft beleefd. De verpleegkundige stelt na evaluatie het verpleegplan zo nodig bij. De verpleegkundige kijkt samen met de patiënt dagelijks terug op het verloop Van het zorgverleningsproces tot dan toe. De verpleegkundige houdt minimaal eenmaal per week met de patiënt een tussenevaluatie in de vorm van een product - en procesevaluatie. De verpleegkundige doet verslag van de tussenevaluatie op het evaluatieformulier van het verpleegkundig dossier. De verpleegkundige legt de identiteit van rapporteur en patiënt vast (IP sticker (met barcode) en paraaf). De verpleegkundige voorziet elke rapportage van een datum. De verpleegkundige sluit elke rapportage af met haar volledige achternaam. De verpleegkundige vermeldt op elk rapportageformulier tenminste de naam en de geboortedatum van de patiënt. De verpleegkundige rapportage:
24
1. is voor alle andere verpleegkundigen leesbaar; 2. bevat alleen gestandaardiseerde afkortingen; 3. is zonder storende taalfouten. 4.7 4.7.1 4.7.2
4.7.3 4.7.4 4.7.5 4.7.6
4.7.7
4.8 4.8.1 4.8.2 4.8.3 4.8.4 4.8.5
4.8.6 4.8.7 4.8.8
4.8.9
De patiënt wordt overgeplaatst van de ene naar de andere afdeling De overplaatsing van de patiënt naar een andere afdeling vindt plaats volgens de procedure opname/ontslag. Indien de patiënt wordt overgeplaatst om medische redenen ziet de verpleegkundige erop dat de (assistent)arts die hem overplaatst hem informeert over de voorgenomen overplaatsing. Indien de patiënt wordt overgeplaatst om andere dan medische redenen wordt hij door de verpleegkundige geïnformeerd over de voorgenomen overplaatsing. De verpleegkundige informeert de patiënt en diens naaste over de plaats en tijd van de overplaatsing. De verpleegkundige draagt mondeling en schriftelijk de relevante informatie over aan de verpleegkundige van de ontvangende afdeling. De verpleegkundige die de patiënt op de nieuwe afdeling ontvangt, zorgt er voor dat de gegevens op het polsbandje van de patiënt aangepast worden (aan de nieuwe afdeling). De verpleegkundige die de patiënt op de nieuwe afdeling ontvangt, zorgt ervoor dat de administratieve overname plaatsvindt op het moment van de overplaatsing. De patiënt gaat met ontslag/ontslaggesprek/controleafspraak/ vertrek uit het ziekenhuis Bij ontslag van de patiënt wordt de procedure opname/ontslag gevolgd. De verpleegkundige informeert de bij de zorg en behandeling betrokken disciplines over de ontslagdatum zodra deze bekend is. De verpleegkundige houdt de dag voor ontslag een gesprek met de patiënt in de vorm van een product- en procesevaluatie. Bij het ontslaggesprek van de (assistent)arts met de patiënt is een verpleegkundige aanwezig. De verpleegkundige voert voor het ontslag van de patiënt een ontslaggesprek met de patiënt, waarin de punten die genoemd zijn op het ontslagformulier (inclusief leefregels) besproken worden. Bij het ontslaggesprek, is indien de patiënt, de arts of verpleegkundige dit wenst, (na overleg met de patiënt) diens naaste aanwezig. De verpleegkundige informeert de patiënt hoe te handelen bij optredende complicaties na ontslag. Bij vertrek uit het ziekenhuis, is de verpleegkundige er verantwoordelijk voor dat de patiënt, indien dit relevant is, meekrijgt: 1. recepten; 2. schriftelijk informatiemateriaal; 3. overdracht van de thuiszorg, verpleeg - of verzorgingstehuis; 4. overdracht voor andere betrokken disciplines; 5. poliklinische afspraak. Bij vertrek uit het ziekenhuis krijgt de patiënt de gelegenheid afscheid te nemen van de verantwoordelijke verpleegkundige.
25
4.8.10 4.8.11 4.8.12 4.8.13 4.8.14
De verpleegkundige doet verslag van het evaluatiegesprek op het evaluatieformulier van het verpleegkundig dossier. Indien de patiënt hulp nodig heeft wordt hij begeleid naar de uitgang van het ziekenhuis. Het dossier van de patiënt is tot aanvang van de volgende werkdag op de afdeling aanwezig. De verpleegkundige evalueert aan de hand van een checklist het verloop van de afgelopen 24 uur. De verpleegkundige geeft indien noodzakelijk advies aan de ontslagen patiënt hoe te handelen bij bijzondere situaties (conform criteria).
