Toxicologische Communicatie, Data en Documentatie
TCDD
2009, no. 2
NVT Nieuwsbrief Themanummer Toxicologie Internationaal
Programma Jubileum Jaarvergadering en Ledenvergadering
Dubbelinterview Jan Meulenbelt en Wout Slob
Internationale consultancy over REACH
Toxicologie bij Deltares
Prijs Dierenbescherming voor ASAT programma
Nederlandse Vereniging voor Toxicologie
Colofon
Inhoud
Bestuur Voorzitter F.G.M. (Frans) Russel, Radboud Universiteit Nijmegen Vice-Voorzitter M. (Martin) van den Berg, Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht Secretaris M. (Marjoke) Heneweer, Shell Nederland M.S. (Marleen) Teunissen, NOTOX
Inhoud
Penningmeester J. (Jan) van Benthem, RIVM
2
Inhoud
3
Redactioneel
3
Nieuws van het bestuur
4
Programma Jubileum Jaarvergadering
9
NVT-reisbeurzen voor promovendi en postdocs
10
Nieuws van de secties
11
Column Chantal
12
Themarubriek: Dubbelinterview Jan Meulenbelt (RIVM-IRAS) en Wout Slob (RIVM-IRAS)
15
Toxicologie nu en in de toekomst bij Deltares - Kennisinstituut voor deltavraagstukken
17 september en 19 november
17
Persbericht
Jubileum jaarvergadering
18
Themarubriek: Codex Alimentarius
19
Themarubriek: Uitgelicht
20
AiO-Toxafette
21
Themarubriek: Directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming
22
Themarubriek: Interview met Marie-Elène Boivin
24
Themarubriek: Interview Ike van der Putte Toxicologie over de grenzen
25
Themarubriek: Risico’s en veiligheid van nanotechnologie
26
Werk van leden
27
Registratiecommissie Toxicologie
27
Congres- & Cursusagenda
Lid M.B.M. (Majorie) van Duursen, IRAS R.A. (Ruud) Woutersen, TNO Kwaliteit van Leven
Secretariaat M. (Marjoke) Heneweer Shell International BV Carel van Bylandtlaan 30 2596 HR Den Haag tel. 070 - 377 48 14 fax 070 - 377 63 80 E-mail:
[email protected]
Redactie n
n
n
n
A.S. (Astrid) Bulder: tel. 06 - 30601535 RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid, Wageningen UR F.R. (Flemming) Cassee: tel. 030 - 274 24 06 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu M. (Merijn) Schriks: tel. 06 - 34150595 KWR, Watercycle Research Institute M.A.J. (Martijn) van Velthoven: tel. 06 - 29621448 RPS Advies B.V.
Bestuursvergaderingen 2009
18 en 19 juni, opgeven via http://www.toxicologie.nl
Lidmaatschap en Adreswijzigingen KNCV, afd. ledenadministratie T.a.v. mw. Marjan Sewradj Vlietweg 16, postbus 249 2260 AE Leidschendam tel. 070 - 337 87 97 fax 070 - 337 87 99 Via NVT website na inloggen http://www.toxicologie.nl E-mail:
[email protected]
Contributie NVT Incl. abonnement TCDD 50,= euro (extra kosten EEMS: 8,= euro)
Kopij Sluitingsdatum 2009: 23 september en 24 november Kopijbus
[email protected]
Website NVT: http://www.toxicologie.nl
Vormgeving EDIT dtp en fotografie, Drunen http://www.edit-dtp.nl
2 TCDD 2009, no. 2
Redactioneel Blik op Europa Als redacteur van de TCDD kom je nog eens ergens. Zo heeft een deel van de redactie net weer een dubbelinterview gehouden met prof. Meulenbelt en prof. Slob, beiden verbonden aan het IRAS. Leuk om te lezen hoe de theoreticus en de practicus elkaar goed weten te vinden en aan vullen. Net als bij het vorige dubbelinterview met prof. Blaauboer en prof. Woutersen hameren ook deze hooggeleerden op veel meer aandacht in de opleidingen voor fundamentele biologische principes om de toxicologie beter te kunnen begrijpen. In dit nummer verder een blik op Europa. Wat betekent de toxicologie internationaal en hoe doen wij Nederlanders het? We hebben geprobeerd dat wat informatie voor u te verzamelen. Verder nog een AiO aan het woord en licht prof. Vethaak zijn werk bij Deltares en de VU nader toe. Namens de redactie, Flemming Cassee
Nieuws van het bestuur Te r u g b l i k Dertig jaar is een mooie leeftijd om bij stil te staan. Op 18 januari van dit jaar was het voor de NVT al zover, maar we kijken uit naar 18 en 19 juni waarop we deze mijlpaal in Veldhoven groots hopen te vieren. Met veel goede wetenschap, interessante sprekers, levendig debat en natuurlijk een knallend feest wordt onder het motto ‘The future starts now’ de blik vooral op de toekomst gericht. In 1979 ondertekenen Jimmy Carter en Leonid Brezjnev in Wenen het SALT 2-verdrag ter beperking van het aantal kernwapens, de sjah van Iran vlucht met zijn familie naar Egypte en de Voyager 1-ruimtesonde bereikt de planeet Jupiter en stuurt overweldigende foto's naar de aarde. Voor de toxicologie was 1979 het jaar waarin het olieplatform Ixtoc I in de Golf van Campeche de op één na grootste olievlek uit de geschiedenis veroorzaakt, de Europese commissie volop onderhandelt met de VS over de problemen die voortvloeien uit de toepassing van de Amerikaanse Toxic Substances Control Act en in Lekkerkerk zich het eerste grote gifschandaal van Nederland afspeelt. Er moesten 300 gezinnen worden geëvacueerd en er werden 1600 vaten met chemisch afval opgegraven. En in 1979 splitste de sectie toxicologie van de Nederlandse Vereniging voor Fysiologie en Farmacologie (NVFF) zich af als zelfstandige vereniging op initiatief van prof. E.J. Ariëns, destijds voorzitter van de NVFF. Hij had de eerste concept-statuten voor de NVT opgesteld, die op 18 januari 1979 formeel werd opgericht.
Waar ik persoonlijk ook naar uitkijk is de avondlezing door prof. Bas Haring, onze bekendste moderne Nederlandse filosoof. Hij heeft onlangs een essay geschreven in het kader van de Maand van de Filosofie onder de titel “Het Aquarium van Walter Huijsmans of Waarom zouden we ons zorgen maken over de toekomst van de aarde?” Dit essay is een interessante zoektocht naar mogelijke antwoorden op die vraag en een mooi uitgangspunt voor zijn visie op het motto van ons jubileum. Het beloofd een fraai verjaardagsfeest te worden. Namens het bestuur, Frans Russel
Nu, dertig jaar na dato, kan de NVT met trots constateren dat het een bloeiende vereniging is, die met circa 600 leden tot een van de grootste van Europa behoort. Stevig verankerd in de verschillende secties kunnen we met vertrouwen de toekomst tegemoet. Die basis wordt zo mogelijk nog verder versterkt met de oprichting van een nieuwe sectie op het gebied van Geneesmiddelentoxicologie tijdens de Jubileum Jaarvergadering.
3 TCDD 2009, no. 2
Programma Jubileum Jaarvergadering N e t h e r l a n d s S o c i e t y o f To x i c o l o g y Anniversary meeting, Thursday 18 and Friday 19 June, 2009 “Innovative toxicity testing” (the future starts now)
Outline of the scientific programme
Day 1 morning
Day 1 afternoon
Day 1 evening
Day 2 morning
Day 2 afternoon
4 TCDD 2009, no. 2
09:30-10:00
Registration and coffee
10:00-10:05
Welcome by Frans Russel, president, Netherlands Society of Toxicology
10:05-10:15
Opening by Ruud Woutersen, president of the organizing committee and chairman of the morning session
10:15-11:00
Melvin Andersen (Hamner Institutes, Research Triangle Park): keynote lecture “Innovative toxicity testing”
11:00-11.20
Introduction “non-testing” (Kees van Leeuwen: chair symposium 1)
11:20-11:40
Introduction “in vitro testing” (Geny Groothuis: chair symposium 2)
11:40-12:00
Introduction “in vivo testing” (Ivonne Rietjens: chair symposium 3)
12:00-13:30
Lunch, poster- and exhibition viewing
13:30-15:30
Symposium 1: “non-testing”
15:30-16:00
Coffee/tea break
16:00-17:30
Symp. 1, continued
17:45-18:15
Business meeting, Netherlands Society of Toxicology
18:15-19:00
Aperitif
19:00-19:45
Bas Haring (Leiden University): evening lecture
20:00- ….
Dinner, followed by anniversary party
09:00-10:30
Symp. 1, continued
10:30-11:00
Coffee/tea break
11:00-13:00
Symp. 1, continued
13:00-14:00
Lunch, poster- and exhibition viewing
14:00-14:30
Award ceremonies, Netherlands Society of Toxicology
14:30-15:00
Friedlieb Pfannkuch (Hoffmann-La Roche, Basel): keynote lecture “Systems toxicology approach to biomarker development” (chair: Ruud Woutersen)
15:00-16:00
Concluding debate: “Innovative toxicity testing is mandatory”. Moderator: Jos Kleinjans (Maastricht University); participants: symposium chairs, chairpersons of the scientific sections of the Netherlands Society of Toxicology, representatives of Dutch political parties, and others to be invited
16:00
Closing of the meeting (Frans Russel, president, Netherlands Society of Toxicology)
Symposium 2: “in vitro testing”
Symposium 3: “in vivo testing”
Symposium 4: PhD-students
Symp. 2, continued
Symp. 3, continued
Symp. 4, continued
Symp. 2, continued
Symp. 3, continued
Symp. 4, continued
Symp. 2, continued
Symp. 3, continued
Symp. 4, continued
Symposium 1: “non-testing” Chair: Kees van Leeuwen (TNO QoL, Zeist); co-chair: Watze de Wolf (DuPont Coord. Centre, Mechelen)
Day 1
Title
Speaker
-
11:00-11:20 (plenary)
Introduction
Kees van Leeuwen (TNO QoL, Zeist)
1
13:30-14:00
Concept of the Treshold of Toxicological Concern
Bob Safford (Unilever, Sharnbrook)
2
14:00-14:30
Exposure-driven safety assessment strategies: application of the threshold of toxicological concern-concept in safety assessment of chemically complex food matrices
Geert Houben (TNO QoL, Zeist)
3
14:30-15:00
Use of QSARs and read across to predict the skin irritation classification of three chemicals under REACH
Etje Hulzebos (IFF Nederland, Hilversum)
4
15:00-15:30
QSAR for chemicals with sensitizing activity
to be confirmed
-
15:30-16:00
Break
-
5
16:00-16:30
QSARs in ecotoxicology: “from science to regulation
Gerrit Schüürmann (Helmholtz Centre for Environmental Research, Leipzig)
6
16:30-17:00
Read-across: from mammals to fish and possibly further
John Sumpter (Brunel University, Uxbridge)
7
17:00-17:30
Pharmacogenetics
Magnus Ingelman-Sundberg (Karolinska Institutet, Stockholm)
Day 2
Title
Speaker
8
09:00-09:30
Reactive intermediates: causes and consequences for adverse drug reactions
Nico Vermeulen (VU University, Amsterdam)
9
09:30-10:00
Physiologically based pharmacokinetic (PBPK) and exposure modelling
Harvey Clewell III (Hamner Institutes, Research Triangle Park)
10
10:00-10:30
Implementing toxicity testing in the 21st century
Melvin Andersen (Hamner Institutes, Research Triangle Park)
11
10:30-11:00
Non-testing in reprotoxicity
Dinant Kroese (TNO QoL, Zeist)
-
11:00-11:30
Break
-
12
11:30-12:00
Probabilistic extrapolation in human health hazard characterization
Bas Bokkers (RIVM, Bilthoven)
13
12:00-12:30
Confronting environmental pressure, environmental quality and human health impact indicators of priority air emissions
Loes Geelen (Radboud University, Nijmegen)
14
12:30-13:00
Acceptance of alternatives in pharma testing
Jan-Willem vd Laan (RIVM, Bilthoven)
5 TCDD 2009, no. 2
Symposium 2: “in vitro testing” Chair: Geny Groothuis (Groningen University); co-chair: Willem Schoonen (Schering Plough, Oss)
Day 1
Title
Speaker
-
11:20-11:40 (plenary)
Introduction
Geny Groothuis (Groningen University)
1
13:30-14:00
Embryonic stem cells in repro- and neurotoxicity testing
Katrin Hayess (Bundesinstitut für Risikobewertung, Berlin)
2
14:00-14:30
Human stem cell use in drug discovery and safety assessment: systems integration of stem cells, cell–cell commun ication and “toxico-epigenomics” of chemicals in the barker hypothesis
James Trosko (Michigan State University, East Lansing)
3
14:30-15:00
Nanotoxicology - an in vitro approach
Margriet Park (RIVM, Bilthoven)
4
15:00-15:30
Use of human tissue in genotoxicity testing
Stefan Pfuhler (Cosmital SA, Marly)
-
15:30-16:00
Break
-
5
16:00-16:30
In vitro models: inflammation and genotoxicity
Ad Knaapen (Schering Plough, Oss)
6
16:30-17:00
Toxicogenomics of (non)-genotoxic carcinogens - towards alternatives for experimental animals
Bob van de Water (Leiden University)
7
17:00-17:30
Prospects for the use of genomic tools for environmental risk assessment
Nico van Straalen (VU University, Amsterdam)
Day 2
Title
Speaker
8
09:00-09:30
In vitro testing for immunotoxicity: possibilities, limitations, and the way ahead
Rob Vandebriel (RIVM, Bilthoven)
9
09:30-10:00
In vivo and in vitro approaches to understanding drug-inflammation interaction models of idiosyncratic hepatotoxicity
Robert Roth (Michigan State University, East Lansing)
10
10:00-10:30
Use of human primary tissues in endocrine toxicology
Majorie van Duursen (Utrecht University)
11
10:30-11:00
Hydroxylated PCBs inhibit aromatase activity in human placental microsomes
Elsa Antunes Fernandez (Utrecht University)
-
11:00-11:30
Break
-
12
11:30-12:00
Analysis of dietary estrogens, their metabolites and evaluation of potential biological effects
Deborah Scholten (Utrecht University)
13
12:00-12:30
Is there a dual role for beta-carotene in smoke and asbestos induced genotoxicity?
