•
1n
~VAN DIE GOUDE
TIJDSCHRIFT VAN DE HlSTORISCHE VERENIGING DIE GOUDE
..
Redactioneel
117
Net voor het afslu iten van deze Tidinge bereikte ons het droevige nieuws dat de dr. Nico Habermehl is overleden . In deze Tidinge vind u een In Memoriam. Toch maak ik van deze gelegenheid gebruik om namens de reactie enige woorden aan Nico te wijden . Nico was begaan met de geschiedenis van de stad en zijn bewoners. Vele uren besteedde hij aan het archiefonderzoek en dat maakte hem tot een vaste klant van het Streekarchief Midden Holland . Daar ook kwamen wij elkaar regelmatig tegen en bespraken wij wat hij een volgende keer voor De Tidinge kon betekenen . Nico had altijd wel een idee over wat hij wilde schrijven of was al ergens mee bezig. Zijn productiviteit was enorm . De kwaliteit van het geschrevene leed hier nimmer onder. In de zes j aar dat ik nu hoofdredact eur ben leverde Nico maar liefst elf artikelen bij mij aan. Naast zijn artikelen voor de Tidinge, werkte Nico nog aan vele andere projecten. Menig lezer van dit blad zal hem ook kennen van Gouwest ad TV waar hij in de histo rische serie 'Verrassend Gouda' de kijker meenam door de Goudse geschiedenis. Hij beschreef die geschiedenis vanuit meerdere invalshoeken. Wij zullen Nico herinneren als een bezield stadshistoricus.
0 "'" N
(1)
t)O
C "'O
i=
Nico Habermehl (1.946-2014) IN MEMORIAM
118
Paul Abels
In 1999 verscheen, ter voorbereiding op de stadsgeschiedenis Duizend jaar Gouda, een overzicht van ruim vierduizend historische boeken en artikelen die tot dan toe over de stad waren verschenen. Deze bibliografie, verschenen onder de titel Gouda in druk, werd voorafgegaan door levensschetsen van zestien belangrijke Goudse historici, mannen die uit hartstocht de geschiedenis van Gouda beschreven hebben. De meeste van deze portretjes waren geschreven door Nico Habermehl. Als er iemand zich met passie en geestdrift op de Goudse geschiedenis gestort heeft na zijn verhuizing naar deze stad, dan was het ook Nico Habermehl zelf. Op 17 oktober 2014 overleed hij na een twee jaar durende strijd tegen een slopende ziekte. Bij wijze van eerbetoon aan deze historicus, oud-voorzitter van Historische Vereniging die Goude en bovenal warme persoonlijkheid in deze Tidinge het zeventiende portret van een Gouds historicus volgens het stramien dat door hemzelf was ontworpen voor Gouda in druk.
Voor Nico Habermehl was de geschiedschrijving een late roeping. Hij leek voorbestemd voor een loopbaan als stuurman op de grote vaart, maar de liefde voor een Zwols meisje bracht hem aan wal. Clio kreeg hem daar al snel in haar greep, en beiden zouden elkaar nooit meer loslaten. Geschiedschrijving werd voor hem een passie waar hij het liefst elke vrije minuut aan besteedde. In dit vak was hij bovenal een verteller. Niet de instituten of de structuren boeiden hem, maar de mensen. De bezigheden, lotgevallen en emoties van de meest uiteenlopende personen uit de geschiedenis wist hij uit de archieven op
te diepen en hij kon hierover smeuiïg vertellen in talrijke lezingen en lessen Goudologie. In zijn geschreven werk weerspiegelde zich veel meer dan in het gesprokene zijn tweede natuur; die van de consciëntieuze ambtenaar. Hij registreerde minutieus zijn archiefvondsten, waagde zich niet aan gedurfde speculaties en draaide zij n hand ook niet om voor getallen, die hij met engelengeduld verzamelde en in grafieken presenteerde. Habermehl liet zich niet vangen in een thema of tijdvak. Hij was van alle markten thuis, al had hij zijn voorkeuren, zoals maritieme geschiedenis, demografie en stadsgeschiedenis. Daarnaast was hij een uitstekend en nauwgezet organi sator, een soepel bestuurder die met de meest uiteenlopende karakters kon omgaan en met zijn resultaatge richtheid complexe projecten tot een goed eind wist te brengen.
Levensschets De wieg van Nico Habermehl stond in Alphen aan den Rijn, niet eens zo ver van Gouda, maar de onrust van zijn vader en zijn eigen keuze voor de zeevaart brachten hem eerst in vele uithoeken van het land en de wereld voor hij in 1985 definitief hier neerstreek. Hij werd op 3 juli 1946 geboren en was daarmee een echte babyboomer van na de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader, Jan Habermehl, was achtereenvolgens chauffeur, molenaar en bedrijfsleider. Als oudste van vijf kinderen maakte hij vele verhuizingen mee van zijn ouders, waardoor hij zich steeds weer moest aanpassen aan een nieuwe omgeving. Als op een avond de kachel uitging, dan wist de jonge Nico al hoe laat het was. Dan werd de volgende dag het hele gezin ingeladen om op een andere plek het leven weer op te pakken. Deze rusteloosheid was er wellicht mede debet aan dat hij na het behalen van zijn MULO-B-diploma koos voor een opleiding tot stuurman grote handelsvaart aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam. In 1964 behaalde hij daar zijn getuigschrift, waarna hij de theorie voor de praktijk mocht verruilen als stuurmansleerli ng bij Phs. van Ommeren in Rotterdam. In dit bedrijf bracht hij het vervolgens van vierde, tot derde en zelfs tweede stuurman.
De grote omslag in zijn leven kwam door Jeanette van 't Land, die hij in Zwolle had leren kennen. De maandenlange afwezigheid op zee vormde voor beide geliefden een te grote belasting, reden waarom Habermehl er in 1973 voor koos de grote vaart vaarwel te zeggen. Om in hun onderhoud te voorzien begonnen zij een antiekzaak, waarbij het commerciële talent van Nico geen gelijke tred hield met zijn al snel opbloeiende interesse in geschiedenis. Klanten kregen boeiende verhalen te horen over de spullen die in de winkel te koop werden aangeboden, om daarna onder dankzegging voor zoveel interessante informatie de winkel weer met lege handen te verlaten. Al snel zag hij daarom in dat hij niet in de wieg was gelegd voor het zakenleven. Hij ging als verkoper aan de slag in een boekwinkel en studeerde in de avonduren voor een bevoegdheid als geschiedenisleraar. Habermehl mocht zijn verhalende kwaliteiten vanaf 1976 ook professioneel in de praktijk brengen als leraar geschiedenis op een MAVO in Zwartsluis . Tegelijkertijd zette hij zijn studie voort, waardoor hij een jaar later zijn MO-A en in 1980 zijn MO- B diploma in ontvangst mocht nemen . Daarmee was zijn leergierigheid nog niet gestild, want aan de Universiteit van Utrecht behaalde hij in 1983 ook het doctoraal examen in de geschiedenis. Hiermee opende zich de weg voor weer een carrièrewissel. Van leraar werd Habermehl in 1985 rijksambtenaar bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Zoetermeer. Met vrouw en twee zoons Floris en Diederick vestigde hij zich toen in Gouda. Zeer bewust koos hij voor deze oude Hollandse stad, omdat een rijk archief en een even rijke historie hem volop gelegenheid boden zijn liefhebberij in de vrije tijd te blijven beoefenen. In zijn vorige woonplaats Zwolle was Habermehl al nauw betrokken geweest bij de oprichting van de Historische Vereniging Zwolle, waarvan hij in 1984-1985 ook voorzitter was. In Gouda ging hij direct op zoek naar een pendant daarvan en kwam aanvankelijk uit bij Golda. Dat bleek echter de vereniging van archeologen te zijn, waarvoor hij echter onmiddellijk aan de slag ging. Daarnaast meldde hij zich aan als lid van de Oudheidkundige Kring (thans Historische Vereniging) die Goude . Vanaf 1989 was hij binnen deze vereniging bestuurslid en van
-
119
0 N
(])
1:).()
C "'Cl
i=
120 "'1"
0 N
Q)
0.0
C:
"O
F
2002 t ot 2008 voorzitter. In de loop der jaren zou hij in Gouda nog tal van andere functies bekleden op het historische vlak. Zo was hij lange tijd redacteur van de Tidinge van die Goude, bestuurslid van de st ichti ng Open Monumentendag, lid van de Straatnamencommissie en secretaris van de stichting Boughaz . Als beleidsmedewerker van het ministerie hield Habermehl zich niet langer met geschiedenis bezig. Wel kwam zijn maritieme ervaring hem goed te stade, aangezien hij beleid moest ontwikkelen voor het nautisch - en later middelbaar beroepsonderwijs. Een van zijn tijdrovende dossiers in die tijd zou de vorming van Regionale Opleidings Centra (Roc's) worden. Later werkte hij nog een aantal jaren voor de Directie Leraren . Ook op een andere manier deed de maritieme wereld weer haar intrede in zij n leefwereld: in de avonduren schreef Habermehl een dissertatie over de allereerste Nederlandse Minister van Marine, die hij afrondde met een promot ie aan de Universiteit van Leiden in . 2000. Zijn hang naar de zee vond ook een uitweg in een lidmaatschap van het shantykoor West Zuidwest, waarvan hij zelden een repetitie of uitvoering oversloeg. In 2008 greep Habermehl de kans om als 62 -jarige te stoppen bij het Ministerie van oc&w. Na enige tijfel koos hij inderdaad voor beëindiging van zijn ambtelijke loopbaan vanwege het wenkende perspectief zich volledig te kunnen wijden aan de geschiedwetenschap. Dat heeft hij zes jaar mogen toen, met vele publicaties als resultaat. In 2009 werd hij als waardering voor zijn activiteiten benoemd tot Ridder in de Orde van OranjeNassau . Op 17 juli 2014 eerde de gemeente Gouda hem nog met het Ereburgerschap van de stad Gouda. Precies drie maanden later maakte een ongeneeslijke hersentumor een einde aan zijn leven . Habermehl al s historicus De Werdegang van Habermehl als historicus bracht hem langs vele wateren en wegen . Zijn MBO -opleidingen sloot hij af met een scriptie over de beginperiode van de Amsterdamse Kweekschool voor de Scheepvaart. Met zijn doctoraalscriptie kwam hij nog steviger in maritiem
vaarwater door een biografische schets te schrijven van de oprichter van genoemde school, Guillelmus Titsingh (1733 -1805). Zo bezien lag de onderwerpskeuze voor zijn dissertatie, een decennium later, volledig hiermee in lijn. Opnieuw dook hij in een maritiem onderwerp en gebruikt e hij het voertuig van de biografie. Daarbij koos hij echt er niet voor een zeeman, maar voor een ambt enaar, als ware het een weerspiegeling van zijn eigen loopbaan. Dit onderzoek naar Joan Cornelis van der Hoop (1742 1825), de eerste Minister van Marine, leverde hem een schat aan informatie op, maar nauwelijks over de man zelf. Het lukte Habermehl maar niet deze dienaar van de Staten -Generaal - zoals hij zelf zei - bij de kladden te pakken. Zijn hoofdpersoon bleef verborgen achter de vele ambtelijke epistels die hij naliet. Zelfs een grafologisch onderzoek, teneinde via diens handschrift enig zicht te krijgen op 's mans karakter, leverde niet de gewenste inkleuring op. Daarmee werd Habermehls proefschrift vooral een schets van de ontwikkelingsgang van het jonge ministerie en minder van de persoon Van der Hoop. Zo bezien kwamen de kwaliteiten van Habermehl als historicus beter tot hun recht op een ander onderzoeksterrein waarop hij zich met hart en ziel heeft gestort, de stadsgeschiedenis van Gouda. Vanaf zijn eerste publicaties, enkele boekjes voor Openmonumentendag en een namens Golda geschreven boekje over de opgravingen in het Nieuwemarktgebied, liet hij zien hoezeer hij gegrepen was door de ontwikkelingsgeschiedenis in al haar facetten van deze Hollandse stad. Bovendien t oonde hij zich daarbij een groot pleitbezorger van de popularisering van de geschiedschrijving. Zijn voorliefde voor het vertellen van verhalen kwam hem daarbij zeer van pas. Zij n betrokkenheid bij de verschijning in losse afleveringen van Ach lieve tijd, een init iatief van Uitgeverij Waanders uit Zwolle - waarmee Habermehl in zijn vorige woonplaats al contact had - sloot hier naadloos op aan, net als de populariserende vertellingen over de Goudse historie die hij later veelvuldig voor TV Gouwestad ging verzorgen. Zijn betrokkenheid bij de Goudse Canon, bij een verhalenbundel voor de jeugd en zijn bijdragen aan Openmonumentendagboekjes en andere uitgaven over
historische panden in Gouda - zoals in 2013 nog over Gebouw Arti Legi, waren andere bijdragen hieraan . Naast verspreiding van kennis over de historie van de st ad, was verdieping van deze kennis voor Habermehl ook van meet af een belangrijk doel van zijn histori sche werk. Kenmerkend voor het belang dat hij hieraan hechtte was zijn verzet tegen de aankoop van een winkelpand aan de Dubbele Buurt door de Oudheidkund ige Kring. Tijdens een speciaal daartoe belegde buitengewone ledenvergadering liet hij niet na zijn standpunt helder te verwoorden: volgens hem was het doel van een historische vereniging niet het verwerven van onroerend goed, maar het doen van historisch onderzoek en het publiceren van de resultaten daarvan. Hij stond op dat moment tamelijk alleen in deze opvatting. Het pandje werd dan ook aangekocht en de tegenwerpingen van Habermehl werden hem door sommigen nog lang nagedragen. Pas na jaren mocht hij toetreden tot het bestuur. Consequent en in lijn met zijn stellingname in de pandjesdiscussie is Habermehl zich altijd blijven inzetten voor historisch onderzoek in Gouda. Goudse historici die dat in de eeuwen voor hem hadden gedaan, konden ook rekenen op zijn warme belangstelling. Over hen schreef hij vele historiografische levensschet sen, die 1994 gebundeld zouden worden als inleiding op een bibliografie van de geschiedschrijving over Gouda, getiteld Gouda in druk. Daarnaast had de demografie al vroeg zijn belangstelling. Wekenlang zat hij in het stadsarchief en in het archief van de Sint-Janskerk - toen nog als zelfstandige archiefinst elling gevestigd in de oude Librijezaal boven de ingang van de kerk - gegevens te turven uit de doop-, trouw- en begraafboeken. Ook met dit werk legde hij een belangrijke basis van de nieuwe st adsgeschiedenis van Gouda, die naar zijn vaste overtuiging hoognodig weer eens geschreven moest worden. Habermehl trof met name in Jan Kompagnie en Paul Abels twee bondgenoten in het bestuur van Die Goude, die de geschiedschrijving van de stad eveneens een warm hart toedroegen. Deze 'school' van geschiedschrijvers slaagde erin de aloude traditie van het uitgeven
van bundels met artikelen over de geschiedenis van Gouda nieuw leven in te blazen. Vanaf 1989 zagen dergelijke bundels weer het licht, waarbij Habermehl met name op de bundel In de stad van die Goude uit 1992 zijn stempel wist t e drukken . Deze en andere uitgaven vormden uiteindelijk de opmaat tot de zo gewenste integrale st adsgeschiedenis. Eerdergenoemd driemanschap, aangevuld met de Amsterdamse hoogleraar Middeleeuwse geschiedenis Koen Goudriaan, trok daarbij de kar onder aanvoering van Habermehl. Zijn diplomatieke gaven, administratieve zorgvuldigheid en punctualit eit zorgden ervoor dat de vijftien auteurs die bij dit project betrokken waren in goede eendracht leverden wat zij hadden toegezegd en nog binnen de afgesproken termijn ook. Het tachtigjarige jubileum van Die Goude in okt ober 2002 werd daarbij als stevige stok achter de deur gebruikt . Habermehl wist daarnaast ook de gemeente Gouda bij het project te betrekken, met de toezegging een stevig aandeel te leveren met de aanstelling van een projectsecretaris voor vier jaar - Jan Willem Klein - en een gegarandeerde afname van een aantal boeken. Inhoudelijk drukte Habermehl ook een stevig stempel op de opzet van de stadsgeschiedenis . Uit zijn koker kwam de idee om analoog aan de Franse Anna/es-school in de drie onderscheiden tijdvakken (Middeleeuwen, Nieuwe Tijd en Nieuwste Tijd) t e kiezen voor een vaste opbouw met de langetermijn - ontwikkelingen als vertrekpunt. Dus eerste kwamen ruimtelijke ontwikkelingen en demografie aan de orde en daarna pas politiek, economie, zorg, religie en cultuur. Als auteur bleef zijn inbreng beperkt tot een hoofdstuk in het middendeel over demografie. Als eindredacteur droeg hij er in grote mat e toe bij dat het lijvige boek, dat verscheen onder de titel Duizend jaar Gouda, tot een eenheid kon worden gesmeed . Na afronding van de stadsgeschiedenis, een boek dat Habermehl beschouwde als zijn belangrijkste werk, bleef hij nieuwe thema's en onderzoeksterreinen oppakken om de kennis over het Goudse verleden verder uit te diepen . Dankzij zijn inspanningen kwam een bewerking van de Kadastrale atlas van 1832 in druk beschikbaar en
121
-
122
0
N
(]) tl.()
C
"O
i=
werd er een speciale Tidinge gewijd aan Erasmus, in een geslaagde poging om de aandacht in Gouda voor deze grote geleerde te doen herleven (en Rotterdam een beetje te kietelen over de toe- eigening). Habermehl slaagde er ook in een andere grote Gouwenaar, dokter W.F. Büchner aan de vergetelheid te ontrukken met de van een biografische inleiding voorziene heruit gave van zijn Bijdragen tot de geneeskundige topographie en statistiek van Gouda uit 1842. Het laatste grote hist orische project in Gouda waarbij Habermehl intensief betrokken was, betrof het zogehet en straatnamenboek, een vierdelige serie over de stadsontwikkeling en de herkomst van straatnamen, die tussen 2012 en 2014 verscheen onder de titel Stad van de Gouwenaars. Voor dit werk schreef hij stukken over de Binnenstad, Stolwijkersluis, Nieuwe Park en de Korte Akkeren . Een sturende rol liet hij echter over aan ande ren, want zijn meeste tijd besteedde hij in deze jaren aan het schrijven van een boek over het dorp Nieuwveen, waar zijn uit Duitsland afkomstige voorouders zich in de
negentiende eeuw hadden gevestigd. Zo kwam er naast een stadsgeschiedenis ook nog een dorpsgeschiedenis uit zijn handen . Habermehl had tot slot ook een scherp oog voor de recente geschiedenis en het belang van het vastleggen daarvan. Al vroeg begon hij met het optekenen van verhalen van de eerste 'gastarbeiders' uit Marokko, die naar Gouda werden gehaald door de vleesverwerkingsfabriek Compaxo en andere bedrijven. Nadrukkelijk probeerde hij ook de Marokkaanse gemeenschap in de stad te doordringen van de noodzaak van het vastleggen van dit migratieverleden, waartoe onder meer de Stichting Boughaz werd opgericht met Habermehl als secretaris. In de praktijk bleef het moeilijk om deze bevolkingsgroep, die nauwelijks een geschreven herinneringscultuur kent, voor deze activiteiten te interesseren. Materiaal over de inmiddels 50-jarige geschiedenis van Marokkanen in Gouda .is dankzij de inspanningen van Habermehl echt er beschikbaar gemaakt via een onderwerpsdossier op Goudanet, de website voor historisch Gouda. Letterlijk tot het laatst t oe heeft hij zijn best gedaan dit verleden te ontsluiten, zoals blijkt uit een artikel over de Islam in Gouda, dat nauwelijks een week voor zijn dood verscheen in een bundel van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis. Het zou de laatste van een lange reeks publicaties zijn van zijn hand .
