TIP 1 - DE KRACHT VAN VOORLEZEN > Stel De Weddenschap voor Start een aantal weken voordat je met De Weddenschap begint de lessen Nederlands en/of PAV met het voorlezen van een kort fragment uit één van de negen boeken die de BV’s lezen voor De Weddenschap. Al kan je natuurlijk net zo goed voorlezen uit om het even welk boek dat jij geschikt vindt voor je klas. DOELSTELLING Voorlezen prikkelt de verbeelding en stimuleert de fantasie van de leerlingen. Bovendien schept voorlezen op een ongedwongen manier een band tussen leerkracht en leerling. TIJDBESTEDING Voorlezen kost tien tot vijftien minuten bij het begin van een les, bijvoorbeeld één keer in de week: op maandagmorgen om de week mee te beginnen of op vrijdagnamiddag om de week mee te beëindigen…
DE WEDDENSCHAP – 32 – HANDLEIDING
BIJLAGE BIJ TIP 1 – VOORLEESFRAGMENTEN
1. Uit: Dagboek van een vampier watje Tim Collins en Andrew Pinder (ill.) Ploegsma, 2011 Dinsdag 11 januari Volgens mij begin ik een band op te bouwen met Chloë. Misschien dat het niet lang meer zal duren voor ze zich overgeeft aan mijn onsterfelijke aantrekkelijkheid. Ik ratelde mijn dierenweetjes af tijdens de pauze in de bibliotheek. Ze leek erg onder de indruk, en daarna kletsten we gezellig. Later bood ze me een van haar zuurtjes aan. Eigenlijk hoorde het naar limoen te smaken, maar zoals alles wat geen bloed is, smaakte het voor mij naar steenkool met een kotssausje. Toen ze de andere kant opkeek, spuugde ik het smerige ding snel in de prullenbak. Maar ik heb het snoeppapiertje bewaard als een aandenken aan mijn geliefde. Als we getrouwd zijn, zal ik haar dit vertellen en we zullen erom lachen. Om de vieze smaak uit mijn mond te krijgen, ging ik naar de wc om te lunchen. Ik begrijp dat dit nogal onsmakelijk klinkt, maar het is de enige plek op school waar ik dat kan doen. Elke dag breng ik een thermoskan bloed mee naar school. Ik kan moeilijk met bloed langs mijn kin druipend in de kantine gaan zitten, dus sluit ik mezelf op in een toilethokje om te drinken. Ik begrijp dat deze dineerervaring waarschijnlijk geen Michelin-ster zal krijgen, maar het is de enige veilige plek. Ik heb een keer geprobeerd om achter de vuilnisbakken te kruipen, maar iemand betrapte me met bloed rond mijn mond en toen moest ik net doen alsof ik was gevallen.
2. Uit: De hongerspelen Suzanne Collins Van Goor, 2012 Er is vast een fout gemaakt. Dit kan niet waar zijn. Prim had één papiertje tussen duizenden andere! De kans dat zij getrokken zou worden, was zo klein dat ik niet eens de moeite heb genomen om me zorgen om haar te maken. Ik heb toch alles gedaan? Alle bonnen op me genomen, geweigerd haar hetzelfde te laten doen? Eén papiertje. Eén van de duizenden papiertjes. De kansen waren volstrekt in haar voordeel. Maar het heeft allemaal niets uitgemaakt. Ergens in de verte hoor ik de menigte zachtjes morren, zoals ze altijd doen als er een twaalfjarige wordt getrokken, omdat iedereen dat oneerlijk vindt. En dan zie ik haar. Haar gezicht is lijkbleek geworden en ze houdt haar handen in vuisten langs haar zij terwijl ze met stramme, kleine pasjes voorbijloopt naar het podium, en ik zie dat de achterkant van haar blouse weer is opgekropen en over haar rok hangt. Dat detail, de opgekropen blouse die een eendenstaartje vormt, brengt me weer bij mijn positieven. ‘Prim!’ komt er in een gesmoorde kreet uit mijn keel, en mijn spieren beginnen weer te bewegen. ‘Prim!’ Ik hoef de mensenmassa niet opzij te duwen. De andere kinderen maken meteen ruimte, zodat ik rechtstreeks naar het podium kan lopen. Net voor ze het trapje op wil stappen, ben ik bij haar. Met één zwaai van mijn arm schuif ik haar achter me. ‘Ik bied me aan!’ stoot ik uit. ‘Ik bied me aan als tribuut!’ Er heerst enige verwarring op het podium. Het is tientallen jaren geleden dat iemand zich in District 12 als vrijwilliger heeft aangeboden en het is niet meer helemaal duidelijk hoe de gang van zaken dan ook alweer is. De regel is dat als de naam van een tribuut uit de bol is getrokken, een andere verkiesbare jongen of een ander meisje naar voren kan komen om zijn of haar plaats in te nemen. In sommige districten, waar het winnen van de
DE WEDDENSCHAP – 33 – HANDLEIDING
boete zo’n enorme eer is dat mensen graag hun leven ervoor op het spel zetten, is het een ingewikkelde procedure om jezelf aan te bieden. Maar in District 12, waar het woord ‘tribuut’ vrijwel synoniem staat aan het woord ‘lijk’, zijn vrijwilligers zo goed als uitgestorven. ‘Geweldig!’ zegt Effie Prul. ‘Maar volgens mij moeten we eerst de boetewinnaar aankondigen, en vervolgens vragen of er vrijwilligers zijn, en als er iemand naar voren komt dan… eh…’ Haar stem sterft weg – ze weet het zelf ook niet.
3. Uit: Nachten vol angstaanjagende schoonheid Edgar Allan Poe, Ed Franck (bewerker) en Carll Cneut (ill.) Davidsfonds, 2011 Toen ik op een avond halfdronken in een berucht hol zat, werd mijn aandacht getrokken door iets zwarts dat op een van de vaten rum zat. Ik liep erheen en raakte het aan. Het was een zwarte kat, zeker zo groot als Pluto en zijn evenbeeld – op één detail na: bij Pluto zag je niet één wit haartje, maar deze kat had een vage witte vlek, bijna over zijn hele borst. Toen ik hem aanraakte, stond hij meteen op, begon luid te spinnen en wreef met zijn kop tegen mijn hand. Ik vroeg de waard hoeveel hij ervoor moest hebben, maar het dier was niet van hem – hij had het zelfs nooit eerder gezien. Ik bleef de kat aaien en toen ik naar huis ging, kwam hij me na. Thuis nestelde hij zich meteen in een hoekje en hij werd de lieveling van mijn vrouw. Maar ikzelf kreeg al vlug een hekel aan het dier. Ik weet niet hoe het kwam. Hij was verzot op mij, maar het werkte me vreselijk op de zenuwen. Misschien kwam het door het feit dat ik de ochtend na zijn intrek in ons huis ontdekte dat hij een oog miste, net als Pluto. Ik begon hem te haten. Maar hoe meer ik hem probeerde te ontlopen, des ter hardnekkiger volgde hij me op de voet. Als ik ging zitten, sprong hij op mijn knieën om me met zijn walgelijke liefkozingen te overstelpen. Als ik dan opstond om te gaan wandelen, liep hij me voor de voeten en deed me haast struikelen, of sloeg hij zijn klauwen in mijn kleren om tegen mijn borst op te klimmen. Op zulke momenten wilde ik hem graag met één klap doodslaan. Maar ik hield me altijd in, deels omdat ik aan mijn vroegere wandaad terugdacht, maar vooral – laat ik het maar direct bekennen – omdat ik doodsbang was voor die kat. Die angst nam nog toe bij een andere ontdekking. Mijn vrouw had meer dan eens mijn aandacht gevestigd op de vage plek wit haar van het dier. Welnu, die vlek was heel langzaam en bijna onmerkbaar veranderd en had ten slotte de duidelijke vorm aangenomen van – ik huiver om het neer te schrijven – een galg!
