Tien jaar TM in Nederland
14 november 2013
Met dank aan alle deelnemers voor hun bijdrage, enthousiasme en bruisende energie!
Creative commons photo courtesy flickr user Smaku.
Tekst: Jos van der Schot, Van der Schot Tekst & Contex - als tegenprestatie voor een tweedaagse training Transitiemanagement voor zelfstandig professionals (zp-ers); Fotografie: Chantal Bekker, GraphicAlert.; Editing: DRIFT.
1
10 jaar Drift – De transitie begint nu echt De atmosfeer in het Schieblock kan niet minder academisch zijn, maar is mede daardoor geknipt als locatie voor het transitiecongres van Drift. Drift verenigt twee rollen en staat als universitair studieinstituut midden in de vernieuwing en de hernieuwing van de samenleving. En dat is precies wat in het Schieblock gebeurt: een afgeschreven gebouw waar pioniers en creatievelingen elkaar opzoeken en nieuwe dingen uitproberen. In die maatschappelijke beweging past een congres over transitiemanagement. De middag ontvouwt zich als het scharnierpunt tussen het vinden van een vaste plaats op de beleidsagenda, in bedrijfsplannen en in de media enerzijds en het boeken van substantiële resultaten in dagelijkse praktijken anderzijds. Transitie is als begrip gearriveerd, tot en met het verschijnen van transitieterminologie in de Dikke Van Dale. Gelijktijdig dreigt dit succes zich als zelf opgeroepen tegenkracht te manifesteren. Dat risico vraagt ook van de transitiewereld en van Drift een bezinning op de rol, de strategie en de werkwijzen. Hoe dat kan, wordt geleidelijk duidelijk in het openingsverhaal van Driftoprichter Jan Rotmans, een zestal workshops en de slotwoorden van directeur Derk Loorbach.
In en uit het institutioneel moeras Transitiemanagement heeft zich ontwikkeld in een spagaat, aldus Jan Rotmans. Zelf heeft hij altijd moeite gehad met de term transitiemanagement, die hem tot voorganger van de kantelkerk heeft gemaakt: alsof je een maatschappelijke bottom-up beweging top-down zou kunnen en moeten managen. Klaas van Egmond, ooit Rotmans’ baas bij het RIVM, wilde de transitie-inzichten begin jaren negentig het liefst onder de radar houden. Te tegendraads voor het gereguleerde Nederlandse milieubeleid, vond hij. Het feit dat minister Pronk het in het vierde NMP uiteindelijk omarmde en salonfähig maakte, smaakt dan ook dubbel. Zeker toen kort hierna toepassing op vier terreinen in de hoogste divisie van het overheidsbeleid volgde: transitie naar een duurzame energievoorziening, landbouw, mobiliteit en gebruik van biodiversiteit. Het vormde weliswaar de erkenning van de noodzaak en de potentie van verandering, maar de Energietransitie zoog de geplande 600
2
transitie-experimenten direct vast in een institutioneel moeras van regieorganen, stuur- en klankbordgroepen, interdepartementaal overleg en platformsecretarissen. De keuze van een rasregimespeler als voorzitter van het regieorgaan van de energietransitie was daarbij de hardste trap tegen het toch al zere transitiebeen van Jan Rotmans. Gedurende de middag blijkt de haat-liefde verhouding die in de eerste tien jaar van Drifts bestaan met het regime is gegroeid. Een verhouding waar huidig directeur Derk Loorbach de komende tien jaar zijn voordeel mee wil doen. Het is verleidelijk om direct over de zes inhoudelijke sessies van de middag heen te springen naar de slotwoorden van Derk Loorbach, die evenals Rotmans de naam en status van transitiemanagement onder de loep neemt. Hij voert andere meer strategische redenen aan voor zijn mixed feelings. Er is een gevestigd transitieveld ontstaan, met eigen transitietaal, transitieblik en transitiepraktijk, dat een ware transitiehype heeft veroorzaakt. Transitie is uitgegroeid tot een outcast, een elitaire tegenstander van het gangbare. En dat kan zich, juist op dit kantelmoment, ontpoppen tot een handicap. Niet in de laatste plaats omdat deze verheven positie de beweging vatbaar maakt voor misbruik – transitiewashing – en begripsvervaging – de hele wereld is immers in transitie. Loorbach wil, zo blijkt uit zijn slotverhaal, transitie weer terug brengen tot zijn basis: “een proces van versnellende verandering gevolgd door relatieve stabiliteit”. Feitelijk, aldus Loorbach, zijn we nu pas bij de echte transitie aangeland, waar niet alleen de koplopers en experts bij betrokken zijn, maar ook de mainstream wordt geïnfecteerd. Transitie en duurzaamheid zijn de nieuwe norm geworden in plaats van de uitzondering. Daarmee verliezen ze hun elitaire karakter en krijgen hun eigen krachtige dynamiek van onderop (terug). Deze dynamiek verbeelde Rotmans prachtig in een filmpje. De dynamiek van transitie van de eeuwig herhaalde March of the penguins wordt niet bepaald door de pinguïn die roept dat er een andere route mogelijk is. Pas als de nummers twee, drie en volgende zich aansluiten, ontstaat beweging en begint systematische verandering.
