2015 • jaargang 12 • Nummer 5
Geen dag zonder lijn Europese PDOK in wording Geo in Flow Van Gogh ook kartograaf?
www.geo-info.nl • Vakblad van Geo-Informatie Nederland
Thema: 200 jaar Topografie
1820
1970
1870
1920
Ga op tijdreis door 200 jaar topografie! Hoe zag Nederland er 50, 100 of zelfs 200 jaar geleden uit? Ervaar het zelf. En vier met ons mee dat Nederland al 200 jaar officieel in kaart wordt gebracht.
www.topotijdreis.nl
200 jaar Topografie Nico Bakker Dit themanummer kijkt terug naar 1815, het jaar waarin de voorloper van de Topografische Dienst is opgericht. Bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1815 werd de afdeling Militaire Verkenningen ingesteld en daar stamt de Topografische Dienst, sinds 2004 onderdeel van het Kadaster, in rechte lijn van af. In het eerste artikel Geen dag zonder lijn beschrijft oud-directeur Peter Geudeke de organisatorische ontwikkelingen, te beginnen bij de kartering door Kraijenhoff tot de samenvoeging van de Topografische Dienst met het Kadaster. Het produceren van militaire kaarten was als onderdeel van het Ministerie van Defensie de primaire taak. Ron Heeres belicht de periode na de Tweede Wereldoorlog. In de tijd van de Koude Oorlog lag de nadruk op voorraden van Nederlandse topografische kaarten en oefenkaarten in de Noord-Duitse laagvlakte. Later is de aandacht verschoven naar crisisbeheersingsoperaties. Samen met NAVO-partners wordt gewerkt aan de opbouw van de International Geospatial Warehouse. Wim Groenendaal en Richard Witmer schetsen de totstandkoming van de Basisregistratie Topografie (BRT). Niet alleen TOP10NL valt onder de BRT, maar ook de kleinere schalen tot de schaal 1:1.000.000, evenals de BRT-Achtergrondkaart die we op PDOK tegenkomen. In de bijdrage: Europese PDOK in wording beschrijven Haico van der Vegt en Dorus Kruse verschillende Europese initiatieven om de digitale geo-informatie te standaardiseren. Om de bruikbaarheid en beschikbaarheid van de geo-data van INSPIRE te verbeteren, is het project European Location Framework gestart. Arnold Bregt en Dick Eertink kijken naar het gebruik van de topografische kaarten in het verleden en heden. Ook in de 19e eeuw werd de topografie al gebruikt voor niet-militaire doeleinden. Over de laatste innovaties en ontwikkelingen schrijven Vincent van Altena en Marc Post. De automatische generalisatie van TOP10NL naar de schaal 1:50.000 kreeg wereldwijd aandacht. Het combineren van TOP10NL met de hoogtegegevens uit AHN-2 levert weer nieuwe producten op als 3D kaart NL en 3D gebouwhoogte NL. In de tijd van de analoge productie duurde het proces van luchtfoto tot kaart meerdere jaren. Kadaster GeoInformatie streeft nu naar een jaarlijkse update. Met de introductie van de Lean-filosofie in de werkprocessen is de doorlooptijd drastisch gereduceerd. Ben Bruns gaat hier uitgebreid op in in zijn bijdrage Geo in Flow. Naast deze artikelenreeks organiseert het Kadaster in het kader van dit 200-jarig jubileum ook andere activiteiten. Het historisch kartografisch tijdschrift Caert Thresoor besteedt in diverse artikelen aandacht aan de historische ontwikkelingen op het gebied van topografie en kartografie. Daarnaast zijn er presentaties bij diverse congressen, onder andere tijdens de GeoBuzz. Niet onvermeld mag blijven de in september gelanceerde website, www.topotijdreis.nl, waar u een reis kunt maken door de kaarten die door de Topografische Dienst en haar voorgangers vanaf 1815 tot heden zijn gemaakt. Zie hiervoor ook de rubriek Open Kaart. Verder is er n.a.v. dit jubileum een boek verschenen, 200 jaar kaarten maken in beeld, waarin de geschiedenis van de Topografische Dienst wordt beschreven, aangevuld met een tweeluik van kaarten, met de kaart van rond 1935 naast de recente kaart. Verder in dit nummer verslagen van Missing Maps bijeenkomst en van Maptime Summercamp 2015 op het Geofort. Tenslotte een uitgebreid verslag van de 27e Internationale Kartografische Conferentie (ICC 2015) in Rio de Janeiro, waar Menno Jan Kraak tot President van de International Cartographic Association (ICA) is gekozen.
2015-5 | Geo-Info
Gastredacteur
Update je profiel op de website door rechtsbovenin in te loggen. Word nog beter vindbaar op de website en zorg dat je voor jou relevante informatie ontvangt.
| 1
Agenda GIN 1st European Sympsium on Cartography Datum: 10 t/m 12 november Locatie: Vienna, Austria Meer informatie: www.eurocarto.org/ Cyclomedia ‘Met het oog op de toekomst’ Datum: 18 november Locatie: EYE IJpromenade 1, 1031 KT Amsterdam Tijd: 12:00-17:00 uur Meer informatie: www.cyclomedia.com/nl/toekomst/
GIN Werkgroep Geschiedenis van de Kartografie Datum: 26 november 2015 Onderwerp: Dirk Jansz. van Santen Locatie: Oude Turfmarkt 129, Amsterdam (Nina van Leerzaal) Tijd: 14.00-17.00 uur Meer informatie: Peter Quirijnen (
[email protected]) Studiedag Management of Massive Point Cloud Data Datum: 8 december Locatie: TU Delft Tijd: 10.00-17.00 uur Meer informatie: www.ncgeo.nl
GeoBuzz 2015 Datum: 24 en 25 november Locatie: Congrescentrum 1931, Den Bosch Meer informatie: www.geobuzz.nl
Colofon
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Hoofdredacteur Roelof Keppel Redacteuren Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.
5 2015 • jaargang 12 • Nummer
Advertentie-exploitatie Motivation Office Support bv Jan van de Vis Telefoon : (033) 247 3415 E-mail:
[email protected] of
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag
Geen dag zonder lijn ng Europese PDOK in wordi Geo in Flow Van Gogh ook kartograaf?
Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
van Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl • Vakblad
ie Thema: 200 jaar Topograf
Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Foto cover: Topografische kaart als wegenkaart halverwege de vorige eeuw.
Partners Geo-Informatie Nederland
2 |
Geo-Info | 2015-5
bonnementsprijzen per jaar voor 2015 A Persoonlijk lidmaatschap: € 62,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 113,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 250,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl. Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar. © 2015. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) IBAN: NL55RABO0395278430
In dit nummer ... THEMA
4 t/m 42 THEMA
200 jaar Topografie
4
10 Militaire Geografische Informatie van de Koude Oorlog tot heden 18 De Topografische kaart en Basisregistraties 29 Open Kaart - 200 jaar topografische kaarten online 30 Gebruik topografische kaart verrassend constant 34 Recente ontwikkelingen en nieuwe toepassingen in het topografisch domein 39 Column VODK Ulrike Schild - Kamlah
Geen dag zonder lijn
...en verder
24
44 Verslag - Kaarten voor Congo 48 GeoBuzz 52 Verslag - Geo-informatie bij Poolexpeditie SEES.NL 55 Column Jong Geo - Rob Geldof
Europese PDOK in wording
56 Verslag - Terugkijken op Maptime Summercamp 2015 60 Verslag - 27e Internationale Kartografische Conferentie 66 In Memoriam - J.L.G. Henssen 68 Eredoctoraat Henk Scholten Vakantiebericht
40 Geo in Flow
46 Van Gogh ook kartograaf?
2015-5 | Geo-Info
| 3
200 jaar Topografie
Geen dag zonder lijn 200 jaar topografische kartering Een wandmozaïek met het motto ‘Nulla dies sine linea’ sierde vanaf 1965 het centrale trappenhuis van de Topografische Dienst aan de Westvest te Delft (fig.1). Na 1984 werd het mozaïek geplaatst in het gebouw te Emmen. ‘Nulla dies sine linea’ betekent ‘geen dag zonder lijn’. Zeer toepasselijk voor een bedrijf waar dagelijks vele lijnen getrokken worden. In vroeger tijden was deze spreuk al het devies van de Dienst der Militaire Verkenningen. Door dagelijks vele lijnen te trekken is vanaf 1800 ons land in kaart gebracht. Toen was het nog een leeg land, met grote delen woest en onbegaanbaar. De ontginning van de grote zand- en heidegebieden moest nog beginnen, de loop van de rivieren was nog grillig, wegen waren er weinig en van slechte kwaliteit. Het land telde 2 miljoen inwoners. Toch komt in die jaren een nationale aanpak van de topografische kartering tot stand. Door drs. P.W. Geudeke
4 |
Figuur 1 - Wandmozaïek. Een politieke triangulatie Cornelis Kraijenhoff was een bijzonder man. Van zijn vader, genieofficier in het Staatse leger, leerde hij de praktijk van het landmeten en waterpassen. Voor hem was aanvankelijk geen militaire carrière weggelegd, hij wordt arts in Amsterdam. Het zijn rumoerige tijden. Zijn patriottische gezindheid leidt in 1795 tot een keerpunt met een benoeming tot commandant van de garde van Amsterdam en zijn inlijving in het Corps Ingenieurs. Door zijn kennis en ervaring in karteringszaken wordt hij in 1798 betrokken bij de plannen voor een nieuwe kaart van ons land. Het nieuwe bewind van 1795 was erop gebrand de nieuwe bestuurlijke indeling van het grondgebied af te beelden op een Groote Kaart van de Bataafsche Republiek. Een kaart voor politieke propaganda! Het Uitvoerend Comité gaf op 10 oktober 1798 aan Kraijenhoff de opdracht zo’n kaart te maken. Het lukte hem niet om het beschikbare kaartmateriaal samen te voegen. Daarvoor was een betrouwbare meetkundige grondslag nodig. Kraijenhoff startte met de uitvoering van een driehoeksmeting in Holland met behulp van een sextant en met succes weet hij daarna uit bestaand kaartmateriaal twee kaartbladen samen te stellen. Van Swinden, lid van het Comité, maar als wiskundige eerder betrok-
Geo-Info | 2015-5
ken geweest bij de berekeningen van de Franse driehoeksmeting van Mechain en Delambre, is vol lof. Toch had hij liever gezien dat de kans was aangegrepen om een soortgelijke, wetenschappelijk verantwoorde driehoeksmeting uit te voeren en zo de Bataafsche Republiek in de vaart der volken mee op te stuwen. Kraijenhoff doet bij het Comité een beroep op het hoog houden van de nationale eer en krijgt de opdracht om een systematische driehoeksmeting uit te voeren. Een grote repetitiecirkel van Borda wordt bij Lenoir in Parijs besteld en in 1801 begint hij met de metingen die in 1811 worden voltooid. De driehoeksmeting van Kraijenhoff heeft tot 1932 als grondslag gediend voor de Nederlandse topografische kaarten. Door de grote inspanningen voor de driehoeksmeting leek de vervaardiging van de kaart wat op de achtergrond te zijn geschoven. Ook waren er grote hiaten in de topografische informatie van Groningen, Drenthe en de Veluwe, die alleen door nieuwe terreinopnemingen opgevuld konden worden. Het eerste blad van de Choro-Topographische kaart der Noordelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden, op de schaal 1:115.200, verscheen in 1810. De gehele serie van negen bladen werd pas voltooid in 1823 (fig.2). Het grootste manco van deze kaart was het gebruik van zwaar verouderd bronmateriaal.
THEMA
Figuur 2a - Driehoeksnet van Kraijenhoff met bladindeling (fragment). Terreinverkenningen Wie voerden nu in feite de terreinverkenningen en het graveerwerk voor de kaart uit? In 1806 werd door koning Lodewijk Napoleon een belangrijke instantie in het leven geroepen: een depot voor de archieven van oorlog en marine, naar Frans voorbeeld. Kraijenhoff werd directeur van dit depot, in 1809 opgevolgd door zijn neef M.J. de Man. Dit depot had als taak het verzamelen van kaarten, verkenningen en beschrijvingen, geodetische en astronomische waarnemingen, waterpassingen en het vervaardigen van kaarten. Tot het depot behoorde een Topographisch Bureau, dat speciaal belast was met de bewaring van kaarten van het Rijk en de vervaardiging van de ‘grote kaart’. Er werkte een aantal tekenaars, graveurs en een drukker. Kraijenhoff kreeg de beschikking over een brigade van zeven geographische ingenieurs, genieofficieren, die terreinverkenningen uitvoerden en assisteerden bij de driehoeksmeting (fig.3). In een gedrukte instructie uit 1808 zijn de taken van deze officieren beschreven. In 1810-1811 werd het archief overgebracht naar Parijs en hield het Topographisch Bureau op te
Figuur 3 - Geografische ingenieurs.
Figuur 2b - Kaart van Kraijenhoff (fragment).
bestaan. De ingenieurs werden ingelijfd in het Franse geniecorps.
Jaren later keert de naam Topographisch Bureau weer terug. De steendrukkerij van de Militaire Verkenningen werd in 1836 officieel onder het Departement van Oorlog gesteld en in 1841 overgebracht naar Den Haag. In 1848 werd deze drukkerij onder de naam Topographisch Bureau een zelfstandig onderdeel van het Departement van Oorlog met als taak het reproduceren van kaarten. De gelegenheid om de Militaire Verkenningen en het Topographisch Bureau samen te voegen werd niet aangegrepen. Verkenningen en reproductie gaan een eigen weg met alle vervelende gevolgen die dat jaren later zou opleveren. Pas in 1932 komen zij in de Topografische Dienst weer bij elkaar.
In 1814 volgt de heroprichting van het Depot-Generaal van Oorlog met opnieuw een Topographisch Bureau. Dit bureau wordt in 1815 gereorganiseerd en gesplitst in twee afdelingen. De Eerste Afdeling onder leiding van De Man, kreeg als taak het uitvoeren van triangulaties, topografische opnemingen, waterpassingen en de vervaardiging van militaire kaarten. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd door genieofficieren, de eerder genoemde geografische ingenieurs. De naam Eerste Afdeling raakte snel in onbruik en sprak men weer over het Topographisch Bureau. Genieofficieren zoals Huegenin voerden in grote delen van het land detailterreinverkenningen uit, voornamelijk in het noorden, bedoeld voor de ‘grote kaart’. De Tweede Afdeling was bedoeld als oefenplaats voor officieren van de Kwartiermeester-Generaal om door snelle verkenningen zoveel mogelijk kennis van het terrein op te doen. Deze Afdeling kreeg de opdracht om het zuidelijk grensgebied in kaart te brengen, wordt in 1816 in Mons gevestigd en twee jaar later naar Gent overgebracht. Vanaf 1817 kwam deze afdeling onder de bekwame leiding van J.E. van Gorkum en werd al spoedig bekend onder de naam Militaire Verkenningen. Van Gorkum heeft zeer sterk zijn stempel gedrukt op de ontwikkeling van dit dienstvak tot een volwaardige karteringsorganisatie. Bij de Militaire Verkenningen werden de eerste stappen gezet op het gebied van de lithografie door de overname van de particuliere steendrukkerij Paulmier. Zo waren er in deze periode twee karteringsorganisaties naast elkaar werkzaam! In 1828 komt hieraan een einde met de ontmanteling van het Topographisch Bureau.
Op weg naar de stafkaart De officieren van de Militaire Verkenningen, gestationeerd bij het veldleger in NoordBrabant, begonnen in 1834 op eigen houtje, zonder formele opdracht en zonder toelage, terrein-opnemingen te doen. Zij toonden het resultaat aan Prins Willem in zijn hoofdkwartier te Tilburg die daarmee zeer ingenomen was. Hij laat de chef van de Generale Staf opdracht geven om het werk voort te zetten. In 1839 gaf de koning formeel toestemming voor deze opneming. Later worden de verkenningen uitgebreid tot het hele land. De hoogste legeropleiding bleek niet gemakkelijk te overtuigen van de noodzaak van een gedrukte kaartserie voor het gehele land. Enkele handgetekende kopieën en dan alleen nog maar van de grensgebieden leken voldoende. Gelukkig werd een groot voorstander van een gedrukte kaart, Forstner van Dambenoy, directeur van de militaire steendrukkerij, in 1852 Minister van Oorlog. Door zijn toedoen is het gekomen tot de uitgave van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden op de schaal 1:50.000, bekend als ‘stafkaart’.
2015-5 | Geo-Info
| 5
200 jaar Topografie
slaagde men erin tekeningen fotografisch op steen te brengen. Vanaf het begin diende de militaire stafkaart een civiel belang. De kaart deed dienst als basis voor de waterstaatskaart en de geologische kaart. Ook werden kaartbladen aan het publiek ter beschikking gesteld (fig.5). Bij deze kaartserie voegden zich in het laatste kwart van de 19e eeuw nog de kaartseries 1:25.000 en 1:200.000, waarmee de hele reeks topografische producten beschikbaar was.
Figuur 4 - Veldminuut 1:25.000 (fragment). De primaire driehoeksmeting van Kraijenhoff vormde de meetkundige grondslag voor deze kartering. Bij het begin van de verkenningswerkzaamheden in Noord-Brabant in 1836 is tevens een aanvang gemaakt met de verdichting van dit driehoeksnet. Bij de metingen werd gebruik gemaakt van de repetitiecirkel van Borda en de Engelse zaksextant en later ook een gewijzigde theodoliet van Becker. Uitgangspunt voor de terreinopname vormde de kadastrale opmeting die in 1832 gereed kwam. Voordat de terreinwerkzaamheden begonnen maakte de officier-verkenner verkleiningen 1:25.000 van de kadastrale plans. Deze werden zorgvuldig langs de gemeentegrenzen uitgesneden en op kartons vastgelijmd. De kartons werden als veldminuten door de verkenner in het terrein aangevuld met ontbrekende topografie (fig.4).
wegen, kanalen en rivieren. De namiddag werd besteed om het opgenomen terreingedeelte te inkten en te kleuren. Het was een uitdrukkelijke eis dat het veldwerk nog op dezelfde dag werd afgewerkt. Uit de veldminuten werden in de winterperiode de nettekeningen 1:50.000 samengesteld door het kaartbeeld handmatig te reduceren. Deze nettekeningen vormden het uitgangspunt voor de steengravure. De totale gravure van een blad vergde twee jaar. Van de gegraveerde steen werd gedrukt op de steendrukpers. Deze arbeidsintensieve en dure methode kon door de ontwikkeling van de fotografie sterk worden verbeterd. In 1863
Een nieuwe organisatie De gedeelde verantwoordelijkheid voor het kaartvervaardigingsproces tussen de Militaire Verkenningen en het Topografisch Bureau (vanaf 1868 Topographische Inrichting geheten) heeft tot veel problemen geleid. Door veel werk voor het Ministerie van Oorlog en andere departementen liep de Topographische Inrichting grote achterstanden op in de bijhouding van de topografische kaartseries. Deze ongewenste situatie heeft uiteindelijk geleid tot een ingrijpende reorganisatie. De Minister van Oorlog liet in 1926 een commissie onderzoek doen naar de werking van de Topographische Inrichting. Het advies van deze commissie leidde tot veel overleg en discussie onder meer over het gebruik van de fotogrammetrie. Uiteindelijk besloot de minister in 1930 om de Militaire Verkenningen en de Topographische Inrichting samen te voegen, de kaarten 1:25.000 en 1:50.000 zo snel mogelijk via fotolithografie te vervaardigen en de fotogrammetrie als werkmethode toe te passen. Bij Koninklijk Besluit van 1932 werd de organisatie van de nieuwe Topografische Dienst vastgesteld. Van Hengel, oud-kapitein ter zee en raadadviseur, werd waarnemend directeur. De dienst
De verkenner had de veldminuut op een plankje gespannen bij zich. De ontbrekende topografische details konden aan de hand van het kadasterbeeld meestal gemakkelijk op de juiste plaats in potlood worden ingetekend. Waar nodig maakte men gebruik van eenvoudige landmeetkundige instrumenten. In de eerste jaren waren dit planchetten en vizierlinealen, later ging men de handzame sextant-transporteur gebruiken. Afstanden werden uitgepast of sporadisch met de meetketting gemeten. Met de nivelleerboussole mat men zowel verticale als horizontale hoeken, de laatste ten opzichte van het magnetische noorden. Voor deze hoogtemeting ging men uit van de bestaande verkenmerken langs
Figuur 5 - Topographische en militaire kaart 1:50.000 (fragment).
