Theologie in Kampen – ontwikkelingen, context, profiel INLEIDING De manier waarop we theologie beoefenen in Kampen, is de afgelopen decennia veranderd. We komen uit een situatie waarin theologie en geloof, universiteit en Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), Bijbel en Bijbelverstaan nauw op elkaar betrokken waren. Op al die terreinen hebben zich veranderingen voltrokken. We zijn ons er meer bewust van geraakt dat theologie en geloof onderscheiden moeten worden. Gereformeerde kerkleden zoeken hun theologische informatie niet alleen in Kampen, en ook de Theologische Universiteit zelf ziet zichzelf meer dan voorheen als een van de spelers in een veel breder theologisch veld. Ook zijn we gaan zien dat we hoe wij de Bijbel verstaan niet automatisch kunnen vereenzelvigen met de tekst van de Bijbel zelf. Deze ontwikkelingen vragen erom zowel terug te kijken als ons te richten op de toekomst. Vooral is belangrijk hoe we onszelf tot deze ontwikkelingen willen verhouden en er, naar de toekomst toe, een positieve rol in willen spelen. Hoe ziet het profiel van theologie aan de Broederweg in Kampen er uit? En welk profiel zou theologie in Kampen moeten hebben? Wat is leidend voor wie we zijn en voor de identiteit van onze Kamper theologie? Deze vragen moeten beantwoord worden, want er moeten ook keuzes worden gemaakt. We kunnen immers als kleine theologische faculteit niet alles doen. Om die keuzes te maken is het behulpzaam te weten hoe het profiel van onze theologiebeoefening er uit ziet. Om een antwoord te formuleren op deze vraag naar het profiel van theologie aan de Broederweg in Kampen, zet ik in deze notitie drie stappen. Welke ontwikkelingen hebben zich de afgelopen jaren allemaal voltrokken, in Kampen, en voor zover relevant, breder in de theologie en in de maatschappij? Daarom zal ik eerst in 1. een overzicht schetsen van ontwikkelingen sinds ongeveer 1989. Vervolgens is de vraag wat de fronten en de uitdagingen zijn waar de theologie op dit moment mee te maken heeft (2). Tenslotte kom ik tot een beschrijving van een profiel van Kamper theologie en geef weer tot welke conclusies bespreking van een eerdere versie van dit stuk geleid heeft (3). Op basis daarvan zou dan naar de toekomst toe geformuleerd kunnen worden wat leidend is in de manier waarop wij theologie beoefenen.
1. ONTWIKKELINGEN 1.1 Organisatorisch Wie terugkijkt op de afgelopen 25 jaar, ziet hoeveel er veranderd is in die periode. In de jaren tachtig kon de Gereformeerde Omroep Vereniging een overigens afgekeurde promotiefilm over Kampen maken, waarin enerzijds Kampen neergezet werd als het Mekka van gereformeerde theologie, en anderzijds studenten weinig persoonlijk spreken over hun geloof. 25 jaar later is de TU een instelling vol dynamiek, waarin de laatste jaren veel in beweging is, maar die als het om wetenschappelijkheid gaat tot nu toe beoordeeld wordt met een voldoende of zwak. Het Rapport van de Verkenningscommisie Godgeleerdheid (Smits 1989), ‘de commissie Oberman’, was een steen in de rustige Kamper vijver. Wie dit rapport nu leest, samen met de rede van Kars Veling ‘Onderzoek en onderwijs aan de Broederweg A.D. 1990’ (Veling 1990) kan niet anders dan constateren dat na dit rapport veel veranderingen in gang zijn gezet. Tegenwoordig spreekt vanzelf wat er in 1989 nog niet was. Er worden alleen hoogleraren benoemd die gepromoveerd zijn. De wetenschappelijke staf is uitgebreid, met aio’s en later met postdocs. Bovendien is er een bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in de context van het 1
Nederlands protestantisme gekomen, en een buitengewone leerstoel Christelijke Identiteit in
Maatschappelijke Praktijken. Wetenschappelijk onderzoek is volgens de missie van de universiteit één van de drie kerntaken geworden (in overeenstemming met de Wet op het Hoger Onderwijs), en heeft structureel een plaats gekregen binnen de universiteit. Dit blijkt uit de vorming van onderzoeksgroepen samen met de Theologische Universiteit Apeldoorn, die elk volgens een onderzoeksprogramma zijn gaan werken. Kamper theologen publiceren in theologische tijdschriften, nationaal en internationaal, waar dit voorheen helemaal niet of nauwelijks gebeurde. Er wordt gewerkt aan het vormen van een onderzoeksgemeenschap, en het besef is doorgebroken dat wetenschap een sociaal gebeuren is waarbij gesprek belangrijk is. Het geïsoleerde karakter van de instelling is afgenomen, doordat aansluiting is gezocht bij NOSTER (Nederlandse Onderzoeksschool voor Theologie en Religiestudies). Internationaal wordt gezocht naar verbreding van het netwerk van de universiteit. Door de tegenwoordig periodiek terugkerende visitaties kunnen we er niet meer omheen dat er kwaliteitseisen gesteld worden aan de kwalificatie ‘universiteit’; het spreekt niet vanzelf dat we een instelling zijn die werkt op wetenschappelijk niveau, maar we moeten dit waarmaken. In het onderwijs zijn de scripties verbonden met het onderzoek van de hoogleraren (niet altijd overigens), en worden de resultaten van afstudeeronderzoeken gepresenteerd in een afstudeervoordracht. Daarnaast is de verhouding met de kerken veranderd. De strategie-notitie Dienstbaar en wendbaar (2009) benoemt de relatie met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) nadrukkelijk. Tegelijk is die relatie veranderd. Ten eerste omdat de kerken zelf veranderd zijn en minder vanzelfsprekend gericht zijn op theologen en op Kamper theologen. Ten tweede omdat de TU veranderd is en breder kijkt dan naar het kerkgenootschap dat eigenaar is van de TU. Het profiel van de TU blijft volgens Dienstbaar en wendbaar gereformeerd, maar er wordt tegelijk ingezet op verbreding van de studentenpopulatie. Ook de gerichtheid op nationale en internationale vakgenoten en op theologisch onderzoek op academisch niveau, maakt dat verder gekeken wordt dan de horizon van kerkelijke dienstverlening. Symptoom van deze ontwikkeling is de verandering van het karakter van de jaarlijkse TU-dag, die niet langer meer een grootschalige toogdag is. Op deze ontwikkeling is ingespeeld door de introductie van AKZ+ en de Permanente Educatie voor Predikanten, waardoor kennis uit Kampen op nieuwe manieren gedeeld wordt met gemeenteleden en predikanten. Ook de oprichting van het praktijkcentrum, waarin Kampen voor onderzoek en dienstverlening samenwerkt met de Gereformeerde Hogeschool (Zwolle) en waarin Centrum G opgaat, speelt mede in op deze ontwikkeling. Tegelijk blijkt bij wetenschappelijke visitaties dat Kampen nog veel kan verbeteren: vooral meer Engelstalige, refereed publicaties; vergroting van de maatschappelijke relevantie buiten de directe kerkelijke context; versterking van de organisatie en aansturing van het onderzoek; uitbouw van het nationale en internationale netwerk, ook buiten de kring van confessioneel gelijkgestemden; moeite blijven doen om te voorkomen dat de kerkelijke binding ten koste gaat van het wetenschappelijke onderzoek. Bovendien is voor buitenstaanders het ontbreken van een inbedding in een grote universiteit, de relatief kleine bezetting, en de vraag naar voldoende Nachwuchs reden tot zorg over de levensvatbaarheid van de TU als onderzoeksinstelling (Research Assessment 2006; Research Assessment 2012; Sarot 2010; Research Review Theology & Religious Studies 2013).
