Tijd voor tegenwicht Herstel de balans in de economie Onze economie kent sinds het midden van de jaren zeventig een buitengewoon onevenwichtige groei, mede door de vergaande liberalisering van de internationale financiële markten, stelt Frans Becker. Hij laat zien welk antwoord de sociaal-democratie kan bieden. frans becker Tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 waren we getuige van een klassieke politieke wisseltruc, een vorm van politiek balletje-balletje. De economische depressie die het directe gevolg is van het onverantwoordelijke gedrag van bankiers, ratingbureaus en andere actoren in de financiële wereld werd opeens gepresenteerd als iets heel anders, namelijk als een crisis van de overheidsfinanciën. Niet de volstrekt gederailleerde financiële sector, maar het huishoudboekje van de staat kwam in het middelpunt van de verkiezingsstrijd te staan. Alsof voor linkse politici financiële degelijkheid geen issue zou zijn, wierpen politici van centrum-rechts zich op als de puinruimers die het karwei wel even zouden klaren: door harde sanering van de overheidsfinanciën. Een kwestie van framing, dat was het vooral. De sociaal-democratie heeft dit ernstig onderschat en heeft in de strijd om de dominante visie op de financiële en economische crisis voorlopig aan het kortste eind getrokken. Er is geen enkele reden om daarin te berusten. De structurele achtergronden van de crisis, Over de auteur Frans Becker is adjunct-directeur van de wbs s & d 5 / 6 | 20 11
de belangen- en machtsstructuren en de rol van de neoliberale ideologie zijn sterk onderbelicht gebleven. Gezien de voortwoekerende problemen op het gebied van de pensioenen en in de Europese Monetaire Unie is een sociaaldemocratisch ‘verhaal’ over de crisis dringend gewenst. Wat zijn in onze visie de oorzaken en achtergronden van de financiële en economische crisis? Volstaat een politiek-economische analyse? Of hebben we ook behoefte aan een analyse in termen van een ‘morele economie’? Welke waarden staan er wat betreft de sociaaldemocratie op het spel ¬ en welke waarden staan centraal bij het formuleren van alternatieven? Welke politiek, welk beleid volgen daaruit? Is een meer fundamentele wisseling van paradigma nodig? Ik betrek hier twee stellingen. De eerste is dat onze economie sinds het midden van de jaren zeventig een fase van buitengewoon onevenwichtige groei is ingegaan, die nieuwe risico’s voor bestaanszekerheid met zich meebrengt. De vergaande liberalisering van de internationale financiële markten is daarbij een zeer belangrijke, maar niet de enige factor. De tweede is dat de sociaal-democratie daar een stevig antwoord op kan bieden, mits trouw aan de eigen traditie
65
van wa arde
bestaanszekerheid
Frans Becker Tijd voor tegenwicht wordt betoond. Zij heeft zich vergaand aangepast aan de neoliberale tijdgeest. Tegenmacht organiseren was ooit het idee. Daaraan hebben we nu weer dringend behoefte. een economie uit balans We beleven een crisis die op de economische schaal van Richter vergelijkbaar is met de grote crisis van de jaren dertig. De naschokken van de grote klap in 2008 zijn voorlopig nog bij ons. We staan nog maar aan het begin van een periode van ingrijpende bezuinigingen, van problemen in ons pensioenstelsel en van enorme spanningen in de eurozone. Deze crisis
Bankiers en hun bondgenoten in de financiële wereld zijn gaan lijden aan het Gordon Gekkosyndroom
66
is onderdeel van een bredere verandering in onze economie sinds de jaren zeventig, een verandering die wordt gekenmerkt door onevenwichtigheid in het groeipatroon en gebrek aan tegenwicht vanuit politiek en maatschappij. Als gevolg van mondialisering en technologische ontwikkelingen worden kansen, kwetsbaar heden en risico’s opnieuw verdeeld over landen, regio’s, bedrijfstakken en personen en is de spanning tussen internationale economische machten en markten enerzijds en nationale democratieën anderzijds vergroot. De liberalisering van het internationale kapitaalverkeer heeft geleid tot een in vergelijking met de eerste naoorlogse decennia ongekende financiële turbulentie. Het bestaan en bestuur van ondernemingen is in toenemende mate in de greep geraakt van kortetermijnbelangen als gevolg van de centrale plaats die de aandeelhouderswaarde is gaan innemen. Bankiers en hun bondgenoten in de financiële wereld hebben s & d 5 / 6 | 20 11
onverantwoorde risico’s genomen en zijn gaan lijden aan het Gordon Gekko-syndroom ¬ de hoofdfiguur uit de film Wallstreet van Oliver Stone, die uitroept: ‘The point is, ladies and gentlemen, that greed, for lack of a better word, is good. Greed is right, greed works.’ De verschuiving in de bedrijfscultuur en de gedragsregels in de directiekamers van de financiële instellingen, bij de ratingbureaus, bij de analisten en de handelaren in financiële producten hebben beslist een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van de crisis. Maar de economische ontwikkeling van de afgelopen decennia is ook het gevolg geweest van politieke beslissingen. Het is gaan ontbreken aan countervailing power ¬ aan tegenmacht ¬ aan checks and balances in de economie, aan ordening die kan zorgen voor nieuw evenwicht. De stabiliserende krachten, die in de eerste naoorlogse decennia de economische groei effectief in goede banen leidden, hebben hun werkingskracht verloren en zijn niet in voldoende mate vervangen door andere. De centrifugale krachten van het huidige kapitalisme worden onvoldoende in bedwang gehouden door politieke, maatschappelijke of culturele tegenkrachten. de financiële factor Cruciaal voor deze en eerdere financiële crises is dat de (internationale) financiële markten in de afgelopen decennia geliberaliseerd en geïnternationaliseerd zijn, zonder adequate checks and balances en zonder voldoende internationaal toezicht. Trouwens, ook het nationale liet nogal te wensen over. De vrijheid en snelheid van het, niet zelden speculatieve, kapitaalverkeer hebben ertoe bijgedragen dat het aantal financiële crises in dit tijdvak spectaculair is gestegen. ‘[F]inancial failure has been more extensive and pervasive in the last thirty years than in any previous period’, aldus Kindleberger en Aliber in 2005. Kortom: wat in 2008 gebeurde was geen incident of een ongelukje. Het was een systeemfout.