Nico in actie
Sint Nicolaas komt naar Gouda!
Thea van Wordragen en Henny van Dolder
Nu op 15 november 2014 de landelijke intocht van Sint Nicolaas in Gouda plaats vindt, was dit aanleiding om eens terug te kijken op de feestelijkheden rond 5 december in het verleden. Gekozen is voor een periode van circa 1863 tot 1940. Van zwarte Piet als knecht van de goedheiligman was tot 1850 nog geen sprake. Om een indruk te krijgen hoe een en ander in onze stad toeging was de Goudsche Courant de aangewezen bron. Geen intocht, maar Sinten rijden pontificaal door de stad Van een landelijk intocht door de Sint zoals wij die nu kennen is in de 19de eeuw nog geen sprake. Wel maakt hij een rit door de stad, na te zij n uitgenodigd door diverse winkeliers waar hij geschenken uitdeelt of bij een voor kinderen georganiseerd feest. Het nadeel is dat verschillende gemijterde figuren her en der door de stad rijden, leg dat aan de kinderen maar eens uit! Als bekend wordt dat hij bij een banketbakker aan de Markt verblijft stroomt het publiek toe, bij het verlaten van de winkel wordt hij met luid applaus begroet. 'Glorieus ging hij te paard zijn weg met zijn zwarte knecht naast zich', zo staat in de krant te lezen. In 1920 krijgen de kinderen vervroegd vrij van school om op de Markt de Sint toe te juichen als hij voor een der winkels zijn paard bestijgt. Het paard schrikt van het lawaai, zodat
123
Een illustratie uit het begin van de 20e eeuw
'de oude man al zijn rijkunst nodig had om in 't zadel te blijven' . Aan de optocht door de stad die volgt nemen honderden kinderen deel 'pretmakend en lachend om deze 6 Decembervreugde, die voor velen het hoofdnummer van het Sinterklaasfeest zal zijn'. Soms treffen Sint en Piet slecht weer, zoals in 1919: "Onbarmhartig gutsten op 5 december de regenvlagen neer op de goede heilige, die zich niet van zij n jaarlijkse rondgang liet weerhouden. De joelende kinderschaar liet zich door het gure weer niet afschrikken, alleen Piet, de trouwe knecht stierf duizend doden van angst dat tegen een dergelijke douche zijn donkere gelaatskleur niet bestand zou zijn." In 1934 maakt Sint op woensdagmiddag 27 november vanuit het Goudse station met de paardentram een rit door de stad. Het publiek krijgt daarna gelegenheid 'om van dit enigszins uit de tijd zijnde vervoermiddel gebruik te maken'. Van een echte intocht is pas sprake in 1937= "Gouda heeft zijn 'Eenheids-Sint-Nicolaas' . Om ontstichting van de kinderfantasie in verband met de vele bisschoppen die vroeger de stad plachten te doorkruisen te verhinderen, had de Middenstandscentrale aan B & W verzocht haar het alleenrecht voor de blijde intrede
-
te geven. Dit is gebeurd en zoo heeft de goede Sint als eenige en echte, van het station af zijn intocht gedaan en in een open rijtuig, voorafgegaan door een muziekcorps, begeleid door ruiters en omstuwd door een zingende kinderschare, een langen tocht door de stad gemaakt, waar velen hem hartelijk begroetten."
124
Harms aan de Korte Tiendeweg . Ze kosten 8, 10 en 12 cent per stuk. De consumptie van het lekkers neemt door de j aren kennelijk fors toe, want de firma C. Jamin deelt eind november 1916 mee dat er in het jaar daarvoor 207 .ooo pond boterletters en banket in hun fab riek werd gebakken. 'Wie helpt de volgende week mede het verbruik te verdubbelen?', zo luidt de vraag. Niet alleen zoet igheid, maar ook meer verfijnde lekkernijen worden aangeboden, zoals in 1871 door P.J. Melkert. Hij verkoopt 'versche patés, puik nieuwe kastanjes, nieuwe gedroogde abrikozen, zalm, kreeften en sardines in blikken'.
0 """ N
Armoede
Q)
0.0 C:
-0
i=
PLA'TEN VAN NANS VAN LEEUWEN ~
:EN°S u .- M . OEN HAAG
Omslag van Sint Nicolaasvertellingen. Door Jan Boer (Foto Thea van Wordragen)
Zoete versnaperingen Die horen onverbrekelijk bij het 'heerlijk avondje'. Op 16 november 1865 verschijnt de allereerste en enige advertentie van dat jaar in de Goudsche Courant: J.L. Kamphuijzen aan de Gouwe C 249 prijst zijn 'Goed gevu lde boterletters' aan. In 1889 wordt er voor de eerste maal geadverteerd met chocoladeletters door de firma H.W.
Het krijgen van cadeaus en het smullen van boterletters is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Bij t ijden heerst er in de stad ook grote armoede. Dat blijkt uit een ingezonden brief van 24 november 1875 afkomstig van de Sint- Nicolaascommissie: "Mag ik zo vrij zijn, mijnheer de Redacteur! Om door middel dezer courant de aan dacht van alle goed gezinde medeburgers te vestigen op het aanstaande St. -Nicolaasfeest, met het doel, bij die ' gelegenheid de kinderen van mingegoede mede burgers een vrolijken avond te verschaffen? M[ijns] ![ziens] is de fo rmatie van eene St.-Nicolaascommissie 't geschikste middel om dat doel te bereiken. Moge men spoedig daartoe overgaan, en bij alle ingezetenen van den meer gegoeden stand een gul en erkentelijk onthaal vinden." De oproep is niet tevergeefs, verschillende instanties en vrijwilligers beijveren zich ieder jaar om 5 december voor de kinderen t ot een echt feest te maken.
Fraaie etalages Om de kooplust t e bevorderen sparen winkeliers kosten nog moeite om al in november hun etalage zo fraai en creatief mogelijk in te richten. Het lijkt bijna een wed strijd wie de meeste aandacht trekt. Het publiek moet zich de ogen hebben uitgekeken op de sfeervolle, met gaslampen verlichte etalages van bakkers, boekhandels, modewinkels et cetera. Zelfs de krant best eedt er aan dacht aan, zoals in 1894: 'Verschillende winkeliers heb-
Het Boek van St. Nicolaas
125
5N"""
~ MET PLATEN VAN B.MIDDBRIGH ... BOKHORST ~, EN Sl)TJE AAPJES
-1~..~--:~~!-~JI.~~~~~=-..= ~.. ;,
r:-~
~-' ~
,. ,..
Q)
0.0 C
-0
i=
,..
:,
)
. •
.
. ~ ~~~~~...-~~
~ ·
~ -"GOUDA-GBVAN·G.OO~ ZO.HEN• JI Sint Nicolaas afgebeeld op oude ansichtkaart
Het boek van St. Nicolaas, uitgegeven bij Van Goor in Gouda (foto Thea van Wordragen)
ben ter gelegenheid van het aanstaand St. Nicolaasfeest hunne etalages in gereedheid gebracht, ieder heeft zijn beste beentje voorgezet om het publiek tot kopen uit te lokken. Het is niet mogelijk ze alle te bespreken, voor één wordt een uitzondering gemaakt: wij willen slechts attendeeren op de etalage van de firma A. Hillen die in zijn winkelkast een heusch dak met pannen gedekt heeft vervaardigd, waar de goede Sint door de schoorsteen zijn gaven toewerpt. Voorwaar voor kinderen een voorstelling, zoo als men gewoonlijk hen wijs maakt'. Een jaar later is er een nieuw ontwerp dat veel kijkers lokt: 'Men heeft in genoemd magazijn St. Nicolaas op een fiets gezet, zelfs zo mechanisch, dat de Sint zonder het zelf te begrijpen, kan wielrijden'. Hillen maakt zo t ege-
lijk reclame voor de bonnen die in zijn zaak cadeau worden gegeven, waarop men de 'velicopède' kan winnen.
Van eenvoudige en luxe naar nuttige cadeaus Een advertentie uit 1866 meldt dat de weduwe A.C. Schouten de eer heeft 'haren geëerden begunstigers te berigten dat zij voor het aanstaande Sint- Nicolaasfeest ruim gesorteerd is in alle soorten van kinderspeelgoe deren, galanterieën, glas- en aardewerk'. Ook aan de volwassenen is gedacht met een aanbod van metalen brillen, dameslorgnett en, toneelkijkers, barometers et cetera. Er wordt zelfs met kinderkleding geadverteerd, die kan worden besteld bij 'Pont Neuf' in Parijs. Nadat
126
een geïllustreerde catalogus op aanvraag is toegezonden kan een keuze worden gemaakt. Warm gevoerde kinder-overjassen kosten in vier maten tussen de 6 en 41h gulden, franco aan huis. In 1877 verschijnen er advertenties met reclam e voor juwelen en horloges . Wie iets bijzonders wil kan terecht bij fotograaf J.H. Kiebert aan de Markt. Hij vervaardigt manchetknopen naar een meegebracht portret voor f 1,50 per paar. In 1880 zijn de nieuwste artikelen bestemd voor huishoudelijk gebruik als inkt- en rookstellen en presse-papiers. Een wel zeer fraai vormgegeven advertentie bevat een aanbod van 'gouden en zilveren werken, alsmede een zeer nette keuze in diamanten'. Een opvallend aanbod is dat van 22 november 1890: 'Voor dames is er geen nuttiger en eleganter geschenk dan een goede[hand]naaimachine, want daarmede wordt veel tijd en geld bespaard en bovendien levert dezelve duurzamer, ju ister en schooner werk dan aan de geoefendste hand mogelijk is. The Singer Manufacturing Company maakt het mogelijk aan minder gegoede fami lieën of op zichzelf staande weduwen of ongehuwde vrouwen de aanschaffing van naaimachines door levering op afbetaling mogelijk te maken, t erwijl het onderricht door bekwame personen gratis wordt verstrekt'. Voor velen betekent dit een omkeer in het tijdrovende naaiwerk met de hand tot een veel snellere methode. In 1910 wordt aangekondigd dat de machine nu zelfs kan borduren en stoppen! De firma J.Welter in de Wijdstraat 'Magazijn van Corsetten en Ondergoed' en Bantzinger aan de Markt komen met suggesties voor de aanschaf van fantasie boezelaars en keukenschorten, corsetten, handschoenen enz. enz. Laatstgenoemde firma verkoopt ook heren dassen, zijden cachenez (zakdoeken) en voor kinderen capes en wantjes. Voor wie muzikaal is biedt de firma Schnepper aan de Markt naast verschillende muziekinstrumenten een orgel aan voor de prijs van f 40,-. De advertenties laten ook kennis maken met nieuwe artikelen : in 1916 een fototoestel en fotoalbums 'opplak en inschuif'. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn er minder aanbiedingen van luxe artikelen, maar ligt de nadruk op praktische cadeaus als kleding en huishoudtextiel. Op 5 december
Deze prent uit Sint Nikolaas-vertellingen voor de jeugd door C. van Schaick uit 1849 laat zien dat de Sint het ook wel zonder knech t ajkan , (http:j/www.kb.nl/dossiers/maatschappij-algemeen/)
1918 bedraagt het broodrantsoen het dubbele van de gebruikelijke 311 gram per dag. In de jaren twintig zijn de advertenties van bescheiden formaat. In de week van 3 t/m 8 december 1923 krij gt men bij Albert Heyn aan de Markt bij aankoop van f 2,50 aan 'gemengde boodschappen' (met uitzondering van suiker) maar wel minstens een pond koffie 'een prachtig Kleur- Prentenboek als St. Nicolaasgeschenk. Een bijzondere aanbieding heeft slager C. Kaars aan de Westhaven 37: 'Het alleraardigste cadeau is een speenvarkentje, die laag in prijs zijn ...verder heb ik rauwe rookworst, mooie plokworst enz'. Een en ander kan per telefoon worden besteld, het nummer is 316 .
Kinderspeelgoed Er wordt overwegend geadverteerd met cadeaus voor volwassenen. Soms verschijnt er een met kinderspeel-
GROOT
sr.
NICOLAASBAll.
op Zaterdagavond 7 December a.s. in "Concordia", Westhaven, Gouda. !Aanv~ng 7 .30 u.
De Sint zorgt voor leukë cadeaux ! Dansmuziek "The Sorrow Expellers" de phenomenale Band ván 6 personen. Elkeen mag weer dansen, dus gaan wij natuurlijk. weer naar die echte gezellige lavonden in "Concordia'', Westhaven
Zondag 8 Dec. o.s. evenèens GROOT BAL met medewerking van dezelfde Band. Ook op dezen zal de SINT U met een bezoek vereeren . . . • ·1
D. HOLTHUIJSEN, Gedipl. Dansleeraar Advertentie voor het Sint Nicolaasbaal in de Goudse/ie Courant
goed, zoals in 1863: "Magazijn Wijdstraat A 174. A Quant heeft de eer te berigten dat zijn Magazijn voor het St. Nicolaasfeest rijk gesorteerd is in eene ruime keuze kinderspeelgoederen voor buitengewoon lage prijzen. Prent - en leesboekjes in meer dan 80 soorten." In 1888 adverteert J.H.C. Huinck, Hoogstraat 123: 'Voorhanden eene grote collectie Beweegbare en Gewone Poppen, ook Poppen koppen en rompen, armen en beenen'. Datzelfde jaar heeft J. de Ven aan de Markt 'voorhanden eene zeer groote collectie prenteboeken en kinderwerken' . Activiteiten voor kinderen Het verzoek uit 1875 van een commissie 'om kinderen van mingegoede medeburgers' een vrolijke avond te bezorgen sorteert effect. In de sociët eit 'Ons Genoegen' is er jaarlijks een speciale kindervoorstelling, in 1880 zelfs met muziek en een goochelaar die in St. -Nicolaaskostuum surprises uitdeelt . Dit herhaalt zich bijna jaarlijks en eindigt traditioneel met de uitdeling van surprises.