1.2 Theologisch Ook theologisch is er de afgelopen 25 jaar veel veranderd. Vanaf het begin in 1944 richtte de TU zich vooral op de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), waar na 1969 de rust was weergekeerd. Het klimaat van de moderniteit met gesloten fronten, heldere tegenstellingen tussen gereformeerden en vrijzinnigen, thema’s als gezag en autoriteit, en veel aandacht voor vragen verbonden met 2
kennisleer, zekerheid, openbaring en schrift bepaalden de theologie. In 2013 leven we in een plurale wereld, met levensbeschouwelijke pluraliteit en in Nederland een kerk die kleiner wordt. Mondialisering gaat gelijk op met een concentratie op het eigen Nederlandse belang. Laat-moderne en postmoderne tendensen doen zich tegelijk gelden, en de aanwezigheid van radicale islamisten versterkt de allergie voor religie bij een seculiere meerderheid. De kerk verzwakt door interne secularisatie, maar toont ook in een post-christelijke context tegelijk vitaliteit in nieuwe missionaire initiatieven. Structuren uit de tijd van de verzuiling staan nog overeind, maar de helder afgebakende gesloten gereformeerde wereld is verdwenen. Gebleven is de Heer van de kerk, die met zijn Woord en Geest ons leidt naar zijn toekomst. We kunnen er niet meer om heen dat contexten veranderen, en dat theologie-beoefening en context met elkaar verweven zijn. Het gaat te ver om hier alle theologische ontwikkelingen de revue te laten passeren. Ik concentreer me op één ontwikkeling: de gegroeide aandacht voor hermeneutiek. Theologie is een historische activiteit, en in ons verstaan van de Bijbel speelt die historiciteit een rol. In de theologie geven we in onze eigen context antwoord op het Woord van God. Vandaar dat al lang de roep om meer bezinning op hermeneutiek klinkt (bijv. De Bruijne 1994: 69). Op allerlei manieren is aan die oproep gehoor gegeven de laatste jaren. Te denken valt aan de volgende publicaties: a. Bij zijn inauguratie als buitengewoon hoogleraar filosofie maakte Veling duidelijk dat de moderne hermeneutiek en de omgang met de Bijbel vroegen om nieuwe wijsgerige reflectie (Veling 1988). b. Al in 1989 vroeg Trimp er aandacht voor dat we niet alleen met de klank van het woord van God te maken hebben, maar ook met de weerklank die dat woord heeft in ons antwoord dat gegeven wordt naast de tegenstem van de aanvechting (Trimp 1989). c. Van Bruggen heeft het sola scriptura getypeerd als een ‘defensive watch-word’, dat echter geen complete hermeneutiek impliceert (Van Bruggen 1994: 63-83). d. De bundels Filosofie en theologie en Geloven in zekerheid documenteren als eerste hoe het besef van de noodzaak van meer hermeneutisch bewustzijn niet alleen door christelijke filosofen, maar ook door vrijgemaakte hoogleraren theologie gedeeld wordt. En ten tweede vinden we in deze bundels de bewustwording van het moderne karakter van funderingsdenken en de invloed daarvan op ons denken over de Schrift en over zekerheid (Van Bekkum 1997; Van Bekkum 2000). e. De benadering die De Bruijne kiest in de ethiek geeft ruimte voor meer factoren dan Gods geboden alleen: wij moeten het goede ontdekken vanuit de binding aan Christus en in het kader van Gods barmhartigheden. Hij pleit voor een exegese van de werkelijkheid in het licht van Gods werken, die een intersubjectief karakter moet hebben (De Bruijne 2001). f. Haak heeft in Metamorfose het hermeneutische bewustzijn missiologisch verwerkt in een eigen contextualisatie-concept (Haak 2002) g. Op initiatief van Trimp verscheen in 2002 de bundel Woord op schrift, een bundel opstellen over Schriftgezag en hermeneutiek. Hierin pleit De Bruijne voor een eerlijke omgang met metaforen in de Bijbel, voor recht doen aan de eigen wijze waarop de bijbelschrijvers geschiedenis vertellen, en voor de rol van verbeelding in de navolging van Christus (Trimp 2002). h. Gereformeerde theologie vandaag (De Bruijne 2004) maakt de doorwerking van deze wending naar een expliciet hermeneutische vorm van gereformeerde theologie duidelijk voor de opvatting van de theologie als geheel en voor de verschillende vakken. i. In 2005 presenteert De Ruijter in Meewerken met God zijn ontwerp van een gereformeerde praktische theologie: theologie van de praktijk met een dubbel perspectief (theologisch én sociaalwetenschappelijk). Tegelijk streeft hij naar een werkelijk theologische praktische theologie, vanuit een trinitarische benadering en een gereformeerd uitgangspunt, dat de schrift de enige norm is voor theorie en praktijk (De Ruijter 2005). j. Klinker geeft in Als vrouwen het Woord doen (Klinker 2011) een overzicht van de hierboven weergegeven ontwikkeling. Zij schetst deze ontwikkeling in het verlengde van Bavincks positie, als 3
een zoeken naar het recht doen aan de eigen context ‘zonder afbreuk te doen aan het normerende gezag van de gehele Schrift’ (Klinker 2011: 26). k. Diverse dissertaties laten zien hoe deze wending naar de hermeneutiek doorwerkt in het theologisch onderzoek: - Douma vraagt aandacht voor de prediker die in het krachtenveld van de Geest Gods woord tot zich door laat dringen, vanuit noties als meditatie, bevinding en creativiteit (Douma 2000); - Remmelzwaal ontwikkelt een praktijktheorie voor leiderschap waarin hij verschillende bijbelse, theologische en sociaal-wetenschappelijke perspectieven met elkaar combineert (Remmelzwaal 2003); - Schaeffer vergelijkt twee scheppingtheologieën om zo vanuit een theologische visie op schepping in de ethiek de werkelijkheid van het huwelijk te honoreren (Schaeffer 2005); - Burger onderzoekt vanuit een hermeneutisch model de thematiek van ‘zijn in Christus’ vanuit theologie-historisch, Bijbels-theologisch en systematisch-theologisch perspectief (Burger 2008); - Te Velde laat zien hoe in de godsleer methode en inhoud elkaar bepalen en dus in een hermeneutische relatie tot elkaar staan (Te Velde 2010); - Van Bekkum brengt een narratief en historisch perspectief op oudtestamentische geschiedschrijving in gesprek met een archeologisch perspectief en ontwikkelt zo een hermeneutisch model voor het Oude Testament (Van Bekkum 2010); - Van Dusseldorp gebruikt narrativiteit als hermeneutisch paradigma en benut dit voor de homiletiek (Van Dusseldorp 2012); l. Het kerkhistorisch onderzoek, zoals dat zichtbaar wordt in historische dissertaties maar ook in de publicaties van de ADChartas-reeks draagt bij aan het bewustzijn dat gereformeerde en neocalvinistische theologen hun werk deden in hun historische context. Doordat er meer oog is gekomen voor de beperktheid van het eigen perspectief terwijl de overtuiging is gebleven dat Gods Woord krachtig zijn werk doet, is er daarnaast meer openheid gegroeid voor andere perspectieven. Deze openheid uit zich bijvoorbeeld in: a. De organisatie van het congres Levend water, dat uitgemond is in de bundel Levend water (De Boer 2007), waarin het gesprek aangegaan wordt over charismatische vernieuwing. b. De benoeming van Stefan Paas als docent en hoe er omgegaan is met vragen die gesteld zijn naar aanleiding van zijn dissertatie (Paas 1998). Daarin blijkt dat er meer begrip is gekomen voor de manier waarop in andere contexten theologie beoefend wordt. c. Een populair-wetenschappelijke presentatie van de opener werkwijze van de gemeenschappelijke onderzoeksgroep van bijbelwetenschappers van Kampen en Apeldoorn en een verantwoording daarvan ten opzichte van de eerdere gereformeerde bijbelwetenschap (Van Bekkum e.a. 2013).
1.3 Impact Op organisatorisch vlak heeft er, mee onder druk van de visitaties van de overheid, een professionalisering plaatsgevonden van onderwijs en onderzoek. Inhoudelijk theologisch is het historische en hermeneutische bewustzijn gegroeid. Steeds meer worden we één van de theologische instellingen, waar vanuit gereformeerd perspectief theologen worden opgeleid en een bijdrage geleverd aan de theologie. Binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), de traditionele achterban van de TU, worden deze ontwikkelingen verschillend gewaardeerd. Enerzijds worden ze toegejuicht, anderzijds hebben mensen er moeite mee. Tegelijk zijn ook de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in ontwikkeling. Het effect is dat de kerken minder exclusief naar Kampen kijken, en Kampen kijkt minder exclusief naar de kerken. 4
2. UITDAGINGEN EN DILEMMA’S Met welke fronten heeft de theologie te maken, en voor welke uitdagingen en dilemma’s staat de theologie in Nederland? Ten eerste geef ik een overzicht van de verschillende fora waar de theologie mee te maken heeft. Ten tweede volgt een aantal uitdagingen en dilemma’s voor de theologie in Nederland. 2.1 Welk forum? Theologie heeft te maken met verschillende fora, waarop ze zich kan richten voor de vragen waarop ze haar onderzoek richt, voor de verantwoording van haar werkwijze, en voor de publicatie van haar resultaten. Gangbaar is om die fora te onderscheiden: een maatschappelijk forum, een academisch forum en een kerkelijk forum (Tracy 1981; Brinkman 2003). Dalferth onderscheidt nog een vierde forum, het leven met daarin de geleefde religie (Dalferth 2004: 46-47). Wanneer ik me aansluit bij de gangbare driedeling, is het wel belangrijk om te beseffen dat de geleefde religie en de kerk niet samenvallen. Bij de drie genoemde fora spelen soms vergelijkbare ontwikkelingen, die bovendien deels tegenstrijdig zijn. a. Maatschappelijk forum Een eerste belangrijke ontwikkeling is de marginalisering van de christelijke kerken. Charles Taylor wijst erop dat in dit proces niet alleen het ontstaan van geloofwaardige alternatieven een rol spelen, maar ook boosheid en ergernis over fanatisme en dweperij en over andere negatieve ervaringen met het christendom (Taylor 2009, 137, 317, 335, 363-366, 369, 380, 420, 716, 718). De betekenis van het christelijk geloof is in West-Europa sterk afgenomen, zodat we kunnen spreken van een postchristelijk Europa. Bovendien heeft veel traditionele theologische taal heeft haar zeggingskracht in de maatschappij verloren (Ganzevoort 2013, 5-6). Tegelijkertijd is onze taal wel door het christendom gestempeld, wat soms een groot nadeel is. Woorden als ‘offer’ en ‘opoffering’ bijvoorbeeld zijn verbonden geraakt met negatieve connotaties, wat een positief verstaan van de door deze woorden aangeduide zaak in de weg