4. Uit: De ruwe weg Willy Vlautin Nijgh & Van Ditmar, 2011 Toen ik daar kwam was het nog steeds donker en Dels paarden stonden in hun stal en er was bijna niemand. Ik ging bij Pete kijken en ik aaide hem en steeds als ik daarmee ophield kwam hij naar me toe en stampte en schudde zijn hoofd. Ik deed het licht in zijn stal aan en ging naar binnen. Het was dezelfde stal als alle andere. De vloer was bedekt met stro en er waren geen ramen, alleen drie geverfde akstenen muren die vervallen waren en onder het stof zaten, en een hek dat hem binnenhield. Aan de dakspanten hing een lamp, en er was een automatisch fonteintje waaruit hij kon drinken. Ik kriebelde in zijn hals en toen ik dat deed trilden zijn lippen. Er zaten littekens op zijn gezicht en lange littekens op zijn achterkant. Ik had aan Del gevraagd waar die van waren en hij zei dat de meeste waren van toen Pete een tijd rust kreeg en weer in een kudde werd gezet. Paarden maken altijd ruzie, zei
DE WEDDENSCHAP – 34 – HANDLEIDING
Del. Maar de littekens rond zijn been waren van toen hij een keer steigerde in de startbox en de jockey afwierp en zichzelf had verwond. Del zei dat Pete het vroeger altijd hoog in zijn bol had, dat hij altijd onhandelbaar was, maar nu was hij moe geworden en had het opgegeven. Ik bleef binnen bij Pete en bleef hem aaien, en toen deed ik het licht in de stal uit en ging op de grond zitten. Ik vertelde hem over de Samoaan en over mijn vader in het ziekenhuis en over wat er was gebeurd. Ik vertelde dat overal glas en bloed was en dat in het ziekenhuis allemaal buisjes in mijn vader zaten en dat ik niet wist wat ik moest doen als hij niet beter zou worden. Ik wilde ontzettend graag dat hij en ik er gewoon vandoor konden gaan. We konden ergens wonen waar er niemand anders in de buurt was en waar het warm was en waar kilometers gras was dat hij kon eten en niemand hem dwong om te racen. En dan zou er een schuur zijn en een huis en het huis zou helemaal vol staan met eten van de voer tot het plafond en ook zou er een televisie zijn en een zwembad.
5. Uit: Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht Mark Haddon De Fontein, 2012 Het was 7 minuten na middernacht. De hond lag midden op het gazon voor het huis van mevrouw Shears. Zijn ogen waren dicht. Het leek of hij liggend op z’n zij rende, zoals honden rennen als ze in een droom denken dat ze achter een kat aan zitten. Maar de hond rende niet en sliep niet. De hond was dood. Er stak een spitvork uit de hond. De tanden van de vork moeten dwars door de hond heen de grond in zijn gegaan, want de vork was niet omgevallen. Ik besloot dat de hond waarschijnlijk met de vork vermoord was omdat ik geen andere wonden zag en ik denk niet dat je een spitvork in een hond zou steken die om een andere reden was doodgegaan, zoals bijvoorbeeld kanker, of een verkeersongeluk. Maar daar kon ik niet zeker van zijn. Ik ging het hek van mevrouw Shears door en deed het achter me dicht. Ik liep haar gazon op en knielde naast de hond. Ik legde mijn hand op de snuit van de hond. Die was nog warm. De hond heette Wellington. Hij was van mevrouw Shears die een vriendin van ons was. Zij woonde aan de overkant van de straat, twee huizen naar links. Wellington was een poedel. Niet zo’n kleine poedel met een kapsel maar een grote poedel. Hij had zwart krulhaar, maar als je dichtbij kwam zag je dat de huid onder de vacht heel lichtgeel was, als kip. Ik aaide Wellington en vroeg me af wie hem had vermoord, en waarom. __ Ik lieg nooit. Moeder zei altijd dat dat kwam omdat ik een goed iemand was. Maar het komt niet omdat ik een goed iemand ben. Het komt omdat ik niet kan liegen. Moeder was een klein iemand die lekker rook. En soms droeg ze een fleecetrui met een rits van voren die roze was en er zat een klein merkje met Berghaus op de linkerborst. Liegen is als je zegt dat er iets is gebeurd wat niet is gebeurd. Maar er is altijd maar één ding dat op een bepaald moment en een bepaalde plek is gebeurd. En er is een oneindig aantal dingen die op dat moment en die plek niet zijn gebeurd. En als ik aan iets denk wat niet is gebeurd, begin ik te denken aan alle andere dingen die niet zijn gebeurd. Vanmorgen heb ik bijvoorbeeld Ready Brek gegeten en een warme frambozenmilkshake gedronken. Maar als ik zeg dat het Shreddies en een beker thee was, begin ik aan Coco-Pops te denken en limonade en pap en Dr. Pepper en dat ik niet in Egypte zat te ontbijten en dat er geen nijlpaard in de keuken was en dat vader geen duikerpak droeg enzovoort en alleen al door dit op te schrijven word ik bang en bibberig, zoals wanneer ik boven op een heel hoog gebouw sta en er duizenden huizen en auto’s en mensen onder me zijn, en mijn hoofd zo vol met al die dingen zit dat ik bang ben dat ik vergeet rechtop te staan en me aan de reling vast te houden zodat ik te pletter val. Dat is nog een reden dat ik niet van echte romans hou, omdat het leugens zijn over dingen die niet gebeurd zijn en ik er bang en bibberig van word. En daarom is alles wat ik hier geschreven heb waar.
DE WEDDENSCHAP – 35 – HANDLEIDING
6. Uit: Meisje van Mars Anna Woltz en Vicky Janssen Querido, 2011 Thuis praatte ik steeds minder. Ik zat op mijn kamer, of ik zwierf door de stad. Ik spijbelde vaak, want op school hield het treiteren nooit op. Travestiet riepen ze naar me, omgebouwde, homo… Of meisje, dat zeiden ze ook vaak. Soms hoorden leraren het wel, maar ze deden niks. Vaak meldde ik me ziek. Mijn ouders wisten daarvan, want dan lag ik zogenaamd ziek in mijn bed. Maar over het pesten heb ik nooit wat gezegd. Ook niet tegen een mentor. Ik dacht: wat kunnen zij eraan doen? Willen ze een halve school straffen of zo? Als ze wat riepen in de gangen of op het schoolplein, dan liep ik gewoon door. Ik sloot me ervoor af. Het boeide me gewoon niet. Of – het boeide me natuurlijk wel. Ik probeerde me ervoor af te sluiten, en later lukte dat vaak ook. Maar in die maanden na opa’s dood was het echt verschrikkelijk. Alles kwam keihard aan: ik voelde me rauw en bloot. Elke ochtend stapte ik met buikpijn op de fiets om naar school te gaan. Zenuwen gierden door mijn lijf als ik de poort door fietste. Dan dacht ik: ooow, daar gaan we weer. Weer zo’n dag. Wéér zo’n dag. Ik had het gevoel dat ik muurvast zat. Echt, ik was alles zat. Het hele leven was ik zat en ik had geen idee meer wat voor nut het had dat ik hier op aarde was. Op school ging het heel slecht: ik deed er gewoon niks meer voor. Ik vond het niet meer belangrijk. Ik heb het weggestopt, die tijd. Ik was mezelf niet. Ik stond op, ik ging naar school – maar het ging allemaal op automatische piloot. En steeds dacht ik maar: wie ben ik? Wat ben ik? Wat doe ik hier? Waarom ben ik hier? Wat heeft het allemaal nog voor zin? ___ Nee, mijn moment kwam één keer per dag. Dan sloot ik mezelf op in de badkamer en liet ik het bad vollopen. Ik moest oppassen dat het water niet te heet was, want deze keer mocht de spiegel juist niet beslaan. Wel vijf keer checkte ik of ik de deur echt op slot had gedaan. Hij zat op slot. Terwijl het water in de badkuip kletterde, pakte ik mijn verrekijkertasje en haalde ik mijn make-up tevoorschijn. De make-up die ik van Sjefke had gekregen. Eerst deed ik eyeliner op. Dan mascara. Daarna lipliner en lippenstift. Het was gewoon een ritueel dat ik niet hoefde te leren. Ik kon het gewoon . Jarenlang had ik gekeken naar mijn moeder en mijn zus. Als mijn moeder zich op zondag opmaakte voordat ze naar het voetballen van mijn vader ging, dan zat ik op het bed. Ik wist altijd precies wat ze ging doen en hoe ze het ging doen. Ik keek nar haar en legde elk detail vast. Zelfs hoe een vrouw precies kijkt wanneer ze mascara opdoet – ik wist het. In de spiegel keek ik niet naar mijn hele gezicht. En mijn lichaam hoefde ik al helemaal niet te zien. Ik keek naar mijn opgemaakte ogen zonder mijn korte haar te zien. Ik bewonderde mijn lippen en negeerde mijn platte borst. Opgemaakt lag ik in bad, totdat mijn vingers en tenen wit en gerimpeld waren. En dan, daarna, was het afgelopen. De make-up moest er weer af. Elk spoortje, elk korreltje moest verdwijnen, want mijn moeder zag alles. Ze zag àlles. Soms snauwde ze opeens naar me: ‘Jij hebt mascara opgehad, ik zie het wel!’ En daar bleef het dan bij. Ze vroeg nooit: maar hoezo dan? Waarom doe je dan mascara op? En ik legde niks uit. Soms wreef ik zo lang over mijn ogen dat het leek alsof ik hard gehuild had. De eerste dag maakte ik de fout om halverwege het schoonmaken in de spiegel te kijken. Mijn hand stokte. Ik zag er belachelijk uit met de uitgelopen vegen mascara. Ik beet op mijn lip en proefde lippenstift. Wat was ik voor een wezen? Half jongen, half meisje. Vanbuiten man, vanbinnen vrouw. Ik bestond helemaal niet.
