tijdschrift voor bibliotheek & archief
Periodiciteit: Maandelijks • december 2015 • Afgiftekantoor: Turnhout • Erkenningsnummer: P802070
2015 | 9
Nieuws van de Groote Oorlog Tips voor digitaliseringsprojecten
De expeditie naar Lean Agility Cultuursector op losse schroeven? Het digitale ‘farmakon’ De plannen voor het departement Cultuur in 2016?
VVBAD
omdat informatie belangrijk is
VLAAMSE VERENIGING VOOR BIBLIOTHEEK, ARCHIEF & DOCUMENTATIE Statiestraat 179 +32 3 281 44 57
2600 Berchem
[email protected]
www.vvbad.be
editoriaal
VERANTWOORDELUKE UITGEVER Julie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 Berchem HOOFDREDACTEUR
In hetzelfde schuitje Bruno Vermeeren, coördinator
Julie Hendrickx •
[email protected] REDACTIE Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Noël Geirnaert, An Labis, Myriam Lemmens, Kris Michielsen, Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon, Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren.
Het valt op dat een van de grootste hervormingen in de cultuursector van de afgelopen decennia in de beleidsbrief van minister Gatz relatief weinig aandacht krijgt. Verwonderlijk is dat niet. Enerzijds is een beleidsbrief niet meer dan een soort voortgangsrapport, waarin de minister terugblikt op het voorbije jaar en vooruitkijkt naar het volgende. Niet de plek dus om een brede visie uit de doeken te doen. Anderzijds is de visie zelf nog in volle ontwikkeling. Het masterplan dat nu geleidelijk uitgerold wordt is immers niet cultureel, maar bestuurlijk. We hebben het dan natuurlijk over de overdracht van de provinciale bevoegdheden.
REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye •
[email protected] REDACTIEADRES VVBAD • META Statiestraat 179, 2600 Berchem Tel. 03 281 44 57
[email protected] • http://www.vvbad.be/meta Reageer op Twitter: #overmeta ADVERTENTIES Marc Engels •
[email protected]
De openbare bibliotheken zitten daarbij misschien nog in een bevoorrechte positie: het aantal provinciale instellingen waarvoor een oplossing gezocht moet worden, is relatief beperkt — wat de omschakeling voor de betrokken werknemers overigens niet gemakkelijker maakt. De meeste provinciale taken liggen ook decretaal vast. Dat maakt het domein overzichtelijk, ook al vult elke provincie de vastgelegde bevoegdheden in naar eigen inzicht. Ook hier maakt dat het niet eenvoudiger voor het personeel in kwestie. De ‘brain drain’ uit de sector is inmiddels aan de gang. Wie kan het de betrokkenen kwalijk nemen? Voor de provinciale bibliotheeksystemen spreekt de minister zich uitdrukkelijk uit ten voordele van een eengemaakt bibliotheeksysteem. Het is daarmee allicht een van de weinige bevoegdheden waarover al duidelijkheid bestaat. Meteen een flinke uitdaging voor de nieuwe fusieorganisatie LOCUS/Bibnet, overigens.
LAY-OUT Marc Engels DRUK EVM META verschijnt 9x per jaar, niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is
In andere sectoren is de onduidelijkheid nog groter. Dat blijkt onder meer in een gesprek dat META voerde met vertegenwoordigers van de cultuur- en gemeenschapscentra, het sociaal-cultureel werk en het cultureel erfgoed. De groep had gemakkelijk uitgebreid kunnen worden, met vertegenwoordigers uit de amateurkunsten en de jeugdsector bijvoorbeeld. Onzekerheid over werking- en projectsubsidies, over de toekomst van provinciale prijzen, erfgoeddepots steunpunten voor vrijwilligerswerk, uitleendiensten... Onzekerheid — we vervallen in herhaling — voor de betrokken werknemers.
begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X
Dat het tempo hoog ligt — er is nog iets meer dan een jaar om de bevoegdheidsoverdracht rond te krijgen — is dan in zekere zin ook een geruststelling. Vlaanderen, provincies en lokale besturen onderhandelen volop over de instellingen, een spel dat hard gespeeld wordt. Er wordt — gelukkig — nagedacht over overgangsmaatregelen om continuïteit te garanderen en ondertussen worden de lijnen voor nieuw beleid uitgezet. De beleidsbrief van minister Gatz voorziet nota’s over cultuurparticipatie, e-cultuur en digitalisering en cultureel erfgoed, een witboek over alternatieve financiering. Maar nieuw Vlaams beleid met voormalige provinciale middelen, betekent ook dat niet alles zal blijven zoals het is. Dat hoeft niet erg te zijn, als de juiste keuzes gemaakt worden. Reden genoeg dus om waakzaam te blijven. Liefst niet alleen, maar samen met al die andere sectoren in hetzelfde schuitje.
META 2015 | 9 |
1
inhoud
META 2015/9 Jaargang 91 - december 2015
vaste rubrieken 1 Editoriaal In hetzelfde schuitje 4 Nieuws 24 Signalement Groot Onderhoud 26 Etalage Multimediacel HoGent 27 Inzet Caroline Vleugels 28
Over de schutting De Vereniging van Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra
38 Uitgepakt De netwerkschijf, meer dan een harde schijf Pieter De Praetere
Evi Gillard en Leonie Lanssens
30 Trend Wat zijn de plannen voor het departement Cultuur in 2016? Bruno Vermeeren
31
Het cijfer
31
Het plan
36
De vraag Hoe kan ik mijn collectie online toegankelijk maken met behulp van crowdsourcing? Michel Igual
“De witte raaf bestaat. Stel de juiste vragen, en luister naar de antwoorden. Er lopen genoeg ‘high potentials’ rond in onze sector.” 37 Column Die witte raaf Margot Collet
37 Citaat
2 | META 2015 | 9
39 Kroniek • Masterclass R. David Lankes 41 Toepassing 44 Personalia 45
Zo gespeeld Tom Van Hoye
47 Activiteiten 48 Uitzicht
inhoud
8
Twee jaar lang werkten zeventien organisaties samen aan één van de grootste digitale collecties van kranten uit de eerste wereldoorlog: Nieuws van de Groote Oorlog. Omdat je al die kwetsbare historische bronnen niet zomaar onder de scanner legt, werd er voor de aanvang van dit project gezocht naar de nodige expertise. Bij de partnerorganisaties maar ook in het buitenland. Na de goede afloop van het project wordt de verworven expertise en de opgedane ervaring uiteraard weer ter beschikking gesteld. Voor u. De cirkel is rond. Geldt dit ook voor de provincies? In een rondetafelgesprek belicht META de bekommernissen van enkele verwante sectoren.
rondetafel
14
Cultuursector op lossen schroeven?
“De focus is verschoven naar het bestuurlijke en waarop zij zich willen richten en concentreert zich niet meer op de intrinsieke waarde van erfgoed en de regie van dat erfgoed.”
artikels .............. 8 Zeven tips om de kwaliteit van je (kranten) digitaliseringsproject te verbeteren Rony Vissers, Tuur Van Hove en David Coppoolse
De expeditie naar Lean Agility in de mediatheek van de Arteveldehogeschool
............ 19
Jan Van Hee en Dirk Bogaerts
Essay: Het digitale ‘farmakon’
45 Bart Buseyne
............ 32
nieuws
Erfgoedcel TERF stelt de Archiefgazette en de Archiefkoffer voor Met het thema ‘Erf’ van de Erfgoeddag editie 2015 rinkelde een belletje bij inhoudelijk stafmedewerker Aline Verbeeck en haar stuurgroep archieven. Was het niet eens de ideale gelegenheid om het archief, de erfenis van het verleden, aan het brede publiek voor te stellen? Samen met de stuurgroep archieven ging erfgoedcel TERF aan de slag en twee initiatieven zagen het levenslicht.
De archiefgazette Wat is een archief? Waar vind je ze en hoe zoek je erin? Wat doet een archivaris? Hoe bewaar je best je persoonlijk archief? Pertinente vragen die op een leuke en vlot leesbare manier in korte krantenartikels gegoten zijn met veel praktische tips en wetenswaardigheden. Wie een doos opentrekt, stopt niet meer! Bijsluiters met definities, foto’s, verhelderende url’s, korte interviews, de gouden archiefraad van Tante Kaat, een kruiswoordraadsel, … op allerlei mogelijke manieren wordt de lezer besmet met de archiefmicrobe en verleid om zelf aan de slag te gaan. Zowel informatie uit het verleden als je persoonlijke informatie passeert de revue. Zo leer je bijv. hoe je eigen Facebook-gegevens op te slaan. De Archiefgazette werd op een paar duizend exemplaren gedrukt en gratis verdeeld op de verschillende Erfgoeddagactiviteiten op zondag 26 april 2015. Sindsdien zijn ze gratis beschikbaar in de bibliotheken en archiefdiensten van de Bie regio of kan je ze ophalen in ons kantoor aan de Zuidstraat 3 in Roeselare.
De archiefkoffer In de koffer zitten filmpjes, archiefverhalen en bijhorende opdrachtkaarten voor leerlingen van de derde graad lager onderwijs en eerste graad secundair onderwijs. Spelenderwijs duiken ze zo in de archiefwereld en kruipen in de huid van een archivaris, verkennen ze de rijkdom van de lokale archieven en leren ze de regels van een goed archiefbeheer. Achteraf kunnen ze hun lokale archiefdienst bezoeken. > Dit kant-en-klaar educatief pakket is gratis uitleenbaar http://www.bieterf.be/ondersteuning-erfgoedveld/blog/2012/onze-uitleendienst-er-voor-jou > Bekijk het introductiefilmpje https://vimeo.com/143115010
Bron: Erfgoedcel TERF
Stad Gent investeert in buurtbibliotheek De Drongenaars hebben een gloednieuw bibliotheekgebouw. Kostprijs: 885.000 euro. “Naast de investering in De Krook, de nieuwe stadsbibliotheek, blijven we ook investeren in bibliotheken in de wijken”, zegt Stad Gent. “Ze spelen in op de specifieke noden in de buurten en focussen op kinderen en gezinnen, buurtscholen en inwoners die minder mobiel zijn.” Bron: Het Nieuwsblad, 21 november 2015
4 | META 2015 | 9
nieuws
KB geeft 17e eeuwse tekening terug aan nabestaanden slachtoffers WOII Op 6 november 1978 kocht de Koninklijke Bibliotheek van België via het Amsterdamse filiaal van veilinghuis Sotheby’s een tekening van de hand van de Brusselse kunstenaar Gillis Neyts. Daar deze tekening na de oorlog meermaals door dit veilinghuis werd verhandeld, liet niets vermoeden dat de tekening op 15 maart 1939 onrechtmatig door de Sipo-SD (Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst) werd ontvreemd van dr. Arthur Feldmann, een joodse kunstverzamelaar uit Brno in de huidige Tsjechische Republiek. Staatssecretaris Elke Sleurs, bevoegd voor de kunstcollecties van de federale wetenschappelijke instellingen, heeft, na advies van de Koninklijke Bibliotheek van België, beslist om de tekening terug te geven aan de rechtmatige erfgenamen die worden vertegenwoordigd door dhr. Uri Peled Feldmann. Eerder werden ook andere tekeningen van oude meesters uit de geroofde Feldmann-collectie teruggevonden in The British Museum in Londen. De teruggave kadert binnen internationale afspraken die zijn gesloten op de zogeheten Conferentie van Washington uit 1998. Gillis Neyts werd in de late jaren 1610 of begin jaren 1620 vermoedelijk geboren in Overijse bij Brussel. Er is verondersteld dat hij bij de Antwerpse landschaps schilder Lucas van Uden (1595-1672) in de leer zou zijn gegaan, maar daarvoor is geen bewijs. Gedurende het eerste deel van zijn carrière was hij actief in Antwerpen, waar hij in 1643 in het huwelijk trad. In 1665 woonde hij in Namen. Vermoedelijk overleed hij in 1687 in Antwerpen. Als beginnend kunstenaar experimenteerde hij met de uitvoering van landschappen in een uiterst verfijnde pentechniek op papier. Wellicht heeft hij de uitvoering van deze precieuze kleinoden — gaandeweg in een meer pointillistische stijl —voortgezet toen hij zag hoeveel succes hij had bij de verkoop daarvan. Hoewel een tachtigtal schilderijen van Neyts bewaard is gebleven, is hij voornamelijk bekend als tekenaar van topografisch min of meer betrouwbare gezichten.
300 culturele instellingen schrijven open klimaatbrief aan Belgische overheden Het belang van de klimaattop in Parijs valt nauwelijks te overschatten. Meer dan over het globaal terugdringen van broeikasgassen, gaat het over hoe wij onze economie invullen en hoe we ons samenleven vormgeven. We hebben dringend een bindend en wereldwijd klimaatakkoord nodig, dat niet alleen de weg uitstippelt naar een koolstofarme toekomst maar dat de opstap vormt naar een veerkrachtige en rechtvaardige maatschappij. Als cultuursector vragen wij daarom van de betrokken overheden een ambitieus, juridisch bindend en globaal klimaatakkoord dat rigoureuze keuzes maakt. Als we de kritische grens van 2 graden opwarming niet willen overschrijden, dan moeten we durven beslissen dat de fossiele reserves in de grond blijven, dat de wereld tegen 2050 voor 100 procent op hernieuwbare energie zal draaien en dat er een rechtvaardig, publiek financieringsmechanisme komt dat wereldwijd mee de kosten draagt voor de strijd tegen klimaatopwarming en voor de uitbouw van aanpassingsmaatregelen.
Bron: Koninklijke Bibliotheek
Reuzen in Vlaanderen wint Vlaamse Cultuurprijs voor Immaterieel Erfgoed 2014 Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz heeft dinsdag 27 oktober op de studiedag Het Groot Onderhoud voor de cultureel-erfgoedsector in Gent de tweejaarlijkse Vlaamse Cultuurprijs voor Immaterieel Erfgoed 2014 uitgereikt aan Reuzen in Vlaanderen vzw . De jury vindt het bijzonder hoe het netwerk van meer dan tachtig reuzenverenigingen de eigen noden oversteeg om een erfgoedzorgplan te realiseren voor en door reuzenliefhebbers en op heel verschillende manieren mee te werken aan één borgingsprogramma. De organisatie Reuzen in Vlaanderen is erin geslaagd om reuzenverenigingen en vrijwilligers samen te brengen in een netwerk dat zich voor de toekomst van de reuzencultuur inzet. In een gezamenlijk initiatief van LECA en een aantal reuzenverenigingen richtten ze in 2010 de koepelvereniging Reuzen in Vlaanderen op. De vereniging werkte aan een zogenaamd ‘erfgoedzorgplan’ om de reuzencultuur in Vlaanderen meer kansen te geven. Het traject sensibiliseert talrijke professionele organisaties (provinciale en lokale overheden, erfgoedcellen, musea …) om reuzen bekend te maken en er zorg voor te dragen. Nooit eerder werkten zoveel traditiedragers op heel verschillende manieren mee aan één borgingsprogramma. Dit engagement resulteerde in de herontdekking van tal van reuzen en het ontstaan van nieuwe reuzen en reuzenverenigingen die de diversiteit in Vlaanderen weerspiegelen. Er rezen repaircafés en naaiateliers op om reuzen te herstellen, ludieke publieksacties als het reuzenbevrijdingsfront verschenen ten tonele en nieuwe reuzen die de diversiteit in Vlaanderen weerspiegelen, deden hun intrede.
De tijd is rijp om zo’n fundamenteel akkoord te sluiten. Langer wachten jaagt niet alleen de kostprijs van de omschakeling omhoog, maar verhoogt ook stelselmatig het risico op verschillende crisissen die samenlevingen en ecosystemen nog drastischer zullen ontwrichten. Als cultuursector engageren wij ons om zo’n ambitieus klimaatakkoord enthousiast te ondersteunen en mee te implementeren. Net als iedereen hebben we een verantwoordelijkheid om onze organisaties zo veel als mogelijk klimaatneutraal te maken en eco-efficiënter te werken. Maar we willen ons ook inzetten om na Parijs het klimaat op de agenda te houden. Zo lang we als maatschappij niet de noodzakelijke omslag maken, zal het klimaat brandend actueel blijven. Daar willen wij als sector op inzetten: het scherpen van de geesten van de mensen, het zoeken naar weerbaarheid in veranderende tijden, het co-creëren van een materiële en mentale transitie. We denken hierbij aan het delen van kennis en inzichten, maar ook over het concreet bouwen aan alternatieven. De VVBAD ondertekende deze brief, samen met meer dan 300 andere culturele instellingen.
META 2015 | 9 |
5
nieuws
Oud-Heverlee verteert verhuis bibliotheek goed In Oud-Heverlee is de nieuwe bibliotheek in De Roosenberg op 30 mei van dit jaar geopend, maar voor het gemeentebestuur was het afwachten of de verhuis vanuit de vestigingen in Sint-Joris-Weert en Oud-Heverlee door de inwoners wel goed verteerd zou worden. “Zeker als je weet dat het lezersaantal in Vlaams-Brabant in vrije val was, er steeds meer bibliotheken sluiten en er bij onze inwoners toch wel wat vragen kwamen over de bereikbaarheid”, weet schepen van Cultuur Maggy Steeno (N-VA). “Maar onze vrees bleek ongegrond, want midden oktober mochten we onze 50e nieuwe lezer verwelkomen en ondertussen zitten we al over de 70.” De gelukkige lezer van dienst was de 8-jarige Mauro uit Sint-Joris-Weert. “Ik sla bijna elke avond een boek open voor het slapengaan”, zegt Mauro. Hij kreeg een bloemetje en een boekenbon ter waarde van 50 euro.
Stichting Lezen heet voortaan Iedereen Leest Stichting Lezen Vlaanderen verandert haar naam naar Iedereen Leest. Dat heeft minister van Cultuur Sven Gatz aangekondigd bij de officiële opening van de Boekenbeurs in Antwerpen. Met deze naamsverandering wil de leesbevorderingsorganisatie haar toekomstige opdracht kracht bijzetten: méér mensen goesting doen krijgen in lezen. “Meer leesplezier, meer lezers!”, zo luidt de missie van Iedereen Leest.
Bron: Het Laatste Nieuws, 16 november 2015
Izegem vernieuwt bibliotheekcollectie De gemeenteraad keurde voor liefst 82.000 euro aan investeringen in de bibliotheekcollectie goed. “In de eerste plaats gaat het volgend jaar om een investering in luisterboeken, dvd’s en cd’s”, aldus schepen van Bibliotheek Kurt Himpe (N-VA). “Daarnaast investeren we in 2016 voor 50.000 euro in boeken en e-boeken. Op die manier willen we het aanbod van de bib actueel houden. Zo worden er jaarlijks ongeveer 6000 nieuwe boeken aangeschaft en 1500 luisterboeken, dvd’s en cd’s.” Vooral die luisterboeken doen het goed, vorig jaar werden 170 ontleningen meer opgetekend. Het bibpubliek blijkt ook tuk op de e-readers. Daarom wordt het aantal toestellen van zeven naar tien opgevoerd. Bron: Het Nieuwsblad, 20 november 2015
Miljoen voor restauratie Plateau-Rozier De UGent heeft van Vlaams minister-president Geert Bourgeois een premie van 1.030.000 euro gekregen voor de restauratie van het Instituut der Wetenschappen in de Plateaustraat. Het complex is sinds 1994 beschermd. Het gebouw Plateau-Rozier is een neoclassicistisch complex. Het werd gebouwd in de tweede helft van de negentiende eeuw en is aan restauratie toe. Het grootste gedeelte van de geplande werken dient om de bibliotheek uit te breiden. De buitenruimte wordt omgevormd tot overkoepelde binnenruimte. Tegelijkertijd worden de gevels van de binnenplaats gerestaureerd. Het buitenschrijnwerk met enkele beglazing blijft behouden en ook de schilderingen en vloeren worden gerestaureerd. Na de werken zal de bibliotheek over een nieuwe leeszaal, uitleenbalie en negen consultatieplaatsen beschikken. Het gebouw wordt gebruikt door twee faculteiten en volkssterrenwacht Armand Pien.
Sinds haar oprichting in 2002 initieert Stichting Lezen leesbevorderingsprogramma’s voor jong en oud, zoals Boekbaby’s, Voorleesweek, Jeugd boekenweek, Kinder- en Jeugdjury en Boekenzoeker. Als netwerkorganisatie en expertisecentrum leesbevordering zal Iedereen Leest in opdracht van de minister van Cultuur en in het kader van het geïntegreerd letterenbeleid, gecoördineerd door het Vlaams Fonds voor de Letteren, voortrekker zijn van een breedgedragen en domeinoverschrijdend leesbevorderingsbeleid. Met de naamsverandering wil de organisatie onderstrepen dat de toegang tot lezen voor iedereen mogelijk moet zijn. Vaardig kunnen lezen is immers van het allergrootste belang voor de persoonlijke ontwikkeling en de maatschappelijke participatie. Iedereen Leest wil de cruciale rol van leesplezier in het geletterdheidsdiscours beklemtonen. Het is de sleutel tot een inspirerend leesklimaat en een brede leescultuur. Directeur Sylvie Dhaene: “Met de naam Iedereen Leest willen we het dynamische, enthousiasmerende en uitdagende karakter van onze opdracht beklemtonen. De nieuwe naam sluit ook aan bij onze missie: iedereen, van jong tot oud, aan het lezen krijgen én houden. Zo vroeg mogelijk en zo lang mogelijk. Want wie graag leest, leest meer. En wie meer leest, leest beter.” Met de keuze voor Iedereen Leest neemt Stichting Lezen de naam aan van één van haar bekende projecten. Iedereen Leest is een campagne en een site waarop lezers elkaar leestips geven. De eraan gekoppelde Facebookgroep ‘www.iedereenleest.be — wat lees jij?’ is met haar bijna 12.000 leden bijzonder actief. Onder de noemer ‘Lezers tippen lezers’ blijft de vertrouwde boekensite — waarop duizenden leestips te vinden zijn — actief.
Bron: Het Laatste Nieuws, 19 november 2015 Bron: Iedereen Leest
6 | META 2015 | 9
nieuws
Wat zijn de Verborgen Parels? Dit najaar zette LOCUS de ‘Verborgen parels’ van de bibliotheek in de kijker tijdens de Bibliotheekcampagne. Daarvoor gingen in juni bibliotheekprofessionals samen op zoek naar titels die ondergesneeuwd raakten in de veelheid van publicaties, maar die zoveel beter hadden verdiend.
Nu de stemming achter de rug is, stelt LOCUS/Bibnet een gratis en tijdelijke lees-app ter beschikking. Deze Verborgen Parels-app bevat de TOP 15, op basis van de uitgebrachte stemmen. Zowel leden als niet-leden van de bibliotheek kunnen de app downloaden. Iedereen met een passie voor lezen kan gedurende drie maanden van deze app genieten. Vanaf 20 januari zullen de e-boeken niet langer beschikbaar zijn.
Foto: Chris Vandenhende.
Onder het motto ‘verborgen parels’ worden 25 Nederlandstalige titels uit de 21e eeuw in de kijker gezet die onterecht onder de radar bleven. De zoektocht verliep hoofdzakelijk digitaal, met votingtools die tot een finale bucket list leiden: de TOP 25 Verborgen Parels van de bib. Vanaf oktober kon ook het publiek stemmen voor deze TOP 25 en zo de rangschikking aanpassen. Daarvoor hoefden ze het boek niet gelezen te hebben. Stemmen kon op twee manieren : “Dit boek zou ik willen lezen” of “Dit boek is een aanrader”. In totaal werden er 38.550 stemmen uitgebracht.
Braembibliotheek raakt dit jaar niet meer opgestart De heropening van de Braembibliotheek in Schoten is nog niet voor morgen. Sinds meer dan een anderhalfjaar liggen de werken stil. Ondanks de inspanning van het gemeentebestuur raken ze niet terug opgestart. Na het faillissement van de bouwonderneming werd getracht om met een nieuwe algemene aannemer voor bouwwerken en coördinatie de werf snel te herstarten. Maar door een nieuw faillissement, deze keer bij een onderaannemer elektriciteit lijkt het dossier behekst.