Merkwaardig is dat in een verslag over het bezoek door Sint aan verschillende scholen in 1909 gesproken wordt van 'Jan de knecht'. Kennelijk is de naam Piet nog niet in gebruik. Ook op scholen wordt de Sint hartelijk verwelkomd 'om vlijtige kinderen te verblijden en de ondeugende een benauwd uurtje te bezorgen', zoals in 1912 wordt vermeld. Hij is ook vaak te gast in de bioscoop 'Gouda Vooruit' aan de Hoogstraat of in de Apollo bioscoop. In 1912 wordt zijn bezoek met de 'kinematograaf' opgenomen, dat gebeurt ook op enkele punten in de stad tijdens zijn rondrit door Gouda. In 1930 arriveert hij met zijn knecht bij school 6 aan de Keizerstraat zelfs met de auto, een teken dat de oude man met zijn tijd meegaat. Een jaar later bezoekt hij met Piet de pat iënten in het Van lterson ziekenhuis. Extra maaltijden In 1894 is er een woord van dank aan de Goudse bevolking die het mogelijk maakt arme kinderen een maaltijd
127
~
Waar koop iken_ wat zal ik koopen? .
.
Deze vraag is voor velen van U nog moeilijk, omdat velo artikelen alleen gekocht mogen worden op punten. Daarom hebben wij gemeend, dit jaar met een pracht collectie cadeaux te moeten komen welke geheel vrij zijn van distributie. Om U dit -te toonen, hebben wij in onze etalages dan ook alléén deze artikelen geëtaleerd: Komt · U deze dus eens bezichtigen, 't Is de moeite waard I Daar onze voorraad 1.10g ruim voldoende was, zijn thans onze prijzen nog r zéér laag. Onderstaand een!ge van onze
·St. Nicolaas-aanbiedingen
128 'Sf"
0
N
(])
0.0 C
"Cl
i=
1
diverse modellen vanaf
grooto sorteering vanaf
Gepolitoerde Schemerlampen met prachtzijden kap
7.90
4 .50
19,90
Eiken Ligstoel Eiken Theemeubels Eiken Kapstokken pracht sorteering vanaf
5.90
D'1vons
Pracht Dames Fauteuils sort.eering prachtig gepolitoerd, Solide uitvoering, dubb. veer~ mooi bekleed
16.90 Pracht collectie
·Theemutsen aardige dessins
0.79
2 .25
Enorme sorteeriog
Pracht sorteecing
Beugel Mutsen
sraapkame~leec!Jes
1.98
9 .90
diverse modellen
Pluche Schoorsteen Hand weef Pluche Tafelkleeden Tafel~leeden en Dressoirloopers moderne dessins mooie tlfen en gewerkte de,ss. moderne en Perzische dessins
1.0.90 in div. mooiedessinii
Old Finish !,-eeslam pen
7.50
I Moderne en
1.10 Perzische dessins
HAL. TA P1J T EN
1
fraaie kleu~en, vanaf I diverse maten (Distributie vrij t-0t 90 xlJ.60) 1
2.60
vanaf . . . 8.90
Verder brengen wij een pracht sorteering: Eiken Salontafels, Salonspiegels, Gangspiege ls, Borstelgarnituren, Tijdschriftenbalcjes, Verchroomde Eiken en Old Finish Parapluiestandaa rds, . Schilderstukken, Old Finish Rookfauteuils, Eiken Dressoirs, Huiskameren Salongarnituren, Slaapkamers, Stalen Ledikanten, en:r,, enz.
Woning -inrichting Kleiweg 25a, Gouda
H. TER MEUlEN
Advertentie in de Goudsche Courant te verschaffen. Het wordt georganiseerd door de Vereniging 'Heil des Volks', afdeling Gouda, gevestigd aan de Spieringstraat 83, ook wel de 'papschool van vader Bik' genoemd.' J.J. Bik was secretaris- penningmeest er van de afdeli ng Kindervoed ing . In 1930 vindt voor de 43ste
keer de uitreiking van voedsel plaats aan kinderen uit behoeftige gezinnen. Maar liefst 72 zitten er aan keurig Jan Schouten , Wie waren zij? Een reeks van Goudse mannen en vrouwen die men niet mag vergeten, Alphen a/d Rijn (1980)
1.
met wi t linnen gedekte tafels . De maaltijd (die vijf keer per week plaatsvindt) bestaat deze keer uit zoetemelkse rijst epap en met worst belegde broodjes. In 1933 is het aantal aanvragen 315. 4 of 6 december? Vanaf 1875 nodigen B & W belanghebbenden uit om als het Sinterklaasfeest op zondag s decem ber valt de viering op zaterdag 4 december te laten plaatsvinden. Dit vormt lange tijd geen probleem, maar leidt uiteindelijk tot discussie. Op 27 novem ber 1920 staat onder het kopje St adsnieuws t e lezen : 'Een meeningsverschil, ernstig in zijn soort, beroert op 't oogenblik de gemoederen van klein en groot . Wanneer moet St. Nicolaas- avond, nu 5 december op zondag valt, worden gevierd: op zaterdag of op maandag? Ziedaar de questio brûlante. Velen vertrouwen dat 't hoofd der gemeente, als goed burgervader in deze advies zal geven, teneinde in dezen hoogst belangrijke zaak overeenstem ming en eenheid te krijgen . Helaas, van deze zijde is, althans voorlopig geen oplossing te wacht en, aangezien hem gebleken is dat de eerst belanghebbende (dwz. in de officiële wereld niet de kinderen, maar de leveran ciers die hun speelgoed en lekkernijen moet en bezorgen) in deze niet tot een accoord gekomen zijn. We verkeeren dus nog in 't onzekere, tegen welken avond we den goeden Sint hebben te ontbieden. Jammer dat 't plebisciet nog geen burgerrecht gekregen heeft, dan kon deze moeilijke kwestie bij volksreferendum worden op gelost. We zouden zeker stemmen vóór den zaterdagavond ... De familievaders zijn 's zaterdagmiddags vrij, zodat men volop gelegenheid heeft tot het wegbrengen van de pakjes, het leggen van de laatste hand aan surprises enz. terwijl het gezin al vroeg in de avond vereenigd kan zijn. De jeugd heeft den volgenden morgen gelegenheid t ot uitslapen en maandag, wanneer de kinderen weer naar school gaan, is de opwinding bij het jonge volkje geluwd. In 't belang van het gezin en het onderwijs pleiten we daarom voor den zat erdagavond'.
Feest voor vlu chtelingen en militairen In 1914 wordt Gouda aangewezen als een van de gemeenten waar een winter-vluchtelingenkamp zal worden inge richt. Niet minder dan 2500 personen vinden onderdak in de kweekkassen van de 'Snij groen Maatschappij' van de firma Steensma aan de Graaf Florisweg. Op zondagmiddag 6 december word t voor deze Belgische vluchte lingen in 'Kunstmin' een Sinterklaasfeest georganiseerd . Op het programma staat een optreden van een soubrette (vertolkster van de licht e sopraanpartij in komische opera's). Een Franse vluchtelinge draagt chansons voor, er is een Hollandse humorist, acht heren en een dame doen een acrobatische pantomime en enige dames en heren voeren een klucht op in één bedrijf. Tot slot verschijnt de Sint, de Belgische kinderen verwelkomen hem met een lied in de eigen taal : 'Venez, venez ,St. Nicolas'. Voor alle aanwezigen is er tenslotte een versnapering. De militairen in het garnizoen Gouda worden even min vergete·n. Op dinsdag 8 december is er voor hen een 'genoeglijke avond' in de Nieuwe Schouwburg. De 'Ontspanningszaal' wordt naarmate de avond vordert steeds voller, het feest met muziek en voordrachten duurt tot 12 uur. Op 3 december 1918 wordt medegedeeld dat het verblijf van de Belgische vluchtelingen op een eind loopt. Feestelijkheden wor den uitbundiger Omstreeks 1926 wordt 5 december pas echt feestelijk gevierd. De advertenties worden omvangrijker, zelfs de Bijenkorf adverteert in de Goudsche Courant. B en W ge ven een machtiging aan de avondscholen om desgewenst op maandagavond de leraren en leerlingen vrijaf te geven om het Sint-N icolaasfeest te kunnen vieren . Op zaterdag 4 december klinken er Sinterklaasliedjes vanaf het caril lon van de Sint-Jan. Een intocht van de Sint wordt in de krant niet zo breed uitgemeten als vandaag de dag. In 1927 is er een summier bericht van zes regels dat de intocht in de stad op 30 november heeft plaatsgevonden . De jeugd heeft hem onder 'luide vreugdekreten' verwelkomd en hem vergezeld op zijn tocht naar verschillende magazijnen waar hij inkopen ging doen.
-
129
0 N
(IJ tl.()
C -cJ
i=
p/. '
/
,,
. ,_,
>:i.'
' ·\
,,
t ' f1\. Î:'f De jaren dertig
130 s::t"
0 N
0.0 C "'O
i=
Naast de voorbereidingen voor het Sint-Nicolaasfeest leest men in de krant in de jaren dertig sombere mededelingen, er zijn veel werklozen: in 1937 is hun aantal in Gouda opgelopen tot 2032 op een bevolking van circa 28.612 personen. Vierhonderd jongens en meisjes zijn ingeschreven bij de Neutrale Kindervoeding. Toch wordt er kennelijk geanimeerd gewinkeld, want de firma Bruns, op de hoek van de Turfmarkt en de Lage Gouwe, roept zijn klanten op om de boodschappen zoveel mogelijk in de ochtend te doen' vanwege de grote drukte' . Of is het een verkooptrucje? Een speelgoedactie van de Rooms Katholieke Verkennersgroep Sint Franciscus in 1938 wordt een groot succes. De jongens gaan de huizen langs om oud speelgoed op te halen: verroeste poppenwagens, half verbrijzelde poppenhuizen, fietsjes en autopeds zonder wielen. Vele uren lang zijn zij bezig om het op te knappen, met als resultaat een prachtige collectie speelgoed die er als nieuw· uitziet. De goederen worden zelfs even tentoongesteld in het Verkennersgebouw aan de Nieuwehaven, waar het publiek ze op zaterdag en zondag kan bewonderen. Op Sint Nicolaasavond bezorgen de jongens het speelgoed bij kinderen 'die verlangend uitzagen naar een verrassing'. De vereniging 'Armenzorg' verrast 600 kinderen met speelgoed en lekkernijen.
\
\ :( 'y··· ·
~
i ' ·. J
_,
""'
St. ''lï..i:olaas bij stoute kinderen.
Ook hier worden korte metten gemaak t met stoute kinderen. Prent uit St. Nikolaas en zijn knech t door]. Scl1enkman, ca.1885 ~1ttp://www.kb.nl/ dossiers/ maatschappij-algemeen/sinterklaas/).
Tenslotte Voor wie de krant goed leest voorspellen diverse berichten in 1939 niet veel goeds: er worden per wijk proeven genomen om de woningen in tijd van oorlog te verduisteren en van september tot december 1939 worden alle gebrandschilderde glazen uit de Sint-Janskerk verwijderd en in veiligheid gebracht in kelders van boerderijen rond Gouda. Er is wel een feestavond voor in de stad verblijvende militairen . Met het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog wordt het vieren van de pakjesavond-oude-stijl steeds bezwaarlijker. Men is na enkele jaren meer bezig om de kachel brandend te houden en hoe aan voedsel te komen dan het vieren van Sint-Nicolaasavond . Wie weet of de Sint t ijdens de oorlog nog verwelkomd is met een feestelijke intocht? Dat horen we dan graag van u. Graag reacties naar de hoofdredacteur van de Tidinge, Ronald van der Wal [email protected]
I
..
Hieronymus van Beverningh CONT ROVERSIEEL STAATSMAN IN DE GOUDEN EEUW
Sander F.W Enderink
131 'SI"
De Van Beverningh-kapel in de Sint Janskerk van Gouda doet sinds 1964 dienst als publieksingang.1 Zo normaal is deze nieuwe functie van deze grafkapel geworden, dat vrijwillig medewerker Pieter van Dijkum verbaasd opkeek, toen hij in het Rijksmuseum Amsterdam oog in oog stond met een levensgroot schilderij van Hieronymus van Beverningh, in 1670 vervaardigd door de Haarlemse schilder Jan de Baen. Het was duidelijk dat hier sprake was van méér dan een willekeurig Gouds regent die zich op bijzondere wijze had laten begraven. In dit artikel wordt stilgestaan bij enkele cruciale, controversiële, en lofwaardige momenten uit het leven van deze 17e-eeuwse Goudse diplomaat. Zoals duidelijk zal worden dwingt de complexiteit van Van Beverningh's leven tot het maken van een selectie. Jan de Baen is voornam elijk bekend vanwege het aan hem toegeschreven schilderij van de verminkte lijken van Johan en Corn elis de Witt. Het laat zien hoe de broers op 20 augustus 1672 aan de wipgalg van het Haagse Groene Zoodje hingen: het Eerste Stadhouderloos Tij dperk was definitief voorbij . De Baen portretteerde de broers ook in betere tijden . Johan beeldde hij af als raadspen-
0 N
Q)
0.0 C:
"'O
i=
Portret van Hieronymus van Bevemingh door Jan de Baen, 1670 (Rijksmuseum, Amsterdam)
sionaris van Holland en West-Friesland, en Cornelis als vertegenwoordiger van de Staten-Generaal bij Michiel de Ruyter's Tocht naar Chatham in 1667. Dat De Baen ook Hieronymus van Beverningh en zij n Amsterdamse echtgenot e Johanna Ie Gillon schi lderde is niet toevallig.
Henny van Dolder-de Wit, De Sint-Janskerk in Gouda; Mensen en monumenten in een oude stadskerk, Gouda 2013, p. 275-276.
1.
132
-
0 N
(]) tl.()
C
"'O
i=
Johan de Witten Van Beverningh waren lange tijd twee handen op één buik en verkeerden in dezelfde kringen. De Witt spaarde geen moeite om Van Beverningh benoemd te krijgen op prestigieuze posit ies en vertrouwde hem belangrijke internationale diplomatieke taken toe. Kort na de moord in Den Haag verscheen echter een pamflet waarin de schrijver de geest van Johan de Wit t laat spreken. 'O landtverrader!', begint de tirade tegen de Gouwenaar. 'Ik heb u van de straet, als uyt den drek
geraapt. Gekoestert en gevoedt, en op den troon verheeven, om dat ik zach een straal in uwen boezem leeven. Van wijsheydt, van beleydt, van koenheydt en van raadt, bestandigh om het schip en 't roer des ganschen Staat, te vrijden voor gevaar, van klippen en van stranden. >2 Met uitzondering van de eerste kwalificatie is dit Hieronymus van Beverningh zoals ook lgnatius Walvis hem schetst in zij n Beschrijving der stad Gouda uit 1713. Walvis ziet Van Beverningh als een van de 'Goudsche Geleerde Mannen' .3 Wat bracht de schrijver van het pamflet ertoe om de vermoorde Johan de Wi tt dergelij ke taal te laten uitslaan naar zijn politieke evenknie?