DE WEDDENSCHAP – 36 – HANDLEIDING
7. Uit: De hond is een beetje kapot Wouter Deprez en Randall Casaer (ill.) De Eenhoorn, 2011 ‘ik danste ik zag je mama dansen en boem ik was verliefd zo ging het’ antwoord ik ‘waar was ik toen?’ wil je weten ‘je was nog niet geboren’ breng ik je in de war ‘waar was ik dan toen ik nog niet geboren was?’ wil je weten ‘toen bestond je nog niet als je niet bestaat ben je nergens’ probeer ik ‘ik was wel al ergens’ zeg je ‘waar?’ vraag ik benieuwd ‘ik ken je pas vanaf je geboorte’ ‘ik zat in een appelboom ik was helemaal bloot ik zat een appeltje te eten’ lach je ik zie het helemaal voor mij, en zeg ‘ja toen wilden mama en ik een appeltje plukken maar we waren aan het kussen we keken niet goed en toen hebben we jou geplukt’
DE WEDDENSCHAP – 37 – HANDLEIDING
8. Uit: Een weeffout in onze sterren John Green Lemniscaat, 2012 Dus de volgende ochtend, een donderdag, was ik nogal laat op. Mijn moeders beleid was om me nooit wakker te maken omdat veel slapen een van de functie-eisen is van een beroepszieke, en daarom was ik aanvankelijk nogal in de war toen ik wakker schrok met haar handen op mijn schouders. ‘Het is bijna tien uur,’ zei ze. ‘Slaap bestrijdt kanker,’ zei ik. ‘Ik heb tot laat liggen lezen.’ ‘Dat moet dan een goed boek zijn.’ Ze knielde naast mijn bed om me los te maken van mijn grote, rechthoekige zuurstofconcentrator, die ik Philip noemde, omdat hij eruit zag als een Philip. Mijn moeder koppelde me aan de draagbare zuurstoffles en herinnerde me er toen aan dat ik college had. ‘Heb je het van die jongen gekregen?’ vroeg ze, uit het niets. ‘En met ‘het’ bedoel je herpes?’ ‘Nou ja,’ zei mijn moeder. ‘Het boek, Hazel. Ik bedoel het boek.’ ‘Ja dat heb ik van hem.’ ‘Ik zie heus wel dat je hem leuk vindt,’ zei ze met opgetrokken wenkbrauwen, alsof voor die observatie uniek moederlijk instinct vereist was. ‘Ik zei toch dat die Praatgroep ergens goed voor zou zijn.’ ___ Isaac schudde nee. Hij leunde over Augustus heen, keek me aan en zei met verstikte stem: ‘Ze wilde het niet erna doen.’ ‘Ze wilde geen blinde dumpen,’ zei ik. Hij knikte. Zijn tranen waren als een stille metronoom – regelmatig, eindeloos. ‘Ze zei dat het haar te veel was,’ zei hij. ‘Haar is het te veel? Ik sta op het punt blind te worden en haar is het te veel.’ Ik dacht aan alles wat te veel was en waar je toch iets mee moest. ‘Ik vind het rot voor je,’ zei ik. Hij veegde zijn kletsnatte gezicht af met zijn mouw. Achter zijn bril leken Isaacs ogen zo groot dat al het andere in zijn gezicht min of meer verdween en alleen die zwevende ogen zonder lichaam – één echt, één van glas – me aanstaarden. ‘Het is onaanvaardbaar,’ zei hij. ‘Absoluut onaanvaardbaar.’ ‘Nou, als je eerlijk bent,’ zei ik, ‘ik bedoel, waarschijnlijk is het haar echt te veel. Jou ook, maar zij hoeft er niet mee te leven. En jij wel.’ ‘Ik zei vandaag steeds weer ‘altijd’ tegen haar, ‘altijd altijd altijd’, en zij praatte er gewoon doorheen zonder het terug te zeggen. Het was net alsof ik er al niet meer was, snap je? ‘Altijd’ was een belofte! Hoe kun je nou zomaar een belofte breken?’ ‘Soms hebben mensen niet door wat ze beloven als ze iets beloven,’ zei ik. Isaac keek me boos aan. ‘Ja, natuurlijk. Maar toch kom je je belofte na. Dat is nou liefde. Liefde is je belofte toch nakomen. Geloof jij niet in ware liefde?’ Ik gaf geen antwoord. Ik had geen antwoord. Maar ik dacht dat, als ware liefde echt bestaat, dat er een heel aardige definitie van was.
DE WEDDENSCHAP – 38 – HANDLEIDING
9. Uit: Geen bereik Marian De Smet Moon, 2011 Met mijn verkrampte vingers peuterde ik de ritssluiting van mijn broekzak open en viste mijn gsm eruit. Op de top had ik David al proberen te bellen, maar ik had er geen bereik. Ik was van plan geweest het opnieuw te proberen als ik een geschikte slaapplaats had gevonden, maar daar dacht de berg anders over. Ik drukte het scherm aan en schrok van het felle licht, waarna ik meteen opgelucht ademhaalde; ik kon weer zien. Nu pas zag ik waar ik terechtgekomen was; een grillige, kleine ruimte, niet groter dan drie bij vijf. Met de hoogste wand, minstens acht meter, had ik al pijnlijk kennisgemaakt, twee andere wanden liepen spits naar elkaar toe, zodat het grondoppervlak een driehoek vormde. In de uiterste punt kon een volwassene amper rechtop zitten. Maar wat me nog het meest verbaasde, was dat er sporen waren van mensen. Iemand kende deze spelonk. Er stond een omgekeerde krat, er lag een lege wijnfles met een stompje kaars en in de hoek stond een kist. Net toen ik erheen wilde kruipen, doofde het licht en vertelde een luid signaal me dat de batterij bijna leeg was. Het duister was zwarter dan voorheen.
DE WEDDENSCHAP – 39 – HANDLEIDING
TIP 2 - DE BOEKENKAST VAN… > Stel De Weddenschap voor Laat de leerlingen, bij wijze van schrijfopdracht, een veellezer zoeken in hun omgeving (een leerkracht, een familielid, een leeftijdsgenoot, een bibliotheekmedewerker…). De leerlingen nemen een kort interview af over zijn of haar leesgewoonten – ze kunnen zich baseren op de interviews met de BV’s in de folder van De Weddenschap. Ze kunnen ook een foto nemen van de geïnterviewde voor haar of zijn boekenkast. DOELSTELLING De leerlingen verwerven inzicht in het leesgedrag van anderen. Ze worden geprikkeld om zelf te lezen. TIJDBESTEDING Kan als individuele opdracht voor thuis gegeven worden, maar er kan ook tijd voor worden vrijgemaakt in de klas, bijvoorbeeld voor het gezamenlijk opstellen van mogelijke interviewvragen.
MOGELIJKE INTERVIEWVRAGEN •• Lees je graag? Lees je veel? Lees je weinig? Kan je je een leven zonder boeken voorstellen? •• Las je graag toen je nog op school zat? •• Lees je boeken altijd uit? •• Welke genres lees je het liefst? Wat voor soort boeken lees je graag? •• Wanneer is een boek voor jou een goed boek? Moet het grappig zijn? Herkenbaar? Spannend? •• Heb je boeken in huis? Koop je boeken? Ga je naar de bibliotheek? •• Van wie krijg je je leestips? Waar zoek je leestips? •• Leen je boeken uit aan vrienden? •• Praat je met vrienden over boeken? •• Waar lees je het liefst? •• Lees je snel tussendoor of uren aan een stuk? In alle rust of drukte? •• Lees je je boeken in papieren versie of digitaal? •• Lees je op vakantie?
DE WEDDENSCHAP – 40 – HANDLEIDING
TIP 3 - VERBIND BOEK EN BV > Stel De Weddenschap voor Leg kort uit waar De Weddenschap om draait: drie BV’s die drie boeken lezen op zes maanden tijd en die leerlingen uitdagen om hetzelfde te doen. Net als de leerlingen, mogen de BV’s zelf kiezen welke boeken ze willen lezen. Kunnen de leerlingen de smaak van de BV’s juist inschatten? Laat hen raden welke drie boeken bij welke BV horen. Speel met de boeken door de leerlingen in groep de titel, de cover en de flaptekst met elkaar laten verbinden. Die combinaties zetten ze dan achteraf bij de juiste BV. Deel daarna de folders van De Weddenschap uit en toon de filmpjes van de BV’s (vanaf 15 oktober 2012 op www.deweddenschap.be). Daarin vertellen de BV’s voor welke boeken ze kozen en waarom. DOELSTELLING De leerlingen leren de boeken die de BV’s lezen op een ongedwongen kennen. TIJDBESTEDING Deze opdracht neemt een half tot een volledig lesuur in beslag.