Frans Becker Tijd voor tegenwicht Deregulering en liberalisering waren niet alleen onderdeel van een politieke ideologie. Ze gingen ook deel uitmaken van de mainstream economische theorie ¬ en mainstream economen domineerden de adviesorganen en beleidscentra overal in de westerse wereld. De lessen van de jaren dertig, dat countervailing power, (internationale) regulering, ordening en staatsingrijpen nodig zijn om de economie te behoeden voor ernstige ontsporing zijn in de vergetelheid geraakt. Financiële overwegingen, belangen en bedrijven zijn als een waterhoofd aan onze economie gegroeid en andere economische activiteiten en belangen gaan overheersen. Bankiers en hun financiële partners hebben onze economieën in een diepe crisis gestort door volkomen onverantwoorde risico’s te nemen ¬ een geschiedenis die inmiddels niet alleen in schrift maar ook op het witte doek (Inside Job) indringend is gedocumenteerd. In een aantal landen is sprake van een vergaande verstrengeling van de financiële wereld en de politiek. Banken en financiële afdelingen binnen bedrijven die een dienende, faciliterende en controlerende rol horen te spelen, hebben zich opeens meester gemaakt van onze economie. De financiële sector heeft bovendien de wereld van de macro-economie en het grote geld verbonden met die van de micro-economie en gewoon huishoudgeld, waardoor grote financiële risico’s tot in de haarvaten van onze samenleving zijn binnengedrongen: een ongewenste vorm van wederzijdse doordringing van geld en maatschappij. Binnen bedrijven, inclusief tal van banken, is de aandeelhouderswaarde centraal komen te staan ¬ gericht op snelle resultaten en kortetermijnbelangen. De zoektocht naar het snelle geld heeft fusies en overnames gestimuleerd (die maar zelden meerwaarde hebben opgeleverd). In ons land is zelfs sprake van een uitverkoop van bedrijven ¬ waardoor de Nederlandse economie wezenlijk verandert. De verbazing van nrc Handelsblad-journalist Menno Tamminga over de zorgeloosheid waarmee dit gebeurt, is volkomen terecht. s & d 5 / 6 | 20 11
Bedrijven en hun werknemers zijn koopwaar geworden, in plaats van een werkplaats waar verschillende belangen samenwerken en het menselijk kapitaal een cruciale rol speelt. Verhalen van binnenuit, zoals het knappe verslag van Jeroen Smit over abn Amro, hebben een levendig beeld geschetst van de besluitvormingsprocessen en de bedrijfscultuur van de grote financiële instellingen van onze tijd. Zeker, het was wel tijd om afscheid te nemen van de witte handschoenen bij het bedienend personeel, maar er is geen enkele reden om terug te keren naar een ongeremd kapitalisme Amerikaanse stijl van de late negentiende eeuw. groeiende ongelijkheid de surrealistische opeenhoping van inkomen en vermogen die aan de top van het (financiële) bedrijfsleven heeft plaats gevonden is niet naar de onderkant doorgesijpeld. Integendeel, na een lange periode van afnemende ongelijkheid, gaat de verdeling van inkomen en vermogen nu weer de andere kant op. Niet alleen groeien de boven- en onderkant verder uit elkaar ¬ bijvoorbeeld tussen de voorzitter van de raad van bestuur en de medewerker van een callcenter ¬ de angst voor sociale daling is inmiddels diep doorgedrongen in de middenklasse, niet alleen in de vs, maar ook in Europa. De afstand tussen de top en de redelijk verdienende middengroepen is bovendien onoverbrugbaar geworden. De vraag is hier niet alleen aan de orde of de sterke verrijking aan de top nog een economisch nut dient, maar ook of deze nog wel moreel verantwoord is. Op de Progressive Governance Conferentie van Policy Network en de Noorse vakbeweging in Oslo in mei 2011 presenteerde Harvardhoogleraar Jacob Hacker harde cijfers over de ontwikkelingen in de vs. Sinds de jaren zeventig is het aandeel van het nationaal inkomen vóór belastingen dat naar de rijkste 1% van de Amerikanen gaat verdubbeld, het aandeel van de rijkste 0,1 % meer dan verviervoudigd ¬ van 3% in 1970 naar meer dan 12% in 2007,
67
van wa arde
bestaanszekerheid
Frans Becker Tijd voor tegenwicht het hoogste aandeel sinds de invoering van de inkomstenbelasting in 1913. De Amerikaanse belastingpolitiek speelde daarbij een belangrijke rol. De rijkste vierhonderd huishoudens hebben tussen 1995 en 2005 een belastingverlaging van maat liefst 45% gekregen. Op het Europese continent neemt de nieuwe ongelijkheid nog niet dezelfde gedaante aan, maar de
De weg die na de oorlog open lag voor de vorming van een brede middenklasse loopt uit op een T-kruising
68