Jonge jaren in Gouda Hieronymus van Beverningh werd in 1614 in Gouda geboren. Zowel zijn vader Melchior als zijn grootvaders Jan van Beverningh en Leonard Standert maakten deel uit van het Staatse leger. Hieronymus bezocht de Goudse Latijnse school, destijds onder leiding van Jacobus Hovius. Brieven van Melchior aan zijn zoon geven enig inzicht in hun relatie . 'Laet u dat een generale grontregel syn ', schrijft hij in maart 1631, 'dat ghy geen tydt meer
onnuttelyck toebrenght, moer alle tydt u besich hout met studeren, 's morgens vroec/1, 's avonts loet, jae somtydts gedeelten van de nacht'.• Van Beverningh studeerde vervolgens in Leiden, maakte een reis naar Frankrijk, en trad in 1645 op 31 -jarige leeftijd toe tot de Goudse vroedschap. Slechts een jaar later maakte hij zijn opwachting in de St aten van Holland en West-Friesland .5 In 1651 werden t ijdens de Eerste Grote Vergadering van de Staten -Generaal de politieke en militaire be-
stuursvormen van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk - door tijdgenoten de 'Ware Vrij heid' genoemd - be kracht igd .6 Over de rol die de relatief onervaren Van Beverningh speelde, schreef geschiedschrijver Samuel Kalff in 1902: 'zijne denkbeelden werden er vaak gehul-
digd, zijne inzichten vaak gevolgd(. ..) Sommige schrijvers meenen zelfs, dat hij van die eerste nationale bijeenkomst "het voornaamste bestier" had'. 7 Gilles Schotel was in 1847 iets terughoudender geweest, maar merkte op dat Van Beverningh 'ten minste een dier leden [was}, die door
derzelver rekkelijkheid en doorzigt niet weinig toebragten tot het nemen dier belangrijke besluiten'. 8
Republikeins Engeland Van Beverningh vest igde zijn naam op internationaal ni veau door de cruciale rol die hij speelde bij de totstand koming van het Verdrag van Westminster, waarmee een einde k':'Vam aan de Eerst e Engels -Nederlandse Oorlog (1652 -1654).9 Reeds in juni 1653 reisde Van Beverningh naar het Engelse Gemenebest. Hij voerde er verkennen de gesprekken met de republikeinse regering van Oliver ' Cromwell. 10 Enkele maanden later stuurde de Staten-Generaal een delegatie naar Engeland: een Fries, een Zeeuw en twee Hollanders, waarvan Van Beverningh er een was. De Engelsen wilden reparatiebet alingen en de Nederlandse visserij en vloot aan banden leggen. Oliver Cromwell stelde zelfs voor de republieken in een unie te verenigen. 11 Maar het meest heikele punt waarover werd gesproken was de verbondenheid van de Nederlandse Oranjes met het gewezen Britse Huis Stuart. De Engelse republikeinen die koning Charles I hadden afgezet - en onthoofd - vreesden dat zijn gevluchte zoon na verloop van tijd zou terugkeren met steun van een Nederlands leger, geleid door een Oranje. Mary Henriet ta Stuart, dochter van Charles 1, was namelijk getrouwd met st adhouder Willem ll. Hoewel hij op jonge leeftijd overleed bleef het huwelijk niet kinderloos. In novem ber 1650, een week na de dood van de stadhouder, werd Willem 111 geboren. Cromwell eiste de verzekering dat Willem lil nooit aan het hoofd van een Nederlands leger
zou komen te staan. Raadspensionaris Johan de Witt was 'ten hoogste bekommerd', want hij wist dat de Staten Generaal deze eis nooit zouden accepteren.12 Veranderingen in de Engelse polit ieke situatie, de dood van de Zeeuw in de delegatie en een correspon dentie tussen De Witt en Van Beverningh creëerden de mogelijkheid voor een compromis. Cromwell was bereid akkoord te gaan met een Hollandse uitsluiting van Wil lem 111 . In januari 1654 ontmoetten Van Beverningh en De Witt elkaar en besloten zij dat de delegatie nog een laatste poging zou doen om Cromwell op andere gedachten te brengen . Mocht dit niet lukken, dan zouden de Staten van Holland en West- Friesland de uitsluiting van Willem 11 1 van het Hollandse stadhouderschap accepteren zonder de overige gewesten hierover te informeren.'3 Het vredesverdrag werd in april 1654 gesloten. Cromwell had zijn belangrijkste eis niet willen opgeven en dus wachtte De Witt de taak de Staten van Holland en WestFriesland t e informeren over het geheime verdrag: de Akte van Seclusie [Uitsluiting] . Er ontst ond grote con sternatie. Amsterdam en de thuissteden van De Witten
2. 'De Geest van Jan d e Wit aen den Heer van Beverningh', Knuttel 10415A, Koninklijke Bibliotheek. 3- Ignatius Walvis, Beschryvin9 der Stad Gouda, Gouda 1713, p. n4, 314-316. 4. G..J. Schotel, Iets over Hieronymus van Bevemin9h en Bruno van der Dussen, 's-Hertogenbosch 1847, p. 1-2, 3, 9. 5. S. Kalff, Karakters uit den Pruikentijd, Rotterdam 1902, p. 180-18ll 8{ Schotel, p. 11. 6. J. Israel, The Dutch Republic: lts Rise, Greatness, and Fall 1477-1806, Oxford 1998, p. 702-707 8{ Schotel, p. 11-12. 7. Kalff, 183. 8. Schotel, Iets over Hieronymus van Bevemin9h en Bnmo van der Dussen, 's -Hertogenbosch 1847, p. 11-12. 9. Gilles D.J. Schotel, Iets over Hieronymus van Beverningh en Bruno van der Dussen, 's-Hertogenbosch 1847, p. 12. 10. L. Panhuysen, De Ware Vrijheid: De levens van Johan en Cornelis de Witt, Amsterdam 2012, p. 146. 11. Panhuysen, pp. 150 -152. 12. Panhuysen, p. 152. 13. Panhuysen , pp. 152-153. 14. Israel, p. 722. 15. Panhuysen, p. 155.
133
Portret van echtgenote Johanna Ie Gi11on door Jan de Baen, 1670 (Rijksmuseum Amsterdam)
Van Beverningh, Dordrecht en Gouda, steunden het akkoord . Delft, Gorinchem en Rotterdam lieten zich overtuigen, terwijl in de ridderschap zes vóór en vier tégen stemmen te tellen waren. 14 Edam, Enkhuizen, Haarlem en Leiden weigerden steun te verlenen aan de Akte. Hierdoor werd het akkoord slechts bij meerderheid van stemmen geaccept eerd. Het duu rde niet lang voordat de andere gewesten op merkten dat er in Holland iets speelde. Ze eisten een verklaring - die Holland weigerde te geven - en schreven een brief aan de delegatie, waarin ze de drie mannen de opdracht gaven Cromwell eraan t e herinneren dat zij namens de Staten -Generaal als geheel hadden onderhandeld .15 De Witt slaagde erin de brief te vertragen, en de delegatie haastte zich om de handtekening van Cromwell
134
0 "'" N
Q)
0.0 C
-c,
i=
onder de Akte te krijgen.16 De opzet slaagde: de brief uit de Republiek kwam te laat. Friesland, Gelderland en Zeeland waren razend.17 Georganiseerde oppositie bleef evenwel uit. Drenthe en de zuidelijke Generaliteitslan den hadden geen stem in de Staten - Generaal, Zeeland vreesde een hervatting van de oorlog, Gelderland en Groningen verklaarden pas maanden later hun steun voor Friesland, Utrecht was intern verdeeld over de kwestie, en in Overijssel waren de drosten voornamelijk bezig elkaar te bestrijden. 18 Johan de Witt verdedigde de Hollandse positie door te benadrukken dat de uitsluiting van Willem 111 op verzoek van Cromwell was opgenomen. Van Beverningh verklaarde onder ede dat hij de Akte op geen enkele wijze aan Cromwell had voorgesteld.19 Oranjegezinden meen den echter dat De Witten de zijnen wel degelijk een leidende rol hadden gespeeld in het opstellen van de Akte. Een Oranjegezinde klerk van De Witt, Joan van Messen, verspreidde het gerucht dat de delegatie Cromwell had verzocht de Engelse marine naar Zeeland te sturen om het gewest zo te dwingen de Akt e te accepteren, en dat er zelfs een plan was geweest om Engelse soldaten in Holland te stationeren. 20 Het bevestigde voor velen dat de door Holland geleide Ware Vrijheid niets anders was dan wat een jaar eerder het 'Nederlantschen cancker,
waer mede 't gehele lichaem van onsen staet deerlijck is besmet' werd genoemd. 21 Friesland, waar Willem Frederik van Nassau -Dietz stadhouder was, greep de controverse aan om de be noeming van Van Beverningh tot thesaurier- generaal te frustreren. Voor de benoeming t ot deze prestigieuze functie was brede steun vereist en Johan de Witt had 'alle krediet en vrienden' gebruikt om deze st eun te verkrijgen . De Goudse diplomaat was feitelijk al benoemd, maar de Friese tegenwerking maakte het onmogelijk om hem in de Raad van State op te nemen . Van Beverningh trok zich t erug. De beloning voor zij n werk in Engeland liet op zich wachten. 22 Het Eerste Stadhouderloze Tij dperk Door de gang van zaken rondom het Verdrag van West-
minster en de Akte van Seclusie werd Hieronymus van Beverningh gerekend tot het 'kamp De Witt': de staats gezinden. Hij verleende vanuit Gouda st eun aan de benoeming van Johan's vader Jacob de Witt tot rekenmees ter van Holland en West-Friesland, en was bruidsjonker bij de bruiloft van Johan met de Amsterdamse Wendela Bicker. Van Beverningh en de Amsterdammer Coenraad van Beuningen waren in deze jaren de naaste vertrouwelingen van raadspensionaris De Witt.23 In 1655 deed Johan de Witt een hernieuwde poging om Van Beverningh benoemd te krijgen tot thesauriergeneraal. De Gouwenaar gaf aan er geen behoefte meer aan te hebben. De Witt dacht hier anders over, en organiseerde voldoende steun om Friesland te isoleren . Van Beverningh werd op 8 januari 1657 alsnog beëdigd als thesaurier-generaal, al moest De Witt toegeven aan de eis van de gewesten om Van Beverningh stemrecht in de Raad van State te onthouden. 24 Van Beverningh leidde in 1666 de Nederlandse delegatie bij de vredesonderhandelingen met het bisdom Mün ster die resulteerden in de Vrede van Kleef. 25 In 1667 werd opnieuw een beroep op hem gedaan tijdens de vredesonderhandelingen in Breda die een einde maakten aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665 -1667). Van Beverningh toonde zich 'de ziel van het congres', en de aanwezigheid van de andere Nederlandse delegatieleden was slechts voor de handtekeningen noodzakelijk. 26 Een jaar later zat hij in Aken wederom aan een onderhandelingst afel. De dreigende houding van het bondgenootschap t ussen de Republiek, Engeland en Zweden dwong Frankrijk ertoe om in mei 1668 een einde te maken aan haar Devolutieoorlog (1667 -1668) tegen het Spaanse koninkrijk; een oorlog die zich grotendeels in de Zuidelijke Nederlanden had afgespeeld. 2 7 Frank rijk en h et Rampj aar In 1668 bleek de 54-jarige Van Beverningh niet geïnteresseerd in een ambassadeurspositie aan het Franse hof. Het duurde twee jaar voordat de Republiek weer volwaardig vertegenwoordigd werd in Frankrijk, en wel door Pieter de Groot. Wat de zoon van de vermaarde rechts -
Publicatie vanden VREDE TU SSCH E N
ENGEL A NT ende de V ereenighde
NEDERLANDEN. € onbri:-gcft~}ebttt ~J:tîilO)llinaris ~mbaQ'llbrurs
,uo, toimtparmuantm b,&.n~i,n, (;: on1nrltHjcae tnajtlltPt ban @oot m.rtranmltt tuDc
be ~ k pntrnt,, l)l<11(pc1111110,l'jm \IAUOt (!0011u (&."',aNltlt t)ctm1 b,r,mn ~1nm~r1 tllt ~rurnJUbt .i)tl)U'• l41)1)m tee IK ll~011Jp ~1M'!t1rrn lllM'lf• %.\Jtllft•ioo u.tvct~r uan l)arr l.lOlDWlltm e«omn1.tmm , 1tnrn cm
GfNirn llrfr fl!.tltl\ fl'tn ~u IJfm tlt~::i:~=.::,i~~0~!1::.:::~:::t:L::n::~;c:~z::,,:~ ::::.:!~Q,:~:i~~~~~= . bC.t
j
a:>Jf~mtll
!IOOffll
1
~ luJI
Oru j,("I \l.t!ICt Offttlltg Çt"r ft~IM!Otbl "•k rrn brjl!rlt IJr/lQ IUl DtOr.btlt..Vl.ffl tllOt lPGfi'fU8tll \11111: bt (dbr / ~P &n1 ~ ju!rt u;$1', W1 wru t11ffr ti,o, ~11bffb)mt,f1)(lu l'J~ llf'lhlfm t 11tt gtOtJtt1 (# 114(.:tim Dili f!ICIO)l«Ddf !lftru Oto111aw~1111111n, P,W, mbr IJur,, <•1tJ &tn nMtn , b.111 Oilt11 a;t1ru / ~ oninnt tt.tn ~ ~ ,t1111im 1 m ttn(r:
~:C
,rrr
fMÛII
hof af te reizen, maar de Gouwenaar ging pas akkoord nadat hij voor zichzelf een hogere compensatie had we ten te regelen. 29 In Brussel sprak hij de gouverneur van de Spaanse Nederlanden, en daarna reisde hij in febru ari 1671 naar Madrid.30 Storm en ziekte maakten het een ellendige reis.31 In de Spaanse hoofdst ad ontmoette hij Maria Anna van Oost enrijk, regentes voor Carlos 11 .32 In de zomer keerde Van Beverningh terug naar Holland, en onderweg ontmoette hij de 32-jarige Franse koning Louis XIV in het Chateau de Font ainebleau. Na een gesprek over de internationale politieke verhoudingen reisde de Goudse diplomaat verder. Zij n lange bezoek aan het Spaanse hof was geslaagd: in december 1671 kwam er een concept- verdrag tot stand waarin de Spaanse Ne derlanden en de Republiek afspraken elkaar te steunen in het geval van een Franse militaire aanval. 33 Enkele maanden later bleek dat de vermoedens van De Groot niet onterecht waren geweest. Het rampjaar 1672 diende zich aan. Een verbond van Frankrijk en Engeland - inmiddels weer onder gezag van koning Charles Il van het Hu is van Stuart - en de bisdommen Münster en Keu len viel de Republiek aan. In vele steden werden regenten van de 'Ware Vrijheid' aangevallen . Johan en Cornelis de Witt werden vermoord. In het eerder aange· haalde pamflet aan Van Beverningh beschrijft de geest van Johan de Witt de gang van zaken: 'Maar sedert dat de
twist en ontrouw samenspande, D'oproerige gemeent' de hoofden staaken op, Toen wendy gy het roer, toen gaaft gy my de schop'. De geest beschrijft de politiek waar De Witt Een kopie van de Vrede van Breda (1667), door o.a. Van Bevemingh ondertekend (Rijksmuseum Amsterdam)
geleerde Hugo de Groot aantrof, was een onheilspellen de vijand igheid. In februari 1671 schreef hij De Witt dat de Fransen een plan hadden om 'de staat van de regering te veranderen'. De raadspensionaris vond het op basis van het weinige bewijs dat De Groot had verzameld 'gans
niet geloof/ijk'. 28 Er werd wel besloten om de banden met het Spaanse koninkrijk te verst erken. Van Beverningh was de aange wezen kandidaat om als ambassadeur naar het Spaanse
16. W. K. F. P., graaf van Bylandt, Het diplomatisch beleid van Hieronymus van Beverningk, gedurende de jaren 1672-1678, Den Haag 1863, p. 2. 17. Panhuysen, p. 155. 18. Jonathan Israel, The Dutch Republic: lts Rise, Greatness, and Fall 1477-1806, Oxford 1998, p. 723-725. 19. Sch otel, p. 12 8{ Kalff, p. 190. 20. Jaco bus Kok, Vaderlandsch Woordenboek - Deel XXIII, Amsterdam 1790, p. 47. 21. Arthur Weststeij n, De radicale republiek: Johan en Pieter de la Court, Amsterdam 2013, p. 36. 22. Panhuysen, pp. 189-190. 23. Panhuysen, pp. 169, 188 8{ Kalff, p. 187.
135 s:f" ~
0
N QJ
0.0 C
"O
i=
136
Bezoek van Van Bevemin9h aan het Spaanse hof in 1671 door Caspar Netscher, ca. 1671-1675 (Rijksmuseum Amsterdam)
en Van Beverningh beiden aan werkten, en concludeert:
'Werdt ik hier om gedoemdt, gy op den troon verheeven. En strekt in 's Veltheers Tent, nu 's Vorsten rechterhand. ' 34 In juni 1672, toen het oprukkende Franse leger zich meester van Utrecht had gemaakt, verkeerde de 58-jarige Van Beverningh inderdaad aan de zijde van Willem 111 in Bodegraven .35 Wat was er gebeurd? Had Van Beverningh zijn principes en vrienden verloochend om zichzelf te redden? De geest van Johan de Witt wendde zich tot Willem 111 om hem te waarschuwen v9or de onbetrouwbare Gouwenaar: 'Verleent hem geen gehoor, zijn raden is
verraden. Hy zal, ziet gy niet toe, ik ken dat trots gemoedt, Zijn handen end'lingh noch besmetten met u bloedt. ' 36
Een stap terug: de opkomst van een middenpartij Om te begrijpen wat Van Beverningh deed in het legerkamp van de tot kapitein -generaal benoemde Willem 111, is het van belang een aantal zaken in een bredere context te plaatsen. Gedurende de jaren 1660 was het politieke landschap van de Republiek verbreed. De felle tegenstelling tussen fanatieke Oranjegezinden en radicale
republikeinen als de Haagse advocaat Johan Uytenhage de Mist en de Leidse laken koopman Pieter de la Court aan wiens controversiële boek Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren Johan de Witt een bijdrage leverde37 - bood ruimte voor een gematigd middenveld van mensen waarin ook De Witt's vert rouwelingen Van Beuningen en Van Beverningh zich goed thuis voelden.38 De beslissing van Van Beverningh om in 1665 het ambt van thesaurier-generaal op te geven wordt veelal toegeschreven aan zijn behoefte om enige afstand te nemen van De Witt. Kalff suggereerde dat 'hij beducht was voor den haat der volksmannen, welke den val der de Witten zou teweegbrengen'. 39 Willem 111 was in de ogen van velen iemand die de harde tegenstellingen van de jaren van 'Ware Vrijheid' kon wegnemen. Dat hij een rol zou gaan spelen in het militaire en politieke bestuur van de Republiek was voor 24. Panhuysen, p. 190 8( A.T van Deursen, De last van veel geluk: de geschiedenis van Nederland 1555-1702, Amsterdam 2006, p. 287. 25. Israel, p. 772. 26. Schotel, 19-20 8z Kalff, p. 193. 27. Kalff, p. 193-194. 28. Panhuysen , pp. 381-382. 29. Panhuysen , p. 384. 30. Graaf van Bylandt, p. 6. 31. Schotel, p. 22-23. 32. Panhuysen , p. 384. 33. Schotel, politiepersoneel. 22-23 8z Pan huysen, p. 391. 34. 'De Geest van Jan de Wit aen den Heer van Beverningh', Knuttel 10415A, Koninklijke Bibliotheek. 35. Panhuysen , p. 434. 36. 'De Geest van Jan de Wit aen den H eer van Beverningh', Knuttel 10415A, Koninklijke Bibliotheek. 37. A. Weststeijn, De radicale republiek: Johan en Pieter de la Court, Am sterdam 2013, p. 146 -147. 38. Van Deursen " p. 309. 39. Kalff, p. 194. 40. Panhuysen, p. 348. 41. qraaf van Bylandt, p. 5. 42. Panhuysen, p. 229-230. 43. P.H.A.M. Abels e.a. (red.), Duizend jaar Gouda: een stadsgeschiedenis, Hilversum 2002, p. 32344. Panhuysen, p. 347. 45. Panhuysen , p. 366-367. 46. Graaf van Bylandt, p. 8.