De Verborgen Parels TOP 15: 1. Woesten, Kris Van Steenberge 2. Iris was haar naam, Toni Coppers 3. Het huis van de moskee, Kader Abdolah 4. Hard hart, Ish Ait Hamou 5. Problemski Hotel, Dimitri Verhulst 6. De buitenkant van meneer Jules, Diane Broeckhoven 7. Eén mens is genoeg, Els Beerten 8. De overgave, Arthur Japin 9. Over het kanaal, Annelies Beck 10. Contrapunt, Anna Enquist 11. Het onverwachte antwoord, Patricia De Martelaere 12. De stiefmoeder, Renate Dorrestein 13. Joe Speedboot, Tommy Wieringa 14. Wit is altijd schoon, Leo Pleysier 15. Suikerspin, Erik Vlaminck
> https://www.verborgenparels.be
Bron: LOCUS
De gemeente Schoten zal binnenkort een nieuwe aannemer voor die belangrijke elektriciteitswerken kunnen aanduiden na een nieuwe aanbestedingsprocedure. Die procedure zit momenteel in de eindfase van de gunning. Het volledige dossier van alle nieuwe aannemers moet vervolgens naar Onroerend Erfgoed Vlaanderen ter goedkeuring en definitieve toekenning van de restauratiepremie. Hiervoor krijgt Erfgoed Vlaanderen drie maanden de tijd. Pas na ontvangst van deze goedkeuring kunnen de werken hervat worden. De kosten voor de nog uit te voeren bouwkundige werken worden geraamd op 550 000 euro. De andere werken op 800.000 euro. Samen met het al aan de oorspronkelijke aannemer betaalde bedrag van 1.02 miljoen euro bedraagt de totale geraamde kostprijs hierdoor 2.4 miljoen. Dat brengt het totale kostenplaatje op een kleine 500.000 euro meer dan de oorspronkelijke kostprijs. De investeringen worden gedragen door de gemeente en de Vlaamse overheid. Hopelijk kunnen de klanten en het personeel nog eind 2016 gebruik maken van de vernieuwde Braembibliotheek. Tot dan doet de Gelmelenbib dienst als huisvesting. Bron: InfoSchoten
META 2015 | 9 |
7
artikel
Meten is weten:
Zeven tips om de kwaliteit van je (kranten) digitaliseringsproject te verbeteren
8 | META 2015 | 9
artikel
p. 8: Het papier van kranten uit de periode van de Eerste Wereldoorlog is meestal heel fragiel (collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience). © VIAA - Foto: Paul Corthouts
Rony Vissers (Packed vzw), Tuur Van Hove en David Coppoolse (Vlaamse Erfgoedbibliotheek)
Begin september lanceerde Vlaams minister-president Bourgeois ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ (nieuwsvandegrooteoorlog.be), een van de grootste digitale collecties van kranten uit de Eerste Wereldoorlog. Twee jaar lang werkten zeventien organisaties samen om de collectie te realiseren, onder leiding van het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA) en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Het gaat om meer dan 270.000 pagina’s Belgische pers uit 1914-1918, bewaard in dertien Vlaamse erfgoedbibliotheken, archieven en musea. Bij zo’n groot project kom je onvermijdelijk voor heel wat praktische problemen te staan. Om die te overwinnen bouwden we een machine van fases, workflows, tools, procedures en checks. De olie voor die machine: de juiste gegevens en correcte metingen. Kwetsbare historische bron Nieuwsbladen vormen een belangrijke bron voor de geschiedenis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de krant bovendien het belangrijkste massamedium. De herdenking van honderd jaar Groote Oorlog zorgt dus voor heel wat belangstelling voor nieuwsbladen uit deze periode. Maar: die publicaties zijn bedreigd erfgoed, door de vaak gebrekkige kwaliteit van het papier waarop ze zijn gedrukt. De extra aandacht voor de bronnen is mooi, maar niet zo goed voor de kranten zelf. Door hun matige staat ontstaat bij raadpleging al snel nieuwe schade. De verzuring van het papier zet zich hoe dan ook verder. Digitalisering is dus hard nodig. Om ervoor te zorgen dat de kranten stilletjes in het magazijn kunnen blijven liggen. En als substituut voor de papieren originelen, als ze straks te erg zijn aangetast door verzuring. In 2013 kreeg VIAA daarom de vraag van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek, het steunpunt voor cultureel erfgoed FARO en het expertisecentrum voor digitaal erfgoed PACKED om Belgische kranten uit de Eerste Wereldoorlog te digitaliseren. Onder de naam ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ ontwikkelden de vier organisaties een project om samen met Vlaamse erfgoedinstellingen deze kwetsbare bronnen nog beter te bewaren voor de toekomst.
krantendigitaliseringsproject. Bij de partnerorganisaties was al veel nuttige expertise. We staken ook ons licht op bij projecten in het buitenland en gingen op bezoek bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Zo wisten we op basis van eigen ervaring en de best practices van anderen veel valkuilen te vermijden. Dat wil niet zeggen dat het parcours niet af en toe hobbelig was. De belangrijkste les die we trokken uit de uitdagingen die we tegenkwamen: meten is weten. Om een grootschalig digitaliseringsproject van seriële publicaties efficiënt en kwaliteitsvol tot een goed einde te brengen, moet je kwantificeren, nauwkeurig beschrijven en betrouwbare waarnemingen doen. Dat kost tijd, maar je doet er uiteindelijk je voordeel mee. Met dat in het achterhoofd geven we hier zeven nuttige tips, met voorbeelden uit ons project.
Tip 1 Het inschatten van het digitaliseringsvolume is geen sinecure. Extrapoleren zonder een degelijke getalsmatige kennis van het materiaal is gevaarlijk. Doe vooraf grondig onderzoek om goed te kunnen bepalen wat je kunt digitaliseren binnen de financiële lijnen van je project.
Complex project 52.000 edities van negenhonderd krantentitels uit dertien bewaarinstellingen leg je niet zomaar even onder de scanner. Maar ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ was ook niet het eerste
Ons aanvankelijke plan was om de loopgravenpers te digitaliseren: de publicaties voor of door de soldaten aan het front. Dankzij de informatie in Abraham – Catalogus van Belgische kranten (krantencatalogus.be) konden we snel bepalen dat in Vlaanderen binnen dit ‘genre’ dertien instellingen samen 192 verschillende titels bewaren. Maar: hoe maak je van die informatie een extrapolatie naar het aantal pagina’s? De bezitsgegevens in Abraham zijn afkomstig uit de catalogi en inventarislijsten van de bewaarinstellingen. Die geven soms heel precies aan wat er aanwezig is. Maar veel vaker is er ruimte voor interpretatie. Want hoeveel nummers gaan er in ‘1(1917)1 - 2(1918)7’? Bij frontbladen gaat het vaak om kleine reeksen of enkele bewaard gebleven nummers. Daarom was de informatie in Abraham over het aantal edities vaak afdoende. Toch moesten we hier en daar bijkomende informatie van de erfgoedinstellingen opvragen. Van de 192 titels bleken in totaal zo’n tweeduizend edities te zijn bewaard. Om een indruk te krijgen van het aantal pagina’s moesten we het magazijn in. Een steekproef uit de frontbladen in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience leerde dat een nummer gemiddeld vijf pagina’s telt. Conclusie: er liggen circa tienduizend pagina’s aan frontbladen in Vlaamse erfgoedinstellingen.
Het is trouwens ook om andere redenen nuttig om al in een vroeg stadium een goede analyse te maken van het te digitaliseren materiaal.
Ondanks het grote aantal titels was het aantal pagina’s dus eigenlijk beperkt. Nu is een kleinschalig digitaliseringsproject relatief duur. Bovendien lagen er in de betrokken instellingen nog legio andere kranten en periodieke bladen, pamfletten en vlugschriften uit de Eerste
META 2015 | 9 |
9
artikel
“Digitalisering is dus hard nodig. Om ervoor te zorgen dat de kranten stilletjes in het magazijn kunnen blijven liggen.”
Wereldoorlog. De conserveringsnood van deze documenten is hoog, de interesse ervoor groot. De illegale en gecensureerde pers waren in 2012 al grotendeels gedigitaliseerd door het project The Belgian War Press van CEGESOMA (warpress.cegesoma.be). Maar ook ‘alledaagse’ bladen helpen om een beeld te schetsen van het leven tijdens de oorlog. Behalve De avonturen van een Belgisch Soldaat, de Kriegszeitung der 4. Armee en La barbarie Allemande kwamen dus ook De reklaamgazet, De turner en het bulletin van de Touring club de Belgique voor digitalisering in aanmerking.
nieuwsbladen uit de Eerste Wereldoorlog. Véél meer dan de oorspronkelijke 90.000.
Nieuws van de Groote Oorlog was dat al helemaal geen haalbare kaart.
Een volgende oefening: de overlap tussen de collecties bepalen en nagaan welke titels al elders waren gedigitaliseerd. Uiteindelijk bleven er 270.000 pagina’s over. Wilden we dat aantal nog verminderen, dan moesten we gaan de-selecteren. Die moeilijke oefening hoefden we gelukkig niet te maken: VIAA voorzag bijkomend budget voor de digitalisering van alle pagina’s.
Qua bewaring en ontsluiting is de meest logische grootheid bij een krant: de editie. Dat is immers wat is gepubliceerd als ‘informatiedrager’ op één bepaald moment. Je wilt edities als behapbare en gemakkelijk vindbare eenheid kunnen weergeven en er rechtstreeks naar kunnen linken. Het is daarbij een enorm voordeel als je elke editie meteen als afzonderlijk object kunt inladen in je systeem, met de datum en een uniek ID. Anders moet je (potentieel zeer grote) reeksen achteraf gaan segmenteren.
Tip 2 Voor kranten is de beschikbare metadata op reeksniveau altijd onvoldoende voor een digitaliseringsproject. Om je workflow te faciliteren en om je digitale
In een eerste projectvoorstel gingen we uit van 8800 te digitaliseren edities met in totaal 75.000 tot 90.000 pagina’s. Om een exacte selectie te kunnen maken was het nodig om over concretere cijfers te beschikken. Dat kon alleen door de inventarisatie van de kranten te verfijnen. Dat was trouwens ook nodig om beter zicht te krijgen op andere aspecten van het materiaal, zoals de fysieke staat en het formaat. Konden deze titels wel, zoals we van plan waren, buitenshuis gescand worden? Of waren ze te fragiel? En over hoeveel vierkante meter informatie ging het eigenlijk? We wisten al dat de formaten heel uiteenlopend waren: van blaadjes op A5-formaat tot imposante kranten met pagina’s van 60 bij 45 centimeter. Al die informatie verzamelen kost tijd, en daarom trokken we projectmedewerker Tuur Van Hove aan. Die bezocht gedurende vier maanden alle bewaarinstellingen om beter zicht te krijgen op het materiaal en om zinvolle statistische gegevens te verzamelen over het aantal pagina’s, de omvang en de staat. De volumes bleven oplopen. In de dertien erfgoedbibliotheken, archieven en musea die we bezochten lagen voor 450.000 pagina’s aan 1 0 | META 2015 | 9
bestanden op een zinvolle manier te ontsluiten, moet je tenminste metadata op editieniveau voorzien. Dat kost veel tijd in de voorbereiding, maar je verdient dat later in je project terug doordat de kwaliteitscontrole en de ontsluiting veel vlotter zullen verlopen.
De klassieke ontsluiting van kranten is op reeksniveau. Omdat we snel van start wilden gaan met digitaliseren, hebben we overwogen om het daar aanvankelijk bij te laten. Het idee was: elke reeks pagina voor pagina scannen, en achteraf aan de hand van de digitale kopie de metadata verfijnen tot editieniveau. Maar dat bleek vooral nadelen te hebben. Bij deze manier van werken is het veel moeilijker om kwaliteitscontrole te doen. Als je vooraf geen idee hebt van de volledigheid van de reeks en de pagina’s per editie, kun je ook niet nagaan of alles volledig gescand is. Bij elke schijnbaar ontbrekende editie of slechte pagina moet je achteraf de papieren krant er weer op naslaan. In een gedistribueerd project als
De gangbare praktijk is dan ook: metadateren op editieniveau vóór digitalisering. We keken de kunst daarvoor af tijdens het werkbezoek aan de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek. Voordat kranten die worden gedigitaliseerd de KB verlaten, bladert een medewerker door de complete reeks. Elke editie wordt daarbij ingeboekt in een speciale databank, met de datum van verschijning, het editienummer en relevante aanduidingen zoals ‘ochtendeditie’ of ‘bijlage’. Die databank dient als basis voor de verdere verwerking, zowel bij de scanfirma als later bij de kwaliteitscontrole en de ingest (het inladen) in het digitaal archief. Om dat soort van metadatering te faciliteren moest VIAA zijn online Asset Management System (AMS) aanpassen. Dat was tot dan toe alleen gebruikt voor audiovisuele media. Er was speciale aandacht voor het optimaliseren van de invoer: veel informatie is immers voor elke editie hetzelfde. Toch vroeg deze registratie een behoorlijke extra krachtsinspanning van de bewaarinstellingen. Bij de grootste collecties moesten tien- tot vijftienduizend edities worden ingevoerd. Dat ging niet zonder extra personeel. Voor al dat werk kregen we de eerder genoemde voordelen terug. Maar er waren nog andere. Zeker bij de frontbladen waren veel kranten niet ingebonden. Dan kun je als erfgoedinstelling alleen nagaan of je je materiaal volledig
artikel
terugkrijgt als je elke editie vooraf hebt geregistreerd.
Tip 3 Ga er niet vanuit dat het inschakelen van een gespecialiseerd bedrijf automatisch resulteert in de gewenste digitaliseringskwaliteit. Doe tijdens de uitvoering van je digitaliseringsproject nauwgezet aan kwaliteitscontrole. Die bestaat uit een hele reeks verschillende checks: op de aanwezigheid van virussen, op volledigheid, op de integriteit van de bestanden, op de conformiteit van de bestandsformaten en de digitaliseringsparameters, op de accuraatheid van de OCR-tekst, en van de metadata.
Tijdens het digitaliseringsproject ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ vonden we bij verschillende van deze controles ongewenste resultaten. Zonder de controles zouden we die niet hebben opgemerkt en zouden ze dus niet zijn gecorrigeerd. De beoogde projectdoelen hadden we dan misschien niet gehaald. De meeste problemen waren er met de volledigheid van de bestanden en met de beeldkwaliteit. Door de prompte kwaliteitscontroles konden we de opdrachtnemer verplichten om de ontbrekende bestanden alsnog te bezorgen en om beelden van onvoldoende kwaliteit opnieuw te maken. En dat terwijl de kranten nog bij de firma in huis waren.
Erfgoedbibliotheken en archieven bewaren grote krantencollecties die een belangrijke bron van ons verleden vormen (magazijn Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience). © Vlaamse Erfgoedbibliotheek - Foto: David Coppoolse
Light moet je bij elke opname testkaarten gebruiken.
Tip 4 Leg voor je met het digitaliseringsproject start duidelijke kwaliteitseisen vast, bijvoorbeeld in het lastenboek van je aanbesteding. Zorg ervoor dat die kwaliteitseisen niet in conflict zijn met het
De kwaliteitseisen die we in het lastenboek opnamen waren conform de Nederlandse richtlijn Metamorfoze Light. Metamorfoze Light legt een reeks technische parameters en waarden vast die je met behulp van ‘targets’ of testkaarten moeten kunnen meten. De standaard bepaalt ook welke testkaarten je moet gebruiken, en wanneer. Bij Metamorfoze
doel van het project (te hoog of te laag, onnodig complex), de beschikbare mid-
In de praktijk leunde onze aanpak meer aan bij de Metamorfoze Extra Light. We waren bang dat de testkaarten storend zouden zijn voor de gebruiker. Maar het zou een aanzienlijke inspanning vragen om de targets weg te knippen bij het omzetten van de archiefkopieën naar raadpleegkopieën. Nu zijn kranten uit de vroege twintigste eeuw niet het meest kleurrijke drukwerk. We vonden kleurechtheid belangrijk, maar niet kritiek voor het slagen van het project. Daarom vroegen we de digitaliseringsfirma de testkaarten alleen op te nemen bij de start van iedere ‘batch’: aan het begin van de opnamedag en bij iedere ploegwissel.
delen, de workflow voor digitalisering en de duurzame bewaring achteraf.
Als niet op elke opname een testkaart staat, heeft dat wel gevolgen voor je kwaliteitscontrole. We gingen voor elke batch na of de digitaliseringsparameters conform waren. Zo konden we zien of de apparatuur en de software nog correct
META 2015 | 9 |
11
artikel
waren afgesteld. Maar als er geen targets staan op elke afzonderlijke opname, kan je de beelden zelf niet meer (steekproefsgewijs) beoordelen. Ook heb je in de toekomst geen enkele referentie meer voor de kleur- en grijswaarden. Zelfs voor weinig kleurrijk materiaal kan dat soms belangrijk zijn. Als we meer tijd hadden gehad, hadden we graag een efficiënte manier gezocht om de targets te behouden op de moederkopie en ze te verwijderen voor raadpleging. In het lastenboek werden ook summiere bepalingen opgenomen over de metadata en de OCR. Die moesten in XML worden aangeleverd, in UTF-8-codering en volgens de METS/ALTO-standaard. Voor elk bestand moest een MD5-checksum (controlegetal) worden opgenomen, zodat we de bestandsintegriteit konden controleren na ontvangst. Per kranteneditie moest één XML-bestand worden gecreëerd. Over bestandsnamen maakten we pas afspraken met de scanfirma na de gunning.
Tip 5 Verplicht de opdrachtnemer om voortdurend te controleren of hij de kwaliteits eisen haalt en vraag hem om zijn testresultaten door te sturen. Voer zelf ook alle tests uit na ontvangst van iedere batch.
Die vergeleken we met de meetresultaten van de leverancier. Waren er verschillen in de testresultaten of waren de metingen onbevredigend? Dan was de consequentie dat de volledige batch opnieuw moest worden gedigitaliseerd. Vervelend voor de opdrachtnemer, die dan een halve dag werk moest overdoen. Maar ook een stok achter de deur om al bij de eerste keer goed werk te leveren. Voor ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ werden vierentwintig batches afgekeurd. Samen met ontbrekende bestanden die we konden identificeren dankzij onze controles op volledigheid, ging het om ettelijke duizenden pagina’s. Door afwijkingen te detecteren tijdens het project, en niet achteraf, was het voor de leverancier gemakkelijk om fouten te corrigeren. Als een firma werk moet overdoen na afloop van een project is dat snel problematisch: de aantallen lopen snel op, er staan andere opdrachten te wachten en soms is het bronmateriaal alweer teruggestuurd. Een bijkomende tip: controleer steeds in de metadata van de beeldbestanden of de creatiedatum en de gebruikte apparatuur hetzelfde zijn bij de targetopnamen en bij de gedigitaliseerde pagina’s. Wij ontdekten een batch waarbij de opnames van de testkaarten op een andere datum en met een andere camera waren gemaakt dan de beelden van de krantenpagina’s. Waarschijnlijk een kopieerfoutje
Als de resultaten niet voldoen, vraag je de opdrachtnemer om de volledige batch opnieuw aan te leveren. Stel je eigen kwaliteitscontrole nooit uit tot het einde van de opdracht, als alle bestanFoto boven: Hoeveel, hoe groot, in welke staat? Met een degelijke materiaalanalyse kom je niet voor verassingen te staan (magazijn Universiteitsbibliotheek Gent - Boekentoren). Foto: © Tuur Van Hove
den zijn aangeleverd. Dat is vragen om problemen die niet meer opgelost raken.
Tip 6 Zorg dat je over de nodige mensen, kennis en tools beschikt om te controleren of je kwaliteitseisen worden ingelost. Hou er rekening mee dat kwaliteitscon-
Foto onder: Metadateren op editieniveau vóór digitalisering: een investering die zich later in je project terugverdient. Foto: © Tuur Van Hove
1 2 | META 2015 | 9
Onze scanfirma voerde na elke batch kwaliteitscontroles uit, om zo de kans op onbevredigende resultaten te verkleinen. De testdata werd meegestuurd met de batch. Zo konden we nagaan of de tests ook werkelijk werden gedaan. Natuurlijk deden we zo snel mogelijk een eigen, identieke kwaliteitscontrole.
trole een arbeids- en tijdsintensief proces is. Bepaalde tools zijn niet gratis en moet je aankopen. Kwaliteitscontrole vraagt dus een investering. Voorzie die in je budget voor je met het digitaliseringsproject start.
artikel
bij de leverancier. Maar aan zulke test opnames heb je dus niks. Bij de start van ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ had VIAA nog niet de mensen, kennis of tools om de kwaliteit van gedigitaliseerde documenten te controleren. PACKED leverde daarom advies en legde samen met VIAA de controleprocedure vast met de opdrachtnemer. Tijdens een testfase bleek al snel dat een constante kwaliteit alleen haalbaar is als een eigen medewerker heel frequente controles uitvoert. De controle van de digitaliseringsparameters vertrouwden we toe aan Tuur Van Hove, de projectmedewerker die met de steun van VIAA door de Vlaamse Erfgoedbibliotheek was aangeworven en die gedurende bijna het hele project aan boord bleef. Hij werd door de opdrachtnemer en PACKED wegwijs gemaakt in een deel van de controleprocedure. Alleen al de controle van de digitaliseringsparameters nam twee volledige dagen per week in beslag. Deze checks moesten we manueel uitvoeren: ze kunnen niet worden geautomatiseerd. Per week gingen gemiddeld dertig targetopnamen door onze uitgebreide controleworkflow. Om de checks uit te voeren gebruikten we dezelfde software als de opdrachtnemer: Adobe Photoshop CC, Imcheck 3v8 en IQ Analyzer V5.2.17. Alleen Imcheck is gratis, de andere twee moesten we aankopen. Het is een ruwe schatting, maar we denken dat alleen het controleren van de beeldbestanden al dertig werkdagen heeft gekost. Dat is nog zonder de tijd die we investeerden in het ontwikkelen van het proces. VIAA deed een ander deel van de controles bij de invoer van de bestanden in het digitale archief. Die konden wel grotendeels worden geautomatiseerd. Doordat in de hele workflow per kranteneditie een peristent identifier werd gebruikt, was het mogelijk om zaken achteraf vlot te vergelijken. Er werd nagegaan of het papieren origineel in goede staat was terugbezorgd aan de bewaarinstelling. Zo kwamen we erachter dat een van de papieren originelen onderweg verloren was gegaan. Aan de hand van gegevens in de METS/ALTO-XML van de leverancier kon worden gecheckt of voor elke
geregistreerde pagina een beeldbestand en OCR-gegevens aanwezig waren. Daarbij bleek dat we een deel van de digitale bestanden niet hadden ontvangen. Een check van het MD5-controlegetal diende om te zien of een bestand onderweg niet corrupt was geraakt. De METS/ ALTO-bestanden met de metadata werden gevalideerd aan de hand van de bijbehorende XML-schemadefinitie (XSD). Dat verzekerde dat de structuur van de XML geldig was en alle velden correct ingevuld.
Tip 7 Doe altijd eerst een testdigitalisering. Gebruik die om de kwaliteitscontroleprocedure af te toetsen en bij te stellen. Bij uitbesteding leg je de procedure vast in overleg met je opdrachtnemer en spreek je af dat hij de kwaliteitscontrole op dezelfde manier en met dezelfde tools uitvoert. Zo vermijd je discussies over afwijkende resultaten. Start pas met de eigenlijke digitalisering als de kwali-
PACKED nam een steekproef van 12.000 beeldbestanden en pompte die door de validatiesoftware JHOVE2. Bij de steekproef vonden we geen problemen: ze voldeden allemaal aan de specificaties van Uncompressed Baseline IBM TIFF v6.0 RGB. Maar het was nog beter geweest als we zo’n bestandsvalidatie hadden kunnen uitvoeren voor alle moederbestanden. Met meer voorbereidingstijd had VIAA de check kunnen opnemen in de ingestworkflow.
teitscontrole een bevredigend resultaat oplevert.
te leggen hoe groot het meetoppervlak in pixels moest zijn bij het nemen van stalen. De testperiode duurde verschillende weken. Dat lijkt lang, maar daardoor verliep de kwaliteitscontrole tijdens de zes maanden durende productiefase meestal erg vlot.