tendensen gaan in dezelfde richting. De weg die na de oorlog open lag voor de vorming van een brede middenklasse loopt uit op een T-kruising. Het genoten onderwijs speelt een steeds beslissender rol welke kant men uit kan gaan. Ook in andere opzichten is sprake van buitengewoon onevenwichtige economische groeipatronen. Van fundamenteel belang is dat economische groei niet meer vanzelfsprekend hand in hand gaat met het oplossen van het werkloosheidsvraagstuk. In een Europese kerneconomie als de Duitse bijvoorbeeld, is de werkloosheid sinds de jaren zeventig in drie etappes omhooggegaan, zonder in de intervallen van behoorlijke economische groei naar het oorspronkelijke peil van daarvoor te dalen. De werkgelegenheidssituatie in andere grote eu-landen was al precair, maar is door de crisis dramatisch verslechterd. Het is misleidend om alleen op gemiddelden af te gaan. Sommige sectoren, groepen werknemers of regio’s worden in het bijzonder hard getroffen als gevolg van trends en veranderingen die samenhangen met de internationalisering van markten en de opkomst van nieuwe concurrenten, technologische innovaties en het toenemend belang van kennis in de industrie en de dienstverlening. Zo zijn de activiteiten van de kennisintensieve en op diensten georiënteerde economie s & d 5 / 6 | 20 11
in de afgelopen decennia vooral geconcentreerd in de grote steden. Op wereldschaal heeft zich een nieuwe golf van urbanisatie voorgedaan, waarbij in de stedelijke gebieden aan de ene kant een opeenhoping van enorme rijkdom en macht heeft plaatsgevonden, en aan de andere kant armoede en achterstelling zich hebben geconcentreerd bij met name een laagopgeleide bevolkingsgroep, dikwijls met een migratie-achtergrond. Sommige steden doen het beter dan andere. In het bijzonder de voormalige klassiek-industriële centra hebben moeite om aan te haken bij de nieuwe kennisintensieve en op dienstverlening gerichte economie of om te schakelen op nieuwe maakindustrieën. De noordelijke steden in Engeland, het noord-westen van Frankrijk, Wallonië: wie er doorheen rijdt herkent onmiddellijk het beeld. Nieuwe onevenwichtigheden ontstaan bovendien tussen stad en platteland. private welvaart versus publieke v erantwoordelijkheid Een derde aspect van de onevenwichtigheid in het huidige kapitalisme betreft de verhouding tussen het publieke en het private domein. Voor de financiële sector heeft deze een perverse vorm aangenomen: terwijl de winsten aan private partijen toevloeien, blijken de risico’s te moeten worden gedekt door het publieke domein, dat wil zeggen de belastingbetaler. Wat zich op institutioneel niveau voordoet als een afwenteling van risico, doet zich op individueel niveau bij de financiële elite voor als een gebrek aan publiek verantwoordelijkheidsbesef. Niet alles kan in regels gevat worden, zoals ondernemers terecht vaststellen. Dan mag van de financiële ondernemers ook een publiek verantwoordelijkheidsgevoel worden verwacht. Voor burgers manifesteert zich de spanning tussen het publieke en private domein op een geheel andere wijze. Uit het omvangrijke onderzoeksmateriaal van bijvoorbeeld het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt al enige tijd dat veel burgers zich in de privésfeer redelijk gelukkig
Frans Becker Tijd voor tegenwicht voelen, maar dat ze zich veel minder gerust voelen over de publieke sfeer en dat zij in het bijzonder politieke partijen en politici wantrouwen. Robert Reich heeft deze spanning op een andere manier omschreven en geanalyseerd. Naar zijn mening heeft in de laatste decennia onze rol van burger moeten strijden met die van consument en die van belegger. Uiteindelijk heeft de rol van burger het afgelegd, ook omdat deze onvoldoende mogelijkheden aangereikt heeft gekregen vanuit de politiek en het publieke domein. Per saldo is het, ook na de crisis, voor veel burgers verre van evident dat meer staatsinterventie goed en nuttig is. internationaal leiderschap Op de achtergrond speelt al vanaf de jaren zeventig een rol dat het is gaan ontbreken aan internationaal leiderschap, zowel in interna tionaal-institutionele zin, als in meer ideologische zin. De wortels van het onevenwichtige economische groeipatroon zijn te vinden in de jaren zeventig. Toen immers werd het economisch leiderschap van de vs ondermijnd door de kostbare militaire avonturen in het buitenland, verloor de dollar zijn onbetwiste positie als internationaal betalingsmiddel, kwam een einde aan het Bretton Woods-systeem dat de internationale monetaire verhoudingen vanaf 1944 had gereguleerd en in goede banen had geleid, en kwam een einde aan de naoorlogse internationale economische stabiliteit die de voorwaarden had geschapen voor een ongekende economische groei. Internationaal economisch leiderschap is steeds een cruciale factor geweest voor de stabiliteit van het internationale economische systeem, zoals Charles P. Kindleberger heeft laten zien in zijn analyse van de grote crisis van de jaren dertig. Destijds was het Verenigd Koninkrijk niet meer bij machte om de internationale economische verhoudingen te stabiliseren, terwijl de Verenigde Staten daartoe nog niet in staat en bereid waren, hetgeen een van de belangrijke oorzaken vormde voor de s & d 5 / 6 | 20 11