velen niet langer zo onbespreekbaar als in de maanden na de staatsgreep van zijn vader Willem 11.40 Ook zagen sommigen in Willem 111 een mogelijkheid om de banden tussen de Republiek en Engeland te versterken. 41 Van Beverningh's positie in het politieke landschap bewoog zich eveneens in deze richting. Al in 1657 wist de Friese Lieuwe van Aitzema, spion voor de Engelse koning, t e melden dat Van Beverningh een toas t had uitgebracht op de gezondheid van Willem 111. 'Als de Prins van Oranje meerderjarig was geweest,' zou de Gouwenaar hebben gezegd, 'had ik een van zijn leidende ministers willen zijn'.•2
-""
137
0 N
Q)
Willem III De rol van Willem 111 was in 1654 beperkt door de Akte van Seclusie, maar door de val de republikeinse regering in Engeland was deze in 1660 ingetrokken .4 3 In 1667 namen de Staten van Holland en West-Friesland echter het Eeuwig Edict aan: nu werd het stadhouderschap zelfs volledig afgeschaft. Er werd ook op aangedrongen dat de andere gewesten de taken van stadhouder en kapi tein- generaal duidelijk van elkaar zouden scheiden . Zodra deze 'Harmonie' door alle gewesten - en Willem 111 zelf - was geaccepteerd zou hij lid kunnen worden van de Raad van St ate, en eventueel ook kapitein-generaal. 44 Zo geschiedde in 1670, waarna er direct discussie ontstond over de bevoegdheden van Willem 111 in de Raad van Stat e. De vergadering van de Staten liep volledig uit de hand, maar met een meerderheid van één stem werd besloten Willem 111 een volwaardige stem toe te staan. De aanwezigheid van Willem 111 in de Raad van State maakte het voor veel mensen steeds acceptabeler, of onvermijdelijk, dat de rol van de jonge Oranje in het landsbestuur concrete vormen zou krijgen. 45 De Franse oorlogsdreiging was in eerste maanden van 1672 voelbaar geworden. In februari werd de 21 -jarige Willem 111 benoemd tot kapitein -generaal. 46 Johan de Witt, Caspar Fagel en Hieronymus van Beverningh werden aangesteld als 'commissarissen zijner instructie'. Ook moest Willem 111 genoegen nemen met diverse inperkingen van zijn autoriteit. Zijn aanst elling bleef beperkt tot
0.0 C
-c,
i=
'de aenstaende expeditie', en hij bleef onderschikt aan de
-
138
Staten - Generaal, de Raad van State, en een speciaal geselecteerde groep van 'gedeputeerden te velde': waaronder Cornelis de Witten Hieronymus van Beverningh. 47 De reden dat Van Beverningh 'in 's Veltheers Tent' verscheen was dus alles behalve een verraad van de Staten-Generaal en de staatse Hollanders : het betrof niet alleen een aanstelling van de Staten-Generaal - de gebroeders De Witt maakten zelf eveneens deel uit van deze delegaties.
Het Rampjaar De Goudse diplomaat kon in zijn nieuwe functie niet voorkomen dat de organisatie van de verdediging problematisch verliep. Van Beverningh en Willem 11 1 deden pogingen om langs de ljssellinie een centraal punt te vormen van waaruit de verdediging vorm kon krijgen. 48 In mei 1672 rapporteerde Van Beverningh dat hij 'die
troepen a{{e had nageteld en bevonden had 9200 man, officieren als daarin gereeckent, en de ruyters 4800'.49 Het aantal was weinig indrukwekkend : met een dergelijke verdediging zouden de Franse legers de IJssel eenvoudig kunnen passeren . Willem 11 1 richtte zich daarom in een brief aan Van Beverningh : 'lek meen dat het de gansche
ruyne voor den staat soude syn; daerom soa moeten wy oock a{{e de krachten, die wy hebben, inspannen, om de voors. passage te beletten, ende anders geen middel wetende, alsdat wy meer vo/ck moeten hebben, soa versoeck U. Ed. nogmaals seer ernstelyck hetselve in den Hagh te representeren, opdat wy dat weynig 't gene daer in is, in a{{e spoet hier moge krygen '. 50 Diezelfde maand gaf koning Louis XIV het st artsein voor zijn invasie. Ruim 118.000 Franse soldaten en 12 .500 cavaleristen trokken de Republiek binnen. 51 De val van de Rijnforten opende de spreekwoordelijke sluisdeu ren .52 Niet veel later trok het Nederlandse leger zich te rug: eerst naar Utrecht, vervolgens naar Holland .53 Eind juni ontmoetten Van Beverningh en Wiliem 111 elkaar in Bodegraven. 54 Van Beverningh was door Gouda verzocht om Willem 11 1 ervan te verzekeren dat de stad zijn militaire pogingen steunde . Op de laatste dag van de maand werd Willem 111 bovend ien in Gouda ontvangen door het
stadsbestuur. 55 Niet veel later stemde de stad voor de benoeming van Willem 111 tot stadhouder van Holland en West-Friesland. Het Eeuwig Edict werd al na vijf jaar naar de prullenbak verwezen .56
'De oude Wittiaan' Hoe Van Beverningh precies dacht over de rol van Willem 111 in het landsbestuur blijft enigszins in het ongewisse. Misschien had Van Beverningh altijd al een rol voor Willem 111 gewild of verwacht, zoals Van Aitzema in 1657 suggereerde, of misschien was het voor hem een onvermijdelijke ontwikkeling waartegen hij zich niet kon of wilde verzetten. Het staat in ieder geval vast dat Van Beverningh handelde in opdracht van de Staten Generaal toen hij zich in 1672 aan de zijde van Willem 111 bevond. Hij had zichzelf en zijn diplomatieke vaardigheden eerder en herhaaldelijk in dienst van de Staten -Generaal gesteld en zou dat ook in en na 1672 blijven doen. Hij 47. Schotel, p. 25-26. 48. Panhuysen, p. 412. 49. Graaf van Bylandt, p. 9. 50. Schotel, p. 30-31. 51. Israel, p. 797. 52. Panhuysen, p. 414. 53. Graaf van Bylandt, p. 9. 54. Panhuysen, p. 419, 434. 55. Israel, p. 801. 56. Abels e.a. p. 324-325. 57. Graaf van Bylandt, p. 15-16, 36-37. 58. Graaf van Bylandt, p. 79. 59. Kalff, p. 196. 60. Graaf van Bylandt, p. 116-117, 122. 61. Israel, p. 825. 62. Graaf van Bylandt, p. 106. 63. Willem Bilderdijk, Geschiedenis des Vaderlands - Deel X, Amsterdam 1836, p. 66. 64. Schotel, p. 59. 65. Graaf van Bylandt, p. 131. 66. L. Jardine, Going Du tch: How Eng/and Plundered Hollands Glory, London 2008, p. 250. 67. Van Dolder-de Wit, p. 88-89. 68. Schotel, p. 68-69. 69. Graaf van Bylandt, p. 131. 70. Panhuysen, p. 170 &: Van Deursen, p. 289.
participeerde in de vredesonderhandelingen met Engeland, Keulen en Münster in 1674, en was uiteindelijk de drijvende kracht achter de Vrede van Nijmegen waarmee na zes jaar een einde kwam aan de Frans-Nederlandse Oorlog die voor de Republiek zo desastreus was begon nen.57 De onderhandelingen die Van Beverningh voerde met de koning Louis XIV leverden hem twee geschenken op, waarvoor hij zich gedwongen zag te bedanken. Of deze weigering Van Beverningh veel moeite heeft gekost laat zich raden - het betrof twee met diamanten omzette portretten van Louis zelf.58 In een brief aan de StatenGeneraal liet de Franse koning desalniettemin weten dat
'het gedrag en de persoon van den Heere van Beverningh hem zeer aangenaam geweest was'. 59 Dit laatste grote vredesverdrag uit Van Beverningh's carrière was niet minder controversieel dan het eerste, bijna een kwart eeuw eerder in Westminster. De Republiek sloot een afzonderlijke vrede met Frankrijk en liet haar bondgenoten in verzwakte positie achter. Willem 111 was daarom altijd tegen een dergelijke vrede ge weest. De keurvorst van Brandenburg moest accepteren dat de Franse bondgenoot Zweden in bezit bleef van Voor-Pommeren. In Engeland, dat onder binnenlandse druk naar het anti -Franse kamp was overgestapt, werden Hollanders op straat uitgescholden. 60 In Spanje en Oostenrijk werd eveneens afwijzend gereageerd op de onbetrouwbare Republiek. Het stereotype beeld van de slechts in hun eigen handel geïnteresseerde Hollanders werd door de afzonderlij ke vrede versterkt. 61 Van Beverningh werd ook persoonlijk bekritiseerd, want de grote rol van de Gouwenaar in de onderhandelingen was algemeen bekend. De later naar de Republiek geëmigreerde Franse dominee Jacques Basnage de Beauval sprak zelfs van 'De Vrede van Beverningh'.62 Door tegen de wil van Willem 111 een afzonderlijk akkoord met Frankrijk t e slui ten ontpopte Van Beverningh zich volgens de latere geschiedschrijver Willem Bilderdij k tot 'de oude Wittioon
(. . .) die nu 't oogenblik doorziet, om zijn partij weêr over den Prins te doen triomfeeren'.63 Van Beverningh trok zich eind 1678 t erug op zijn land goed Lokhorst of Oud Teylingen, bij Leiden. In oktober 1679 liet hij zich nog één keer verleiden: hij onderhan -
delde namens de Republiek met Zweden over een verdrag over de koophandel en zeevaart.64 Hij hield zich daarna nog slechts bezig met het curatorschap van de universiteit van Leiden en met zijn tuin, waarin hij vele uitheemse soorten cu ltiveerde. 65 Zijn tuin werd door tijdgenoten gerekend tot de meest bijzondere van de Republiek, en deed niet onder voor het landgoed Sorghvliet van Hans Willem Bentinck (Catshuis), de buitenplaats Gunterstein van Magdalena Poulle of de botanische tuin van de universiteit van Leiden. 66
Conclusie
-"""
139
0 N
Q)
Een val in de universiteitsbibliotheek en een daaropvolgende koorts werden Van Beverningh in 1690 op 76 -jarige leeftij d fataal, waarna zijn lichaam in de Sint-Janskerk in Gouda werd begraven. 67 De belangrijkste erfgenaam van de kinderloze Van Beverningh was Jacob van der Dussen - burgemeester van Gouda - echtgenoot van Adriana Cincq, dochter van Hieronymus' zus Catharina.68 In zijn lange diplomatieke carrière st elde Van Beverningh zichzelf herhaaldelijk in dienst van de Staten-Generaal, en heeft hij de hem meegegeven t aken naar zijn beste kunnen uitgevoerd - ook als dit hem persoonlijk veel ongemak bracht, zoals tijdens de zware reis naar Madrid of de voortslepende onderhandelingen in Nij megen in 1678. Dat hij wel grenzen stelde blijkt uit de diverse keren dat hij een ambt neerlegde of weigerde te accepteren. 69 Een ideoloog lijkt Van Beverningh even wel niet te zijn geweest; het clichématige - maar veranderlijke - 'landsbelang' lijkt altijd zijn prioriteit te zijn geweest. Voor de schrijver van het aan Van Beverningh gerichte pamflet was dat misschien een verrassing, in de internationale kringen, waarin Van Beverningh had verkeerd, was het dat niet. De Franse ambassadeur Godefroi d'Estrades had eind j aren 1650 al geconstateerd dat er in de Hollandse politiek en diplomatie slechts vier mannen onkreukbaar waren in het uitvoeren van hun ambt: de broers Jacob en Cornelis de Witt, Coenraad van Beunin gen en - inderdaad - Hieronymus van Beverningh.70
0.0 C
-0
i=
Nog een ontwerp van Pieter Post in Gouda
140
Bianca van den Berg
Gouda mag zich gelukkig prijzen met een werk van een van Nederlands beroemdste architecten, namelijk het waaggebouw van Pieter Post uit 1668. 1 Hij is ook de ontwerper van de waag in Leiden, het Schielandhuis in Rotterdam. Met Jacob van Campen - de bouwmeester van onder andere het Paleis op de Dam in Amsterdam - is hij de belangrijkste vertegenwoordiger van de stijl die wordt aangeduid als het Hollands Classicisme. Bij het Mauritshuis in Den Haag hebben beiden samengewerkt.2 Het werk van Post kenmerkt zich door symmetrie en een geometrische ordening gecombineerd met weelderig beeldhouwwerk van festoenen, krullende acanthusranken, trofeeën en putti . Veel van deze kenmerken zien we dan ook ook t erug in ons waaggebouw op de Markt. Gouda bl ij kt echter nog een werk van Pieter Post rijk te zijn en misschien zelfs nog wel een derde. Wie de Sint-Janskerk binnengaat voor een bezoek doet dat tegenwoordig meest al via 'het winkeltje'. In werkelijkheid was dit t ot 1964 de voormalige grafkapel van de zeventiende-eeuwse Gouwenaar Hieronymus van Beverningh waarvoor Pieter Post hoogstwaarschijnlijk het ontwerp leverd e. Het marmeren front aan de binnenzijde van de kooromgang laat zien dat de opdrachtgever een belangrijke man is geweest. Sander Enderink gaat elders in deze Tidinge in
Het front van de Van Beverninghkapel (foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
.
op de indrukwekkende staat van dienst van Van Beverningh en zijn status in de Republiek der Nederlanden in de tweede helft van de zeventiende eeuw. In dit artikel wordt ingegaan op de grote kunsthistorische waarde van de kapel die tussen 1668 en 1674 tot stand is gekomen. Tijdens het onderzoek naar de totstandkoming van de kapel in het Streekarchief Midden -Holland (SAMH) bleek een aanzienlijk dossier aanwezig te zijn dat goed inzicht in de gang van zaken rond de bouw van de kapel geeft. Het dossier telt een groot aantal brieven, rekeningen, offert es en bestekken die betrekking hebben op de aankoop, de totstandkoming en het onderhoud van de kapel. 3 Dit artikel gaat op basis van deze en andere ar-
chiefbronnen in op het ontwerp en de uitvoering van de kapel en op de betrokken meesters. Vanwege de rijkdom aan informatie over de problemen met de aanvoer van het marmer uit Carrara (Italië) wordt daarnaast aandacht besteed aan dit marmert ransport.
De opdrachtgever Hieronymus van Beverningh werd op 25 april 1614 in Gouda geboren en doorliep er de Latijnse School. Na zijn studie aan de Academie (universiteit) in Leiden vestigde hij zich in Gouda als advocaat. In april 1655 trouwde hij in de Nieuwe Kerk te Amsterdam met Johanna Ie Gillon (1635- 1706), lid van een aanzienlijke Amsterdamse fa milie. Van Beverningh bleef Gouds regent, maar ontwikkelde zich tot een markante staatsman en diplomaat van de Republiek. In die functie verbleef hij vaak en lang in Den Haag. De Van Beverninghs genoten een hoge status en verkeerden in de aanzienlijkste kringen van Gouda en de Republiek, wat onder andere blijkt uit de portretten die Jan de Baen in 1670 van hen maakte. De portretten zijn bij het artikel van Sander Enderink geplaat st. In Gouda was Van Beverningh nauw verbonden met het st adsbestuur waarin hij zelf regelmatig zitting had en met de machtige fami lie Van der Dussen. Zijn neef Jacob van der Dussen was een aantal malen schepen, t resorier en burgemeester. Hieronymus nam diens zoon Bruno van der Dussen onder zijn hoede en maakte hem wegwij s in de diplomatieke wereld .
Voor informatie over het leven en de werken van Pieter Post: J.J. Terwen, en KA. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669). Architect, 1993 Zutphen. 2. Dit artikel is gebaseerd op mijn artikel 'De bouw van de monumentale Van Beverninghkapel in Gouda' in het Bulletin van de Ko· ninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond nr. 1 2014. Daarin vindt u gedetailleerde verwijzingen naar alle bronnen. 3. Streekarchief Midden Holland (sAMH), Archief Van der Dussen (1571) 1666-1817, AC 372/ 1-6. Dit zijn alle stukken die in het Streekarchief Hollands Midden over de plannen en aanleg van de kapel aanwezig zijn. 1.