kan staan. Er zijn nieuwe geloofsomstandigheden ontstaan, waarin seculiere, liberale en humanistische levensvormen een factor van betekenis zijn geworden (Taylor 2009, 65). Pluralisering is een tweede belangrijke ontwikkeling in onze maatschappij: er is een groeiende diversiteit van verschillende perspectieven met elk hun verschillende horizon, behorend bij verschillende contexten. Dit kan leiden tot een focus op de eigen groep en regio, tot tribalisering. Tegelijk spelen mondialisering en de moderne communicatiemiddelen (zoals internet en sociale media) hun rol in deze ontwikkeling. Als gevolg hiervan is er in onze maatschappij een zeer divers aanbod van informatie. Mensen laten zich door heel verschillende informatiebronnen informeren. Volgens Charles Taylor heeft deze pluraliteit bedreigend karakter voor iedere overtuiging. ‘Het wederzijds verzwakken van elkaars overtuiging is maximaal geworden’ (Taylor 2009, 417). Als derde wil ik noemen dat we leven in een ‘tijd van onbehagen’, waarin tegelijk veel zinvragen onbeantwoord blijven. Levend met de ‘malaise van de moderniteit’ lopen we aan tegen het probleem dat Taylor omschrijft als ‘de instabiliteit van het omsloten zelf’ (Taylor 2009, 411, 417). Als symptomen van deze probleemconstellatie kan gedacht worden aan de groep niet-religieuze, niet-humanistische Nederlanders die nihilistisch en wantrouwend in het leven staan (Van de Donk e.a. 2006, 180); aan de makkelijke duidelijkheid die het populisme biedt; of aan het veelvuldig voorkomen van depressie, dat gezien kan worden als uitwerking van onze manische tijd (Ypma 2008). 5
Waar mensen het vertrouwen in de grote verhalen verloren zijn, moet ieder voor zich het met zijn eigen kleine verhalen zien te redden. Ten vierde treffen we in onze maatschappij een ambivalente houding tegenover religie. Lange tijd ging men ervan uit dat modernisering leidt tot secularisatie, als gevolg waarvan religie zou verdwijnen. Er lijkt echter sprake van een nieuwe openheid voor allerlei vormen van religie en spiritualiteit. Aan zingeving en rituelen is een blijvende behoefte, en een inmiddels jaarlijks terugkerend mediaspektakel als The Passion krijgt veel aandacht. Ook is religie aanwezig door groepen migranten die vasthouden aan hun eigen religie. Dat creëert een nieuwe vraag naar kennis over geloof, de Bijbel en de rol van het christendom in de Europese cultuur (vgl. Ganzevoort 2013). Enerzijds groeit er dus opnieuw openheid voor de waardevolle rol die religie kan hebben in een samenleving. Anderzijds wordt religie, zeker in monotheïstische vormen, gezien als een bron van spanning en geweld. De blijvende aanwezigheid van religie is niet voor iedereen in Nederland makkelijk te hanteren, zeker na de aanslagen van 11 september 2001 en de moord op Theo van Gogh. Integendeel, er lijkt sprake te zijn van religiestress (Mikkers 2012). Islamitisch of christelijk ‘fundamentalisme’ roept negatieve reacties op, en er is een sterke tendens in de seculiere maatschappij in de richting van ‘een permanente problematisering van de zichtbaarheid van geloof in het publieke domein’ (Schinkel 2011: 343; vgl. Hoogland 2013: 25). Rond thema’s als homoseksualiteit en de positie van de vrouw is er vaak weinig tot geen begrip voor een ‘behoudendchristelijk geluid’. Wanneer het om religie gaat, zijn veel mensen terughoudend om grote woorden te spreken en sterke claims te doen over waarheid. Over wat niet empirisch-wetenschappelijk te bewijzen is, lijkt ieder vooral te kunnen kiezen wat aanspreekt of goed voelt. Tenslotte maakt onze maatschappij deel uit van een wereld die voor grote vragen staat rond vrede, gerechtigheid en duurzaamheid. Wereldwijd willen velen uit een groeiende wereldbevolking graag delen in onze westerse, welvarende manier van leven. Tegelijk zijn de beschikbare hoeveelheden landbouwgrond, energie, schoon water en andere grondstoffen beperkt. Minder aardolie betekent minder brandstof, maar ook minder kunststof, medicijnen en kunstmest. Niet alleen voor brandstof, ook voor kunstmest is onze landbouw afhankelijk van aardolie. Onze voedselzekerheid zou wel eens minder groot kunnen zijn dan we denken. Ons neoliberale kapitalisme leidt tot oneerlijke machtsverhoudingen wereldwijd, tot een oneerlijke verdeling van de beschikbare middelen, en tot een instabiel economisch systeem. b. Academisch forum Binnen de wetenschappen is er sinds de jaren zestig meer oog voor het feit dat wetenschap beoefend wordt binnen een context en een perspectief (vgl. Dalferth 2004: 10-15; Sarot 2006, 148152). Pure objectiviteit bestaat niet, omdat methodes altijd ingebed zijn in gemeenschappen, praktijken, en onderzoeksprogramma’s, waarin belangen en drijfveren een rol spelen. Maatschappelijke, financiële, economische en ook kerkelijke belangen spelen een rol in wetenschappelijk onderzoek. Binnen dit kader is er waardering voor een theologie, ook als die kerkelijk betrokken te werk wil gaan. Tegelijk is een risico dat spreken over waarheid onder druk komt te staan en oog hebben voor perspectieven leidt tot relativisme. Tegen deze aandacht voor perspectieven in gaan andere ontwikkelingen aan de moderne onderzoeksuniversiteit, die elkaar versterken en het de theologie juist moeilijk maken. Ten eerste is er het idee dat goede wetenschap vooruitgang boekt, tot consensus leidt, en (maatschappelijk) relevant moet zijn. Vooral wanneer aan deze voorwaarden voldaan is, worden financiën ter beschikking gesteld voor onderzoek. Vanuit dit aan een natuurwetenschappelijk wetenschapsideaal ontleende idee is gebrek aan overeenstemming binnen de theologie en het gebruik van oude literatuur een veeg teken (Bremmer 2003: 77, 86; Vroom 2003:92-96). Ten tweede wordt ook aan de theologie de eis van neutraliteit gesteld. Wetenschappelijk onderzoek dat blijk geeft van waardeoordelen en religieuze overtuigingen, wordt gezien als niet-acceptabel onderzoek (Bremmer 6
2003; vgl. Sarot 2012, 286-288). Theologen zouden niets zinnigs kunnen zeggen over God, maar alleen over wat mensen geloven (Ganzevoort 2013, 16). Dit leidt ertoe dat theologen zich beperken tot beschrijvend onderzoek, en theologen God veel minder ter sprake brengen dan filosofen. Wie toch vanuit een confessioneel standpunt theologie beoefent, geldt al snel als bevooroordeeld en onwetenschappelijk (Vroom 2003: 96-101).1 Ten derde doet het binnenbrengen van marktdenken, een managementcultuur en de nadruk op economische winstgevendheid de wetenschap in het algemeen en de theologie in het bijzonder geen goed (Ten Hooven 2013). Hoewel er stemmen klinken die wijzen op de negatieve keerzijde hiervan (zie de affaire Stapel), heeft dit nog niet tot een ommekeer geleid. Ten vierde worden deze ontwikkelingen binnen de academische wereld versterkt door de seculiere wind die in de maatschappij waait (Hoogland 2013). Theologische universiteiten zijn in het licht van deze ontwikkelingen extra kwetsbaar. Het is de vraag of de overheid dergelijke expliciet religieuze wetenschappelijke instituten zal blijven financieren (vgl. De Jonge 2000; Bremmer 2003). Ook al is de financiering nu wettelijk verankerd, het is denkbaar dat de overheid in de toekomst de financiering alleen wil voortzetten na inbedding in een seculier plurale universiteit, bijvoorbeeld vanuit een concept van ‘gevulde neutraliteit’ (KNAW 2000, 20-21, 38). Ook is het mogelijk dat de theologie zelf steeds meer een bedreigd bestaan gaat leiden. Veranderingen in de verhouding van kerk en staat (maatschappij) staan niet los van ontwikkelingen in de verhouding van theologie en universiteit. c. Kerkelijk forum In West-Europa en in Nederland worden kerken kleiner, en christenen leven steeds meer in een postchristelijke omgeving. Die wordt enerzijds gekenmerkt door onkunde en ongeïnteresseerdheid als het om het christelijk geloof gaat, dat wordt gezien als een achterhaald fenomeen. Anderzijds biedt onkunde ook nieuwe mogelijkheden om op een nieuwe manier aandacht te vragen voor het goede nieuws van Jezus Christus en het geloof in de drie-enige God. Het kleiner worden en sluiten van kerken kan leiden tot twijfel, ontmoediging en teleurstelling. Tegelijk zien zijn er ook nieuwe ontwikkelingen, die van belang lijken voor de toekomst van het christelijk geloof in Europa. Binnen christelijke gemeenschappen is er invloed vanuit oecumenische, evangelische, charismatische en neo-monastieke bewegingen. Verder verliezen de traditionele kerkelijke instituten aan betekenis en vormen zich nieuwe netwerken rond gemeenschappelijke vormen van spiritualiteit. Binnen de theologie is er de zogenaamde ecclesial turn, die opnieuw aandacht vraagt voor de rol van de kerk en haar liturgie bij het lezen van de Bijbel en de vorming van gelovigen (zie bijv. Paul / Wallet 2012). Deze wending naar de kerk kan zich uiten in nieuwe missionaire initiatieven (Doornenbal 2012), maar ook in een concentratie op de traditionele kerkelijke verkondiging (Dekker 2011). Veranderingen in de positie van christenen binnen de maatschappij gecombineerd met de tendens binnen de theologie richting neutraliteit en een descriptieve benadering leiden binnen de kerken tot nieuwe ideeën over theologie. Vanuit kerken is er het verlangen om grip op de theologie te blijven houden, zodat er ook in de toekomst confessionele theologie beoefend wordt (Molendijk 2007: 18; Vroom 2003, 102). Dit kan de vrijheid van denken binnen het theologisch onderzoek onder druk zetten (Bremmer 2003: 80-81; Van de Brom 2003). Het hoeft niet te verbazen dat er tegenstrijdige stemmen klinken: waar bijvoorbeeld Ganzevoort de zin van confessionele theologie betwijfelt, voert Sarot juist een pleidooi voor theologie die blijvend gevoed wordt door haar kerkelijke verbondenheid en die zich ook richt op een geloofsgemeenschap (Ganzevoort 2013; Sarot 1
Bremmer, die pleit voor neutraal onderzoek, snapt niet hoe het komt dat er tegelijkertijd nauwelijks meer theologen zijn met het statuur van Barth of Bultmann (Bremmer 2003: 86-87). Vroom analyseert haarscherp hoe de eis van neutraliteit leidt tot niet-relevant, slechts beschrijvend theologisch onderzoek. Verder signaleert hij dat het voor filosofen momenteel gemakkelijker is vanuit een standpunt denkend theorieën over God te ontwerpen dan voor theologen (Vroom 2003: 96-101).