Softwarechecks zijn uitermate nuttig, maar het blote oog kunnen ze nooit helemaal Om de kwaliteit op peil te houden tijdens vervangen. Kwaliteitscontrole is niet vol- de productie bleek het trouwens echt ledig zonder dat alle opnamen ook visu- nodig te zijn om elke batch te testen. Zo eel zijn gecheckt op onscherpte en arte- zorgde een personeelswissel bij de levefacten (verstoringen van het beeld). Voor rancier opeens voor slechtere scanresultaten. Doordat we dat meteen opmerkten, 270.000 beelden was dat geen haalbare kaart. Daardoor doken na afloop van het kon de firma snel bijsturen en voorkwaproject toch een paar onscherpe pagina’s men we dubbel werk en vertraging. op in Het Archief, de website van VIAA waarop de kranten zijn ontsloten (hetar- Meer expertisedeling chief.be). Onscherpe opnames kun je niet ‘Nieuws van de Groote Oorlog’ is afgeof moeilijk lezen en de OCR-resultaten rond, maar de kennis die is opgedaan bij zijn beroerd. Maar belangrijker is dit: deze het project willen we natuurlijk behoubeelden zijn bedoeld als langetermijnop- den voor de Vlaamse cultureel-erfgoedlossing, om te voorkomen dat we infor- sector. En liefst niet alleen in de hoofden matie kwijtraken als de papieren krant van individuele medewerkers. VIAA, de vergaat. Als digitalisering dient om het ori- Vlaamse Erfgoedbibliotheek, FARO en gineel te vervangen, is visuele controle van PACKED delen daarom actief hun ervarinde beeldbestanden dus eigenlijk een must. gen: via de Cultureel ErfgoedStandaarden Toolbox (projectcest.be), presentaties, Tijdens de testperiode gebruikten we artikelen, advies en vormingsmomenten. niet exact dezelfde softwarepakketten Ben je geïnteresseerd in de heel praktien -versies als onze leverancier. Dat resul- sche kant van de tips in dit artikel? Hou teerde in lichtjes verschillende meetresul- dan onze vormingskalenders in de gaten, taten, waardoor er ruimte was voor dis- want in het voorjaar van 2016 organisecussie. De verschillen verdwenen nadat ren we een praktijkdag over kwaliteit bij iedereen precies dezelfde tools gebruikte. de digitalisering van documenten. Daarbij We spraken ook af op welke manier we ze ligt de focus niet op de theorie, maar zouden gebruiken, bijvoorbeeld door vast helemaal op het hoe.
META 2015 | 9 |
13
rondetafel
Cultuursector op losse schroeven?
Rondetafel over het afschaffen van de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies Interview:Julie Hendrickx Foto’s: Marc Engels
Door de provinciale bevoegdheden enkel te bepreken tot grondgebonden activiteiten mogen de provincies zich niet meer inlaten met cultuur. De overdracht van de provinciale bevoegdheden naar de Vlaamse of de lokale overheid zorgt voor bezorgdheid. De impact op de betrokken sectoren is groot. De provincies legden immers eigen beleidsaccenten, beheerden eigen instellingen en hadden ook een decretale rol. Omdat er nood is aan een globale beleidsvisie bracht META vertegenwoordigers van verschillende sectoren rond de tafel: Sigrid Bosmans van het Overleg Cultureel Erfgoed (OCE), Liesbeth De Winter van de Federatie sociaal-cultureel werk (FOV), Evi Gillard van de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC), en Bruno Vermeeren van de VVBAD. Wat zijn voor elk van deze sectoren de noden? Zijn er overeenkomsten? En is samenwerking mogelijk of gewoonweg onmisbaar? Wat zijn jullie bezorgdheden bij het afschaffen van de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies? Liesbeth: De situatie is momenteel onduidelijk. Wat zal er wegvallen en wat wordt er nog opgenomen? De provincies hebben wel altijd veel betekend voor onze organisaties. Zowel op het gebied van ondersteuning — denk maar aan de vrijwilligersacademies, de uitleendiensten, logistiek, …— als voor de verbindingen en netwerking in de regio. Ze namen een rol op naar regionale organisaties die niet groot genoeg waren voor een Vlaamse erkenning. Doordat die organisaties wel door de provincies gesubsidieerd werden, kregen ze een kans om zich te ontwikkelen en te groeien. De provincies werkten ook op een kleinschaliger niveau en met kleinere projecten waarin experimenteren mogelijk was. Er kon dan al eens iets op kleine schaal uitgeprobeerd worden als test case, wat dan later op een groter niveau kon worden toegepast. Sigrid: Wat het cultureel-erfgoeddecreet betreft, zijn er drie niveaus waar we bezorgd over zijn. Wat met de decretale rol die toebedeeld is aan de provincies zoals het indelen en subsidiëren van collectiebeherende instellingen, hoe gaat Vlaanderen dit verder doorvoeren? Willen steden en gemeenten die regionale rol opnemen? En wat met de middelen die in het gemeentefonds komen, gaan die bij de instelling in kwestie terecht komen? Hoe zal het consulentschap geregeld worden? Dat gaat in feite over
V.l.n.r. Evi Gillard, Bruno Vermeeren, Sigrid Bosmans en Liesbeth De Winter.
een laagdrempelige ondersteuning erfgoedorganisaties. Dan is er ook het regionaal depotbeleid. De provincies bouwden zelf depots maar ze namen ook de regie op zich en subsidieerden lokale overheden om depots te bouwen. Wat gaat daar overgenomen worden? Wat met de duurzame digitale toegankelijkheid van het erfgoed? De provincies ontwikkelden en ondersteunden zelf verschillende systemen. En dan heb je nog de eigen instellingen van elke provincie zoals musea en archieven. Waar gaan die naartoe? Wat zal daar de impact zijn? Elke provincie ging ook uit van lokale noden en had dus eigen beleidsaccenten die resulteerden in project- en werkingssubsidies of ondersteuning. Kan die laagdrempeligheid bewaard worden? Evi: Voor cultuur- en gemeenschapscentra was er in 2013 al een eerste hervorming. Tot dan kregen een aantal cultuurcentra een structurele subsidie. Dat verschilde van provincie tot provincie. Deze subsidies werden in 2013 bevroren toegevoegd aan de enveloppensubsidies die deze centra via het decreet lokaal cultuurbeleid van Vlaanderen ontvingen. Vanaf 2016 worden ze nu ongeoormerkt toegevoegd aan het gemeentefonds. In 2014 hebben een aantal provincies reglementen opgesteld waar men wel nog bevoegd voor kan zijn: bovenlokale projecten of grotere (samenwerkings-)projecten. Dit stond breder open voor andere organisaties uit het socio-culturele veld, naast de cultuurcentra. Het is momenteel niet duidelijk of deze ‘lossere’ middelen te vatten zijn en wat er mee gaat gebeuren. Sommige provincies namen een rol op in cultuurcommunicatie, als promotor van cultuur. De provincie Limburg zorgde voor een platformwerking rond verschillende disciplines (jazz, dans, …) waarbij ze het aanbod meer zichtbaarheid gaven. In sommige gevallen zorgde de samenwerking voor betere uitkoopsommen om voorstellingen te kunnen plaatsen in die bepaalde regio. De nabijheid van het personeel en de diensten was belangrijk voor concrete vragen
META 2015 | 9 |
15
rondetafel
Bruno
“Een deel van het verhaal voor het afschaffen van de persoonsgebonden bevoegdheden was dat de drie bestuursniveau’s elkaar voor de voeten lopen. Maar voor onze sectoren waren er erg duidelijke afspraken over wie wat deed.”
of om bepaalde dossiers te begeleiden. Ze zorgden voor ondersteuning en organiseerden overleg, soms over sectoren heen. De werking van Vlabra’ccent is daar een uitgesproken voorbeeld van, maar ook in andere provincies was er nauw overleg en contact. Bruno: Voor ons heeft het verhaal twee grote luiken: er is het erfgoedluik voor archieven en erfgoedbibliotheken dat we via OCE opvolgen, waar Sigrid het al over had. Dus ik ga me vooral concentreren op de openbare bibliotheken waar het ook niet min is. Er zijn de provinciale instellingen, waar men een ander onderkomen voor moet vinden. Het gaat over een beperkt aantal instellingen. De grootste impact is er op alles wat decretaal toegewezen was aan de provincies qua opdrachten voor openbare bibliotheken. Dat valt uiteen in twee grote luiken. Enerzijds de provinciale bibliotheeksystemen waar de afgelopen tien jaar zwaar in geïnvesteerd werd door de provincies. Het heeft veel voeten in de aarde gehad om zover te komen. Dit zou naar Vlaanderen overgeheveld worden en de ambitie is daar om een eengemaakt systeem te realiseren. Dat zou dan één van de grootste gemeenschappelijke systemen ter wereld zijn. Dus het is een ambitieus project. Anderzijds is er ook de werking van het streekgericht bibliotheekbeleid. Dat was vooral de ondersteuning van de lokale bibliotheken maar ook het stimuleren van regionale samenwerking tussen bibliotheken. Maar de maatregelen onder het streekgericht bibliotheekbeleid verschillen ook van provincie tot provincie: opleiding van personeel, projectsubsidies, ondersteuning bij investeringen in informatica, … In principe zou de hele decretale opdracht naar Vlaanderen komen maar opnieuw is daar de vraag hoe dat het ingevuld zal worden. Het is misschien een voordeel dat je niet meer gebonden bent aan provinciale grenzen waardoor succesvolle zaken uitgerold kunnen worden over heel Vlaanderen. Maar wat zal men uitkiezen en wat zal men laten vallen? Minder zichtbaar is het stopzetten van de subsidiëring van de bibliotheekopleiding aan de Universiteit Antwerpen. Het wegvallen van de provinciale subsidie was daar de spreekwoordelijke druppel. Maar wat, denk ik, voor erfgoed en openbare bibliotheken gemeenschappelijk is, is dat er voor deze sectoren wel degelijk sprake was van een complementair beleid. Een deel van het verhaal voor het afschaffen van de persoonsgebonden bevoegdheden was dat de drie bestuursniveau’s elkaar voor de voeten lopen. Maar voor onze sectoren waren er erg duidelijke afspraken over wie wat deed. Dit werd binnen de sector niet als problematisch ervaren. Dat het provinciale beleid stopte aan de provinciegrenzen én dat elke provincie zijn eigen ding deed, stoorde misschien wel veel meer. Sigrid: Ter aanvulling van het erfgoeddecreet was er niet alleen die complementariteit maar heel het decreet is eigenlijk gestoeld op een netwerkmodel waarin wordt gewerkt met verschillende niveaus die op een laagdrempelige manier kennis- en expertise 1 6 | META 2015 | 9
uitwisseling realiseren. Het netwerkmodel maakt het mogelijk dat zelfs internationale erfgoedaspecten doorstromen tot bij ofwel lokale gemeenschap of andere gemeenschappen. Dat waren eigenlijk de twee peilers. En als je er daar één van weghaalt, valt heel het model in elkaar. De uitdaging is om goede nieuwe oplossing te zoeken die de sterktes van het huidige erfgoeddecreet verder faciliteren. Is er een visie over hoe ze het netwerkmodel in stand willen houden? Bruno: Het feit dat het kabinet Cultuur spreekt over een decreet regionaal cultuurbeleid geeft aan dat men voelt dat er daar een probleem zit op het intermediare niveau. En dat geldt ook voor de andere sectoren: je hebt zo’n verbindend niveau nodig tussen het Vlaamse en het lokale. Er wordt gezocht maar of er een concrete visie is… Evi: Er is nog een piste die naast de provincies loopt. In het decreet lokaal cultuurbeleid is er namelijk een subsidiering voorzien voor intergemeentelijke samenwerking, specifiek voor cultuurcommunicatie en de afstemming van het cultuuraanbod. In het begin was dat ietwat marginaal artikel in het decreet waar niet op gefocust werd. De laatste jaren zijn daar wel verbanden bijgekomen. In 2012 hebben LOCUS, FARO en VVSG een traject georganiseerd om te kijken wat die werkingen nu juist kunnen betekenen. Sommigen zijn nog zoekend, anderen staan al verder. VVC heeft dit jaar deze werkingen wat in kaart gebracht, maar ook de andere samenwerkingsverbanden die niet in een IGS-structuur zitten. We merken dat hier nu naar gekeken wordt: zijn dit interessante modellen? Wat zit er in en wat gebeurt er inhoudelijk mee? Kan hier verder beleid rond ontwikkeld worden? Misschien ziet men er kansen in voor een regionaal cultuurbeleid. Moet elke gemeente een groot programmatie-aanbod hebben of kan er daar ook wel wat wisselwerking en samenwerking zijn? Cultuurcentra hebben altijd al een regionale opdracht gehad, een streekgerichte werking gehad, zodat niet elke gemeente een groot programmatie-aanbod en dito infrastructuur moet voorzien. Er is dan ook al op veel plaatsen goed functionerend overleg tussen cultuurcentra en gemeenschapscentra, van omliggende gemeenten, maar ook met centra aan de andere kant van het land (bijv. voor tourneeplanning van buitenlandse artiesten, of specifieke genres…). Een goede mix van verschillende functies, kunstendisciplines, infrastructuur, maar ook expertise en vakkennis zou men op die tussenschaal kunnen bekijken en organiseren. In die denkoefening liggen nieuwe kansen. Liesbeth: Je merkt dat de Vlaamse overheid interesse heeft voor een tussenniveau maar in eerste instantie zal ze vooral haar tijd willen nemen om daar naar toe te werken. Ze zouden eerder de huidige situatie bevriezen zodat er niet te veel verloren gaat: organisaties, mensen, kennis en expertise. De middelen, zoals
rondetafel
V.l.n.r. Evi Gillard, Sigrid Bosmans en Liesbeth De Winter.
ze nu uitgekeerd worden, worden dus nog voor twee jaar ter beschikking gesteld maar dan door de Vlaamse overheid in plaats van de provincie. En dan volgt het collectief zoeken naar nieuwe antwoorden.
zien voortdurend expertise in elke provincie wegvloeien. Mensen kiezen voor zekerheid. En over die financiële stromen die zo’n samenwerkingsverbanden moeten ondersteunen, is er op dit moment geen zekerheid.
Evi: Wat wij hebben begrepen is dat er vanaf 2018 eventueel sprake zou kunnen zijn van een nieuw decreet. De komende twee jaar neemt men de tijd om verschillende pistes te onderzoeken.
Sigrid: Intergemeentelijke samenwerking is geen cultureel begrip, eerder een bestuurlijk. Dat gaat bijvoorbeeld ook over vuilnisophaling. Efficiëntie is daarbij belangrijk. Maar men moet er ook voor zorgen dat er een degelijk draagvlak is. En dat draagvlak ontstaat door het goed in kaart brengen bij de verschillende lokale spelers welke noden er zijn en of er consensus bereikt kan worden. Het mag geen samenwerking worden door het louter clusteren van bepaalde bestuurlijke gegevens die je in één samenwerkingsverband stopt om de overhead te minimaliseren.
Bruno: Anderzijds, het verhaal dat je vertelt over de cultuur- en gemeenschapscentra loopt parallel met dat van de openbare bibliotheken. Met dat verschil dat elke gemeente een bibliotheek heeft. Maar onder druk van besparingen merken we dat men ook daar meer en meer begint na te denken, of ze die dienstverlening niet op een regionaal niveau moeten organiseren? Regionale samenwerkingen waren tot hier toe eerder beperkt tot eerder oppervlakkige initiatieven zoals samen auteurslezingen organiseren. Maar misschien is een gemeenschappelijk beleid wel mogelijk? De stimulans daarvoor kwam voor een stuk uit de provincie: ondersteuning en begeleiding, ook financieel. Je kan de huidige situatie dan wel gaan bevriezen maar de werknemers van de provincie zoeken ook zekerheid. We
Liesbeth: Je merkt wel dat die huidige participatie nog niet altijd vertrekt vanuit de burgers. Daarom is het belangrijk dat er bij het opzetten van samenwerkingsverbanden ook lossere structuren mogelijk moeten zijn. Niet alles moet altijd in een zwaar structuur gegoten worden. Er moeten voldoende mogelijkheden zijn om op verschillende manieren te kunnen samenwerken. Het decreet op de intergemeentelijk samenwerking is,
Liesbeth
“Je merkt dat de Vlaamse overheid interesse heeft voor een tussenniveau maar in eerste instantie zal ze vooral haar tijd willen nemen om daar naar toe te werken.”
META 2015 | 9 |
17
rondetafel
Sigrid
“Het mag geen samenwerking worden door het louter clusteren van bepaalde bestuurlijke gegevens die je in één samenwerkingsverband stopt om de overhead te minimaliseren.”
zoals het er nu uitziet, voor dat soort processen niet de meest ideale vorm om burgers te betrekken. Of om te experimenteren met een tijdelijke samenwerkingsvormen. Het is direct een heel zware formule. Evi: Het participatief proces mag inderdaad niet vergeten worden. Binnen een lokaal bestuur heb je nu advies- en cultuurraden. Binnen die intergemeentelijke structuren zou je iets gelijkaardigs kunnen realiseren. Daarnaast, nog een denkpiste: misschien kunnen intergemeentelijke structuren evengoed subsidiereglementen uitreiken om het veld te laten samenwerken? Liesbeth: Mits voldoende advies en participatie maar dat is momenteel niet het geval. Evi: Er komt een nieuw decreet lokaal bestuur en daar zal het decreet intergemeentelijke samenwerking een onderdeel van zijn. Het lijkt me belangrijk dat onze sectoren goed geïnformeerd worden over de ontwikkelingen die zich hier afspelen en dat we actief deelnemen aan het debat. Sigrid: Hopelijk leren ze ook uit wat er al is. Zo is er een hele traditie van erfgoedcellen die al intergemeentelijk samenwerken. Hoe hebben die dat aangepakt? Wat zijn hun knelpunten? Waar zitten hun noden nog? Daar een goede analyse van hebben is noodzakelijk. Evi: En dat is het punt: wie brengt dat nu allemaal in kaart? Wie coördineert? We werken daar wel constructief aan mee, in overleg met andere bovenbouworganisaties, de administratie en het kabinet. Liesbeth: Bij Socius is het nu onduidelijk. We zitten in een decreetsoefening dat het decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk zal veranderen. En daar gaan ook stemmen op om het regionale niveau meer te benadrukken. De gesprekken daarover moeten nog opgestart worden maar je merkt wel in de conceptnota’s van parlementairen dat er wel stemmen zijn die daar op aansturen. Maar de volkshogescholen bijvoorbeeld, die hebben sowieso al een regionale werking en opdracht binnen ons huidige decreet. Een van de belangrijkste leerpunten moet het gegeven zijn dat intergemeentelijke samenwerking vaak louter politieke akkoorden zijn. De huidige structuur werkt dat in de hand. Dat maakt het moeilijk om andere actoren daarbij te betrekken. Er is een heel groot middenveld dat interessant is om daarbij te betrekken. Je mag niet alleen met gemeentes rond de tafel zitten, dan zit er iets fout. Evi: Er gebeurt nog veel te veel boven de hoofden. We zijn te weinig op de hoogte van hoe alles tot stand komt en hoe de beslissingen genomen worden. 1 8 | META 2015 | 9
Wat gebeurt er met de nabijheid die de provincies garandeerden? Liesbeth: De steunpunten en de uitleenposten die de provincies overal realiseerden, zijn enorm belangrijk voor ons. Heel wat lokale initiatieven, burgers die iets willen organiseren of gemeentelijke partners die materiaal willen uitlenen, werden geclusterd door de provincies. Over de provinciale uitleendiensten is er nog niet altijd veel duidelijkheid. Hoe wil men dat in de toekomst organiseren? Het is wel degelijk belangrijk dat er een laagdrempelige manier is om aan materiaal te geraken als je iets wil organiseren. Ook heel wat lokale initiatieven zochten ondersteuning en advies bij de provincies. De vrijwilligersacademies bijvoorbeeld. Zij organiseerden opleidingen, kort op de bal. Ik weet niet of dit behouden zal blijven. Sigrid: Die nabijheid en provinciale uitleendiensten zijn ook voor de culturele erfgoedsector van belang. De uitleendiensten waren divers en beschikten over verschillende materialen. Ze zorgden er voor dat vele lokale projecten van zowel professionele als niet professionele spelers geholpen konden worden. Naar waar gaat dat allemaal? Binnen het erfgoeddecreet heb je de intergemeentelijke samenwerking binnen de erfgoedcellen, dan zou het gemakkelijk zijn om het ook naar hen door te schuiven. Het probleem is dan wel dat deze oplossing niet gebieddekkend is, dus wat doe je dan voor diegenen die geen erfgoedcel hebben? Tegelijkertijd moet zoiets ook lokaal erkend worden als een nood voor heel het veld. Wat is het beleid van die intergemeentelijke samenwerkingen tot hier toe en kunnen daar zomaar taken aan toegevoegd worden? Klopt het dan nog met het verhaal dat zij voor zichzelf uittekenden? Hebben de erfgoedcellen voldoende personele en financiële draagkracht om dat te realiseren? Dat is die complementariteit, iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid op. Als je die verantwoordelijkheden verschuift, klopt het verhaal dan nog? Evi: En stimuleer je samenwerkingen of leg je verplichte regio’s op? Ik denk niet dat we voorstander zijn om met afgebakende regio’s te gaan werken, zoiets moet groeien, liefst vanuit een inhoudelijke visie. Anderzijds, als het niet opgelegd wordt, ontstaan er onvermijdelijk nieuwe gaten en blinde vlekken? Het is een complex gegeven. Er is ook inspiratie en leerpunten te halen in andere sectoren. Het onderzoeksteunpunt bestuurlijke organisatie van enkele universiteiten, bestudeert die ontwikkelingen. Recent kon je daarover een seminarie volgen.
> Lees verder p. 42
artikel
De expeditie naar Lean Agility in de mediatheek van de Arteveldehogeschool Jan Van Hee en Dirk Bogaerts, Arteveldehogeschool
De mediatheken van de Arteveldehogeschool zitten in een veranderingsproces sinds 2012. Toen startte het mediatheekteam een onderzoek naar vernieuwende bibliotheekconcepten. In 2013 werden 5 veranderingstrajecten opgezet, die in 2015 afgerond werden. Een nieuwe missie en een tijdloze kerntakenmatrix zagen het licht. Intussen is de operationalisering van het nieuwe strategische instellingsplan in volle werking. De richting is dus duidelijk, maar om onze nieuwe rol te spelen moesten we ook onze manier van werken in vraag stellen. We willen immers de best mogelijke dienstverlening met zo weinig mogelijk verspilling van middelen en tijd én we willen kunnen inspelen op de steeds veranderende context. Lean Agility dus. Voor de start van de Arteveldehogeschool Daarnaast kregen we te maken met extra (2000) hadden de mediatheken een uit- uitdagingen zoals: gesproken decentrale structuur en waren • De mondige millenniumstudent wil alles ze sterk gefocust op de campus waar onmiddellijk én op zijn smartphone. ze ingebed waren. Na de fusie (2000) • De overvraagde medewerker wil af van startte het proces om van vijf mediathealle mogelijke rompslomp en wil een ken één dienst te maken, een proces dat snelle en soepele dienstverlening. in een stroomversnelling kwam na de aan- • Budgetten staan onder druk, dus wenst stelling van een diensthoofd in 2013. de directie een duidelijke return te zien van haar investeringen.