6 |
Geo-Info | 2015-5
THEMA
Figuur 6 - Gebouw Topographische Dienst in de jaren 30. werd gevestigd in het gebouw aan de Prinsessegracht in Den Haag waar de Topographische Inrichting al sinds 1918 was neergestreken (fig.6).
Bij de kaartproductie ging men over van de steengravure naar de fotolithografie en offsetdruk. Deze karteringsmethode heeft dienst gedaan De topografische kartering geschiedde voortaan tot de jaren ‘90 van de vorige eeuw. op basis van luchtfoto’s. Daarvoor moeten de De nieuw ingezette ontwikkeling kwam met het luchtfoto’s eerst tot een betrouwbaar geheel uitbreken van de Tweede Wereldoorlog tot een worden samengevoegd door middel van de abrupt einde. De Duitse bezetter nam de Topofotogrammetrie. Belangrijke instrumenten grafische Dienst al snel in handen. Waarnemend hiervoor waren de radiaaltriangulator voor directeur van Hengel werd in september 1940 de aerotriangulatie, het ontschrankingsapontslagen en een Duits officier, Hauptmann Feige werd met de leiding belast. Het personeel paraat voor het onthoeken van de foto’s en bracht veel belangrijk materiaal in veiligheid om het stereokarteerinstrument voor kartering van na de oorlog weer verder te kunnen gaan. In 1943 heuvelgebieden. dwongen de Duitsers de dienst te verhuizen naar De terreinverkenning op basis van luchtfoto’s Utrecht. Het heen en weer reizen van het perwerd overgenomen door burger-topografen die binnen het bedrijf een opleiding kregen. soneel tussen Den Haag en Utrecht werd na de Voorafgaande aan het veldwerk wordt de spoorwegstaking in september 1944 onmogelijk bebouwing stereoscopisch uitgelezen en waarmee het werk volledig kwam stil te liggen. ingetekend. Buiten worden de overige details Op 12 september 1945 werd de Dienst in Utrecht met een naald ingegraveerd (en met schoenweer in bedrijf gesteld. Veel verborgen materiaal kon worden opgediept, maar er bleken ook smeer zichtbaar gemaakt) met grote aandacht belangrijke stukken, zoals alle rasters en astralons voor de classificatie van wegen en waterlopen, begroeiing, kilometerpalen, duikers, handwijzers, van verschillende bladen, door de bezetter te zijn meegenomen of vernietigd. In 1947 besloot ed. Voltooide foto’s worden opgestuurd naar de Minister de Topografische Dienst naar Delft te het bedrijf om te dienen als model voor het verplaatsen. uitvoeren van de basiskartering.
2015-5 | Geo-Info
Naoorlogse ontwikkelingen De oprichting van de NAVO had grote gevolgen voor de specificaties en de productie van topografische kaarten. Belangrijk werd het gebruik van een wereldwijd coördinatensysteem, gebaseerd op de Universele Transversale Mercatorprojectie (UTM). In NAVO-verband werd besloten het UTM-coördinatensysteem op de topografische kaarten 1:25.000 en 1:50.000 aan te brengen. Daar de Nederlandse kaarten nog gebaseerd waren op de zgn. Bonneprojectie, moesten ze in korte tijd worden aangepast aan het nieuwe projectiesysteem. In 1951 was deze inspanning gereed en de kaarten 1:25.000 en 1:50.000 verschenen van nu af aan in 2 edities: één met UTM-net voor de militairen en één met het RD-net voor andere gebruikers. Ook verschenen enkele nieuwe kaartseries gebaseerd op de militaire behoeften. In de jaren 50 werd éénmalig de kaartserie 1:100.000 geproduceerd. Een andere belangrijke serie voor militair gebruik werd de kaartserie 1:250.000, aanvankelijk samengesteld uit de kaartserie 1:200.000, later uit de kaartbladen 1:50.000. Deze serie was volledig afgestemd op NAVO-specificaties. In de oorlogsjaren was ook de discussie over het vervaardigen van een kaart 1:10.000 op gang gekomen. In 1951 kwam er toestemming om zo’n kaartserie te gaan vervaardigen. De basis-tekenstukken 1:16.666, in potlood getekend, werden in inkt gecalqueerd en vervolgens na fotografische vergroting - in grijs - gedrukt. Later werd de nieuwe, gegraveerde basiskaart 1:12.5000 uitgangspunt voor deze kaartserie 1:10.000 (fig.6) Zo is allengs de complete schaalserie topografische kaarten gerealiseerd. Naast deze standaard kaartseries zijn talloze speciale producten gemaakt zoals militaire stadsplattegronden, kaarten van militaire oefenterreinen, recreatiekaarten en kaartbladen van de Wetenschappelijk Atlas van Nederland. Eind jaren zestig manifesteerde zich een ernstig probleem als gevolg van de plaatsing van de dienst bij het Ministerie van Defensie. Tot dan was de voorziening in de civiele kaartbehoefte zonder problemen verlopen. Civiele kaartseries waren als bijproduct van de militaire kaartseries relatief goedkoop te produceren. Veranderende militaire inzichten leidden in 1966 tot de opheffing van de militaire kaartserie 1:25.000. Door de Minister van Defensie werd een commissie ingesteld om na te gaan of de kaart 1:25.000 voor de civiele gebruikers nog nodig was en zo ja, wie de kosten van deze kaart ging betalen. Deze commissie was van mening dat de kaart beslist
| 7
200 jaar Topografie
Figuur 7a - Topograaf in het terrein.
Figuur 7b - Kartograaf met basisgravure.
noodzakelijk was en dat de Topografische Dienst deze moest maken. Over de betaling heeft men vele jaren gepraat, terwijl de productie gelukkig gewoon door ging. In 1989 werd een acceptabele oplossing gevonden. In het kader van de spreiding van rijksdiensten kondigde de regering in maart 1974 aan de Topografische Dienst te willen verplaatsen naar Emmen. Na veel besprekingen en protesten werd dit in 1976 in de Tweede Kamer definitief bekrachtigd. In 1984 kwam een nieuw gebouw beschikbaar en kon de dienst verhuizen. Deze gebeurtenis heeft een grote invloed gehad op het bedrijf. Jaren van onzekerheid leidde tot terugloop van het personeelsbestand en een ernstige terugslag in de productie. Naast de nadelen waren ook voordelen aan deze verplaatsing verbonden: veel nieuw en jong personeel trad in dienst, een modern-geoutilleerde huisvesting kwam beschikbaar en het machinepark werd sterk vernieuwd. De militaire productie nam toe door het aanvaarden van grote drukopdrachten voor NAVO-partners. De civiele verkoop bleek een stijgende lijn te vertonen door de groeiende vraag naar repromaterialen voor professionele gebruikers. Samenwerking met enkele grote uitgevers resulteerde in het op de markt brengen van topografische atlassen en luchtfoto-atlassen. Intussen waren ook de eerste stappen gezet op het gebied van automatisering van het productieproces. Computer en plotter deden hun intrede, aanvankelijk voor berekeningen en voor het graveren van ruitennetten en kaderlijnen. Voor de specifieke kartografische behoeften moest aanvankelijk veel programmatuur in eigen huis worden ontwikkeld.
Goede ervaringen konden worden opgedaan met de opdracht van de Koninklijke Luchtmacht (1978) om een digitaal terreinmodel van Nederland samen te stellen. Na voltooiing van dit project werd alle aandacht gericht op het ontwikkelen van digitale methoden voor de standaardkaartseries. Na het digitaliseren van enkele eenvoudige kaarten zoals de gemeentenkaart kon in 1981 een begin worden gemaakt met de digitale productie van de kaartseries 1:250.000 en 1:50.000. Einde van een tijdperk Ondanks alle veranderingen in de maatschappij en de verhoogde aandacht voor de geo-informatievoorziening bleef het Ministerie van Defensie haar greep op de nationale kartering handhaven. Vanaf 1990 ging er wel iets veranderen. Delen van de overheid werden geprivatiseerd, andere werden verzelfstandigd of kregen te maken met een vorm van contractmanagement. Dit gold ook voor de Topografische Dienst. In 1990 werd een eerste managementcontract met de Bevelhebber der Landstrijdkrachten afgesloten. Deze gedeeltelijke verzelfstandiging en het landelijk overleg inzake de nationale geo-informatiestructuur schiepen nieuwe kansen om de Topografische Dienst te doen uitgroeien tot de leverancier van een nationale geo-database. Er werd een meerjarenplan opgesteld om binnen zeven jaar het gehele basisbestand (voorheen de kaartserie 1:10.000) als vectordatabase beschikbaar te hebben. In 1997 kwam dit bestand gereed. Het einde van de 20e eeuw betekende het einde van een tijdperk. De sterk gegroeide behoefte aan geo-informatie leidde tot het besluit om de Topografische Dienst los te maken van het Ministerie van Defensie. De productie was tot dat
8 |
Geo-Info | 2015-5
THEMA
moment feitelijk overgeleverd aan de ‘willekeur’ van de militaire bewindvoerder. De maatschappij vroeg om een sterkere verankering van de geo-informatie. Om geheel zelfstandig voort te gaan bleek niet haalbaar. Voor verdere modernisering en inbedding in de nationale geo-informatie infrastructuur was een sterke partner nodig. Deze werd gevonden in het Kadaster. Deze grote instelling, reeds eerder verzelfstandigd en ingebed in een wettelijk kader, beschikte over ruime ICT-kennis en had ook al de Rijksdriehoeksmeting en de Grootschalige basiskaart van Nederland in haar takenpakket. In 2004 kwam de samenvoeging tot stand. De identiteit van het voorheen militaire bedrijf is in deze fusie verloren gegaan. De Topografische Dienst is thans volledig geïntegreerd in de organisatie van het Kadaster. Literatuur • P.W.Geudeke, De Topografische Dienst: een nationaal geografisch instituut?, Kartografisch Tijdschrift, 1990, p.17-22. • J.A.van der Linden, Topographische en militaire kaart van het Koningrijk der Nederlanden, Fibula-van Dishoeck, Bussum, 1973. • Meetkunstige Beschrijving van het Koningrijk der Nederlanden, ’s-Gravenhage 1861. • Wilfried Uitterhoeve, Cornelis Kraijenhoff 1758-1840. Een loop baan onder vijf regeervormen, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2009. • C.A.C.Verschuuren, Beknopt overzicht van de samenstelling der topographische kaarten en van den Dienst der Militaire Verkennningen, ’s-Gravenhage, 1930, gebrocheerd stencil.
Drs. P.W. Geudeke is oud-directeur van de Topo grafische Dienst.
Leica Captivate Altijd en Overal 3D
Vereenvoudig uw werk op kantoor en in het veld met de Leica Captivate apps en touch-technologie. Verander complexe data in realistische en werkbare 3D-modellen, waarmee u de volledige controle heeft over uw inmeet- en uitzetwerkzaamheden.
Leica Geosystems B.V. Wateringen www.leica-geosystems.nl
Be Captivated Bezoek www.leica-geosystems.com/becaptivated voor meer informatie.
200 jaar Topografie
Militaire Geografische Info van de Koude Oorlog tot h In de avond van 6 september 1976 maakten drie pelotons commandanten zich gereed voor de bevelsuitgifte voor een grote aanvalsoperatie. Vijfentwintig kaartbladen op de schaal 1:50.000 moesten aan elkaar worden geplakt tot één geheel. De randinformatie van de kaartbladen werd gedeeltelijk afgeknipt om de kaartbladen nagenoeg naadloos op elkaar te plakken en zo een prima basis te vormen in combinatie met de nog te tekenen operationele oleaten, doorzichtige overlays waarop belangrijke routes of troepenverplaatsingen kunnen worden aangegeven. Aansluitend beplakten ze het geheel met doorzichtig landbouwplastic, zodat ze er later met glaspotlood operationele informatie op konden schrijven. Dit speelde zich af tijdens de NAVO oefening Großer Bär in Twistringen, een stadje in voormalig WestDuitsland, waar Duitse, Engelse, Amerikaanse en Nederlandse eenheden, tezamen 60.000 man sterk, zich voorbereiden op wat er in de periode van de Koude Oorlog zich zou kunnen afspelen. Door Ron Heeres
10 |
In de periode van de koude oorlog heeft de Topografische Dienst Nederland (TDN) een belangrijke rol gespeeld in de voorziening van geografische informatie van Defensie. Ook na de overgang naar het Kadaster en de veranderde, meer expeditionaire, taak van Defensie, is deze rol onveranderd gebleven.
tekenen van oleaten voor de stafkaarten. Bij elke stafkaart horen ongeveer 20 oleaten met terreingegevens. Eind 1994 is men gestart met het digitaliseren van het archief.
Grote voorraden aan kaarten werden aangehouden in drie grote kaartenmagazijnen op Nederlands grondgebied te weten Wezep, Periode van de Koude Oorlog De Bilt en Ruinen. Verder lagen er in het LegerTijdens de Koude Oorlog stond de beveiliging korps achtergebied in Althoorn en Cloppenburg van het eigen en bondgenootschappelijk enorme hoeveelheden kaarten opgeslagen in (NAVO) grondgebied centraal in het denken over vooruitgeschoven magazijnen. Op veel mobilimilitair optreden. Het inlichtingenproces binnen satiecomplexen lagen grote voorraden kaarten de Nederlandse krijgsmacht was gericht op het opgeslagen voor mobilisabele eenheden. verzamelen van informatie van een duidelijke, concrete en bekende vijand. Standaardisatie De NAVO vormt één van de belangrijkste Vanaf de vijftiger jaren zijn de NAVO-partners institutionele kaders voor militaire samenwerbezig geweest om het gevechtsveld in Duitsking. Interoperabiliteit is een sleutelwoord en land in kaart te brengen. In deze periode werden om dat te bereiken heeft men onder andere veel van de geplande locaties in de operationele Standardization Agreements (Stanags) vastgeplannen daadwerkelijk tot op de enkele tank legd. De Interservice Geospatial Working Group of rupsvoertuig verkend. Grote oefeningen (IGEOWG) is een NATO werkgroep, die een aantal zoals Großer Bär werden gebruikt om geplande Stanags beheert op het gebied van geografioperationele scenario’s na te spelen en zo de sche informatie. De Stanags beschrijven veelal eenheden te trainen en voor te bereiden. de standaardisatie van het produceren van geografische informatie, zowel analoog als digitaal, Naast de standaard stafkaarten 1:50.000, en van de uitwisseling en beheer. Deze Stanags gebruikte men ook andere kaartschalen voor worden door de NAVO landen geratificeerd en diverse doeleinden. Thematische kaarten, overgeïmplementeerd in de nationale processen. lays en Tactische Weer- en Terreinstudies (TWTS), Anticiperend op het aanbreken van het informatilater Klimaat en Terrein Studies (KTS) genoemd, seringtijdperk halverwege de jaren ‘80 is er vanuit gaven inzicht in het terrein, de invloed van het de IGEOWG de Digital Geographic Information weer op het terrein en dat werd weer vertaald Working Group (DGIWG) opgericht. De DGIWG naar de invloed van deze facetten op het vijanis een niet-NATO werkgroep die zich met name delijk optreden maar ook op het eigen optreden. bezighoudt met het standaardiseren van de Eén van de terreinaspecten, de begaanbaarheid, beschrijving, uitwisseling en visualisatie van digitale geografische informatie en wat recenter werd in kaart gebracht op de zogeheten Cross ook architecturen. Eén van de resultaten van Country Movement (CCM)-kaarten. De mogelijke de DGIWG is de Digital Geographic Information verplaatsingsroutes met de bruggen en viaducExchange Standard (DIGEST) en die is vastgelegd ten werden verkend, gearchiveerd en weerin Stanag 7074. Hiermee is binnen het militaire gegeven op zogenaamde Road & Bridge maps. geo-werkveld een eerste generatie standaarden Daarnaast zijn alle rivieren en grote waterlopen vastgelegd met betrekking tot de uitwisseling beschreven. Van het complete inzetgebied van het 1e Neder- digitale geografische informatie tussen MilGeolandse Legerkorps is alles in kaart gebracht door instituten. Het gaat hierbij dan om de specificaties van vectordata, raster- en/of imagedata, datahet Terrein Documentatie Centrum (TERDOC). uitwisseling en informatiecoderingen. Vele manuren zijn gestoken in het handmatig
Geo-Info | 2015-5
THEMA
rmatie, eden De DGIWG is inmiddels organisatorisch zodanig omgevormd dat het de uitdagingen van de huidige tijd aankan en worden ook civiele standaarden, als ISO/TC211 en OGC geïmplementeerd. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 markeerde het begin van de verandering van het denken over oorlogsvoering. In de daaropvolgende jaren kreeg de krijgsmacht te maken met de missie op de Balkan, een in beginsel traditionele vredeshandhaving, die zich vooral richtte op de militaire beheersing van conflicten. Met het veranderde dreigingsbeeld en de omslag naar een meer expeditionaire krijgsmacht was het belang van geografische informatie op strategisch, operationeel en tactisch niveau toegenomen. De aandacht en interesse verschoven naar andere gebieden op aarde. Diverse inzetgebieden, overal ter wereld, kwamen in zicht. In veel gevallen werd er militair personeel ingezet, en soms bleef het bij een planningsopdracht. Een groot verschil met de Noord-Duitse laagvlakte uit de Koude Oorlog was dat we meestal niet bekend waren met het operatiegebied. Het ter plekke verkennen was veelal niet mogelijk. Verder was het niet te voorzien waar in de toekomst militaire aanwezigheid noodzakelijk werd geacht. Hierdoor ontstond een grote behoefte aan informatie over mogelijke inzetgebieden. Denk aan factoren als het klimaat, het terrein, strijdende partijen en bevolking. De recente crisisbeheersingsoperaties zoals de conflicten in Irak, Stabilisation Force Iraq (SFIR), en Afghanistan, International Security Assistance Force (ISAF), zijn veel complexer. Ze worden gekenmerkt door een wisselend dreigingsniveau in een hoger geweldspectrum en een veelheid aan omgevingsfactoren. In een samenhangende aanpak, joint (met andere krijgsmachtdelen), combined (met andere deelnemende (NAVO-) landen) en interagency (met andere ministeries en organisaties), wordt de stabiliteit bevorderd. Daarnaast worden op veiligheidsgebied de voorwaarden geschapen voor wederopbouw en op langere termijn duurzame ontwikkeling. Tijdens de missie moeten de deelnemende strijdkrachten een breed scala van militaire activiteiten kunnen uitvoeren, variërend
van offensieve en defensieve activiteiten tot stabiliserende activiteiten en dit alles vaak in één operatie, een zogenaamde “Three Block War”. Dit veroorzaakte dat de informatiebehoefte nog meer divers werd, denk aan informatie over lokale besturen (zowel overheden als tribale/religieuze), plaatselijke leger- en politie-eenheden, militairen van andere landen, internationale (hulp)organisaties, lokale organisaties, non-gouvernementele organisaties en informele etnische en economische verbanden, geschiedenis en geloof. Intrede digitale tijdperk Om aan de behoefte aan diversiteit aan informatie te kunnen voldoen, zette ook de krijgsmacht de stappen in het digitale tijdperk. In Bosnië waren de grote analoge kaartenwanden met thematische overlays nog dominant aanwezig en was het Theater Map Depot, een groot kaartenmagazijn, nog goed gevuld met analoog kaartmateriaal. Maar op diverse locaties waren er digitale systemen en was digitale data beschikbaar, al was de kwaliteit divers. In de latere operaties werden geautomatiseerde Command and Control (C2) en Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) systemen gebouwd om in een Network Enabled Capability (NEC)-omgeving te zorgen voor de situational awareness (SA) van een operationele commandant. Door de introductie van operationele concepten als Geospatial Intelligence (GEOINT) en Recognized Environmental Picture (REP) werd geo-informatie meer in de richting van andere informatiedomeinen geduwd. Deze beide concepten gaan uit van meer samenhang en synergie tussen de verschillende informatie domeinen. Zo wordt binnen GEOINT de synergie tussen imagery-gegevens, Imagery Intelligence (IMINT), inlichtingen en geografische informatie nadrukkelijk beschouwd, terwijl bij het REP-concept de synergie tussen meteorologie en oceanografie en geografische informatie wordt benadrukt. Voor de realisatie van beide concepten is een goede afstemming en transparante uitwisseling van gegevens vereist. De ontwikkelingen op het gebied van 3D brengt een andere behoefte voor het voetlicht bij Defensie, te weten snel en effectief virtuele missiegebieden te genereren en te gebruiken in simulatietoepassingen. Deze simulatietoepassingen worden gebruikt voor opleiding, trainingen, mission rehearsal en lessons learned. Het motto van het team van Defensie en TNO dat zich bezighoudt met Modelling and Simulation is ”De operatie van morgen wordt vandaag gesimuleerd met waarnemingen van gisteren”.