Yvonne van Helden (Maastricht University)
14
12:30-13:00
How to reduce false positives in in vitro genotoxicity testing
David Kirkland (Covance Labs, Harrogate)
6 TCDD 2009, no. 2
Symposium 3: “in vivo testing” Chair: Ivonne Rietjens (Wageningen University); co-chair: Harry Emmen (NOTOX, ‘s-Hertogenbosch)
Day 1
Title
Speaker
-
11:40-12:00 (plenary)
Introduction
Ivonne Rietjens (Wageningen University)
1
13:30-14:00
Juvenile toxicology, where are we?
Luc de Schaepdrijver (Johnson & Johnson Pharmaceutical)
2
14:00-14:30
The extended one-generation repro duction toxicity study: saving animals and improving hazard assessment?
Aldert Piersma (RIVM, Bilthoven)
3
14:30-15:00
Molecular pathology: mass spectroscopy of biomolecules in tissues
Ron Heeren (FOM Inst. for Atomic & Molecular Physics, Amsterdam)
4
15:00-15:30
Relevance of in vivo imaging for developmental neurotoxicity: saving animals by PET and MRI
Didima de Groot (TNO QoL, Zeist)
-
15:30-16:00
Break
-
5
16:00-16:30
Molecular aspects of chemical respiratory allergy and sensitization
Frieke Kuper (TNO QoL, Zeist)
6
16:30-17:00
Different NER-deficient mice show divergent cancer phenotypes
Joost Melis (RIVM, Bilthoven)
7
17:00-17:30
Volatile organic compounds from breath completely discriminate COPD patients from controls
Joep van Berkel (Maastricht University)
Day 2
Title
Speaker
8
09:00-09:30
The zebrafish - its use in drug safety testing
Adrian Hill (Summit, Abingdon)
9
09:30-10:00
The minipig in immunotoxicity testing
André Penninks (TNO QoL, Zeist)
10
10:00-10:30
Proteomics in drug safety screening
Roos Masereeuw (Radboud University, Nijmegen)
11
10:30-11:00
Idiosyncratic reactions - sensitization
Raymond Pieters (Utrecht University)
-
11:00-11:30
Break
-
12
11:30-12:00
Cancer biomarkers in molecular epidemiology: the early stages
Stefano Bonassi (Natl. Cancer Research Institute, Genova)
13
12:00-12:30
Germline mutagenesis testing in animals
Roger Godschalk (Maastricht University)
14
12:30-13:00
Acceptance of in vivo testing methods
Rolaf van Leeuwen (RIVM, Bilthoven)
7 TCDD 2009, no. 2
Symposium 4: PhD-students Chair: Dorien van Dartel (RIVM, Bilthoven), Petra van Kesteren (RIVM, Bilthoven) and Peter Theunissen (RIVM, Bilthoven) Day 1
Title
Speaker
1
13:30-14:00
Specific toxicity of superoxide anion: induction of fibrosis
Shufan Qi (Maastricht University)
2
14:00-14:30
Enhanced sensitivity of Xpa-/-p53+/- primary mouse hepatocytes to cytotoxicity induced by genotoxic carcinogens
Petra van Kesteren (RIVM, Bilthoven)
3
14:30-15:00
Gene expression profiles from HepG2 cells as model for class prediction of chemical geno toxicity
Christina Magkoufopoulou (Maastricht University)
4
15:00-15:30
Integrated assessment of pesticide effects on physiological, population and functional responses of earthworm communities in Sri Lanka
Mangala de Silva (Vrije Universiteit, Amsterdam)
-
15:30-16:00
Break
-
5
16:00-16:30
Chemical embryotoxicity in stem cell differentiation culture monitored by gene expression
Dorien van Dartel (RIVM, Bilthoven)
6
16:30-17:00
Modulating intestinal metabolism and transport of the citrus flavonoid hesperetin
Walter Brand (Wageningen University)
7
17:00-17:30
Detection of thyroid hormone disruptors by a novel in vitro reporter gene assay
Jaime Freitas (Wageningen University)
Day 2
Title
Speaker
8
09:00-09:30
Does benzo(a)pyrene induce heritable DNA damage?
Nicole Verhofstad (Maastricht University)
9
09:30-10:00
Effects of the flame retardant hexabromo cyclododecane (HBCD) on the early life development and metamorphosis of echinoderms
Henrique Anselmo (Wageningen University)
10
10:00-10:30
Specific, receptor-mediated in vitro toxicity of crude oils and refined petroleum products
Cozmina Vrabie (Utrecht University)
11
10:30-11:00
Neurotoxic effects of brominated flame retardants
Milou Dingemans (Utrecht University)
-
11:00-11:30
Break
-
12
11:30-12:00
Developmental immunotoxicity of methylmercury: the relative sensitivity of developmental and immune parameters
Ilse Tonk (RIVM, Bilthoven)
13
12:00-12:30
The effect of EPAC activation on cisplatininduced apoptosis of mouse renal proximal tubular cells
Yu Qin (Leiden University)
14
12:30-13:00
Perfused microfluidic biochip for ADME-tox studies in liver and intestinal slices
Paul van Midwoud (Groningen University)
8 TCDD 2009, no. 2
Programma Leden Jaarvergadering Agenda huishoudelijke vergader ing NVT 18 juni 2009, 17.45u-18.15u, Koningshof Veldhoven
1. Opening en agenda 2. Mededelingen bestuur 3. Oprichting sectie Geneesmiddelentoxicologie* 4. Registratiecommissie toxicologen 5. Beroepscommissie 6. Consilium Toxicologicum 7. Financiën 8. Verslag kascommissie 9. Nieuwe kascommissie 10. PET 11. TCDD & website 12. Bestuurssamenstelling* 13. Rondvraag Ad 3. Op voordracht van het bestuur en ondersteund door ruim meer dan de vereiste 20 leden van de vereniging (art. 1.2 HR) Ad 12. Ruud Woutersen en Jan van Benthem (penningmeester) zijn aftredend en stellen zich beiden herkiesbaar. Evt. tegenkandidaten, mits ondersteund door tenminste 5 leden, kunnen tot 8 juni schriftelijk ter kennis van de secretaris worden gebracht (art. 1.7 HR)
NVT-reisbeurzen voor promovendi en postdocs De NVT stelt reisbeurzen beschikbaar voor jonge wetenschappelijke onderzoekers werkzaam op het vakgebied van de toxicologie. De reisbeurzen hebben in het algemeen betrekking op congres-, symposium- of workshopbezoek. Actieve deelname in de vorm van een wetenschappelijke presentatie is voorwaarde om voor een beurs in aanmerking te komen. In geval een dergelijke presentatie nog niet is geaccepteerd, heeft de eventuele toekenning een voorwaardelijk karakter. Daarnaast geldt dat de aanvrager lid moet zijn van de NVT. Onderzoekers kunnen als promovendus maximaal tweemaal in aanmerking komen voor een reisbeurs en maximaal éénmaal als postdoc. Aanvragen dienen te geschieden middels het volledig invullen van het daarvoor bestemde formulier, te vinden op de website www.toxicologie. nl in het menu onder ‘Organisatie NVT’, tabblad ‘AiO’s en OiO’s’. Met dit aanvraagformulier dienen meegezonden te worden: een curriculum vitae, literatuurlijst, begroting en ingediende samenvatting van de wetenschappelijke bijdrage. Het aanvraagformulier en de bijlagen dienen bij de secretaris van het NVT-bestuur ingediend te worden. Toegekende beurzen zijn persoonlijk en voor het aangevraagde doel. Voor een reis binnen Europa wordt maximaal € 400,= beschikbaar gesteld en daarbuiten maximaal € 800,=. Bij wijzigingen van de oorspronkelijk plannen is vooraf overleg noodzakelijk.
Bij toekenning van een beurs verwacht het bestuur binnen een maand na de reis een kort wetenschappelijk verslag en een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten en de toegekende bijdragen. Het aanvraagformulier is te vinden op de website www.toxicologie.nl, in het menu onder ‘Organisatie NVT’, tabblad ‘AiO’s en OiO’s’. Aanvragen zenden aan: Mw. dr. M. Heneweer Secretariaat bestuur NVT Shell International BV Postbus 162 2501 AN Den Haag
9 TCDD 2009, no. 2
Nieuws van de secties Sectie Te r a t o l o g i e e n R e p r o d u c t i e t o x i c o l o g i e In 2008 heeft de sectie Teratologie en Reproductietoxicologie twee wetenschappelijke vergaderingen gehouden. Op 11 maart was de voorjaarsvergadering bij de Erasmus MC in Rotterdam en op 11 november de najaarsvergadering bij Solvay Pharmaceuticals in Weesp. Beide keren was het programma een duidelijke afspiegeling van de mix van sectieleden, met zowel klinisch, epidemiologische als nonklinisch, experimentele presentaties. Noemenswaardig is dat in 2008 de “werkgroep reprotox” is opgericht als subsectie van de sectie. Bij technici en studieleiders van farmaceutische industrie en contracthuizen leefde de behoefte om ervaringen te delen over de praktische uitvoering van regulatoire reprostudies. Onderwerpen die daarbij aan bod kunnen komen zijn: slimmere manieren om foetussen te identificeren tijdens een embryo-foetale ontwikkelingsstudie, en de controle van de oestrus cyclus bij de rat in de praktijk. De aftrap was op 11 april bij NOTOX in ’s-Hertogenbosch. Een tweede bijeenkomst werd gehouden op 10 oktober bij ScheringPlough te Schaijk. De bijeenkomsten hadden een open karakter en werden zeer informatief bevonden. Contactpersoon van de “werkgroep reprotox” is Manon Beekhuijzen van NOTOX. Begin 2008 is het bestuur van de sectie flink gewijzigd. Na vele jaren inzet zijn Mariska Tegelenbosch en Lolkje de Jong-van den Berg afgetreden. Regine Teunissen is voorzitter geworden en André Wolterbeek is als lid toegevoegd aan het bestuur. Liesbeth Heijink Secretaris van de sectie
Sectie To x i c o l o g i e e n R i s i c o b e o o r d e l i n g Het Jaarverslag 2008 van de Sectie Toxicologie en Risicobeoordeling is beschikbaar via de website http://www.toxicologie.nl.