• De dienst kwaliteitszorg moet alle klant gerelateerde processen in kaart brengen. • Het aantal taken voor de mediatheekmedewerkers is exponentieel gegroeid. Allemaal elementen die ons tot spoed aanzetten om in te zetten op een efficiënte, ééngemaakte dienstverlening, die soepel kan inspelen op vragen en
META 2015 | 9 |
19
artikel
opportuniteiten. Verspilling van middelen en tijd is echter een erfzonde in de bibliotheeksector en dit was ook zo deels bij ons. Bibliotheken hebben bijvoorbeeld altijd veel tijd en middelen gestoken in het overtypen van abstracts van artikels en in heroïsche discussies over wat het juiste plaatsnummer van een boek is, zonder zich af te vragen of dit echt wel de moeite waard was. Zuinig en efficiënt omgaan met de beschikbare middelen en tijd en hiermee de best mogelijke dienstverlening aanbieden is ons devies geworden. Toch geloofden we niet in een dienstverlening die enkel efficiëntiewinst in het vaandel voerde, een performante dienstverlening moest vooral ten dienste staan van de doelstellingen van de hogeschool en flexibel kunnen inspelen op de steeds veranderende context.
Op weg naar Lean Agility Waarschijnlijk zullen verschillende collega’s zich in de haren krabben bij het lezen van deze tussentitel, want we hebben getracht ons zo ver mogelijk te houden van dure managementstermen en flashy concepten. Wel probeerden we constant te argumenteren dat we met onze beperkte middelen en tijd, de best mogelijke en de meest toekomstgericht dienstverlening wilden uitbouwen. Met dit adagium kom je automatisch uit bij Lean Agility. Wij (en onze directie, klanten en stakeholders) stellen steeds hogere eisen aan de dienstverlening, maar de beschikbare middelen groeien niet navenant. Daarom moeten we ons als dienst zo efficiënt en procesmatig mogelijk organiseren om zoveel mogelijk return te krijgen met zo weinig mogelijk inzet van middelen (lean). We werken al een tijdje aan “lean”-e-diensten: duidelijke diensten met zo eenvoudig mogelijke processen. Eerst met een werkgroep, daarna met het hele team. Uiteraard was er bij zowat iedereen, zowel binnen als buiten het team, de nodige scepsis om snel werk te maken van een doorgedreven eenmaking van onze diensten. Sommigen waren bang voor 2 0 | META 2015 | 9
kwaliteitsverlies en eenheidsworst en dat er geen plaats zou zijn voor aangepaste dienstverlening op maat van de verschillende opleidingen, anderen zagen dan weer hun jarenlange investering in aangepaste diensten en specifieke processen in rook opgaan.
over nieuwe vormen van dienstverlening bevorderde.
Deze ‘lean agility’ vertaalde zich niet enkel in steeds efficiëntere en flexibelere dienstverlening, ook onze manier van samenwerken werd onder de loep gehouden. Het structurele overleg en De interne conceptnota Artevelde de informatiedoorstroom blijft immers mediatheken in de toekomst van 2012 een belangrijk aandachtspunt. Op dit (geschreven door diverse teamleden en moment zijn we nog iets te veel een opgeleverd voor de aankomst van het ‘adhocratie’: ideeën krijgen de ruimte diensthoofd), de vele interne discussies maar zijn nog moeilijk te coördineren en en de veranderingstrajecten, zorgden de communicatie loopt nog iets te ongeevenwel voor een fluwelen revolutie in structureerd. de structuur van de dienst én in de geesten van de medewerkers. 1 Een enthousi- Wat is ‘lean’ en ‘agile’? ast, maar tevens kritisch, team ging aan Uiteraard vinden we het warm water niet de slag in vijf trajecten, die de werking uit, “lean” en “agile” zijn immers begripvan onze dienst grondig dooreen zouden pen die reeds decenia gebruikt worden schudden. in de industrie en de softwareontwikkeling en de laatste jaren ook hun weerklank Enthousiasme en kritische (zelf)reflec- krijgen in de dienstverlening. tie blijken een gouden duo in een transitiebeweging. De rol van de leidingge- De lean-principes kregen voor het eerst venden en ‘evangelisten’ (overtuigde en vorm in de Japanse industrie, vooral mondige medewerkers) is hierbij cruciaal: Toyota werd lange tijd vereenzelvigd met blijvend in gesprek gaan met alle colle- Lean. De term lean is het eerst gebruikt ga’s lijkt misschien tijdrovend, maar zal door John Krafcik 2 (die voor Toyota in latere stadia van het veranderproces werkte), maar het begrip kende pas de minder weerstanden opleveren. Nieuwe nodige uitstraling door de bestseller van medewerkers zijn belangrijke pionnen. Ze Jim Womack, Daniel Jones en Daniel kijken met een frisse en onbevangen blik Roo 3. De titel van het meer dan lezensnaar de werking, maar zijn vaak te onze- waardige boek van Luc Chalmet verwijst ker om hun mening te geven: daag hen uit uitdrukkelijk naar deze voorgeschiedenis: en beschouw hen als ‘gratis’ consultants. Wij zijn Toyota niet: iedereen op weg naar Lean Agility4. Zo werd op korte tijd het nadenken over return van acties, diensten en producten Het belangrijkste fundament van lean is gemeengoed en snel oversteeg het effi- de wil tot continu verbeteren in functie ciëntiedenken de werkgroep ‘efficiëntie’, van waardetoevoeging voor de klant. Het zodat die werkgroep zichzelf overbodig is dus een verhaal dat nooit eindigt. Het maakte. principe moet ingebakken zitten bij zowel de leidinggevenden als de medewerkers. Het waren dus niet de weerstanden in de Men gaat ervan uit dat elke taak een stangroep medewerkers die het parcours hob- daard kent (hier merk je de link met probelig maakten, wel onverwachte uitdagin- cesmanagement) en dat elke afwijking gen waar we onze wendbaarheid perfect van die standaard een signaal is. Dit kan konden demonstreren: een lerarenoplei- enerzijds een teken zijn dat de standaard ding verhuisde naar een campus zonder moet aangepast worden of dat er maatmediatheek, archiefwerking werd op ons werk vereist is. De cyclus Plan-Do-Checkbord gelegd, een afstandstraject moesten Act is nog steeds een gigantisch belangwe plots faciliteren, we kregen het beheer rijk principe in de wereld van continue over een pak tablets, … Achteraf beke- kwaliteitsverbetering, en dus onlosmaken opportuniteiten die het nadenken kelijk verbonden aan Lean en Agile.
Artikel
Veel dienstverlening is niet echt waardetoevoegend, maar corrigerend, omdat een vorige dienstverlening niet oké was. Een concreet voorbeeld zijn studenten die aan de balie komen vragen wanneer de mediatheek morgen open is omdat de openingsuren onvoldoende duidelijk geafficheerd zijn. Dit soort dienstverlening is ballast en moet vermeden worden, de betrachting moet immers zijn om elke dienst onmiddellijk goed te krijgen, zodat energie voor correcties niet meer nodig is.
© Arteveldehogeschool - Mediatheek Kattenberg.
“Op dit moment zijn we nog iets te veel een ‘adhocratie’: ideeën krijgen de ruimte maar zijn nog moeilijk te coördineren en de communicatie loopt nog iets te ongestructureerd.”
Deze efficiëntieaanpak willen we ook in evenwicht houden met het soepel in kunnen spelen op de steeds sneller veranderende context (de ‘tijdsversnelling’). Wij willen een wendbare dienst zijn en geen starre bureaucratie. Gelukkig worden we hierin gesteund in het nieuwe instellingsplan van de Arteveldehogeschool (20152020) waarin “open” als één van de drie waarden en “zelfsturing” als één van de krachtlijnen naar voor wordt geschoven. Agile wordt meestal nauw geïnterpreteerd als flexibel, maar het is meer dan dat, het gaat over een combinatie van behendigheid, lenigheid, veerkracht en snelheid. Overregulering is nefast voor agility, want regels beperken de vrijheid en snelheid tot handelen. De regels tot het noodzakelijke minimum herleiden of dynamische regels, die mee evolueren met de omstandigheden, zijn een cruciale vereiste tot agility. Dit proberen we in onze dienst door te voeren met duidelijke mandaten en eindverantwoordelijkheden. Verder proberen we op resultaten te sturen en niet op processen. De mandaathouders zijn verantwoordelijk voor hun werkorganisatie en hun communicatie. Deze manier van werken staat momenteel nog in de kinderschoenen, maar het begint reeds zijn vruchten af te werpen. Op die manier proberen we de interne afspraken tot een minimum te herleiden. Uiteraard blijven we gebonden aan de afspraken en regels binnen de hogeschool.
het lean werken zorgt er voor dat er meer ruimte vrijkomt voor wendbaarheid, Lean Agility dus.
Concrete actie in onze mediatheken Performante dienstverlening We moeten eerlijk zijn: veel academische achtergrond of voorkennis hadden of gebruikten we niet. Onze aanpak groeide vrij organisch, maar we konden achteraf vaststellen dat onze manier van werken wonderlijk aansloot bij de methodologie uit de literatuur. In de laatste jaren hebben we ons team versterkt met verschillende medewerkers met vaardigheden op digitaal vlak, want in onze werking werd steeds meer de nood ervaren om zelf aan de slag te gaan met de code van systemen. Dit laat ons toe om veel sneller in te spelen op veranderingen en systemen zo veel mogelijk op onze maat te vormen. Een eerste belangrijke stap was de creatie van een eigen webplatform, waarop we alle belangrijke informatie voor onze interne én externe klanten kunnen beschikbaar stellen. De carrosserie van de website mag er zijn, daarvoor werkten we samen met de opleiding Grafische en Digitale Media, maar het is vooral de (zoek)motor die innovatief is. Door zelf aan de slag te gaan met API’s hebben we de regie van het zoeken quasi volledig in handen. Deze zoekmotor doorzoekt onze catalogus en databanken en kan à la minute uitgebreid worden met andere databanken. De enige restrictie is dat we moeten kunnen beschikken over een API van het toe te voegen systeem. Door de regie van een eigen webportaal in handen te nemen, zorgen we voor de broodnodige lean agility van ons aanbod.
In die context komen de begrippen Lean en agile snel om het hoekje kijken. Lean en agile gaan hand in hand:
META 2015 | 9 |
21
artikel
Ook op minder zichtbaar vlak bleek deze aanpak veel ‘Muda’ 5 op te vangen. Het reserveren van samenwerkingslokalen en allerhande toestellen in de mediatheek was complex en zeer tijdrovend. Tot we een bestaand opensourcepakket op onze maat vorm gaven: de tijdsinvestering van de medewerkers viel terug op nagenoeg nul en de studenten konden veel sneller en makkelijker hun lokaal of toestel reserveren. Uiteraard gebeuren deze ontwikkelingen in nauw overleg met de Dienst ICT. Diensten hoeven niet steeds geautomatiseerd te worden om te beantwoorden aan de principes van lean agility, ook gewoon goede afspraken en zoeken naar een gemene deler kunnen wonderen doen. In onze mediatheken waren er 25 (!) uitleentermijnen (vaak afwijkend per campus), dit was ingewikkeld voor de medewerkers en verwarrend voor de klanten. We hebben die teruggebracht tot 2. Duidelijk en eenvoudig. Uiteraard is er wel eens een student of medewerker die iets langer wil uitlenen voor zijn bachelorproef of projectonderzoek. Die uitzonderingen worden, indien nodig, toegestaan. Voor uitzonderingen maken we geen procedures, dit beschouwen we als klantgericht maatwerk. Een mooi voorbeeld van leane processen en agile dienstverlening. Lean en agile gaat dus ook vaak over durven schrappen en weggooien. Zo ook in onze collecties. Uitpuilende rekken zijn ook ‘Muda’: ze zijn verspilling voor klant en medewerker. • Belangrijke literatuur wordt ondergesneeuwd door ‘oude brol’. • Overvolle rekken zorgen voor veel tijdverlies bij het terugplaatsen van werken. • Hoe groter de collectie, hoe moeilijker iets te vinden. Daarom zijn we het afgelopen jaar stevig aan het saneren in de collectie. We zijn ook gestart met de opstelling van een algemeen collectieplan. Tot op heden bouwden we aan vijf collecties verspreid over de vijf campusmediatheken. Enerzijds zorgde dit voor onnodige dubbels. Anderzijds zien we steeds meer ‘shop’-gedrag van studenten en docenten, die ook op andere campussen hun gading 2 2 | META 2015 | 9
zoeken. Voor hen is er reeds de facto één collectie. In de collectievorming hebben we reeds enkele jaren de kaart getrokken van ‘digital first’, niet omdat we zo gebeten zijn door het digitale aanbod, maar wel omdat een digitaal aanbod beter beantwoordt aan lean agility: minder beheerswerk, toegang voor meerdere personen, plaatsonafhankelijk, … Eén van de verandertrajecten was het nadenken over de huidige en toekomstige dienstverlening. Hieruit zijn veel actiepunten voortgevloeid. Eén collega kreeg de verantwoordelijkheid om onze dienstverlening te blijven screenen, verbetervoorstellen te verzamelen en innovaties voor te stellen.
“In september werd een radicaal besluit genomen: alle structurele overlegmomenten worden vanaf 2016 afgeschaft.”
Performante samenwerking In zijn boek Wij zijn Toyota niet haalt Luc Chalmet 6 het voorbeeld van de e-mail aan als een illustratie van ‘failure demand’. Mail wordt vaak te veel en oneigenlijk gebruikt wat zorgt voor een overload aan communicatie. In ons team hadden we dit voorbeeld niet nodig om dit reeds aan te voelen. Zoals de meeste andere organisaties vielen we in onze hogeschool terug op de geijkte kanalen (vergadering, telefoon en e-mail) om kennis te delen en in overleg te gaan met elkaar. Deze kanalen hebben in huidige context enorme beperkingen: overlopende mailboxen, oeverloze vergaderingen en telefonische afspraken die vergeten worden. We waren als team verheugd bij de introductie van Sharepoint in onze hogeschool omdat deze samenwerkingssoftware talrijke mogelijkheden bood om op een efficiëntere en effectievere manier om te gaan met communicatie, informatie en kennis. Omdat de uitrol van zo’n systeem de nodige tijd vergt, hadden we er niet op gewacht en onze eigen interne kennisblog opgezet in Wordpress. We kozen Wordpress ondermeer voor de integratiemogelijkheden met Sharepoint. Maar het belangrijkste was dat we een instrument hadden dat toeliet om interessante informatie met elkaar te delen en in overleg te gaan zonder dat onze mailbox geteisterd
© Arteveldehogeschool - Mediatheek Kantienberg.
artikel
werd. Een bijkomend voordeel was ook dat de informatie automatisch geclusterd werd via tags en doorzoekbaar bleef ongeacht de publicatietijd. Communiceren en overleg zou bij ons een aandachtspunt blijven omdat de tijdsinvestering in een overleg vrij groot is en de return niet altijd in verhouding. De medewerkers werken op zeven verschillende campussen, waarvan vijf mediatheken. Afspreken om fysiek bij elkaar te komen, was telkens een heksentoer: de dienstverlening moest immers steeds voorzien blijven. De overlegstructuren waren ook zo geëvolueerd dat bepaalde besprekingen verdubbeld werden en ondanks het vele overleg en de goede verslaggeving, bleef de kritiek van collega’s dat de besluiten uit die overlegmomenten vaak niet duidelijk waren en soms elkaar zelfs tegenspraken. Op het moment van dit schrijven is dit nog steeds niet helemaal uitgezuiverd, maar in september werd een radicaal besluit genomen: alle structurele overlegmomenten worden vanaf 2016 afgeschaft, behalve een overleg met het hele team dat enkele malen per jaar samenkomt. Als alternatief werken we met mandaathouders. Iedereen in het team heeft meerdere mandaten (bijv. metadata-curator, catalogusverantwoordelijke, domeinspecialist, …). De verantwoordelijkheden bij deze mandaten omvatten de volledige coördinatie van die taak, het overleg met betrokkenen, de communicatie met de collega’s, … Er is ook telkens een fall-back voorzien en deze mandaten worden duidelijk gecommuniceerd binnen en buiten ons team. Dit zal ons toestaan om sneller in te spelen op opportuniteiten en calamiteiten. Daarnaast zetten we sterk in op digitale samenwerkingsmiddelen (zoals de werkgroepen binnen Sharepoint). In de toekomst denken we onder meer aan een zogenaamde digitale ‘Broebelmuur’ waar ideeën van medewerkers verzameld worden en na een gistingsproces eventueel
kunnen uitgroeien tot een innovatief project. Uiteraard blijft fysiek overleg belangrijk, maar dit gaat enkel op projectmatige (lees: als het echt nodig is) basis gebeuren.
wijze de kennis te faciliteren in de hogeschool. Uiteraard (en gelukkig maar) is het werk nog niet af en zal het ook nooit klaar zijn. We blijven onszelf heruitvinden en we blijven zoeken om nog meer te kunnen doen met onze beperkte middelen.
Deze omslag gebeurt niet vlekkeloos, een echt stappenplan is niet uitgetekend, wel een kader. Discussie over verantwoordelijkheden en ontbrekende schakels in de communicatie, zorgen soms voor wrevel (het is immers een work-in-progress), maar het enthousiasme en de ruimte voor improvisatie zorgen dat medewerkers zelf hun bakens uitzetten en dat op een organische wijze een nieuwe structuur ontstaat. Een beperkte mate van chaos is immers een ideale voedingsbodem voor revolutionaire veranderingen. Naast de nodige competenties streven we naar zogenaamde ‘hybride mediatheekteams’, medewerkers die generieke (maar toekomstgerichte) bibliotheekcompetenties combineren met allerhande specialisaties (inhoudelijk, technisch, sociaalagogisch, …). Maar het belangrijkste is evenwel dat de medewerkers wendbaar kunnen reageren op de steeds veranderende uitdagingen die op onze organisatie en sector afkomen.
Besluit In de titel gebruiken we het woord “expeditie” en dat mag je ook wel vrij letterlijk nemen. Lean Agiltity is voor ons een reisbestemming, we willen immers de best mogelijke diensten bieden met zo weinig mogelijk verspilling van middelen, tijd en energie en we willen wendbaar zijn om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen. Dit vergt van beleid en medewerkers een groot adaptief vermogen en veranderingsbereidheid, maar laat dat geen probleem zijn, voor Lean Agility is de reis belangrijker dan de bestemming.
1 Zie onder meer: Van Schoors, Elke (2013). Studenten versus lesgevers: gebruikersonderzoek in de Arteveldemediatheken. META (9): 8-11 2 Krafcik, John F. (1988). Triumph of the lean production system. Sloan Management Review 30 (1): 41–52 . 3 Womack, J.P., Jones, D.T. (2003). Lean Thinking. Simon & Schuster
Deze aanpak veranderde vijf sterke, maar autonoom werkende mediatheken en een versnipperde dienstverlening, op korte termijn naar een coherent, complementair en enthousiast team, dat alles in het werk stelt om op een efficiënte en wendbare
4 Chalmet, L. (2013). Wij zijn Toyota niet: iedereen op weg naar Lean Agility. Brugge: Die Keure. 5 Muda is Japans voor verspilling en is een basisbegrip in de literatuur over “lean management” 6 Chalmet, L. (2013). Wij zijn Toyota niet: iedereen op weg naar Lean Agility. Brugge: Die Keure.
META 2015 | 9 |
23
Signalement
Groot Onderhoud Dit jaar ging het Groot Onderhoud, studiedag van FARO, op 27 oktober door in Het Pand in Gent. De focus was de toekomst. Er staan immers belangrijke en ingrijpende bestuurlijke veranderingen op stapel, die een impact zullen hebben op het hele cultureel-erfgoedveld. Samen werden de lijnen van mogelijke scenario’s voor het cultureel-erfgoedbeleid van morgen én van de komende decennia uitgetekend. En zoals het ondertussen hoort, reikte minister van Cultuur Sven Gatz op het einde van de dag de Cultuurprijs voor Cultureel Erfgoed uit aan Reuzen in Vlaanderen vzw. FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. Foto’s: Jonathan Sommereyns.
2 4 | META 2015 | 9
signalement
META 2015 | 9 |
25
etalage
Multimediacel HoGent Bruno Bevernaegie, Wouter De Beukelaer en Francis Vlieghe
De multimediacel van de Hogeschool Gent biedt ondersteuning aan docenten die hun cursus een audiovisueel pakje willen aanmeten. Ook studenten die beeld en geluid in een taak verwerken, kunnen op haar expertise rekenen. De cel is nu 4 jaar actief en verzorgt ondertussen opnames van gastcolleges, blikt kennisclips in, organiseert korte opleidingen en amuseert zich kostelijk met camera en micro. Wanneer werd de multimediacel opgericht? In 2010 gingen enkele oudgedienden met pensioen en was er plaats voor twee nieuwe medewerkers. De eerste vacature was nog hybride. We zochten een bibliotheekmedewerker met audiovisuele skills. Eind 2011 zochten we een witte raaf die zou instaan voor beeld, geluid, regie en montage. Het mag een wonder heten dat we die gevonden hebben. Wat is jullie opdracht en hoe vullen jullie die in? De meeste docenten beseffen dat in audio visuele tijden (een deel van) hun leermateriaal herverpakt moet worden. Boeken en cursussen hoeven niet meteen verbrand, maar ze zijn nog maar een onderdeel van blended learning. Daar ligt onze opdracht: docenten helpen oude en nieuwe kennis in een nieuw jasje te stoppen en als het even kan proberen we hen hierbij ook zelfredzaam te maken. Wat hebben jullie al kunnen verwezenlijken? De bibliotheek zette in het verleden sterk in op informatievaardigheden. Al snel werden we slachtoffer van ons eigen succes. Een online cursus die studenten op eigen tempo konden doornemen, moest soelaas brengen. En zo geschiedde. Ondertussen brengt een online lessenreeks marketing de voorkennis van buitenlandse studenten op eenzelfde niveau, is de reeks rond studievaardigheden een mooie aanvulling bij de live sessies in de aula en staan er tal van kennisclips op het leerplatform. Welke ambities willen jullie als team nog graag verwezenlijken? Vandaag de dag heeft iedereen de mond vol van MOOC’s, Massive open online courses. Het is een idee dat enthousiast onthaald wordt in de onderwijswereld en ondertussen zijn ook Vlaamse universiteiten op die kar gesprongen. Zo’n project willen wij ook wel eens vorm geven. En we maken er een spectaculaire trailer bij gefilmd met drones. Hoe zou je de teamspirit omschrijven? Op een ongedwongen manier je creativiteit de vrije teugel geven? Er zijn ergere manieren om je werkdag door te brengen! De sfeer zit dus 2 6 | META 2015 | 9
V.l.n.r. Wouter De Beukelaer, Francis Vlieghe en Bruno Bevernaegie. Voor deze foto gebruikte de Mediacel een achtergrond van Jacob Surland ‘Sunset at Lake Tekapo’ met CC-licentie (https://flic.kr/p/wdLYR1).
goed. En dat gevoel slaat ook over op onze klanten. Met enige zin voor overdrijving zou je kunnen zeggen dat we samenzweren. Samen werken aan iets waar anderen nog geen weet van hebben. Welke achtergrond hebben de teamleden? De leden van het team hebben allemaal een verschillende achtergrond. Autodidacten zonder een audiovisuele vooropleiding. Een filosoof bij wie film een uit de hand gelopen hobby is. Een geschiedkundige met een gezonde interesse voor fotografie en een tolk met een onderwijsverleden. Wat ons bindt, is het feit dat we bibliotheekschool- of IBW-gediplomeerden zijn. Wat is jullie leukste bibliotheekervaring? Dankzij de interactie met de docenten en de werkmannen dingen realiseren, dat geeft ons een kick. Een pot groene verf en in no time was er een green screen. En een docent bouwde voor ons een autocue met een oud statief, een afgedankt computerscherm en een stuk plexiglas.