-
141 ~
0
N QJ
0.0 C
-0
·i=
De brief die Bartholomeus Eggers op 7 augustus 1668 aan Hieronymus van Bevemingh schreef en waarin hij aangeeft dat in de bijlage is opgenomen hoeveel blokken marmer hij nodig heeft om de kapel van binnen te bekleden en de tombes en beelden te maken. (foto Henkjan Sprokholt)
Door zijn huwelijk was ook de band met de Amsterdamse elite hecht. Verschillende Le Gillons waren namelijk getrouwd met leden van een van de invloedrijkste Amsterdamse families, de familie Backer. In Den Haag
-
142
had het echtpaar eveneens belangrijke connecties, wat niet alleen blijkt uit de vriendschap tussen Hieronymus en Johan de Witt, maar ook uit de vriendschappelijke relatie met Constantijn Huygens, getuige de door hem zelf gecomponeerde stukjes voor de luit, die Huygens in 1670 naar Johanna stuurde.• Van Beverningh hield zich buiten de poÜtiek ook bezig met exotische planten en met kunst en architectuur. Zijn liefde voor planten en tuinkunst blijkt uit het portret van Jan de Baen waar op de achtergrond uitgestrekte tuinen zijn weergegeven en uit de decoraties van zijn grafkapel. Zaken als lauwerkransen, olijf- en palmtakken symboliseren overwinning en vrede, wat verwijst naar de reputatie van de diplomaat Van Beverningh als 'peysmaker', maar diezelfde planten verwijzen ook naar Van Beverninghs botanische liefhebberij. Zijn liefde voor architectuur leefde hij eveneens op verschillende momenten uit. Zo bemoeide hij zich nadrukkelijk met de modernisering van de librije van de Sint-Janskerk. In 1646 was hij librijemeester geworden en in die hoedanigheid liet hij de Librije in 1649 grootscheeps verbouwen. 5 Ook uit de grote bemoeienis van Van Beverningh bij de totstandkoming van zijn eigen kapel blijkt zijn passie voor kunst en architectuur. Na de totstandkoming van het verdrag met Zweden in 1679 trok Van Beverningh zich uit het openbare leven terug op zijn landgoed Oud -Teylingen bij Warmond. Wel bleef hij curator van de Leidse Academie. Vanaf dat moment wijdde hij zich tot aan zijn dood in 1690 voornamelijk aan het kweken van uitheemse planten en zijn uitgebreide bibliotheek. Zijn liefde voor boeken werd hem overigens fataal. Op 23 oktober 1690 viel hij tijdens het rangschikken van enkele boeken in de Leidse universiteitsbibliotheek van een trap. Hij overleed een week later aan zijn verwondingen en werd bijgezet in zijn Goudse grafkapel. Volgens lgnatius Walvis, die in 1688 in Gouda benoemd was en Van Beverningh waarschijnlijk persoonlijk gekend heeft, was hij 'kloek van persoon, grijs van hayren en flux van leden ten laatsten toe'. Zijn vrouw Johanna Ie Gillon overleed in 1706 en werd eveneens in de Goudse kapel bijgezet.
Het paste bij de status van de Van Beverninghs om in 'zijn' stadskerk een eigen luisterrijke grafkapel te laten bouwen. Overigens gebeurde het vaker dat opdrachtgevers zo'n kapel bij leven lieten bouwen opdat hun status ook na hun dood nog duidelijk was. Al in 1666 had Hieronymus van Beverningh daartoe zijn oog op een oudere grafkapel in de Sint-Janskerk laten vallen. Op dat moment was die familiekapel echter nog in bezit van Willem van Blois van Treslong - nazaat van de veertiende stadsheer Jan van Blois - en stond ze bekend als de Ijzeren Kapel. Op 6 oktober 1668 kocht Van Beverningh de kapel definitief en begon de verbouwing tot het monument zoals we dat vandaag de dag nog kennen. Hij spaarde daarbij kosten noch moeite, schakelde de meest beroemde kunstenaars uit zijn tijd in en liet de gehele kapel in marmer uitvoeren.
De beeldhouwers De hoge kwaliteit van zowel het ontwerp als de uitvoering van het front van de Van Beverninghkapel wijst erop dat hier gerenommeerde meesters aan het werk zijn geweest. Het indrukwekkende marmeren front met het beeldhouwwerk doet niet onder voor andere belangrijke grafmonumenten uit die tijd zoals in de Oude Kerk in Delft en in de Grote Kerk in Den Haag. Van Bevern ingh had voor zijn kapel de keuze uit drie topbeeldhouwers die zich in de tweede helft van de zeventiende eeuw in de noordel ijke Nederlanden met grafsculptuur bezighielden. De belangrijkste was de Antwerpenaar Artus Quellinus de Oude (1609 -1668). Hij was een begenadigd beeldhou wer en verantwoordelijk voor de uitvoering en coördinatie van het grootste deel van het beeldhouwwerk van het toenmalige stadhuis van Amsterdam (Paleis op de Dam). Hij werkte er naar de ontwerpen van bouwmeester Jacob van Campen. Deze meesters werkten vaker samen. Zij zijn hoogstwaarschijnlijk ook verantwoordelijk voor het grafmonument van burgemeester De Graeff dat in 1651 in de Oude Kerk van Amsterdam tot stand kwam. Net als bij het stadhuis was Van Campen verantwoordelijk voor het ontwerp en Quellinus voor de uitvoering.
Van een andere belangrijke beeldhouwer, Rombout Verhuist (1624- 1698) is het grootste aantal grafmonumenten bewaard gebleven. 6 Hij was onder meer verantwoordelijk voor dat van Maarten Tromp in de Oude Kerk te Delft (1654), dat van Michiel De Ruijter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam (1677-1681), dat van Carel Hieronymus van In - en Kniphuisen in Midwolde (1664-1669) en dat van Willem Van Liere van Reygersbergh in Katwijk Binnen (1663). De laatste belangrijke beeldhouwer uit die tijd was Bartholomeus Eggers (1637-1692). Ook hij werkte aan het stadhuis in Amsterdam en daarnaast kreeg hij veel opdrachten van Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg en Johan Maurits van Nassau Siegen. In, Gouda kennen we hem van het reliëf van de waag aan de Markt. Eggers was ook verantwoordelijk voor het grafmonument van Jacob van Wassenaer Obdam in de Grote Kerk van Den Haag dat hij in 1667 afrondde. Uit de archiefbronnen blijkt dat Bartholomeus Eggers in ieder geval verantwoordelijk was voor de uitvoering van de kapel. Op 7 augustus 1668 schrijft hij aan Van Beverningh hoeveel blokken marmer hij nod ig heeft om het 'model' dat bij hem berust, te kunnen uitvoeren. Het gaat er om de beeltenis van Van Beverningh en zijn 'huisghesien' ofwel zijn familie te kunnen maken en de kapel van binnen te bekleden . Het betreft mat eriaal voor het interieur van de kapel want het marmer moest 'het alderwitste datmen vinden kan tot beeldwerck' zijn. Het front van de kapel is uitgevoerd in geaderd marmer en wordt in de stukken apart omschreven als 'de tuin van de kapel'.
4. : J.A. Worp, Constantijn Huygens, Briefa,isseling. Deel 6: 1663-1687 Den H aag 1917 . 5. SAMH, AC 566/ . 318. Hier waren overigens geen grote meesters bij betrokken. 6. Voor informatie over grafscultpuur en beeldhouwer Quellinus: Scholten, F. ,'De Nederlandse handel in Italiaans marmer in de 17e eeuw' in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek, 1993, nr 44, 197-214; Scholten, F., Su mpteous memories. Studies In Seventeenth-century Dutch Tomb Sculpture, Zwolle 2003; Scholten, F. Artus Q_uellinus, Amsterdam 2010.
Maar Eggers is niet de enige beeldhouwer van naam die uit de stukken naar voren komt. Artus Quellinus was namelijk bij de voorfase van de kapel betrokken. In zijn brief van 15 oktober 1669 schrijft ene Dirck Tulp aan Van Beverningh dat Quellinus een tekening voor de kapel heeft geleverd. Tu lp schrijft dat alles van die tekening is 'geobseerveert' wat aengaet de Ornamenten en ciercels'. Aangezien Quellinus in augustus 1668 is overleden en Eggers g~tuige de correspondentie vanaf august us 1668 de opdracht had aangenomen, mogen we aannemen dat het aanvankelijk in de bedoeling lag dat Quellinus het beeldhouwwerk voor de Van Beverninghkapel zou verzorgen en al een aantal zaken had getekend, maar dat na zijn overlijden Bartholomeus Eggers de daadwerkelijke uitvoering van hem heeft overgenomen . Bartholomeus Eggers werkte in Amsterdam al samen met Quellinus en had een nauwe band met hem. Een illustrat ie daarvan is de getuigenis van Bartholomeus en zijn broer Jacobus bij het opstellen van het testament van Quellinus . Van Beverningh kende Eggers' werk zowel van de Goudse waag als van het grafmonument voor Van Wassenaer Obdam . Voor het beeldhouwwerk selecteerde Van Beverningh dus twee van de drie belangrijkste beeldhouwers uit die tijd. Uit de stukken komt ten slotte nog een laatste naam van een belangrijke kunstenaar uit de tweede helft van de zeventiende eeuw naar voren, namelijk die van Jacob Roman (1640-1716). Roman begon zijn carrière als beeldsnijder en werkte later als architect. Op 5 september 1668, als hij nog als beeldsnijder werkzaam is, doet hij opgave van de kosten van een afgietsel van het ontwerp van de grafkapel . Bovendien legt hij uit dat hij de tekeningen nog even houdt omdat hij nog enige 'boetseersals van de cieraden' (ornamenten) moet maken.
Het front en het interieur van de kapel In een bewaard gebleven 'Memorie tot Verclaringe van de Teyckeningen' wordt verwezen naar een tekening met onderdelen die van letters zijn voorzien. De tekening zelf
143
-
-
144 ~
0 N (])
tl.O C
-0
j.::
Detailfoto van de urn met putti op het midden van de kapel (foto Henlgan Sprokholt)
is verdwenen, maar de beschrijving in de brief maakt duidelijk hoe het werk moest worden uitgevoerd en uit de omschrijving blijkt dat het hier om het front gaat. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat in de middenpartij van het front een zwart marmeren ovaal moest worden geplaatst met daarin een tekst. Verder wordt omschreven waar de festoenen, doodshoofden, putti (naakte, mollige kinderfiguurtjes), de vaas en overige decoraties moeten worden aangebracht. De lauwerkransen en de spijlen van de hekwerkjes moeten volgens het bestek in koper worden uitgevoerd. Uit de overige stukken wordt duidelijk hoe het front verder tot stand is gekomen. Het beschreven front heeft de eeuwen vrijwel ongeschonden doorstaan. Alleen zijn in 1795 tijdens de Franse bezetting, de wapenschilden afgehakt. Volgens
de idealen van de Franse revolutie was iedereen namelijk gelijk en familiewapens pasten niet bij dat ideaa17. De archiefbronnen bevatten ook aanwijzingen over het interieur van de kapel. Van het interieur zelf is helaas niets bewaard gebleven, ook geen afbeelding of beschrijving, maar het moet er indrukwekkend hebben uitgezien. Er wordt gesproken van twee marmeren tombes met twee staande en twee liggende beelden met portretten.8 Het gaat daarbij om beelden van Hieronymus van Beverningh en zijn vrouw Johanna Ie Gillon. Uit de brieven blijkt dat het marmer voor de tombes daadwerkelijk in Gouda is aangekomen en we kunnen ervan uitgaan dat ze inclusief de beelden zijn gerealiseerd. Wanneer de tombes zijn verdwenen is niet duidelijk, maar waarschijnlijk gebeurde dat in de Franse tijd, toen ook de wapenschilden werden vernield.
De ontwerpers Omdat het interieur van de kapel is verdwenen, is het bepalen van de ontwerper daarvan lastig. De beeldhouwer Artus Quellinus ligt daarvoor echter zeer voor de hand. Bij het stadhuis op de Dam had hij, binnen de kaders die bouwmeester Jacob van Campen aangaf, veel zelf ontworpen. We kunnen daarom gerust aannemen dat hij de ontwerper van het interieur van de grafkapel was. De architectonische opzet van het front in Hollands classicistische stijl maakt het echter aannemelijk dat niet Quellinus de ontwerper is, maar dat daar een bouwmeester bij betrokken is geweest.9 Het is symmetrisch en heeft afgewogen maatverhoudingen. Samenwerking tussen bouwmeester en beeldhouwer bij dergelijke projecten was niet ongebruikelijk, zoals onder andere blijkt uit de totstandkoming van het eerder genoemde grafmonument voor de Amsterdamse burgemeester De Graeff. In het bestek van de Van Beverninghkapel wordt expliciet naar dit specifieke voorbeeld verwezen vanwege de afgewogen verhoudingen van het monument. Een ander voorbeeld van een grafmonument dat tot stand kwam dankzij de samenwerking tussen bouwmeester en beeldhouwer is dat van Maarten Tromp in de Oude Kerk in Delft uit 1653. Het beeldhouwwerk werd verzorgd door Rombout Verhuist, maar het ontwerp was van de hand van Pieter Post. Van Campen overleed in 1657 dus hij kan niet bij het ontwerp van het Goudse front betrokken zijn geweest. Als we op zoek gaan naar een ander, komen we al snel bij Pieter Post uit. Ook hij was betrokken bij de bouw van het stadhuis in Amsterdam en kende de daar werkzame beeldhouwers Quellinus en Eggers. 7. Onbekend is wanneer de schilderingen van de wapens in grisameverf zijn aangebracht. 8. SAMH, Archief Van der Dussen (1571) 1666-1817, AC 372, 2. 9. In de indeling van het marmeren front, dat uit twee vierkanten van 120 voet bestaat, lijkt gebruik te zij n gemaakt van de in de zeventiende eeuw geliefde maatverhouding 1:·h. Voor een verdere analyse van het architectonisch ontwerp zijn m eer en nauwkeuriger meetgegevens nodig. Op het moment van schrijven was dat niet mogelijk vanwege het funderingsherstel in het koor.
Post was bekend bij Van Beverningh. Van Beverningh had Post en zijn werk in Den Haag leren kennen. Zijn goede vriend Johan de Witt had Post in 1652 persoonlijk ingeschakeld voor een nieuw vergadergebouw van de Staten van Holland aan het Binnenhof. Ook Abraham van Beveren, een verwant van Hieronymus en een belangrijke regent in Dordrecht, schakelde Post in voor de bouw van zijn woonhuis 'De Onbeschaamde' aan de Wijnstraat aldaar, dat tussen 1650 en 1653 tot stand kwam. Van Beveren was net als Hieronymus meerdere malen gedeputeerde van de Staten van Holland, lid van de Raad van State, lid van de Gecommitteerde Raden van Holland en afgevaardigde in de Staten-Generaal. Het werk van Post in Dordrecht heeft Hieronymus Van Beverningh vrijwel zeker gekend. Kort voor de bouw van de Van Beverninghkapel werkte Post aan de Goudse waag. Voor die opdracht bezocht hij Gouda tussen 6 juli 1667 en 9 november 1668 driemaal. Jacob van der Dussen, de neef van Hieronymus, was door het stadsbestuur benoemd tot lid van de bouwcommissie van de waag. Van Beverningh zelf was in 1668 een van de twee burgemeesters. Het lijdt geen twijfel dat Van Beverningh de werkzaamheden van Post in die periode nauwgezet heeft gevolgd en het is zelfs niet ondenkbaar dat Pieter Post op zijn voorspraak naar Gouda is gehaald. Post had zowel met Bartholomeus Eggers als met Jacob Roman een band. Eggers kende hij van het werk aan de waag. De beeldsnijder Jacob Roman was weliswaar niet betrokken bij de waag, maar d iens vader Pieter Roman (1607-1670) was verantwoordelijk voor het fijne gedetailleerde houtsnijwerk in de meeste gebouwen van Post in en om Den Haag. Jacob verbleef dus al van jongs af aan in de omgeving van Post.
Een gasthuis van Post? Mogelijk heeft Pieter Post nog een ontwerp in Gouda geleverd. Ook van de voorgevel van het Catharinagasthuis wordt wel gedacht dat het een ontwerp van Post kan zijn. De Goudse auteur Blok schrijft vanwege de drie bezoeken van Post in 1668 aan onze stad verschillende
145
-
146
0 N
tl.()
C
-0
i=.
andere gebouwen in Gouda aan hem toe. 10 Hij wijst daarbij onder andere op de gevels in de stijl van het Hollands Classicisme van het Catharinagasthuis aan de Oosthaven. Blok staat daarin niet alleen, ook Jan Schouten deed dat op stilistische gronden." In de tweede helft van de zeventiende eeuw was het gasthuis zo kapitaalkrachtig dat de gasthuismeesters een representatief gebouw aan de Oosthaven wilden laten bouwen. Dat moest de toren en de drie panden die er toen stonden, vervangen. In 1661 kwam hiervoor een plan op tafel, maar over de ontwerper zwijgen de bronnen . Uit de schaarse vermeldingen in het Memoriael van het Gasthuis blijkt dat timmerman Claes Schore! speciaal voor deze verbouwing werd ingehuurd: 'den 30. April hebben de vader ende regenten van de gasthuysen den persoon van Thomas van der Speld verlaten ende ontslagen van zijn timmermanschap om redenen wille haer moverende ende wederom in de plaats aangenomen tot
. -~
Eind twintigste-eeuwse kopie van het reliëf van de Waag in Gouda uit 1668. Het origineel werd door Bartholomeus Eggers vervaardigd en bevindt zich tegenwoordig in de Waag (foto Henkjan Sprokholt) Een schetsplattegrond van de Van Beverninghkapel met iets uit het midden de ingang tot de grafkelder (foto Henkjan Sprokholt)
•t. .,.