TIP 4 - LEESCAFÉ > Stel De Weddenschap voor Organiseer samen met enthousiaste collega’s een leescafé waarop je de klassen die meedoen met De Weddenschap uitnodigt. Daar geef je het officiële startschot voor De Weddenschap. Je kan er de boeken voorstellen die de BV’s lezen. Of je laat de leerlingen de boeken presenteren die ze uitkozen op www.boekenzoeker.org. Je kan als leerkracht natuurlijk ook zelf een lijstje met must reads opstellen. Probeer ook andere leerkrachten te overtuigen om De Weddenschap aan te gaan. Voor een dergelijk leescafé kan je prima samenwerken met de plaatselijke bibliotheek. Een bibliotheekmedewerker kan met een goed gevulde ‘boekenkoffer’ bij jou op school komen en de leerlingen een aantal interessante boekentips meegeven. Of, nog beter, organiseer je leescafé in de bibliotheek. Maak er een gezellige ochtend of namiddag van: lezen mag een feest zijn. Literaire hapjes dragen daaraan bij. Hieronder vind je een aantal receptjes waarmee je zelf snel en gemakkelijk ‘literaire hapjes’ kan maken. DOELSTELLING De leerlingen beginnen gemotiveerd aan De Weddenschap. Bovendien overstijgt deze opdracht de lessen Nederlands of PAV. Zo wordt De Weddenschap iets van de hele school. TIJDBESTEDING Dit vraagt uiteraard meer tijd dan één lesuur. Je organiseert het als naschoolse activiteit of tijdens de lessen met enkele gemotiveerde collega’s.
DE WEDDENSCHAP – 41 – HANDLEIDING
BIJLAGE BIJ TIP 4 – LITERAIRE HAPJES © Kristien De Meyer en Marieke van den Berge Literaire hapjes combineren literaire ingrediënten met eetbare ingrediënten. Zo kan je letters, woorden, boektitels, boekcovers, boekillustraties, citaten, versregels, logo’s (in dit geval van De Weddenschap)… printen op stickers waarmee je pergamijn- of plastic zakjes dichtkleeft. Die zakjes vul je bijvoorbeeld met snoep-, suiker-, of chocoladeletters. Of je maakt een literaire wikkel die je rond een koekje draait. Ook andere presentaties zijn mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een poster of een scrabblebord met snoepletters… Hieronder vind je enkele voorbeelden, maar laat vooral je creativiteit de vrije loop. Smakelijk! Koekje opgevuld met een citaat Stop een opgerold velletje papier met enkele versregels, een mooi citaat of een uitspraak van een BV in een sigarenkoekje. Zorg ervoor dat minstens één uiteinde zichtbaar blijft.
Poëzie op gebak Snijd letters uit in karton en vorm er iets poëtisch mee. Leg de letters op een hotelcake, bestrooi ze met poedersuiker en neem ze vervolgens voorzichtig weg.
Inspirerende snoepletters Vul een plastic zakje met snoepletters. Print citaten van de negen boeken van de BV’s op stickers en kleef er het zakje mee dicht.
Chocolade met citaatjes Voorzie individueel verpakte chocolaatjes van een wikkel met een citaat.
Zuurtjes als alternatief boekenlijstje Tik de titels van must reads en hun auteurs uit als doorlopende tekst en wikkel ze om een zuurstokje.
DE WEDDENSCHAP – 42 – HANDLEIDING
Affiche met eetbare letters Print een citaat op groot formaat. Bovenop bepaalde letters leg je een snoepletter.
‘Pennywafel’ in niet-klassiek jasje Op de voorzijde van de winkel print je de cover van een boek met de titel. Op de binnenkant van de wikkel print je een citaat uit het boek of een uitspraak over waarom dit boek zo’n aanrader is. Citaten vind je op www.boekenzoeker.org.
Miniboekjes Kleef boekcovers rond doosjes Smarties. Covers vind je bijvoorbeeld op www.boekenzoeker.org.
Zelfgebakken koekjesletters Steek met vormpjes letters uit in een vel kruimeldeeg. Gebruik de gebakken letters in allerlei combinaties.
DE WEDDENSCHAP – 43 – HANDLEIDING
TIP 5 – KEN JE ‘BOEK-PAPPENHEIMER’ > Help je leerlingen kiezen Verdeel de leerlingen per twee en laat hen elkaar interviewen over hun leesvoorkeuren: Welk genre lezen ze graag? Welke boeken hebben ze al gelezen? Hebben ze lievelingsauteurs? Wanneer vinden ze een boek goed? Daarnaast laat je hen peilen naar elkaars hobby’s en interesses. Op basis van de antwoorden selecteert elke leerling voor zijn of haar partner drie boeken, bijvoorbeeld op www.boekenzoeker.org. Een handig stappenplan voor het werken met de Boekenzoeker, vind je op p. 19. DOELSTELLING De leerlingen ontdekken de Boekenzoeker en leren ermee werken. Het is bovendien verrassend en motiverend voor leerlingen om hun boekenkeuze uit handen te geven en zich blindelings te laten leiden door een klasgenoot. TIJDBESTEDING Ongeveer één lesuur.
TIP 6 - JE EIGEN KEUZE > Help je leerlingen kiezen Doe zelf ook mee met De Weddenschap. Bedenk twee boeken die je wil lezen, vertel de leerlingen waarom je meedoet, hoe je de boeken uitgekozen hebt en of het voor jou een zware opdracht wordt. Laat de leerlingen ten slotte het derde boek voor je kiezen. Spreek collega’s van andere vakken aan om hetzelfde te doen en laat hen hun boekenkeuze in hun eigen les voorstellen. DOELSTELLING Je toont jouw betrokkenheid bij De Weddenschap aan de leerlingen. Dat motiveert hen. Bovendien versterk je de band met de leerlingen door hen een boek voor jou te laten kiezen. Ga je vakoverschrijdend te werk en doen je collega’s mee, dan plaats je ‘lezen’ meteen in een groter referentiekader dan in de lessen Nederlands alleen. TIJDBESTEDING Deze opdracht vraagt niet veel tijd en kan bij het begin of aan het einde van een les gebeuren.
DE WEDDENSCHAP – 44 – HANDLEIDING
TIP 7 – START TO READ > Hou De Weddenschap levend (= verwerkingsopdracht) Informeer tijdens de lessen af en toe naar de vorderingen van de leerlingen bij het lezen. Dat kan met een chart board waarop drie ‘mijlpalen’ staan aangeduid, één per gelezen boek. Onderaan voorzie je pionnen, eentje per leerling. Je hangt de chart op een centrale plaats in de klas.
DOELSTELLING De chart houdt De Weddenschap in de belangstelling. Bovendien komen de leerlingen op een eenvoudige en veilige (want anonieme) manier te weten hoe goed ze opschieten met De Weddenschap in verhouding tot het klaspeloton. TIJDBESTEDING Deze opdracht kan je makkelijk even tussendoor doen. WERKWIJZE STAP 1 Leerlingen starten met het lezen van boeken voor De Weddenschap. STAP 2 Zodra ze een eind gevorderd zijn met lezen, geven leerlingen anoniem door aan jou waar ze zitten (bijv. Leerling X las 1 boek, leerling Y las 1 boek en een kwart van boek 2, leerling Z las de helft van boek 1…) Zet op basis van die info alle pionnen in de juiste positie. Herhaal dit proces om de twee weken. Via die update ziet de klas waar ze zich bevinden ten opzichte van het peloton. Door de voortdurende beweging in de chart blijft De Weddenschap zeer aanwezig in de klas. Na een poosje kan de chart er bijvoorbeeld zo uit zien:
OPMERKING Het is belangrijk dat de chart anoniem is en een beeld geeft van iedereen die meedoet met De Weddenschap. Zo kan iedere leerling voor zichzelf uitmaken waar hij zich ten opzichte van de groep bevindt en weet niemand wie zich in de kop of in de staart bevindt. DE WEDDENSCHAP – 45 – HANDLEIDING
TIP 8 – GESPREKSGROEPEN > Hou De Weddenschap levend Praten over boeken is een ideale verwerkingsopdracht. De leerlingen leren op een genuanceerde manier hun mening over een boek formuleren. Hieronder volgen een aantal suggesties om die gespreksgroepen te organiseren. DOELSTELLING De leerlingen leren hun mening over een boek te formuleren en vertrekken daarbij vanuit hun eigen leeservaring. TIJDBESTEDING Eén gespreksmoment neemt een volledig lesuur in beslag. WERKWIJZE Laat de leerlingen in groep antwoorden. Probeer hen eventueel ook verschillende rollen in de gespreksgroep te geven: de ene leerling is moderator, een andere notulist… A. Eigen mening Je maakt tien kaartjes met korte zinnetjes die de leerlingen aanvullen met hun mening. Leg de kaartjes omgekeerd op tafel. Om beurten nemen de leerlingen een kaartje en vullen ze aan. Enkele voorbeeldzinnetjes: •• Het leukste stuk in het boek was… omdat… •• De cover van het boek vond ik… omdat... •• Het personage dat mij het meest aansprak was…omdat... •• Het personage dat mij het minst aansprak was… omdat... •• Een grappig fragment vond ik… omdat... •• Storend in het boek vond ik… omdat... •• Een spannend stuk in het boek was… omdat... •• De taal en stijl vond ik… omdat... •• Een fantasierijk fragment was… omdat... •• Een minpuntje aan het boek was… omdat...