“Daar ligt onze opdracht: docenten helpen oude en nieuwe kennis in een nieuw jasje te stoppen en als het even kan proberen we hen hierbij ook zelfredzaam te maken.”
inzet
Caroline Vleugels:
“Ja, wij archivarissen vernietigen wel degelijk documenten” Hoe ben je in de archiefsector beland? Tijdens de opleiding Moderne Geschiedenis heb ik voor mijn thesis bronnenonderzoek verricht in het OCMW-archief van Leuven. Ik herinner me dat ik echt gefascineerd was door het archief en dat ik het een privilege vond om met onuitgegeven bronnenmateriaal aan de slag te gaan. Nadat mijn thesis was afgewerkt, kon ik vakantiewerk doen in het Rijksarchief in Leuven. Hier kreeg ik de smaak helemaal te pakken. Na het voltooien van de master na master Archivistiek in 2006 ging ik aan de slag als archiefconsulent bij het toenmalige Forum Kerkelijke Archieven Vlaanderen (CRKC) en KADOC, een functie die ik met veel plezier drie jaar heb uitgeoefend. Nadien kon ik starten in mijn huidige job als archivaris bij het stadsarchief van Leuven. Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En wat was je motivatie om lid te worden? Toen ik hoorde dat de vereniging een interessant tijdschrift uitgaf, heb ik niet getwijfeld. In 2006 heb ik me als student lid gemaakt van de VVBAD. Sinds 2009 neem ik deel aan de werkgroep Lokaal Overheidsarchief en een jaar later ben ik ook lid geworden van de werkgroep Automatisering. Wat haal je er voor jezelf uit, zowel persoonlijk als professioneel? De contacten met andere collega’s uit de sector zijn voor mij het meest waardevol. Je leert veel door ervaringen te delen en samen in werkgroepen problemen of evoluties te bespreken. In 2013 en 2015 mocht ik namens de werkgroep Automatisering deelnemen aan de werkgroep Informatie aan Zee. Ik vond dit vooral op persoonlijk vlak een enorme verrijking. Ik ervaar het als een privilege dat ik de organisatie van dit groot congres van zo nabij mocht volgen. Hoe heb je de BAD-sector zien evolueren? Binnen de archiefsector zijn er echt twee strekkingen ontstaan: de erfgoedspecialisten versus de informatie- en documentbeheerders. Deze
evolutie is al een tijdje aan de gang, maar ik heb de indruk dat dit de laatste jaren in een stroomversnelling is gekomen. Aan elke groep worden er ook grotere eisen gesteld. Het digitaal werken wordt steeds meer de norm, en dus verandert ook het profiel van de archivaris. Hij/ zij moet als records manager veel meer de vinger aan de pols houden bij de archiefvormers. Op het vlak van erfgoedwerking zijn er ook grote verwachtingen, denk maar aan het gebruik van moderne multimedia bij ontsluiting en publiekswerking. Het beeld van een ‘klassieke’ archivaris verdwijnt stilaan. Hoe hoop je dat de vereniging zelf zal evolueren in de toekomst? Ik hoop dat de VVBAD deze evolutie binnen de archiefsector blijft volgen en zowel aan de erfgoedspecialist als aan de informatie- en documentbeheerder een forum zal bieden. Op inhoudelijk vlak zijn er in beide strekkingen andere vragen en problemen, maar in de praktijk zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een goed documentbeheer voor het (semi)-dynamische archief, schept de voorwaarden om later een erfgoedwerking uit te bouwen voor het statische archief. Wat raad je jonge mensen aan die zich willen engageren in de vereniging? Niet twijfelen, zeker doen! De contacten met collega-archivarissen zijn enorm leerrijk. Caroline Vleugels is archiva-
Wat is de meest voorkomende misconceptie over je jobinhoud wanneer je mensen vertelt dat je werkt in een archief? Men gaat er vaak vanuit dat archivarissen zich louter met oude documenten bezig houden en dat wij alles bewaren. Ik doorprik met veel plezier dat beeld. Ja, wij archivarissen vernietigen wel degelijk documenten (godzijdank). En neen, ik werk niet alleen met oude papieren archiefstukken. Mensen verschieten vaak als ik hen zeg dat het digitaal documentbeheer eerder mijn biotoop is.
ris in het Stadsarchief van Leuven. Haar interesse gaat uit naar de evoluties op het vlak van het digitaal documentbeheer en het digitaal archiveren. Ze kan zich echt ontspannen met het luisteren naar muziek en naaien, al is dat ondertussen ook een echte hobby geworden.
META 2015 | 9 |
27
over de schutting
De Vereniging van Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra Evi Gillard en Leonie Lanssens, coördinatoren VVC
De Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra vzw (VVC) is de ledenvereniging van cultuurcentra en gemeenschapscentra in Vlaanderen en Brussel. De VVC behartigt de zakelijke en inhoudelijke belangen van de leden enerzijds via beleidsadvisering en beleidsvoorbereiding, anderzijds via informatie en actie. Wanneer werd de Vereniging Vlaamse Cultuuren gemeenschapscentra opgericht? In 1975 verenigden de eerste directeurs van de allereerste cultuurcentra, geopend in 1972 (Waregem, Turnhout, Hasselt, Strombeek, Dilbeek, ...) zich in de vzw Federatie van Nederlandse Culturele Centra in België. Vanaf 1983 werd dit de FeVeCC (Vlaamse erkende culturele centra). In 2002 vormde de organisatie zich om tot VVC. Wat is jullie opdracht en hoe vullen jullie die in? We zijn erkend via het decreet Lokaal Cultuur beleid voor deze opdracht: het bieden van een overlegplatform en de leden vertegenwoordigen t.a.v. de Vlaamse overheid en anderen. Momenteel herdenken we onze werking en willen we deze vertalen in 3 pijlers: innoverende inspirator, stemgerechtigde raadgever en verbindende facilitator.
waardoor ook de cc’s zich steeds herpositioneerden. Het verbreden van het vormingswerk, een pioniersrol in het jeugdtheater en cultuuraanbod voor scholen, een plek voor de kunsten (vooral theater), … De belangrijkste verwezenlijking over al die jaren heen zit ‘m volgens ons in de kwaliteitsvolle publieksbemiddeling. In lokale contexten en dorpskernen aan publieksopbouw doen voor cultuur en kunst. De ledenorganisatie is steeds gegroeid in aantal leden, maar de werking was fluctuerend in omvang. De FeVeCC was een ledenvereniging en had tegelijk een steunpuntfunctie avant la lettre. In 2001 versmalde de opdracht van VVC, wegens de oprichting van het steunpunt Cultuur Lokaal (nu: LOCUS). Met de huidige nieuwe ontwikkelingen in de bovenbouw voelen we dat de VVC-werking terug verbreedt. Hoewel niet altijd evident, zijn de leden steeds solidair en collegiaal geweest, van grote tot kleine spelers. Het is een fijnmazig netwerk dat elkaar professioneel en inhoudelijk versterkt.
Hoe hebben jullie de sector (en de eigen organisatie) zien evolueren? Sinds de eerste bouwstenen in de jaren zeven- Welke tendenzen merken jullie op binnen de tig gelegd werden is de sector enorm gegroeid, sector? waardoor we vandaag over een fijnmazig We zien een aantal evoluties en uitdagingen: netwerk aan lokale culturele infrastructuur door de decentralisatie is er nog meer lokaal maatwerk mogelijk, waardoor we in een landbeschikken. Die evolutie ging trager dan bij de bibliotheken, waar er een plicht was, maar schap terecht zullen komen van meer diversisteden en gemeenten investeerden zelf vrij- teit in soorten werkingen van CC’s, bibliotheken, willig en veel (in de werking en in infrastruc- hybride vormen van huizen en werkvormen, tuur) naast de Vlaamse incentives. De pro- vrijetijdsdiensten, enz. Dat is een interessante fessionalisering en kwaliteit nam toe, dankzij evolutie. baremaverplichtingen voor personeel, maar ook dankzij onderzoek, opleiding, overleg, … Zoals gezegd, beschikken we over een wijdWaar voorheen het verzuilde middenveld en verspreid netwerk van culturele infrastructuur de politiek de lokale culturele agenda bepaalde, — een rijkdom die we als samenleving op een ontstond er een gezonde driehoeksverhou- optimale manier willen inzetten om te beantding tussen cultuurprofessionals, cultuurpoli- woorden aan diverse culturele behoeften (vrijtiek en middenveld. Het programma van CC’s plaatsen voor creatief en artistiek talent, ruimte heeft steeds diverse luiken gehad, in jargon: voor vrijwilligers, verenigingen en burgeriniticultuurspreiding, cultuureducatie, cultuurpar- atief, verbindingsplek naar educatie, welzijn, ticipatie en gemeenschapsvorming. Het kunst- innovatie, multimedia, presentatieplek voor en cultuurlandschap veranderde voortdurend diverse kunstvormen, …). Daar zullen we nog
2 8 | META 2015 | 9
“De kracht van cc’s en gc’s ligt in het verbinden: van sociaalcultureel werk t.e.m. de kunsten”
over de schutting
bewuster mee omspringen, in lokale en regionale context.
kunsten moeten daar blijvend een prominente plek in innemen.
Tegelijk komen heel wat CC’s los van de eigen culturele infrastructuur. Ze bespelen de culturele ruimte. Fysiek: parken, pleinen, leegstaande panden, kerken, buurten, ... Uit de cijfers van 2010 bleek dat 1 op 4 activiteiten zich ‘buitenshuis’ afspeelt. Ook mentaal: CC’s zorgen voor meer verbindingen en verwevenheid in een stad of gemeente, schakelen zich in in een breder verhaal en beleid. Ze coproduceren en cocreëren in alle mogelijke betekenissen. Anderzijds wordt deze tendens mogelijk versterkt (of net bemoeilijkt) door de afbouw of druk op middelen en professionele krachten om lokale culturele processen te begeleiden. Er zit ongetwijfeld een uitdaging in het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen professionaliteit (lokale cultuurprofessionals) en vrijwilligers, middenveld, kunstenaarscollectieven en overheid. Bij de professionelen zien we de tendens van ‘programmatoren’ naar ‘cultuurmakelaars’ of ‘cultuurwerkers’ die verbinden. Dat is positief, want daar heeft altijd al de kracht van CC’s uit bestaan: de verbindingsplaats of het kruispunt van sociaal-cultureel werk t.e.m. de kunsten. Het wordt tijd dat we dat ten volle gaan uitspelen. Tegelijk mogen we specialisaties niet uit het oog verliezen. Hoe kunnen we bijv. bepaalde expertises en competenties delen of ruilen?
Om op al deze uitdagingen in te spelen wil VVC zich als netwerk breder vertakken en verweven met andere domeinen en als een schakel tussen Vlaanderen en de steden en gemeenten. Wat kunnen jullie de BAD-sector nog bijbrengen? De beide werksoorten hebben de voorbije jaren al veel van elkaar geleerd. We juichen verdere dialoog en ontmoeting, op lokaal en Vlaams niveau, dan ook toe. CC’s zijn sterk in publieksbemiddeling, educatieve, participatieve en sociaal-artistieke processen. En andersom, wat kunnen jullie nog leren van de BAD-sector? Digitalisering is voor bibliotheken al bijna een evidentie. CC’s nemen pas hun eerste stapjes. Het digitale lijkt ons een belangrijk speerpunt voor de komende jaren en is een katalysator voor heel wat andere tendensen. Het digitale kan ons helpen in het weghalen van schotten tussen sectoren en domeinen, in het breder vernetwerken en in het verdiepen van onze maatschappelijke opdracht.
> Je vindt VVC op: www.cultuurcentra.be Facebook: /vvcvzw Twitter: /Cultuurcentra
Nu Vlaanderen niet meer dirigeert en de provincies zich moeten terugtrekken, gaan we naar een nieuwe verhouding en verantwoordelijkheid tussen steden en gemeenten. Vanuit het perspectief van de burger is het onmisbaar dat steden en gemeenten collectief blijven zorgen voor gelijkwaardige toegang van alle burgers in Vlaanderen tot cultuur, kunst, informatie, … Modellen als stadsregio’s en intergemeentelijke samenwerking zijn in opmars. De belangrijkste uitdaging is de voortdurende zoektocht van lokale culturele instellingen (CC’s en bibs) om te innoveren, in te spelen op het lokaal weefsel én maatschappelijke uitdagingen die het lokale overstijgen. CC’s blijven een kwaliteitslabel en een mindset. Het komt erop aan om die kwaliteit te blijven herdefiniëren, vanuit cultuurproducten en -processen. De
Deze illustratie komt uit de publicatie n.a.v. 40 jaar cultuurcentra: http://issuu.com/vvcvzw/docs/krachtccgc40jaar_digi.
META 2015 | 9 |
29
trend
Wat zijn de plannen voor het departement Cultuur in 2016? Bruno Vermeeren, VVBAD
Een beleidsbrief van een minister is tegelijkertijd een terugblik op de realisaties van het voorbije jaar en een vooruitblik naar het volgende. De grote beleidslijnen zijn al vastgelegd in de beleidsnota die hij bij het aantreden van de regering voorlegt aan het Vlaams parlement. Weinig verrassingen dan ook in de beleidsbrief van minster Gatz, al worden enkele nieuwe initiatieven aangekondigd en is er hier en daar blijk van voortschrijdend inzicht. Een geïntegreerd letterenbeleid is de eerste klemtoon die minister Gatz naar voren schuift in zijn beleidsbrief. Het Vlaams Fonds voor de Letteren krijgt hier een prominente rol en het Boekenoverleg blijft “het belangrijkste orgaan waarbinnen de spelers in het veld elkaar ontmoeten”. Over de gereglementeerde boekenprijs staan in de beleidsbrief niet veel bijzonderheden. Inmiddels is het voorontwerp van decreet echter bekend. Voor de bibliotheken blijft de maximale korting 15 procent, zoals in het oorspronkelijke voorstel van Boek.be. Ook voor leesbevordering vinden we de bijzonderheden niet in de beleidsbrief, maar elders. Hier verwijst de minister naar het meerjarenplan van Iedereen Leest – voorheen Stichting Lezen. Dat er gewerkt wordt aan een conceptnota cultureel erfgoed is bekend: zowat de hele sector werd het voorbije jaar opgetrommeld om mee te werken in focusgroepen. Het is uitkijken naar het sectormoment op 22 januari. De conceptnota moet allicht op korte termijn uitmonden in een voorontwerp van decreet. Alvast het consulentschap en de regie van het depotbeleid zouden naar Vlaanderen komen. De minister wil een netwerkmodel, wat niet uitsluit dat de provincies ook in de toekomst nog fysieke erfgoeddepots blijven beheren. Nieuw is dat er ook een visienota E-cultuur en digitalisering komt. De timing daarvan is onzeker: de visienota zou input moeten leveren voor het nieuwe cultureel-erfgoeddecreet, maar zou pas eind 2016 opstarten. Of ze allemaal opgenomen zullen worden in deze visienota, is niet duidelijk, maar de beleidsbrief bevat heel wat voorstellen die hierin zouden passen. Zo is er het pilootproject rond de deponering van digitale publicaties waar de Vlaamse Erfgoedbibliotheek samen met partners aan werkt. VIAA zou volgens de beleidsbrief structureel gefinancierd worden, wat eindelijk een eind zou maken aan de potsierlijke vertoning dat het instituut voor digitale archivering in Vlaanderen telkens opnieuw naar middelen op zoek moet voor een volgende werkingsjaar. 3 0 | META 2015 | 9
Ook het expertisecentrum digitaal erfgoed PACKED blijft een centrale speler. Over de provinciale digitale (erfgoed)structuur spreekt de minister zich niet duidelijk uit. Hij erkent alvast het belang van de digitale erfgoeddatabanken (Erfgoedplus, Erfgoed in zicht): “cruciaal voor de uitbouw van een geïntegreerde erfgoedinventaris in Vlaanderen”. De minister bevestigt dat LOCUS/Bibnet moet focussen op de digitale uitdagingen. Verderop in zijn brief laat hij dan toch weer een opening voor een verbreding van de opdracht, als hij schrijft dat hij ook wil inzetten op ruimere inhoudelijke ondersteuning voor het lokale en regionale cultuurbeleid. Dat er een eengemaakt Vlaams bibliotheeksysteem komt, lijkt inmiddels een uitgemaakte zaak. Het traject start in 2016. Het lokaal cultuurbeleid wordt in hoofdzaak een opdracht voor de lokale besturen, waarbij Vlaanderen alleen nog zal ondersteunen. Dat leidt tot dubbelzinnige uitspraken over monitoring. Zo bevestigt de minister het belang van een goede opvolging en verwijst hij naar de presentatie van BIOS3 op Informatie aan Zee, maar kondigt hij tegelijkertijd een oefening aan om de lokale monitoring van het vrijetijdsbeleid vorm te geven. Die oefening zal vertrekken vanuit de lokale informatiebehoefte.
Uit de beleidsbrief van minister Homans blijkt dat de professionalisering van het Vlaamse archiefbeleid wordt doorgezet. De klemtoon daar ligt op de depotproblematiek. De minister wijs vooral op de
De beleidsbrief maakt gewag van een nota over cultuurparticipatie en een witboek alternatieve financiering die binnenkort beschikbaar zouden moeten zijn. Het witboek bouwt onder meer voort op de toolboxen ‘Europese Fondsen’ (https://cjsm.be/cultuur/creativeeurope) en ‘Vele Kleintjes’ (http://www.velekleintjes.be/). Een decreet regionaal cultuurbeleid wordt in het vooruitzicht gesteld, maar de realisatie daarvan is allicht voor later in de beleidsperiode. Samenwerking, afstemming en schaalvergroting zijn termen die geregeld terugkeren en belangenbehartiging blijft “een waardevolle opdracht die door de sector zelf georganiseerd moet worden”.
winst die geboekt kan worden door archief te vernietigen zodra dat mogelijk is. Het project Digitaal Archief Vlaanderen wordt voortgezet.
> Beleidsbrieven: http://tinyurl. com/beleidsbrieven2015 > Voorontwerp decreet gereglementeerde boekenprijs: http:// www.svengatz.be/nieuws/
het cijfer / het plan
37 Dat 37 procent meer is dan 10 procent staat onomstotelijk vast. In Elke drie seconden, het nieuwe boek van Jean Paul Van Bendegem bespreekt de auteur de toepassingen van de 37-procentregel. Van Bendegem legt uit dat als er zich in jouw leven tien partners voordoen (en je mag naar geen enkele partner terugkeren) dat er een wiskundig onderbouwd trucje bestaat om meer dan tien procent kans te hebben dat je de ideale partner uitkiest. Het gaat om een toepassing van het zogenaamde secretaresseprobleem: Er is een vacature voor een secretaresse, er solliciteren n kandidaten, de kandidaten nemen in willekeurige volgorde deel aan het sollicitatiegesprek, na het gesprek moet de kandidaat meteen worden aangeworven of definitief afgewezen. Welk is de optimale strategie om de best mogelijke kandidaat te selecteren? Het kan wiskundig bewezen worden dat de beste strategie is om van een totaal van n kandidaten een aantal (k) kandidaten te spreken en af te wijzen om vervolgens de eerstvolgende kandidaat te selecteren die beter is dan alle voorgaande. Bij 10 kandidaten (n=10) selecteer je best de vierde (k = 4) kandidaat. Met die strategie is de kans dat jouw keuze optimaal is niet 10 maar 37 procent. Raar maar waar. Over naar een voor ons zeer bekend terrein. Ons boekenbudget is zo beperkt dat we maar een enkel boek kunnen aanschaffen. De boekenleverancier geeft ons een lijst van honderd boeken (n = 100). Na het 37e boek komen we in tijdsnood. Geen probleem: we bekijken nu niet verder alle andere 63 boeken maar schaffen het eerstvolgende boek aan dat beter is dan alle voorgaande die we bekeken. En zie: weerom 37 procent kans dat we het ‘allergeschiktste’ boek selecteerden zonder alle honderd boeken te moeten bekijken. Patrick Vanouplines
Mediatheek XL De krachtlijnen van het nieuwe instellingsplan van de Arteveldehogeschool zijn co-creatie, zelfsturing en engagement. Ook de mediatheek wil deze krachtlijnen uitdragen. Dit past in de vraag die de mediatheek regelmatig krijgt van studenten en medewerkers om mee te werken aan allerhande activiteiten. • De mediatheek engageert zich in goede doelen zoals de Rodeneuzenactie • Ze inspireert tot zelfsturing door het opstellen van themastandjes tijdens congressen, studiedagen en tentoonstellingen, het organiseren van lezingen en filmvoorstellingen, ... • Ze co-creërt door het organiseren van workshops (kalligrafie, printen in 3D, grime voor kleuters, …). Al deze uitbreidingsactiviteiten worden sinds kort gebundeld onder de noemer Mediatheek XL. Ze omvatten alle activiteiten waarmee de medewerkers buiten het reguliere werkritme van de mediatheek stappen. Hiervoor ontwierpen enkele medewerkers een nieuw logo en een bijpassende slogan: ‘MediatheekXL: mag het wat meer zijn?’. De mediatheek wil via deze weg dichter bij de leefwereld van haar gebruikers komen. In december richten we ons specifiek op de laatstejaarsstudenten die werken aan hun bachelorproef (BAP). Daarom wordt december BAP-maand. We organiseren Mediatheek Clinics waarin mediatheekmedewerkers studenten begeleiden die problemen hebben om informatie te zoeken. Bedoeling is dat elke medewerker enkele studenten helpt hun weg vinden in het wirwar van elektronische bronnen en databanken. Voordeel hierbij is dat elke medewerker meewerkt aan deze sessies. Zo houden zij hun kennis up-to-date. De inspiratie hiervoor kwam door enkele medewerkers die in juni op studiebezoek gingen naar Finland. Liesbeth De Vogelaere en Eva Van Wittenberghe bezochten de hogeschool van Jyväskylä naar aanleiding van de Erasmus Staff Week. De hogeschoolbibliotheken spelen een cruciale rol om de slaagpercentages van de studenten te optimaliseren. In Jyväskylä bijvoorbeeld worden daarom Library Sauna-sessies georganiseerd: vaste afspraakmomenten waar studenten terecht kunnen bij de bibliotheekmedewerkers met hun vragen over informatie opzoeken, databanken, … In de mediatheek organiseerde de dienst Studieadvies al Writing Clinics. Hierbij engageren stagiairs van UGent zich om studenten van de Artevelde hogeschool bij te staan met tips over correct taalgebruik en begeleiding bij het schrijven van hun bachelorproef. De Mediatheek Clinics bouwen dit concept verder uit. Daarnaast organiseert de mediatheek ook sessies over correct refereren en citeren volgens de APA-norm. De mediatheek heeft zich hierin de laatste jaren als specialist van de hogeschool geprofileerd. Studenten kunnen voor al deze sessies een afspraak maken op vrijwillige basis. Liesbeth De Vogelaere en Eva Van Wittenberghe
META 2015 | 9 |
31
essay
Beeltenis van Plato. Romijnse kopie naar een Grieks origineel door Silanion ca. 370 BC. Foto: S. Sosnovskiy.
“We were never born to read.”
1
Het digitale ‘farmakon’ Bart Buseyne, Koninklijke bibliotheek
In dit opstel stellen we een benadering voor die we met Plato, de wijsgeer, ‘farmacologisch’ noemen: wat betekent het om ‘het digitale schrift’ als een ‘farmakon’ op te vatten? Dat doen we vooreerst door het ‘proces van veruitwendiging’ te evoceren, waardoor het ‘proces van hominisatie’ gedragen wordt. Vervolgens brengen we twee termen in, die contraire betekenissen samenhouden: het ‘farmakon’ als gif én remedie, en de ‘geestestechnologie’ die de geest prothetiseert. Aansluitend stellen we het denken ietwat bij: we verlaten het denken in tegenstellingen voor het denken in samenstellingen. En tussendoor zetten we één en ander in historisch perspectief. Notendop
Veruitwendiging
De ontwikkeling van netwerktechnologieën heeft gezorgd voor een transformatie die geen enkel domein van het leven onaangeroerd laat. Die evolutie wordt soms vergeleken met de revolutie van de boekdrukkunst, en zelfs met het ontstaan van het lineaire schrift.
De paleo-antropologie heeft laten zien dat de menselijkheid van de mens ligt in het proces van ‘technische veruitwendiging’ van het leven.