10 TCDD 2009, no. 2
Column Chantal Bakkie? Chantal Smulders heeft een aantal jaren de functie van secretaris van het NVT-bestuur als een duizendpoot vervuld. Vanwege een wisseling van haar Haagse werkplek naar het Canadese Calgary, heeft ze deze functie moeten neerleggen. Toch blijft ze betrokken bij de NVT, want via deze column houdt ze ons op de hoogte van haar ervaringen met de toxicologie aldaar. Als ik dit schrijf is het eind mei in Calgary. Dagelijks controleer ik mijn tuin waar ik in oktober maar liefst 50 Hollandse tulpenbollen heb geplant. Op 2 november vorig jaar begon het met sneeuwen en nu, zeven maanden later, nog geen tulp te bekennen in de tuin. De tulpen waren met de allergrootste zorg het land ingevoerd in twee ladingen. De eerste zak tulpen had ik gekregen van vrienden als aandenken uit Nederland. De tweede zak tulpen kwam van Schiphol; keurig met gezondheidscertificaat speciaal voor Canada. Eerstgenoemde zak had ik zorgvuldig verstopt in mijn bagage en de ‘health certified’ tulpen zaten open en bloot in de handbagage. ‘Did you bring any plants or food into the country?’ De douanier keek me indringend aan. ‘Eeeuuhm, eh, tulips from Holland’ (mijn hoofd was inmiddels rood aangelopen). Planten en voedsel - dan gaan de alarmbellen rinkelen bij de douane. Terwijl ik mijn gezicht in de plooi probeerde te krijgen graaide ik in mijn tas om vervolgens de tulpen met certificaat onder de neus van de douanier te houden. Minutieus werd het pak bekeken en uiteindelijk mocht ik doorlopen. De minder legale zak tulpenbollen brandde in mijn koffer… Helaas, alle moeite ten spijt, het lijkt erop dat geen tulp de winter heeft overleefd. Duidelijk gevalletje van een overdosis sneeuw. Dat Canadezen ‘gezondheidsfreaks’ zijn heb ik al eerder geschreven. Tulpenbollen met gezondheidscertificaten, overdadig sporten, fietsen met een helm; ik dacht dat ik nergens meer van op keek. Tot vorige week. Ik nam deel aan een andere nationale sport hier: koffie drinken. Dat doen ze hier zo veel mogelijk, het liefst lopend van en naar het werk, of onder werktijd. Terwijl ik heerlijk zat te genieten van mijn bakkie kwam er een zwangere vrouw de koffietent binnen en ze bestelde een ‘latte’ (voor ons Nederlanders gewoon koffie met veel melk). Vervolgens werd ze tot mijn grote verbazing uitgefoeterd; hoe ze het wel niet in haar hoofd haalde om koffie te drinken in haar toestand. Grote consternatie - alsof ze zojuist voorgesteld had ter plekke tien sigaretten op te steken en een fles wodka leeg te drinken. In een poging de situatie in de hand te houden bestelde de zwangere vrouw snel een muntthee en, met een verlekkerde blik op de toonbank vol lekkernijen, een chocolade brownie. Zwangere vrouwen en chocola, wie kan daar iets tegen hebben? Nou, de koffiedame in kwestie. Chocola, daar zat cafeïne in, dus dat kon écht niet. Cinnamon bun? Kaneel?! Kan natuurlijk ook niet! Ik realiseerde me pas een minuut later dat mijn mond nog open hing van verbijstering. Zwanger en dan geen koffie, geen chocola, geen…kaneel?! Het moet niet gekker worden. Deze situatie was niet meer te redden, hier hielp geen lieve moedertje meer aan, zelfs geen toxicoloog. Maar voordat deze trend gaat overwaaien naar Nederland wil ik toch een beroep doen op onze collega’s van de sectie reproductietoxicologie. Een symposium, een lezing, een artikel…iéts om de zin en onzin van voedsel en zwangerschap te communiceren. Voordat zwangere vrouwen veroordeeld worden tot water en brood (uiteraard mét foliumzuur en zonder leverworst….).
11 TCDD 2009, no. 2
Themarubriek: Dubbelinterview Jan Meulenbelt (RIVM-IRAS) en Wout Slob (RIVM-IRAS) Door Astrid Bulder en Merijn Schriks Vanwege hun ogenschijnlijk ver uit elkaar liggende disciplines besloot de redactie beide heren bij elkaar te brengen voor een dubbelinterview en toog daarvoor naar de werkkamer van Jan Meulenbelt in het UMC Utrecht. Dankzij de goede organisatie van de dienstdoende Jan konden wij een ruime tijd met beide heren praten over hun werkveld. Het interview begon meteen met een verrassing toen bleek dat de heren al jaren met elkaar samenwerkten.
Wie is wie? Jan Meulenbelt
Oorspronkelijk ben ik opgeleid als internist, maar ik wilde graag iets gaan doen met acute geneeskunde. Toen er een kans voor een onderzoeksplek beschikbaar kwam binnen het AZU/RIVM, heb ik deze gegrepen en ben ik gaan werken aan de effecten van NO2 op de long. De opzet van dit onderzoek was heel praktisch van aard, en ik heb me met name gericht op de mogelijkheden tot interventie waardoor NO2 geïnduceerde longschade zoveel mogelijk beperkt blijft. Bij het opzetten van mijn onderzoek ben ik in den beginne te rade gegaan bij Wout. Echter, ik vond dat hij veel te snel ging met zijn statistische opmerkingen, en ik heb me daarom eerst maar eens een half jaartje zelf verdiept in de statische opzet van experimenten. Op dit moment ben ik als internist-intensivisttoxicoloog werkzaam bij de divisie Intensive Care Centrum van het UMC Utrecht. Verder ben ik hoofd van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (RIVM) en net als Wout deeltijd hoogleraar bij het IRAS. Mijn leerstoel betreft de klinische toxicologie. Wout Slob
Ik ben als theoretisch bioloog opgeleid aan de UVA. In het kader van mijn studie heb ik ook dierproeven uitgevoerd en heb me bezig gehouden met statistiek en wiskundige modelbouw. Door gebrek aan banen binnen de biologie en vanwege mijn interesse in kwantitatieve methoden ben ik uiteindelijk gaan promoveren in de biostatistiek, met name gericht op de ecologie. Vanaf 1986 ben ik bij het RIVM gaan werken. Eerst als algemeen statistisch consultant, en later als specialist in de arena van de risicobeoordeling. Vanaf 2000 ben ik ook deeltijd hoogleraar kwantitatieve risicobeoordeling bij het IRAS, waar ik enkele AiO’s heb opgeleid.
12 TCDD 2009, no. 2
Op welke vlakken raken jullie disciplines elkaar?
Jan: “Bij het modelleren van kinetiek en dynamiek van stoffen is samenwerking aanwezig met Wout. Daarbij zijn gegevens vanuit de praktijk erg belangrijk.” Wout: ”Je moet modelleren zien als het opvullen van gaten tussen de gegevens. We kunnen modellen ook gebruiken om bepaalde trends in grote hoeveelheden datasets te ontdekken. Bijvoorbeeld of muizen gevoeliger zijn voor stoffen in het algemeen dan ratten.” Jan: “Inderdaad wordt vanuit de humane situatie maar een beperkt gedeelte van de puzzel opgelost. De gaten kunnen we soms opvullen met in vitro technieken, maar ook modellen zijn erg nuttig voor zowel het invullen van de gaten als het achterhalen welke gaten het meest vragen om additionele data.” ‘Niet de risicobeoordeling is conservatief, maar juist de toxicologen!’
Wout: “Een voorbeeld is het gebruik van probabilistische modellen voor het bepalen welke stappen in de hele risicobeoordeling de grootste onzekerheid opleveren in de uiteindelijke risicoschatting: in het ene geval is dat de blootstellingschatting, in het andere geval de onzekerheid in de dosis-respons data, etc.” Jan: “Vanuit de kliniek kunnen bepaalde parameters die in de risicobeoordeling gebruikt worden geverifieerd worden, waarna betere voorspellingsmogelijkheden ontwikkeld kunnen worden. Vanuit de intensive care hebben we ook toegang tot biologische variabelen in geval van ernstige intoxicaties, dus bij erg hoge blootstelling. Deze humane gegevens kan je nooit experimenteel verzamelen, dat is gewoon niet ethisch.” Wout: “De gegevens zijn en blijven de basis. Modelleren geeft structuur aan het nadenken over je data.” Wat is jullie grootste beperking bij het uitvoeren van werkzaamheden?
Zowel Jan als Wout vinden tijd absoluut de meest beperkende factor. Jan: “Het is erg belangrijk om kennis weg te schrijven - het liefst in goede tijdschriften. Inderdaad is tijd dan een probleem.” Wout: “op dit moment heb ik wel materiaal liggen voor 8 papers, maar ik heb gewoonweg de tijd niet om het allemaal op te schrijven en te publiceren.” Jan: “Uiteraard kan het gebrek aan subsidies ook een beperkende factor zijn bij het uitvoeren van onderzoek. Vanuit mijn discipline - eigenlijk het belichten van toxische nadelige effecten van diverse geneesmiddelen - is het soms erg moeilijk om subsidies te acquireren en goed en innoverend onderzoek te doen. Daarnaast worden artikelen over aantoonbare afwezige effecten vaak gewoon niet geplaatst in tijdschriften, terwijl die net zo relevant kunnen zijn als aanwezige effecten. En die bovendien een hoop verspilling van onderzoeksgeld zouden kunnen voorkomen!” Wout: “Soms bots ik ook wel eens tegen de gevestigde principes aan binnen de risicoanalyse. Benchmark Dose Modelling (BMD) begint nu langzaam een vlucht te nemen, maar dit heeft lang geduurd. Volgens mij is lang niet zeker of de huidige methode van risicobeoordeling conservatief is, maar dat toxicologen dat zijn is me wel duidelijk geworden.”
Wat zijn volgens jullie op dit moment de grote hypes binnen de klinische en/of in silico toxicologie?
Wout: “Volgens mij is hormesis een goed voorbeeld van een hype, hoewel het in mijn ogen een groot luchtkasteel is: er zijn eigenlijk geen wetenschappelijke aanwijzingen voor. Het is ook een goed voorbeeld van het “over”-interpreteren van gegevens, waar nu eenmaal altijd ruis in zit.” Jan: “Fijn stof en nanodeeltjes krijgen nog steeds veel aandacht, en is een voorbeeld van een terechte hype. Vooral van de laatste groep weten we nog erg weinig met betrekking tot de humane gezondheidskundige effecten.” Vindt er binnen jullie disciplines ook Europees-internationaal onderzoek plaats?
Jan: “Hoewel de wens wel aanwezig is, vindt er niet zoveel Europese samenwerking in het kader van projecten van de Europese Unie plaats, omdat de procedures erg gecompliceerd en bureaucratisch zijn. Risicovolle projectaanvragen, waarvan de financiering onzeker is, worden door mij gemeden. Veelal wordt er geld verkregen vanuit de ministeries, hoewel het nadeel is dat je dan als onderzoeker wel erg afhankelijk bent van thema’s die op dat moment leven in de maatschappij. Via onze Nederlandse partners die wel in projecten van de Europese Unie participeren, blijven we echter wel op de hoogte van de internationale ontwikkelingen.” Wout: “Een ander nadeel van Europese subsidies is dat de EU onderzoekers soms resultaten laat beloven die (haast) onmogelijk te bereiken zijn. Vergelijk het met de vraag van president Eisenhouwer om binnen 4 jaar op de maan te staan. In die tijd zou iedere onderzoeker zich achter de oren krabben, totdat er een flinke zak geld neergezet wordt: “Tja, misschien kan het ook wel…”.”