B. Kruis aan en vertel Geef de leerlingen een fiche waarop ze de woorden aankruisen die ze bij hun gelezen boek vinden passen. Laat hen dan die woorden als uitgangspunt nemen om iets over het boek te vertellen. Bijvoorbeeld: ik vond het boek boeiend omdat… •• spannend •• verrassend •• boeiend •• origineel •• gemakkelijk •• begrijpelijk •• geloofwaardig •• ontroerend •• grappig •• rijk aan inhoud •• diepzinnig •• leerrijk •• volwassen
•• mooi verwoord •• slaapverwekkend •• voorspelbaar •• saai •• banaal •• moeilijk •• onverstaanbaar •• ongeloofwaardig •• gevoelloos •• niet grappig •• arm aan inhoud •• oppervlakkig •• kinderachtig •• flauw verwoord DE WEDDENSCHAP – 46 – HANDLEIDING
C. Focus op… Laat de leerlingen focussen op één (narratologisch) element uit het boek, zoals het thema of de personages. Daarover praten ze in groep. Over de personages kan je bijvoorbeeld dit vragen: •• Welke personages komen in het boek voor? •• Wie is het hoofdpersonage? •• Welk personage vind je het leukst en waarom? •• Zijn er te veel of te weinig personages in het verhaal? Waarom? Wie is overbodig? Welk soort figuur mis je? Zou je een personage kunnen weglaten? Wie? Waarom? •• Welke invloed hebben de personages op elkaar? Welke relatie hebben ze met elkaar? •• Zijn alle personages even belangrijk? •• Wie zijn de belangrijkste personages? •• Is het (hoofd)personage veranderd aan het einde van het boek? D. Genres Deel de leerlingen in groepjes in. Doe dat op basis van het genre dat ze gelezen hebben. Elke groep krijgt daarover een aantal specifieke vragen. De leerlingen bespreken op welke manier hun boek in het bredere genre past. Mogelijke genres met bijbehorende vragen: Alle genres •• Waarom vind je dat jouw boek in dit genre past? Avontuur •• Wie is de ‘held’ van dit verhaal? Was het een echte held of eerder een softie (een antiheld)? •• Wanneer noem je een hoofdpersonage een ‘held’? Is elk hoofdpersonage een ‘held’? •• Met welke moeilijkheid of welk gevaar wordt de held geconfronteerd? •• Een avonturenverhaal verloopt meestal volgens een vaste structuur: inleiding – verwikkeling – gelukkige afloop. Geldt dat ook voor jouw boek? •• Was er een happy end? Vond je dat goed? Of had je het liever anders zien aflopen? •• Herken je karaktertrekken van jezelf in de held? Kan je je inleven in hem/haar? •• Heeft de held in jouw verhaal een tegenstander? Zo ja, geef dan een paar karaktertrekken van de held en van de tegenstander. Zijn die karaktertrekken tegengesteld aan elkaar? Hebben ze dezelfde eigenschappen? •• Is het verhaal spannend? Waarom (niet)? •• Maakt dit boek deel uit van een serie? Zo ja, zou je de andere delen ook nog willen lezen? Waarom (niet)? Zo nee, zou er een tweede deel kunnen of moeten komen? •• Is het boek verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)? Biografie •• Over wie ging jouw biografie? •• Waarom wilde je meer weten over die persoon? •• Heb je het gevoel dat de biografie je meer informatie geeft over die persoon? •• Kan je het leven van die persoon in twee zinnen samenvatten? •• Vind je het boek goed geschreven? Waarom (niet)? •• Maakt de auteur het lezen aangenaam? Of is de biografie een droge opsomming van feiten? •• Is het levensverhaal van jouw persoon ook verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)? DE WEDDENSCHAP – 47 – HANDLEIDING
Chick lit •• Wat betekent chick lit? •• Chick lit is ‘de oorspronkelijk licht neerbuigende benaming voor een vorm van eigentijdse romantische fictielectuur die zich in de eerste plaats richt op vrouwen tussen de 20 en 30 jaar.’ Is die definitie van toepassing op jouw boek? Is jouw boek ‘eigentijds en romantisch’? En richt het zich op vrouwen tussen de 20 en 30? Waaraan merk je dat? •• Hoe herken je een chick lit-boek? •• Vind je het terecht dat men vaak neerbuigend doet over dit genre? Waarom (niet)? •• De meeste chick lit-auteurs zijn Engelstalig. Is jouw auteur dat ook? Ken je andere titels van dezelfde auteur? •• De meeste chick lit-heldinnen zijn alleenstaande, vlotte, grootsteedse vrouwen met een interessant beroep en een levendige belangstelling voor liefde, seksualiteit en mannen. Klopt dat voor jouw boek? Vertel! •• Heb je nog andere chick lit-boeken gelezen? Zo ja, welke? Ga je nog andere chick litboeken lezen? •• Lees je dit soort boeken graag? Waarom (niet)? •• Van chick lit wordt vaak een tv-serie gemaakt. Geldt dit ook voor jouw boek? •• Verfilmingen van chick lit of films die bedoeld zijn voor een vrouwelijk publiek heten chick flicks. Deze films hebben eenzelfde thema en eenzelfde soort hoofdpersonage als chick lit-verhalen. Je hebt vast en zeker al zulke films gezien! Welke? Wat is jouw lievelings chick flick en waarom? •• De tegenhanger van chick lit heet lad lit (bijvoorbeeld de boeken van Mike Gayle). Het hoofdpersonage is vaak een man van een jaar of 30 die aan bindingsangst lijdt. Dit genre is een pak minder populair. Hoe zou dat komen, denk je? Ken je lad lit-boeken? Detectiveverhalen en thrillers •• Een detectiveverhaal en een thriller zijn niet helemaal hetzelfde. Een synoniem voor een detectiveverhaal is een whodunit: een zoektocht waarbij je als lezer mee zoekt naar de dader. Bij een thriller is de schurk meestal al gekend en ligt de klemtoon op actie en gevaar. Bij een thriller is het hoogtepunt vaak een ultieme confrontatie tussen de held en de schurk. Kan je op basis van bovenstaande informatie zeggen tot welk genre jouw boek behoort? Verklaar! •• Vond je het verhaal spannend? Zat er vaart in? Waarom (niet)? •• Een misdaadauteur gebruikt vaak trucjes om het verhaal spannender te maken. De cliffhanger is zo’n trucje. Een cliffhanger betekent dat een hoofdstuk eindigt op het moment dat de spanning het grootst is. Als lezer wil je zo snel mogelijk weten hoe het afloopt. Kan je voorbeelden uit jouw boek opsommen? Zo ja, pik er eentje uit en vertel er iets over. •• Een ander trucje is de red herring. Een red herring zet de lezer op het verkeerde been. Bij een detectiveverhaal maakt men bijvoorbeeld vaak iemand verdacht die achteraf helemaal niet de dader blijkt te zijn. Komt dit ook in jouw boek voor? •• Een derde en laatste trucje heet dramatische ironie. Dat betekent dat de lezer meer weet dan het hoofdpersonage. De lezer weet bijvoorbeeld al wie de moord gepleegd heeft, maar het personage nog niet. Herken je dat uit jouw boek? Vertel! •• Wie is de held van jouw verhaal? Beschrijf hem of haar! •• Is het boek verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)? Historische roman •• In welke periode speelt jouw boek zich af ? •• Wat wist je zelf over die periode vóór je het boek las? •• Heb je het boek gelezen omdat je al iets wist over de periode en/of omdat je er iets over wilde bijleren? DE WEDDENSCHAP – 48 – HANDLEIDING
•• Heb je het gevoel dat je iets hebt bijgeleerd? Zo ja, wat? •• Las je al andere boeken over die periode? Zo ja, welke? •• Denk je dat het verhaal waarheidsgetrouw is? Waarom (niet)? •• Heeft de auteur aandacht voor de details van de periode waarin het verhaal zich afspeelt? Vertel iets meer over hoe de mensen toen leefden, de kleren die ze droegen, de plaats waar het verhaal zich afspeelt… •• Slaagt de auteur erin om de sfeer van de periode over te brengen? •• Wie is het hoofdpersonage? Vertel iets meer over hem of haar. •• Is het verhaal spannend? Zo ja, waarom? •• Is het boek verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)? •• Als je de anderen hoort vertellen over hun boeken, welk boek zou je dan ook willen lezen? Welke periode of welk thema interesseren je? Horror, fantasy en sci-fi •• Horror, fantasy en sciencefiction worden vaak in één adem genoemd, al zijn er duidelijke verschillen. Bepaal op basis van deze definities tot welke genre jouw boek behoort: * Fantasy: verhalen die zich in een fictieve wereld afspelen met verzonnen wezens in de hoofdrol; een vleugje magie is nooit veraf. * Sciencefiction: verhalen die zich in de toekomst afspelen; nieuwe technieken en wetenschappelijke vooruitgang spelen vaak een belangrijke rol. * Horror: verhalen die de lezer angst willen aanjagen, bijvoorbeeld met angstaanjagende wezens; in dit genre (waaronder ook de griezelroman valt) wordt sterk ingezet op het inlevingsvermogen in het hoofdpersonage: hoe meer de lezer zich met hem of haar kan identificeren, hoe beter hij de angst van het personage aanvoelt.