Deze transformatie kan men op grofweg twee manieren kaderen: • men neemt aan dat het geestesleven eenvoudigweg een nieuw ‘milieu’ heeft gekregen, waardoor het verder niet getekend wordt en dat dus ‘functioneel uitwendig’ blijft aan dat leven; • men neemt aan dat het geestesleven gevormd wordt door zijn veruitwendiging, in welk geval de ontwikkeling — als evolutie van zowel de technische buitenkant als de processen van verinnerlijking die deze oproept — een nieuw tijdperk vormt van de geest, en een nieuwe geest. Zonder dit te argumenteren voegen we ons naar dit tweede schema, waaraan we bovendien een farmacologische draai geven. We stellen dus: • dat het proces van technische veruitwendiging ook altijd een ‘proletarisering’ van het geestesleven met zich mee kan brengen 2; • en dat het daarom zaak is om vormen van therapie te ontwikkelen die van het giftige ‘farmakon’ een remedie kunnen maken. 3 2 | META 2015 | 9
Met deze uitdrukking — ‘technische veruitwendiging’— moeten we voorzichtig zijn. Er is immers geen innerlijk dat aan de veruitwendiging voorafgaat. Juist de veruitwendiging maakt het innerlijk mogelijk. Uiteindelijk kan het bewustzijn enkel zelf bewustzijn worden, en zich dus op een bepaalde manier synthetiseren, in de mate waarin het zich veruitwendigt onder de vorm van herinneringssporen, waardoor het ook toegankelijk wordt voor andere bewustzijnen. Die veruitwendiging is minder een veruitwendiging van wat binnenin al aanwezig is, dan een oorspronkelijk gegeven: de geest is de verinnerlijking van haar veruitwendigingen, van de geheugensporen die persistentie geven aan de dood die het bewustzijn in elke tel sterft. Daarom is de geschiedenis van de geest de geschiedenis van de artefacten waaraan de geest de eigen synthesen praktiseert. De veruitwendiging is een proces waarin een derde geheugenlaag wordt opgebouwd. Alle geseksueerde wezens worden gevormd door twee geheugenlagen: het geheugen van de soort (DNA), en het geheugen van het indivudu waarin de ervaring ligt. De mens heeft toegang tot een derde geheugen dat gevormd wordt door de techniek. Een geslepen vuursteen bijv. bestaat als een geheugen: de handeling van de maker slijpt in de steen een organisatie in, die wordt doorgegeven via het anorganische.
essay
Kennis die individueel is verworven kan zo op een niet-biologische manier overgedragen worden.
Tekening in zand In de dialoog Meno onderkent Plato de rol van de techniek in de vorming van het bewustzijn. Socrates legt Meno’s slaaf een meetkundig vraagstuk voor. Omdat zijn kennis een functie is van de eerste veruitwendiging tekent de slaaf in het zand. Hij schets de figuur waarin het meetkundig object gevonden kan worden. De tekening houdt een kentrek van een element daarvan beter vast dan de geest van de slaaf zelf. Die geest is in essentie vloeibaar. De tekening in het zand is dan ook onontbeerlijk voor hem om daadwerkelijk tot denken te komen. Het ondersteunt het begrip door de afgebeelde resultaten van zijn denken bij elke stap van zijn redenering te bewaren. Veel later zal Edmund Husserl stellen dat de meetkunde maar mogelijk is door het ontstaan van het schrift. Ook het schrift is een conditie sine qua non van de geometrie: het garandeert de mogelijkheid om de arbeid van het denken stap voor stap vast te leggen.
Geheugenverlies In de latere dialoog Phaedrus maakt Plato het zichzelf moeilijk om te begrijpen hoe de mogelijkheden van het denken zijn gebonden aan de mogelijkheden van de mnemotechniek. De ‘levende herinnering’ plaats hij dan tegenover de ‘dode herinnering’. Zo geeft hij de verhouding tot het schrift een louter instrumenteel karakter mee. Het schrift zelf noemt hij een ‘farmakon’. Dat woord zegt twee dingen: het is zowel een kunstmatig hulpmiddel dat men nodig heeft, als een gif dat schade berokkent aan het leven. Zo dient het schrift zich enerzijds aan als een bescherming tegen het vergeten. Anderzijds is die bescherming bedrieglijk: onder het voorwendsel de herinnering te helpen, bevordert ze een herinnering die louter uitwendig blijft. Het is belangrijk voor ogen te houden dat Plato het schrift niet zonder meer afwijst, zoals soms beleden wordt. Onlangs wees Bernard Stiegler er op dat Socrates het schrijven veeleer voorschrijft. Zijn ‘laatste woorden’ - “wees niet zorgeloos” 3 — zijn
in die zin te verstaan. Aangezien het ‘farmakon’ de conditie is van het geestesleven, dient de filosofie bedreven te worden als een vorm van zorg om het ‘farmakon’. In zijn ambivalentie schrijft het schrift een therapie voor, die precies bestaat in de soort van samenspraak die door het lezen en schrijven mogelijk wordt gemaakt. Wat Plato in de Phaedrus beschrijft — dat de veruitwendiging van het geheugen een geheugenverlies betekent — wordt vandaag ervaren in alle aspecten van ons dagelijks leven. Met de industriële revolutie is het proces van veruitwendiging uit de sfeer van de taal getreden. En nu het zozeer veruitwendigd is wordt het geheugen het doelwit van allerlei controles en sturingen. De techniek is echter een ‘farmakon’, met de dubbelwaardigheid vandien. Daarin is het politieke initiatief geworteld. De politiek behelst immers het ontwerp van therapieën die soms als wettelijke norm worden uitgevaardigd, en zich concretiseren in aandachtsvormen en zorgsystemen. 4
Geestestechnologie Na de bestseller van Nicolas Carr, Het ondiepe, kunnen we het toxische karakter van het schrift niet langer ontkennen. Als een ‘ecosysteem van onderbrekingstechnologieën’ 5 legt het web beslag op onze aandacht om die vervolgens te versplinteren. Terwijl de langzame opeenvolging van woorden op papier ons verlangen om overspoeld te worden door prikkels tempert, voedt het web dat juist. Daarbij accepteren we min of meer gewillig het verlies aan concentratie en de fragmentatie van onze gedachten. Al kunnen we het farmacologische, dubbelzijdige karakter van het schrift moeilijk ontkennen, toch is de ambivalentie ervan moeilijk in beide aspecten tegelijk te denken. Dat het geestesleven zich vormt in een proces van veruitwendiging, betekent onvermijdelijk dat het schade lijdt. Het ‘levende geheugen’ kan zich niet vormen zonder blessures. 6 Tegelijk moet het omgekeerde bevestigd worden. Het ‘farmakon’ is tevens de voorwaarde van de ‘diepe aandacht’ en van de ‘levende herinnering’. Dat de dimensie van uitwendigheid vorm geeft aan de innerlijkheid, wijst erop hoe de beide samenspelen. De term ‘geestestechnologie’ brengt dit goed tot uitdrukking: het verbindt twee
“Terwijl de langzame opeenvolging van woorden op papier ons verlangen om overspoeld te worden door prikkels tempert, voedt het web dat juist.”
META 2015 | 9 |
33
essay
“De digitale integratie van de cultuurindustrieën vormt echter een nieuw milieu voor de geest. De toekomst van het geestesleven ligt dan ook in deze nieuwe ontwikkelingen.”
zaken die doorgaans niet met elkaar worden verbonden. Door de band worden de ‘geest’ en de ‘techniek’ immers als vijandige polen tegenover elkaar gesteld. Zo zoekt Plato in de Phaedrus het geestesleven te onttrekken aan het schrift, vanuit het vermoeden dat de mnemotechniek een macht is die de mens van zijn cultuur berooft. De tegenstelling tussen ‘cultuur’ en ‘techniek’ kan echter niet gehandhaafd worden. Zonder technische infrastructuren is er immers geen geestesleven. Tot het nexus van culturele infrastructuren staan we dan ook niet in een vooreerst instrumentele verhouding. Stonden we wel in een louter uitwendige relatie daartoe, dan zou het niet te begrijpen zijn hoe de techniek ons negatief kon affecteren, zoals Plato terecht onderkent.
De farmacologische vraagstelling Hoewel Carr uitvoerig ingaat op de giftigheid van digitale netwerktechnologieën, is zijn insteek niet farmacologisch. Hij citeert Socrates’ diskwalificatie van het schrift als “een toverdrank, niet voor het geheugen, maar voor een vaag zich-te-binnen-brengen” 7, maar wijst er niet op hoe Socrates oproept tot de ontwikkeling van therapieën die het gif keren in een medicijn. Zijn analyse is dan ook eenzijdig.
Dergelijke vragen werken Socrates’ oproep om zich het schrift eigen te maken, uit. Eerder dan ons aan te passen aan de technische ontwikkelingen, gaat het er om de ontwikkelingen collectief aan passen aan wat we als waardevol verkiezen. Zo kunnen we de digitale ‘farmaka’ adopteren als technieken die nieuwe zelf- en vrijheidspraktijken ondersteunen.
Positieve farmacologie In Het ondiepe, Het digitale proletariaat en Digitale dementie 11 wordt uitvoerig ingegaan op de ‘negatieve farmacologie’ van het digitale schrift, dat de gebruikers in toenemende mate ‘proletariseert’. In de 19e eeuw verloor de arbeider zijn ‘know-how’ aan de automatisering van het productieproces. In onze tijd is het vooral de consument die is geproletariseerd. Waar de arbeider is vervreemd van zijn ‘savoir faire’ en herleid tot louter ‘arbeidskracht’, daar is de hedendaagse consument vervreemd van zijn levenskunst en herleid tot louter ‘koopkracht’. Maar het digitale schrift is ambivalent. Omgaan met de proletarisering betekent dat we ons moeten toeleggen op een politiek van de nieuwe ‘farmaka’. Zo een techno-politiek moet opgevat worden als een socio-therapie, waarbij het gaat om het collectief ontwerp van nieuwe vormen van leven en samenleven, gebaseerd op de ‘farmaka’. De ‘farmacologische omkering’ vormt dus de inzet van een strijd die wordt gevoerd met de ‘farmaka’, en die cirkelt om de toe-eigening van nieuwe vormen van ‘savoir faire’ en van ‘savoir vivre’: een (farmaco)therapie van de deproletarisering.
Dat is het onderzoek van Maryanne Wolf helemaal niet. Haar theorie van het ‘lezende brein’ gaat uit van de ambivalentie van het schrift. Met de uitvinding van het lezen hebben we de organisatie van ons brein herschikt. Dit heeft de manieren waarop we kunnen nadenken vergroot, en zo de evolutie van de soort veranderd. Het spreekt voor zich dat de nieuwe ordening van onze hersenen, die voortkomt uit de digitalisering van het schrift, de vraag opwerpt “te weten wat we moeten behouden”, en dit Hoe een techno-politiek zijn motief mag vinden in vormen van tegen de achtergrond van “de mogelijke vernietiging van de ‘weten’ lichten we toe in verwijzing naar de ‘digitale televisie’ en hersencircuits die te danken zijn aan het lezende brein.” 8 Het de strijd om de definitie ervan. gaat met name om het behoud van de leescapaciteit die hoort bij de ‘diepe aandacht’ van het soort lezen, dat kenmerkend is Technische geletterdheid voor ‘de geletterde soort’. 9 Bepaalde vormen van schrift hebben bepaalde vormen van reflexiviteit vrijgegeven. De cultuur van zelfinkeer die in het Wolf deelt Carrs zorgen, maar stelt bovendien typisch farma- Europa van de 16e eeuw ontstaat, en die geboorte geeft aan cologische vragen: “Raakt de nieuwsgierigheid bevredigd door ‘het individu’, is ondenkbaar zonder de boekdrukkunst en de de stroom van hapklare, vaak oppervlakkige informatie op een cultuur van het ‘zelf lezen’. Die cultuur wordt door de leerplicht scherm, of wekt ze het verlangen op naar een meer uitgediept zelfs de wettelijke norm. weten? Heeft een grondig onderzoek van de woorden en de Naar analogie geven ook audiovisuele digitale media bepaalde dingen baat bij een leerproces dat gekenmerkt wordt door een vormen van reflexiviteit vrij in het domein van het audiovisuele. voortdurend verdeelde aandacht en door het multitasken?”. 10
3 4 | META 2015 | 9
essay
De digitalisering van het beeld veralgemeent immers de mogelijkheid van een kritische toegang tot het beeld. Daarmee biedt de digitale ontwikkeling een kans — een maatschappelijk aan te grijpen kans — om een cultuur te promoten van de analytische receptie. Als cinema en televisie bleken de mogelijkheden om in het verloop van het bewustzijn tussen te komen, ongehoord. Analoge technologie maakte een heuse conditionering van het bewustzijn mogelijk. De digitale integratie van de cultuurindustrieën vormt echter een nieuw milieu voor de geest. De toekomst van het geestesleven ligt dan ook in deze nieuwe ontwikkelingen, zoals ze tot de vorming van nieuwe sociale en culturele praktijken aanleiding mogen geven. Zo kan ‘digitale televisie’ het publiek vergunnen om zijn verhouding tot het bewegend beeld te veranderen, zodat die verhouding gaat aanleunen tegen de analytische verhouding waarin een geletterd persoon staat tot de literatuur. Iemand die niet kan schrijven, kan geen boek lezen. Wie op synthetische wijze een boek kan lezen, moet beschikken over de analytische vaardigheden die haar in staat stellen om een boek te schrijven. Welnu, ‘digitale televisie’ vergunt het ons om het beeld op analytische wijze te bekijken. Zoals de lectuur van een boek geletterdheid impliceert, kan ‘digitale televisie’ de ontwikkeling van een technische geletterdheid bevorderen, tenminste als de toekomst van ‘digitale televisie’ niet geheel en al wordt overgelaten aan de markt, die ertoe neigt de cultuur te reduceren tot de promotie van waren en de gestuurde verheviging van consumptiegedrag.
1 WOLF, Maryanne, Proust and the squid, New York, Harper, 2008, 306 p., p. 3. 2 SCHNITZLER, Hans, Het digitale proletariaat, Antwerpen, Bezige Bij, 2015, 175 p. 3 PLATO, Phaedo 118a. 4 STIEGLER, Bernard, Pharmacologie du Front National, Parijs, Flammarion, 2013, 447 p., p. 125. 5 Cory Doctorow, geciteerd in: CARR, Nicolas, The shallows, Londen, Atlantic, 2010, 276 p., p. 91. 6 Vandaar het eeuwige protest tegen vormen van ‘van bui-
Dat er nog marge is voor geletterde adoptie bleek onlangs nog. Ondanks de “ruime verspreiding van ‘digitale televisie’” 12 blijft tv-kijkend Vlaanderen zich schikken naar het schema van de uitzenders, om in te stemmen met de status van ‘audience’. Dat komt allicht omdat ‘digitale televisie’ nooit anders is gedefinieerd dan in continuïteit met de analoge televisie. Een dergelijke definitie is echter van keuzes doortrokken.
ten leren’. 7 PLATO, Phaedrus 275 b 3. 8 WOLF, Maryanne, ibid., p. 77. 9 WOLF, Maryanne, ibid., p. 219. 10 WOLF, Maryanne, ibid., p. 77. 11 SPITZER, Manfred, Digitale Demenz, Droemer, München, 2012, 370 p. 12 GLORIEUX, Ignace (red.), De routine van alledag. Over de
Technisch gesproken zijn andere keuzes best mogelijk. Existentieel gesproken zijn dat vermoedelijk de enige die er toe doen.
standvastigheid van collectieve ritmes over de jaren heen (België 1999-2013), Brussel, VUB, 2015, 10 p., p. 7.
META 2015 | 9 |
35
DE VRAAG
Hoe kan ik mijn collectie online toegankelijk maken met behulp van crowdsourcing? Michel Igual, Stadsarchief Aalst
VeleHanden werd als crowdsourcingwebsite voor de erfgoedsector ontwikkeld door het Nederlandse bedrijf Picturae. Elke erfgoedinstelling met een collectie kan er een project ter ontsluiting aanbieden aan de crowd. Het stadsarchief van Aalst tekende als eerste Vlaamse archiefinstelling in op deze innovatieve manier van ontsluiten. De resultaten waren verbluffend. Crowdsourcing blijkt voor erfgoedinstellingen een snelle en doeltreffende manier van ontsluiten te zijn. Elk archief of museum heeft wel een collectie die niet in aanmerking komt voor het digitaliseren en indexeren, omdat het te veel werk is voor de eigen werknemers en vrijwilligers. Doordat er bij crowdsourcing een beroep wordt gedaan op het grote publiek, wordt dit wel mogelijk.
Militieregisters Overtuigd van de mogelijkheden van dit vrijwilligersplatform liet het stadsarchief van Aalst militieregisters van 1845 tot 1918 digitaliseren. Deze reeks bevat dus ook de lichtingen die opgeroepen werden tijdens de Eerste Wereldoorlog zodat het project ook kaderde in de herdenking van deze oorlog. De registers bevatten van elke dienstplichtige allerlei gegevens zoals naam en voornaam, geboortedatum en -plaats, woonplaats, beroep, de namen en beroepen van de ouders, het opleidingsniveau of de graad van geletterdheid, gegevens over het uitstel en eventueel definitieve vrijstelling van militaire dienst of gegevens over de militaire carrière. Voor genealogen bevatten deze registers een schat aan informatie maar ze kunnen ook aangewend worden voor ruimer historisch onderzoek bijvoorbeeld naar de algemene fysieke toestand, naar het voorkomen van fysieke handicaps, naar de alfabetiseringsgraad, de levensstandaard, de beroepsstructuur, alsook om de geografische en professionele mobiliteit bij de dienstplichtigen te bestuderen.
VeleHanden Aan het publiek werden aldus 3858 scans van militieregisters uitgedeeld met de vraag per dienstplichtige een aantal gegevens in te voeren in vaste velden. Hiertoe behoorden familie- en voornaam en geboorteplaats en -datum van de ingeschrevene. Aan de hand van deze summiere gegevens kan de onderzoeker de gezochte persoon snel terugvinden. De extra (niet ingevoerde) data zijn dan op de scan zelf te bekijken. In een mum van tijd enthousiasmeerde het project niet minder dan 110 invoerders die aan de 3 6 | META 2015 | 9
slag gingen. Interessant om weten is dat iedere scan willekeurig tweemaal aan de ‘crowd’ wordt uitgedeeld en bijgevolg ook door twee verschillende deelnemers wordt ingevoerd. Achter de schermen worden de dubbel ingevoerde gegevens met mekaar vergeleken waarbij de verschillen in een andere kleur worden aangeduid om ze op hun beurt nog eens aan een derde deelnemer, de zogenoemde controleur, voor te leggen. Deze gaat na welke van de twee versies de juiste is en/of brengt de nodige correcties aan. Dit systeem van dubbele invoer en controle zorgt voor een quasi foutloze invoer en weergave van de resultaten. Indien twee afzonderlijke invoerders echter dezelfde fout maken, wat niet uit te sluiten valt, zal het systeem dit uiteraard als correct gaan beschouwen en bijgevolg zo ook presenteren bij een zoekactie. Ondanks het feit dat het om een relatief kleinschalig project ging van ‘slechts’ 3858 scans zijn 17.018 namen van dienstplichtigen doorzoekbaar gemaakt. Dankzij de 110 deelnemers werd de klus op minder dan 2 maand geklaard. Een VeleHanden-project wordt aangeboden op de VeleHanden-website https://velehanden.nl/. Eens een project is afgerond worden de resultaten opgenomen op de eigen website waar ze door de geïnteresseerde doorzocht kunnen worden. Voor Aalst is dit mogelijk via de erfgoedwebsite Made in Aalst, http://www. madeinaalst.be/genealogie/personen-zoeken
Toekomst Dankzij VeleHanden kunnen archieven eenvoudig, snel en quasi foutloos tal van bronnen toegankelijk maken op een manier die voorheen onmogelijk zou geweest zijn. Het spreekt voor zich dat we in Aalst reeds het volgende project aan het klaarstomen zijn.
COLUMN
Die witte raaf Margot Collet
Het begin van het schooljaar is al even voorbij, dat merk je aan de onderwerpen waar moeders het vandaag over hebben. Het is stilaan rapportentijd dus gaat het steeds vaker over punten, tijden en scores, en de rechtvaardigheid in het toekennen daarvan. Een 0/5 omdat hij zijn map voor Frans niet bij had; waarom kreeg hij dan geen 5/5 toen hij wel in orde was? Het voelt oneerlijk en arbitrair aan, leerkrachten worden hiervoor toch opgeleid? Professionalisering is jaren een hot item geweest in de bibliotheeksector. Met het bevriezen van budgetten en de besparingen, stagneert deze beweging. Er worden steeds minder aanwervingen gedaan dus als er een vacature verschijnt, trekt die erg veel gelukszoekers aan. De druk verhoogt. Zowel voor de potentiële medewerker die zijn kansen op een droomjob ziet afnemen, als voor de toekomstige werkgever. Het mogen aanwerven is een kans die ten volle benut moet worden. In de lerarenopleiding krijgen studenten les in het opstellen van vragen voor toetsen en examens. Hoe voor het testen van kennis, inzicht, analyse of toepassingen
telkens een andere vraagstelling vereist is. En wanneer een vraag door alle deelnemers fout beantwoord wordt, deze geschrapt moet worden. En dat een vraag als “Beschrijf kort…” wel een erg vage instructie is. Bibliothecarissen stellen ook examens op. In hun zoektocht naar de witte raaf die hun team komt versterken, die een stuk verlichting moet brengen in deze drukke tijden. De nonchalance en onkunde waarmee dit gebeurt, stemt echter tot nadenken. Wil je visie lezen, moet je ernaar vragen. Wil je een korte omschrijving, definieer dan ‘kort’. De eindresultaten zijn voor de deelnemers vaak ondoorzichtig en de terugkoppeling ervan vaag en respectloos. Het voelt oneerlijk en arbitrair aan. Bibliothecarissen zijn hiervoor niet opgeleid maar een beetje introspectie bij het uitwerken van een proef kan geen kwaad. De witte raaf bestaat. Stel de juiste vragen, en luister naar de antwoorden. Er lopen genoeg ‘high potentials’ rond in onze sector. Maar ze wegjagen met horrorvragen, belachelijke punten en drogredenen
Margot Collet is bibliothecaris in de openbare bibliotheek van Niel. Daarvoor werkte ze een aantal jaar bij de VVBAD als stafmedewerker waar ze actief de sectie Openbare Bibliotheken ondersteunde. Nu neemt ze een even actieve rol op in de Raad van Bestuur van het CC Berchem en in de algemene vergadering en Raad van Bestuur van Vlabin-VBC.
helpt niet om hen gemotiveerd te houden in hun zoektocht naar de juiste werkplek. Het opstellen van een examen is een kunst, beheers je dit niet, laat je dan helpen. O ja, en als er een interne kandidaat is, mag je dat gewoon zeggen. Alle begrip voor en des te eerlijker voor de sollicitant en zijn zelfvertrouwen.
time citaat
“The time was when a library was very like a museum and the librarian a mouser in musty books.
The time is when the library is a school and the librarian in the highest sense a teacher.”