13 TCDD 2009, no. 2
Benchmark dose (BMD) model Wat zouden jullie elkaar nog willen vragen?
Jan: “Wout, valt er nog wat te modelleren op het gebied van nanodeeltjes?” Wout: “Jawel, en een van de eerste dingen die beter in kaart gebracht moet worden is hoe je de dosis van deeltjes zou moeten karakteriseren. Er zijn namelijk twee dosisdimensies te weten deeltjesgrootte en deeltjesaantal, terwijl er bij stoffen maar één is, omdat alle moleculen even groot zijn. En verder geldt natuurlijk weer dat er in het nano-onderzoek veel gaten in de beschikbare gegevens zijn, die je met modelleren zou moeten opvullen om tot zinnige uitspraken te komen.”
Hebben jullie nog zaken die je achteraf gezien liever anders gedaan had?
Jan: “Ik heb één keer een dierexperiment verloren laten gaan omdat de meetmethode om het effect te meten niet nauwkeurig genoeg was, daar baal ik nog steeds van. Hieruit heb ik wel geleerd dat je echt niet eerder een experiment moet ingaan voordat je zeker weet dat je ‘tools’ bruikbaar zijn en het iets bijdraagt aan je vraagstelling. Dit geef ik dan ook al mijn studenten mee. “ Wout (vult aan): “onderzoek is ook net als schaken, je moet een paar zetten vooruit denken. Daarom is dat abstracte denken zo belangrijk. Stel van te voren de vraag: wat zou er uit kunnen komen, en als dit of dat eruit komt, wat dan?” Jan: “Daarom is praten met mensen zoals Wout zo belangrijk, dan wordt de onderzoeksvraagstelling scherper. Je kunt beter iemand hebben die het je lastig maakt met goede bedoelingen dan iemand die het je makkelijk maakt.” ‘Onderzoek is net als schaken, je moet een paar zetten vooruit denken’ Hebben jullie adviezen aan de rest van toxicologisch Nederland?
Wout: “Er is weinig aandacht voor goed doordacht kwantitatief denken binnen de (bio)medische opleidingen. Studenten leren binnen de opleiding hoe ze met allerlei statistische toetsjes kunnen kijken of hun data significant zijn, maar dit is vanuit een wetenschappelijk oogpunt eigenlijk totaal onbelangrijk. Het gaat er om of het effect groot genoeg is om daar vanuit biologisch oogpunt belang aan te hechten. Fundamentele kwantitatieve principes moeten bekend zijn bij iedere zelfstandige wetenschapper. Abstract denken moet je leren.” Jan: “Daarbij is het belangrijk voor een wetenschapper om te zien waar een getal vandaan komt. Iedere wetenschapper zou een tijd experimenteel onderzoek gedaan moeten hebben. De heren zijn het er helemaal over eens dat het opzetten van onderzoek en statistisch verantwoorden daarvan een beter integraal geheel zou moeten vormen met de (bio)medische opleidingen in Nederland. “
14 TCDD 2009, no. 2
De BMD methode wordt toegepast om zo nauwkeurig mogelijk de relatie te bepalen van een blootstellingsniveau en de omvang van de respons. De resulterende dosis-respons relatie wordt vervolgens gebruikt om een “benchmark” dosis (BMD) te schatten, een dosis behorende bij een gespecificeerd effect, bijvoorbeeld 5% of 10% verandering ten opzichte van de respons in de controlegroep. De statistische onzekerheid in de data wordt vertaald in een betrouwbaarheidsinterval rondom die BMD. De onderste grens van het betrouwbaarheidsinterval (BMDL) kan gezien worden als een alternatief voor de NOAEL. De interpretatie van de BMDL is dat het onwaarschijnlijk is dat het effect bij die dosis groter is dan de gespecificeerde effectgrootte (bijvoorbeeld 5% of 10%). De BMDL wordt vervolgens gedeeld door dezelfde onzekerheidsfactoren als gebruikelijk voor de NOAEL, om tot een gezondheidskundige norm te komen. De BMD benadering wordt door diverse gremia als de geprefereerde methode gezien, waaronder EPA, EFSA, WHO en gezondheidsraad.
Meer informatie: Benchmark dose method: healthbased recommended exposure limits in new perspective. Document verkrijgbaar via de website van de Gezondheidsraad (http://www.gr.nl). WHO: http://www.who.int/ipcs/methods/ harmonization/dose_response/en/ US EPA: http://www.epa.gov/ EPA-GENERAL/2000/November/ Day-20/g29648.htm EFSA: Guidance of the EFSA Scientific Committee on the use of the benchmark dose approach in risk assessment, (nog te verschijnen)
Toxicologie nu en in de toekomst bij Deltares - Kennisinstituut voor deltavraagstukken Afdeling Milieukunde Door Dick Vethaak, senior specialist bij Deltares, en sinds mei dit jaar bijzonder hoogleraar “Ecotoxicologie van delta- en kustwateren” aan het Instituut voor Milieu Vraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam Deltares is een nieuw, onafhankelijk instituut voor toegepast onderzoek en specialistisch advies. Het heeft unieke expertise in huis op het gebied van water, ondergrond en deltavraagstukken. Speerpunt is het ontwikkelen en toepassen van kennis over duurzame inrichting en beheer van kwetsbare delta's, kusten en riviergebieden. Die kennis is nodig om de leef- en werkomgeving voor mens en natuur in deze gebieden schoon, veilig en aantrekkelijk te houden. In twee vestigingen in Delft en Utrecht werken ruim 800 medewerkers met expertise variërend van constructieve waterbouw en ruimtelijke wetenschappen tot chemie, ecologie en toxicologie. Circa 80 collega’s houden zich bezig met water/bodemkwaliteit en ecologie, waarvan er een tiental zich richten op toxicologische vraagstukken. De toxicologische studies die Deltares voor de overheid en markt in binnen- en buitenland uitvoert, variëren van verontreiniging van grondwater, nalevering van stoffen vanuit de waterbodem naar oppervlaktewater, toetsingskader voor het beoordelen van verontreinigde waterbodems tot ecotoxicologische risicomodellen. Vanwege mijn voorliefde voor de kust en zee, beperk ik me hier, misschien niet geheel terecht, tot enkele voorbeelden van milieu- of ecotoxicologisch onderzoek dat Deltares op basis van delta- en kustwater-vraagstukken uitvoert. Effecten van stoffen op mariene organismen en ecosystemen
Chemische stoffen die worden afgevoerd door rivieren belanden uiteindelijk in zee. Ook via neerslag belanden chemische stoffen in zee. Hierdoor staan de kust- en zee-ecosystemen wereldwijd onder druk, hoewel de situatie de laatste decennia langzaam verbetert. Voor het ecosysteem van de Noordzee en onze estuaria blijkt dat bijvoorbeeld uit onder andere een onlangs gepubliceerde trendanalyse van 20 jaar monitoringsgegevens van visziekten en chemische verontreinigingen (Vethaak et al., 2009). De significante afname in de prevalentie van levertumoren en belangrijke huidziekten bij platvis sinds de begin jaren 90 bleken goed te correleren met een afname in gehalten van kankerverwekkende stoffen (o.a. PAK’s) en andere gifstoffen in de levers van deze vissen. Maar het gaat natuurlijk niet alleen om vissen. Binnenkort starten we met twee AiO’s bij de VU-IVM en UvA-IBED met veld en experimenteel onderzoek naar de invloed van fototoxische contaminanten (het bestrijdingsmiddel atrazine, etc) op primaire producenten (algen) in ondiepe kustwateren. Aantasting van deze primaire producenten kan nadelige consequenties hebben voor de rest van een ecosysteem en de ecologische draagkracht. Ook deze aspecten hebben daarom onze aandacht.
Transfer en risico’s van stoffen in voedselketens
Om de mogelijke risico's van persistente chemische stoffen zoals gebromeerde vlamvertragers (PBDE's, HBCD), geperfluoreerde verbindingen (PFOS) en organotinverbindingen (TBT) in te schatten voor het aquatische milieu (en ook de mens), verrichten we al enige jaren veldonderzoek in de Westerschelde. De focus van dit onderzoek ligt op de doorgifte en ophoping (bioaccumulatie) van deze stoffen in voedselwebs, en de risico's die dit met zich meebrengt voor toppredatoren van deze voedselwebs, zoals de zeehond en de visdief (Van den Heuvel-Greve et al, 2008). Hierbij zijn versimpelde voedselwebs gekarakteriseerd met behulp van stabiele isotooptechnieken en is de aanwezigheid, doorgifte en het risico van bovengenoemde stoffen in deze voedselwebs bepaald. Zo blijkt dat in het voedselweb van de visdief in de Westerschelde stoffen als PBDE's en PFOS zich ophopen boven in het voedselweb (zie figuur). Visdiefvrouwtjes geven deze stoffen selectief door aan hun eieren. Hier kunnen ze effect hebben op het meest gevoelige stadium van een vogel: de ontwikkeling van ei naar kuiken. Een nieuw aspect in dit onderzoek is het vaststellen van toxicologische profielen in voedselwebs met behulp van in vitro bioassays en de koppeling met standaard klinisch bloedonderzoek. Integrale en slimmere monitoringstrategiëen en meetmethoden
Het is duidelijk dat de zee een cocktail van stoffen bevat, die alleen, of in combinatie met andere stoffen nadelige effecten op organismen kunnen uitoefenen. Vaak is niet duidelijk welke chemische stof een effect veroorzaakt heeft, maar er zijn
15 TCDD 2009, no. 2
ook gevallen waarin dit wel bekend is. Een voorbeeld hiervan is tributyltin (TBT). Populaties van zeeslakken langs scheepvaartroutes en bij havens over de hele wereld zijn de afgelopen decennia aangetast door TBT, een component van aangroeiwerende verven afkomstig van scheepshuiden. TBT is voor slakken een hormoonontregelende stof en veroorzaakt geslachtsveranderingen (imposex of intersex) met als gevolg een verstoorde voortplanting. Door het wereldwijde verbod op gebruik van TBT herstellen de zeeslakpopulaties zich de laatste jaren weer. Niettemin blijven de concentraties TBT in het milieu wel boven de norm van het verwaarloosbaar risico, en worden er nog steeds endocriene effecten op de voortplanting bij slakken waargenomen. In dit kader zijn door ons diverse veldstudies uitgevoerd, waaronder een integrale risico analyse bij de alikruik en purperslak in onze kustwateren en havens waarbij naast een kwantificering van het endocriene effect en milieuconcentraties TBT, de risico’s op ecosysteemniveau volgens de PAF-methode zijn berekend (Schipper et al., 2008).
De doorgifte en ophoping van een gebromeerde vlamvertrager (BDE-47 als voorbeeld van de PBDE's) in het voedselweb van de visdief in de Westerschelde. Hierbij is het trofische niveau van sediment, ongewer-
‘tools’, zoals passieve ‘samplers’ van siliconenrubber (een soort namaakmossel) waarmee de beschikbare fractie van hydrofobe contaminanten kan worden bepaald en toxiciteitsprofilering. Onderzoek naar toxiciteitprofilering als screeningmethode voor water en sedimentkwaliteit doen we samen met toxicologen van het IVM-VU. Toxiciteits- of hazardprofielen worden verkregen door (extracten van) milieumonsters te testen in een batterij van in vitro bioassays die de verschillende toxische werkingsmechanismen zo goed mogelijk representeert (genotoxiciteit, dioxine-achtige toxiciteit, hormoonverstoring, etc). De geselecteerde batterij van bioassays vormt als het ware een vangnet waarmee de aanwezigheid van bekende en onbekende giftige stoffen in het milieu in een vroegtijdig stadium wordt gesignaleerd. Het IVM heeft een unieke expertise op dit terrein en door samenwerking met het Deltares laboratorium kan de toxiciteitsprofilering op termijn ook geschikt worden gemaakt voor de beoordeling van biota en grondwaterkwaliteit. Daarnaast willen we de testbatterij uitbreiden met nieuwe testen en eindpunten (o.a. immunotoxiciteit, neurotoxiciteit en ‘omics’ technologieën), en waar mogelijk ecologisch valideren.
velden, vissen en visdief (als delta15N) uitgezet tegen de gehalten aan BDE-47 (ng/g op basis van totaal organisch koolstof in sediment of op basis van vet in biota). Het plaatje toont dat hoe hoger het delta15N
Een geweldige kans
getal, hoe hoger een dier zich in het voedselweb bevindt.