7
2012). Daarnaast vraagt de nieuwe post-christelijke situatie om vormen van theologische educatie met een focus op ‘missional leadership’ (Doornenbal 2012). 2.2 Uitdagingen Binnen deze constellatie komen veel nieuwe (en oude) uitdagingen op de theologie in Nederland af. a. Maatschappelijk forum De combinatie van pluralisering en de ingewikkelde verhouding van onze grotendeels postchristelijke samenleving met religie brengt een aantal uitdagingen mee. - Het is een uitdaging om resultaten van theologisch onderzoek te verwoorden op een manier die begrijpelijk is en prikkelt om na te denken over een positieve bijdrage van het christelijk geloof aan onze maatschappij in het verleden, het heden en de toekomst. Dat betekent ten eerste het beschikbaar stellen van goede en zakelijke informatie over godsdienst, de Bijbel en christelijk geloof, en de bijdrage van het christendom aan de cultuur van Europa (vgl. Molendijk 2007: 20; Ganzevoort 2013). Ten tweede is het de uitdaging om zo te informeren dat mensen aan het denken gezet worden over de vraag of het christendom misschien toch niet ouderwets, achterhaald en overbodig is. - De tweede uitdaging is om kritisch te reflecteren op de christelijke aanwezigheid in een postchristelijke samenleving. Het gaat erop dit te doen op een manier die geen nodeloze weerstand oproept, maar wel met overtuiging profetisch getuigt van Jezus Christus en van Gods komende rijk, en van de tegenstelling die bestaat tussen geloof en ongeloof. We worden geconfronteerd met een spanning tussen wat in de ogen van de maatschappij als relevant erkenning kan vinden en het eigen verhaal van de navolging van en gehoorzaamheid aan Christus. In die spanning is het voor de theologie een uitdaging om vanuit het primaat van de verbondenheid met Christus te zoeken naar een ‘tegencultuur’ met praktijken van christen-zijn die wel als waardevol te herkennen zijn door onze naasten in onze huidige maatschappij. - De grote vragen tenslotte die wereldwijd op ons af komen rond pluraliteit, vrede, gerechtigheid en duurzaamheid vragen om een doordenking in theologisch perspectief vanuit de bronnen van het christelijk geloof. Leidend zou daarbij de vraag kunnen zijn wat in die bronnen te benutten is voor een waardevolle bijdrage vanuit christelijk perspectief, op zoek naar antwoorden. Toegespitst op West-Europa betekent dat ook bezinning op de vraag wat leven vanuit de navolging van Christus en gericht op Gods komende rijk betekent met het oog op deze problemen. Hoe kunnen christenen een voorbeeldige bijdrage aan de maatschappij leveren, wanneer onze welvaart minder wordt, sociale voorzieningen onder druk staan, en honger misschien dichterbij is dan we denken? b. Academisch forum De deels tegenstrijdige ontwikkelingen van erkenning van de pluraliteit van perspectieven tegenover het secularistische klimaat leidt voor het forum van de wetenschap tot de volgende uitdagingen voor de theologie. Bij de grote diversiteit aan vakken en benaderingen binnen de theologie is er één centraal dilemma dat op verschillende manieren te verwoorden is. Wie denkt vanuit de keus voor een perspectief, zal deze spanning als volgt verwoorden: moet theologie uitgaan van een neutraal waarnemersperspectief of van een confessioneel deelnemersperspectief? Verbonden met de verschillende fora, is de spanning op formule gebracht als verwetenschappelijking versus verkerkelijking van de theologie. Ook is het mogelijk uit te gaan van wat de theologie moet onderzoeken: zou theologie zich moeten richten op religie (als godsdienstwetenschap) of is theologie christelijke theologie ten dienste van de kerk? Hierbij gaat het ten diepste steeds om het eigene van theologie: wat moet / mag binnen de huidige academische setting gelden als theologie? 8
Deze spanning keert in alle theologische vakken op een voor elk van die vakken kenmerkende manier terug. Belangrijk is de secularisering die Molendijk signaleert: in de praktijk van het onderzoek zou een keus voor een seculier-academische of een kerkelijke setting geen verschil meer maken (De Jonge 2000: 50; Molendijk 2007: 9-10). Sarot wijst erop dat het methodisch atheïsme steeds meer gangbaar is geworden in de literaire, historische en empirische theologische vakken (Sarot 2006, 146-147). Voor wie het neutrale deelnemersperspectief kiest, is de uitdaging te voorkomen dat theologie verzandt in uiteindelijk weinig relevant descriptief onderzoek, en het theologisch karakter van de theologie niet te verliezen zodat er alleen een verzameling gedragswetenschappen, cultuurwetenschappen, litteratuurwetenschappen overblijft (vgl. Adriaanse via Molendijk 2007: 13). Binnen de duplex ordo die aan de Rijksfaculteiten geldt, zal uitgelegd moeten worden waarom een aparte theologische bestudering van Bijbel en kerkgeschiedenis plaats moet vinden binnen een theologische faculteit. Deze vraag geldt ook voor de empirische of praktische theologie, wanneer die slechts uitgaat van een seculier sociaal-wetenschappelijk perspectief. Voor theologie vanuit een deelnemersperspectief is de uitdaging te laten zien dat dit niet leidt tot bevooroordeelde ‘wetenschap’ die geen vrijheid van denken meer overlaat en alleen het eigen gelijk bevestigt (Sarot 2012; vgl. Van de Brom 2003). Belangrijker nog is de positieve uitdaging om te laten zien waarom zeker in de context of discovery in de verschillende theologische vakken de betrokkenheid van het deelnemersperspectief waardevol is voor theologisch onderzoek. (In de context of justification waar een argumentatieve en rationele uiteenzetting van een standpunt gegeven wordt, is het onderscheid tussen beide perspectieven minder groot. Hier wordt immers tussen perspectieven gecommuniceerd.) Het gaat er om te laten zien dat een deelnemersperspectief de onderzoeker niet bij voorbaat als bevooroordeeld diskwalificeert, maar dat diens inhoudelijke betrokkenheid juist een meerwaarde betekent. Hiermee hangt de uitdaging samen om financiering te blijven vinden voor theologisch onderzoek. Hier doet zich een spanning voor tussen onderzoek dat in de ogen van NWO zinvol is en voor financiering in aanmerking komt, en onderzoek dat theologen zelf graag zouden willen doen en dat inhoudelijk-theologisch van karakter is, maar minder goed verkoopt binnen de huidige context. Lukt het om duidelijk te maken waarom kerkelijk gemotiveerd onderzoek thuishoort in een universitaire context en uit publieke middelen gefinancierd moet worden? Naast wat er in het algemeen gezegd is, valt er over de afzonderlijke vakken specifiek nog het volgende te zeggen: - Voor de Bijbelvakken en de kerkgeschiedenis is de uitdaging om zo historisch onderzoek te doen, dat het tot spannende theologische reflectie leiden kan. Verder is in de Bijbelvakken belangrijk op transparante manier te laten zien hoe het leerling-zijn van Jezus als Gods Zoon en als de beloofde Messias van Israël doorwerkt in het bestuderen van Oude en Nieuwe Testament. - Binnen de praktische vakken is allereerste de vraag wat er onderzocht wordt. In hoeverre is bij de keus voor onderzoeksvelden het kerkelijke belang vanuit de opleiding van kerkelijk werkers sturend? Verder is de vraag hoe empirisch onderzoek zich verhoudt tot het deelnemersperspectief: is het mogelijk om vanuit een deelnemersperspectief empirisch onderzoek te doen of blijft er alleen een godsdienstwetenschappelijk perspectief over? En hoe verhouden zich canonieke teksten en theologische overtuigingen over wie God is, over wat het goede nieuws van Jezus Christus inhoudt en impliceert, tot de beschrijving van hoe christenen en andere mensen met religieuze belangstelling daadwerkelijk hun leven vormgeven? - Voor de systematische vakken is de vraag of de grote diversiteit aan confessionele uitgangspunten in de theologie de wetenschappelijke status van deze vakken ondergraaft. Bestaat de systematische theologie als discipline nog wel, vraagt Molendijk, gezien de grote diversiteit aan benaderingen (Molendijk 2007: 10)? De uitdaging voor deze vakken verder is om uit te leggen dat een inhoudelijk theologisch uitgangspunt wel degelijk samen kan gaan met een open wetenschappelijke attitude (vgl. 9