Melvil Dewey, American Library Journal, September 1876
META 2015 | 9 |
37
uitgepakt
De netwerkschijf, meer dan een harde schijf Pieter De Praetere, PACKED
Vandaag worden we steeds vaker geconfronteerd met gedeelde schijven, ook gekend als ‘netwerkschijf’, al circuleren er nog vele andere namen voor. Het belangrijkste voordeel van een netwerkschijf is dat alle documenten vanop deze ene plaats voor iedereen toegankelijk zijn. Achter al dit gebruiksgemak gaat natuurlijk heel wat technologie schuil. Het fenomeen van de netwerkschijf bestaat uit verschillende onderdelen; het netwerk en de schijf. Er is vanzelfsprekend het netwerk dat wordt aangestuurd door een router en verbonden is met het internet via een modem. De netwerkschijf wordt aangesloten op de router, maar om veiligheidsredenen is het een best practice om de schijf enkel in het interne netwerk te tonen en niet aan het internet. Een netwerkschijf is echter meer dan alleen een harde schijf. Netwerkschijven zitten ingebouwd in servers waarvan we twee types onderscheiden: enerzijds servers die enkel opslagruimte beschikbaar stellen binnen het netwerk, en anderzijds servers die worden ingezet voor meerdere taken (e-mail, web hosting en ‘netwerkschijven’). Het eerste type server, een fileserver, wordt ook wel een NAS (Networkattached Storage) genoemd. Als gedeelde schijf is een NAS vrijwel onmisbaar. Alle documenten worden centraal opgeslagen en iedereen kan ze eenvoudig bewerken en bekijken. Een NAS kan echter niet worden gelijkgesteld aan een back-upsysteem. Een NAS beschermt namelijk wel tegen het verlies van of virussen op een laptop, maar niet tegen dataverlies als dusdanig. Een NAS moet dus ook altijd geback-upt worden. Het is wel veel eenvoudiger om een reservekopie van alle documenten te maken vanop NAS dan van een verzameling laptops. De reden hiervoor is dat een NAS een centraal systeem is dat steeds beschikbaar is. Het delen van de schijven gebeurt via een protocol. 1 Veruit het vaakst gebruikt voor een NAS zijn SMB/CIFS, AFP en NFS. SMB/CIFS is ontwikkeld door Microsoft en wordt ondersteund door Mac OS X, iOS en Linux, AFP wordt enkel gebruikt voor Apple-schijven en NFS is relatief zeldzaam en wordt enkel gebruikt voor Unix. Het communiceren via een protocol is de taak van de ‘fileserversoftware’. Omdat SMB/ CIFS veruit het meest courant gebruikte protocol is, wordt op de meeste NAS-systemen het opensourcepakket Samba geïnstalleerd. 3 8 | META 2015 | 9
Een uitzondering hierop zijn de op Windowsgebaseerde systemen. Op de computer van de gebruiker (de ‘client’) moet meestal geen bijkomende software geïnstalleerd worden en kunnen de gedeelde schijven eenvoudig gekoppeld worden. Een NAS-systeem beschikt vaak over een specifiek besturingssysteem (bijv. FreeNAS). Met het oog op veilige en duurzame opslag van data, gebruiken het bestandssysteem 2 en de indeling van de harde schijven veelal RAID 3 en specifieke bestandssystemen (ZFS, ext4 of btrfs). De keuze voor het al dan niet gebruik van deze technologie wordt gemaakt door de fabrikant. Als je meer controle willen hebben, is het echter ook mogelijk om zelf een NASsysteem te bouwen. 4
Een typische NAS-opstelling.
1 Laag 7 in het OSI-model. 2 Een bestandssysteem (“filesystem”) vormt een laag tussen de opslaghardware en het besturingssysteem die de opgeslagen data structureert. Voorbeelden zijn NTFS, FAT32 en
Een NAS-server kan off-the-shelf gekocht worden bij grote fabrikanten zoals Synology, Netgear, Western Digital en Seagate. Een goede NAS kost minstens 200 euro. Alles onder dat bedrag is ofwel een goed NAS-systeem waarbij nog geen schijven zijn ingebouwd (die kosten minstens 60 euro per stuk), ofwel een matig NAS-systeem met zeer beperkte opslagcapaciteit (1TB). Afhankelijk van de benodigde opslagruimte kan de prijs oplopen tot boven 1000 euro.
ext4. 3 Redundant Array of Independent Disks. Dit laat toe om verschillende harde schijven te combineren in een groter geheel (striping), een redundant geheel (mirroring en parity), of een combinatie van beide (de meeste courante praktijk). 4 Zoals bij eigen NAS van PACKED vzw, waarbij gebruik gemaakt is van Ubuntu, Samba en ZFS.
kroniek
Masterclass David Lankes
15 september - Tilburg De bibliothecaris: Toegewijd aan kennis Op dinsdag 15 september 2015 werd in de zogenaamde Koepelhal in Tilburg een alternatieve troonrede uitgesproken. Voor bibliothecarissen. Of — zoals ze tegenwoordig ook wel genoemd willen worden — informatieprofessionals. Een toespraak met ook een optimistische toon. Geen verhaal dat er een klein (financieel) plusje aan zit te komen, of dat de crisis binnenkort achter ons zal liggen. Nee, een heel ander geluid. Opmerkelijk voor mensen die menen dat bibliotheken op sterven na dood zijn. Bibliothecarissen lantaarnopstekers en mijnwerkers achterna zullen gaan. Nee, volgens David Lankes — die als professor in Syracuse (in de staat New York) nadenkt over ‘new librarianship’ — breekt er een ‘golden age’ voor bibliothecarissen aan. Is die wellicht al begonnen. Opmerkelijk, nietwaar? In een tijd waarin je op verjaardagen steevast als aanstaande werkloze wordt bejegend: “Eh, hoe gaat het bij jullie?” Een gouden eeuw? En dan komt een spraakwaterval, annex professor uit The States vertellen dat er voor bibliothecarissen mooie tijden aanbreken. Midden in een periode waarin uitleencijfers dalen, her en der in Nederland bibliotheken worden gesloten. Het illegaal en digitaal grazen alleen maar toeneemt. En het als burgers steeds moeilijk wordt om uiteenlopende ‘aandacht-opslorpers’ van het lijf te houden. En toch staan we volgens David Lankes aan de vooravond van een (nieuwe?) (andere!) gouden eeuw voor de bibliotheek. Beter: voor de bibliothecaris. Want, dat
is de crux van zijn betoog. aan het inleIn de komende jaren, decen- veren en ruilen van boenia draait het in bibliotheken ken, moeten om bibliothecarissen. “Define librarianship first, library er die dag second”. Formuleer eerst wat o o k ve l e n een bibliothecaris is, doet en zijn geweest pas daarna wat een biblio- die weten dat theek is. Bouw kortom pas een ‘hun bib’ meer is en doet. ander pand als je weet wat die bibliothecarissen in dat ‘vehi- B e t r o k k e n bij uiteenlokel’ gaan doen. pende activiteiten; overal Trots op onze bib Ik vermoed dat Lankes hecht in de omgeconaan de benaming bibliothe- v i n g caris. Informatieprofessional tacten legt. Bezig is menis een typisch voorbeeld van een trend die je in veel bran- sen sterker David Lankes. Foto: Marc Engels. te maken. Ze ches ziet. Bestaande, eervolle helpt bij uiteenlopende zaken. Hij noemde het niet, maar evien waardevolle beroepen worden van een ander etiket En — waarschijnlijk vermoed- dent is dat we richting buitenvoorzien. Maar met de ‘titel’ den ze ook — dat er nog veel wereld en vooral onze subsibibliothecaris is volgens hem meer kan. Moet! Als je ‘de bib’ diegevers moeten uitleggen maar haar gang laat gaan. waar ‘we klaar voor zijn’ en of niets mis. Sterker. Hij haalt een Bibliothecarissen die connec- dit past binnen hun visie op de Amerikaans onderzoek aan ties leggen, ‘dingen’ entame- samenleving. Zonder draagwaarin gevraagd werd welke beroepen er in de samenle- ren, aanzwengelen, zorgen vlak lukt het natuurlijk niet. ving toe doen. Bovenaan ston- voor leven in de brouwerij. Een tweede punt waar hij op den de soldaten (die hun leven hamerde is dat onze leden Drie aandachtspunten willen opofferen) (het is een Amerikaans onderzoek!), ver- David Lankes kende natuur- klaar zijn: our members are lijk die Udense stem niet, maar ready. Daarmee bedoelt hij plegers (aan het bed, en dus twee zaken. Ten eerste wordt had die in zijn betoog kunnen niet de doktoren) en als derde de bibliothecarissen. Met de opnemen. Dat draaide om drie de bibliotheek door steeds beeldvorming is kortom niet zaken. Ten eerste stelde hij dat meer leden én niet leden bezocht om ‘andere’ dingen onze sector klaar is om een zo veel mis. te doen, ervaren. Niet langer andere rol in de samenleving te gaan spelen. “We are ready.” staat voor hen centraal het Veel mensen, ook zij die de bibliotheek niet of niet (meer) Een boude uitspraak, maar inleveren van boeken. Maar zo vaak bezoeken, hebben een als keynotespreker moet je ze komen naar die plek in een positief beeld van wat een natuurlijk niet aankomen met dorp of stad om ‘iets’ anders te doen. bibliothecaris doet. Een indruk te veel mitsen en maren. “We die we in onze regio herken- are ready” is wat mij betreft té Een ander punt dat hiermee nen. Tijdens de (tweede sterk aangezet. Beter ware als Nederlandse) G1000 (in Uden) hij had gezegd dat er binnen samenhangt is dat er in elke kwam op zaterdag 4 oktober onze sector mensen rondlo- gemeenschap (steeds meer) 2014 als tweede idee (van pen die ongeveer aanvoelen mensen zijn die anderen willen helpen. Met groeien, zich tien) uit de bus: Bibliotheek wat wij als bibliothecarissen laten voortbestaan als basis- (nog meer) moeten gaan doen. ontwikkelen, kennis verwerven voorziening voor kennisde- Dat we in dat proces collega’s of hoe je het ook noemt. Je ling, belangrijk voor ontwik- meenemen die ‘het’ nog niet kunt als mens heel veel dinkeling en ontmoeting. En (helemaal) begrijpen. Of men- gen thuis via het internet tot je laten komen, maar een mens is alhoewel veel Udense G1000- sen aannemen die ‘het’ wel begrijpen, kunnen én durven. en blijft een sociaal wezen. Wil gangers misschien dachten
META 2015 | 9 |
39
kroniek
er ‘wel eens uit’, andere sociale dieren zien. Plekken waar je als burger altijd welkom bent — consumptie niet verplicht is, je als het ware op kunt gaan in een groter geheel en ‘iets’ kunt opsteken — zijn er niet zo veel (meer). Niet alleen de steeds groter wordende groep niet-actieven heeft dit ontdekt. Denk ook aan jongeren die bij ‘ons’ komen studeren, zzp’ers (zelfstandige zonder personeel, red.) die gewoon komen werken, overleggen en netwerken. Toeristen, dagjesmensen, ja zelfs af en toe zwervers enzovoorts. David Lankes weet dat een (goede) bibliothecaris in staat is mensen met een bepaalde kundigheid of vaardigheid te koppelen aan een project of groep mensen, die ergens mee bezig zijn. En hulp kunnen gebruiken. Extra uitleg. Iets voordoen. Helpen met dit of dat. Een win-winsituatie. Voor deelnemers en begeleiders.
komen en gaan van migranten, het probleem van identiteit en hoe om te gaan met integratie, opvang et cetera. Verder zitten we in een periode waarin ons economisch model aangepast moet worden. Als derde noemde hij het feit dat veel mensen zich té veel op hun gevoel door het leven bewegen en niet goed begrijpen hoe wetenschap werkt. Ook vindt hij dat we als samenleving moeten gaan experimenteren met ons democratisch model. Laten we daar nu als bibliothecaris een bijdrage aan kunnen leveren. Hoe? Eenvoudigweg door te helpen dat burgers beter begrijpen wat er gaande is. Ik zelf noem het vaak “mensen te voeden met de dilemma’s waar we voor staan”, maar elke andere zin is prima. Zolang een bibliotheek in dit kanteltijdperk mensen linksof rechtsom voorhoudt welke zaken op ons afkomen. En hoe we daar individueel of als samenleving mee om zullen moeten leren gaan. De bibliotheek is voor alle duidelijkheid niet de plek waar het voedselvraagstuk wordt opgelost. Of een ander economisch model zal worden bedacht.
Our communities are in crises Het belangrijkste punt van David Lankes is dat hij weet dat we midden in een complexe tijd leven. Met zoals dat modieus genoemd wordt: Maar de bib kan wel uiteenloveel uitdagingen. Disruptie. Hij noemt het botweg: our com pende activiteiten organiseren munities are in crises. Onze — bij voorkeur samen met andegemeenschappen zitten in ren (instellingen, organisaties, crises: meervoud. En we moe- bedrijven) — om mensen in ten (lokaal, regionaal) op ons werkgebied mee te nemen zoek naar alternatieven, posi- in dit of dat traject. Ze bewust te maken dat er een probleem tieve zaken. Daarmee gaf hij impliciet aan dat de trend dat is. Er waarschijnlijk meerdere alle Nederlandse bibliotheken opties zijn. Met voor- en nadelen. Die ‘dilemma’s’. Wellicht allemaal ongeveer hetzelfde moeten doen, een uniforme zijn er nog andere oplossingsuitstraling zouden moeten richtingen mogelijk. Kunnen hebben of krijgen (het zoge- we een workshop organisenaamde retail-denken), een ren opdat deelnemers iets misvatting is. Communities, leren. Een debat waar voor- en tegenstanders zich op een neugemeenschappen verschillen traal terrein liefst opbouwend van elkaar en zullen daarom andere klemtonen leggen. En elkaar kunnen bestrijden. Een tentoonstelling inrichten met dat is natuurlijk (!) zichtbaar in een instelling die opmerkelijke hoe die plek er uit ziet. oplossingen voor ‘iets’ heeft. Een project opstarten met alle Maar terug naar die ‘crises’. Hij stipte vier issues aan. Dat had- leerkrachten van groep zes. In het kader van de (helaas afgeden er meer kunnen zijn. Als eerste noemde hij het massaal schafte) maatschappelijke 40 | META 2015 | 9
stage leerlingen in een regiobreed project betrekken. In de lokale schouwburg een grote naam op een bepaald crisis-issue neerzetten, met als opdracht mensen ‘te prikkelen’. Een project rondom Pippi Langkous? “Anything goes”, zou Cole Porter zeggen. David Lankes weet dat een bibliothecaris die zo door het leven gaat niet objectief, volstrekt neutraal is. Kan zijn. Dat is niet alleen ondoenlijk, maar zelfs onwenselijk. Ondoenlijk want als je dít onderwerp op de agenda zet, dan negeer je andere issues. Het is kortom altijd subjectief. Dat wil niet zeggen dat je als bibliothecaris niet op moet passen. Niet té ver voor de troepen moet uitlopen. Maar anderzijds, als je meegaat in de analyse van David Lankes en vele anderen dat onze gemeenschappen in crises zijn, dan ligt het voor de hand dat je (soms) controversiële thema’s zult moeten agenderen. De tijd dat de bibliotheek de nadruk legde op ontspanning en recreatie ligt niet achter ons, maar de nadruk verschuift wel naar informeren, debat, ontmoeting, ontwikkeling. Evident blijft in mijn ogen dat iemand die leest zich per definitie ontwikkelt. Misschien gaan we van behagen naar uitdagen. Bibliothecarissen stellen — nog anders geformuleerd — vragen. En dragen mogelijke oplossingen aan, stimuleren het gesprek, willen dat mensen zich ontwikkelen. Maar in the end is het aan die burger om een standpunt in te nemen. Een goede naam Lankes merkte tijdens het vragen-halfuurtje op dat de bib in elke gemeenschap een goede naam heeft. Ze is onbevooroordeeld. Iedereen mag binnenkomen. Consumptie niet verplicht. Hij noemde anderen openbare plekken, maar streepte ze stuk voor stuk weg. Het stadhuis, scholen, horecagelegenheden. Allemaal niets mis mee, maar
het woord bibliotheek wordt niet voor niets voorafgegaan door het predikaat ‘openbaar’. Of public in Engeland en The States. De bib is een publiek goed. Van ons allen. Die goodwill schept echter verplichtingen, en het is aan ons — de bibliothecarissen — die naam niet te grabbel te gooien. Drie andere tegenkrachten Aan het eind stipte Lankes enkele beren op de weg aan. Om te beginnen: cynisme. Met de houding dat het nooit iets zal worden komen we er niet. Niet als samenleving en ook niet als bibliotheek. Het is volgens Lankes belangrijk dat je als bibliothecaris begint. “Go, make something happen” (zou Seth Godin zeggen). Wellicht tegen beter weten in. Volg je instinct en negeer de stuurlui aan wal die weten dat hét toch niets kan worden. Zet door. Straal optimisme uit. Verder heb je ook te maken m e t m e n s e n d i e zo a l s hij dat noemt ‘klein denken’. ‘Doe maar gewoon!’ of ‘Schoenmaker, blijf bij je leest’. Een bibliothecaris die in zijn of haar gemeenschap andere ‘dingen’ wil uitproberen krijgt hier mee te maken. ‘Zou je dat wel doen?’ Volgens Lankes moet je er vooral voor gaan. Durf groot te denken. Sla andere wegen in. Leg connecties met onvermoede partners. Een andere beer is dat je als bibliothecaris onvoldoende aan jezelf blijft werken. Ik heb het in dit verband altijd over een té leeg rugzakje. Dat moet meer dan goed (sorry: breed) gevuld zijn. Je kunt immers alleen verrassende ‘dingen’ bedenken, entameren als je jezelf doorlopend breed en (op sommige gebieden) diep blijft ontwikkelen. Je hoeft niet alles even breed en diep te doen. Dat is onmenselijk. Maar regel wel dat er in jouw bibliotheek collega’s rondlopen die zich op een andere manier breed en diep blijven ontwikkelen. David Lankes noemt het zo: “You Should Be the Inspiration of
kroniek
Those Around You”. Je weet kortom mensen individueel of in groepsverband attent te maken op onverwachte zaken, andere titels, gebeurtenissen, lezingen, tentoonstellingen, TED-filmpjes, cartoons. Soms een liedje. Je bent als bibliothecaris per slot van rekening een verhalenverteller, die onverwachte, dwarse, schurende doorkijkjes naar andere werelden kan bieden. Uiteraard had ik al eerder van David Lankes gehoord. Iets van hem gelezen. Een talk bekeken. Maar hem nog nooit bezig gezien. Hij is een goede spreker. Die overduidelijk zijn tienduizend uur op een spreekgestoelte heeft gehaald. Na afloop maakte ik hem attent op een song van tien jaar geleden. Die
qua titel én inhoud aangeeft waarom een bibliothecaris vandaag de dag zo nodig door moet gaan met zijn of haar werk. Ignorance is the enemy van de Amerikaanse singer-songwriter Rodney Crowell. Onwetendheid is de vijand, die bestreden dient te worden! Een liedje van zijn cd The outsider uit 2005, waarin hij op verschillende manieren probeert uit te leggen waarom onwetendheid de vijand is. De vijand die verhindert dat mensen met een open mind en houding ‘the crises’ te lijf willen gaan. Verhindert dat ze zich als mens volledig kunnen ontplooien, ontwikkelen. Lastig in een tijd waarin we allemaal op onze eigen manier vraagtekens bij onze lifestyle zullen moeten gaan zetten.
Ik vergat hem echter in alle hectiek te vragen of hij Seth Godin kende. De Amerikaanse marketeer die in 2012 een online manifesto over het onderwijs publiceerde: Stop stealing dreams (what are schools for?). Waarin hij een meer dan warm pleidooi houdt om het onderwijs heel anders te gaan organiseren. Centraal staat bij hem dat alle zekerheden van de twintigste eeuw zijn weggevallen en dat we ons voor moeten bereiden op een tijd waarin er continue verandering (en disruptie) zal zijn. En hoe het onderwijs en opvoeders kinderen daarop kunnen voorbereiden. Hoe? Hij weet het ook niet precies, maar zeker is dat de oude manieren niet meer werken. In dit zeer vlotgeschreven manifest houdt hij
een zeer (helaas ik kan het niet anders formuleren) warm pleidooi om veel te lezen en schrijven. In de langste van de 123 paragrafen heeft hij het over de openbare bibliotheek. Hoe opmerkelijk, nietwaar? Die is in zijn ogen: a place, still. Waar mensen samenkomen kunnen komen én professionals rondlopen die hen helpen. Vervolgens formuleert hij vijf rollen voor die alleskunners: producer, leraar, impresario, concierge maar bovenal verbinder. Tussen mensen en ideeën. Mijn tweede vraag richting David Lankes had moeten zijn of hij Seth Godins analyse en woorden kende. Wellicht deelde. Eigenlijk weet ik het antwoord wel: hun visies vallen naadloos samen. Hans van Duijnhoven
toepassing
Lenen, delen en samenwerken Ilse Depré, De Bib Leuven
Voor wie in een bib of archief werkt is het dagdagelijkse kost: info, diensten en producten delen met anderen. Het is ook een algemene trend, onder de noemer ‘deeleconomie’: het gezamenlijk produceren, distribueren en consumeren van goederen en diensten. Een systeem waarin we niet enkel anderen helpen, maar er ook iets aan kunnen verdienen. Denk maar aan de omstreden taxidienst Uber (iOS, Android, Windows), of aan Couchsurfing (iOS, Android) en Airbnb (iOS, Android) waarmee je je zetel, een kamer of je hele huis kan verhuren. Heb je onverwacht te veel gekookt, dan kan je je overschotjes verkopen via Thuisafgehaald (iOS, Android). Ben je creatief,
dan kan je je brei- en haakwerk of zelfgemaakte juwelen verkopen via Etsy (iOS, Android). Minder bekend is Peerby. Via de website en/of app (iOS, Android) kan je op zoek naar gereedschap of andere voorwerpen die je even wil lenen, zoals een hogedrukreiniger of verkleedkostuum. Peerby brengt je in contact met andere gebruikers in je buurt, die eventueel het gevraagde object in huis hebben. Zelf kan je ook reageren en buren uit de nood helpen. Al die spullen op zolder, in de kelder en de garage worden plots deel van een heuse buurtbibliotheek. > Meer info en nuttige apps: http://bibidee.blogspot.com
META 2015 | 9 |
41
rondetafel
> Vervolg van p. 18
Bruno: De vraag is wat laat je van onderuit komen en wat doe je met regio’s waar men niet bereid is om stappen te zetten? Hoe kan je dat toch op een of andere manier stimuleren om daar vooruitgang in te boeken? Het lijkt er nu op dat de klemtoon zal komen te liggen op initiatieven die van onderuit ontstaan en dat dan vanuit Vlaanderen ondersteund zal worden. Maar in zo’n situatie zijn de diensten waar een burger recht op heeft niet meer gegarandeerd. Op de ene plek zal men meer krijgen dan op de andere. Nu zorgt het Vlaamse beleid wel voor een basisvoorziening. Zo is de openbare bibliotheek gedefinieerd als een basisdienst, één waar iedereen terecht kan. Die garantie valt dus weg. En niet alleen voor bibliotheken maar voor veel domeinen. Komt de burger voldoende aan bod in deze discussies? Evi: Ook als er een regionaal verhaal ontwikkeld wordt, moet dat het uitgangspunt blijven. Daarom ben ik voorstander om niet meteen over te schakelen naar uitgetekende regio’s maar om experimenteerruimte te voorzien. Die zal zorgen voor participatie en discussie over de verschillende bezorgdheden, over opportuniteiten, over dienstverlening, etc… Bruno: Maar als je dan als burger in een gemeente woont waar men helemaal niet geïnteresseerd is in regionale samenwerking en dienstverlening dan heb je wel pech. Sigrid: Het gaat eigenlijk over het spanningsveld bottom-up en top-down en hoe je dat kan klaren. Want het gaat niet enkel over de burger maar ook over de verenigingen en de gemeenschappen. Hoe kan je dat alles naar boven laten komen en het tegelijkertijd inpassen in een beleid met een Vlaams helikopterzicht? Bruno: Maar ze geven het net uit handen. Vanuit Vlaanderen zal er niet meer gestuurd kunnen worden. Evi: Als je een decreet opstelt kan je enerzijds stimuleren op het niveau van de gemeenten maar je kan ook een artikel voorzien voor samenwerking met en tussen andere actoren of organisaties. Toch niet onbelangrijk omdat hier kansen zitten om sectoroverschrijdende samenwerking te stimuleren wat nu in de afzonderlijke decreten minder aan bod komt. Liesbeth: In de praktijk zou het toch handig zijn om structuren te voorzien die zowel ruimte maken voor het middenveld en gemeentestructuren als combinaties daartussen. 42 | META 2015 | 9
Bruno: Maar dat neemt niet weg dat het voor die burger van belang wordt dat die zich organiseert en verenigt om binnen zo’n beleid een rol te kunnen spelen. Liesbeth: Ik denk dat dat toch structureel voorzien moet worden, participatie op verschillende niveaus. Nu doet de provincie dat met haar adviesraad die adviseert over het provinciaal beleid. Op dit moment is het niet zo dat er in het intergemeentelijke verhaal een adviesraad aan verbonden is. Daar is eigenlijk weinig democratische controle op. Evi: In een decreet regionaal cultuurbeleid kan je structurele participatie als voorwaarde voorzien. Sigrid: Dat zal inderdaad heel belangrijk zijn en de vraag hoe je dat gaat organiseren, daarin ligt een heel belangrijke sleutel. Want ‘gewoon’ bevragingen organiseren en peilen naar de noden is een enorme workload, mensen onderschatten dat vaak. Liesbeth: Bevragingen en peilingen zijn een eerste vorm van participatie. Maar er moet een echt coparticipatief beleid gerealiseerd worden zodat er echt samen aan iets gebouwd wordt. Bruno: Eigenlijk is er een veel simpelere oplossing: fusies tussen de gemeenten. Evi: Dat wordt ook openlijk gezegd: “Kijk naar het aantal samenwerkingen dat je al hebt en stel jezelf die vraag.” Bruno: Maar dat is duidelijk politiek niet haalbaar. Evi: Of het nu fusies zijn, of intergemeentelijke samenwerking of regio’s, belangrijk blijft dat de focus niet enkel ligt op efficiëntie en het dekken van overheadskosten. Want ook binnen een regio moet je decentraal blijven werken, of bij een fusie deelgemeenten betrekken en bedienen. De juiste schaal van nabijheid moet per functie goed worden afgewogen. Je kan bijvoorbeeld een groot cultuurcentrum hebben middenin de regio maar het is niet de bedoeling dat alle inwoners voor al hun culturele behoeften zich dan maar naar daar moeten begeven. Je moet zorgen dat er zich ook elders infrastructuur bevindt. Ook professionele krachten moeten ‘decentraal’ aanwezig zijn en blijven werken. Je mag het persoonlijk contact, de netwerking en verbinding met het lokale sociale weefsel niet onderschatten. Gemeenschapscentra kennen hun publieken zeer goed, de scholen en hun leerkrachten, de verenigingen, amateurgezelschappen, etc… Ze weten ook welke dienstverlening en ook welk cultuuraanbod gesmaakt wordt en hoe dat op te bouwen. Die persoonlijke aanpak en kennis is een enorme troef die we moeten koesteren. Maar bijv. via samenwerking met een cultuurcentrum in die regio of andere aanbieders en organisatoren kan je je als kleiner centrum wel mee laten optillen. Ook als
rondetafel
EVI
“Er gebeurt nog veel te veel boven de hoofden. We zijn te weinig op de hoogte van hoe alles tot stand komt en hoe de beslissingen genomen worden.”