Zoals uit voorgaande blijkt, zoekt Deltares voor de verdieping van de disciplinaire kennis bewust samenwerking met universitaire partners. Per 1 mei dit jaar ben ik in dit kader benoemd tot bijzonder hoogleraar bij het IVM/VU. Ik zie deze benoeming bij de VU als een geweldige kans om expertise optimaal te bundelen en uitdagingen gezamenlijk aan te gaan.
Van de meeste stoffen is echter niet goed bekend welke effecten ze uitoefenen op organismen. Ook dienen zich steeds nieuwe probleemstoffen aan. Ondertussen vereist de EU regelgeving meer kennis over de mogelijke effecten van stofmengsels en nieuwe probleemstoffen en een geïntegreerde en gerichte aanpak om de impact van deze verontreinigende stoffen op de gezondheid van het mariene milieu in te schatten. Effectgerichte testen, die het totale effect van het mengsel aan (onbekende) verontreinigingen in abiotische of biotische monsters meten, kunnen hiervoor een geschikt antwoord/instrument zijn. Op dit moment werken we in internationaal verband, samen met zusterinstituten zoals IMARES, aan een integrale monitorings- en beoordelingsstrategie om een goede milieukwaliteit beter te kunnen bepalen door de combinatie van chemische en effectgerichte metingen (gevalideerde bioassays en biomarkers) (Thain et al., 2008). We testen hierbij ook een paar nog te valideren
16 TCDD 2009, no. 2
Voor de volgende TCDD geef ik deze rubriek graag over aan Klaas Lusthorst, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut.
Persbericht Lef in het lab!
Publicaties: Schipper, C.A., Smit, M.G.D, Kaag, N.H.B.M., Vethaak, A.D. (2008). A weight of evidence approach to assess the ecological impact of organotin pollution in Dutch marine and estuarine waters; integrating risk assessment and biological indicator monitoring with common periwinkles (Littorina littorea). Mar. Environ. Res. 66: 231-239. Thain, John E., A. Dick Vethaak and Ketil Hylland (2008). Contaminants in marine ecosystems: developing an integrated indicator framework using biological effects techniques. Journal Mar. Sci. 65: 15081514. van den Heuvel-Greve, M., SuluGambari, F. van Duren, L., Leonards, P., van den Brink, N., Middelburg, J., Vethaak, A.D. (2008). You get what you eat; the transfer of contaminants within a common tern food web in the Netherlands. SETAC North America, Tampa, Florida, 16-20 november 2008.
Zaterdag 25 april reikte de Dierenbescherming in het kader van Wereldproefdierendag de ‘Lef in het Lab’-prijs uit. Deze prijs is voor wetenschappelijk onderzoek dat uitmuntend bijdraagt aan het terugdringen van dierproeven. De prijs werd uitgereikt tijdens de ‘Lef in het Lab’-bijeenkomst, die in samenwerking met het Nationaal Centrum Alternatieven voor dierproeven (NCA) werd georganiseerd. De winnares is dr. Conchita Callant van het innovatieprogramma ASAT (Assuring Safety Without Animal Testing). Het gaat hierbij om een nieuwe benadering van het testen van stoffen en geneesmiddelen; een totaalconcept zónder dierproeven. Het project door het ministerie van Volksgezondheid geïnitieerd en wordt ook door de overheid gefinancierd tot eind van dit jaar. Directeur Frank Dales van de Dierenbescherming ziet in de keuze van het publiek voor de aanpak van Callant een belangrijk signaal voor minister Klink (VWS) dat de maatschappij graag af wil van dierproeven. Dales gaat er dan ook vanuit dat na afronding van de eerste fase van het project de overheid overgaat tot invoering van het model in de praktijk. Callant is van mening dat dierproeven achterhaald zijn: hoe meer we weten over de mens en het menselijk lichaam, des te meer de verschillen tussen mens en dier duidelijk worden. De onderzoekers gebruiken geen dierproeven, omdat steeds weer blijkt dat veel diermodellen slechts beperkte voorspellende waarde hebben. Volgens Callant kunnen we kunnen veel beter onze voorspellingen baseren op een goede kennis van de mens. Mensen onderling verschillen immers al sterk in hun reacties op een stof en het is de kunst om dit goed in kaart te brengen. Bron: website dierenbescherming http://www.lefinhetlab.nl/
Vethaak, A.D., Jol, J.G., Pieters, J.P.F. (2009) Long-Term Trends in the Prevalence of Cancer and Other Major Diseases Among Flatfish in the Southeastern North Sea as Indicators of Changing Ecosystem Health. Environ. Sci. Technol. 43: 2151–2158.
17 TCDD 2009, no. 2
Themarubriek: Codex Alimentarius Door Astrid Bulder Wat is Codex? De Codex Alimentarius (kortweg Codex) is een VN-organisatie die internationale standaarden voor voedselproducten ontwikkelt, met als doel de volksgezondheid te beschermen en eerlijke handel in voedselproducten te bevorderen. Codex is in 1962 opgericht door de Wereldvoedselorganisatie (FAO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Inmiddels nemen 181 landen deel aan Codex, die daarmee 98% van de wereldbevolking vertegenwoordigen.
Codex ontwikkelt verschillende typen standaarden en richtlijnen, zoals productomschrijvingen, maximum gehalten van stoffen, bijbehorende analysemethoden, algemene principes (bijvoorbeeld hygiënisch produceren), en gerichte werkinstructies (Code of Practice, bijvoorbeeld voor verminderen van vorming van acrylamide). De standaarden hebben betrekking op veiligheid en hygiëne, verwerking en opslag, etikettering, kwaliteit en verpakkingen.
De regeringsdelegaties van de Codex lidstaten nemen de besluiten, internationale organisaties (bijvoorbeeld voor industrie of consumenten) mogen als waarnemer deelnemen aan de comités en advies geven, maar ze mogen niet stemmen. Als een comité het eens is over een ontwikkelde standaard, dan wordt deze aangeboden aan de Codex Alimentarius Commission (CAC, bestaat ook uit regeringsvertegenwoordigers), die uiteindelijk de standaard aanneemt of terugstuurt. Het hele traject duurt meestal een paar jaar, omdat er een 8-stappenprocedure gevolgd moet worden en er consensus over een besluit moet zijn. Wetenschap
Eerste vergadering van het contaminantencomité in China.
Hoewel de Codex standaarden officieel niet rechtsgeldig zijn (ze krijgen pas een wettelijke status als ze in wetgeving worden opgenomen) zijn ze in de praktijk wél bindend; ze worden namelijk door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) gebruikt als referentiestandaard bij handelsconflicten. Daarom groeit de belangstelling voor Codex steeds meer.
De voorstellen voor standaarden (bijvoorbeeld voor maximum residugehalten) worden gebaseerd op risicobeoordelingen van de adviserende expert comités van de WHO en FAO. Dit zijn comités voor additieven, contaminanten, toxinen en diergeneesmiddelen (JECFA), pesticiden (JMPR) , microbiologie (JEMRA) en een FAO/WHO expert panel voor biotechnologie. Op basis van deze expert beoordelingen bepaalt het Codex comité wat voor stappen er verder genomen moeten worden (risicomanagement). Hierbij worden ook andere factoren dan voedselveiligheid meegewogen, bijvoorbeeld of ontwikkelingslanden wel aan een standaard kunnen voldoen.
Werkwijze van Codex
De Codex standaarden worden door de lidstaten ontwikkeld in verschillende Codex comités. De comités van de Codex zijn onderverdeeld in: • Horizontale comités (voor algemene onderwerpen, bijvoorbeeld additieven) • Verticale comités (voor producten, bijvoorbeeld zuivel) en • Regionale comités (bijvoorbeeld Europa) • Daarnaast zijn er een aantal ad-hoc task forces (tijdelijke werkgroepen zoals bijvoorbeeld voor biotechnologie).
18 TCDD 2009, no. 2
Tros RADAR over CODEX
Nederlandse bijdrage
Voor de Nederlandse deelname zijn beleidsmedewerkers van de ministeries LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) en VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) verantwoordelijk. Voor het formuleren van het Nederlandse standpunt roept de delegatieleider een overleg bij elkaar, een Nederlands vooroverleg (voorafgaand aan een Europees overleg). In dit overleg kunnen diverse organisaties gevraagd en ongevraagd commentaren geven op de onderwerpen. Vanuit de wetenschappelijke instituten RIKILT en RIVM ondersteunen risicobeoordelaars voor de verschillende comités vanuit hun expertise de Nederlandse delegatie. Spam
Tot slot nog dit: er gaan nogal wat indianenverhalen over Codex de ronde. Sinds een paar jaar circuleert er een e-mail dat Codex per 31 december 2009 vitaminen zou verbieden, zou verplichten om voedsel te bespuiten en te bestralen en nog meer onjuistheden. Het Codex contactpunt van LNV is overspoeld met vragen van bezorgde burgers, zelfs
premier Balkenende en de koningin zijn aangeschreven. Op de website van LNV zijn teksten opgenomen met uitleg over hoe het nu wél zit. Ook organiseert het ministerie een hearing zodat belangstellenden daar direct hun vragen kunnen stellen. Ook heeft Tros Radar nog een verhelderende uitzending uitgezonden, waarna het wat rustiger is geworden. Voor meer informatie, zie: http://www.codexalimentarius.net. Zie voor de Tros Radar uitzending: http://www.trosradar.nl/index. php?id=uitzending&itemUid=1247
Themarubriek: Uitgelicht Wetenschappelijke productie Trends in research activity in toxicology and by toxicologists in seven European countries. Òscar Miró 1 , Elisabet Montori 2 , Xavier Ramos 3 , Miguel Galicia 1 , Santiago Nogué 2 , 1 Emergency Department, Hospital Clínic, Barcelona 2 Toxicology Unit, Emergency Department, Hospital Clínic, Barcelona 3 Emergency Department, Hospital de Barcelona (SCIAS), Barcelona Korte samenvatting:
Miró et al. hebben middels een kwantitatieve bibliometrische zoektocht de wetenschappelijke productie binnen de toxicologie en door toxicologen in kaart gebracht van zeven Europese landen (Spanje, Duitsland, Italie, Frankrijk, Nederland, Belgie en Engeland). Deze zoektocht werd uitgevoerd in september 2006 en de analyseperiode betrof de laatste 15 jaar. Web of Knowledge (ISI) werd gebruikt als bibliometrische zoekmachine en de Science Citation Index (SCI)-Expanded als database. Gedurende de geanalyseerde 15 jaar, werden 26.414 documenten geïdentificeerd als geschreven door toxicologen, en 25.070 documenten geïdentificeerd (SCI) als gepubliceerd binnen het vakgebied van de toxicologie. In totaal werden er 3.254.871 documenten gepubliceerd door alle zeven landen.
Als mogelijke verklaring wordt door de auteurs het uitblijven van toxicologische relevante catastrofes genoemd, zoals bijvoorbeeld het “giftige olie syndroom” (http://en.wikipedia. org/wiki/Toxic_Oil_Syndrome) dat duizenden Spanjaarden heeft geraakt in 1981. Verschijnt binnenkort in: Toxicology Letters (2009), doi:10.1016/j.toxlet.2009.04.029
De absolute productie door toxicologen was het hoogst in Duitsland en Engeland, en de relatieve productie (gecorrigeerd door inwonertal) was het hoogst in Nederland. In alle landen werd een absolute toename gevonden in het aantal documenten geschreven door toxicologen en/ of in het vakgebied van de toxicologie. Echter een relatieve daling werd gevonden ten opzichte van de totale wetenschappelijke productie per land.