•• Komen er in jouw verhaal verzonnen wezens voor? Zo ja, welke? Vertel! •• Speelt het verhaal zich af in een andere wereld? Hoe ziet die fictionele wereld eruit? Beschrijf ! •• Speelt het verhaal zich af in de verre of de nabije toekomst? Waarin verschilt de toekomstige wereld van de onze? Vaak wil de auteur met zijn toekomstbeeld iets zeggen over onze huidige wereld – meestal geeft hij er kritiek op. Wat wil de auteur van jouw boek zeggen, denk je? •• Wie is het hoofdpersonage? Vertel iets meer over hem of haar. •• Vond je het verhaal spannend? Waarom (niet)? •• Is het boek verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)? Strips en graphic novel •• Graphic novels zijn soms gebaseerd op bestaande boeken. Is dit bij jouw boek het geval? Zo ja, welk boek? •• Wat vond je van de tekeningen? Welke materialen gebruikt de striptekenaar? •• Hoe verhouden woord en beeld zich tot elkaar: heb je de tekst nodig om het verhaal te begrijpen of volstaan de tekeningen? •• Waarom heb je voor een graphic novel of een strip gekozen? •• Heb je nog andere graphic novels gelezen? Zo ja, welke? •• Wanneer zou je een boek als een strip omschrijven? Wanneer als graphic novel?
DE WEDDENSCHAP – 49 – HANDLEIDING
Non-fictie •• Waar gaat jouw boek over? •• Waarom heb je voor dat onderwerp gekozen? •• Wat wist je over het onderwerp voor je dit boek las? •• Heb je het gevoel dat je iets bijgeleerd hebt? Zo ja, wat? •• Lees je wel vaker non-fictie? Zo ja, over welke onderwerpen? •• Wat lees je het liefst: non-fictie of fictie? Waarom? •• Lees je om iets bij te leren? Of lees je om je te ontspannen? •• Vind je dat je ook iets kan leren uit verzonnen verhalen? Waarom (niet)? •• Kijk je vaak naar documentaires? Zo ja, over welke thema’s? Realistische romans en probleemboeken •• Realistische romans en probleemboeken gaan vaak over thema’s als pesten, alcoholisme, vechtscheidingen, misbruik, uithuwelijking, vrouwenbesnijdenis… Over welk probleem gaat jouw boek? •• Hoe gaan de personages met het probleem om? Wie is dader, wie is slachtoffer? Voelde je mee met het slachtoffer? Kon je je inleven in de dader? •• Was het verhaal geloofwaardig? Was het sentimenteel? •• Zegt de titel iets over het thema? •• Is het verhaal in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd geschreven? Is het een terugblik op een moeilijke periode of zit het personage er nog middenin? •• Wordt het probleem uiteindelijk opgelost? Is er een happy end? Vind je dat goed? Is het einde geloofwaardig? •• Heb je meer boeken over dit thema gelezen? In welk boek was het probleem het beste uitgewerkt? •• Heb je meer probleemboeken over andere thema’s gelezen? Welke? Welke thema’s interesseren je het meest? •• Is het boek verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)? Poëzie •• Waarom koos je voor poëzie en niet voor proza? •• Las je een bloemlezing met gedichten van verschillende dichters of een bundel van één dichter? •• Hadden de gedichten een overkoepelend thema? •• Waar lees jij poëzie het liefst? •• Lees je wel vaker poëzie? Wie zijn je lievelingsdichters? •• Als het de eerste keer was dat je poëzie las: smaakt het naar meer? Of kies je in het vervolg toch voor proza? Vertel! •• Lees je lievelingsgedicht uit de bundel voor. Waarom kies je dat gedicht? •• Welke beelden gebruikt de dichter? Zijn ze duidelijk of vaag? Kan je enkele voorbeelden geven? •• Wat is er bijzonder aan de taal in en de vorm van het gedicht? Gebruikt de auteur rijm of niet? Hoe is de tekst geschikt op de pagina? •• Kan je in één woord zeggen waarover het gedicht gaat? Waarom (niet)? •• Welke muziek past bij het gedicht? •• Welke foto of welk schilderij past bij het gedicht? Reisverhalen •• Waar speelt het reisverhaal zich af ? Koos je het uit op basis van het land, van de manier van reizen, de cultuur…? •• Heb je het land of de plaats zelf al bezocht? Vertel! DE WEDDENSCHAP – 50 – HANDLEIDING
•• Zou je er graag (nog eens) naartoe willen gaan? •• Is verhaal fictie of non-fictie? •• Is de reis het belangrijkste element in het verhaal? Of staat de reis meer op de achtergrond? In dat laatste geval: hoe zou je het genre dan noemen? •• Is het boek verfilmd? Heb je de film gezien? Zo nee, zou je de film nog willen zien? Waarom (niet)?
TIP 9 - BOEKENKETTING > Hou De Weddenschap levend Laat de leerlingen vertellen aan wie ze hun gelezen boek zouden willen doorgeven en waarom. Bijvoorbeeld: “Ik las Geen bereik van Marian De Smet. Het is een boek dat zich niet zomaar in één zin laat samenvatten. Het verhaal is spannend, maar het doet je ook nadenken over vriendschap en verbondenheid. Omdat ik weet dat Sarah wel houdt van een beetje avontuur en spanning, maar omdat ze ook de waarde van vriendschap kent, zou ik dit boek graag aan haar doorgeven.” Op die manier maak je een ketting van leerlingen die hetzelfde boek gelezen hebben. Aan het einde van De Weddenschap kan je hen samen een verwerkingsopdracht laten uitvoeren. DOELSTELLING De leerlingen leren hun mening over een boek verwoorden en nemen zelf de rol van ‘leesbevorderaar’ aan. TIJDBESTEDING Deze opdracht kan makkelijk tussendoor. VARIATIE Laat de leerlingen verwoorden aan welke BV of aan welke persoon in hun nabije omgeving ze hun boek willen doorgeven. Ze motiveren ook waarom.
TIP 10 – PECHA KUCHA > Hou De Weddenschap levend Een Pecha Kucha-presentatie (spreek uit: ‘petsjatsja’) is een leuke manier om iets kort en creatief voor te stellen. Het concept werd in 2003 door twee Japanse architecten bedacht. Pecha Kucha betekent zoveel als ‘prietpraat’. In principe bestaat een Pecha Kucha-presentatie uit 20 afbeeldingen en duurt ze 6 minuten 40 seconden. Dat betekent dat je over elke afbeelding 20 seconden mag praten. Laat de leerlingen een Pecha Kucha-presentatie geven over een boek dat ze lazen. Makkelijk is dit concept niet, maar het stimuleert wel de creativiteit. Versoepel eventueel de voorwaarden: werk bijvoorbeeld met tien afbeeldingen of met een tijdlimiet van in totaal 10 minuten. Laat hen afbeeldingen zoeken die zij vinden passen bij het boek, of die illustreren wat zij dachten of voelden bij het boek. DOELSTELLING Deze spreekoefening doet een beroep op de verbeeldingskracht van leerlingen. Zeker voor minder taalvaardige leerlingen is deze vorm van ‘visuele’ boekbespreking een plus.
DE WEDDENSCHAP – 51 – HANDLEIDING
TIJDBESTEDING Met twintig leerlingen die elk een volwaardige presentatie (met 20 beelden in 6 minuten en 40 seconden) geven, ben je al gauw twee lesuren bezig. Laat je hen het aantal beelden halveren, dan kunnen twintig leerlingen een spreekoefening doen in iets meer dan een volledig lesuur. Je kan de presentaties ook verspreiden over verschillende lessen. BIJLAGE BIJ TIP 10 – DE HOND IS EEN BEETJE KAPOT IN PECHA KUCHA-VORM
DE WEDDENSCHAP – 52 – HANDLEIDING
TIP 11 – SOCIALE MEDIA > Hou De Weddenschap levend Facebook, Twitter en sms’en maken deel uit van het dagelijkse leven van je leerlingen. Daar kan je rekening mee houden in je verwerkingsopdrachten. •• Maak een Facebookgroep voor de klas aan en laat de leerlingen daar discussiëren of korte reacties geven op het boek dat ze lezen. De Facebook-groep van Iedereen Leest kan inspireren. Je leerlingen kunnen uiteraard ook terecht op de Facebook-groep van De Weddenschap. •• Laat leerlingen in één sms’je (160 tekens) duidelijk maken wat ze van hun boek vonden. Dit is een handige manier om leerlingen over de kern van een boek te laten nadenken. Het sms’je moet doordacht zijn. DOELSTELLING De leerlingen leren hun mening over boeken formuleren in een voor hen vertrouwd kader. TIJDBESTEDING Dit kan als individuele opdracht tijdens de les gegeven worden of als huistaak.