.....~r----,.--~..---.~--,•1--~l~--1----l~~•t---i\.........,........ , ........,.....,....~·~.......-+-= ....==::l=::...l\li----'---I <"L.o
c:=:,,,q-...+--
V., .._{?~.,.
~~ '
147 Een ontwerp voor de borstwering van hetfront van de kapel. De tekening wijkt af van de huidige situatie, het ontwerp is waarschijnlijk voor de realisatie gewijzigd (foto Henkjan Sprokholt)
-.::1' ~
0
N Q)
timmerman de persoon van Claes Cornelis Schorel.'12 De gasthuisgevels kwamen in 1665 tot stand, drie jaar eerder dan de afronding van de Waag en dus drie jaar vóór de bezoeken van Post aan de stad. Toch is het idee dat Post voor dat ontwerp verantwoordelijk was, niet zo vreemd . Als je de vormentaal van de gevels bekijkt, passen ze goed in het oeuvre van Post. De gevels zijn symmetrisch en er is sprake van een geometrische ordening gecombineerd met decoraties elementen als festoenen . In de bronnen van het Catharinagast huis is over deze verbouwing nauwelijks iets terug te vinden omdat hiervoor een aparte administratie werd bijgehouden : 'gebracht onder uitgeef int Nieuwe Boeck van de opbouwinge vant nieuwe gasthuys' .13 Daarin moet de verbouwing van het Catharinagast huis uitvoerig zijn vastgelegd en zal ook de naam van de ontwerper hebben gestaan . Helaas is dit boek verdwenen en zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid te weten komen of Pieter Post ook voor
10. Blok, G.A.C. de, Pieter Post de bouwmeester van de Waag, in: Oudheidkundige Kring 1e verzameling, 1934-1943, 104-110 11. Schouten, dr. Jan, Wie waren zij? Een reeks van Goudse mannen en vrouwen die men niet mag vergeten, Alphen aan den Rijn 1980 12. SAMH inv.nr. 728, Memoriael van Sinte Catharinen en Elijsabets gasthuijsen 1661 f. 146.en 1664 e.v. p. 179. 13. SAMH inv.nr. 728 Memoriael van Sinte Catharinen en Elijsabets gasthuijsen 1664 4 mrt f 261 vso. 14. Voor informatie over de marmerhandel: F. Scholten, 'De Nederlandse handel in Italiaans marmer in de 17e eeuw' in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 44 (1993), 198 e.v.
dit ontwerp verantwoordelijk is geweest. Nader onderzoek van de maatverhoudingen kan hier overigens wel meer du idelijkheid over verschaffen.
Het Carraramarmer14 De Van Beverninghkapel is volledig uit gevoerd in het kostbare Carraramarmer en veel brieven in het dossier zeggen iets over de handel in en de aanvoer van dat mat eriaal vanuit Italië naar Nederland in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Italiaans marmer was in de eerste helft van de zeventiende eeuw vooral als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog moeilijk naar de noordelijke Nederlanden te vervoeren en werd hier daarom weinig gebruikt. Na de Vrede van Munster in 1648 veranderde deze situatie en verwierf het Carraramarmer een belangrijke plaats in de architectuur van de noordelijke Nederlanden. Vanaf de j aren veertig ontstond in Livorno en Genua door de aanwezigheid van diverse vooraanstaande Amsterdamse handelshuizen de mogelijkheid om grote hoeveelheden Carraramarmer naar de Republiek te verschepen. Dit marmer werd in de onmiddellijke nabijheid van beide steden gewonnen en kon makkelijk naar Hol land worden meegenomen als ballast op retourtochten. In de tweede helft van de zeventiende eeuw groeide Amsterdam door de bouw van het nieuwe stadhuis, waarin enorme hoeveelheden Italiaans marmer zijn verwerkt, uit tot een belangrijk centrum voor de marmerhandel . Globaal gezien werden in Carrara twee soorten
,,
'
tl.O C
"O
i=
marmer gewonnen: het witte statuario en het geaderde arabescato. Het statuario werd vooral in de beeldhouw-
-
148
0 N
QJ t).()
C
"O
i=
kunst werd toegepast en is verwerkt in het interieur van de Van Beverninghkapel. Het geaderde arabescato werd vooral in de bouwkunst en decoratieve sculptuur ge bruikt en dat vinden we dan ook terug in het front van de kapel. Uit de brieven blijkt dat neef Bruno van der Dussen de tussenpersoon was, die zich bezighield met de
Ansichtkaart van onbekende da tum. Voor de grafkapel is een ruimte door een hek afgescheiden van de kooromgang.
coördinatie van de werkzaamheden aan de kapel en de aanvoer van materialen. Met hem werd veel van de correspondentie gevoerd en hij onderhield vervolgens het contact met zijn oom. De aanvoer van het marmer voor de kapel verliep niet zonder slag of stoot. Uit notulen van de Admiraliteit van Amsterdam blijkt dat op woensdag 15 augustus 1668 toestemming werd verleend om in opdracht van Hieronymus van Beverningh enige blokken marmer te verschepen van Livorno of Genua onder leiding van de kapiteins Tol en Van Bergen. De eerstvolgende vermelding van marmer, alweer uit de notulen van de Admiraliteit, dateert van 14 februari 1669. Blijkens dit document was het jaar ervoor aan Van Beverningh toestemming verleend voor het transport van een partij Italiaans 'marmersteen' in de schepen van 'oorlogs deeses collegii', maar was dit nog steeds niet gebeurd. De Admiraliteit verordonneert dan de steen alsnog te transporteren. Dat oorlogsschepen tevens voor het vervoer van luxe goederen zoals goud en juwelen werden gebruikt, is al langer bekend.' 5 Voor het vervoer van marmer in oorlogsschepen zijn minder aanwijzingen voorhanden. Uit het archief van de Van Beverninghkapel blijkt deze gang van zaken echter onomstotelijk en een post in het archief van Michiel de Ruyter bevestigt het marmertransport ten behoeve van de kapel. 16 Vermoedelijk heeft de positie van Van Beverningh als belangrijk diplomaat hierbij geholpen. Op 4 juli 1669 volgt een brief aan de kapiteins Jan de Haen en Jacob Binckes waarin de Admiraliteit de ontstane situatie schetst' 7 • In de brief wordt melding gemaakt van het feit dat marmer moet worden vervoerd ten behoeve van een 'grafsteede' voor Van Beverningh. Een deel daarvan is inmiddels door de kapiteins Scheij en Roeteringh meegenomen, maar het grootste deel zouden zij in Livorno hebben achtergelaten omdat de blokken te zwaar waren. De Admiraliteit geeft Jan de Haen en Jacob Binckes opdracht om de resterende steen te bekijken en te bepalen of zij de partij mee kunnen nemen. Op 1 oktober van dat jaar schrijft tussenpersoon Matheus Lestevenon vanuit Amsterdam aan Van Beverningh dat hem de zaterdag ervoor door de ,
.
,
De voorgevel van het Catharina Gasthuis (foto Cornelis de Keizer,
Empire Imaging)
equipagemeester werd gemeld dat op die dag drie marmeren blokken moesten worden gelost. Kennelijk was het gelukt het marmer naar Amsterdam te verschepen. Uit brieven blijkt ook dat enkele Goudse schippers hadden geoefend om blokken marmer in Ams t erdam over t e laden op hun schepen en een van die Goudse schippers had zich bereid verklaard om ze mee te nemen . Toen hij met zijn schip echter 'aan boord van de oorlogschepen was geschooten' en het grootste van de blokken marmer zag, keerde hij 'met sij n schuyt
15. J.R. Bruijn, De admiraliteit van Amsterdam in rustigerjaren 17131751. Regenten en.financiën, schepen en zeevarenden, Amsterdam 1970, 75. 16. Nationaal Archief, 1.10.72.01. lnv.nr. 155. Inventaris van het archief van Michiel de Ruyter (1607-1676) en enige verwanten. Copie - extract resolutie van de Admiraliteit van Amsterdam, waarbij de kapite in Binkes of een andere scheepsbevelhebber te Livorno zijnde of aldaar komende gelast wordt in zij n schip het marmer in te laden dat voor rekening van den heer van Beverning aldaar is gekoch t. Maart 1674 1 stuk. 17. Voor meer informatie over Jan de Haan zie N. H abermehl, 'Jan den Haen (1630 -1676) Goudse zeeheld zonder praalgraf' Tidinge van die Goude 24 (2006) 84-88. 18. SAMH, Archief Van der Dussen (1571) 1666-1817, AC 372/ 4. J.R. Bruijn, De admiraliteit van Amsterdam in rustiger jaren 1713-1751. Regenten en financiën, schepen en zeeva renden, Amsterdam 1970 73. 19. SAMH, Archief Van der Dussen (1571) 1666-1817, AC 372/ 4.
t e ruggen en wi lde daer niet aen ende sonder ergens naar te luysteren' wilde hij weg varen. Uit eindelijk sprak men met hem af dat hij de twee lichtste blokken mee zou nemen . Voor het grote blok moest een vlotschuit ofwel een plat schip worden gehuurd. De schipper had namelijk ook gezegd dat de havenkraan in Gouda niet in staat zou zijn om dat blok uit een smal schip zoals het zijne te takelen, maar dat dit vanaf een vlak en breed oppervlak moest gebeuren . Een volgende brief van Lestevenon aan Hieronymus van Beverningh dateert uit het laatste kwartaal van 1669 en duidt op nieuwe problemen . Lestevenon meldt dat hij voor de Amst erdamse vierschaar is gedaagd vanwege het fei t dat voor de blokken marmer geen accijns is betaald aan de Admiraliteit van Amsterdam. Lestevenon had eerder begrepen dat voor ballast niet betaald hoefde t e worden, maar nu blij kt dat daarvoor wel degelijk iets moest worden afged ragen.18 Hij heeft voor deze zaak verschillende kopieën en extracten uit de griffie laten maken . Het is niet duidelijk hoe deze kwest ie afl oopt, maar ook dit vormt weer een vertragende factor in de toch al door t egenslagen geplaagde marmeraanvoer. Kennelij k werd dit probleem opgelost, maar later blijken weer twee grote blokken marmer niet op een bepaald schip te passen. De masten liepen t eveel risico en bovendien was het ook nu moeilijk de blokken aan wal te krijgen. De brievenschrijvers vragen om aan Van Beverningh voor t e stellen deze zwaarste blokken door te laten zagen zodat ze makkelijker kunnen worden vervoerd.19 De rekening d.d. 5 oktober 1670 bevestigt de uiteindelijke gang van zaken. Nog geen week later zij n de twee betreffende blokken gezaagd en nu is een van die blokken weer te klein. Uiteindelijk zij n echter ook deze blokken in Gouda aangekomen en in de grafkapel verwerkt zodat de bouw in 1674 kon worden afgerond. Overigens werd niet alleen marmer vanuit Italië naar Gouda vervoerd. Uit meerdere archiefstukken blijkt dat Van Beverningh ook telkens grote hoeveelheden zaden, planten en bomen uit Italië mee liet komen voor zijn botanische collectie en tuin op zijn Warmondse landgoed.
149
Betrokken werklieden
150
Uit de stukken in het archief van de Van Beverninghkapel krijgen we ten slotte ook een beeld van de betrokken ambachtslieden. In de bijlage bij dit artikel zijn alle werklieden die aan de Van Beverninghkapel hebben gewerkt, in chronologische en alfabetische volgorde weergegeven. Enkelen daarvan hebben ook aan andere belangrijke gebouwen in en buiten Gouda gewerkt zoals Claes Schore!. Zoals we al zagen werkte hij in 1659 en latere jaren als t immerman aan het Catharinagasthuis dat in 1665 aan de Oosthaven van een nieuwe voorbouw werd voorzien. In februari 1668 was hij betrokken bij de voorbereidingen voor de bouw van de waag van Pieter Post. Steenhouwer Pieter Pieters van Luijck was eveneens betrokken bij de bouw van de Goudse waag. Hij leverde daarvoor natuurstenen plinten, lijsten, frontons, en de reliëfs in de zijgevel. Een andere steenhouwer van de Van Beverninghkapel, Hendrick Nieuwenhuijsen, was betrokken bij bovengenoemde verbouwing van het Catharinagasthuis. De Amsterdamse timmerman Hendrick Schut was tussen 1673 en 1686 bet rokken bij de aanpassing van kasteel Amerongen . 20 Rond 1690 werkt e hij mee aan de verbouwing van het Goudse stadhuis. We kunnen concluderen dat ook voor andere werkzaamheden dan het ontwerp en de uitvoering van het beeldhouwwerk, Van Beverningh gerenommeerd personeel liet aantrekken.
Latere lotgevallen Van Beverningh stierf kinderloos en gaf zijn neef Jacob van der Dussen de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de kapel. 21 Een eeuw later, in 1785, verkeerde de kapel in bouwval lige staat. In kranten werden nazaten van de familie Van Beverningh en Van der Dussen opgeroepen zich te melden, maar er kwam niemand. De kapel werd daarop gestut tot de restauratie in 1787 door meestertimmerman Abraham Willem van Kluyven. 22 In 1795 werden de familiewapens van het front ver-
nield en waarschijnlijk zijn toen ook de tombes en beelden verwijderd. De kapel werd daarna vooral als opslagruimte gebruikt en in 1859 werd in de westgevel van de kapel een toegangsdeur gemaakt naar de librije. Dit is nu de ingang van de kerkwinkel. De gebrandschi lderde glazen van de kapel werden in 1792 gerestaureerd. In 1862 kreeg de kapel nieuwe vensters en is het oorspronkelijke glas verwijd erd. Stukken ervan werden in 1929 door oud -burgemeester Mijs ontdekt in het museum. Glasrestau rator Jan Schouten restaureerd e de glazen en ze werden herplaatst. Bij het funderingsherstel van de kerk en de aanleg van de nieuwe verwarming, in 1975, werd de grafkelder geruimd en werden de st offelijke rest en van de Van Beverninghs in het koor herbegraven .23 In 2013 is booronderzoek uitgevoerd als voorbereid ing op de opgraving die onlangs plaats vond. Er lagen enkele schedels en beenderen in de kelder in het koor en daarnaast fungeerde de opslag van de gipsmodellen en natuursteenfragmenten van de vorige restauratie. Voordat de opgraving begon is de kelder leeggemaakt. Het botmateriaal uit deze grafkelder wordt in het koor her- , begraven 2•
20 . R. Meischke en K. Ottenheym, 'De herbouw van het huis Amerongen (1673-1685)' Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (2011), 3-18, 5. i.1. SAM H, Archief Van der Dussen (1571) 1666-1817, AC 372/ 6. P.J.]. van Thiel, C.J. De Bruyn Kops, Framing in the Golden Age: Picture and frame in the 17th-century Holland Zwolle 1995 p. 288. Jacob van der Dussen stierf eerder dan Johanna Ie Gillon e n waarschijnlijk heeft zij n zoon Gerard van der Dussen de verantwoordelijkheid voor de kapel overgeno men. 22. H. van Dolde r-de Wit, De St. ]a nskerk in Gouda. Mensen en monumenten in een oude stadskerk, Delft 2013, 89. 23. Tijdens het funderingsherstel van de kapel in de jaren zeventig van de twintigste eeuw is geen archeologisch onderzoek verricht en het is onbekend of er funderingen voor de tombes zijn aangetroffen. 24. Vrie ndelijke mededeling Marcel van Dasselaar.
:
GOUWE VERHALEN
Co Matse vertelt De recente historie van Gouda, verteld door mensen die meegebouwd hebben aan de ontwikkeling van de stad. Dat is de essentie van een serie interviews onder de titel Gouwe Verhalen.