Van den Brom 2003), en om duidelijk te maken dat de aard van een object voor een wetenschap gevolgen heeft voor de invulling van die discipline. Op institutioneel niveau is de uitdaging creatief en innovatief om te gaan met de bestaande veelheid aan theologische instituten. Hier doen zich binnen verschillende contexten verschillende uitdagingen voor. Blijven theologische faculteiten bestaan, of verdwijnt met het wegvallen van de christelijke gemeenschap en het christelijk geloof als samenbindende factor ook de theologie als zelfstandige wetenschap? Op wat voor manier kunnen theologische universiteiten blijven bestaan, of zouden ze moeten verdwijnen (zo De Jonge 2000: 49-50)? Hoe kunnen universiteiten zo vormgeven aan hun theologische faculteiten dat er een gevulde neutraliteit vormgegeven wordt die gastvrij is voor een diversiteit aan kerkelijke instituten die met de faculteit verbonden zijn (Van de Beek 2000 38; Ford 2013)? Voor de wetenschapper zelf is de uitdaging om in de wetenschappelijke ratrace, die een beroep doet op scoringsdrift en geldingsdrang, als goede wetenschapper een vruchtbare bijdrage te leveren aan internationale academische debatten, en tegelijk op een integere en gehoorzame manier volgeling van Jezus Christus te zijn. Het evangelie staat immers haaks op scoringsdrift en geldingsdrang. c. Kerkelijk forum Kerken worden kleiner, maar pakken ook nieuwe kansen en zien nieuwe mogelijkheden. Er is vitaal christelijk leven, juist in een post-christelijke setting. Ook in dit forum ziet de theologie zich voor een aantal uitdagingen geplaatst. - Een hele belangrijke uitdaging is, om de voor theologie vanuit een deelnemersperspectief vitale kerkelijke betrokkenheid zo vorm te geven, dat het een kritisch zoeken naar waarheid over God en zijn goede nieuws niet belemmert door verkeerde gebondenheid aan een achterban. Dat betekent dus niet het opgeven van waarheidsclaims (zo Ganzevoort 2013), maar met nieuw elan en publiek verstaanbaar een wetenschappelijk-kritische bijdrage leveren aan het verstaan van de waarheid over God (vgl. Sarot 2012). - Waar traditionele kerkelijke verbanden verbrokkelen en de vanzelfsprekende verbinding tussen een wetenschappelijk instituut en een kerkverband verandert, is het een uitdaging om zo in de relatie tussen theologie en kerk te investeren, dat er uitwisseling blijft op het niveau van kennis, belangstelling en gebed, afgestudeerden, studenten, en financiële middelen. Het is belangrijk door opbouwende theologische bijdragen te laten zien dat de Universiteit een betrouwbare partner is. - In een veranderende context zijn nieuwe vormen van kerk-zijn een belangrijk terrein van onderzoek. Dit om na te gaan of ze op een goede en verantwoorde manier aansluiten bij zowel Gods Woord als bij de veranderende setting. Uitdaging voor de theologie is om hier niet alleen volgend te zijn, maar ook proactief theologie te ontwikkelen die leidt tot vruchtbare suggesties voor de kerkelijke praktijk. - Een andere uitdaging is om enerzijds de eigen identiteit te borgen, en anderzijds breder dan de beperkte context van het eigen kerkverband met theologie bezig te zijn. Dit vraagt om een heldere visie op theologie vanuit een gereformeerd perspectief, maar bestemd voor in eerste instantie heel christelijk Nederland, en in tweede instantie misschien wel heel Nederland. - Waar een universiteit mensen opleidt die grotendeels in christelijke gemeenschappen actief zullen zijn en daar leidende taken zullen krijgen, is de uitdaging om studenten zo te vormen dat ze niet alleen geworteld zijn in de Bijbel en de kerkelijke traditie, maar ook creatief, vrijmoedig èn geestelijk, vanuit de gezindheid van Christus op kunnen treden in een post-christelijke setting en in een sterk veranderende kerkelijke context. De vraag naar het profiel van afgestudeerde studenten werpt weer ander licht op het profiel van theologie. Welke vorm van theologie, institutioneel ingebed en doorwerkend in een onderwijsprogramma, draagt daadwerkelijk bij aan de vorming van studenten 10
tot zulke voorgangers die in een post-christelijke context vruchtbaar kunnen werken? Het is de uitdaging om theologie zo vorm te geven dat niet alleen een conserverend-conformistisch type voorganger wordt opgeleid, maar ook voorgangers die in missionaire situaties voor kunnen gaan in het ontplooien van nieuwe initiatieven (vgl. Doornenbal 2012: 254, 268-269). 2.3 Uitzicht Door de theologie voor drie verschillende fora te plaatsen, zien we hoe maatschappelijke, wetenschappelijke en kerkelijke belangen elkaar kruisen en op elkaar inwerken. Geen van de drie fora kan voor de theologie doorslaggevend zijn: het zou verkeerd zijn maatschappelijke relevantie, academische standaards of kerkelijke behoeftes leidend te maken. Werkelijke academische vrijheid en echte openheid voor de waarheid kunnen alleen bestaan coram deo, wanneer we beseffen dat er boven ons nog een forum is. Ook dat brengt een uitdaging met zich mee: theologie te beoefenen in het besef dat ons verstaan beperkt is, de zonde ons bij het verstaan van de waarheid in de weg staat, maar dat tegelijkertijd God zich in Christus verlossend openbaart en door zijn Geest in de waarheid leidt; en theologie te beoefenen gericht op de komst van Gods rijk, op het doen van Gods wil, en op de heiliging van Gods naam. Een secularistisch klimaat om ons heen mag ons er niet van weerhouden om die God in de theologie steeds als eerste voor ogen te houden.
3. PROFIEL De uiteenlopende fora waar de theologie mee te maken heeft – maatschappij, wetenschap en kerk – brengen zo elk hun uitdagingen met zich mee waarop in de diverse Nederlandse theologische instituten op een verschillende manier gereageerd wordt. Hoe willen we in Kampen vormgeven aan theologie en hoe gaan wij de uitdagingen aan die vanuit verschillende richtingen op ons af komen? Daarbij zullen we keuzes moeten maken om zo aan ons profiel vorm te geven: - wat doen we zelf? - wat doen we samen met anderen? - wat doen we niet? Om goede keuzes te maken is het belangrijk te zien waar we sterk in zijn en wat past, maar ook waar we slecht in zijn. En we kunnen niet alles: we zijn ons bewust geworden dat wij niet het Mekka zijn van de gereformeerde theologie, maar een relatief kleine, op zichzelf staande theologische instelling waar we vanuit gereformeerd perspectief onze bijdrage leveren aan de theologie in Nederland en in de wereld. Daarom zal ik eerst de Kamper theologie zoals die sinds 1854 vorm gekregen heeft typeren. Daarna staat de vraag centraal op welke manier we voor de fora waar we staan uitdagingen kunnen oppakken om zo ons Kamper profiel verder vorm te geven. 3.1 Kamper theologie sinds 1854 Daarom eerst: wat typeert de Kamper theologie zoals die sinds 1854 vorm gekregen heeft (zie Barkema 2007; De Bruijne 1994; Van der Schee 2008; Trimp 1971; Veenhof 1959)? De volgende typeringen zijn op de Kamper theologie van toepassing: - Confessioneel: vanuit de negentiende eeuw en vanuit de jaren zestig kent Kampen een loyale binding aan de drie formulieren van eenheid. Het confessionele perspectief kleurt de omgang met de Bijbel. Hoewel er verschillen zijn in de rol die aan deze confessies gegeven wordt, is de verbondenheid met deze teksten een continu gegeven. Kamper theologie is theologie in het perspectief van de drie formulieren van eenheid. 11
- Gericht op de Bijbel als Woord van God: belangrijker dan de confessies is de Bijbel zelf. Kampen heeft een sterke exegetische traditie. In veel publicaties vinden we een direct en onbekommerd beroep op de Bijbel. Tijdens de opkomst van het neocalvinisme ontwikkelde zich ook in Kampen een gereformeerde Bijbelwetenschap, die historisch geïnteresseerd was maar een alternatief wilde zijn voor de historisch-kritische Bijbelwetenschap. - Neiging tot hermeneutische naïviteit: de onbekommerde nadruk op duidelijke en heldere Bijbeluitleg is niet altijd samengegaan met historisch en hermeneutisch bewustzijn. Onder invloed van de heilshistorische beweging is er wel aandacht voor de historische context van Bijbelteksten, maar reflectie op de eigen historische gesitueerdheid is minder ontwikkeld. Herman Bavinck vormt hierop een positieve uitzondering. Pas recent is een groter hermeneutisch bewustzijn zich aan het ontwikkelen. - Heilshistorische interesse: in de negentiende eeuw heeft de worsteling met een door de verkiezingsleer gedomineerde theologie geleid tot een nadruk op de historische ontwikkeling van schepping, val, verbond en verlossing, bijv. bij Helenius de Cock. In de twintigste eeuw is de heilshistorische tendens in Kampen opnieuw opgepakt en is ervoor gepleit om de heilsgeschiedenis niet alleen in de prediking, maar ook in de dogmatiek funderend in plaats van illustrerend te laten zijn (Holwerda 1953: 88, 94). Later bij Van Bruggen kreeg dit vorm in een sterk historisch geïnteresseerde Bijbelwetenschap. Bij De Bruijne wordt deze heilshistorische benadering narratief geduid en zo voortgezet (De Bruijne 2002: 194 214-216). - Vrijheid van exegese: tegenover de dogmatiek is steeds de vrijheid van exegese benadrukt. Enerzijds kon dit leiden tot anti-theologie of vrije exegese die voor de draaideur van de dogmatiek bleef staan, en niet dogmatisch vruchtbaar gemaakt werd. Anderzijds was er wel steeds het verlangen om de dogmatiek te vernieuwen vanuit de exegese. - Belang van het deelnemersperspectief: in de worsteling met een verkiezingsleer die de theologie en de vroomheid domineert, is een terugkerend thema of het perspectief van de deelnemende gelovige die gedoopt is en daar Gods belofte ontvangen heeft, wel tot zijn recht komt. Het recht doen aan de geloofspraktijk en aan de verkondiging van het evangelie is een belangrijk motief tegenover dogmatische systemen die de levende omgang met God in het verbond blokkeren. - Kerkelijk betrokken: Kampen als kerkelijk instituut heeft altijd een grote betrokkenheid gehad op de gereformeerde kerken. Hoogleraren zijn allemaal predikant geweest en preken nog regelmatig. Populariserende publicaties zijn belangrijk. Kerkelijke relevantie en betrokkenheid op kerkelijke polemiek worden in Kampen hoog gewaardeerd. In de theologie van na de vrijmaking zit een aanzet tot gemeenschapsdenken, die in de recente periode vorm krijgt een gereformeerde variant van de ecclesial turn (Van Bekkum 2013). - Eigen betrokkenheid op de bredere cultuur: Kampen is een instituut dat gedragen wordt door een kerk die in Nederland een minderheid vormt en niet is ingebed in een bredere academische setting. De betrokkenheid op de bredere cultuur verschilt in Kampen zowel van een hervormde opstelling gericht op de vaderlandse kerk als drager van de Nederlandse cultuur als van een bevindelijke of evangelische opstelling die minder op de een eigen bijdrage aan de cultuur gericht is. Binnen een plurale samenleving maakt Kampen deel uit van een gereformeerde minderheid die wel een positieve bijdrage wil leveren aan de Nederlandse samenleving. Reflectie op de verhouding van kerk en wereld vindt plaats in het kader van wat voor de eigen gereformeerde achterban en haar opstelling belangrijk is. - Oriëntatie op de gereformeerde traditie: de Kamper traditie bestaat pas sinds 1854 en staat daardoor niet in ononderbroken continuïteit met de gereformeerde academische traditie. Het besef bij die gereformeerde traditie te horen wordt wel gekoesterd. Het krijgt vorm in een eigen negentiende en twintigste eeuws corpus aan Nederlandse gereformeerde literatuur waaraan gerefereerd wordt. Studie van het neocalvinisme is recent hiervan een onderdeel geworden. 12