duur en diepte van de depressie. Het huidige gebrek aan solide economisch leiderschap ¬ nu de vs niet meer in staat zijn de internationale economische verhoudingen in stabiele banen te leiden, en er geen andere economische macht of internationale organisatie in staat is deze rol over te nemen ¬ is een van de oorzaken van de instabiliteit van het huidige tijdperk. De sterk opkomende economieën elders in de wereld (China, Brazilië en andere) zijn bovendien nog onvoldoende vertegenwoordigd in internationale economische beslissings- en overlegfora. Daarbij komt dat de Amerikaanse economie een schuldeneconomie is, een economie die al geruime tijd in het rood staat, een economie die totaal uit balans is. Het is een economie die uitsluitend en alleen kan overleven dankzij de massieve ondersteuning door de ‘bank van China’. De natie als geheel weigert om haar uitgaven aan te passen aan de economische mogelijkheden die de Amerikaanse economie
De wortels van het onevenwichtige economische groeipatroon zijn te vinden in de jaren zeventig heeft. Op de binnenlandse markt is het patroon van overconsumptie of consumptie op krediet direct gerelateerd aan de toenemende ongelijkheid in inkomen en vermogen en de al decennia stagnerende koopkracht van grote delen van de bevolking. De creditcard heeft op grote schaal compensatie geboden voor de reële stagnatie in inkomen. Deze situatie trekt een permanente wissel op de steun van andere economieën, zoals de Chinese, en bergt grote risico’s in zich. De politiek heeft in een tijd van ontbrekend internationaal leiderschap alle ruimte gegeven aan internationale financiële markten en onvoldoende tegenwicht geboden aan het deraillerende financiële systeem ¬ variërend van een veel te groot optimisme over (internationale) liberalisering tot en met een tekortschietend toezicht,
69
van wa arde
bestaanszekerheid
Frans Becker Tijd voor tegenwicht van stuntelige privatiseringen tot onzorgvuldig beheer van de publieke sector. Het vertrouwen moet terugverdiend worden. Wat heeft de sociaaldemocratische traditie daarbij te bieden? de sociaal-democratische traditie De eerste reactie van sociaal-democratische politici voor zover zij aan het roer stonden ten tijde van het uitbreken van de financiële crisis was geïmproviseerd crisismanagement. Maar voor de langere termijn heeft de sociaaldemocratie meer nodig om een geloofwaardig antwoord op de crisis te geven en onze economie beter in balans te brengen. De sociaaldemocratische traditie zal daarvoor moeten worden herontdekt.
Er is een krachtig tegenwicht nodig tegen de centrifugale krachten van onze huidige economie
70
In antwoord op de crisis van de jaren dertig ontstonden de New Deal en de verzorgingsstaat als garantie tegen werkloosheid en weerloosheid van de arbeidende bevolking en als beheersingsmechanisme van conjuncturele schommelingen. Na de crisis van de jaren zeventig en begin jaren tachtig kreeg het neoliberalisme alle ruimte ¬ en werden privatisering, deregulering en liberalisering de toverwoorden voor moderne welvaart. De financiële crisis heeft de grenzen van deze benadering bloot gelegd. Er is een krachtig tegenwicht nodig tegen de centrifugale krachten van onze huidige economie. Daarvoor is een nieuw ontwerp nodig, dat niet is gebaseerd op de klassieke dichotomie van markt en staat ¬ die inmiddels geen van beide hun klassieke kernfuncties goed vervullen ¬ maar op ondernemerschap, duurzaamheid, veerkracht en s & d 5 / 6 | 20 11
goed werk. Daarbij kunnen maatschappelijke initiatieven een belangrijke verbindende en voorbeeldstellende rol vervullen. In de traditie van Morris en Ruskin, Tawney en Sennett, is zo’n ontwerp ook een culturele correctie op het kapitalisme. ‘What matters to a society,’ schreef de Engelse cultuursocialist Richard Tawney al in 1931, ‘is less what it owns than what it is and how it uses its possessions. It is civilized in so far as its conduct is guided by a just appreciation of spiritual ends, in so far as it uses its material resources to promote the dignity and refinement of the individual human beings who compose it.’ Een van de lastigste kwesties is hoe internationale coµrdinatie kan worden georganiseerd, zonder de toch al aangetaste positie van de nationale democratieën verder uit te hollen. Daarvoor bestaan geen simpele oplossingen. Zoals Andrew Gamble schrijft: ‘But if we can avoid relapsing into market fundamentalism or the more extreme forms of national protectionism, and building pragmatically a new system of regulation, a new international framework and a new economy, there is the glimmer of a hope that some positive things may yet be done to lift some of the clouds that lower so threateningly over us, and banish the spectres that haunt us.’ Fundamentele hervorming van het financiële systeem vereist bindende internationale afspraken over re-regulering en ordening in de nationale staten, bijvoorbeeld door scheiding van de risicovolle investeringsbanken en de risico-arme consumentenbanken ¬ een soort herinvoering van de Glass-Steagall Act. Afspraken zouden kunnen worden gemaakt over belasting van kapitaalverkeer, om speculatieve stromen in te dammen, bijvoorbeeld in Europa. Hervorming van internationale instellingen zoals het imf (het doorbreken van het westerse overwicht) en de informele fora is dringend gewenst, zoals bepleit door Tom Wolfe. Kindleberger en Aliber waarschuwden in 2005 voor te groot optimisme ter zake: ‘Regimes work well in quiet times, but something more decisive in the
Frans Becker Tijd voor tegenwicht way of leadership is called for in crisis, and the likelihood of escaping economic and financiel crises in the years ahead seems small.’ Sociaaldemocratische partijen en leiders zouden in ieder geval de handschoen horen op te pakken. Een beroep op internationale regulering kan ook ontaarden in het achterwege laten van regelgeving en voortdurende lankmoedigheid ten opzichte van onverantwoorde speculatieve bewegingen en actoren op nationaal niveau. Daarom moeten nationale staten, waar in ieder geval voorlopig nog de democratische legitimiteit berust, er niet voor terugschrikken ook zelf actie te ondernemen om de uit de hand gelopen financialisering van onze economie een halt toe te roepen door herordening van hun financiële sector. Dat begint ermee de democratische besluitvormingsprocessen te ontdoen van al te grote invloed van de financiële sector en het grote bedrijfsleven, zoals Robert Reich voor de vs voorstelt. gemeenschapsbelangen en c ountervailing power Welke waarden en opvattingen uit de sociaaldemocratische traditie kunnen ons behulpzaam zijn bij het formuleren van een politiekeconomisch alternatief? In de eerste plaats het bevorderen van gemeenschapsbelangen, het corrigeren van ongewenste effecten van het kapitalisme en het bieden van tegenwicht tegen economische belangen. Deze uitgangspunten kregen voor het eerst in de praktijk vorm in de gemeentepolitiek van de sociaal-democraten in het Interbellum, toen zij bijvoorbeeld gezamenlijk met maatschappelijke organisaties als de woningcorporaties optrokken om de desastreuze gevolgen van de urbanisatie voor de arbeidersklasse te bestrijden en de private belangen op de woningmarkt te corrigeren. Na de oorlog werden zij ¬ na een korte periode van meer radicale plannings- en sturingsopvattingen ¬ pleitbezorgers van een gemengde economische orde, waarin de economische dynamiek werd ingebed, gereguleerd en geordend door middel s & d 5 / 6 | 20 11
van overheidsbeleid ¬ en bestaanszekerheid het resultaat werd van een mix van private en publieke beslissingen. Ook in de financële sector heeft de sociaaldemocratie steeds de betekenis van gemeenschapsbelangen en publieke invloed vis-à-vis private winsten en belangen benadrukt. Een kwestie van bijzonder belang vormde in het Interbellum de positie van de centrale Nederlandse bank ¬ destijds Centrale Circulatiebank genoemd, tegenwoordig De Nederlandsche Bank ¬ toen een private instelling. Sociaaldemocraten als Theo van der Waerden meenden dat de gemeenschapsfunctie van de centrale bank niet voldoende gewaarborgd was door staatstoezicht, maar dat deze beheer van gemeenschapswege vergde. Twijfel was er in de jaren dertig aan het beleid en de bekwaamheid van het bankbestuur; kritiek ook op de opzet van de Nederlandsche Bank omdat de prikkel tot winstbejag het dikwijls won van het publieke belang, van het algemeen belang, van de gemeenschap. Onder het ministerschap van de naar de PvdA doorgebroken Lieftinck zou na de Tweede Wereldoorlog de Nederlandsche Bank worden genationaliseerd. In de naoorlogse jaren is in sociaal-democratische kring het uitgangspunt dat banken een nutsfunctie hebben ¬ om betalingsverkeer te garanderen en zorgvuldig met particulier spaargeld om te gaan ¬ op de achtergrond steeds aanwezig geweest. Pas in de jaren tachtig werd de publieke bank ter aarde besteld ¬ de weg van de Gemeentegiro, de Rijkspostspaarbank, de Postchèque- en Girodienst (Postgiro) leidde via de Postbank en de fusie met de nmb uiteindelijk naar de ing en het beëindigen van de nutsbenadering van de bank. Tegenwoordig duikt de opvatting over de nutsfunctie van financiële instellingen binnen de sociaal-democratie opnieuw op: elke burger heeft recht op een bankrekening tegen redelijke voorwaarden, zonder het risico dat hij of zij geld verliest als gevolg van onverantwoorde activiteiten of risicovolle producten van de bank.