2015-5 | Geo-Info
Projecten en programma’s Ondanks dat de vraag naar digitale data groter werd, bleef er toch een grote behoefte aan analoog kaartmateriaal wereldwijd, al was het maar als additionele bron bij digitale projecten en out-of-area-missies. Samen met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en België werd de Luxemburg Groep opgericht, met als doelstelling de beschikbare Russische militaire kaarten te verwerven. Deze kaartseries zijn lange tijd één van de weinige bronnen van informatie geweest van grote gebieden van de wereld. Nadat meer informatie beschikbaar kwam door de internationale samenwerkingsprogramma’s is de groep ontbonden. Vectormap Coproduction Working Group (VaCWG) Om aan de almaar toenemende vraag aan vectordata te kunnen voldoen, werd in 1993 de VaCWG in het leven geroepen, een samenwerkingsverband van 19 landen, met als doel het produceren van een naadloos en werelddekkend vectorbestand in de kaartschaal 250K, VMap level 1. De wereld heeft men opgedeeld in 234 productiegebieden, libraries en elk deelnemend land produceert één of meerdere libraries. Met deze productie krijgt elk deelnemend land de beschikking over alle geproduceerde VMap 1-data. De data is op cd uitgewisseld in Vector Product Format (VPF), een als militaire geo-standaard ontwikkeld uitwisselingsformaat, conform DIGEST/FACC. Defensie, de toenmalige TDN, heeft twee cd’s (27 en 52) geproduceerd en een deel van de data van cd 49 geleverd aan de producent, Duitsland. Door deze productie inspanning heeft Defensie de beschikking over wereldwijde VMap level 1-data. 4 cd’s zijn uiteindelijk om allerlei moverende redenen niet geproduceerd. Het programma is 2005 formeel afgesloten. Multinational Geosptial Coproduction Program (MGCP) Begin 2000 blijkt dat de aanwezig veronderstelde data van de mogelijke inzetgebieden, niet of nauwelijks beschikbaar is. Daarnaast zijn de wel beschikbare data vaak gedateerd en derhalve beperkt bruikbaar. Het niet beschikbaar zijn van data heeft soms als reden dat het nog niet is geproduceerd, maar meestal zijn zogenaamde third party restrictions de reden dat de data niet aan de Nederlandse Defensie ter beschikking kan worden gesteld. De databehoefte voor planningsdoeleinden, op de schaal 1:250.000, wordt door een groot deel afgedekt door eerder genoemde dataset, VMap level 1, die Nederland vrij ter beschikking heeft.
| 11
200 jaar Topografie
Het telkenmale ontbreken van de juiste grootschalige basisinformatie en bestandsformaten, heeft tot gevolg dat men, gelet op het succes van de eerder genoemde coproductie, in 2003 gestart is met het oprichten van een samenwerkingsverband van inmiddels 30 landen, het MGCP. Het doel is het produceren van een geo-database van hoge resolutie data met een 25 meter horizontale nauwkeurigheid (schaal 1:50.000 – 1:100.000). In tegenstelling tot het VMap-project produceert men geen libraries (cd’s) maar een vectordatabase, de International Geospatial Warehouse (IGW). De productie-eenheid bestaat uit cellen. 1 cel = 1 x 1 geografische graad = 110 x 110 km = 110 km² (rond de evenaar). Gelet op de hoge kosten heeft men de intentie tot het produceren van een werelddekkende database laten varen. De vulling geschiedt nu aan de hand van Areas of Interest (AOI’s). Aan de hand van deze opgegeven AOI’s heeft men berekend dat er ongeveer 2700 cellen zullen worden geproduceerd. De overige cellen zijn voornamelijk eigen grondgebied en de interesse daarin is gering. De meeste landen beschikken over data van goede kwaliteit van hun eigen grondgebied, daarnaast is de beschikbaarheid, indien nodig, verzekerd. Nadat ieder deelnemend land zijn interessegebied kenbaar had gemaakt, is in onderling overleg bepaald wie welke cellen ging produceren, de zogenaamde Areas of Responsibility (AOR’s). De geproduceerde cellen worden via een kwaliteitsborging in de IGW gedeponeerd. Een tellermechanisme registreert het aantal cellen dat per land wordt ingebracht. Op basis van de aangeleverde cellen ontstaat een trekkingsrecht op de database. Een aantal grotere landen (Lead Nations) hebben zich verplicht om kleinere meeproducerende landen niet van satellietbeelden te voorzien. Datapakketten voor MGCP worden niet op kaartbladgrootte geproduceerd maar dienen per cel te worden aangeleverd aan de database. De inmiddels geproduceerde cellen zijn de basis voor het bronmateriaal voor diverse datasets van diverse kaartschalen. De gegenereerde bestanden bevatten ca. 40% meer data dan de VMAP 2-bestanden. Daarnaast worden zogenaamde MGCP Derived Graphics (MDG’s) geproduceerd. Een relatief snelle manier van produceren van kaarten op basis van de MGCP-data, die voldoen aan 80-90 procent van de Topographic Line Maps (TLM)-specificaties. Door het gebruik van deze kaarten ontstond de behoefte bij diverse landen om meer gegevens in te winnen binnen het programma, zodat de data nog rijker worden en nog beter aan de operationele behoefte
voldoen. Voorzichtige stappen in die richting zijn al gezet. In het programma is in onderhoud van de data voorzien, maar daar wordt pas invulling aan gegeven na de productie van de geplande cellen. Tot die tijd kan men door het gebruik van recente satellietbeelden de benodigde data snel updaten en beschikken over de meest recente informatie. Nederland heeft inmiddels 51 cellen geproduceerd. Deze zijn geproduceerd door de Afdeling Geo-informatie van het Kadaster.
12 |
Geo-Info | 2015-5
United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE) Defensie werd eind 2000 gevraagd deel te nemen aan UNMEE van december 2000 tot en met juni 2001. Het gros van de deelname van Nederland aan deze missie bestond uit een Nederlands mariniersbataljon aangevuld met een Canadese compagnie samen vormend het Netherlands-Canadian Battalion (NECBAT). Het bataljon was van 11 december 2000 tot 11 juni 2001 operationeel in de centrale sector van UNMEE. Oktober 2000 waren er geen kaarten 1:50.000 van de centrale sector van UNMEE beschikbaar en werd er besloten de kaarten zelf te produceren. De Dienst Geografie Koninklijke Landmacht (DGKL), later Dienst Geografie Defensie (DGeo), bestond nog niet en derhalve verzocht de marinestaf het NLR, TNO, 101 Militaire Inlichtingen Peloton (101 MIPel) en de TDN om gezamenlijk de kaarten te produceren. De Joint Operations Graphic (JOG) 1:250.000 kaarten waren als basismateriaal bruikbaar, maar werden door de National Imagery and Mapping Agency (NIMA), het huidige National GeospatialIntelligence Agency (NGA), voor deze missie niet vrij gegeven. En dus werden de wel beschikbare verouderde Russische 1:100.000 kaarten gebruikt als basismateriaal. Deze waren in 1972 geproduceerd op basis van Italiaanse gegevens van 1942. Met behulp van Landsat beelden (30m resolutie), aangevuld met informatie van een aantal beschikbare IRS-satellietbeelden, zijn elf zogenaamde imagemaps geproduceerd op de kaartschaal 1:50.000. Gecombineerd met hoogtedata kon men zogenaamde thread domes maken en kon de luchtafweerdreiging digitaal in kaart worden gebracht. Ook werden digitale flight throughs geproduceerd, om op deze manier een beter inzicht te krijgen in het terrein. Het maken van één kaartblad nam ongeveer drie dagen in beslag. Daarna is het geheel per vliegtuig ingevlogen naar Asmara (Eritrea). Op tijd voor het bataljon, dat begin december arriveerde.
Ondanks dat toentertijd het werken met imagemaps nieuw was, waren ze volgens de mariniers na enige gewenningstijd heel goed bruikbaar. ISAF Vanaf maart 2005 maakte de Nederlandse Task Force Uruzgan (TFU) deel uit van de NAVO-missie ISAF. De belangrijkste Nederlandse bijdrage aan de missie was het Provinciaal Reconstructie Team (PRT), dat verantwoordelijk was voor de ondersteuning van de wederopbouw in de Afghaanse provincie Uruzgan, dat samen met Kandahar, Helmand, Nimroz, Zabul en Day Kundi deel uitmaakte van het Regional Command South (RC South). Om beurten voerden Canada, Nederland en het Verenigd Koninkrijk gedurende een half jaar vanuit een hoofdkwartier in Kandahar het bevel over alle NAVO-troepen in RC South (zie figuur 1). Voor de start van de missie werden door de DGKL diverse geo-producten geproduceerd, variërend van kleinschalige overzichtskaarten, provinciegrenzen en aeronautische producten als Operational Navigation Charts (ONC), 1.000K, Tactical Pilot Charts (TPC) 1:500.000 en de Airversie van de JOG. Deze werden samengesteld uit diverse datasets, waardoor het kaartbeeld door de verschillende kleurstellingen er “anders” uitzag. Maar de factor tijd was en is, naast actualiteit en nauwkeurigheid, in operaties belangrijker dan de “look en feel”. Daarnaast was er een dringende vraag naar een 1:50.000 bedekking van Uruzgan als basis laag voor de operaties. De bedekking van de provincie bestaat uit 39 kaartbladen 1:50.000. Bij navraag aan de deelnemende landen waren er van Uruzgan alleen 23 verouderde door de NGA geproduceerde TLM’s 1:50.000, maar deze bedekten maar iets meer dan de helft van de provincie. De DGKL vroeg toestemming aan de NGA om de bestaande TLM’s te mogen updaten en besloot om de overige 16 TLM’s zelf te laten produceren. Spot 5, 2.5 cm resolutie satellietbeelden vormden de basis voor de productie van de kaartbladen. De opgeleverde producten waren een vectordatabase conform VMap 2-specificaties, printbestanden, digitale rasterbestanden, e-charts en 31 orthofoto’s (zie figuur 2). Om de kwartiermakers, de Deployment Task Force (DTF), te steunen, werden er routeboeken en countryatlassen geproduceerd. Het routeboek bestond uit 21 kaartbladen die de route van Kandahar Airfield naar beide Nederlandse locaties, Kamp Holland in Tarin Kowt en het 60 kilometer westelijker gelegen Camp Hadrian in Deh Rawod aangaven. De kaartbladen werden geprint op zwaar A3-formaat fotopapier en ingebonden
THEMA
Figuur 1 - Kandahar Airfield.
2015-5 | Geo-Info
| 13
200 jaar Topografie
Figuur 2 - Uruzgan.
14 |
Geo-Info | 2015-5
THEMA
met een ringband. Er werden ook nog satellietbeelden van Kandahar Airfield, Kandahar City en beide Nederlandse locaties toegevoegd. Op de achterzijden van de bladen werd nog extra informatie afgedrukt. Beelden van zogenaamde passagepoints, vastgestelde punten met een verhoogd risico, en beelden van de omgeving. Dit alles leverde een handzaam boek op waar met stiften en glaspotloden op getekend kon worden. Bij het vertrek van een voertuig werden bij het verlaten van de poort nog de laatste inlichtingen op de kaarten verwerkt. Zo was men op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de route. De routeboeken zijn de gehele periode van de TFU gebruikt (zie figuur 3). De countryatlas was ook uitgevoerd in A3-formaat en de 31 kaartbladen werden verdeeld over 102 deelbladen, met de kaart en randinformatie van de originele kaartbladen. De atlassen werden voornamelijk gebruikt in wielvoertuigen. Het Korps Commandotroepen en later ook het Heli-detachement kwamen met de vraag om Evasion Charts (EVC). Dit zijn speciale kaarten, bedoeld voor militairen die afgesneden zijn van eigen troepen, met onder andere survival en navigatie-informatie. Deze kaarten kunnen klein worden opgevouwen en opgeborgen worden in gevechtspak en vliegeroveral. De in ISAF aanwezige EVC’s waren van de NGA en gedrukt op tyvek, een nauwelijks te scheuren vezel. Maar er waren geen EVC’s van het gevraagde gebied en werd een project opgestart om de EVC’s zelf te produceren. Omdat bij gebruik tyvek lawaai maakt en op de vouwranden de kaartbedrukking verdwijnt, is
samen met de TDN is gezocht naar een andere oplossing. Na wat testen van diverse producten werd besloten om een soort kunstzijde te gebruiken, in navolging van de pilotensjaals van de RAF vliegers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voordeel van deze keuze is dat de kaartinformatie tijdens de productie in de cellen van de stof wordt gespoten en niet op de buitenzijde zit. Kunstzijde maakt geen geluid en kan zeer klein worden opgevouwen. Naast de gewenste kaartinformatie staat er ook informatie op om te overleven, bijvoorbeeld navigatiemethodes en klimaatgegevens voor dag en nacht, eetbare en niet eetbare planten, hoe drinkwater te maken, gevaarlijke en giftige dieren, maar ook gebruiken van het land/gebied in kwestie. Verder staan naast de Instructiekaart “Zelfhulp en Kameradenhulp” de militaire EHBO, de Nine Line Medevac Request, een militaire standaard voor het aanvragen van een Medische Evacuatie Heli, erop vermeld. Buiten de kaartinformatie bepaalt de gebruiker welke extra informatie men op de EVC wil hebben. Ook zijn er van het operatiegebied diverse citymaps en city-imagemaps geproduceerd, variërend in de kaartschalen 1:5000 en 1:25.000. Nederland en een groot deel van de 40 deelnemende landen aan lSAF hadden alleen maar budget voor de geo ondersteuning van hun eigen troepen. Met als gevolg dat de beschikbaarheid van geografische data divers was. In sommige gebieden was er voldoende bedekking, zelfs dubbelingen zoals in ons eigen gebied. Australië heeft voor hun eigen troepen
die deelnamen aan de inzet van het PRT een aantal TLM’s-1:25.000 geproduceerd. In andere gebieden was de bedekking minder goed en soms nauwelijks aanwezig, daarnaast was de kwaliteit en de actualiteit verschillend. Het NATO Allied Joint Forces Command Brunssum (JFCB) was verantwoordelijk voor de operaties in Afghanistan en de Chief Geo, de geo-verantwoordelijke binnen de staf van JFCB. Hij nam maatregelen om de geo-ondersteuning te reguleren. Een werkgroep heeft de bestaande datasets geïnventariseerd, tekortkomingen maar ook dubbelingen vastgesteld en de prioriteit in de behoefte vastgelegd in een levelmatrix. Bij elk level, van 0 tot 5, werd de behoefte aan raster-, matrix- en satellietdata aangegeven en de specificaties van te produceren data vastgelegd. Alle goedgekeurde data werd aangemerkt als Designated Geospatial Information en opgenomen in de ISAF Geospatial Catalogue. Nieuwe producten moesten via de JFCB worden aangeboden om te mogen worden gebruikt in het operationele theater van ISAF. Data die niet waren goedgekeurd mochten niet worden gebruikt. United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo (MONUC) Eind 2005 kreeg Defensie via Buitenlandse Zaken het verzoek van VN Department of Peacekeeping Operations (DPKO) om ondersteuning van MONUC met geografische informatie voor MONUC’s meest gevaarlijke en ontoegankelijke operatiegebied: het Oosten van de DRC, het grensgebied met Soedan, Oeganda, Rwanda en Burundi. De VN kon daar zelf niet aan voldoen. De behoefte komt voort uit het ontbreken van kaarten op de gewenste schaal, 1:50.000, van het gebied. De uiteindelijk operationele behoefte kwam uit 197 kaartbladen 1:50.000 in VMap 2-specificaties. Naast de gedrukte kaarten werden ook drukbestanden en digitale bestanden geproduceerd en geleverd. De uitdagingen bij de productie waren vooral het regelmatig ontbreken van bruikbare satellietbeelden. Veel beelden vertoonden te veel wolken of waren te oud en moesten opnieuw worden aangevraagd voor tasking. Hierdoor moest de eerder gedane prioritering worden aangepast. Later is deze data gebruikt voor het produceren van MGCP cellen van dit gebied. Heli-obstakelkaart Begin december 2007 raakte een Apache-heli van de luchtmacht een hoogspanningskabel in de Bommelerwaard. Vervolgens zaten bedrijven en huishoudens uit de Tieler-en Bommelerwaard twee dagen zonder stroom. Helikopters gebruik-
Figuur 3 - Routeboek.