groot cultuurcentrum is samenwerking met andere centra en actoren een hefboom voor de werking. Het veld heeft daar veel expertise in, we moeten dat niet heruitvinden, misschien wel beter zichtbaar maken, leerpunten uit halen, nieuwe methoden in onderzoeken en vervolgens beleid op afstemmen. Sigrid: We weten nog niet hoe het veld er zal uitzien in de toekomst. Want in wezen worden er heel wat instellingen overgeheveld van het provinciaal niveau naar een lokaal niveau of naar Vlaanderen. En hoe verhoudt dat zich dan tot zo’n regionaal verhaal? Welke rol gaan die daar in spelen? Ze weten ongeveer al wel naar waar ze gaan verschuiven. Maar wat zal de impact daarvan zijn? Dat is nog niet duidelijk. Zijn er criteria om die instellingen onder te brengen bij een bepaald niveau? Sigrid: Je kan bijvoorbeeld een provinciaal museum hebben, waar de instelling provinciaal is maar wel erkend op Vlaams niveau. Net zoals je een ander provinciaal museum kan hebben dat erkend is op lokaal niveau. Het niveau van erkenning zou een criterium kunnen zijn voor de toewijzing maar dat is het niet. Bruno: Er werden wel een aantal criteria opgesomd in de beslissing van de Vlaamse regering van 17 juli, die al dan niet tot uitdrukking komen in de voorstellen van de overdracht. Daar zit spanning op. Er zal getrokken worden voor die provinciale instellingen waar Vlaanderen van vindt dat die thuis horen op Vlaams niveau maar waar ook de stad in geïnteresseerd is. Omgekeerd ook: instellingen die Vlaanderen niet wil maar die waar ook het lokale bestuur weigerachtig tegenover staat.
Evi: Ik weet niet of het klopt maar een mogelijke piste zijn decentrale Vlaamse administraties (Vlaams Administratief Centrum, VAC) voor cultuur als een oplossing voor de provinciale werknemers en middelen? Bruno: De VAC’s zijn momenteel bezig met administratie en fiscaliteit. Er is in elke provincie wel een administratief centrum van de Vlaamse overheid. Binnen zo’n VAC zou je dan een cel cultuur kunnen oprichten die dan voor de regio in kwestie werkt. Maar de bezorgdheid omtrent de monitoring is reëel. Zal Vlaanderen door de grotere autonomie van de lokale besturen, over iets langere termijn nog over alle informatie beschikken? Of zal dat iets zijn dat we noodgedwongen vanuit de sectoren zelf moeten opvolgen? Evi: Heb je het nu specifiek over Bios? Bruno: Onder andere ja. Evi: Voor de cultuurcentra doen we hetzelfde: CCinC. Vanaf 2016 zou dat facultatief worden. Anderzijds wordt er momenteel een project lokale monitoring opgestart. Bruno: De VVSG lijkt wel bereid te zijn om in zo’n monitoringsverhaal mee te stappen maar wel vanuit de logica van de cijfers die zij nodig hebben voor het lokaal bestuur. Liesbeth: En, als men dan alles monitort en men merkt dat alles achteruit gaat, wat dan? Hebben ze nog kansen om in te grijpen? Hoe kan de Vlaamse overheid bijsturen?
Welke impact kan het overhevelen op die instellingen hebben? Over wat spreken we dan? Sigrid: Je kan het gewoon niet inschatten. Neem bijvoorbeeld een provinciaal museum met een Vlaamse erkenning. Als dat normaal vanuit de provinciale instellingen gestuurd wordt, kan dat bijvoorbeeld mee in het provinciale beleid opgenomen worden. Als dat volledig losstaat wordt dat een Vlaamse instelling. Wat is dan de impact op je dienstverlening voor het regionale erfgoedbeleid?
Bruno: De logica is dat de lokale besturen autonoom zijn en dat Vlaanderen ondersteunt. Als het dan achteruit gaat…
Bruno: Het provinciaal Architectuurarchief Antwerpen (APA) is een goed voorbeeld. Het scenario dat de Vlaamse regering naar voor schuift is dat het APA bij het Vlaamse niveau terecht komt. Betekent dat dan ook dat het APA voor heel Vlaanderen gaat werken? Of behoudt men daar nog een regionale focus? De discussies gaan uitsluitend over de overdracht: wie krijgt er de voogdij? Maar dat zegt nog niets over de werking van die instelling.
Bruno: Je kan dan wel ondersteuning aanbieden maar gaat men daar dan wel gebruik van willen maken?
Sigrid: …dan gaat het achteruit, omdat het bestuur dat wil. De focus is verschoven naar het bestuurlijke en waarop zij zich willen richten en concentreert zich niet meer op de intrinsieke waarde van erfgoed en de regie van dat erfgoed. Het zal nodig blijven om een sterk verankerd erfgoedbeleid te ontwikkelen waarin ook dat lokale erfgoed een plaats heeft.
Liesbeth: Natuurlijk wil Vlaanderen niet dat cultuur achteruit gaat, maar kunnen we beleidsmatig nog ingrijpen als dit na enkele jaren toch zou blijken? We hebben stilaan alle instrumenten uit handen gegeven. Ik vraag me af of we een stevig B-scenario hebben klaarliggen voor als het fout gaat.
Wordt de afstand tussen het Vlaamse en lokale niveau niet te groot, ook al streeft men vanuit Vlaanderen een helikopterzicht na?
META 2015 | 9 |
43
Personalia
Bib Joske is de Nederlandstalige bibliotheek van de kleinste maar meest bevolkte gemeente van België, SintJoost-ten-Node. Sinds oktober 2015 is Eefje Vloeberghs (°1983) er begonnen als nieuwe bibliotecaris in het bibteam. Ze mag er meteen het vijfjarig bestaan van Bib Joske meevieren en de lijnen verder uitzetten van de bibliotheek in de grootstedelijke en meertalige context van Brussel. Eefje Vloeberghs heeft een achtergrond in sociale en culturele agogiek en European Urban Cultures. Zij werkte sinds negen jaar op de Vrije Universiteit Brussel bij de interdisciplinaire onderzoeksgroep rond stad en cultuur, Cosmopolis. Zij werkte daar voornamelijk rond onderzoek naar Brussel en schreef erover en coördineerde een joint master in Urban Studies. Zij werkte ook enkele jaren deeltijds voor een andere Brusselse bibliotheek in Sint-Gillis, en eens begonnen in de bibliotheek is het moeilijk om weg te gaan. De aandachtspunten voor een kleine maar gezellige bibliotheek als bib Joske zijn de meertaligheid, kinderen en jongeren en op die manier ook hun ouders uit de buurt bereiken, en een collectie en activiteiten aanbod uitbouwen die inspeelt op de grootstedelijke context en iedereen verhalen en ideeën kan aanreiken om de stad en het leven te verbeelden.
Sinds 1 november is Ellen Van Keer werkzaam als onderzoeker in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel waar zij instaat voor de digitalisering van de archieven. Het museum heeft twee archiefdiensten. Het archief voor hedendaagse kunst in België (AHKB) is een archief- en documentatiecentrum over het artistieke leven in België vanaf de tweede helft van de 19e eeuw tot heden. Het institutionele archief (AKMSKB) focust op archiefbescheiden opgemaakt of ontvangen door en in het museum sinds zijn ontstaan. Beide archieven nemen nu deel aan het programma voor digitalisering van het patrimonium in de federale wetenschappelijke instellingen, dat gecoördineerd wordt door BELSPO. Ellen heeft voordien op digitaliseringsprojecten gewerkt in de bibliotheek van het Jubelparkmuseum. Ze behaalde een postgraduaat informatie- en bibliotheekwetenschap aan de UA, en een licentiaat kunstgeschiedenis en archeologie aan de VUB, waar zij ook als onderzoeker heeft gewerkt.
44 | META 2015 | 9
© Peyo
zogeSpeeld
Tom Van Hoye:
“Het is wel straf dat we in die witte en blauwe pixels een smurf konden herkennen” Op welke platformen speel je allemaal? Ik ben een echte gamer, ja. Ik heb in m’n leven al op heel wat platformen tijd gespendeerd (of verloren zoals je wil). Van de Atari tot de Wii, ik heb het allemaal geprobeerd. Momenteel heb ik voor mijn eigen gezondheid enkel nog een Playstation. Op mijn telefoon speel ik ook wel eens iets maar dat is dan meestal als tijddoder. Dat zijn dan eenvoudige puzzelgames of een sudoku. Op de nieuwe Apple TV, die pas is uitgekomen kan je nu ook games downloaden. Straks toch maar eens proberen… Wat is je favoriete game en waarom? Dit is voorlopig nog altijd GTA V (Grand Theft Auto 5). Dit spel benadert de perfectie. Alleen al voor dit spel is de aankoop van een console gerechtvaardigd. De graphics, de verhaallijn, de personages… alles zit goed. Dit spel heeft meer dan 200 miljoen euro gekost en dat merk je. De open wereld geeft je het gevoel dat je zelf je eigen film maakt maar achter de schermen wordt alles strak geregisseerd. Meer ‘badass’ zal ik niet worden dus laat me even in de waan tijdens het spelen van dit spel.
Wat is je favoriete mobiele game? Dat is The Room. Het is een driedimensionaal puzzelspel waarbij je een houten doos moet proberen te openen. Het is leuker dan het klinkt. Als je van logische puzzels houdt moet je het zeker eens proberen. Er is al een tweede en een derde deel uitgekomen. Wat ook leuk blijft is een spelletje Scrabble via Wordfeud. Wie mij wil uitdagen is altijd welkom! Mijn spelersnaam: tomvanhoye. Wat was je allereerste game dat je hebt gespeeld? Dat waren Lode Runner en Frogger op een Commodore 64, onze eerste computer. Al snel volgde de Atari 2600 met het legendarische Smurfenspel. Als je het achteraf terug bekijkt is het wel straf dat we in die witte en blauwe pixels een smurf konden herkennen. Wat is je favoriete genre? Ik hou van de point-and-click-adventures die hoogtij vierden in de jaren negentig. Denk maar aan The Secret of Monkey Island en Indiana Jones and the Fate of Atlantis. Games waar de
verhaallijn primeert. Die spellen werden doorgegeven op diskettes en kon je eenvoudig kopiëren. Weet goed dat we die moesten uitspelen zonder dat we gebruik konden maken van het internet. Als je ergens vast zat kon je ofwel maanden blijven zoeken naar de oplossing ofwel hopen dat er iemand op school een verre neef had die het spel ook had gespeeld en de oplossing wist. Je was maanden zoet met zo’n spel. Leuk om die spellen ter herontdekken, al is nostalgie slecht voor de portemonnee. Welke game zou je aanraden aan de META-lezers? Als ik één game kan aanraden dan is het Heavy Rain uit 2010. Het is een uniek spel dat niet te vergelijken valt. Deze intera c t i eve c i n e m a dompelt je onder in een spannend en intrigerend plot rond de Origami Killer, een seriem o o rd e n a a r. I n zekere zin is Heavy Rain meer film dan game. Het bewijs dat games een volwassen medium zijn geworden. Nu ik nog.
Tom Van Hoye Tom Van Hoye is de redactiesecretaris van META en de communicatiemedewerker van de VVBAD. In z’n vrije tijd bakt hij brood, tijdens het rijzen leest hij een boek en als er dan nog tijd over is kan er gegamed worden.
META 2015 | 9 |
45
BRENG UW ARCHIEF TOT LEVEN AXIELL ALM is de leidinggevende leverancier van collectie management systemen, online-publicatie en mobieleoplossingen. Eén van Axiell’s producten is Adlib Archief: een professioneel software pakket voor het beheer van historische, bedrijfs- en overheidsarchieven. Adlib Archief voldoet aan alle gangbare standaarden. Een krachtige thesaurus, koppeling met digitale media en andere externe bestanden behoren tot de standaard functionaliteit. Met Adlib Archief legt u het verleden vast voor de toekomst!
Meer dan 2600 klanten
AXIELL ALM Netherlands BV Postbus 1436, 3600 BK Maarssen Nederland
t +31 (0)346 58 68 00
[email protected] www.axiell-alm.com
gebruiken onze software wereldwijd, van kleine (privé)collecties tot nationale archieven.
www.LMinfo.be
Uw abonnementen overbrengen naar LM kan niet makkelijker zijn! Onze ervaren klantendienst verzekert een vlekkeloze overdracht en een vlotte hernieuwing van al uw informatiebronnen, zowel voor papieren als digitale titels.
Stuur ons eenvoudigweg uw abonnementenlijst ...en wij gaan meteen voor u aan de slag!
Contacteer ons via
[email protected] of bel +32 (0)9 265 02 34 voor meer info.
LM Information Delivery Franklin Rooseveltlaan 348/6, B-9000 GENT, België
Activiteiten
Taaltraining Engels voor bibliotheekmedewerkers De VVBAD organiseert samen met LINGUAPOLIS praktijkgerichte taaltraining Engels voor bibliotheekmedewerkers. Tijdens de training ligt de nadruk op spreek- en luistervaardigheid in functie van een geslaagde communicatie met bibliotheekgebruikers, zowel telefonisch als aan de balie. Daarnaast wordt vaktechnische woordenschat, specifiek voor de bibliotheeksector, aangeleerd. Deze taaltraining veronderstelt reeds een algemene voorkennis van het Engels. Volgende vaardigheden en taalhandelingen worden behandeld: • Spreek- en luistervaardigheid • Aanbrengen en inslijpen van woordenschat • Overwinnen van spreekangst, versterken van zelfvertrouwen en verwerven van communicatieve vlotheid in het Engels • Uitspraak • Evaluatie Deze opleiding bestaat uit een traject van 12 uur voor een groep van maximum 15 deelnemers. Zo krijgt iedereen maximale spreekkansen en persoonlijke feedback. De taaltraining omvat 12 contacturen, verdeeld over 4 sessies van 3 uur. Deze sessies vinden plaats op de Stadscampus van de Universiteit Antwerpen. Voor we met de taalopleiding van start gaan, organiseren we een individuele screening van de deelnemers. Dit is een mondeling gesprek per telefoon dat max. 15 minuten in beslag neemt. Deze screenings hebben als doel zowel het niveau, als de motivatie, verwachtingen en specifieke behoeften van de deelnemers in kaart te brengen. De reeds aanwezige voorkennis en de noden van de deelnemers bepalen sterk de taaltraining. Zo kunnen we het cursusmateriaal en de werkvormen aanpassen op maat van de deelnemers. Op die manier kunnen we ook de groepen zo homogeen mogelijk samenstellen qua taalbeheersingniveau.
Inleiding Catalografie Deze workshop richt zich tot wie helemaal geen of zeer weinig ervaring heeft met catalografie. Na deze twee dagen begrijp je de belangrijkste basisbegrippen uit de wereld der catalografie, ben je voorbereid om binnen de bibliotheek van start te gaan met titelbeschrijven, en heb je een leidraad om documenten op een uniforme wijze te ontsluiten.
Dag 1 We vergelijken de verschillende documenttypes: eendelige enkelvoudige werken, eendelige werken met onderdelen, beperkt meerdelige werken, seriële werken. Daarnaast bestuderen we de belangrijkste richtlijnen voor titelbeschrijvingen, gebaseerd op de catalogiseerstandaarden ISBD en RDA. We duiken dieper in de wereld van titels, auteursnamen, publicatiegegevens, standaardnummers, enz. Als oefenmateriaal gebruiken we gedrukte boeken. Andere materiaalsoorten komen zijdelings aan bod. We bekijken ook online voorbeelden uit openbare en wetenschappelijke bibliotheekcatalogi.
Dag 2 De tweede dag zitten we overwegend aan de computer. We proberen enkele toepassingen voor catalografie uit (Adlib, Brocade, ...), en voeren records in volgens de regels van de kunst. Hierbij komen onderwerpen aan bod zoals herhaalbaarheid van velden, authority controle, kopieercatalografie en MARC. Indien de tijd het toelaat, gaan we ook dieper in op FRBR. De workshop wordt begeleid door Eva Simon.
PRAKTISCH Dag 1 Dag 2 Waar
Donderdag 21 januari 2016, 09.30 – 16.00 u. Donderdag 28 januari 2016, 09.30 - 16.00 u. (exacte uren worden nog meegedeeld) Er kunnen maximaal 16 mensen deelnemen. VSPW Gent, Edgard Tinelstraat 92, 9040 Gent (Sint-Amandsberg)
Voor meer informatie: http://www.vvbad.be/activiteit/inleiding-catalografie
Activiteitenkalender 07.01
Taaltraining Engels voor
VVBAD
bibliotheekmedewerkers 21.01
Inleiding Catalografie
VVBAD
28.01
workshop horizon2020 (‘understanding Europe – promoting the European public and cultural space’
Departement Cultuur, Jeugd,
22.02
Paleografie
Bibliotheekschool Gent
07.03
Literatuurlijk! Uit de scha-
Sport en Media, FARO
Praktisch Datum
Plaats Prijs
De taaltrainingen Engels vinden plaats op: donderdag 07/01, dinsdag 12/01, dinsdag 19/01 en dinsdag 26/01 telkens van 9.30 u. tot 12.30 u. Linguapolis, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen 280 euro (leden) / 350 euro (niet-leden)
duw van Tolstoi: Russische literatuur in vertaling
Bibliotheekschool Gent
22.03
Multifunctionele met multi-
Bibliotheekschool Gent
22.04
Beschrijven van archieven en
Bibliotheekschool Gent
media
erfgoed met ICA-Atom
META 2015 | 9 |
47
uitzicht
“Lean and agile” Foto: Liliumnero (www.flickr.com/photos/liliumnero)
> Zie ook p. 19
48 | META 2015 | 9
www.wegwijzerbibliotheken.be
WEGWIJZER VOOR BIBLIOTHEKEN & DOCUMENTATIECENTRA 1
• INFORMATIE BEHEREN EN TER BESCHIKKING STELLEN •
WEGWIJZER VOOR BIBLIOTHEKEN SCIENCES DE L’INFORMATION & DOCUMENTATIECENTRA 1 ET DE LA DOCUMENTATION • INFORMATIE BEHEREN EN
TER BESCHIKKING STELLEN •
12/07/11 22:34
OP NAAR DE BIBLIOTHEEK VAN DE TOEKOMST MET WEGWIJZER VOOR BIBLIOTHEKEN & DOCUMENTATIECENTRA
WEGWIJZER VOOR BIBLIOTHEKEN & DOCUMENTATIECENTRA 2
• INFORMATIE BEHEREN EN TER BESCHIKKING STELLEN •
In deze digitale tijden staan bibliotheken en documentatiecentra voor grote uitdagingen: teruglopende bezoekers- en uitleenaantallen tegengaan, nieuwe inkomstenbronnen zoeken, een evenwicht zoeken tussen analoge en mobiele dragers, inspelen op de behoeften van de verschillende doelgroepen… Wegwijzer voor bibliotheken & documentatiecentra is een praktische gids die alle facetten van bibliotheek- en documentatiebeheer omvat. U krijgt een zo compleet mogelijk antwoord op onderstaande vragen en veel meer!
WEGWIJZER BIBLIOTHEKEN SCIENCES DEVOOR L’INFORMATION & DOCUMENTATIECENTRA 2 ET DE LA DOCUMENTATION • INFORMATIE BEHEREN EN
TER BESCHIKKING STELLEN •
12/07/11 22:34
• INFORMATIE BEHEREN EN TER BESCHIKKING STELLEN •
WEGWIJZER VOOR BIBLIOTHEKEN & DOCUMENTATIECENTRA 3
• Hoe de werkprocessen verbeteren in bibliotheken en documentatiecentra? • Wat zijn de voordelen van open access? En hoe werkt dit praktisch? • Hoe een digitaliseringstraject opstarten? • Welke online communicatiekanalen aanwenden? • Wat kan je als informatieprofessional met linked open data? • Hoe de retrieval-techniek toepassen? • Hoe kunnen (openbare) bibliotheken de eigen inkomsten verhogen?
WEGWIJZER BIBLIOTHEKEN SCIENCES DEVOOR L’INFORMATION & DOCUMENTATIECENTRA3 ET DE LA DOCUMENTATION • INFORMATIE BEHEREN EN
TER BESCHIKKING STELLEN •
12/07/11 22:35
Abonnees kunnen het boek nu ook online lezen op www.wegwijzerbibliotheken.be De website wordt na elke nieuwe aflevering bijgewerkt.
BESTELKAART Ja, ik bestel . . . ex. van Wegwijzer voor bibliotheken & documentatiecentra tegen 69 euro* voor VVBAD-leden of 99 euro* voor niet-leden. Bestuur/Organisatie:
Stuur of fax onderstaande bestelbon naar Politeia • Ravensteingalerij 28 • 1000 Brussel Fax: 02 289 26 19 • Tel: 02 289 26 10, of bestel via www.politeia.be • e-mail:
[email protected]
.....................................................................................................................................................................................
Naam: .......................................................................................................................................................................................................................... Functie: ...................................................................................................................................................................................................................... Adres: Tel:
.........................................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................................................................
E-mail: ........................................................................................................................................................................................................................ BTW: ............................................................................................................................................................................................................................ * Prijs inclusief btw maar exclusief verzendkosten. Losbladige publicatie met abonnement. De bijwerkingen worden u automatisch toegestuurd tegen € 0,55 per pagina, website-updates tegen € 29 tot schriftelijke wederopzegging. Prijs geldig tot 30/06/2014. Check voor actuele prijzen steeds onze website www.politeia.be. Uw gegevens worden in vertrouwen behandeld en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
DATUM & HANDTEKENING
Eindelijk inzicht in collectiebeleid en -planning.
V-eyeQ is een applicatie voor collectiebeheer en -planning. Met V-eyeQ kunnen bibliotheken aanzienlijke besparingen realiseren door middel van een efficiënter collectiebeleid. Ze kunnen het gebruik van de collecties intensiveren en op elk moment instant-inzicht krijgen in hoe de collectie presteert. Contact:
[email protected]