Daarnaast is er vanouds een oriëntatie op Calvijn, en mee onder invloed van Trimp aandacht voor Luther. Kamper theologie is theologie vanuit een deelnemersperspectief, sterk betrokken op de Bijbel, de Gereformeerde confessies, en op een kerkelijke gemeenschap die binnen de Nederlandse samenleving altijd een minderheid vormde. Afhankelijk van de mate waarin er oog is voor andere perspectieven, kunnen deze kenmerken tot een sterkte en een zwakte worden. De oriëntatie op de Bijbel kan leiden tot frisse exegese en vernieuwing van de dogmatiek, maar ook tot biblicisme en hermeneutische naïviteit. Het confessionele karakter geeft inhoudelijke continuïteit met de traditie, maar kan de openheid van denken ook in de weg staan. De verbondenheid op de kerk maakt dat de theologie sterk verworteld is in het leven van het geloof, maar heeft als keerzijde het risico van een te beperkte, intern gerichte blik. Oog houden voor het andere perspectieven en zo onze eigen tegenspraak organiseren is belangrijk om helpen voorkomen dat sterke punten veranderen in een valkuil. Hoe gaan we vanuit deze positie in de eenentwintigste eeuw de uitdaging aan, om op een inspirerende manier gereformeerde theologie te beoefenen? 3.2 Profiel van Kamper theologie in de eenentwintigste eeuw: ‘verbindt Bijbel en leven’ a. Maatschappelijk forum Kampen en de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) hebben altijd vanuit een minderheidspositie gefunctioneerd, anders dan de theologische faculteiten aan de universiteiten en de Nederlandshervormde kerk. Dat kan een voorsprong geven bij het inspelen op onze plurale netwerksamenleving (Van Bekkum 2013). De uitdaging voor Kampen is om van een op de eigen zuil gericht instituut te veranderen in een instituut dat met evenveel overtuiging en helderheid zich richt op een christelijke missionaire minderheid in Nederland. Onze neocalvinistische traditie, de meer recente eigen versie van de ecclesial turn, en de vorming van de missionaire master maken dat Kampen hier een goede uitgangspositie heeft. Kampen kan zich toeleggen op het stimuleren van missionair elan in gereformeerd en christelijk Nederland: een vitale, tot denken prikkelende tegencultuur. Dit kan door studie te maken van de context en ons proactief te richten op eigentijdse verstaanbare theologie, zowel wat betreft de verwoording en doordenking van het geloof als vormen van gemeente-zijn. Dit betekent dat Kampen zich enerzijds minder alleen richt op de eigen zuil: verstaanbaarheid binnen de Nederlandse samenleving is van groot belang. Ook theologische teksten moeten op hun verstaanbaarheid buiten de christelijke context bevraagd worden. Tegelijk blijft Kampen werken vanuit een (neocalvinistische) minderheidsstrategie: het gaat erom een christelijke minderheid toe te rusten voor hun presentie in de maatschappij. b. Academisch forum Waar in onze maatschappij de herinnering vervaagd is aan het ontstaan van universiteiten ter wille van de opleiding van priesters en dominees – in Europa cultuur-dragende figuren, en er juist een secularistisch beeld van wetenschap dominant geworden is, bestaat een blijvende spanning tussen kerk en wetenschap. Die spanning gaat zelfs al verder terug op een spanning tussen monastieke en scholastieke (academische) theologie (Bayer 1994: 27-31). Met die spanning zullen we moeten leven, zolang we universiteit willen blijven. Wel ligt het voor de hand dat we aan de TU bewaken dat onze loyaliteit bij Christus ligt en bij het lichaam van Christus dat door de Geest geleid op weg is naar het koninkrijk van God. Het gaat ons er niet om de wetenschap te dienen, maar ook niet om het conserveren van kerkelijke gegevenheden. Dit betekent ten eerste dat we present zijn in internationale academische circuits, om daar vrijmoedig het gesprek aan te gaan met andere perspectieven. Dit gesprek kunnen we aangaan, 13
omdat ieder perspectief zicht heeft op dezelfde teksten en dezelfde empirische werkelijkheid. Ook als er verschillen zijn op het vlak van overtuigingen over achtergrondgegevens en regulerende overtuigingen, is met iedereen gesprek mogelijk op het vlak van overtuigingen over gegevens (vgl. Wolterstorff 1993: 48-53).2 Het onderscheid tussen structuur en richting, dat binnen de Reformatorische Wijsbegeerte gebruikt wordt, is hier behulpzaam: ook bij verschil van levensbeschouwelijke richting hebben we in al onze perspectieven te maken met dezelfde structuren die we in de werkelijkheid aantreffen (Van Woudenberg 1992: 38). De uitdaging is om vanuit een gesprek over gegevens en werkelijkheidsstructuren het belang van een theologisch deelnemersperspectief te laten zien en dat belang in een academische setting met overtuigingskracht naar voren te brengen (vgl. Sarot 2012). Het is redelijk te verwachten dat financiering van theologisch interessant onderzoek vanuit deelnemersperspectief in de toekomst problematisch gaat worden, in elk geval van de kant van NWO en de overheid. Tekenend is dat in het kader van het NWO-programma ‘Religie in de moderne samenleving’ recent geen financiering is toegekend aan projecten vanuit christelijk theologisch perspectief. Daarom is het goed dat we ons voor dergelijk onderzoek bezinnen op alternatieve geldstromen en werken aan het opbouwen van fondsen. Kamper theologen doen mee in een wetenschappelijke ratrace, waarin heel andere waarden belangrijk zijn dan in het evangelie. Dat vraagt om bezinning op de vraag hoe gelijkvormigheid aan Christus nagestreefd kan worden door academische theologen. De verbondenheid met Christus relativeert tegelijk de deelname aan het wetenschappelijk circuit. Hier vinden we de geestelijke voeding om vanuit de christelijke vrijheid mee te doen in de wetenschap. Tegelijk staan we voor de uitdaging om samen een gemeenschap te vormen waarin geestelijke eenheid zichtbaar wordt, en zo de grootheid van God. Kerkelijke participatie en betrokkenheid op elkaar binnen de universiteitsgemeenschap zijn daarom typisch voor het profiel van theologie in Kampen. De vestiging van de universiteit in Kampen is een kans om academische theologie te beoefenen met een monastiek vleugje. c. Kerkelijk forum Kamper theologie is kerkelijk betrokken theologie en die kerkelijke betrokkenheid moet blijven. Tegelijk moet deze ook opnieuw vorm krijgen. Ten eerste is het belangrijk om ons bewust te zijn van het verschil tussen christelijk geloof (een eerste orde-activiteit) en theologie als reflectie op het leven van het geloof (een tweede ordeactiviteit). Gemeentes hoeven niet bij alles wat er in de theologie gebeurt betrokken te worden, om bijvoorbeeld meegezogen te worden in theologische polemieken. Theologie is een activiteit van kritische reflectie met een relatief zelfstandig karakter ten opzichte van het geleefde leven van het geloof. Dat biedt ruimte voor nieuwe doordenking en voor goed doordachte voorstellen voor het innovatief met theologie bezig zijn. Theologie doet meer dan het verdedigen van een bekende waarheid. Theologie doordenkt ook oude en nieuwe vragen in nieuwe situaties opnieuw, vanuit nieuwe vragen en problemen. Theologie zoekt ook in nieuwe maatschappelijke situaties naar nieuwe vormen van kerk-zijn. Helderder onderscheiden tussen geloof en theologie creëert ruimte daarvoor. Ten tweede maakt de veranderde academische context dat Kamper theologen zich niet meer zoals in het verleden kunnen onttrekken aan het academische circuit. Congresdeelname en publicatie van peer reviewed artikelen is noodzakelijk is van waarde voor de ontwikkeling van de theologie. 2
Volgens Wolterstorff hebben overtuigingen minstens drie functies. Hij onderscheidt overtuigingen over achtergrondgegevens (overtuigingen die als onproblematisch beschouwd worden maar op de achtergrond wel doorwerken in een perspectief), regulerende overtuigingen (overtuigingen over welk soort opvattingen en theorieën iemand aanvaardbaar acht) en overtuigingen over gegevens (overtuigingen over de daadwerkelijke uitkomsten van een onderzoek).