19 TCDD 2009, no. 2
AiO-Toxafette Kristina Hettne 1. Stel jezelf voor en vertel over je AiO project
Ik ben Kristina Hettne en ik ben AiO aan de universiteit van Maastricht, maar ik werk op de afdeling Medische Informatica bij het Erasmus MC in Rotterdam. Ik kom uit Zweden en ben naar Nederland gekomen om een AiO-traject in ‘text-mining’ voor toxicogenomics te volgen. In Zweden heb ik Bioinformatica gestudeerd en daarna heb ik bijna drie jaar in de Computational Toxicology groep bij AstraZeneca in Zweden gewerkt. Ik ben daar bekend geraakt met ‘text-mining’ en toxicologie en werkte toen onder andere veel samen met de groep biosemantiek bij het Erasmus MC in Rotterdam. Toen ik hoorde dat de groep op zoek was naar een AiO in ‘text-mining’ voor Toxicogenomics besloot ik dat het tijd was om naar het buitenland te gaan en de wetenschap in te duiken. Mijn project maakt deel uit van een groter project dat als doel heeft een ‘high-throughput’ systeem voor het screenen van onbekende stoffen op immunotoxiciteit, reprotoxiciteit en carcinogenese te ontwikkelen. De bedoeling is dat ik ‘tools’ ga ontwikkelen voor de toxicologische indeling van chemische stoffen, en voor de identificatie van moleculaire en genetische ‘pathways’ die de tot expressie gekomen genen en toxische fenotypes linken. Ik werk samen met 6 AiO’s uit specifieke toxicologische gebieden.
2. Waarom ben je juist dit project gaan doen?
Het lijkt me geweldig als er alternatieven van dierproeven snel ontwikkelend kunnen worden. Ook de combinatie ‘text-mining’ en toxicogenomics is erg nieuw en er is veel op dit gebied te doen.
3. Wat zijn de grootste strui kelblokken die je tot nu toe bent tegengekomen?
Nederlands leren! Nee hoor, in vergelijking met het volgen van een AiO-traject was dat een makkie. Bij mijn vorige baan in de industrie heb ik mijn tijd besteed aan het bedenken en uitvoeren van onderzoek, maar nu moest ik ineens ook veel tijd besteden aan het bouwen en onderhoud van de testomgeving (codes, databases en scripts) voor mijn onderzoek. Daar was ik niet op voorbereid en het heeft veel tijd gekost. Gelukkig ben ik daar nu best handig in geworden!
Wie of wat inspireert je binnen de toxicologie en wat zou je na je promotie willen doen?
Ik vind toxicogenomics interessant omdat het de ‘black box’ van het effect van stoffen open maakt. Bij een dierenmodel kan je zien dat er een tumor ontstaat, maar met toxicogenomics kan je ook zien welk mechanisme er achter zit door te kijken naar de tot expressie gekomen genen en de betrokken ‘pathways’. Wat ik na mijn promotie wil doen weet ik nog niet precies, maar ik zou graag binnen de toxicologie willen blijven.
4.
5. Lees je de TCDD, wat vind je er van en heb je er zelf wel eens wat in geschreven?
Ik kijk de TCDD door als er een nieuw nummer is en vind het een goede manier om mij op de hoogte te houden van onderzoek binnen toxicologie in Nederland.
6. Heb je nog een goede tip voor mede-AiO's?
Neem regelmatig de rust om je af te vragen wat het doel is van datgene waar je op dat moment bezig mee bent. Dat helpt je op koers te houden.
7. En voor de 'oude garde'?
Deel je ervaringen. Als je merkt dat iemand hard bezig is met iets wat jij al gedaan hebt, of iets wat er erg op lijkt, neem dan de tijd om te helpen. Dan kan je ook zelf makkelijker om een dienst vragen.
20 TCDD 2009, no. 2
8. Vraag van Sandra Kol:
Je werkt aan een andere kant van toxicologie, de data mining en dan vooral aan het programma ANNI. Kun je vertellen waarom dit deel zo belangrijk is voor het toxicologische onderzoek en wat je na je AiO-schap bereikt wilt hebben? Data- en ‘text-mining’ zijn erg belangrijk omdat het van data informatie en kennis maakt. Sandra zei het eigenlijk zelf in de vorige TCDD, er is zo veel data en het moet allemaal geïnterpreteerd worden. ANNI is gebaseerd op literatuur over onder andere genen, stoffen en biologische processen. Op basis van een lijst van genen van een microarray experiment kan je makkelijk informatie over deze genen vinden. Ik heb aan het chemische deel van ANNI gewerkt en als dat klaar is kan je ook makkelijk stoffen met elkaar vergelijken en verbanden en verschillen zien. De volgende stap is te laten zien dat ‘text-mining’ kan bijdragen aan een betere indeling van stoffen op basis van gen-expressie data. En juist dat laatste is ook het doel van dit project.
9.
Welke AiO zou je deze Toxafette willen voorleggen en welke vraag zou je haar willen stellen?
Dorien van Dartel werkt als AiO aan het RIVM. Jij werkt aan een systeem voor ‘high-troughput screening’ van onbekende stoffen op reprotoxiciteit. Heeft dataen ‘text-mining’ jou in je onderzoek geholpen en wat mis jij in de ‘tools’ die je nu gebruikt hebt voor het analyseren van je data?
Themarubriek: Directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming (Europese Commissie) Het directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming, vaak afgekort als "SANCO" of "DG SANCO" voor de Franse woorden ‘Santé’ (Gezondheid) & ‘Consommateurs’ (consumenten), is een directoraat-generaal van de Europese Commissie. Het Gezondheids-en Consumentenbescherming DG is verantwoordelijk voor de uitvoering van EU-wetgeving over de veiligheid van voedsel en andere producten, over de rechten van de consument en op de bescherming van de gezondheid van mensen. Dit is dus een Directoraat bij uitstek waarin de toxicologie een rol speelt. Dus zijn de Nederlanders erbij. Neem nu bijvoorbeeld de wetenschappelijke commissies, waarvan SANCO er drie kent:
•
De Wetenschappelijke Commissie voor consumentenveiligheid (SCCs): vanuit Nederland neemt Jacqueline van Engelen (RIVM) als toxicoloog zitting in deze commissie;
•
De Wetenschappelijk Commissie voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM): Jan Linders (RIVM) zit daar als Nederlander in;
•
De Wetenschappelijke Commissie voor nieuwe gezondheidsrisico's (WCNG): ook hier treffen we een Nederlandse toxicoloog aan: Wim de Jong (RIVM).
Deze wetenschappelijke commissie voorziet de Europese Commissie van de wetenschappelijke adviezen over non-food producten die zij nodig heeft bij het opstellen van beleid en voorstellen met betrekking tot de veiligheid van de consument, de volksgezondheid en het milieu. De commissies zorgen er ook voor dat de aandacht van de EU Commissie aan de nieuwe of opkomende problemen die een bedreiging kunnen vormen voor een reële of potentiële bedreiging.
Meer informatie op: http://ec.europa.eu/health/ph_risk/ committees/committees_en.htm
21 TCDD 2009, no. 2
Themarubriek: Interview met Marie-Elène Boivin Door Heike Schmidt Dr. Boivin joined NOTOX B.V. in 2006 as regulatory affairs manager and she is section head of the industrial chemical section since 2007. She is responsible for the registration of new and existing industrial chemicals under REACH and is actively working with IUCLID 5. She is also heavily involved in consultancy work related to REACH. Dr. Boivin is also responsible for the notification of substances in Australia and is actively involved in the preparation of High Production Volume chemical dossiers (HPV) for the OECD framework. Dit interview is een verkorte versie van het interview dat de sectie Milieutoxicologie / Milieuchemie (NVT/KNCV) heeft gemaakt en heeft gepubliceerd in de nieuwsbrief van de sectie. Een directe link naar de nieuwsbrief is te vinden onderaan deze rubriek. Hoe ben je toxicoloog geworden?
Het kwam door mijn stageplek in Nederland. Ik studeerde biologie in mijn geboortestad in Canada en was bijzonder geïnteresseerd in mariene biologie, maar wilde ook graag reizen. Bij de UvA kon ik stage lopen zonder tijdsverlies voor mijn studie op te lopen. Er was echter geen stage beschikbaar in de mariene biologie, wel in aquatische ecotoxicologie. Ik kende het vak vanuit Canada niet, maar het klonk interessant. De stage was inderdaad boeiend en vanaf dat moment heb ik waar mogelijk alle vrije vakken in de ecotoxicologie gedaan. Ik ben uiteindelijk ook in Nederland afgestudeerd. Daarna vond ik een AiO-plaats die me erg trok. Het onderwerp was zeer breed - aquatische én terrestrische ecotoxicologie. Dat paste bij mij: ik wil van alles iets weten en niet per se heel diep ingaan op één onderwerp. Verder trok me ook de samenwerking tussen de UvA, Wageningen en de VU. Na mijn promotie wilde ik een beetje afstand van het ‘fundamentele’ onderzoek nemen en meer richting ‘toegepast’ onderzoek gaan. Toen vond ik een baan bij RIVM-SEC, in de risicobeoordeling. Deze verbreding richting toxicologie stond me aan, want ik had al tijdens mijn AiO-schap de postdoctorale opleiding in toxicologie (POT) gevolgd. Ik heb bij RIVM-SEC met heel veel plezier 2 jaar gewerkt. Toen ik met een Brabander trouwde, was de reistijd echter niet meer vol te houden en heb ik de stap naar NOTOX genomen, waar ik ook alweer 2 jaar heel graag werk. Je werkt bij NOTOX vooral aan REACH, in opdracht van producenten en importeurs van stoffen. Wat is belangrijk in een dergelijke baan?
De communicatie naar klanten toe maakt een heel groot deel van de baan uit. De klanten zijn zeer internationaal. Soms bel ik ’s ochtends met Japan, na de lunch met Europese klanten en ’s middags met de VS. Verder, naast inhoudelijk kennis en kennis omtrent de wetgeving is lange termijn planning zeer belangrijk . De laatste registratie deadline voor bestaande (EINECS) stoffen is juni 2018 en wij moeten zorgen dat alles goed verloopt.
22 TCDD 2009, no. 2
Zie je in de communicatie met klanten verschillen op grond van de herkomst van de bedrijven?
Ja, een wereld van verschil! Ten eerste hebben sommige van onze Japanse cliënten nog taalbarrières. Deze proberen we te voorkomen door een agente van ons in Tokyo erbij te betrekken. Daarnaast zijn er ook culturele verschillen: de manier van vragen van de Japanse klanten kan minder direct zijn en meer bescheiden zijn dan een vraag van een klant uit de VS. Hoe loopt het contact met cliënten meestal?
Vooral via e-mails en telefonisch. Ik ben ook onlangs in Japan geweest, voor een NOTOX conferentie over REACH. Een heel bijzondere ervaring. We hebben eerst veel klanten opgezocht. Wat daar opvalt, is hoeveel moeite in de vergaderingen wordt gestoken. We worden rondgeleid door meerdere elegante ontvangstdames, zelfs de zitplaatsen worden ons - als in een ceremonie - aangewezen. Dan zitten we met onze drie man sterke delegatie met zeven Japanners te vergaderen. Vergaderen bestaat daarbij uit beleefd groene thee drinken en op de korte vertaling van de 15 minuten toespraken van onze gastheer wachten. De conferentie zelf verliep ook zeer goed. Behalve wij en de Nederlandse ambassadeur gaf ook het European Chemicals Agency (ECHA) een presentatie via de telefoon vanuit Helsinki - ik was zeer blij toen dat technisch foutloos verliep.
Is er met de opkomst van het internet in REACH ook minder contact met de personen achter het bevoegd gezag?
Wat voor herinneringen heb je aan het bestuur van milieutox?