Praktijk toont de toekomst De beweging van onderop was volop aanwezig in de workshops die de overgang vormden van Rotmans naar Loorbach én die inspiratie voor de toekomst leverden. Over de volle breedte van de maatschappelijke ontwikkeling onderzochten de aanwezigen de inmiddels rijke praktijk van de transitie. In deze zes domeinen – bouw en gebiedsontwikkeling; circulaire economie; educatie; energie en klimaat; leefbare wijk en stad; en zorg en welzijn – is in de afgelopen tien jaar via de trias transitia oftewel het Wiel van Loorbach – zoeken-leren-experimenteren – veel kennis opgedaan en opgeslagen. Ze formuleren de opdracht aan Drift en de transitiewereld voor de komende tien jaar.
Regimes onder druk Uit de praktijk blijkt om te beginnen dat koplopers het regime daadwerkelijk onder druk zetten. Ze worden daarbij geholpen door de crisis – geldgebrek en bezuinigingsreflexen – door onvrede bij 3
burgers over de tekortschietende overheid, bedrijven en instellingen en door onvolkomenheden die het oude systeem ons nalaat. Een voorbeeld van dat laatste zie je in het domein bouw- en gebiedsontwikkeling, waar aanbodgericht bouwen tot overcapaciteit en leegstand van bedrijfspanden en tot energetisch slechte woningen heeft geleid en daarmee tot verrommeling en waardedaling van de (leef)omgeving. Ook de onvrede is in vele domeinen zichtbaar. In de zorg zien patiënten hun kosten en de bureaucratie groeien terwijl de feitelijke zorg krimpt. En wie zelf zijn energievoorziening schoon wil regelen, voelt vooral tegenwind van overheid en bedrijven. Wie in dergelijke situaties oplossingen biedt kan rekenen op waardering, zowel in de onderstroom als in het regime zelf. Verstarrend regime Het antwoord van het regime is vaak verharding, verstarring en verkramping, waardoor ze de adequate antwoorden op de maatschappelijke vraag schuldig blijven. Zo draait in het domein zorg en welzijn vrijwel alles om geld, besparing, budgetbeheersing en daarmee verschraling van het zorgaanbod. En ondertussen blijft de vraag naar zorg op maat onbeantwoord. Op andere terreinen zie je dat het regime slechts een deel van het antwoord op de gecompliceerde vragen kan geven. Zo kraakt de oude structuur in het domein energie en klimaat zowel door een decentraliseringsdrang als de verduurzamingsnoodzaak. Terwijl van onderop decentraal-duurzaam tot ontwikkeling komt, blijft het antwoord van het regime op zijn best steken bij centraal-duurzaam. Minstens zo vaak kiest het echter voor de belofte van centraal-schoon fossiel met CO2-opslag als dure klimaatoplossing. De minst adaptieve bedrijven blijven zelfs onveranderd bij hun oude model van centraal-fossiel, tot het niet anders meer kan en faillissement letterlijk op de loer ligt. Dat blijkt sneller dan verwacht en de grote regimespelers die moeten afschrijven op hun kolen- en gascentrales roepen de overheid om hulp bij het bestrijden van decentraal-duurzaam.