151 -s:t~
Peter van Eijkelenburg
'Op kerstavond 1989, de Berl ij nse Muur was net anderhalve maand eerder gevallen, hoorde mijn man op de televisie iemand in Roemenië zeggen: onze kinderen weten niet eens wat een sinaasappel is. Hij belde me t een onze dominee . En stelde voor om de kerst collecte de volgende dag in de kerk t e houden voor sinaasappels voor kinderen in Roemenië. Dat is gebeurd . De collecte leverde ineens tienduizend gulden op! Voor dat bedrag hebben we sinaasappels gekocht. Een familielid van ons is vrachtwagenchauffeur en kon dus het transport verzorgen. In Varsseveld was een soortgelijk initiatief ontstaan, maar dan voor kleding en andere eerste levensbehoeften. Die spullen konden ook in onze vrachtwagen. Op 2 j anuari 1990 vertrok het transport. Gerard en ik reden er achter aan, in onze eigen auto. Onze bestemming was Sfintu - Gheorghe, in het oosten van Roemenië. Dat hadden we via de kerk geregeld. Bij aankomst vroor het twintig graden. En toch was het fruit niet bevroren. De toestand daar leek wel op d ie t ijdens de Tweede Wereldoorlog hier. Via de plaatselijke predikanten heb ben we alles uitgedeeld aan de bevolking. Niet alleen aan de kerkleden. Dat was onze uitd rukkelijke voorwaarde . Alle mensen, gelovig of niet, moesten er van kunnen profiteren. Dus ook Roma en andere zigeuners. Vier dagen zijn we daar gebleven. Bij terugkomst in Gouda moest ik natuurlijk in het overkoepelend orgaan van de Goudse kerken ons verhaal vertellen . Ik kwam
0
N
i=
(foto: Cornelis de Keizer, Empire Ima9in9)
'Bejaardenverzorgster, maar wel met 'n plusje'
-
Injectienaalden
152 s;;f-
0 N (])
0.0 C:
"O
i=
Met Anne, haar eerste kleinkind, in 1994(Collectie Matse)
bijna niet uit mijn woorden . Uiteindelijk vroeg de kerk of we een partnership met Sfintu -Gheorghe wilden opzetten . In april 1990 zijn Gerard en ik er opnieuw naar toe gegaan, met onze caravan. Om te kijken hoe we een structureel functionerend hulptransport vanuit Gouda zouden kunnen opzetten . Toen hebben we eigenlijk pas goed gezien hoe de toestanden daar waren. Bijvoorbeeld: twee aaneengrenzende woningen waren doorgebroken en vormden zo een geïmproviseerd kerkje . Het resulteerde er allemaal in dat we twee keer per jaar een hulptransport organiseerden vanu it Gouda. Onze eigen zolder aan de Baljuwslag fungeerde als verzamelen opslagplaats. Heel veel mensen wisten ons te vinden met spullen die ze wilden schenken . We regelden jaarlijks ook kerstpakketten voor de mensen daar. Met geld dat we hier inzamelden, kochten we in Roemenië de inhoud voor de pakketten. Om zo de plaatselijke middenstand en economie te steunen. In plaats van een deel van de spullen hier t e kopen en dan daarheen te brengen. Zo is daar met geld van hier ook een kerk gebouwd, deels ook met Nederlandse bouwmaterialen .
We deden elke twee jaar een uitwisseling. Het idee van tafeltje-dekje kenden ze daar niet. Wij hebben het er geïntroduceerd. Scholen daar hebben we bevoorraad met papier en pennen . En hun mensen kwamen hierheen, om kennis te nemen van hoe wij het aanpakken, in verzorgingshuizen bijvoorbeeld. Ook in onze ziekenhuizen keken Roemenen rond. Hoe wij met hygiëne omgingen en zo . Injectienaalden werden daar nog gewoon herge bruikt. Daardoor kwam er veel hepatitis voor. Twee jaar geleden waren Gerard en ik er voor het laatst, en in 2013 is de samenwerking opgeheven. Op zeker moment moeten de mensen op eigen benen gaan staan. En dat kunnen ze nu ook wel, ondanks alle corruptie waarover je nog steeds hoort. Veel mensen moeten twee of drie banen hebben om enigszins fatsoenlijk te kunnen leven. Roemenië was een goed ontwikkeld land, cultureel en qua opleidingsniveau. Als j e je eigen geschiedenis niet kent, kun je geen toekomst bouwen, is hun slogan . Veel jongeren trekken naar het westen van Europa, dat , merken wij hier al jarenlang. De ouderen blijven daar achter. Maar die werden toch al nooit echt oud .
-
Plusje
Ik was bejaardenverzorgster in de Ronssehof. Maar wel met een plusje, zeiden ze daar altijd. Want ik werkte voor het lichamelijk én het geestelijk welzijn van de bewoners. Tijdens mijn werk had ik een psycho-geriatrische opleiding op HBO -niveau gevolgd. En voor wie dat wilde, bood ik ook pastorale hulp. Daarvoor had ik twee jaar een cursus theologie in Utrecht gevolgd. Ik kon het combineren met het normale werk van bejaardenverzorging. Ik nam er gewoon de tijd voor. Hebt u lekker geslapen? Even die aandacht geven . Geen tijd, dat komt niet in mijn woordenboek voor. Ik keek niet naar het eind van mijn werktijd. Dat gaf natuurlijk wel eens spanningen met collega's . Maar daar trok ik me weinig van aan. Die lieten het werk soms gewoon uit hun handen vallen, als het hun t ijd was om te stoppen .
,•
iets van was blijven hangen natuurlijk bij die ouderen. Spelletjes doen, sjoelen en dammen bijvoorbeeld. Op woensdag samen koken. En na de gezamenlijke maaltijd de oogjes even dicht. Koffie drinken in de kring, heel belangrijk. Soms een aperitiefje, vaak advocaat. In Gouwestein was ik ook actief bij de afdeling Meerzorg, wat ik in de Ronssehof eerder al had gedaan. Dat hield de zorg voor dementerenden in, dus de mensen die op de gesloten afdeling woonden. Met mensen die dementeren kun je dikwijls nog veel doen. Je probeert hun geheugen te prikkelen. Dat werkt, kun je goed merken. Bijvoorbeeld door oude Nederlandse spreekwoorden te beginnen en dan vragen om die af te maken. En bekende liedjes van vroeger samen zingen.
153 'Sf"
0 N
Q)
0.0 C "'O
i=
Vergissing
Co Matse, in september 2013 (Collectie Matse)
Ik liet nooit mijn opvolger mijn taak afmaken. Dan maar mezelf voor 110 procent inzetten. Ik kon het gelukkig goed relativeren en lag er nooit wakker van.
Advocaatjes Na een lange tijd in de Ronssehof vroeg Gouwestijn me om daarheen te komen. Gouwestein wilde een nieuwe activiteit opzetten. Dagopvang voor ouderen, een huiskamerproject. Het moest gaan om mensen die nog zelfstandig woonden, met een partner. Om die partner te ontlasten, zou de ander naar Gouwestein komen en daar dagbesteding krijgen. Van half tien tot vier uur in de middag. Die dagopvang heb ik mee helpen opzetten. Ze dachten dat ik daar geknipt voor was, juist vanwege mijn extra opleidingen en het plusje dat ik altijd op mijn gewone werk als bejaardenverzorgster had gezet. We moesten uitvinden hoe we dat zouden opstarten. Er was wel een bepaalde structuur uitgedacht tevoren, en die konden wij zelf invullen. Dus proberen te peilen wat de mensen wilden. De krant voorlezen, en dan in een groepje praten over wat in de krant stond. Voorzover er
Dit werk in Gouwestein heb ik tien jaar gedaan, tot aan mijn pensioen. Meteen daarna ben ik er doorgegaan als vrijwilliger. Dat had ik niet moeten doen, merkte ik snel. Ik zag teveel dingen die niet goed gingen. Slordig omgaan met medicijnen voor de bewoners bijvoorbeeld. Als je in vaste dienst bent, kun je daar iets tegen doen. Maar als vrijwilliger kun je er niet altijd iets van zeggen. Ik had in Gouwestein nog teveel sporen van mezelf liggen. Dus daar kwam ik van terug, na twee maanden al. Ben vrijwilligerswerk gaan doen in de Ronssehof. Daar was ik lang genoeg weg geweest. In de Ronssehof was ik bijna nieuw, na zoveel jaren. Ik deed er eigenlijk van alles en met ieder personeelslid had ik goed contact . Vanuit het pastoraal werk daar kwam veel op mijn pad. Ik vind het nog steeds moeilijk om nee te zeggen als iemand me iets vraagt. Dus kom ik nu ook regelmatig bij mensen in de andere zorgcentra. De Riethoek en de Savelberg, huize Bloemendaal, de Hanepray en nu toch ook weer in Gouwestein af en toe.
God is liefde Tijd nemen voor mezelf om een boek t e lezen vind ik een luxe. Dan moet ik echt helemaal niets meer te doen hebben. Wel lees ik de christelijke vakliteratuur. Bekende
.,...
-
154
0 N
<11 b.O C "'Cl
predikanten als Kuitert en Nico ter Linden bijvoorbeeld. Alle richtingen wil ik volgen . Mijn neef Jan Offringa is predikant. Van hem is net een nieuw boek verschenen. Sommigen vinden hem heel licht, te licht. Een katholieke schoonzoon van me begrijpt niet dat er zo veel richtingen zijn in het protestantisme. Dat pro beer ik hem uit te leggen, maar dat valt nog niet mee . God is liefde. Hij wil niemand schuld opdringen. Voor iedereen is een plekje in de hemel, ook voor de grootste boeven. Dat geloof ik echt. Misschien ben ik wel te ruimdenkend. De halve wereld staat nu in brand . Elke avond bid ik daar over. En ik denk wel eens: God, waar ben je? Hebben wij allemaal een stukje kwaad meegekregen?
i= Zolder Mijn Godsbeeld is in de loop der jaren heel erg veranderd . Gelukkig maar, anders zou ik stil zijn blijven staan. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. De Bijbel be leef ik ook heel anders dan voorheen. Het Oude Tes tament zie ik nu als een geschiedenisboek. Terwijl het vroeger een boek was dat vol stond met geboden en verboden . Zo werden wij er mee opgevoed. Voor mij n opa deugde geen een predikant. Hij hield zelf elke week een dienst, op zijn eigen zolder. Of onze moeder als kind wel of gedoopt was, hebben wij nooit geweten. Daar praatte zij nooit over. Maar zij veranderde, onder invloed van het geloof. Ze had eerst zo'n Grace Kelly-kapsel, en daarna ineens een strenge knot. Zou ze dan altijd gehuicheld hebben, vroegen wij als kinderen ons af. Toch heeft ze ons ruimdenkend grootgebracht, respectvol voor andersdenkenden .
W.F. Hermans Mijn vrijwilligerswerk hoop ik nog heel lang te kunnen doen. Zo lang mijn lichaam het aankan. Het zit gewoon in mijn genen. Geen bijbelse opdracht of zo. Niet-gelovigen doen toch ook vrijwilligerswerk? Je bent niet alleen voor jezelf op de wereld . Omzien naar elkaar, dat was in ons gezin de slogan .
Op de 9alerij van haar wonin9 aan de Bleulandwe9 (foto: Cornelis de Keizer, Empire Ima9in9)
In mijn gesprekken met de oude mensen heb ik het ook lang niet altijd over het geloof. Ik doe gewoon wat zij , fijn vinden en wat ze me vragen . Ik kan een psalm voorlezen, of een ged icht. Of we zingen samen iets . Voorlezen uit de krant doe ik ook nog altijd. Het gehoor blijft het langst intact bij ouderen . Zelfs iemand die stokdoof is, vangt nog wel iets op. Als iemand wil dat ik een stukje van Gerard Reve of Jan Wolkers voorlees, doe ik dat. Ja, ook W.F. Hermans, ook al is die fel anti -religie. Ik leer veel van de ontmoetingen. Hoe mensen in elkaar zitten. Je hoort ook eens andere invalshoeken. Ik krijg er energie van . Dit vrijwilligerswerk is de universiteit van het leven, zeg ik altijd. Mijn kinderen doen net zo goed vrijwilligerswerk. Vinden zij vanzelfsprekend . En ze weten dat het goed voor henzelf is. Ik heb nooit een weigering gehad, als ik iemand aanbood te helpen. Zeker mensen die alleen zijn, of geen hobby hebben, zijn blij met aandacht, ook als ze niet kerks zijn. En ik ben nooit teleurgesteld door iemand . Ik heb meer dan twintig jaar lang een dame begeleid. Zij wil nu geen contact meer met me . Daar ben ik wel verdrietig van . Maar toch houd ik respect voor haar. Ik mocht haar
,..
in de aftakeling van haar leven niet meer zien, en dat begrijp ik.
Je hebt geen idee Onder de bewoners van zorgcentra is nu natuurlijk veel onzekerheid. Ze weten niet hoe het morgen zal zijn, met alle verhalen over afnemende zorg. Zeker, het kan best efficiënter en dus goedkoper in de ouderenzorg. Maar waar ze nu mee bezig zijn? Zeker mensen die alleen zij n en geen kinderen in de buurt hebben, worden heel ner veus. In de Ronssehof zij n de laatste jaren veel veranderingen geweest. Mensen zij n van hot naar her verplaatst binnen het complex. En st eeds komen er weer andere plannen. Dat geeft onrust, ontzet tend . Je hebt geen idee. Slapeloze nachten. Dat mensen zo lang mogelijk zelfst andig blijven vind ik goed. Dat kan als je een netwerk om je heen hebt. Een oude vrouw heeft alleen twee dochters met wie ze heel weinig contact heeft . Zij heeft geen zekerheid dat er hulp zal zijn als het voor haar nodig wordt. Dat geeft haar geen stabiliteit voor de naaste toekomst. Hoe lang laat je zo iemand in onzekerheid? Geef de mensen tijd. Regeren is voorui t zien, dacht ik altijd. Maar dat is nu blijkbaar niet meer zo. Er is ook gebrek aan gekwalificee rd personeel in de zorgcentra, en gebrek aan aandacht. Juist op personeel is al veel bezuinigd. Dat gaat me heel erg aan het hart. De leiding van die huizen zit natuurlijk met de handen in het haar. Die moeten het ook maar doen met het geld dat ze t er beschikking krijgen.'
---------- -----155
'Bewoners in zorgcentra hebben slapeloze nachten door de onzekerheid over veranderingen en bezuinigingen.' (foto Cornelis de Keizer, Empire Imaging)
I
•
Paul Abels geridderd Op zaterdag 11 oktober vierde de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis zijn 25-jarig jubileum in de stampvolle Oud katholieke Kerk aan de Hoge Gouwe. Hier werd ook het heugelijke feit gevierd dat Paul Abels, bestuurslid van die vereniging en tevens lid van de re dactie van de Tidinge door burgemeester Schoenmaker werd geridderd .
156
- "'" 0
N
Q)
0.0 C
"'O
i=
Oproep Tijdens de Tweede wereldoorlog is de zuidrand van Gouda in 1941 enkele malen door bommen getroffen. Uit nader onderzoek is gebleken dat het Duitse leger gedurende 1941 in de omgeving van Stolwijkersluis, langs de Gouderaksedijk naar Gouderak en mogelijk ook nabij de huidige provinciale weg naar Haastrecht nabij de molen een militaire installatie hadden opgesteld. Deze installatie heeft ten minste bestaan uit een zogenaamd lichtbaken zoals op de foto hiernaast is weergegeven. Het lichtbaken was een ronddraaiende lamp met een interval net zoals bij een vuurtoren. Ook konden de glazen van de lamp van een kleur worden voorzien . Over deze installatie en het bediende personeel is helaas niet veel bekend . Daarom ben ik op zoek naar ooggetuigen, bewoners of mensen die over deze lamp en aanverwante zaken zoals de bombardementen meer informatie kunnen geven. Misschien kent u deze verhalen of kent u mensen die de lamp hebben gezien. Alle informatie is welkom. Heeft u informatie, dan kunt u contact opnemen met Erik Kooistra via email adres: [email protected] I
•
Auteurs
Agenda
5ander Enderlnk studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Recent werkte hij voor Museum De Lakenhal aan een onderzoek naar de sociale en economische aspecten van de Leidense textielindustrie. Hij schreef dit artikel op suggestie van Pieter van Dijkum.
24 nov ember Diana de Wild Peutinger kaart
LE Z ING E N VAN DI E COUDE
26 j anuar i Sander Wassi ng Raad van beroerten
157 m aart Hennie Verhoef Graven van Blois en problemen met doorvaart in de stad 2
Paul Abels is historicus en redacteur van dit tijdschrift. Thea van Wordragen is voormalig bestuurslid van Die Goude en verbonden aan het Historisch Platform. Zij is tevens vrijwilligster in het Streekarchief Midden-Holland. Bianca van den Berg studeerde kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde in 2008 op het proefschrift De Sint-Janskerk in Gouda. Een oude stadskerk volgens een nieuw ruimtelijk plan. Van 1989 tot 2005 werkte zij als beleidsadviseur monumentenzorg en archeologie van de gemeente Gouda. Van 2005 tot 2011 was zij inspecteur monumenten bij de Erfgoedinspectie van het Ministerie van OCW. Sinds mei 2011 werkt ze als beleidsadviseur bij de Directie Erfgoed en Kunsten van OCW. Sinds maart 2014 is zij bestuurslid van de Historische Vereniging die Goude. Henny van Dolder is redacteur van dit tijdschrift en actief vrijwilligster bij meerdere culturele en historische instellingen.
15 ap ril Sigfri ed Jantzing/Michiel Lucassen (Streekarchief Midden Holland) 18 mei Ri nus van Dam Gouda in de Tweede w ereldoorlog 7 septem ber Op en Monumenten Dag (onderwerp wordt nog bekend gemaakt) 12 okt ober Raymond van Up pelschoten De oorlog van 1793-1795, die de aanzet gaf tot de Bataafse revolutie en vele patriotten weer terugbracht in Gouda.
De lezingen vinden plaats in het gebouw Concordia aan de Westhaven 27 en beginnen om 2 0.00 uur.
-
TIJDSCHRIFT VAN DE HISTORISCHE VERENIGING DIE GOUDE
••