71
van wa arde
bestaanszekerheid
Frans Becker Tijd voor tegenwicht Heroprichting van een publieke bank zou deze voorwaarden kunnen garanderen. In dat opzicht kan een publieke bank ook een rol spelen als coutervailing power tegenover de private financiële sector en belangen, door concurrentie te bevorderen en veilige en betrouwbare financiële diensten te verlenen. economische democratie
72
Een belangrijk referentiepunt voor de sociaaldemocratie is steeds het hardnekkig voortbestaan van een ongecontroleerde economische macht geweest, van een gesloten bolwerk van de zakenelite ¬ ondanks fundamentele democratiseringsprocessen in het politieke en juridische domein. Ook toen de verzorgingsstaat voor aanzienlijk meer sociale zekerheid zorgde, bleven deze machtsposities grotendeels in tact. De katholieke vakbondsman Mertens formuleerde in de jaren zeventig scherpe kritiek op de geslotenheid en onevenredige invloed van de zakenelite (destijds daarom ‘de tweehonderd van Mertens’ genoemd). Onderzoek dat naar aanleiding van zijn uitspraak werd gedaan bevestigde het beeld van de Nederlandse zakenelite als een hecht netwerk, waarin bovendien bankiers een centrale positie innamen. Het idee van democratisering van de participatie, zoals al in de jaren vijftig geformuleerd door de Britse Labour-leider en denker Anthony Crossland, sprak ook sociaal-democraten in Nederland aan, onder wie de latere PvdA-leider Joop den Uyl. Open toegang tot en controle op deze economische machtsposities ¬ die immers ook van bredere maatschappelijke en politieke betekenis waren ¬ vormde al deel van zijn programma in de jaren vijftig, maar werden kernissues in de democratiseringsgolf van de jaren zeventig. In het huidige debat over de verstrengeling van financiële belangen en de staat (Robert Reich, Colin Crouch) zijn deze uitgangspunten weer buitengewoon actueel. Ook als het gaat om het denken over democratische verhoudingen in de bedrijfsorganisatie, inclusief de rol van de stakeholders, bestaat s & d 5 / 6 | 20 11
een lange sociaal-democratische traditie, van het in 1920 verschenen Socialisatierapport en het kort daarop door de sdap gepubliceerde rapport Bedrijfsorganisatie en medezeggenschap tot de naoorlogse wbs-rapporten De hervorming van de onderneming uit 1959 en dat van 2001, Ondernemen of overnemen. In deze traditie staat het streven centraal om ondernemerschap te combineren met een volwaardige plaats van de werknemers in de bedrijfsorganisatie enerzijds, met de belangen buiten de onderneming ¬ consumenten, de gemeenschap als geheel ¬ anderzijds. Naast de gemeenschappelijke belangen van ondernemers en werknemers is steeds ook representatie van het bredere gemeenschapsbelang in het ondernemersbestuur gezocht. Deze benadering vormt on-
Nationale staten moeten ook zelf actie ondernemen om de uit de hand gelopen financialisering van onze economie een halt toe te roepen derdeel van een breder concept van wat men het Europese sociaaleconomisch (of Rijnlands) model zou kunnen noemen, waarvan ook een robuuste publieke sector, een betrouwbaar systeem van sociale zekerheid en gematigde inkomensverhoudingen deel uitmaken. Vanzelfsprekend verwerpt deze opvatting een te grote rol van de aandeelhouders, een eenzijdige aandacht voor de aandeelhouderswaarde en een te grote gerichtheid op de kortetermijnbelangen in de onderneming. In het door Policy Network uitgegeven Priorities for a new political economy. Memos to the Left doet Marjorie Kelly van het Tellus Institute in Boston een aantal voorstellen om het eigendom en de bestuurvorm van de onderneming opnieuw te ontwerpen. Enerzijds zou de sociaaldemocratie de huidige corporate governance van de grote ondernemingen moeten hervor-
Frans Becker Tijd voor tegenwicht men, anderzijds zou zij alternatieve vormen van eigendom en bestuur in de praktijk moeten stimuleren en uitproberen. Het coµperatieve model ¬ zoals van de Rabobank ¬ zou daarbij als inspiratiebron kunnen dienen. geordende ruimtelijk-economische ontwikkeling De sociaal-democratie heeft vanaf het begin van haar bestaan gestreefd naar een stads- of gemeentepolitiek die een antwoord kon bieden op het klassekarakter van de stedelijke ordening en de uiterst negatieve gevolgen van de urbanisatie voor de arbeidersbevolking. Volkshuisvesting, volksgezondheid, voedselvoorziening, culturele ontwikkeling, onderwijs: het werden centrale thema’s in een ontwikkelingspolitiek voor de stedelijke arbeidersbevolking ¬ en later voor de stedelijke bevolking tout court. Het is deze traditie van het wethouderssocialisme die ook in de huidige tijd inspiratie kan bieden aan het lokaalpolitieke project van de PvdA. Datzelfde kan gelden voor de opvattingen die de sociaal-democratie expliciet formuleerde in het Plan van de Arbeid over een evenwichtige industrialisatie in heel Nederland, dus ook in de plattelandsgebieden. Na de oorlog werd het stimuleren van de regionale ontwikkeling een van de pijlers van het industrialisatiebeleid. Dat de toen gehanteerde instrumenten niet zonder meer toepasbaar zijn in de huidige economische verhoudingen kan geen alibi zijn om dit vraagstuk eenvoudigweg van de politieke radar te laten verdwijnen. Er zijn nieuwe instrumenten voorhanden ¬ en er zijn mogelijkheden voor een sterkere rol voor het regionale bestuur, zoals het wbs-rapport Een economisch mozaïek. De PvdA en regionale economische politiek uit 2007 heeft laten zien. De verschillen in groeipad en groeipatroon die zich in de eurozone voordoen stellen ons voor een specifiek probleem, omdat de nationale economieën door de gemeenschappelijke munt aan elkaar zijn gekoppeld. Niet alleen ontstaat ernstige wrijving door verschillen in economische en financiële politiek in de verschillende s & d 5 / 6 | 20 11