TIP 12 – JOUW FOTO’S EN FILMPJES > Hou De Weddenschap levend Aarzelende lezers zijn ‘doeners’ en vaak visueel ingesteld. Filmpjes of fotoreportages maken zijn dus ideale verwerkingsopdrachten. Hieronder vind je een aantal inspirerende good practices. A. Filmpje Leerlingen van klas 4TW van het Sancta Maria Instituut in Kasterlee deden mee aan De Weddenschap en maakten dit filmpje: http://www.youtube.com/watch?v=JuctuIRTVbc
DE WEDDENSCHAP – 53 – HANDLEIDING
B. Fotoreportage leeslandschap De leerlingen van 5 BK en IB van het KTA 2 in Diest hebben een leeslandschap voor De Weddenschap gemaakt. Ze kozen een voorwerp dat indirect met het boek te maken heeft. Daarna legden ze de voorwerpen samen en maakten ze er een echt landschap van.
C. Fotoreportage citatenboom Ga op zoek naar een plant of een klein boompje en zet het in de klas. Selecteer citaten of uitspraken van de BV’s van De Weddenschap of citaten uit de boeken die de leerlingen zelf hebben geselecteerd. Dit resultaat komt van de leerlingen en hun leerkracht Liesbeth Janssens van 4 TechniekWetenschappen van het Sancta Maria Instituut in Kasterlee.
DE WEDDENSCHAP – 54 – HANDLEIDING
BIJLAGE BIJ CITATENBOOM – CITATEN UIT DE BOEKEN
Dagboek van een vampier watje Tim Collins en Andrew Pinder (ill.) Ploegsma, 2011 Ik hoor min of meer bij de goths, maar ik ga niet met ze om na school of zo. Ik ben eigenlijk een beetje en mysterieuze loner. (Uit: Dagboek van een vampier watje / Tim Collins) Ik ben wel eens op een meisje geweest, maar dit is écht. Als ik normaal gesproken zou kunnen eten of slapen, zou ik nu niet kunnen eten of slapen! (Uit: Dagboek van een vampier watje / Tim Collins) Vandaag zocht ik op internet naar tips om meisjes uit te vragen, maar toen pa zag dat ik achter de computer zat, werd hij heel chagrijnig. Hij denkt dat computers gevaarlijk zijn, terwijl hij helemaal niets van ze begrijpt. Hij begon typemachines nog maar net te snappen toen ze allang weer uit de tijd waren. (Uit: Dagboek van een vampier watje /Tim Collins) Als je zo dom bent als mijn zusje is eeuwig leven een peulenschilletje. Maar als je zo gevoelig en intelligent bent als ik is het niet zo gemakkelijk. Niet dat iemand daar begrip voor heeft. (Uit: Dagboek van een vampier watje / Tim Collins)
De hongerspelen Suzanne Collins Van Goor, 2012 Eén papiertje. Eén van de duizenden papiertjes. De kansen waren volstrekt in haar voordeel. Maar het heeft allemaal niets uitgemaakt. (Uit: De hongerspelen / Suzanne Collins) Tot op de dag van vandaag kan ik Peeta Mellark, het brood dat me hoop gaf en de paardenbloem die me eraan hielp herinneren dat ik niet ten dode opgeschreven was, niet los van elkaar zien. (Uit: De hongerspelen / Suzanne Collins) Een aardige Peeta Mellark is veel gevaarlijker dan een onaardige. Aardige mensen dringen bij me naar binnen en nestelen zich daar. En dat mag ik Peeta niet laten doen. Niet in onze situatie. (Uit: De hongerspelen / Suzanne Collins) Voor verraad had er eerst vertrouwen moeten zijn. Tussen Peeta en mij. En vertrouwen hoorde niet bij de afspraak. We zijn tributen. (Uit: De hongerspelen / Suzanne Collins)
DE WEDDENSCHAP – 55 – HANDLEIDING
Waarom spring ik als een afgerichte hond in het rond in een poging leuk gevonden te worden door mensen die ik haat? (Uit: De hongerspelen /Suzanne Collins) Ik ben nog nooit verliefd geweest, dus dit zal geen gemakkelijke opgave worden. Ik denk aan mijn ouders. Hoe mijn vader altijd iets voor mijn moeder meebracht uit het bos. Hoe mijn moeders gezicht oplichtte als ze het geluid van zijn laarzen hoorde bij de deur. Hoe ze bijna ophield met leven toen hij doodging. (Uit: De hongerspelen /Suzanne Collins)
Nachten vol angstaanjagende schoonheid Edgar Allan Poe, Ed Franck (bewerker) en Carll Cneut (ill.) Davidsfonds, 2011 Een troosteloze somberheid had alles tot in de kern doordrongen. (Uit: Nachten vol angstaanjagende schoonheid /Ed Franck en Carll Cneut) Soms had ik de indruk dat hij liep te worstelen met een verstikkend geheim en dat hij vocht om de moed bij elkaar te schrapen het te onthullen. Zijn vreemde gedrag begon mijn geest aan te vreten. Ik voelde hoe ik langzaam maar zeker onder de indruk kwam van zijn waanvoorstellingen, hoe zijn fantasieën me bekropen en inpalmden. (Uit: Nachten vol angstaanjagende schoonheid /Ed Franck en Carll Cneut) En toen werd ik plotseling kalm en lag glimlachend te kijken naar die glinsterende dood, als een kind naar een mooi stukje speelgoed. (Uit: Nachten vol angstaanjagende schoonheid /Ed Franck en Carll Cneut) In de ziel van de mens huist een onweerstaanbaar verlangen om zich tegen zichzelf te keren, zijn eigen natuur geweld aan te doen, kwaad te bedrijven omwille van het kwaad. (Uit: Nachten vol angstaanjagende schoonheid /Ed Franck en Carll Cneut)
De ruwe weg Willy Vlautin Nijgh & Van Ditmar, 2011 Maar pas op dat je niet aan een paard gehecht raakt. Paarden zijn niet als die hond daar. Als ze niet kunnen racen, dan heeft niemand ene moer aan ze. (Uit: De ruwe weg /Willy Vlautin) Mijn vader was dood en hij lag ergens, en ik was helemaal alleen. (Uit: De ruwe weg /Willy Vlautin) Ik zag hoe een jongen zo hard werd geslagen dat hij schuim om zijn mond kreeg en stuipen kreeg en ik had gezien hoe een jongen een hond in zijn kop schoot met een .22. Ik had een andere jongen de pyjama van zijn zusje zien
DE WEDDENSCHAP – 56 – HANDLEIDING
aftrekken omdat hij haar daar van onderen wilde zien. Ze gilde en huilde. En ik had gezien hoe Del een paard sloeg zo hard als hij kon en ik had een paard zijn been zien breken en rond zien strompelen op drie benen terwijl het gebroken vierde been alleen nog maar met het vel aan hem vast zat. Ik bleef rennen en rennen tot ik zo moe was dat ik niet meer aan zulke dingen kon denken. Het duurde lang. Het duurt altijd lang, maar het werkt altijd. (Uit: De ruwe weg /Willy Vlautin)
Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht Mark Haddon Contact, 2012 Priemgetallen zijn wat er overblijft als je alle patronen weghaalt. Volgens mij zijn priemgetallen net als het leven. Ze zijn heel logisch, maar je komt nooit achter de regels, zelfs al zou je nergens anders meer aan denken. (Uit: Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht /Mark Haddon) Maar in het leven moet je een heleboel beslissingen nemen en als je geen beslissingen neemt zou je nooit iets doen want je zou al je tijd besteden aan het kiezen tussen dingen die je zou kunnen doen. (Uit: Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht /Mark Haddon) Toen kwam de politie. Ik hou van de politie. Ze hebben uniformen en cijfers en je weet wat ze moeten doen. Er was een agente en een agent. De agente had een gaatje in haar panty op haar linkerenkel en een rode schram in het midden van het gaatje. De agent had een groot oranje boomblad onder zijn schoen zitten dat er aan één kant uitstak. De agente sloeg haar armen om mevrouw Shears heen en liep met haar terug naar het huis. Ik tilde mijn hoofd van het gras. De agent hurkte naast me en zei: ‘Zou je mij willen vertellen wat hier aan de hand is, jongeman?’ Ik ging rechtop zitten en zei: ‘Die hond is dood.’ ‘Zover was ik al,’ zei hij. Ik zei: ‘Ik denk dat iemand die hond heeft vermoord.’ (Uit: Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht /Mark Haddon)