2015-5 | Geo-Info
| 15
200 jaar Topografie
THEMA
Verklaring afkortingen; een vereenvoudiging bij het lezen • 101 MIPel - 101 Militaire Inlichtingen Peloton • AIP- Aeronautisch Informatie Protocol • JFCB - Allied Joint Forces Command Brunssum • AOI’s - Areas of Interest • AOR’s - Areas of Responsibility • C2 - Command and Control • CCM - Cross Country Movement • DTF - Deployment Task Force • DFDD - DGIWG Feature Data Dictionary • DGeo - Dienst Geografie Defensie • DGKL - Dienst Geografie Koninklijke Landmacht • DIGEST - Digital Geographic Information Exchange Standard • DGIWG - Digital Geographic Information Working Group • EVC - Evasion Charts • GEOINT - Geospatial Intelligence • IMINT - Imagery Intelligence Vliegkaart (fragment). • ISR - Intelligence, Surveillance and Reconnaissance • IGW - International Geospatial Warehouse ten in die tijd dezelfde 500K-kaarten die ook werd • ISAF - International Security Assistance Force gebruikt door de hoger vliegende gevechtsvlieg• IGEOWG - Interservice Geospatial Working Group tuigen. • JOG - Joint Operations Graphic In overleg met Defensie heeft het Kadaster de Low • KTS - Klimaat en Terrein Studies Level Flying Chart Netherlands (LLFCN), beter bekend • LLFCN - Low Level Flying Chart Netherlands als de Heli-obstakelkaart, vervaardigd. Als basis • MDG’s - MGCP Derived Graphics werd in eerste instantie de 50K Topografische Kaart • MGCP - Multinational Geosptial Coproduction gebruikt. Maar dat gaf een dusdanige hoge inforProgram matiedichtheid in het kaartbeeld dat men besloot • NGA - National Geospatial-Intelligence Agency de 1:100.000 te gebruiken. Deze werd aangevuld • NIMA - National Imagery and Mapping Agency met regels uit het Aeronautisch Informatie Protocol • NECBAT - Netherlands-Canadian Battalion (AIP) voor vlieglocaties en hoogtes. Tenslotte werd • NEC - Network Enabled Capability het obstakelbestand van het Kadaster toegevoegd. • ONC - Operational Navigation Charts Dit bestand omvat alle objecten die 15 meter • PRT - Provinciaal Reconstructie Team boven hun omgeving uitsteken. De kaart is naast • REP - Recognized Environmental Picture de analoge uitvoering, digitaal beschikbaar voor • RC South - Regional Command South het onboard-navigatiesysteem. • SA - Situational awareness • S-UTDS - Specialized-Urban Topographic Data Antillen Store Maart 2008 verzocht Defensie het Kadaster • SFIR - Stabilisation Force Iraq bestaande kaarten van de Nederlandse Antillen • Stanags - Standardization Agreements en Aruba, te weten de eilanden Aruba, Curaçao, • TPC - Tactical Pilot Charts Bonaire, Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba, te • TWTS - Tactische Weer- en Terreinstudies actualiseren. • TFU - Task Force Uruzgan De bestaande kaarten zijn, op Sint Maarten na, • TERDOC - Terrein Documentatie Centrum geproduceerd met broninformatie uit 1977/1978. • TDN - Topografische Dienst Nederland De broninformatie van Sint Maarten is onbekend, • TLM - Topographic Line Maps het Franse gedeelte is overgenomen van Franse • UNMEE - United Nations Mission in Ethiopia and kaarten. De nieuwe data werd geproduceerd Eritrea volgens Urban Vmap (UVMap)-schema en met • MONUC - United Nations Organization Mission submeter-satellietdata als bronmateriaal. Er werin the Democratic Republic of the Congo den zowel analoge als digitale producten opgele• UVMap - Urban Vmap verd, ook in diverse andere militaire formats. • VPF - Vector Product Format In 2014 is in opdracht van Defensie door het • VaCWG - Vectormap Coproduction Working Group Kadaster zeer hoge resolutie (1:5000-1:12.500)
16 |
Geo-Info | 2015-5
Specialized-Urban Topographic Data Store (S-UTDS)vectordata geproduceerd van de ABC-eilanden. Van deze eilanden was reeds de MGCP-productie gaande bij het Kadaster en met toestemming van de NGA konden de satellietbeelden die voor MGCP aangeleverd werden, gebruikt worden voor de productie van S-UTDS data. S-UTDS is een dataspecificatie welke gebruikt wordt door de NGA en is gebaseerd op de DGIWG Feature Data Dictionary (DFDD). In ruil voor het gebruik van MGCP designated imagery en het verkrijgen van de specificaties en technische referentiedocumentatie van de NGA, is afgesproken de geproduceerde data met de NGA te delen.
Daarnaast onderzoekt Kadaster van deze S-UTDS-data een kaartserie in de schaal 1:25.000 te maken met een lay-out conform de Nederlandse kaartserie. Veel defensieorganisaties hebben te maken met een post Afghanistan dilemma. De geo-organisaties zijn ingericht aan de hand van de recente crisisbeheersingsoperaties. Door het veranderende dreigingsbeeld in Europa is de vraag aan geo informatie weer gewijzigd. Dat zal gevolgen hebben voor de ondersteuning en inrichting van de organisaties. Welke dat zijn is nu nog moeilijk te zeggen. Ron Heeres Lkol bd is Senior Adviseur Projecten en Advies bij het Kadaster. Ron is bereikbaar via
[email protected] of via 088 - 1834025.
Foto: kubuswoningen Rotterdam, via CycloMedia NederlandObliek
CycloMedia NederlandObliek
Héél Nederland obliek Met CycloMedia NederlandObliek heeft u altijd en overal toegang tot de meest up-to-date oblieke luchtfoto’s, genomen vanuit de vier windrichtingen. Jaarlijks ververst, dus inclusief 2015.
Een nieuw perspectief van heel Nederland CycloMedia NederlandObliek geeft een compleet beeld voor een nog scherpere analyse. Als aanvulling op bestaande straat- en luchtfotografie heeft u met oblieke beelden direct zicht op alle zijdes van gebouwen. Omdat u vanachter uw bureau elke locatie in Nederland tot in detail kunt beoordelen, bespaart u geld en kostbare tijd. Uw werk wordt op die manier eenvoudiger én efficiënter. Natuurlijk is de functionaliteit die u gewend bent van CycloMedia GlobeSpotter, zoals meetfuncties en BAG-data, ook beschikbaar voor obliekfoto’s. Gedetailleerd, overzichtelijk en volledig geïntegreerd in één enkele viewer.
Zelf de voordelen van NederlandObliek ervaren? Bekijk nu de mogelijkheden op www.nederlandobliek.nl
www.nederlandobliek.nl
CycloMedia NederlandObliek. Nu nog meer zien én meer weten.
200 jaar Topografie
De Topografische kaart en Basisregistraties In 1815 is de voorloper van Kadaster Geo-Informatie (vroeger de Topografische Dienst) opgericht. Daarmee is een aanvang gemaakt met het vanuit de overheid op uniforme wijze vervaardigen van landsdekkende topografische (geo-)informatie. Door Wim Groenendaal en Richard Witmer
Om direct vanuit die tijd de link te leggen tussen de topografische kaart en de basisregistraties, is lastig. We kenden toen de term basisregistraties nog niet en de topografische informatie was voor een select militair gezelschap beschikbaar. Je kunt echter ook stellen dat, kijkend naar de kern van de basisregistraties, in het begin van de 19e eeuw al een eerste basisregistratie het leven zag, al kunnen we beter spreken van een uniforme landsdekkende kaart. Dit was de zogenaamde kaart van Kraijenhoff, de ‘Choro-Topographische Kaart der Noordelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden’, op de schaal 1:115.200, geproduceerd tussen 1809 en 1823. Kijkend naar de huidige eisen die gesteld worden aan een basisregistratie (zie kader) is het echter formeel niet juist om al te spreken over een basisregistratie.
betrouwbare en voor de doelgroep bruikbare topografische informatie. Ook kon worden teruggemeld, al was dit niet verplicht. Terugmeldingen werden vastgelegd op liggerbladen die bij een volgende herziening van de kaartbladen werden geraadpleegd, zodat de informatie speciaal kon worden gecontroleerd en indien nodig gewijzigd.
Terugblik Na de kaart van Krayenhoff werd vanaf 1840 tot 1864 gewerkt aan de totstandkoming van de eerste landsdekkende uniforme ‘Topographische en Militaire kaart van het Koningrijk der Nederland’ op de schaal 1:50.000, ook wel aangeduid met de naam stafkaart. Dit is in feite de voorloper van de huidige TOP50NL. Deze kaarten werden met tussenpozen van enkele tot meerdere jaren herdrukt, al dan niet inhoudelijk herzien.
ilitaire verkenners worden M burgertopografen Maar goed, terug naar de start van de topografische informatie en het feit dat dit misschien wel, de eerste basisregistratie van Nederland was.
Vanaf 1884 verschenen de Bonnebladen: een 776-kaartbladentellende kaartserie in kleur op de schaal 1:25.000. Hiervan verschenen meerdere herdrukken en nieuwe uitgaven tot in de veertiger jaren van de 20e eeuw. Historisch geografen beschouwen deze serie zeker als een basisregistratie van het Nederlandse landschap, avant-lalettre. Deze serie kan beschouwd worden als de voorloper van de huidige topografische kaart op de schaal 1:25.000, en naar de informatiedichtheid als de voorloper van TOP10NL. De Bonnebladen kunnen gezien worden als basisregistratie om een aantal redenen. Zo bevatte de kaarten authentieke gegevens, die op uniforme wijze en met besef voor en controle op kwaliteit zijn vastgelegd en verwerkt tot
18 |
Geo-Info | 2015-5
Dat zien we ook bij de huidige basisregistraties. Daarbij gaat het ook om het beschikbaar stellen en voor ieder toegankelijk aan te bieden van bestendige informatie. Bronhouders worden verantwoordelijk gehouden voor de actualiteit en de kwaliteit van hun informatie. Hiervoor bestaat wetgeving met een handhavingsprotocol en verplichte terugmelding door gebruikers. Andere partijen verzorgen de centrale opslag van de gegevens en zorgen via kanalen voor een goede beschikbaarheid.
Nieuwe, nu weer actueel gebruikte termen als de ‘3B’s’, beschikbaar, bruikbaar en bestendig, waren toen ook al van toepassing. In het ‘handboek voor militaire verkenningen’ stonden duidelijk voorgeschreven regels over op welke wijze de in het terrein aangetroffen situaties op de juiste schaal en kaart verbeeld dienden te worden. Dit werd uitgevoerd door terdege opgeleide militaire verkenners, die hun uiterste best deden de voorgeschreven regelgeving op de in Nederland voorkomende terreinsituaties toe te passen. Zo ontstond toch een landsdekkende en uniforme beschrijving van de topografie, waarbij het vooral van belang was om het karakter van het landschap, ook in de te maken kaarten, tot uitdrukking te laten komen. Toch ontbrak er nog wel een en ander. Zo was de eerste informatie voor een klein publiek beschikbaar, was de informatie al ‘oud’ voordat deze beschikbaar kwam en was niet over heel Nederland bezien de actualiteit van gelijk niveau. Het topografisch vastleggen van
THEMA
ruimtelijke plannen ingewikkeld en onduidelijk. Met de Omgevingswet wil de overheid deze regels vereenvoudigen en samenvoegen, zodat het straks bijvoorbeeld makkelijker is om bouwprojecten te starten. Naast specifieke gegevens over bestemmingsplannen, luchtkwaliteit en dergelijke, spelen ook de geo-basisregistraties en daarmee ook de BRT een belangrijke rol in de informatievoorziening binnen de omgevingswet. Zie figuur 2.
Figuur 1 - Basisregistraties in maatschappelijke samenhang. het karakter van het landschap kende wel een zekere mate van persoonlijke invulling en het feit dat slechts één persoon op een bepaalde plek de informatie had vastgelegd, zonder dat anderen daarop feedback konden uitoefenen. In de loop der jaren is het door nieuwe technologieën mogelijk geworden om uniformiteit en actualiteit aanzienlijk te verbeteren. Zo ging de updatefrequentie van eerst een 10–jarencyclus, via een 7- en een 4-jarencyclus naar een 2-jarencyclus. Echter bleef het produceren van topografische informatie een opzichzelfstaand proces, uitgevoerd door de topografen die zich in het veld er persoonlijk van gingen overtuigen dat de geïnterpreteerde informatie ook daadwerkelijk de goede was. Tot 2004 waren deze topografen in dienst van de Topografische Dienst, onderdeel van het Ministerie van Defensie. Na de overgang van deze dienst op 1 januari 2004 behoort ze tot de afdeling Geo-informatie van het Kadaster.
in de BRT. Dit kunnen we slechts deels, omdat de BAG alleen die straten kent waaraan ook panden gelegen zijn. De producten van de BRT spelen veelal een rol als ondergrond bij visualisering van andere Basisregistraties en andere maatschappelijk belangrijke informatie (zie figuur 1). De BRT-producten zijn als open data via PDOK voor iedereen beschikbaar. Dat heeft geleid tot een grote toename van het gebruik van de BRT-data en -producten. BRT als bouwsteen in de Omgevingswet Nog voor het zomerreces van de Tweede Kamer in 2015 is de Omgevingswet aangenomen. Veel gemeenten vinden de regels voor
Onderdelen van de BRT De BRT bestaat op dit moment uit de volgende producten: • TOP10NL, de basis voor alle BRT-producten • TOP25Raster • TOP50Raster en TOP50NL • TOP100Raster en TOP100NL • TOP250Raster en TOP250NL • TOP500Raster en TOP500NL • TOP1000Raster en TOP1000NL • BRT Achtergrondkaart Kwaliteit van de BRT De BRT is een basisregistratie, en basisregistraties moeten aan wettelijke kwaliteitseisen voldoen. De actualiteit van de BRT-data mag maximaal twee jaar na het luchtfotojaar zijn en de kwaliteit van de data moet beter dan 95% zijn. Het Kadaster controleert daarom permanent de kwaliteit van de TOP10NL-data. Dit gebeurt onafhankelijk van het productieproces op basis van een vastgesteld en met de gebruikers besproken protocol. Over de kwaliteit van de data wordt elk kwartaal gerapporteerd.
De BRT in het stelsel van basisregistraties In de stroom van lanceringen van de eerste basisregistraties zoals BAG, NHR, GBA, kwam ook voor de topografische informatie de tijd dat het de BRT ging heten, de Basis Registratie Topografie. Nog wat later gevolgd door, vanuit de GBKN, de ontwikkeling van de Basisregistratie Grootschalige Topografie, de BGT. ‘Maar zijn we er daarmee nu?’, kun je je afvragen. Nog steeds produceren we met behulp van lucht- en panoramafoto’s de basisinformatie die vulling geeft aan de BRT. Waar mogelijk gebruiken we de BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) als bron voor het beschrijven van een deel van de straatnamen
Figuur 2 - Digitaal stelsel Laan van de Leefomgeving.
2015-5 | Geo-Info
| 19
200 jaar Topografie
Het Stelsel van Basisregistraties speelt een belangrijke rol in het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Of het nu gaat om uitrukkende hulpdiensten, het efficiënt vaststellen van het recht op uitkering, het toetsen van vergunningaanvragen of het bestrijden van fraude; alle betrokkenen hebben baat bij slim gebruik van veel gebruikte overheidsgegevens zoals adressen, persoonsgegevens, bedrijfsnamen en geo-informatie. Deze gegevens worden vastgelegd in basisregistraties. Door al bekende gegevens binnen de overheid met elkaar te delen, kan de overheid efficiënter opereren en de dienstverlening verbeteren. Zo hoeft een burger of bedrijf bepaalde gegevens niet steeds opnieuw aan te leveren, maar volstaat één melding. Om de gegevens te kunnen delen, heeft de Nederlandse overheid een Stelsel van Basisregistraties opgezet. Er zijn 11 basisregistraties: • BRP - Basisregistratie Personen (bestaat uit ingezetenen en niet-ingezetenen) • NHR - Handelsregister • BAG - Basisregistraties Adressen en Gebouwen (bestaat oorspronkelijk uit twee basisregistraties) • BRT - Basisregistratie Topografie • BRK - Basisregistratie Kadaster • BRV - Basisregistratie Voertuigen (kentekenregister) • BLAU - Basisregistratie voor Lonen, Arbeidsverhoudingen en Uitkeringen • BRI - Basisregistratie Inkomen • WOZ - Basisregistratie Waarde Onroerende Zaken • BGT - Basisregistratie Grootschalige Topografie (voorheen GBKN) • BRO - Basisregistratie Ondergrond (voorheen ook wel DINO) zie figuur 8
Op kadaster.nl wordt bij elke release van BRTdata gepubliceerd wat de actualiteit is (zie figuur 3). In de Kadasterwet staat omschreven dat er elke drie jaar een onafhankelijke audit op de kwaliteit van de BRT-data moet worden uitgevoerd. Dit is in 2011 en 2014 door Alterra gebeurd. De resultaten daarvan worden met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de gebruikers besproken en gepubliceerd op kadaster.nl. Gelukkig kunnen we constateren dat de kwaliteit en de actualiteit van de BRT-data steeds beter wordt. Toekomst van de topografie De ontwikkeling van de BRT en de topografie in Nederland staat niet stil. Het Kadaster innoveert voortdurend en krijgt nationaal en internationaal veel erkenning en waardering. We hebben prijzen gewonnen dankzij innovaties zoals automatische generalisatie, het toepassen van Lean-principes in het productieproces en de ontwikkeling van 3D Kaart NL.
Met ingang van 2016 wordt heel Nederland geactualiseerd in één jaar. Vijf keer per jaar wordt het bijgewerkte deel van TOP10NL Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met daarin via PDOK als open data beschikbaar gesteld. Dit gebeurt via webservices en via downgegevens van hoogwaardige kwaliteit, die door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke loads. De papieren kaart raakt uit beeld en taken. zal alleen nog via “plotting on demand” worden geleverd. In figuur 3 wordt getoond De kenmerken van een basisregistratie zijn verwoord in 12 eisen waaraan een basisredat in 2015 bij elke release een steeds groter gistratie moet voldoen: gebied wordt bijgewerkt en geleverd via • De registratie is bij wet geregeld PDOK, zodat in 2016 de 1-jaarsactualiteit kan • De afnemers hebben een terugmeldplicht worden gerealiseerd. • De basisregistratie wordt verplicht gebruikt door de hele overheid • Er is duidelijkheid over de aansprakelijkheid • De realisatie en exploitatie geschieden tegen redelijke kosten en er is eenduidigheid In de loop van 2016 worden alle BRT-proover de verdeling ervan ducten door automatische generalisatie op • Er is duidelijkheid over bereik en inhoud van de registratie hetzelfde moment met dezelfde actualiteit • Er zijn sluitende afspraken en procedures tussen de houder van het register energeleverd. Als de TOP10NL is bijgewerkt worden alle overige producten automatisch zijds en de leveranciers en de afnemers van gegevens anderzijds • Er zijn duidelijke procedures met betrekking tot de toegankelijkheid van de basisre- vervaardigd. gistratie Bij PDOK is de BRT Achtergrondkaart het • Er is een stringent regime van kwaliteitsborging grootste succesnummer met circa 800 • Er is vastgelegd dat en hoe afnemers van gegevens op een niet-vrijblijvende wijze miljoen hits per jaar. De BRT Achtergrondbetrokken worden bij de besluitvorming over de registratie • De positie van de basisregistratie binnen het stelsel van basisregistraties is duidelijk kaart wordt vervaardigd door automatische en de relaties met de basisregistraties zijn beschreven procedures en heeft dezelfde actualiteit als • De zeggenschap over de basisregistratie berust bij een bestuursorgaan en er is de TOP10NL, met 14 zoomniveaus en drie een minister verantwoordelijk voor het realiseren, resp. het functioneren van de verschillende visualisaties (zie figuur 4). registratie BRT en 3D Basisregistraties bevatten authentieke en niet-authentieke gegevens. Het verplicht Het Kadaster innoveert met 3D-producten. gebruik door overheidsinstellingen geldt voor de authentieke gegevens in een basisOp basis van de objecten uit TOP10NL en de hoogte-informatie uit AHN2 is er registratie. In de wet van een basisregistratie ligt vast welke gegevens authentiek zijn. een geautomatiseerd 3D-bestand van Bij het gebruik van de gegevens is de privacy van de burger gewaarborgd.