14
Ten derde zal er steeds minder een vanzelfsprekende verbinding zijn tussen Kamper theologen en de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Dat creëert nieuwe mogelijkheden en plaatst voor nieuwe uitdagingen. Gelovigen die belang hebben bij resultaten van Kamper theologie, bevinden zich ook buiten deze (en andere) kerken, terwijl Kampen slechts één van de plaatsen in de wereld is waar theologie beoefend wordt. Dat er ook buiten Kampen mensen zich op een inspirerende manier met theologie bezig houden, biedt overigens ook de gelegenheid om niet alles zelf te willen doen, maar te verwijzen naar goed werk dat door anderen verricht is en waar mogelijk uitgevers te stimuleren tot het vertalen van niet-Nederlandse theologie. Kamper theologen zullen met hun populariserende publicaties het contact met hun achterban levend moeten houden, maar dan wel zo dat ook andere geïnteresseerden ingesloten worden. Ook studenten en afgestudeerden spelen in dit contact een grote rol. Waar de contacten tussen de TU en onze achterban niet meer vanzelf spreekt, zullen we hierin actief moeten investeren. 3.3 Communicatie Kamper theologen werken dus voor drie verschillende fora en communiceren op drie verschillende manieren: gericht op een maatschappij waar steeds minder kennis van het christelijk geloof aanwezig is, op de wetenschappelijke peers, en op meer of minder kerkelijk betrokken christenen in Nederland, vooral van gereformeerde signatuur. De uitdaging is om zo creatief mogelijk steeds meerdere vliegen in één klap te slaan en hetzelfde materiaal op meerdere manieren te benutten. Daarnaast is het spannend om te proberen te bereiken dat traditionele christenen oog krijgen voor de waarde van nieuwe initiatieven, of door ook op niet-christelijke Nederlanders gerichte publicaties christenen opnieuw de ogen te openen voor hun eigen God. Maar het belangrijkste zal zijn dat onze communicatie doortrokken is van een christelijke vrijmoedigheid, om Bijbel en leven te verbinden in de ontspannen rust dat in Christus niets te vergeefs is. 3.4 Gezamenlijke gedachtevorming en richtingbepaling Bespreking van een eerdere versie van deze notitie op 27 augustus met het wetenschappelijk personeel heeft geleid tot een de volgende gezamenlijke gedachtevorming over wat dit betekent voor hoe we in Kampen de theologie vorm willen geven: 1. De TU Kampen staat als primair kerkelijke en confessionele opleiding voor een vorm van theologie die meer gericht is op daadwerkelijk theologische stellingnames dan op vergelijkend en beschrijvend onderzoek. Dit echter wel met een open oog voor de werkelijkheid en bereid verantwoording af te leggen op uiteenlopende fora. 2. De TU Kampen moet de lijn van een heilshistorisch-narratieve benadering van verstaan van bronnen, geloofsvoorstellingen en praktijken voortzetten. 3. Het karakter van de TU Kampen noopt tot eigen accenten in de academische normering van het wetenschappelijk personeel, waarin het ‘tellen en meten’ wordt gerelativeerd en een zwaarder accent ligt op vakwetenschappelijke publicaties en kennisvalorisatie. 4. Het eigene van de kracht van de Kamper theologie als een Bijbels-theologische en op de kerkelijke praktijk gerichte vorm van klassieke theologie vormt het primaire uitgangspunt bij de positionering van de TU Kampen in doorgaande herverkaveling van theologisch Nederland. Voor de uiteenlopende vakgebieden betekent dit het volgende:
15
5. Het onderwijs in de talen is van blijvend belang en mag niet verder worden uitgekleed. Het talenonderwijs is een belangrijke voorwaarde voor het theologisch onderwijs en voor zorgvuldig leren lezen van teksten. 6. De Bijbelvakken worden gericht ingezet ter versterking van het Bijbels-theologisch en heilshistorisch-narratieve profiel van de TU. Daarbij moet er wel op worden gelet dat dit niet ten koste gaat van het ambacht van de exegese. De vraag in hoeverre onderzoek dat meer beschrijvend en minder direct theologisch is hierin past, wordt per geval beoordeeld en getoetst vanuit het onderzoeksprogramma. 7. Het primaire accent aan de TU Kampen ligt op een Bijbels-theologisch georiënteerde vorm van systematische theologie. De instelling is klein, deze vorm ligt dichter tegen de eigen profilering aan en staat dichter bij de praktijk. Bovendien bevordert ze een betere samenwerking tussen exegeten en systematici. Hierbij is vertrouwdheid met andere varianten van systematische theologie wel van groot belang. Godsdienstfilosofie draagt bij aan een verstaanbare systematische theologie en scholastiek verschaft de eigen traditie een katholiek karakter. 8. Binnen een hermeneutische benadering van de systematische theologie ligt het voor de hand de symboliek over te hevelen naar de systematische theologie. Meer aandacht voor symboliek in de opleiding als geheel is belangrijk, bijvoorbeeld in de catechetiek en mystagogiek. 9. Wat betreft de historische vakken is het van belang onderscheid te maken tussen onderzoek en onderwijs. Het onderwijs kan gestuurd worden door interesse in het verstaan van de historische ontwikkelingen die hebben geleid tot de huidige situatie. Het primaire doel is historische vorming door het aanreiken van een ander. Het kan niet zo zijn dat hele collegeblokken worden gedomineerd door specifiek onderzoek. Tegelijk is het een verarming als vanuit de strategische positie van de universiteit bepaalde gebieden bij voorbaat worden uitgesloten. Het gaat erom te voorkomen dat er geïsoleerd onderzoek plaatsvindt. Maar dat moet worden georganiseerd in de vorm van onderling overleg, niet volgens het delegatiemodel. In die vorm kan puur descriptief historisch-theologisch onderzoek plaatsvinden. 10. Op het gebied van empirisch onderzoek in de praktische theologie moet de TU inzetten op het verwerven van expertise die minimaal nodig is om zelf serieus onderzoek te verrichten, juist binnen de eigen achterban. Kamper theologen moeten zelf kwalitatief onderzoek kunnen doen. Bij kwantitatief onderzoek ligt samenwerking met anderen meer voor de hand. Theologisch ligt de nadruk vooral op het stellen van conceptuele kaders en verwerken en interpreteren van resultaten van empirisch onderzoek. 11. Ethiek en spiritualiteit concentreren zich vooral op het schetsen van het kader waarbinnen christenen zich bewegen en de vorming van christenen daarin te handelen. Tegelijk kunnen theologen in Kampen niet om de grote maatschappelijke vragen heen. Kampen moet toerusten tot vormen van de gemeente en tot herkenbare presentie van christenen. Dat is altijd contextueel bepaald. 12. Door de huidige ontkerkelijkte context is het accent in de missiologie verschoven van de nietwesterse naar de westerse context. Het is zaak binnen dit model op de juiste manier recht te doen aan de beleving van een ‘glocale’ wereld. Verbinding met de post-westerse wereld is noodzakelijk voor het bedrijven van actuele theologie. Hans Burger, november 2013
LITERATUUR Barkema, R., Nee tegen Karl Barth? Een historisch-theologische terugblik (Ad Chartasreeks 12), Barneveld: De Vuurbaak 2007
16