Van valse naar ware transitie Er ontstaan, kortom, scheuren en betonrot in het oude bouwwerk. Het antwoord van het regime heet verrassend genoeg transitie, maar is dat hoogst zelden. Bedrijven en de overheid kapen de terminologie en verkopen incrementele verandering als een fundamentele omslag. Ze stellen daarmee de pijn uit en vergroten die zelfs door geld te pompen in een slecht functionerende en niet toekomstbestendige praktijk. Die keuze komt vaak niet uit onwil, maar uit onvermogen, constateren deelnemers in de workshop circulaire economie. Ideeën om het nu nog renderende lineaire businessmodel – produceren, verkopen, gebruiken, weggooien – te verlaten en over te stappen op een circulair model, blijven steken bij het recyclen of hergebruiken van afval. Een werkelijk circulair model, dat grondstoffen als asset ziet, dat ontwerpt op hergebruik en dat de klant in plaats van het fysieke product het gebruik ervan aanbiedt, sneuvelt in de kwartaalcijfers en het ontbreken van een alternatief businessmodel.
4
Toch, concludeert Loorbach in zijn toekomstbeeld, is dit ‘misbruik’ door het regime van de transitieretoriek winst. “We kunnen ze helpen om hun transitieaanpak te verbeteren. Zie het als judo, we gebruiken de beweging die bij bedrijven ontstaat om weer een stap verder te komen.” Ook dat komt naar voren in de verschillende workshops op deze middag. Het regime is niet homogeen, blijkt onder andere uit het eerder genoemde energievoorbeeld. Sommige partijen schuiven verder naar de onderstroom en de niches toe dan andere. Dit biedt mogelijkheden. In het domein zorg en welzijn en het domein bouw profiteert Drift daarvan door samen met een aantal grotere en kleinere spelers een stap verder te zetten dan het experiment. Niche- en regimespelers monsteren aan voor een expeditie waarmee ze de mens weer centraal zetten in de zorg en waarmee ze bij 110.000 woningen de energierekening naar €0,- renoveren. Daarmee komen nichespelers met een nieuwe duurzamere praktijk het regime binnen en als extra bonus gaan regimespelers begrijpen hoe de duurzame revolutie van onderop hen een stap verder kan brengen.
Richting en ruimte Maar wat te doen met het institutionele moeras dat de overheid rondom het transitiemodel heeft gelegd. De transitiekunde vraagt van overheid twee dingen: richting en ruimte. De overheid geeft een duidelijke ambitie en richting aan voor de lange termijn en geeft vervolgens maatschappelijke partijen en creatievelingen de ruimte om deze toekomst te realiseren. Deze opgave voor de overheid, zo zeggen deelnemers aan de workshop circulair, is deels vergelijkbaar met de aanpassing die bedrijven en andere instituten te maken hebben. Richting en ruimte geven is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Zo loopt het smart-grid experiment dat de gemeente Lochem uitvoert om de ruimte voor een lokale energiecoöperatie te vergroten, mogelijk aan tegen de wettelijke regels rondom energietarieven. Nu is het bijvoorbeeld niet mogelijk om mensen die energie flexibel kunnen gebruiken op kunnen opslaan in auto’s – volgens Ben Tubben van netbedrijf Liander dé voorwaarde voor doorbraak van decentrale duurzame energie – een aantrekkelijker tarief te rekenen. En dat kan de lokale overheid niet alleen regelen. En er is meer nodig. Zo wijst Irma Bijl van de gemeente Rotterdam in de workshop leefbare wijk en stad op de veelheid aan rollen die de overheid te spelen heeft. Ze moet ruimte geven aan zelforganiserende burgers – zowel de denkers als de doeners – maar ze zal die mensen zelf moeten opsporen, verbinden en ondersteunen. Dat vraagt om meer dan het beschikbaar stellen van financiële middelen; lang niet alle initiatieven hebben geld nodig. De gemeente kan zorgen voor bekendheid en aansluiting op netwerken. Ze komt soms in de rol van mediator bij het oplossen van spanningen die als gevolg van initiatieven kunnen ontstaan. Dat is
5