20 |
Geo-Info | 2015-5
THEMA
Figuur 3 - Het huidige actualiteitsoverzicht van de BRT-release van november 2015.
Figuur 4 - Links: standaard, midden: grijstinten, rechts:pasteltinten. heel Nederland vervaardigd: 3D Kaart NL. Alle gebouwen zijn beschikbaar als blokken met Level of Detail niveau 1 (zie figuur 5).
Figuur 5 - Ontwikkeling updatecyclus sinds 1950.
Eind 2014 is dit bestand als proefproduct ter beschikking gesteld aan geïnteresseerde gebruikers. Bestellen kan via de 3D pagina op kadaster.nl en downloadbaar via het ESRI-portaal.
2015-5 | Geo-Info
Naast 3D Kaart NL heeft het Kadaster in het voorjaar van 2015 ook het product 3D Gebouwhoogte NL gelanceerd (zie figuur 6). Dit bestand bevat van alle 2D-gebouwen vier hoogtecijfers per gebouw. BRT, BGT en BAG Op basis van een integrale visie op topografie, BRT, BGT en BAG innoveert het Kadaster verder en onderzoekt nu de mogelijkheden
| 21
200 jaar Topografie
Figuur 6 - 3D-Kaart NL: centrum van Zwolle.
Figuur 7 - 3D-Gebouwhoogte NL.
22 |
Geo-Info | 2015-5
THEMA
Figuur 8 - Basisregistraties in hun onderling verband, de registraties met een aardbol hebben een geo-component.
om de BRT zo veel mogelijk automatisch te generaliseren uit de BGT. Daarvoor zal de BGT landsdekkend uniform beschikbaar moeten zijn. De eerste stap die gezet kan worden is het gebruik van de BGT als referentie bij het updaten van de TOP10NL. Daarna zal onderzocht worden in hoeverre de geometrie uit de BGT en die van de panden uit de BAG kan worden gebruikt om de TOP10NL op te bouwen en bij te houden. Dit kan, naast andere ontwikkelingen, een bijdrage kan leveren aan een nog snellere updatecyclus (zie figuur 5).
Omdat het gebruik en uitwisselbaarheid van de gegevens bij het stelsel van Basisregistraties een belangrijke rol speelt, worden deze ontwikkelingen in goed overleg met de gebruikers van de BRT besproken en afgestemd. De principes van 3D zijn ook toepasbaar op de BAG en BGT. Afstemmen met gebruikers zal uit moeten wijzen waar behoefte aan is en welke nieuwe 3D-producten kunnen worden gemaakt.
2015-5 | Geo-Info
Richard Witmer is productmanager Topografie en Beeldmateriaal bij het Kadaster. Richard is te bereiken via
[email protected] of via 06 22418028. Wim Groenendaal is Manager PPB-LV (Beheer basisregistraties en Landelijke Voorzieningen) bij het Kadaster. Hij is bereikbaar via
[email protected].
| 23
200 jaar Topografie
Europese PDOK in wording Elk Europees land heeft tot op de dag van vandaag zijn eigen specifieke topografische kaart. Vaak ontstaan uit of ontworpen voor militaire toepassingen. De topografie van een land is immers een vastlegging van het nationale territorium. Die soevereiniteit moet worden geregistreerd. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat binnen de NAVO de eerste internationale afspraken werden gemaakt als het ging om kaartinhoud en –vormgeving. Hier was echter nog geen sprake van uniforme Europese producten, behoudens kleinere schalen. Die afspraken werden later wel gemaakt tussen nationale karteringsdiensten en kadasters in Europa, met de productie van uniforme Europa-dekkende topografische producten als resultaat. Door Haico van der Vegt en Dorus Kruse
24 |
Ook door de Europese Commissie (EC) werd deze lappendeken aan verschillende nationale geodata steeds meer als een probleem gevoeld bij uitvoering van haar Europese maatschappelijke beleid op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, openbare orde & veiligheid, etc. Uniformiteit en standaardisatie waren hard nodig. Het gevolg was het opstellen van de INSPIRErichtlijn door de EC die de inhoud en beschikbaarheid van milieu- en ruimtelijke data van overheidsdiensten in de lidstaten van de EU regelt en op elkaar afstemt. Om het gebruik en de verdere doorontwikkeling van INSPIRE te stimuleren werden subsidieprogramma’s opgezet. Één van de bekendste projecten uit deze programma’s is het European Location Framework (ELF)-project. In dit artikel wordt met name ingezoomd op het ELF project. De organisatie, projectpartners en de verwachte resultaten zijn enkele van de onderwerpen die meer in detail worden toegelicht. Ook de relatie met het Nederlandse geo-knooppunt PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) komt aan de orde. Korte terugblik Zoals hierboven al kort aangegeven waren het vooral de militairen die als eersten uniformiteit in kaartmateriaal nastreefden. Afspraken over de inhoud maar ook vormgeving van de kaarten binnen de NAVO werden vastgelegd in zogenaamde Standardisation Agreements (STANAGs). Vanwege het niet-dwingende karakter van deze afspraken, de vastgeroeste gewoontes in visualisaties en de wens om het unieke karakter van een land in de kaart tot uiting te laten komen, zagen de topografische kaarten van de Europese landen er toch verschillend uit. Hierin kwam verbetering toen overeenkomsten werden gesloten over het digitale uitwisselingsformaat en de productie van de wereldwijde vector-database VMap, en zijn opvolger MGCP (zie het artikel over Militaire Geografische Informatie, elders in dit nummer). Niet alleen de groei van militaire maar ook van civiele toepassingen van geodata maakte
Geo-Info | 2015-5
duidelijk dat alleen nationale geodata niet meer voldeden. Uitwisselbare en over de grens heen vergelijkbare kaartproducten bleken meer en meer nodig. Met name Europese instellingen maar ook grote internationale bedrijven vroegen om uniforme geo-informatie, Europa-breed. Veel van de karteringsdiensten die hierbij betrokken waren, waren ook lid van de Europese koepelorganisatie CERCO. Deze koepel, en haar uitvoerende onderdeel MEGRIN, in 2002 samengevoegd tot EuroGeographics, initieerde het onderzoeksproject PETIT opgezet om de haalbaarheid van een Europa-dekkende topografische database, schaal 1:250.000 uit te zoeken. De conclusies hebben ertoe geleid, dat EuroGeographics verschillende pan-Europese topografische producten als EuroRegionalMap (1:250.000) en EuroGlobalMap (1:1.000.000) heeft ontwikkeld. EuroGlobalMap is inmiddels beschikbaar als open data. Deze producten zijn tot op de dag van vandaag beschikbaar via EuroGeographics, maar ook via verschillende resellers in meerdere Europese lidstaten.
Figuur 1 - EuroGeographics, de koepelorganisatie van Europese kadasters, landregistraties en topografische diensten. INSPIRE Om de Europese Unie goed te laten functioneren en de lidstaten onderling goed te laten samenwerken, was grensoverschrijdend beleid nodig. Veel milieuproblemen als vervuiling, wateroverlast, verdroging en dergelijke stoppen immers niet bij een landsgrens. Maar de uitvoering van dit beleid werd door de versnipperde en niet-vergelijkbare geo-informatie van de lidstaten bemoeilijkt. De Europese Commissie ging dan ook nadenken over het opzetten van een ‘European spatial data infrastructure’ met als doel te komen tot uniforme
THEMA
applicatie-ontwikkelaars en internationale koepelorganisaties zoals EuroGeographics en OGC. Het project duurt 3 jaar en loopt tot maart 2016. Het project wordt voor de helft gesubsidieerd door de EU, voor de andere helft door de partners zelf. De projectleiding is in handen van Noorwegen, met ondersteuning van EuroGeographics. Er zijn 9 workpackages gedefinieerd, waaronder een workpackage voor eenduidige dataspecificaties, voor de ontwikkeling van een duidelijke licentiestructuur voor de data, voor het aansluiten van data van niet-partners, voor het bouwen van een aantal applicaties als uitgewerkte showcases en een workpackage die geotools levert voor de dataleveranciers. Voor Nederland zijn het Kadaster, TU Delft en Geo novum actief binnen ELF. De bijdragen van het Kadaster zitten met name in het leiden van de workpackage waarin de diverse geotools worden ontwikkeld. Daarnaast zijn er kleinere bijdragen aan andere onderdelen zoals specificaties, leveren van services en zorgen voor data policies. Figuur 2 - Verschillen in topografie in Europa. ruimtelijke data en netwerkdiensten in de EU. Dat resulteerde in de richtlijn ‘Infrastructure for Spatial Information in Europe’ (INSPIRE), op 15 mei 2007 formeel van kracht geworden. INSPIRE moet leiden tot een Europese informatieinfrastructuur voor met name milieutoepassingen. In een notendop zorgt deze richtlijn ervoor, dat geo-informatie van 34 ruimtelijke (milieu)thema’s beschikbaar, vindbaar en bruikbaar is en dat de inhoud ervan, ook over de landsgrenzen heen, op elkaar is afgestemd, oftewel is geharmoniseerd. Elke lidstaat is hiervoor verantwoordelijk en draagt ook zelf de kosten voor de ontwikkeling. Om het gebruik maar ook de doorontwikkeling van INSPIRE te stimuleren heeft de EC een aantal subsidieprogramma’s opgezet. Één van deze was het eContent+-programma. Het door dit programma gesubsidieerde ESDIN-project, waarin leden van EuroGeographics, onderzoeksinstituten en commerciële bedrijven samenwerken, kan gezien worden als een voorloper van het ELF project. Het was gericht op het in de praktijk brengen van de INSPIRE-richtlijn door dataproviders, applicatieontwikkelaars en gebruikers samen te brengen en best practices te ontwikkelen. Maar het was ook vooral nog een testomgeving, een speeltuin. Een opvolger was nodig om de door ESDIN ontwikkelde best practices in een productie-omgeving verder te brengen.
van de EC en voortbouwend op de resultaten van ESDIN is in maart 2013 het project European Location Framework (ELF) gestart. ELF gaat een stap verder door vooral in te zetten op de grootschalige producten, namelijk het zogenaamde master-level van de geodata, het 1:10.000 tot 1:50.000 materiaal. European Location Framework In het project ELF wordt samengewerkt door 30 verschillende partners, waaronder Europese kadasters en topografische diensten, software leveranciers, universiteiten, onderzoeksinstituten,
Kadaster is samen met Geonovum ook betrokken bij het ontwikkelen van de Table Joining Service, die het mogelijk maakt om eenvoudig een koppeling tussen administratieve data zonder geometrie (zoals statistische gegevens) en geo-informatie te leggen. Hierdoor kunnen beheerders zelfstandig, zonder tussenkomst van GIS-experts, online hun tabellen ontsluiten als digitale kaart op basis van bestaande services. PDOK is met het CBS in gesprek deze Table Joining Service via PDOK aan te bieden. Het project ELF beoogt de toegankelijkheid van INSPIRE-geo-informatie in Europa te verbeteren
Project partner countries (13) Joining to the project in 2015 (6) Data provider(3) EG Global Data available (+Regional only missing Ukraine, Bulgaria, Croaa, Makedonia and Kosovo)
Malta
Financieel ondersteund door het ‘Competitive and Innovation Framework Programme’ (CIP)
Figuur 3 - Beschikbaarheid van data via het European Location Framework in 2017.
2015-5 | Geo-Info
| 25
200 jaar Topografie
en het creëren van innovatieve diensten rond deze geo-informatie te stimuleren, voor zowel de publieke als de private sector. Dit wil ELF bereiken via het beschikbaar stellen van grensoverstijgende, Europees brede geo-informatie, via webservices op diverse online cloudplatforms en met een hoog beschikbaarheidsniveau. Voor de gebruikers zijn deze geodata eenvoudig te vinden via de GeoProductFinder. Hier kan de gebruiker geodata zoeken, bekijken en ophalen, al dan niet betaald. De ELF-websites worden bovendien aangeboden in meerdere talen. Om het aanbieden van geodata op het ELFplatform te stimuleren en te zorgen voor data van goede kwaliteit, biedt het ELF-project de partners geotools aan. Deze tools helpen de nationale aanbieders van gegevens om data volgens INSPIRE-specificaties aan te kunnen leveren. Tools voor het transformeren, visualiseren en generaliseren van geo-informatie maken het mogelijk gegevens van hoge kwaliteit aan te kunnen bieden. Validatietools zijn beschikbaar om de gegevens te controleren, maar ook om een indicatie van kwaliteit mee te geven bij de data, zodat gebruikers daar beter inzicht in hebben. Tenslotte zijn er edgematchingtools voorhanden om de ruimtelijke data, aan weerszijden van de landsgrenzen, goed op elkaar aan te laten sluiten. Dit alles moet leiden tot een duurzaam distributieportaal, waar afspraken tussen nationale overheden van verschillende landen, tussen universiteiten en tussen commerciële partijen voor langere tijd zijn vastgelegd. Deze grensoverschrijdende geodata wordt door de Europese overheidsinstanties gebruikt voor beleid en besluitvorming en door bedrijven voor applicatie-ontwikkeling. Het Kadaster en Geonovum zet de kennis en ervaring opgedaan in PDOK in bij het ontwikkelen van ELF. Ook daar zijn over de organisatie ervan gedegen afspraken gemaakt tussen de verschillende overheden, worden diverse servicelevels aangeboden en vindt met de markt afstemming plaats wat PDOK levert en wat de commerciële partijen ontwikkelen.
Figuur 4 - Publieke Dienstverlening op de Kaart.
PDOK Ook PDOK heeft als aanleiding INSPIRE gehad. Deze Europese richtlijn had aanzienlijke impact op Nederlandse overheden aangezien nationale wetgeving moest worden herzien om te voldoen aan deze nieuwe internationale normen rond milieubeleid. Zo ontstond het PDOK-samenwerkingsverband van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Ministerie van Economische Zaken, Rijkswaterstaat, Geonovum en Kadaster. Gezamenlijk werd een infrastructuur neergezet
en een beheerorganisatie voor het ontsluiten van deze geo-datasets. De efficiëntie en kwaliteit zijn toegenomen, doordat kennis en expertise gecentraliseerd kan worden op één plek en daar meervoudig gebruik van gemaakt kan worden. PDOK is dus net als ELF een centraal distributieplatform voor de ontsluiting van geografische datasets in de vorm van webservices, maar dan gericht op Nederland. Deze geo-data zijn up-todate, betrouwbaar en nagenoeg altijd gratis. De webservices worden gebruikt door openbare instanties (bv. gemeenten), het onderwijs, maar ook door bedrijven en particulieren. Op deze manier stimuleert de Nederlandse overheid het gebruik van geo-informatie en dit komt ook de innovatie m.b.t. geo-informatie ten goede.
26 |
Geo-Info | 2015-5
PDOK beheert ook het Nationaal GeoRegister (NGR). Deze online metadata-catalogus bevat meer dan 8300 links naar Nederlandse geodatasets waaronder ongeveer 500 webservices van verschillende providers. PDOK is inmiddels een groot succes en een begrip geworden in geo-Nederland. De resultaten zijn een toename van het aantal hits van 580 miljoen in 2013, 1,1 miljard in 2014 en een stijgende lijn die waarschijnlijk op meer dan 1,5 miljard hits in 2015 gaat uitkomen. Halverwege 2015 zijn er meer dan 80 datasets beschikbaar via PDOK en meer dan 240 webservices. PDOK is ook het leveringsplatform van Nederlandse geodata voor ELF. Hiermee verwachten we niet alleen een groei in het gebruik in Nederland
THEMA
op de officiële data van de nationale overheden. Met ELF kunnen Europese instellingen, grote bedrijven, maar vooral ook de kleine en middelgrote ondernemingen eenvoudig profiteren van pan-Europese gegevens voor het ontwikkelen van allerlei toepassingen, daarbij geholpen door eenduidige, Europees-brede gebruikslicenties. Meer informatie over het ELF-project is te vinden op www.elfproject.eu en op locationframework.eu. Links
Figuur 5 - CASPER-applicatie, gezondheidsstatistiek op de kaart d.m.v. de Table Joining Service. (www.elfproject.eu/content/health-statistics) te realiseren zoals via PDOK is gebeurd, maar dat deze open geodata ook meer in Europa gebruikt gaat worden. ELF-toepassingen De behoefte aan uniforme Europese geodata is vooral bij kleine tot middelgrote bedrijven aanwezig die niet een heel resource-apparaat beschikbaar hebben om de afzonderlijke nationale instituten te benaderen om grensoverschrijdende data te verkrijgen. In het ELF-project worden vier applicaties ontwikkeld op het gebied van: • Verzekeringen: voor het berekenen van premies, waarbij risico’s over de grens heen worden meegenomen
• Rampenbestrijding: inzicht in risico’s, door data van meerdere landen te combineren (bv. voor overstromingsgevaar van de Donau) • Gezondheidsstatistieken: (zie CASPER-applicatie in figuur 5), combineren van statistiek met geo-informatie in Europa (zie Table Joining Service eerder) • Onroerend goed planning: genereren van overzichtskaarten die inzicht geven in plannen rond bv. transportnetwerken (wegen en spoor) die grensoverstijgend zijn en van invloed bij het plannen van zaken op gebied van onroerend goed
• INSPIRE: Infrastructure for Spatial Information in Europe, inspire.ec.europa.eu/ • PDOK: Publieke Dienstverlening op de Kaart, www.pdok.nl • VMap: Vector smart Map level 1, schaal 1:250.000 • MGCP: Multinational Geosptial Coproduction Program • CERCO: Comitée Européen des Responsables de la Cartographie Officielle, www.eurogeographics.org/about/history-timeline • MEGRIN: Multi-purpose European Ground Related Information Network, www.eurogeographics.org/about/history-timeline • EuroGeographics: de Europese koepelorganisatie van karteringsdiensten, kadasters en land registraties, zie www.eurogeographics.org • PETIT: Pathfinder towards a European Topographic Information Template, www.eurogeographics.org/content/petit • ESDIN: European Spatial Data Infrastructure Network, www.esdin.eu • Nationaal GeoRegister: www.nationaalgeoregister.nl
Haico van der Vegt is Adviseur Strategie & Beleid bij het Kadaster. Haico is bereikbaar via
[email protected] of via 06 - 22568393.
Dorus Kruse is Productmanager PDOK & Projectmanager ELF bij het Kadaster. Dorus is bereikbaar via
[email protected] of via 06 - 52481987.
ELF biedt net als PDOK ook een achtergrondkaart aan, de European Basemap. Deze moet heel Europa gaan afdekken en gebaseerd zijn
Nederlandse topografie in Antwerpen Afgelopen zomer konden bezoekers de mooiste handgetekende landmeterskaarten ontdekken in zes forse vitrines in het FelixArchief van de stad Antwerpen.
geadmitteerd in Zeeland 10 december 1649, met een prachtkaart aan dat er in Rilland-Bath géén grond was afgegraven en naar Antwerpen was verscheept!