landen, de verschillen in economische uitgangspositie, structuur en ontwikkelingspatroon zijn ¬ zeker in tijden van tegenspoed ¬ nauwelijks te overbruggen in één muntunie. De huidige reactie om het Europese korset om de eurozone nog wat strakker aan te trekken en dwingender en centralistischer vanuit de Europese commandocentra te werk te gaan is misschien wel begrijpelijk, maar zal op de langere termijn naar mijn stellige overtuiging contraproductief werken. De ernstige weeffout bij het ontstaan van de emu zou op langere termijn beter kunnen worden gecorrigeerd door juist meer ruimte te scheppen voor de verschillende landen en regio’s om op eigen wijze en naar eigen inzicht hun economische ontwikkeling te begeleiden en vorm te geven. het belang van ondernemerschap Vanaf het vroege begin van de sociaal-democratische beweging bestond er in die kring sterke weerzin tegen het arbeidsloze inkomen van aandeelhouders/dividendtrekkers en de overheersing van financiële belangen in de onderneming. De Fabian Essays in Socialism, een product van het hervormingsgezinde socialisme in het laat negentiende-eeuwse Engeland en in 1894 in het Nederlands vertaald door F.M. Wibaut, brengen waardering op voor de kapitalist als ondernemer. Aanvankelijk ‘was de kapitalist een ondernemer, een bestuurder die hard werkte in zijn zaak en die ontving wat de staathuishoudkundigen het “ondernemersloon” hebben genoemd. Zoolang de kapitalist deze taak vervulde mocht men hem op allerlei wijze beperken en belemmeren; doch missen kon men hem niet.’ Met de scheiding van de ondernemersfunctie van die van kapitaalverschaffer ontstaat echter een geheel nieuwe situatie. De directeur van een bedrijf wordt nu door zijn aandeelhouders gedwongen om voor hen de grootst mogelijke dividenden te verdienen. De oude persoonlijke verhouding tussen de arbeider en de meester is verdwenen; er is niets in de plaats gekomen ‘dan een geldelijke band’. De Fabians, die aanzienlijk
73
van wa arde
bestaanszekerheid
Frans Becker Tijd voor tegenwicht
74
meer invloed uitoefenden in de vroege sociaaldemocratische beweging in Nederland dan vaak wordt aangenomen, keerden zich daar krachtig tegen. ‘Het is van belang, op moreele zowel als economische gronden, om duidelijk te maken, dat het openbaar belang in geen enkel opzicht wordt bevorderd door het bestaan eener klasse van nietsdoende rijken. De schatten die hun voorouders te hunnen behoeve hebben verzameld, komen ongetwijfeld de industrie ten nutte voor zoover ze als kapitaal worden aangewend; doch wat zij in weelde en ledigheid verteren in geen kapitaal, en komt aan niets anders ten nutte dan aan hun eigen onnut bestaan’, aldus wordt de econoom Cairnes met instemming aangehaald. Ruim een eeuw later staan ondernemerschap en innovatie weer centraal bij sociaaldemocratisch georiënteerde economen van neo-schumpeteriaanse snit, die niet de markt en marktuitkomsten als het alfa en omega van de economie beschouwen, maar vooral kijken naar wat er in ondernemingen gebeurt en naar de voorwaarden waaronder ondernemerschap en innovatie gedijen. Kuttner en Stiglitz hebben in de vs aandacht gevraagd voor deze benadering, in Nederland kan het werk van onder meer Schenk en Dankbaar tot deze richting worden gerekend. Er vloeit een interessante politieke agenda uit voort ¬ zeker als deze zich op duurzame ontwikkeling richt ¬ die tot nu toe niet tot het PvdA-program is doorgedrongen. Inmiddels ontstaat elders in de Europese sociaal-democratie wel belangstelling voor een politieke economie van (duurzame) innovatie en ondernemerschap. Zelfs industriepolitiek verschijnt weer op de agenda. publieke verantwoordelijkheid De sociaal-democratische traditie in Nederland biedt voldoende aanknopingspunten om opnieuw een eigen, zelfstandige koers uit te zetten. Het idee van een gemengde economie, waarin de productieve krachten van het kapitalisme zijn ingebed en georganiseerd s & d 5 / 6 | 20 11
naar maatstaven van sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid zal opnieuw vorm moeten worden gegeven. Een economische orde waarin ondernemerschap en (duurzame) innovatie hun plaats krijgen, naast democratisch ondernemingsbestuur, een goed geordende en gereguleerde financiële sector, een robuuste publieke sector, een goede werkplek en evenwichtige inkomensverhoudingen. Een economische orde, kortom, waarin meer publieke ethiek heerst. Een dergelijke koers vraagt om moed en verbeeldingskracht. De huidige economische crisis en de onevenwichtigheid waaraan het hedendaagse kapitalisme lijdt vereisen tegenwicht en nieuwe spelregels. Daarvoor zijn politieke en maatschappelijke initiatieven nodig ¬ om ordening, stimulans en checks and balances tot stand te brengen. Een krachtig beroep op publieke verantwoordelijkheid en publieke ethiek ¬ in alle openbaarheid aan de orde gesteld ¬ zou daarvan deel moeten uitmaken. Markten kunnen in een vrije maatschappij niet zonder moraal, zonder een vertrouwensbasis die verankerd is in maatschappelijke omgangsvormen. Bij de hervorming van de verzorgingsstaat en het sociale zekerheidsstelsel wordt in toenemende mate op een publieke ethiek (wederkerigheid, een bijdrage aan de maatschappij leveren, rechten en plichten) een beroep gedaan. Maar de financiële crisis heeft laten zien hoezeer in de zakenelite ¬ de goeden niet te na gesproken ¬ de publieke moraal en de vertrouwensbasis zijn aangetast. Daarom zou een sociaal-democratisch program zich ook moeten richten op bevordering van een publieke ethiek en publieke verantwoording in bredere zin: in het publieke domein zelf, als het om staat en burgerschap gaat; in het maatschappelijk middenveld; in het bedrijfsleven; en in de PvdA. Dit artikel is een bewerking van het paper dat Frans Becker schreef voor de conferentie in Madrid, december 2010, van het door de wbs en Policy Network georganiseerde Amsterdam Process, en is mede gebaseerd op de discussies in de wbs-werkgroep Financiële Crisis.