Meisje van Mars Anna Woltz en Vicky Janssen Querido, 2011 O, wat was ik vaak jaloers op Rosanne. Want zij mocht wel een trui van de kleine zeemeermin, en ik niet. Zij mocht wel jurkjes aan en staartjes in haar haren, en zij mocht wel een bikini dragen. En als ik ook zo’n prachtige zeemeerminnentrui wilde, of lange haren, dan zeiden mijn ouders: ‘Evert! Je bent toch geen meisje? Dat is iets voor meisjes!’ (Uit: Meisje van Mars / Anna Woltz enVicky Janssen) Ik wilde dat die jongens ook naar mij lachten. Ik wilde dat ze naar me keken zoals ze naar mijn vriendinnen keken. Dat ze stoere dingen naar me riepen en flirtten en floten – maar dat dezen ze niet. Ik kreeg een korte hoofdknik en een hé, mijn vriendinnen kregen de rest. (Uit: Meisje van Mars / Anna Woltz enVicky Janssen)
DE WEDDENSCHAP – 57 – HANDLEIDING
Al die jaren had ik geprobeerd om een gewone jongen te zijn. Al die jaren had ik geprobeerd om gehoorzaam te doen wat mijn ouders en Sinterklaas van me wilden. En waar was dat geëindigd? Met een touw en een kast. (Uit: Meisje van Mars / Anna Woltz enVicky Janssen)
De hond is een beetje kapot Wouter Deprez en Randall Casaer (ill.) De Eenhoorn, 2011 ja zeg ben je daar al dat je dingen voor de tweede keer meemaakt (Uit: De hond was een beetje kapot / Wouter Deprez en Randall Casaer) Mijn lippen naderen haar lippen, presenteren zich als vervangers, terwijl jij oververantwoordelijk je jas aantrekt. Ik wil het moederleed van haar lippen kussen. Maar jouw arm die vastzit in je mouw Moet ze er eerst doorheen helpen. In ruil voor een zoen van jou. (Uit: De hond was een beetje kapot / Wouter Deprez en Randall Casaer) Je wacht op groen licht om alles los te moeten laten, je geboorte opnieuw te doen en banger te zijn dan ooit tevoren. (Uit: De hond was een beetje kapot / Wouter Deprez en Randall Casaer) De touwen van de schommel en de wind zoemen een lied over de geschiedenis van alles en jij neuriet de tweede stem erbij (Uit: De hond was een beetje kapot / Wouter Deprez en Randall Casaer) Ik ben stoutbraaf zeg je en soms ook braafstout als een schilder die ontdekt dat je kleuren kunt mengen (Uit: De hond was een beetje kapot / Wouter Deprez en Randall Casaer)
DE WEDDENSCHAP – 58 – HANDLEIDING
Een weeffout in onze sterren John Green Lemniscaat, 2012 ‘Zie je wel!’ riep Augustus uit. ‘Hazel Grace, je bent de enige zestienjarige in Amerika die gedichten lezen prefereert boven gedichten schrijven. Dat is zó veelzeggend. Je leest vast veel goede boeken met een hoofdletter G.’ (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green) Ik ben verliefd op je en ik weet dat liefde slechts een roep in de leegte is, en dat vergetelheid onvermijdelijk is, en dat we allemaal gedoemd zijn, en dat er een dag zal komen dat alles wat we tot stand hebben gebracht tot stof zal zijn wedergekeerd, en ik weet dat de zon de enige aarde die we ooit zullen hebben zal verzwelgen, en ik ben verliefd op je. (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green) Ik keek steeds even onopvallend naar zijn been, of naar de plek war zijn been had gezeten, en probeerde me voor te stellen hoe het kunstbeen eruitzag. Ik wilde niet dat het wat uitmaakte, maar dat deed het wel een beetje. Waarschijnlijk maakte mijn zuurstof hem ook wat uit. Ziek zijn stoot af. Daar was ik al lang geleden achter gekomen en Augustus ook, vermoed ik. (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green) Maar ik geloof in ware liefde, weet je? Ik geloof niet dat iedereen zomaar zijn ogen houdt of nooit ziek wordt of weet ik veel, maar iedereen zou wél ware liefde moeten kennen en die zou minstens zo lang moeten duren als je leven. (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green) Mensen hebben het over de moed van kankerpatiënten en ik ontken die moed niet. Ik ben jarenlang getreiterd en geprikt en vergiftigd en ik ben er nog steeds. Maar vergis je niet: op dat moment zou ik erg, erg blij geweest zijn als ik was doodgegaan. (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green) Ik dacht altijd dat de wereld een wensvervullingsfabriek was. (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green) Terwijl hij las, werd ik verliefd op hem zoals je in slaap valt: langzaam en dan ineens helemaal. (Uit: Een weeffout in onze sterren /John Green)
DE WEDDENSCHAP – 59 – HANDLEIDING
Geen bereik Marian De Smet Moon, 2011 Mensen zijn gevaarlijk. In het dal stikt het van de mensen. De dag dat mijn vader met mijn zusje voor het eerst de berg afdaalde, kwamen ze nooit meer terug. (Uit: Geen bereik / Marian De Smet) Vincent kende ik al zolang ik me kon herinneren. Soms trokken we een hele dag samen op, soms zag ik hem weer een hele poos niet. Hij was er altijd als ik hem nodig had. (Uit: Geen bereik / Marian De Smet) ‘We moeten hem laten gaan, David! We moeten!’ schreeuwde hij me na en hij probeerde zo vooral zichzelf te overtuigen. (Uit: Geen bereik / Marian De Smet) Ik voelde me opgelaten en aarzelde lang bij de laatste vraag: Dit vind ik fijn aan jou. Ze keek gespeeld onverschillig naar buiten, haar hand onder haar kin, en ze trommelde met de vingers van haar andere hand zacht op tafel. Floot ze nu tussen haar tanden? Ik grinnikte en schreef: Je doet me vergeten. Al is het maar voor even. (Uit: Geen bereik / Marian De Smet)
DE WEDDENSCHAP – 60 – HANDLEIDING
TIP 13 – LITERAIRE MINDMAP > Hou De Weddenschap levend De officiële definitie van een mindmap luidt: “Een mindmap is een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een boomstructuur rond een centraal thema.” Sommige scholen hebben al de gewoonte om leerlingen een literaire mindmap, oftewel een grafische voorstelling van het boek, te laten maken. DOELSTELLING De leerlingen leren op een visueel overzichtelijke manier hun gedachten over een boek ordenen. TIJDBESTEDING Je kan een mindmap als individuele opdracht meegeven. Maken de leerlingen de mindmap in de les, dan ben je er ongeveer één lesuur mee bezig. WERKWIJZE Een literaire mindmap maak je zo: •• In het midden van de literaire mindmap staat de titel van het boek, plus een illustratie die het boek typeert. •• Vanuit het midden ontspringen acht takken. •• Elke tak heeft een andere kleur. •• Elke tak correspondeert met een literaire begrip. Aan de rechterkant van de mindmap zijn dat (met de klok mee): ‘plot’, ‘personages’, ‘perspectief/vertelsituatie’, ‘tijd’ en ‘ruimte’. Aan de linkerkant zijn dat: ‘symbolen’, ‘motieven’ en ‘thema’. •• De takken worden gevuld met steekwoorden en tekeningetjes. De takken kunnen zelf ook weer vertakken. •• Maak een literaire mindmap bij voorkeur op A3, zodat er genoeg ruimte is voor alle vertakkingen en tekeningen.
(c) Martijn Koek
DE WEDDENSCHAP – 61 – HANDLEIDING
Een literaire mindmap heeft een aantal voordelen: •• De visuele verwerking is voor veel leerlingen een aangename afwisseling. Sommige leerlingen denken nu eenmaal beter in beelden dan in woorden. Beklemtoon weliswaar wél dat de kwaliteit van de tekeningen niet belangrijk is, maar wel hun betekenis. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld ook met symbolen werken. •• Met een mindmap krijg je in één oogopslag een overzicht van een boek. •• Een mindmap heeft een heldere structuur. •• Een mindmap spreekt verschillende leer- en verwerkingsstijlen aan. •• Leerlingen worden gedwongen om specifiek te zijn en zich op de hoofdzaken te richten. •• Een mindmap laten maken is makkelijk te organiseren binnen één of twee lesuren. •• Een mindmap biedt interessante didactische mogelijkheden en helpt bij de toetsing.
Meer weten? Informatie over de literaire mindmap haalden we uit De literaire mindmap als alternatief voor het leesdossier van Martijn Koek (Het Schoolvak Nederlands 2010, http://taalunieversum.org/onderwijs/conferentie_het_schoolvak_nederlands/bundels/24/60 )
DE WEDDENSCHAP – 62 – HANDLEIDING