De expositie heette ‘Pareltjes van landmeetkunde’ en de stad bleek diverse kaarten van Zeeuwse kwesties te hebben. In 1652 toonde landmeter Cornelis van Doornick,
Zie voor een verslag ‘De Hollandse Cirkel’ 2015-3.
Adri den Boer
2015-5 | Geo-Info
| 27
Samen naar de top
Topcon’s innovatie ve ge ode tisc he oplossinge n e n toegewijde s upport bie de n u e e n onge ë ve na a rde sne l he i d, nauwkeurigheid e n produc tivite it bij e lk proje c t.
A5_Ad_GE-no_text.indd 1
28 |
B e l e e f he t z el f . . . www.topconpositioning.nl
7-10-2015 14:19:14
Geo-Info | 2015-5
THEMA
O P EN k a a r t
200 jaar topografische kaarten online In 2015 is het 200 jaar geleden dat topo grafie een officieel onderdeel werd van de Nederlandse overheid: op 18 februari 1815 werd het Topographisch Bureau opgericht. Op www.topotijdreis.nl kan je de kaartseries op verschillende schaalniveaus en van de verschillende jaren vergelijken. Zo wordt meteen duidelijk hoe Nederland zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Ook voor de bezoeker zelf is de website een tijdreis: hoe zag jouw buurt er uit toe je geboren werd? Of ver daarvoor? Winifred Broeder (zelfstandig kartograaf): Een toepasselijker naam is er niet. Hoezeer de tijdbalk je verleidt om te geloven, dat Nederland er in een bepaald jaar daadwerkelijk zo uit zag, je topotijdreis wordt bepaald door de kaartproductie van de Topografische Dienst! Stel dat je (goed ingezoomd) “topotijdreist” naar Rotterdam. Tussen 1815 en 1850 zie je de stad binnen de stadsvesten. In 1850 verschijnen de lanen daarbuiten, die overigens in 1694 al zichtbaar zijn op een kaart van Johannes de Vou. Deze situatie houdt stand tot 1879. In 1880 heeft de stad een metamorfose ondergaan. De Zuidplas is gedempt, het spoor naar Dordrecht verschijnt, net als het Noordereiland, Het Park, de Koningshaven en de gevangenis aan de Noordsingel. In de jaren die volgen gaat het goed met de topografie. We kunnen het ontstaan van de singels vrijwel “live” volgen. Na 1920 verandert dat. Spangen (1917) verschijnt pas in 1940 op de kaart. De gevolgen van de oorlog blijven lang uit. Zo verdwijnt de oude Diergaarde, die in 1940 sneuvelde in het bombardement, pas in 1958 van de kaart. Fast forward naar het heden geeft de kaart een ander beeld; het nieuwe Centraal Station (2014) is al in 2012 op de kaart te zien. Het is waar: het Kadaster is actueler dan ooit. Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Terug in de tijd naar begin september 1995: Ferjan Ormeling steekt tijdens de introductieweek van de opleiding Sociale Geografie een verhaal af over de maakbaarheid van de werkelijkheid aan de hand van topografische kaarten. Zo’n tweehonderd eerstejaars studenten luisteren in een Utrechtse
werfkelder naar zijn verhaal dat zich met name richt op de omgeving van Soesterberg. Vanaf 1917 stond het militaire “Vliegkamp” trots op de kaart. In een revisie van de kaartserie in 1953 verschijnt op dezelfde plek plots een weidelandschap. In de jaren ‘60 en ‘70 leek hetzelfde terrein weer teruggegeven aan de natuur: de kaart toonde naaldbos en heidegebied! In het westelijke gebied tekende de kartograaf de sierlijke bogen van een Engels landschapsontwerp, in het oostelijke gebied strakke lijnen van een Franse tuin. Pas in de jaren ‘80 wordt “Vliegveld Soesterberg” weer in al haar glorie op de kaart ingetekend. Die sensatie van dat eerste “college” komt weer helemaal tot leven tijdens het spelen met deze applicatie. In een woord: geweldig! Maar welke kaart zie ik precies op welk schaalniveau? Dat had misschien verduidelijkt kunnen worden in de tijdschaal.
het buitengebied rondfietst. Zie je een toeristisch bordje, een oud gebouwtje, of dat ene, volgens jou geomorfogenetisch gezien zo bijzondere heuveltje, dan heb je met deze site 200 jaar informatie bij de hand om dat te kunnen checken. Hier kunnen particulieren en bedrijven goed gebruik van maken. Overigens, de ‘play’ knop hoort volgens mij meer thuis in een showroom van een app-bouwer, dan in de gereedschapskist van de gebruiker van deze ‘app’. De jaren gaan te snel en het wit tussen de opeenvolgende jaren levert een te schokkerig beeld. De interactieve tijdbalk bevat vreemde schuine (huisstijl?) lijnen. Ze suggereren een betekenis (kaartsoortovergangen?), maar nergens wordt dit duidelijk gemaakt. Jammer. Zo voeg je een vraag toe aan je site, in plaats van een antwoord.
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Als een website, kaart of app rijke informatie bevat, wil je al snel meer. Vergelijken in één view (voor/na, of oost/west), doorzichtige lagen, zoeken op elke, denkbare plaatsnaam, ook die van historische gehuchtjes, et cetera. Wat zo’n site dan niet kan, valt misschien op, maar wordt geheel te niet gedaan door die prachtige data. In de stadswijk waar ik woon, destijds platteland, zie ik ‘hooibergen’ en een ‘krankzinnigengesticht’. Zo zal iedereen iets van zijn gading kunnen vinden. Waar 20 jaar geleden de ‘nerd’ op zijn verjaardag nog zware, ‘unieke’ atlassen kreeg van het type ‘vroeger en nu’, zorgt deze site voor een beter alternatief. De gegevens zijn digitaal en altijd bij de hand, ook als je met je smartphone in
Frédérik Ruys (information designer en datajournalist Vpro’s Onzichtbaar Nederland): Deze mooie website doet niet meer of minder dan datgene wat de paar knoppen op de interface beloven: zoomen op een kaart en schuiven over een tijdbalk: in de beperking kent zich de meester! Bovendien blijf je dankzij de relatief snelle laadtijd langer doorspelen. Vanzelfsprekend kan ik hierbij weer mijn stokpaardjes opwerpen, zoals het ontbreken van duidende labels, de onmogelijkheid om POI’s toe te voegen of uitsneden te bepalen (om deze vervolgens via social media te delen). Maar het grootste gemis is door de makers misschien wel het snelst op te lossen: een eenvoudige ‘cross fade’ naar de volgende kaart, dus zonder dat het gebied in de transitie eerst wit wordt. Want tijdens zo’n overgang kun je de verschillen tussen de kaarten nog mooier zien.
2015-5 | Geo-Info
| 29
200 jaar Topografie
Gebruik topografische kaart verrassend constant Een kaart wordt gemaakt om gebruikt te worden. Een goede kartograaf ontwerpt daarom een kaart aan de hand van vragen als ‘wie gaat deze kaart gebruiken, waarvoor en op welke manier?’ De antwoorden op deze vragen waren tweehonderd jaar geleden natuurlijk anders dan nu. Hoe heeft het gebruik zich door de tijd heen ontwikkeld en wie waren haar gebruikers? Dit artikel geeft een overzicht van het gebruik van de topografische kaart in het verleden en heden, en we wagen ons aan een beschouwing over het gebruik in de toekomst. We hanteren in dit artikel de term topografische kaart voor zowel de gedrukte kaart als de digitale kaart (nu BasisRegistratie Topografie (BRT)). Door Dick Eertink en Arnold Bregt
De auteurs danken Peter Lentjes en Nico Bakker voor hun bijdrage aan dit artikel. Terugblik historisch kaartgebruik en haar gebruikers Tweehonderd jaar geleden ontstond de landsdekkende topografie vanuit de noodzaak het land goed in kaart te brengen om het te kunnen verdedigen tegen ongewenste indringers. De kaart moest inzicht geven in vragen als: welke routes kunnen infanterie en cavalerie gebruiken om van A naar B te komen, waar kunnen ze zich legeren, welke beschutting is waar aanwezig, waar kan land onder water worden gezet, enzovoorts. De gedetailleerde weergave van de landschapselementen in de topografische kaart is vooral ontworpen met dat doel voor ogen.
In de periode 1858 – 1867 ontstond de Geologische kaart, waarop geologie en grondsoorten in kaart werden gebracht. Nederland had hiermee een internationale primeur, die werd bekroond bij de Wereldtentoonstelling in 1869 in Londen. Vanaf 1918 werd dit werk overgenomen door de Rijks-Geologische Dienst, en voor de ondiepe ondergrond vanaf 1945 door de StiBoKa (Stichting voor Bodem Kartering), later overgegaan in Alterra. De hierboven genoemde jaartallen maken Vanzelfsprekend had deze gedetailleerde duidelijk dat met de totstandkoming van deze informatie het karakter van ‘staatsgeheim’. kaarten grote investeringen gemoeid waren, Toch werd vrij snel na het ontstaan van de deels vanwege de inwinning van de specifieke topografische kaart het nut voor andere toethematische informatie, deels ook voor de passingsgebieden ingezien. De voorgangers productie van de kaarten zelf met het destijds van de Topografische Dienst kreeg dan ook gebruikelijke lithografische procédé. de opdracht om het kaartmateriaal, ontdaan van de meest gevoelige informatie, geschikt te Met de toenemende mobiliteit in de twintigste eeuw groeide de behoefte aan goede maken voor andere vormen van gebruik. wegenkaarten. Ook hiervoor werd een topografische ondergrond gebruikt, zowel door Al in de negentiende eeuw werd de topograbedrijven als door de overheid. Het Nationaal fische kaart gebruikt als ondergrond voor the-
Defensiegebruik (bron: Beeldbank Kadaster).
30 |
matische kaarten (Conen, 1968). Vaak werden deze kaarten ook gedrukt bij de Topografische Inrichting. In de periode 1825 – 1860 ontstond in opdracht van het Departement van Waterstaat de Rivierkaart, bedoeld voor het onderhoud en de verbetering van de Nederlandse rivieren, en in de periode 1865 – 1890 de Waterstaatskaart, waarin alle relevante waterstaatkundige gegevens overzichtelijk werden weergegeven.
Geo-Info | 2015-5
THEMA
Waterstaatskaart (bron: Vereniging voor Waterstaatsgeschiedenis, www.waterstaatsgeschiedenis.nl). Wegenbestand van Rijkswaterstaat werd in de jaren negentig afgeleid van TOP10Vector. Voor recreatief gebruik (wandelen, fietsen) waren de kaarten op schaal 1:10.000 en 1:25.000 uitermate geschikt. Een ander toepassingsgebied was de ruimtelijke planning. Het Planbureau voor de Leefomgeving en zijn voorgangers gebruikten de topografische kaarten om kengetallen voor landschappelijke kenmerken te ontwikkelen en veranderingen in het landschap te monitoren op basis van die kenmerken. Voor het vastleggen van percelen waarop agrariërs subsidie konden aanvragen, werden in opdracht van het ministerie van Landbouw zogenaamde pipo-kaarten (perceelsidentificatie en productieomvang) gemaakt. Dit gebeurde in eerste instantie handmatig door de Topografische Dienst op basis van de Topografische Kaart 1:10.000. Later werd dit geautomatiseerd gedaan door Alterra. Na een aanscherping van de EU-regels bleken deze kaarten helaas niet nauwkeurig genoeg te zijn voor het toekennen van landbouwsubsidie, waarna is overgestapt op een grootschaliger kartering.
Het artikel begon met de constatering dat sinds 1988 de topografische kaart zelfs werd gebruikt als decoratie voor Amsterdamse trams, om vervolgens een gestructureerd overzicht te geven van de gebruikerscategorieën, gebruiksdoelen, gebruiksvormen en fysieke voorkomens van de topografische kaarten. Als gebruikerscategorieën werden onderscheiden: overheid, bedrijven (samen 50%) en particulieren (inclusief boekhandel, 50%). Het artikel beschrijft een groot aantal gebruikstoepassingen: militair, algemeen oriënterend, navigatie/routeplanning, aardwetenschappen, cultuurhistorie, landschapsonderzoek, ruimtelijke ordening, landinrichting, leidingaanleg en –beheer, thema-inventarisaties, recreatie, onderwijs/educatie en tenslotte: leunstoelkaartgebruik. Als gebruiksvormen worden De topografische kaart als wegenkaart in de jaren onderscheiden: kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie, in oplopende volgorde van vijftig (bron: Kadastermuseum). intensiteit van gebruik en eisen die gesteld worden aan de nauwkeurigheid en consistenTer gelegenheid van 175 jaar topografie werd tie van de kaart (ook in de tijd gezien). in 1990 de stand opgemaakt van het kaartgebruik op dat moment (Bakker, 1990). We staan Anno 1990 stonden we aan het begin van het iets langer stil bij dit artikel omdat het een digitale tijdperk. Dat is goed zichtbaar in de mooie vergelijkingsbasis biedt voor de stand paragraaf ‘fysieke voorkomens’ waar de levering van zaken anno 2015. van filmcalques als ‘wat betreft gebruikstoepas-
2015-5 | Geo-Info
| 31
200 jaar Topografie
sing zeer belangrijk’ wordt aangeduid. Ook wordt gemeld dat de lijninformatie van de kaarten op schaal 1:250.000 en van de wegen op schaal 1:50.000 als vectorbestand (vlakken, lijnen en punten met hun coördinaten) leverbaar zijn. En er wordt ook vooruit gekeken: ‘…omstreeks 1997 moet het topografische basisbestand gereed zijn waarin opgenomen de detailinformatie welke nu op de schaal 1:10.000 voorkomt. Het betreft hier vooralsnog vectorinformatie. Mogelijk zullen binnen afzienbare tijd ook rasterbestanden leverbaar zijn… Momenteel worden de gegevens geleverd op magneetband of floppy. In de toekomst zijn andere media zoals CD-ROM denkbaar’. Er wordt in 1990 veel verwacht van de digitalisering van de topografische kaart. Bakker (1990) verwacht dat de gebruikers als gevolg van de opkomst van de digitalisering “ieder zijn eigen ideale kaart van Nederland gaat samenstellen”. Daarnaast verwacht hij een scala van nieuwe mogelijkheden door het koppelen met andere geo-informatie. Tenslotte voorspelt Bakker dat de bestandsinhoud grondig zal worden herzien. Wat is er van deze voorspellingen uitgekomen? Voordat we hier op ingaan is het goed om eerst naar het gebruik anno nu te kijken.
Figuur 2 - Gebruik van Topografische kaart voor verschillende toepassingen in % (het totale percentage is hoger dan 100% omdat de gebruikers meerdere toepassingen konden aangeven). zijn gegroeid. En zeer opvallend verschijnsel is de opkomst van de burgers als gebruikers in 2013. De situatie lijkt zich wat te stabiliseren in 2014 waarbij we te maken hebben een product dat zeer breed door de verschillende gebruikerscategorieën wordt gebruikt met bedrijven en overheden als de dominante gebruikers.
Zoals uit figuur 1 blijkt is in 2011 het gebruik vooral beperkt tot overheidsorganisaties. In 2012 is dit sterk veranderd. Dit heeft te maken met het feit dat sinds 2012 de topografische informatie als open data gratis aan de maatschappij ter beschikking wordt gesteld. Dit heeft een zeer sterke impuls aan het gebruik gegeven. Als we uitgaan van een gelijkblijvend gebruik door de overheid in 2012, dan blijkt dat bedrijven en ook het onderzoek en onderwijs als gebruikers fors
Wat opvalt is dat traditionele gebruiksvormen zoals visualisatie en oriëntatie nog circa 70% van het gebruik uitmaken. De wat meer geavanceerde gebruiksvormen, zoals hat analyseren van informatie en het koppelen met ander data, zijn veel beperkter qua omvang. Bij dit alles blijft ook Defensie een belangrijke gebruiker van de topografische kaart. In opdracht van Defensie maakt het Kadaster Voor welke toepassingen wordt de kaart speciale producties van onder meer de kaart op gebruikt? Ook op deze vraag levert de impactschaal 1:50.000, en neemt ook deel aan internatistudie informatie. Er is gevraagd aan de gebruikers voor welke toepassingen ze de topografische onale kartografieprojecten zoals MGCP. Maar dat kaart gebruiken. In figuur 2 zijn de resultaten voor laatste valt buiten het bestek van dit artikel. 2014 weergegeven. Deze wijken overigens niet erg af van de resultaten in 2012 en 2013. Het blijkt Het is interessant om het gebruik van de dat de topografische kaart voor alle toepassings- topografische kaart in 1990 te vergelijken met het gebruik in 2015. Een periode van 25 jaar gebieden in de maatschappij wordt gebruikt. waarin de omzetting van de analoge topograGrote toepassingsgebieden zijn ruimtelijke ordening en milieu, bodem en water. fische kaart in een digitaal bestand plaatsvond. Een systematische detailvergelijking is lastig omdat hiervoor de informatie ontbreekt, maar Tenslotte is het interessant om, net als in 1990, naar het aard van het gebruik te kijken. In figuur 3 een aantal hoofdtrends zijn wel zichtbaar. Wat allereerst opvalt is dat er een verschuiving is is het gemeten gebruik voor 2015 weergegeven. opgetreden in de gebruikerscategorieën. In 1990 vormden de overheid en bedrijven ca. 50% van de gebruikers. Nu is dit ca 70%. Het belang van de burger als gebruiker is dus in relatieve zin afgenomen. Dit is ook wel te verklaren omdat een papieren kaart voor een burger veel toegankelijker is dan een digitaal bestand. Daarnaast was de financiële drempel om het bestand te gebruiken voor burgers te hoog. De situatie lijkt zich nu weer te norFiguur 3 - Aard van het gebruik van de topografi- maliseren en ook de burgers ontdekken de sche kaart in 2014. digitale topografische kaart. Het als open data
32 |
Geo-Info | 2015-5
Gebruik anno nu Door wie en waarvoor wordt de topografische kaart nu gebruikt? Een informatiebron hiervoor zijn de impactmetingen die in het kader van een open BRT in het eerste kwartaal van 2013, 2014 en 2015 zijn uitgevoerd (Bregt et al., 2013; Bregt et al., 2014). Door middel van een enquête is een inschatting gemaakt van de verdeling van het gebruik over de diverse gebruikerscategorieën (Figuur 1)
Figuur 1 - Ontwikkeling gebruikers van de BRT.