Inderdaad ging vroeger een dossier per post naar bijvoorbeeld het Bureau Milieugevaarlijke Stoffen van het RIVM en vaak ook naar een bepaalde persoon aldaar. Met de tijd leerde je namelijk de personen kennen, die bij de verantwoordelijke autoriteiten werkten. Omdat niet alles vastgelegd was of kon zijn, kende je soms dus ook autoriteiten met verschillende wensen of aanpakken. Dat is nu niet meer zo. Het ECHA stuurt brieven zonder persoonlijke details. Het voordeel is hopelijk wel dat er nu echt gelijke eisen gelden in Europa.
Ik heb 4 jaar met veel plezier in het bestuur gezeten. Het was interessant en gezellig. Iedereen had zijn eigen taak en je voelde je daarvoor verantwoordelijk. Ik heb bijvoorbeeld meerdere symposia georganiseerd en daar veel van geleerd.
Heeft NOTOX zich voor REACH gespecialiseerd in bepaalde stoffen?
Nee, op dit moment werken we voor cliënten met zeer verschillende stoffen, zoals echte massastoffen met duizenden pre-registranten en stoffen waar we de enige aanmelders zijn. Ook de toxiciteit is soms recht door zee, soms uitdagend, zoals voor CMR (carcinogeen, mutageen en/ of reprotoxisch) stoffen, waar je kans loopt om in een volledige autorisatie-traject terecht te komen. We zien wel dat de afdeling ‘regulatory affairs’ met hun QSAR- en ‘read across’ expertise nu meer gevraagd is dan vroeger. Het gebruik van deze extrapolatietechnieken en rekenmethoden wordt onder REACH aangemoedigd. In hoeverre deze echter in de dossier-beoordeling geaccepteerd worden, moet de tijd nog leren. Voor mij is het dus ook zeer interessant te zien hoe vaak de industrie deze technieken überhaupt zal gaan inzetten.
Een vraag die velen met ‘nieuwsgierigheid’ beantwoorden: wat zijn je drijfveren?
Ik denk eerder dat ik behulpzaam wil zijn. Ik wil graag de klanten tevreden houden en ze helpen. Maar natuurlijk is affiniteit met de wetenschap, het willen uitzoeken, ook aanwezig. Het volledige interview is te vinden op: http://www.milieuchemtox.nl.
Is er voor NOTOX veel flexibiliteit nodig gezien deze snel veranderende markt?
De capaciteit die we nodig hebben is heel moeilijk te plannen –dat speelt zeker voor mij als sectiehoofd. We zullen zeker meer mensen nodig hebben en zijn dan ook constant op zoek naar geschikte kandidaten. We nemen trouwens niet alleen (eco)toxicologen, maar ook chemici in dienst. Je hebt bij onderzoeksinstituten en bij de industrie aan risicobeoordeling gewerkt - is er een verschil in de aanpak?
In principe niet, want bij beiden is het essentieel de wetenschap goed in je achterhoofd te hebben. Af en toe zit er wel een klein verschil in het grijze gebied van de interpretatie, ook al wordt de argumentatie gebaseerd op dezelfde data. In ieder geval is het in beide werelden essentieel dat de betrokken werknemers als ook het milieu veilig zijn. Natuurlijk is er een pragmatische benadering nodig - in een maanpak werken is meestal niet echt reëel. Je bent Canadese - heeft dat invloed op je werk?
Ik kan de werkculturen eigenlijk niet goed vergelijken, omdat ik in Canada voornamelijk heb gestudeerd. Oppervlakkig bekeken valt het zeker op dat er in Nederland meer vakantiedagen zijn en dat de werktijden minder streng zijn. Nederland is ook iets socialer wat betreft parttime werken. Aan de andere kant zijn in Canada de crèches veel beter op het werkleven afgestemd, omdat vaak allebei de ouders werken. En verder? Ik merk dat ikzelf nu eigenlijk een mix van allebei geworden ben, Nederland en Canada. Vroeger piekerde ik erover dat ik in allebei eigenlijk niet meer thuishoorde. Nu ben ik er tevreden mee dat ik in allebei pas!
23 TCDD 2009, no. 2
Themarubriek: Interview Ike van der Putte Toxicologie over de grenzen D o o r M a r t i j n v a n Ve l t h o v e n Na een REACH training in Boekarest, Roemenië in mei is even er tijd om Ike van der Putte (Directeur Externe Betrekkingen en Internationale Milieuzaken bij adviesbureau RPS) eens aan de tand te voelen over de stand van zaken van de toxicologie in het buitenland. Ike heeft altijd over zijn grenzen heen gekeken, zijn afstudeerwerk eind jaren zeventig heeft hij gedeeltelijk in zijn moederland Indonesië uitgevoerd en gedurende zijn promotie (bij prof. Jan Koeman) heeft hij een deel van zijn onderzoek uitgevoerd aan de Universiteit van Upsalla in Zweden. Na bijna 30 jaar in de advieswereld, hoe heb je de internationale consultancy zien veranderen?
In de jaren tachtig waren de adviesbureaus leidend op het gebied van het opzetten en uitvoeren van programma’s met een grote maatschappelijke impact, vooral op het gebied van milieu. In die tijd kon je voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de VN en voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland nog programma’s in elkaar zetten om mensen in allerlei landen over de hele wereld te trainen in het veilig werken met gevaarlijke stoffen en de aanpak van lokale milieuproblemen.
Wat waren en zijn jouw drijfveren om dit internationale werk gedurende die lange periode te blijven doen?
De belangrijkste drijfveer is de combinatie van de ontwikkeling en overdracht van kennis. Op een pragmatische manier invulling geven aan complexe onderwerpen zoals toxicologie en de bijbehorende wet- en regelgeving. Mijns inziens is er nog altijd teveel een splitsing tussen de wetenschap enerzijds, en de overdracht van die kennis naar de praktijk anderzijds. Wat maakt volgens jou een goed internationaal toxicologisch adviseur?
Je moet als adviseur samenwerken met mensen uit allerlei andere disciplines aan integrale oplossingen. Goed opgeleide (EUROTOX) toxicologen zijn met hun achtergrond al snel een spin in het web met kennis op het gebied van milieu, stoffen en de bijbehorende wet- en regelgeving. Wel dient er in de opleiding van toxicologen meer aandacht gegeven te worden aan het communicatie aspect: hoe breng je dit soort complexe informatie over naar een groep mensen die niet eens weet wat een LC50 is? Dit is een stuk moeilijker geworden ten eerste omdat alles op een veel te rigide manier Europees aanbesteed moet worden. Steeds vaker speelt de laagste prijs hierbij een net zo belangrijke rol als inhoudelijke kwaliteiten en referenties. Verder zijn ook de organisaties van de adviesbureaus zodanig “efficiënt” geworden dat er minder wordt geïnvesteerd in het noodzakelijke kennisniveau om in te schrijven voor dergelijke projecten, te meer omdat de tarieven internationaal vaak lager liggen dan dat er in de nationale industrie wordt betaald voor top experts. Toch zijn er nog altijd fondsen beschikbaar via de Europese Commissie voor het ontwikkelen en overdragen van kennis binnen de Europese Unie. De landen die hebben aangegeven te willen toetreden tot de EU, zoals bijvoorbeeld Kroatië, Turkije en Servië, moeten namelijk wel eerst voldoen aan een minimum standaard kennisniveau voordat er ook maar sprake van toetreding kan zijn. Toxicologen spelen nog altijd een belangrijke rol in het bereiken van dat niveau omdat ze opgeleid zijn om een overzicht te hebben van zowel menselijke als milieu gerelateerde aspecten. 24 TCDD 2009, no. 2
Als toxicologen moeten we over onze grenzen heen durven denken. Hiermee bedoel ik dus niet de landsgrenzen, want veel toxicologen denken al verder dan Nederland, maar ook over de grenzen van ons vakgebied. De toxicologie is nog altijd teveel een wetenschappelijke discipline terwijl er gevraagd wordt naar pragmatische integrale oplossingen. Op het gebied van duurzaamheid staan ons veel ontwikkelingen te wachten gerelateerd aan gezondheid en milieu maar daar staan we als toxicologen nog veel te ver vanaf.
Hoe zie jij de toekomst van de internationale consultancy?
Het internationale advieswerk vind ik nog altijd een zeer nuttige vorm van ontwikkelings-samenwerking. Er zijn momenteel alleen te weinig toxicologen met een interesse in advieswerk en hiernaast zijn er maar weinig adviseurs bereid om veel (eigen) tijd en moeite te investeren. Verder is het voor de meeste grote adviesbureaus een minder aantrekkelijk werkveld door de eerder genoemde lagere internationale tarieven en omdat het voor veel bureaus te ondoorzichtig is wat hun mensen nu precies uitvoeren in dat verre buitenland. Gelukkig is er veel kennis aanwezig in oudere lidstaten en is er een goede samenwerking opgezet in de voorgaande jaren met lokale partners, dus is het
nog altijd mogelijk om goede producten af te leveren en kennis over te dragen. Het blijft dus van belang om samen te werken met lokale adviseurs omdat zij weten welke gevoeligheden er zijn op cultureel en politiek niveau. Wel zijn er steeds meer locale bedrijven die zelf aan de slag gaan, vaak niet gehinderd door al te veel kennis. Dit is een bedreiging voor de kwaliteit. Daar zullen de EUROTOX geregistreerde toxicologen nog steeds een meerwaarde blijven behouden. Biografie Ike van der Putte
• • • • • • • •
1978 afgestudeerd in Wageningen in de Milieuhygiène 1981: promotie in Wageningen met als onderwerp “An Assessment of the Environmental Toxicity of Hexavalent Chromium in Fish” 1998-heden: EUROTOX Registered Toxicologist 1981-2000: achtereenvolgens technisch medewerker, hoofd afdeling R&D, hoofd divisie Milieu en directeur/partner raadgevend ingenieursbureau BKH. 2000-heden: directeur Externe Betrekkingen & Internationale Milieuzaken bij RPS Groep Nederland B.V. (na de overname van BKH door RPS Group plc) Vanaf 1985 actief in diverse nationale en internationale commissies en bestuursorganen zoals LEAF- Wageningen, RAI –Aquaterra, ONRI, EFCA, FIDIC, ISO en de VN. Sinds 2008 president van het UNEP Sustainable Building and Construction Initiative (SBCI). ONRI Award 2002 en FIDIC Prangley Award 2008 voor zijn activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling in de internationale ingenieursbranche. Teamleider en trainer in diverse projecten op het gebied van toxische stoffen en milieu voor de VN, WHO, EU en internationale ontwikke- lingsbanken.
Themarubriek: Risico’s en veiligheid van nanotechnologie Sponsorship programme De ‘Working Party on Manufactured Nanomaterials’ van de OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking & Ontwikkeling) heeft een “sponsorship programme” gelanceerd waarin lidstaten de verantwoordelijkheid delen voor het testen van de risico’s van nanomaterialen. Bij het programma zijn OECD lidstaten betrokken en enkele niet-lidstaten en andere belanghebbenden om samen een fonds op te zetten waaruit toxicologisch onderzoek en veiligheidsonderzoek voor een selectie van zogenaamde ‘Manufactured Nanomaterials’ (MNs) kan worden betaald. Vanuit Nederland participeert VROM en ligt de aandacht primair bij ceriumoxide als een stof die wordt toegepast in onder andere brandstoffen. In totaal zijn 14 MNs geselecteerd en voor een deel zal het werk via tenders worden aanbesteed.
Er is een lijst van eindpunten en MN-karakteristieken opgesteld, die in elke studie moet worden bepaald. Het gaat om testen voor zowel humane risico’s als potentiële ecologische/milieu problemen.
Meer informatie is te vinden via: http://www.oecd.org/document/47/0,334 3,en_2649_37015404_41197295_1_1_1_1,00.html
25 TCDD 2009, no. 2
Werk van leden Stuur uw bijdrage naar:
[email protected] GR Guillaume Counotte en Jet Mars. Veterinaire toxicologie bij landbouwhuisdieren. Diergeneeskundig Memorandum 55e jaargang - No. 1.