nogal wat voor een organisatie die komt uit een cultuur van controle en dirigeren, die in de woorden van Jan Rotmans “gewend is namens mensen te denken”. In de Drift projecten voor leefbare wijken zal de regel- en controlereflex van de overheid aandacht blijven houden. We ontkomen er niet aan oude structuren, de organisatie, de juridische basis en de formele procedures open te breken. In het geval van de Rotterdamse deelgemeente Charlois krijgt dat onder meer vorm in een meer output en outcome gestuurde aanbesteding van welzijnstaken. Daarin geeft de overheid richting, de professionals bepalen samen met de buurt de vorm van uitvoering. Een volgende stap is het betrekken van wijkbewoners bij de aanbesteding van welzijnstaken. Transitie én duurzaamheid Ruimte voor transitie garandeert overigens niet dat de júiste transitie ontstaat. In de woorden van Arash Aazami die een nieuwe aanpak van de energiearmoede presenteerde, “Veel van wat we duurzaamheid noemen is lariekoek. In het energiebedrijf waar ik voorheen werkte merkte ik dat vergroting van klantbewustzijn ten koste ging van onze marge, dat meer onafhankelijkheid en eigenaarschap bij de eindverbruiker tot minder omzet leidde.” Het was voor Aazami reden om BAS-energie op te richten, waarin hij vergroting van klantbewustzijn en de onafhankelijke eindgebruiker zo inricht dat met hetzelfde budget werkelijk een lager eindverbruik en duurzame waarde ontstaan. Om de creatie van die duurzame waarde aantrekkelijk te maken is de richtingwijzende rol van de overheid cruciaal. Want dezelfde veranderkracht kan ook onduurzame praktijken ondersteunen. Als de overheid niet stuurt op duurzaamheid kan het toestaan van flexibilisering van de energieprijs, die Tubben vraagt voor de doorbraak van duurzame energie, juist in het voordeel van fossiel uitpakken. Hier zit een belangrijke opdracht die Derk Loorbach zich aantrekt. Niet alleen moeten nieuwe duurzame werkwijzen, producten en organisatievormen op het schild worden gehesen. Minstens zo belangrijk is dat het niet duurzame wordt uitgefaseerd. En dan hebben we het over zaken van een ander kaliber dan de gloeilamp. Als het onduurzame systeem met zijn nu nog financieel profijtelijke onduurzame producten niet geleidelijk verdwijnt, dreigen de twee scenario’s die tijdens de dag alleen in grijs op enkele sheets stonden: versterkte lock-in in het oude systeem of afbraak zonder alternatief. Loorbach denkt dat de “afbraakkunde”, die hiervoor nodig is vele malen meer weerstand oplevert dan de huidige transitiekunde. Maar in die afbraak zit wél grote duurzaamheidswinst.
6
Macht van onderop Dit brengt het transitie-vraagstuk bij de machtsvraag. Loorbach roept op tot anticipatie. Er staan ons schokken, verrassingen en tegenwind te wachten, evenals grote doorbraken en een turbulente dynamiek. Maar bovenal kunnen we rekenen op powerplay, machtsvertoon en een harde politieke strijd. “Die strijd win je niet met naïef idealisme, een roep om leiderschap, het concept van koplopers en de onderstroom, met het introduceren van een duurzaamheidsregime, met het verwaterde begrip duurzaamheid en met voortgaan op de weg van experimenten. Drift ziet het als een van zijn toekomstige thema’s om de kracht van de onderop verder te vergroten om de machtsstrijd op vele niveaus te kunnen voeren. Dat vraagt om nieuwe structuren in de beweging, maar niet in de laatste plaats een transitie van de mens als motor van de transitiebeweging. De Drift-agenda Voor een belangrijk deel vloeit het huidige werk van Drift naadloos over in de agenda voor de komende tien jaar. De workshops lieten de resultaten van de trojka – zoeken, leren, experimenten – zien en de populariteit en verbreding van de transitie. Dat vraagt om een steviger ondergrond. Daarvoor breidt Drift een tweetal werkvelden uit. Naast de meer academische elementen – analyse, probleemstructurering en visieontwikkeling – en de connectie met de onderstroom – experimenten, acties, agendasetting en netwerken – komt er meer aandacht voor directe advisering van bedrijven overheden en instituties over hun rol en mogelijkheden in deze transitietijd. Minstens zo belangrijk is de introductie van de Transition Academy. De experimentele tijd, waarin Drift jaarlijks een aantal zwaar overtekende trainingstrajecten verzorgde, krijgt een vervolg in een nieuw thuis voor onderwijs en training op het gebied van duurzaamheid, transities en sociale innovatie. De Transition Academy biedt professionele training, (post-) academisch onderwijs en innovatieve leertrajecten die zowel inhoudelijk als in vorm tegenwicht geven aan het klassieke onderwijs. Want zolang de academische wereld tegenover een paar honderd neo-liberale economen slechts enkele transitiekundigen aflevert blijven transitie en duurzaamheid ver verwijderd van de nieuwe normaal en moraal.
7