THEMA
topografische kaart voor bijna 70% gebruikt voor visualisatie en oriëntatie. Waarschijnlijk was dit is in 1990 ook al het geval. Een voorzichtige conclusie zou kunnen zijn dat er in de afgelopen 25 jaar zeer veel gebeurd is op het gebied van de productie (generalisatie) en vorm (van analoog naar digitaal) van het topografische bestand, maar dat de gebruikers, toepassingsgebieden en aard van het gebruik verrassend constant zijn gebleven. Tenslotte reflecteren we nog op de voorspellingen uit 1990 qua impact van het digitaliseringsproces. Deze zijn maar ten dele uitgekomen. Het samenstellen van een eigen ideale kaart uit de bestanden is nu weliswaar mogelijk, maar wordt maar op zeer beperkte schaal toegepast. Veelal wordt het standaard product gebruikt. Het is vooral veel gemakkelijker geworden om de topografische kaart als (digitale) ondergrond te gebruiken: de BRT-achtergrondkaart (beschikbaar Recreatieve toepassing van de topografische kaart in PDOK) kan met enkele muisklikken gebruikt worden voor allerlei thematische informatie. (Bron: www.topo-gps.nl). Dat is een hele vooruitgang ten opzichte van de beschikbaar stellen van de topografische kaart meerjarige projecten in de negentiende eeuw en de gespecialiseerde GIS-integratie in de jaren in 2012 heeft hier sterk aan bijgedragen. negentig. De voorspelde grondige herziening van de bestandsinhoud is echter nooit opgetreden. Het tweede wat opvalt is dat de gebruikstoepassingen van de topografische kaart opvallend con- Dat is ook geen probleem, want waarom zou stant zijn gebleven in de afgelopen 25 jaar. De lijst je een product dat inhoudelijk goed voldoet grondig herzien? van toepassingen in het artikel van Bakker (1990) doet verrassend modern aan en komt goed overeen met de toepassingen anno nu. Als we de aard Toekomstig gebruik van het gebruik vergelijken, dan blijkt ook hier een Uit de hiervoor beschreven schets blijkt dat de duidelijke overeenkomst in het gebruik in 1990 topografische kaart een product is dat door met het gebruik in 2015. Op dit moment wordt de een grote groep gebruikers breed gebruikt
wordt. Hoe zal dit in de toekomst zijn? Blijft er de komende jaren een rol voor de topografische kaart? Het blijft uiteraard koffiedik kijken, maar we verwachten dat de topografische kaart de komende jaren een nuttig product blijft voor veel gebruikers. We baseren dit op de volgende overwegingen. De topografische kaart is één van de oudste kaartvormen en dat is natuurlijk niet voor niets zo. De mens heeft voor haar werkzaamheden in het verleden, het heden en in de toekomst een beschrijving van haar omgeving nodig. De topografische kaart voorziet voor een grote groep gebruikers in zo’n beschrijving. Daarnaast vormt een topografische kaart een ruimtelijk referentie kader voor veel thematische geo-informatie, een onmisbare laag in geografische informatiesystemen. Dit zal in de toekomst niet veranderen. Kortom de noodzaak voor een topografische kaart blijft. Dat wil echter niet zeggen dat niets zal veranderen. Naar onze mening zullen de veranderingen vooral in de wijze van het produceren van de kaart liggen. Informatie uit andere bestanden met een gedetailleerde informatie-inhoud zullen meer en meer worden gebruikt voor het vervaardigen van het product en ook de gebruikers zullen een actieve rol gaan spelen bij het actueel houden van de kaart. Deze ontwikkelingen vragen echter wel om een sterke regie om als Nederland blijvend over een breed bruikbare topografische kaart te kunnen beschikken van hoge kwaliteit, zoals die al 200 jaar zijn diensten heeft bewezen. Referenties • Bakker, Nico, 1990 ‘Kaartgebruik en kaartgebruikers’ KT 1990.XVI.3 • Bregt, A.K., Grus, L., Eertink, D., 2014. Wat zijn de effecten van een open basisregistratie topografie na twee jaar? Rapport Wageningen University. edepot.wur.nl/318130 • Bregt, A.K., Castelein, W., Grus, L., Eertink, D, 2013. De effecten van een open basisregistratie topografie (BRT). Rapport Wageningen University. edepot.wur.nl/278625 • Conen, J., 1968. Speciale kaarten. Waterstaatskaart, Rivierkaart en Geologische kaart. Topografische Dienst (beschikbaar in Kadastermuseum).
Dick Eertink is Senior Adviseur Strategie en Beleid bij het Kadaster. Dick is te bereiken via
[email protected] of via 088 1833029.
De topografische kaart als ondergrond (BRT-achtergrondkaart in www.zwemwater.nl).
2015-5 | Geo-Info
Arnold Bregt is hoogleraar Geo-Informatiekunde aan de Universiteit Wageningen. Arnold is bereikbaar via
[email protected] of via 062530244.
| 33
200 jaar Topografie
Recente ontwikkelingen en in het topografisch domein De introductie van het automatische generalisatie proces binnen het Kadaster veroorzaakte een internationale doorbraak in het produceren van GeoInformatie en opende deuren om nieuwe producten te ontwikkelen. Door Vincent van Altena en Marc Post
Het vervaardigen van nationale kaarten is wettelijk geregeld in Nederland. Het Kadaster is één van de organisaties die is aangewezen om een aantal basisregistraties te beheren. Eén van deze basisregistraties, de Basis Registratie Topografie (BRT) bestaat uit digitale topografische data sets op verschillende kaartschalen (de TOP10NL als basis dataset en de afgeleide, gegeneraliseerde kaartschalen 1:50.000, 1:100.000, 1:250.000, 1:500.000 en 1:1.000.000). Deze datasets zijn beschikbaar als open data en overheidsorganisaties zijn verplicht om de beschikbare BRT-datasets te gebruiken voor de uitwisseling van geografische informatie. De invoering van de BRT als open data stelde het Kadaster voor grote uitdagingen in de verwerving en vervaardiging van de datasets. Bezuinigingsmaatregelen kortten het budget, terwijl wetgeving tegelijkertijd hogere eisen aan de actualiteit van de data stelde. De wetgeving vereist een actualiteit van minder dan twee jaar voor de hele BRT-productfamilie. Aanvankelijk voldeed alleen Top10NL aan dit vereiste. Andere zaken maakten de situatie ingewikkelder. De traditionele productiemethode van het afleiden en generaliseren van mid- en kleinschalige datasets en kaartseries was verouderd. Het gebruik van CAD software, om door middel van interactieve generalisatie kleinschaliger datasets af te leiden, was niet langer geschikt voor de hogere eisen aan de actualiteit en objectgeoriënteerde data. Deze ontwikkelingen, én de stand van generalisatietools in ArcGis 10 (en hoger), leidde bij het Kadaster naar een haalbaarheidsonderzoek in het 100% automatisch generaliseren van een 50.000kaart uit de TOP10NL-dataset. De resultaten van dit onderzoek waren veelbelovend en leidden tot de ontwikkeling van een nieuwe productie lijn voor de 1:50.000 kaart die gebaseerd is op volledige automatische generalisatie en kaartvervaardiging (Stoter et al. 2011). De Nederlandse aanpak Er zijn twee onderscheidende aspecten aan de Nederlandse aanpak van automatische generalisatie. In de eerste plaats de samenstelling van het ontwikkelteam. Elk teamlid werd voor deelname geselecteerd op basis
34 |
Geo-Info | 2015-5
van een out-of-the-box mentaliteit en vasthoudendheid. Een achtergrond in kartografie was niet van wezenlijk belang. De tweede belangrijke eigenschap was de iteratieve aanpak. Het proces werd gestart met een minimum aan voorwaarden die slechts scope en bandbreedte van de ontwikkelingen gaven: • het nieuwe generalisatieproces moet 100% automatisch zijn; • de “nieuwe kaart” hoeft geen exacte imitatie van de oude kaart te zijn; • het automatische proces moet rechtstreeks aansluiten op de productie van de brondata (TOP10NL) om een identieke actualiteit te kunnen garanderen (minder dan twee jaar); • de producten uit BRT-product moeten kosten effectief geproduceerd worden; • gebruikers moeten actief betrokken worden tijdens de ontwikkeling en evaluatie is noodzakelijk. Onderdeel van het ontwikkelen van een nieuwe 50.000-kaartgeneralisatie was de vertaling van wat er in het hoofd van de kartograaf gebeurd naar computerlogica. Een kartograaf is in staat om zijn oordelen en besluiten omtrent de representatie van de topografische werkelijkheid op een kleinere schaal te baseren en op de gelijktijdige weging van meerdere criteria. Om dit te evenaren met seriële computertechnologie was een grote uitdaging. Één van de problemen was de interactie tussen verschillende objecten. Bijvoorbeeld als de weergave van een weg overdreven moest worden, heeft dit invloed op aanliggende bebouwing die vervolgens verplaatst moeten worden. Uiteindelijk resulteerde dit in het vereiste om alle topografische objecten in samenhang te generaliseren. Workflow Helaas is de generalisatie workflow te complex om een landsdekkende dataset in één keer te verwerken. Daarom is de brondata opgesplitst in deelsetjes (partities) die gescheiden worden door echte topografische grenzen (zie figuur 1). Deze objecten mogen niet worden gewijzigd tijdens het hele proces om later weer in staat te zijn om
THEMA
nieuwe toepassingen de lange termijn op te lossen zodat ook andere gebruikers hier direct van profiteren.
geschikt te maken voor andere kaartseries binnen de BRT (bv. een 100.000-kaartserie). Zie figuur 2.
Alle achtereenvolgende bewerkingen vinden plaats op twee niveaus: voor de afzonderlijke partities en landsdekkend. Beide takken zijn modulair en bestaan uit drie stappen: modelgeneralisatie, geometrische generalisatie (displacement) en grafische generalisatie (kartografische conflictoplossing). Voor een gedetailleerde beschrijving kan
Feedback van gebruikers Tijdens de ontwikkeling van het automatische generalisatieproces werden nauwe banden onderhouden met de gebruikersraad BRT. Na elke ontwikkelfase werden de nieuw verworven resultaten besproken met de hoofdgebruikers die waardevolle verbeterpunten gaven voor de volgende ontwikkelfase. Oorspronkelijk is de 50.000-kaart een militair product dat aan NATO-standaarden moet voldoen. Waren de resultaten goed genoeg om in een oefening of operatie gebruikt te worden? In juni 2013 werd deze vraag beantwoord in een veldtest. Een infanteriedivisie van het Opleidingscommando voerde een twee weken durende oefening uit in het zuiden van Nederland. Tijdens deze oefening werd de kaart intensief en met tevredenheid gebruikt door de militairen. Met name de verbeterde actualiteit werd zeer gewaardeerd. Na deze succesvolle test besloot het Kadaster om de eerste versie van de gegeneraliseerde kaarten uit te geven in september 2013.
Verwerven en vervaardigen datasets grote Figuur 1 - Partities - geografische gebieden als verwerkingseenheden. de partities samen te voegen tot één topologisch correcte dataset. Het primaire wegennetwerk (snelwegen en hoofdwegen), uitgebreid met enkele andere lineaire topografische objecten om de verbinding bij de kust te realiseren, was geschikt om de dataset te splitsen. De resulterende partities (500 datasets) kunnen stuk voor stuk binnen een uur verwerkt worden. Bijvangst van deze opdeling is dat de partities ook parallel verwerkt kunnen worden, waardoor de procestijd enorm vermindert. Sommige topografische objecten, bijvoorbeeld spoorwegen, hoogspanningsleidingen en administratieve grenzen, kunnen niet worden opgesplitst omdat ze meerdere partities beslaan. Deze objecten worden landsdekkend verwerkt nadat alle individuele partities met succes zijn verwerkt. Waar de resultaten van de generalisatie in de afzonderlijke partities invloed hebben op de landsdekkende objecten worden deze doorgegeven. Alle objecten worden integraal voorbereid voordat de generalisatie start. Deze validatie en verrijking van de brondata verbeterden de resultaten van de generalisatie substantieel. Gevonden fouten worden direct in de brondata verwerkt om het proces gaande te houden, maar worden ook teruggemeld aan de inwinning om ze voor
uitdaging voor Kadaster door open data BRT Stoter et al. (2013) worden geraadpleegd. Het voordeel van deze modulaire aanpak is de mogelijkheid om modellen te kunnen wijzigen: parameters kunnen worden aangepast. Zelfs delen van het proces kunnen worden vervangen. Hierdoor is dit proces met wat aanpassingen ook
Resultaten en voordelen Zowel het Kadaster als haar gebruikers profiteren van de ingebruikname van een volledige automatische generalisatie. Het automatiseren van handmatige kartografisch werk leidde tot
Figuur 2 - De modulaire aanpak.
2015-5 | Geo-Info
| 35
200 jaar Topografie
Figuur 3 - ScaleMaster-diagram (globaal- en detail-tabbladen).
36 |
Geo-Info | 2015-5
THEMA
tatie is gebruik gemaakt van ArcGIS-software. In de ScaleMaster-methodiek (Brewer et al. 2007) wordt gebruik gemaakt van een spreadsheet om het gedrag en de weergave van een basemap te ontwerpen (zie figuur 3). Op het eerste tabblad wordt globaal aangegeven De productietijd is drastisch verminderd en hoe een thema zichtbaar is. Op het tweede het gevolg daarvan is dat de updatefrequentie tabblad wordt tot in detail gespecificeerd wat van de afgeleide kaartseries teruggebracht kon er voor elk thema op een schaalniveaus moet worden van een zes- naar een tweejarige cyclus die volledig in de pas loopt met de actualiteit van gebeuren om de gewenste weergave te halen. de brondata. Tegenwoordig worden de brondata Moeten bepaalde gegevens weggelaten of en de afgeleide kaartseries vijf keer per jaar gelijk- vereenvoudigd worden om de gewenste weergave te bereiken of moet er een ander tijdig en met dezelfde actualiteit opgeleverd. symbool gebruikt worden dat voor de minder Daarnaast is de kaartinhoud geoptimaliseerd gedetailleerde schaal beter voldoet? door een consistente en uniforme toepassing van generalisatiealgoritmes. Ook is de brondata substantieel verbeterd en werden de algoritmen naar iedere ontwikkelfase verbeterd. Uiteindelijk profiteren de gebruikers het meeste van deze innovatie: ze krijgen met hogere frequentie actuelere kaarten en tegen lagere kosten. een significante kostenbesparing: de nieuwe procedure stelde het Kadaster in staat om de volledige kaartserie te produceren tegen een kwart van het originele budget.
Door modulaire aanpak
Afgeleide producten In voorgaande alinea’s noemden we al enkele voordelen van de modulaire aanpak. Deze aanpak is erg flexibel en biedt als bijvangst mogelijkheden voor andere interessante oplossingen en toepassingen. Zo is de productie van de data voor de PDOKwebservice BRT Achtergrondkaart ingebed in de productielijn van de BRT-producten en zijn ook 3D Kaart NL en 3D Gebouwhoogte aangesloten op de productie van de BRT. Webservices De data die voor het automatisch generalisatieproces is voorbereid, wordt ook gebruikt als input voor de BRT-achtergrondkaart, een automatisch afgeleide en gegeneraliseerde basemap. Deze multi-scale webservice is ontworpen met behulp van de ScaleMaster methodiek en voor de technische implemen-
kunnen parameters worden aangepast
Anders dan bij de automatische generalisatie van de 50.000-kaart, is het proces bij de Achtergrond er uitsluitend op gericht om tot een acceptabele weergave van de topografie op 15 schaalniveaus te komen. Alleen data die weergegeven zal worden op een schaalniveau wordt gebruikt. Waar mogelijk werden kartografische problemen door middel van visualisatietechnieken opgelost en blijft de generalisatie beperkt tot het samenvoegen of het verwijderen van vlakken. Het resultaat, een basemap bestaande uit 15 lagen, wordt geserveerd via PDOK en kan vrijelijk gebruikt worden binnen tal van (over-
heids-)toepassingen. De basemap kan in drie varianten bekeken worden in de PDOK-viewer: pdokviewer.pdok.nl/. 3D-topografie In de tweede helft van 2014 introduceerde het Kadaster een nieuw topografische product: 3D Kaart NL, gevolgd door de lancering van 3D Gebouwhoogte NL in april 2015. Deze producten zijn voor heel Nederland beschikbaar in de schaal 1:10.000 en zijn gebaseerd op de topografie van TOP10NL en de hoogtes van AHN2. Door samenwerking tussen het Kadaster, universiteiten en het bedrijfsleven is het gelukt deze unieke klus te klaren. Bij de combinatie van 2D-topografie met 3D-puntenwolken is de onnauwkeurige matching van vlakken een veel voorkomende verschijnsel: de producten passen niet op elkaar en daardoor gaan bijvoorbeeld de randen van watervlakken ‘omhoog krullen’ of ontstaan verticale aansluitproblemen (zie figuur 4) tussen oevers en watervlakken. Om dit te voorkomen gold als uitgangspunt dat het nieuwe driedimensionale product topologisch valide en geometrisch consistent met de brondata moest zijn. Ook werden vooraf kenmerken voor bepaalde type objecten gedefinieerd. Water moet bijvoorbeeld altijd vlak (waterpas) zijn. Om dit te kunnen realiseren is een methode gebruikt die ontwikkeld is aan de Universiteit van Enschede (Oude Elberink 2010). Deze aanpak van 3D-topografie is wereldwijk uniek en stelt zeer hoge eisen. De complexe berekeningen die de topologie van de 3D-objecten garanderen en de grote hoeveelheden data resulteren in vele rekenuren: het proces bestond uit het confronteren van ongeveer 15 miljoen topografische vlakken met ruim 600 miljard punten en kostte rond 75.000 processoruren. Dit proces zou op de gangbare hardware van het Kadaster meerdere
Figuur 4 - Verticale aansluitproblemen.