Deltares Brink, van den, N., M. Riddle, M. van den Heuvel-Greve, I. Allison, I. Snape, J.A. van Franeker (2009). Correspondence on Geisz et al. Melting glaciers: a probable source of DDT to the Antarctic marine ecosystem. Environ Sci & Technol 43: 3976-3977. Grinwis, G, Wester, P.W. Vethaak, A.D. (2009). Histopathological effects of chronic aqueous exposure to bis(tri-n-butyltin)oxide (TBTO) to environmentally relevant concentrations reveal thymus atrophy in European flounder (Platichthys flesus). Environ Pollut, in press. Kuiper, R.V., Vethaak, A.D., Cantón, R.F., Anselmo, H., Dubbeldam, M., van den Brandhof, E.-J., Leonards, P.E.G., Wester, P.W., den Berg, M. (2008). Toxicity of analytically cleaned pentabromodiphenylether after prolonged exposure in estuarine European flounder (Platichthys flesus), and partial life-cycle exposure in fresh water zebrafish (Danio rerio). Chemosphere 73: 195-202. Martínez-Gómez, C. Fernández, B. Valdés, J. Campillo, J.A., Benedicto, J. Sánchez, F. Vethaak, A.D. (2009). Evaluation of three-year monitoring with biomarkers in fish following the Prestige oil spill (N Spain). Chemosphere 74: 613-620. Schipper, C.A., Dubbeldam, M., Feist, S.W., Rietjens, I.M.C.M., Murk, A.T. (2008). Cultivation of the heart urchin Echinocardium cordatum and validation of its use in marine toxicity testing for environmental risk assessment, J Exp Mar Biol Ecol 364: 11–18.
26 TCDD 2009, no. 2
Vos, de, M.G., M.A.J. Huijbregts, M.J. van den Heuvel-Greve, A.D. Vethaak, K.I. van de Vijver, P.E.G. Leonards, S.P.J. van Leeuwen, P. de Voogt, A.J. Hendriks (2008). Accumulation of perfluorooctane sulfonate (PFOS) in the food chain of the Western Scheldt estuary: comparing field measurements with kinetic modeling. Chemosphere 70: 1766-1773. Weert, de,,J., A. de la Cal, H. van den Berg, A. Murk, A. Langenhoff, H. Rijnaarts, T. Grotenhuis, (2008). Bioavailability and biodegradation of nonylphenol in sediment determined with chemical and bioanalysis. Environ Toxicol Chem Vol. 27: 778-785.
RIVM Andressoo JO, Weeda G, Wit J de, Mitchell JR, Beems RB, Steeg H van , Horst GTJ van der, Hoeijmakers JH. An Xpb mouse model for combined xeroderma pigmentosum and cockayne syndrome reveals progeroid features upon further attenuation of DNA repair. Mol Cell Biol 2009; 29(5):1276-90. Baken KA, Ezendam J, Pennings J, Vandebriel RJ, Loveren H van. Toxicogenomics as a tool to assess immunotoxicity. In: Sahu SC, ed. Toxicogenomics: a powerful tool for toxicity assessment. Chichester: Wiley, 2008:129-42. Barnes CA, Elsaesser A, Arkusz J, Smok A, Palus J, Lesniak A, Salvati A, Hanrahan JP, Jong WH de, Dziubaltowska E, Stepnik M, Rydzynski K, McKerr G, Lynch I, Dawson KA, Howard CV. Reproducible comet assay of amorphous silica nanoparticles detects no Genotoxiciy. Nano Lett 2008; 8(9):3069-74. Breure AM, Eijsackers HJP, Groot M, eds. Ecological effects of diffuse pollution. Sci Total Environ 2008; 406(3). Dartel DAM van, Pennings JLA, Hendriksen PJM, Schooten FJ van, Piersma AH. Early gene expression changes during embryonic stem cell differentiation cardiomyocytes and their modulation by monobutyl phthalate. Reprod Toxicol 2009; 27(2):93-102. Gerner I, Hulzebos E, Rorije E, Hakkert B, Walker JD, Herzler M, Spielmann H. Potential regulatory use of (Q)SARS to develop dermal irritation and corrosion assessment strategies. In: Roberts M, Walters R, eds. Dermal absorption and toxicity. New York: Infarma Healthcare, 2008;495-506.
Hassing C, Twickler M, Brunekreef B, Cassee F, Doevendans P, Kastelein J, Cramer MJ. Particulate air pollution, coronary heart disease and individual risk assessment: a general overview. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil 2009; 16(1):10-5. Hollander A, Pistocchi A,Huijbregts MAJ, Ragas AMJ, Meent D van de. Substance or space? the relative importance of substance properties and environmental characteristics in modeling the fate of chemicals in Europe. Environ Toxicol Chem 2009; 28(1):44-51. Jonge JD de, Baken KA, Konings J, Pennings JLA, Ezendam J, Loveren H van. Gene expression changes in the mesenteric lymph nodes of rats after oral peanut extract exposure. J Immunotoxicol 2008; 5(4):385-94. Kesteren PCE van, Beems RB, Luijten M, Robinson J, Vries A de, Steeg H van. DNA repair-deficient Xpa/p53 knockout mice are sensitive to the non-genotoxic carcinogen cyclosporine A: escape of initiated cells from immunosurveillance? Carcinogenesis 2009; 30(3):538-43. Langrish JP, Mills NL, Chan JK, Leseman DL, Aitken RJ, Fokkens PH, Cassee FR, Li J, Donaldson K, Newby DE, Jiang L. Beneficial cardiovascular effects of reducing exposure to particulate air pollution with a simple facemask. Part Fibre Toxicol. 2009 Mar 13;6:8. Lilienthal H, Ven LTM van der, Piersma AH, Vos JG. Effects of brominated flame retardant hexabromocyclododecane (HBCD) on dopamine-dependent behavior and brainstem auditory evoked potentials in a one-generation reproduction study in Wistar rats. Toxicol Lett 2009; 185(1):63-72. Lucking AJ, Lundback M, Mills NL, Faratian D, Barath SL, Purazar J, Cassee FR, Donaldson K, Boon NA, Badimon JJ, Sandstrom T, Blomberg A , Newby DE. Diesel exhaust inhalation increases thrombus formation in man. Eur Heart J 2008; 29(24):3043-51. Mahabir AG, Schaap M, Theunissen P, Benthem J van, Essers J, Vries A de, Hendriksen CFM, Steeg H van. DNA-repairdeficient Rad54/Rad54B mice are more sensitive to clastogens than wild-type mice. Toxicol Lett 2008; 183(1-3):112-7.
Mills NL, Robinson SD, Fokkens PHB, Leseman DLAC, Miller MR, Anderson D, Freney EJ, Heal MR, Donovan RJ, Blomberg A, Sandstrom T , MacNee W, Boon NA, Donaldson K, Newby DE, Cassee FR. Exposure to concentrated ambient particles does not affect vascular function in patients with coronary heart disease. Environ Health Perspect 2008; 116(6):709-15. Nijs T de, Zwart D de, Peijnenburg W. Toxiciteit van het oppervlaktewater blijft een probleem. H2O 2008; 41(21):29-31. Rudez G, Janssen NAH, Kilinc E, Leebeek FWG, Gerlofs-Nijland ME, Spronk HMH, Cate H ten, Cassee FR, Maat MPM de. Luchtverontreiniging en hemostase. Trombinus 2008; 36:53-5. Verma V, Polidori A, Schauer JJ, Shafer MM, Cassee FR, Sioutas C. Physicochemical and toxicological profiles of particulate matter in Los Angeles during the October 2007 southern California wildfires. Environ Sci Technol. 2009 Feb 1;43(3):954-60. Ven LTM van der, Kuil T van de, Leonard PEG, Slob W, Lilienthat H, Litens S, Herlin M, Hakansson H, Canton RF, Berg M van den, Visser TJ, Loveren H van, Vos
JG, Piersma JG. Endocrine effects of hexabromocyclododecane (HBCD) in a one-generation reproduction study in Wistar rats. Toxicol Lett 2009; 185(1):51-62. Verbruggen EMJ, Beek M, Pijnenburg J, Traas TP. Ecotoxicological environmental risk limits for total petroleum hydrocarbons on the basis of internal lipid concentrations. Environ Toxicol Chem 2008; 27(12):2436-48. Zelm R van, Huijbregts MAJ, Russell MH, Jager T, Meent D van de. Modeling the environmental fate of perfluorooctanoate and its precursors from global fluorotelomer acrylate polymer use. Environ Toxicol Chem 2008; 27(11):2216-23. Zelm R van, Huijbregts MAJ, Posthuma L, Wintersen A, Meent D van de. Pesticide ecotoxicological effect factors and their uncertainties for freshwater ecosystems Int J Life Cycle Assess 2009; 14(1):43-51.
WUR Bovee, T.F.H., Bor, G., Becue, I., Daamen, E.J., Duursen, M. van, Lehmann, S. , Vollmer, G., De Maria, R., Fox, E., Witters, H., Bernhoft, S., Schramm, K-W., Hoogenboom, L.A.P. & Nielen, M.W.F. (2009). Interlaboratory comparison of a yeast bioassay for the determination of estrogenic activity in biological samples. Anal Chim Acta, 637(1-2), 265-272.
Groot, M.J., Noordam, M.Y., Kleter, G.A., Asseldonk, A.G.M., Kleijer-Ligtenberg, E., Halkes, S.B.A., Fink-Gremmels, J. & Osch, H.H. (2009). Fyto-V eindrapport, Ontwikkelen van fytotherapie als middel bij het reduceren van en/of behandelen van dierziekten. 2008 Ext. rep. 010 deel 1 t/m 9, RIKILT - Wageningen-UR. Miraglia, M., Marvin, H.J.P., Kleter, G.A., Battilani, P., Brera, C., Coni, E., Cubadda, F., Croci, L., De Santis, B., Dekkers, S., Filippi, L., Hutjes, R.W.A., Noordam, M.Y., Pisante, M., Piva, G., Prandini, A., Toti, L., Born, G.J. van den & Vespermann, A. (2009). Climate change and food safety: An emerging issue with special focus on Europe. Food Chem Toxicol, 47(5), 10091021.
Overig Koen Van Deun en Philippe Vanparys. TOXICOLOGIESTUDIES IN EVOLUTIE, Kennismaking met het toxicologisch onderzoek in vivo, in vitro en in silico. ISBN 97890356.2137.2 273 pagina’s - 22,5 E Nico van Straalen. Het meisje met caleidoscopische ogen. Bundeling van Nico van Straalen’s wekelijkse columns in diverse dagbladen. Verkrijgbaar via de Vrije Universiteit Amsterdam (ISBN 9789090239118). Zie voor een uitgebreide review het Bionieuws van 16 mei 2009.
Registratiecommissie Toxicologie T i t e l ‘ E u r o p e a n R e g i s t e r e d To x i c o l o g i s t ’ EUROTOX heeft de NVT laten weten dat alle door EUROTOX erkende toxicologen de titel “European Registered Toxicologist” mogen voeren. Zij kunnen dit aangeven door de afkorting ERT achter hun naam te plaatsen, dus bijvoorbeeld ‘dr. P.H.J.T. Janssen ERT’. Alle door de NVT geregistreerde toxicologen worden automatisch door EUROTOX erkend en kunnen dus de nationaal erkende afkorting RT vervangen door de internationaal erkende afkorting ERT.
Congres- & Cursusagenda Zie de congresagenda op de NVT website: www.toxicologie.nl
27 TCDD 2009, no. 2
TCDD is de nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie (NVT). De Vereniging beoogt de belangen van het vakgebied Toxicologie in de ruimste zin te behartigen; de Vereniging heeft uitdrukkelijk niet de bedoeling de rechts-positionele belangen te behartigen van de individuele leden, tenzij deze belangen direct gerelateerd zijn aan de beoefening van het vakgebied. Gehele of gedeeltelijke overname van de inhoud van TCDD is alleen mogelijk met schriftelijke toestemming van de Sponsors
redactie.
TNO Unilever RIVM DSM Notox Akzo Nobel Procter & Gamble Dow Chemicals ETS Nederland B.V.
ISSN 1571-1498