Bayer, O., Theologie (Handbuch Systematischer Theologie 1), Gütersloh: Gütersloher Verlagshaus 1994 Beek, A. van de, ‘Tijd voor bezinning: Taak en toekomst van de systematische theologie’, in in Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW), De toekomst van de theologie in Nederland (Verkenningen 3), Amsterdam: KNAW, 2000, 2944 Bekkum, K. van, From Conquest to Coexistence. Ideology and Antiquarian Intent in the Historiography of Israel's Settlement in Canaan, s.l.: s.n., 2010 —, ‘Het leven is stukwerk’, Lezing gehouden bij de presentatie van het boek De doorgaande revolutie 1 maart 2013 (gezien op 17 mei 2013) Bekkum, K. van e.a., Filosofie en theologie: een gesprek tussen christen-filosofen en theologen, Amsterdam: Buijten en Schipperheijn 1997 Bekkum, K. van e.a. (red.), Nieuwe en oude dingen. Schatgraven in de Schrift (Apeldoornse Studies, 62; TU-Bezinningsreeks, 13), Barneveld: Vuurbaak 2013 Bekkum, K. van, Rouw, M.A. (red.), Geloven in zekerheid? Gereformeerd geloven in een postmoderne tijd (TUBezinningsreeks 1), Barneveld: De Vuurbaak, 2000 Boer, E.A. de (red.), Levend water: gereformeerd debat over charismatische vernieuwing (TU-Bezinningsreeks 5), Barneveld: De Vuurbaak, 2007 Bremmer, J.N., ‘Confessional Theology and Academic Freedom’, in Brinkman, M.E. e.a. (eds.), Theology between Church, University, and Society (STAR 6), Assen: Van Gorcum 2003, 77-87 Brinkman, M.E. e.a. (Eds.), Theology between Church, University, and Society (STAR 6), Assen: Van Gorcum 2003 Brom, L.J. van den, ‘Freedom of Theology and the Bounds of the Church’, in Brinkman, M.E. e.a. (Eds.), Theology between Church, University, and Society (STAR 6), Assen: Van Gorcum 2003, 36-46 Bruggen, J. van, ‘The Authority of Scripture as a Presupposition in Reformed Theology’, in Batteau, J.M. e.a., The Vitality of th
Reformed Theology: Proceedings of the International Theological Congress June 20-24 1994 Noordwijkerhout the Netherlands, Kampen: Kok, 1994, 63-83 Bruijne, A.L.Th. de, ‘Een reis met uitzicht. Impressie van theologische ontwikkelingen sinds de vrijmakining’, in Harinck, G. en Velde, M. te, 1944 en vervolgens. Tien maal over vijftig Vrijmaking, Barneveld: De Vuurbaak, 1994, 58-73 — ‘Christelijke ethiek tussen wet, schepping en gemeenschap’, in: Radix 27 (2001) 2/3, 116-148 — ‘Er wordt verteld; er is geschied. De Bijbel in beeld 2’ en ‘Navolging en verbeeldingskracht. De Bijbel in beeld 3’, in Trimp, C., Woord op schrift. Theologische reflecties over het gezag van de Bijbel, Kampen: Kok 2002, 161-194 en 195237 — Gereformeerde theologie vandaag: oriëntatie en verantwoording (TU-Bezinningsreeks 4), Barneveld: De Vuurbaak 2004 Burger, J.M., Being in Christ: a Biblical and Systematic Investigation in a Reformed Perspective, Eugene (OR): Wipf and Stock, 2008 Dalferth, I.U, Evangelische Theologie als Interpretationspraxis. Eine systematische Orientierung (Forum Theologische Literaturzeitung), Leipzig: Evangelische Verlagsanstalt 2004 Dekker, W., Marginaal en missionair: kleine theologie voor een krimpende kerk, Zoetermeer: Boekencentrum, 2011 Dienstbaar en wendbaar. Strategienota Theologische Universiteit, Kampen: interne uitgave, 2009 Donk, W.B.H.J. van de e.a. (red.), Geloven in het publieke domein: verkenningen van een dubbele transformatie, Amsterdam, Amsterdam University Press: 2006 Doornenbal, Robert, Crossroads. An Exploration of the Emerging-Missional Conversation with a Special Focus on ‘Missional Leadership’ and Its Challenges for Theological Education, Delft: Eburon 2012 Douma, J.R., Veni creator spiritus: de meditatie en het preekproces, Kampen: Kok 2000 Dusseldorp, C. van, Preken tussen de verhalen: een homiletische doordenking van narrativiteit, Utrecht: Kok, 2012 Ford, David F., ‘Church and Academy: Working Relationships and Theological Rationales’, plenary paper op de jaarlijkse conferentie van de Society of the Study for Theologie, 2013 Ganzevoort, Ruard, Spelen met heilig vuur: waarom de theologie haar claim op waarheid moet opgeven, Utrecht, Ten Have 2013 Haak, C.J., Metamorfose. Intercultureel begeleiden van kerken in een niet-christelijke omgeving, Zoetermeer: Boekencentrum, 2002
17
Holwerda, B., “…Begonnen hebbende van Mozes…”, Terneuzen: Littooij, 1953 Hoogland, J., ‘Secularisme en het geloof in wonderen’, in Sophie 3 (2013) 2, 23-25 Hooven, M. ten, ‘“Uw 5 kost mij twaalfduizend euro”: Hoe de markt huishoudt op de Vrije Universiteit’, in De Groene Amsterdammer 20 15-05-2013 (gezien op 17-05-2013) Jonge, H. de, ‘De historische theologie’, in Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW), De toekomst van de theologie in Nederland (Verkenningen 3), Amsterdam: KNAW, 2000, 45-64 Klinker-De Klerck, M., Als vrouwen het Woord doen. Over schriftgezag, hermeneutiek en het waarom van de apostolische instructie aan vrouwen (TU-Bezinningsreeks 9), Barneveld: De Vuurbaak, 2011 Mikkers, T., Religiestress: hoe je te bevrijden van deze eigentijdse kwelgeest, Zoetermeer: Meinema 2012 Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW), De toekomst van de theologie in Nederland (Verkenningen 3), Amsterdam: KNAW, 2000 Molendijk, A.L., ‘Theologie, kerk en academie in Protestants Nederland’, in Kerk en Theologie 58 (2007), 4-21 Paas, S., Schepping en oordeel: een onderzoek naar scheppingsvoorstellingen bij enkele profeten uit de achtste eeuw voor Christus, Heerenveen: Groen, 1998 Paul, Herman en Wallet, Bart, Oefenplaatsen: Tegendraadse theologen over kerk en ethiek, Zoetermeer: Boekencentrum 2012 Remmelzwaal, A., Actief en afhankelijk: een praktijktheorie voor leiderschap in kerkelijke gemeenten, Delft: Eburon, 2003 Research Assessment 2000-2005 Theological University Apeldoorn / Theological University Kampen, Apeldoorn / Kampen: interne uitgave, 2006 Research Assessment 2006-2011 Theological University Apeldoorn / Theological University Kampen, Apeldoorn / Kampen: interne uitgave, 2012 Research Review Theology & Religious Studies 2012, Utrecht: QANU 2013 (gezien op 10-07-2013) Ruijter, C.J. de, Meewerken met God: ontwerp van een gereformeerde praktische theologie, Kampen: Kok 2005 Sarot, M., De goddeloosheid van de wetenschap: Theologie, geloof en het gangbare wetenschapsideaal, Zoetermeer: Meinema, 2006 — Rapport interim commissie onderzoek, niet gepubliceerd commissierapport: 2010 — ‘Theologie: een dwaze wetenschap?’, in Nederduitse Gereformeerde Teologiese Tydskrif, 53(3-4), 284-301 Schaeffer, J.H.F., Createdness and Ethics: the doctrine of creation and theological ethics in the theology of Colin E. Gunton and Oswald Bayer (Theologische Bibliothek Töpelmann 137),Berlin: De Gruyter, 2006 Schee, W. van der, ‘Klaas Schilder, gereformeerd predikant’, lezing gehouden op het symposium ‘Samen leven in de laatste dagen‘ in Rotterdam, op 8 februari 2008 (gezien op 17 05 2013) Schinkel, W., ‘Secularisme als exorcisme’, in Tijdschrift voor theologie 51 (2011) 4, 341-351 Smits, A.H. e.a., Rapport van de Verkenningscommissie Godgeleerdheid (2 Dln.), ’s-Gravenhage: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, 1989 Taylor, Charles, Een seculiere tijd, Rotterdam: Lemniscaat, 2009 Tracy, David, ‘Defending the Public Character of Theology’, in The Christian Century 89 (1981), 350-356 (gezien op 02 07 2013) Trimp, C., ‘Honderd jaar kritiek te Kampen’, in C. Trimp, Betwist Schriftgezag. Een bundel opstellen over de autoriteit van de bijbel, Groningen: De Vuurbaak 1970, 36-64 — Klank en weerklank: door prediking tot geloofservaring, Barneveld: De Vuurbaak 1989 — Woord op schrift. Theologische reflecties over het gezag van de Bijbel, Kampen: Kok 2002 Veenhof, C., Prediking en uitverkiezing. Kort overzicht van de strijd, gevoerd in de christelijk afgescheiden gereformeerde kerk tussen 1850 en 1870, over de plaats van de leer der uitverkiezing in de prediking, Kampen: Kok 1959 Veling, K, Geen eigenmachtige uitlegging: moderne hermeneutiek en de omgang met de Bijbel (Kamper bijdragen, 28), Barneveld: De Vuurbaak 1988 Veling, K, Onderzoek en onderwijs aan de Broederweg A.D. 1990, Kampen: interne uitgave Theologische Universiteit, 1990 Velde, R.T. te, Paths Beyond Tracing Out: the Connection of Method and Content in the Doctrine of God, Examined in Reformed Orthodoxy, Karl Barth, and the Utrecht School, Delft: Eburon, 2010
18
Vroom, H.M., ‘Theology and Religious Studies: Progress and Relevance’, in Brinkman, M.E. e.a. (Eds.), Theology between Church, University, and Society (STAR 6), Assen: Van Gorcum 2003, 88-105 Wolterstorff, N., De rede binnen de grenzen van de religie. Geloof, wetenschap en praktijk (Verantwoording 9), Amsterdam: Buijten en Schipperheijn, 1993 Woudenberg, R. van, Gelovend denken. Inleiding tot een christelijke filosofie (Verantwoording 7), Amsterdam: Buijten en Schipperheijn, 1992 Ypma, S. Geloven als antidepressivum, Zoetermeer: Boekencentrum, 2008
19