26
BIJLAGE 1 Verpleegkundige Adviesraad Gelre Ziekenhuizen
Visie op verpleegkundige zorg Gelre Ziekenhuizen
Belevingsgerichte zorg De eigen verantwoordelijkheid van de patiënt voor zijn gezondheid en ziekte wordt maatschappelijk steeds meer geaccepteerd. Het overheidsbeleid stimuleert deze patiëntbetrokkenheid door wetgeving, zoals de Wet BIG, de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet Klachtrecht. Belevingsgerichte zorg wordt in de verpleegkundige literatuur beschreven als middel om de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt tot zijn recht te laten komen en om op professionele wijze invulling te geven aan de maatschappelijke ontwikkelingen en het overheidsbeleid. 6 Belevingsgerichte zorg veronderstelt dat de verpleegkundige aandacht heeft voor de beleving van de patiënt. Dit houdt in dat de verpleegkundige zich in iedere zorgsituatie de vraag moet stellen wat het ziek zijn voor de patiënt betekent, wat hij aan hulp denkt nodig te hebben en welke bijdrage de verpleegkundige hieraan kan leveren. Bij belevingsgerichte zorg hoort voortdurend overleg met de patiënt. Met elkaar communiceren is immers de enige manier om te achterhalen wat de beleving van de patiënt is en welke wensen en problemen hij heeft. Ook bij belevingsgerichte zorg staat de patiënt centraal. Het hangt nauw samen met integrerende verpleging. De belevingsgerichte zorg moet vorm krijgen via gezamenlijke doelbepaling, evaluatiegesprekken met de patiënt en verpleegplannen. Om tot een goede afstemming te komen van belevingsgerichte zorg binnen de totale patiëntenzorg, is het concretiseren en expliceren van keuzes binnen het toepassen van deze zorg in multidisciplinair verband onmisbaar. Kijken we naar het integraal ziekenhuisbeleidsplan 2001 – 2006 dan stelt de ziekenhuisorganisatie de patiënt centraal: ”De organisatie is gericht op samenwerking rond het zorgproces van de patiënt; samenwerking, respect, betrouwbaarheid en openheid zijn kernbegrippen bij het organiseren van het zorgproces en het verlenen van zorg. Wij staan voor een gelijkwaardige en respectvolle relatie tussen medewerkers en patiënt en tussen medewerkers onderling.”
Het proces rondom de zorg wordt als volgt vorm gegeven: 1. Inventarisatie zorgvraag 2. Gezamenlijke doelbepaling 3. Verpleegkundige interventie 4. Evaluatie zorgproces
1. “De verpleegkundige bepaalt de zorgverlening zoveel mogelijk in nauwe samenwerking met de patiënt op basis van haar eigen deskundigheid en de beleving van de patiënt”. “De verpleegkundige hanteert de zorgbehoefte van de patiënt als maatstaf voor de zorgverlening.” Van gezamenlijke doelbepaling is sprake wanneer de patiënt en de verpleegkundige de zorgvraag en de doelbepaling expliciet en continu op elkaar afstemmen en in onderling overleg bijsturen. De zorgverlening is zowel somatisch als psychosociaal gericht. 2. De verpleegkundige interventie is betekenisvol voor de patiënt als ze bijdraagt aan: • het goed doorstaan van de ziekenhuisopname; 6
Voor verpleegkundige kan ook gelezen worden: verzorgende, verplegende.
27
• • •
een zo spoedig mogelijk herstel; de hervatting van het dagelijks leven na ziekenhuisopname; het kunnen omgaan met de aandoening als deze niet te genezen is.
1. Evaluatie, zowel van het zorgproces zelf als van de inhoud ervan. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het eigen handelen. Dit uit zich in het maken van werkafspraken met artsen en andere disciplines. Deze afspraken worden gemaakt op basis van gelijkwaardigheid. Voorwaarde hierbij is dat er ruimte is voor open communicatie. Een voorwaarde voor een goede continuïteit in de zorgverlening is het verpleegdossier, waarin volledige en heldere rapportage plaatsvindt. Het verpleegdossier is toegankelijk voor de patiënt zelf.
Waar komt het vandaan? Belevingsgerichte zorg is een aanvulling op Integrerend Verplegen. Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, wettelijke bepalingen en overheidsbeleid is de nadruk komen te liggen op “vraaggestuurde zorg” in plaats van “aanbodgestuurde zorg”. Het model Belevingsgerichte Zorg is op verzoek van verpleegkundigen uit de beroepspraktijk ontwikkeld door het 7 NIZW .
Verpleegkundige Adviesraad Gelre Ziekenhuizen Postbus 9014, 7300 DS Apeldoorn E-mail:
[email protected] Januari 2002
7
Pool, A., e.a., Zorgen heb je samen! Belevingsgerichte zorg in de praktijk. Utrecht, NIZW, 1998. Pool, A., e.a., Zorg met een gezicht. Belevingsgerichte zorg in de praktijk. Utrecht, NIZW, 1999.
28