Frans Becker Tijd voor tegenwicht Literatuur Frans Becker e.a., Een economisch mozaïek. De PvdA en regionale economische politiek, wbs, Amsterdam 2007. Arnoud W.A. Boot, De ontwortelde onderneming. Ondernemingen overgeleverd aan financiers?, Van Gorcum, Assen 2009. Paul Bordewijk, ‘De bank als nutsbedrijf’, in: s&d 2009/9. Colin Crouch, Post-Democracy, Polity Press, Cambridge 2004. Ben Dankbaar, ‘Innovatie en kenniseconomie’, in: Politieke visies op innovatie, Projectbureau Innovatieplatform, Den Haag 2005. Paul Kalma, Links, rechts en de vooruitgang, Mets&Schilt/wbs, Amsterdam 2004 (waaraan het citaat van Tawney is ontleend). E.V.K. FitzGerald e.a., Geld zonder grenzen. Nieuwe regels voor het kapitaalverkeer, wbs, Amsterdam 2000. Andrew Gamble, The Spectre at the Feast. Capitalist Crisis and the Politics of Recession, Palgrave Macmillan, New York 2009. Anton Hemerijck e.a. (eds.), Aftershocks. Economic Crisis and Institutional Choice, Amsterdam University Press, Amsterdam 2009. Barbara Hogenboom e.a., Onderne-
men of overnemen. Corporate governance en de sociaal democratie, wbs, Amsterdam 2001. Donald Kalff, Modern kapitalisme. Alternatieve grondslagen voor grote ondernemingen, Business Contact, Amsterdam/Antwerpen 2009. Robert Kuttner, Everything for Sale. The Virtues and Limits of Markets, University of Chicago Press, Chicago 1997. Egbert Kalse en Daan van Lent, Bankroet. Hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote Depressie stortten, Prometheus, Amsterdam/Rotterdam 2009. Charles P. Kindleberger, The World in Depression 1929-1939, University of California Press, Berkeley/ Los Angeles 1973. Charles P. Kindleberger and Robert Z. Aliber, Manias, Panics and Crashes. A History of Financial Crises, Macmillan Publishers, Basinstoke 2005. Paul Langley, The Everyday Life of Global Finance: Saving and Borrowing in Anglo-America, Oxford University Press, Oxford 2008. Plan van de Arbeid. Rapport van de commissie uit N.V.V. en S.D. A.P., Amsterdam 1935. Priorities for a new political economy: Memos to the left, Policy Network, Londen 2011. Robert B. Reich, Superkapitalisme en
de bedreiging voor onze democratie, Business Contact, Amsterdam/Antwerpen 2007. Socialisme (‘Fabian Essays in Socialism’), vertaald door F.M. Wibaut. Eerste Deel: Grondslagen, Amsterdam 1891. Joseph Stiglitz, Freefall. Free Markets and the Sinking of the Global Economy, Penquin Group, Londen 2010. Menno Tamminga, De uitverkoop van Nederland. Hoe een ondernemend land geveild werd, Prometheus/nrc Boeken, Amsterdam/Rotterdam 2009. J.M. den Uyl, Inzicht en uitzicht. Opstellen over economie en politiek. Met een inleiding van M. van Rossem, Bert Bakker, Amsterdam 1988. Olav Velthuis & Liesbeth Noordegraaf-Eelens, Op naar de volgende crisis! Over het verleidend vermogen van de financiële markt, Klement, Kampen 2009. Th. Van der Waerden, ‘De gemeenschap en het bankwezen. Een pleidooi voor een centrale circulatiebank van overheidswege’, deel 1 en 2, in: De Socialistische Gids, 1934 nr. 4 resp. 5. Martin Wolf, Fixing Global FinanceHow to Curb Financial Crises in the 21ste Century, Yale University Press, New Haven and Londen 2009.
75
s & d 5 / 6 | 20 11