2015-5 | Geo-Info
| 37
200 jaar Topografie
jaren duren, daarom werd uitgeweken naar het E-science Center van de Vrije Universiteit Amsterdam waar gebruik is gemaakt van de “supercomputer” Sara. Nu er een eerste product beschikbaar is, dient de vraag zich aan hoe de data zal worden geactualiseerd. Op dit moment wordt er gewerkt aan deze procedure. Dat is complexer dan bij de bestaande BRT-producten: de 3D-dataset is het resultaat van de combinatie van twee datasets. In het ideale geval zouden beide datasets dezelfde actualiteit moeten hebben. Momenteel heeft TOP10NL een updatecyclus van twee jaar, terwijl AHN2 al enkele jaren oud is. Er wordt gewerkt aan de opvolgende dataset, AHN3, maar de inwinningscyclus is niet gelijk aan die van TOP10NL. Door dit verschil in actualiteit wordt het 3D-constructieproces verstoord en kunnen fouten ontstaan. Binnen het Kadaster wordt onderzocht of het mogelijk is om hoogte-informatie uit stereoluchtfotografie af te leiden. Deze informatie kan dan als vervanger voor AHN2 gebruikt worden in het 3D-proces. Het grote voordeel hiervan is dat de hoogte-informatie zal worden afgeleid van dezelfde stereofoto’s die bij de inwinning van de 2D-topografie gebruikt worden. Door hoogteinformatie en topografie op dezelfde bron te baseren, worden verstoringen in het proces die veroorzaakt worden door actualiteitsverschil opgeheven. Het onderzoek heeft veelbelovende eerste resultaten opgeleverd, maar is nog niet afgerond. Wat volgt? In dit artikel hebben we stil gestaan bij de laatste technische ontwikkelingen binnen het topografisch domein. Vaak werden deze ontwikkelingen ingegeven door inventieve oplossingen uit de geo-industrie of de academische wereld, op andere momenten werd de noodzaak te innoveren vooral gevoed door pragmatische of budgettaire redenen en soms ontstond iets gewoon, als bijvangst van een andere vernieuwing. We hopen de komende jaren door te kunnen gaan met het bedenken en doorvoeren van nieuwe innovatieve oplossingen die de actualiteit en kwaliteit van de BRT zullen verhogen en de gebruikservaring zullen verbeteren. Ter afsluiting van dit artikel zullen we wat contouren voor de komende jaren proberen te schetsen. Dit doen we aan de hand van ontwikkelingen die momenteel in het topografische werkveld spelen of die aanstaande (lijken te) zijn.
inwinning. De huidige inwinningsmethode voor topografische data maakt gebruik van luchtfoto’s en cyclorama’s, maar dat is een langzaam proces. In de toekomst zal meer gebruik gemaakt gaan worden van data uit andere basisregistraties. Er loopt op dit moment een onderzoek naar de mogelijkheid van automatische generalisatie van de BGT naar de BRT, maar ook sensordata zal een grotere rol gaan spelen in het actueel maken van de kaart. Ook de eindgebruiker zal veel meer betrokken worden in de bijhouding en verbetering van de kaart. Een eerste voorbeeld van dit zogenaamde crowd-sourcen wordt al toegepast in een Kadaster-app. Iedereen met een smartphone kan fouten in de BRT
3D Kaart NL en 3D Gebouwhoogte aan gesloten op de productie van de BRT
THEMA
varianten zoals webmaps. Door deze digitalisering wordt de vertrouwde papieren kaart een product voor een selectief aantal gebruikers. Naast deze digitalisering verschuift het gebruik van topografische data meer en meer van raadpleging naar beleving. Technieken uit de game-industrie zorgen er voor dat men door de (3D-)kaart kan navigeren als ware het een echte wereld en deze ook zintuigelijk kan beleven. De toepassingen daarvoor zijn legio: nieuwbouw zal virtueel in de kaart geplaatst kunnen worden waardoor betrokkenen kunnen zien hoe de omgeving gaat worden. Geluidsanalyses leveren niet langer alleen berekende waarden op, maar men kan ook echt horen hoe geluid op verschillende plaatsen klinkt. Aankoopbeslissingen voor particulieren, zoals “Koop ik dat huis met de tuin op het zuiden? Maar betekent dat ook meteen zon?” kunnen worden genomen op basis van virtualisatie van de bestaande topografie. Daarnaast wordt het veel eenvoudiger om de effecten van ontwikkelingsplannen in te schatten (zowel vanuit beleidsmatig als persoonlijk standpunt), bijvoorbeeld bij plannen rondom windenergie. “Staat de windmolen echt in mijn zichtveld en kan ik hem horen bij mij op het terras?” Onze verwachting is dat de nabije toekomst een dergelijke topografische beleving snel dichterbij zal brengen. Referenties
daarmee eenvoudig melden bij het Kadaster. Ook het slim combineren van bestaande, maar niet-voor-de-hand-liggende, dataverzamelingen (bij voorbeeld een landsdekkende verkeersborden-dataset) met nieuwe productieprocessen (automatische generalisatie) kan de update-cyclus van de BRT versnellen. Naast het aansluiten op bestaande dataverzamelingen en het vergroten van de participatie van de eindgebruikers, wordt ook bewust ingezet op het verkennen én toepassen van nieuwe technologieën voor zowel 2D- als 3D-topografie. Concrete voorbeelden hiervan zijn onderzoeken naar automatische feature-extractie (is deze techniek goed genoeg om de inwinning van bepaalde objecten aan een computer over te laten?) en objectreconstructie (bijvoorbeeld van daken en bomen) uit puntenwolken.
erhoogde actualiteit en V versnelde inwinning De vraag naar real-time-data neemt hand over hand toe. Dat stelt andere eisen aan de
Veranderend gebruik van topografie De opmars van mobiele apparatuur en GPS, in combinatie met de mogelijkheid om altijd en overal online te zijn, beïnvloeden het gebruik en de ontsluiting van topografische informatie. De papieren kaart die al eeuwen gebruikt wordt, moet steeds meer terrein prijsgeven aan digitale
38 |
Geo-Info | 2015-5
• Brewer, Cynthia A., Barbara P. Buttenfield, Charlie Frye, and Jessica Acosta. 2007. “.” In Moscow. www.personal.psu.edu/cab38/ ScaleMaster/ICC2007_paper_Brewer_Buttenfield_Frye_Acosta_ May31_07.pdf. • Oude Elberink, Sander Jacob. 2010. “Acquisition of 3D Topography: Automated 3D Road and Building Reconstruction Using Airborne Laser Scanner Data and Topographic Maps.” S.l.: s.n.]. • Stoter, Jantien, Ron Nijhuis, Marc Post, Vincent van Altena, Jan Bulder, Ben Bruns, and John van Smaalen. 2011. “Feasibility Study on an Automated Generalisation Production Line.” In Paris, France. • Stoter, Jantien, Marc Post, Vincent van Altena, Ron Nijhuis, and Ben Bruns. 2013. “Fully Automated Generalization of a 1:50k Map from 1:10k Data.” Cartography and Geographic Information Science (August 22): 1–13. doi:10.1080/ 15230406.2013.824637.
Vincent van Altena MSc BTh is senior GIS-specialist bij het Kadaster. Hij is bereikbaar via
[email protected].
Marc Post MSc is senior GISspecialist bij het Kadaster. Hij is bereikbaar via
[email protected].
Column
200 jaar topografie… een historische weg met grote veranderingen! Dat doet mij mijmeren, zelf wonend in een kleine gemeenschap waar in al die jaren niet zo veel is veranderd. In onze kleine gemeenschap kennen wij nog het begrip noaberschap. Dit houdt een verplichting in, de noabers (buren, in een ruime zin des woords) bij te staan in raad en daad indien dat nodig is. Twintig jaar geleden verhuisden mijn man en ik samen met onze drie kinderen naar “onze boerderij”, een lang gekoesterde wens. Wij “maakten buren” zoals dat hier in onze gemeenschap heet. We werden welkom geheten in de gemeenschap, er werden verhalen verteld en door iedere buur werd drie gulden neergelegd. Bij navraag bleek dit “het adopteren van onze kinderen te zijn”. Dit wilde zeggen dat alle buren zich verantwoordelijk voelden voor onze kinderen. Het begrip samen en onderlinge verantwoording hoefde je hier niet uit te leggen. Het was een vanzelfsprekendheid. Ook bij begrafenissen, geboorten, jubilea en ziekten werden strikte regels nageleefd. Je ging ook altijd samen naar dit soort aangelegenheden. Ik waardeer deze gewoonten en het leven in een hechte gemeenschap. Tot zover de veranderingen in onze gemeenschap, maar wat veranderde er in 200 jaar topografie? U begrijpt wellicht dat ik (ondanks dat ik ook niet meer piepjong ben) maar een fractie van deze historie heb mogen meemaken. Wel heb ik in die relatief korte periode een heel scala aan veranderingen meegemaakt en zelf mogen initiëren. De Topografische Dienst is ingesteld bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1815 als onderdeel van het archief van Oorlog. Al voor het ontstaan van de Topografische Dienst speelde de kartering door baron Kraijenhoff (1758-1840) een belangrijke rol. Eind 18e eeuw kreeg hij de opdracht om de Bataafsche Republiek in kaart te brengen. Hij zorgde voor een belangrijke basis, namelijk de opmeting van het Driehoeksnet. De onder leiding van Kraijenhoff vervaardigde kaart is op een schaal van 800 Rijnlandse roeden op een duim (1:115.200). Een bijzondere schaal, 800 Rijnlandse roeden zou precies de afstand zijn die een kanon kon schieten. Of dit op waarheid berust … Sinds 2004 is de Topografische Dienst onderdeel van het Kadaster. In 2007 heeft het Kadaster zijn 175-jarig bestaan gevierd (1832). De oorspronkelijke Topografische Dienst heeft dus een iets langere historie. Sindsdien heeft de tijd niet stil gestaan. In 2008 is de kleinschalige topografie als basisregistratie (BRT) opgenomen in het stelsel van basisregistraties. Sinds 2012 is de BRT beschikbaar als open data. Dat betekent dat het Kadaster deze gegevensbestanden kosteloos en met minimale leveringsvoorwaarden ter beschikking stelt. Dit heeft er toe heeft geleid dat het gebruik enorm is toegenomen. Het Kadaster staat garant voor betrouwbare informatie en adviezen, ziet zichzelf als een innovatieve en inspirerende kennispartner, is betrokken bij maatschappelijke veranderingen, denkt in maatschappelijke thema’s en is toegankelijk voor klanten en partners.
De Nederlandse overheid hecht zeer aan de kwaliteit van de topografische kaart. Er is de afgelopen jaren steeds geïnvesteerd in nieuwe technieken en concepten. Baanbrekende innovatie en vernieuwingen in productieprocessen leverden veel internationale belangstelling en aanzien op. Denk hier bijvoorbeeld aan ontwikkelingen op het gebied van Automatische Generalisatie, 3D en de introductie van Lean. Door automatisering zijn steeds meer gegevens digitaal beschikbaar. Daardoor is veel meer met de vastgelegde informatie te doen dan alleen een papieren kaart produceren. Topografie is een belangrijk onderdeel geworden van het veel ruimere begrip geoinformatie. De veranderingen in het geo-domein vinden in een toenemende snelheid plaats. Open data is een zegen voor de gebruiker omdat de financiële drempel voor het gebruik van geografische data is weggevallen, waardoor vele smart oplossingen gebruik kunnen maken van de open beschikbare topografie. Navigatiesystemen, simulatiesystemen, apps, smartphones, smart-tv, smartdata, smartwatch, smartglasses, smartcars, smart-highways, smartclothing, precisielandbouw, e-readers en 3D-printers zorgen voor een verandering in de belevingswereld van de moderne mens. Dit snel veranderende speelveld vraagt om smarttopografie en smart geo-informatieproductie. Digitale informatie wordt gecombineerd en geanalyseerd, wat leidt tot nieuwe toepassingen. Ook beheer van de openbare ruimte en de nationale geo-informatievoorziening via PDOK (Publieke Dienstverlening Op de Kaart) dragen bij aan een steeds waardevoller dienstenpakket voor de maatschappij. Deze resultaten bereik je alleen samen. Het Kadaster zoekt dan ook de samenwerking op met partners uit de wetenschap en het bedrijfsleven. Het doet mij weer mijmeren: noaberschap. De basis voor noaberschap is elkaar kennen en vertrouwen. Samenwerken en elkaar business gunnen. Ach…. dat bestaat toch eigenlijk ook al jaren!
Ulrike Schild-Kamlah
“zulk een welgelijkend portret des oppervlakte des lands, dat tevens door zijn officieel karakter eene volkomene zekerheid verschaft en allen twijfel en wantrouwen buitensluit…” - citaat uit 1855 van historicus en kartograaf W. Eekhoff in Algemeene Konst- en Letterbode
Ulrike Schild-Kamlah Hoofd Geo-Informatie en Maatwerk en Advies
[email protected]
2015-5 | Geo-Info
| 39
200 jaar Topografie
Geo in Flow Het concept Geo in Flow is door het Kadaster ontwikkeld om de BRT-gebruikers te voorzien van zo actueel mogelijke authentieke topografische gegevens. Door Ben Bruns
In 2010 bestonden er grote problemen in de productie van de BRT. Voor het Kadaster was dit het begin van een transformatie naar een moderne productie omgeving. De vernieuwende open holistische aanpak waarbij publiek en private organisaties samen werken aan de Geo-Flow is internationaal baanbrekend en daar mogen we met zijn allen trots op zijn.
And accept it that soon you’ll be drenched to the bone If your time to you is worth saving Then you’d better start swimming or you’ll sink like a stone For the times, they are a changing. Een veel terugkomend dogma in deze tijd gaat over verandering en hoe we daar mee om moeten gaan. Dit manifesteert zich in de vele oneliners over dit thema: • Het enige constante in ons leven is verandering en verandering is van alle tijden. • Houd u krampachtig vast aan het verleden of gaat u op weg naar de toekomst? En natuurlijk zijn er vele trainingen en workshops die ons kunnen helpen met het omgaan met al deze veranderingen. Echter, we willen graag vasthouden aan gewoontes, wat vertrouwd is niet loslaten. We vinden het moeilijk om in iets onbekends te stappen. En het liefst zouden we de toekomst nauwkeurig voorspellen om onze onzekerheid te temperen.
Het concept Geo in Flow is ontwikkeld om de BRT-gebruikers te Figuur 1 - Topo GPS APP. Informatie aanbieders zoals PDOK, Esri, Imergis, Rdzl (figuur 1) en de OpenGeoGroep zijn optimaal aangesloten op de Kadaster Geo in Flow-productiemethodiek. Hierdoor kan Nederland in de volle breedte rekenen op een actueel topografisch fundament. Verandering Bob Dylan zong in 1964 al in zijn lied ‘Timesthey are a-changing’ Come gather round people wherever you roam And admit that the waters around you have grown
40 |
Geo-Info | 2015-5
voorzien van actuele topografische gegevens In de toekomst kijken heeft vaak tot gevolg hebben dat we geen oog meer hebben voor wat er nu gebeurt. Dit leidt op zijn beurt weer tot afwachtend gedrag of het volgen van bovengenoemde workshops. Veel organisaties laten zich verleiden tot het creëren van vergezichten over deze onzekere en veranderende toekomst. Het realiseren van visie geeft een onterecht gevoel van controle.
THEMA
Je ziet dat we bepaalde trends als containerbegrip omarmen en steeds weer hergebruiken.
Dit is deels te danken aan het professionaliseren van de productie.
In 2009 stelt Menno van Doorn op Frankwatching dat “data de olie van de toekomst is”. In 2011 meldt Gartner in hun newsroom dat “information is the Oil of the 21st century”. In 2013 stelt BBC news dat “data is the Oil of the 21st century”. In 2015 zegt de managing director van Phillips dat “data is the Oil of the future”.
In 2010 kon de productie van de BRT de stroomversnelling van de veranderingen niet meer aan. Het dreigde te verdrinken in een traditionele aanpak van analytische procesinnovatie en een weinig flexibel beheer. De geo-informatiestroom beweegt zich echter door een voortdurend door veranderend landschap. Dit vraagt wendbaarheid in weerklank met zijn omgeving.
Een tijdspanne van een eeuw is toch wel erg lang in deze snel veranderde wereld. De toekomst trekt ons geholpen door tijd onverbiddelijk naar zich toe. Het houdt geen rekening met de inhoud van visiedocumenten en voorspelde trends. Dit geldt zeker ook voor het geo-informatiedomein dat zich de afgelopen jaren spectaculair heeft ontwikkeld. Kadaster Geo-informatie heeft deze realiteit omarmt en samen met de gebruiker ingezet op vernieuwing.
De oude vernieuwingsstrategie was gericht op vervanging van bestaande systemen. De gebruiker was door de hoge golven geheel uit het zicht verdwenen. De actualiteit van de data was onvoldoende en leveringen aan de gebruikers bleven achterwege. Het water was gestegen en stond al aan de lippen. Volgens Bob Dylan is het dan hoog tijd om te leren zwemmen.
Realiteit Als bovenstaande olie-parallel in de 21ste eeuw steek houdt, is het interessant te onderzoeken wat dat betekent voor de geo-informatierealiteit. Volgens Wikipedia is olie het meest verhandelde massa-geproduceerd ongespecialiseerd product dat van groot belang voor de wereldeconomie. Tevens is olie van groot strategisch belang. Door raffinage wordt olie omgezet naar bruikbare producten zoals benzine. De impliciete waarde is de energie die in de olie zit opgeslagen. Deze energie wordt door de olieindustrie beschikbaar gemaakt voor gebruik. Het doel van het “Geo in Flow” concept is het laten stromen van de energie. De energie is hier als topografische informatie opgeslagen in de ruwe luchtfotodata. Het Kadaster zorgt ervoor dat de topografische informatie als brandstof beschikbaar komt voor het geo-domein. Door slimme raffinage met moderne en innovatieve middelen heeft Nederland internationaal een leidinggevende positie in genomen. De unieke wijze van direct en zeer breed beschikbaar stellen van de open authentieke geo-data is betrouwbaar, robuust en waardevol voor het gebruik. Kadaster en haar partners hebben een paradigma verschuiving ontketend door traditionele inzichten te durven verlaten. We richten ons op het nu en dat elke dag opnieuw. In het rapport van Wageningen UR “Wat zijn de effecten van een open basisregistratie topografie na twee jaar?” wordt gesteld dat de effecten van twee jaar open BRT positief zijn.
Het Kadaster zorgt ervoor dat de topografische
Figuur 2 - Leanhuis.
informatie als brandstof
Het is van belang dat je dagelijks op de hoogte bent van de situatie van de productieflow. Door middel van dagelijkse zogenaamde stand-up meetings is iedere deelnemer in het productieproces op de hoogte van de actuele stand. Het bord is een visueel hulpmiddel waarop de status van de geo-informatiewaardestroom in een open toegankelijke ruimte zichtbaar is (zie figuur 3). Het bijhouden van deze actuele situatie is de verantwoording van iedereen en vraagt discipline en betrokkenheid. Afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde KPI’s zoals: actualiteit, kwaliteit en leverbetrouwbaarheid leiden direct tot een verbeteractie.
beschikbaar komt voor het geo-domein Hoewel hij dit natuurlijk figuurlijk bedoelde, kun je je afvragen of dit de enige mogelijkheid is. Of zijn er misschien slimmere alternatieven. Waarom laten we ons niet drijven of beter nog we gaan surfen op de golven van de verandering. Het realiteitsbesef over de urgentie voor echte noodzakelijke hervorming van het productielandschap is door leiderschap van het afdelingshoofd Geo-informatie Kadaster omgezet in daadwerkelijke actie. We hebben nu een groot probleem. Laten we dat nu oplossen door creatief te zijn en durf te tonen.
Lean kenmerkt zich door een open verbetercultuur. Hierdoor wordt het natuurlijker de noodzakelijke veranderingen te absorberen. Elke medewerker in het proces heeft in principe de mogelijkheid direct verbeteringen en vernieuwingen in het proces te initiëren. Deze bottom-up-benadering vraagt moed door het verandermanagement direct te combineren met het stapsgewijs implementeren van de Verbetercultuur procesverbeteringen. Het advies is gewoon te De introductie van de Lean-filosofie was de eerste grote stap die is ingezet. De focus op de beginnen. Geen tijdrovende voorbereiding met klant en de medewerker zijn hierbij belangrijke ellenlange plannenmakerij, maar gewoon doen. De resultaten komen snel waardoor de energie uitgangspunten, waarbij verspillingen in het om door te gaan verder groeit. Lean is vooral proces worden geëlimineerd. De kernprincieen cultuuraspect waarbij continu verbeteren pes van de nieuwe cultuur staan als een huis wordt verankerd in de organisatie. Iedereen in (zie figuur 2).
2015-5 | Geo-Info
| 41
200 jaar Topografie
het proces kan aansluiten waarbij transparantie, discipline maar ook plezier wezenlijk zijn.
kosten niet meer in overeenstemming met de klantwaarde. Met alleen Lean zijn deze problemen niet op te lossen. In de afgelopen 15 jaar zijn er diverse organisaties druk geweest met automatische generalisatie van topografische informatie. Dit was op onderdelen succesvol maar bedrijfsmatig gezien niet volwassen.
Gebruikersparticipatie Het doel is dat alle stappen van de proces zijn gericht op het realiseren van waarde voor de klant. Om dit adequaat te kunnen doen is het belangrijk om de klant te laten participeren in het verbeterproces. De BRT kent een gebruikersgroep met hierin vertegenwoordigers van koepelorganisaties, I&M en het Kadaster. Vanaf het begin zijn de gebruikers van de BRT actief en transparant geïnformeerd over de transformatie van het productieproces. Hierbij is goed geluisterd naar hun wensen. De KPI’s voor de productie en de BRT door-ontwikkelstrategie is in nauw overleg met deze groep tot stand gekomen. De Lean transformatie richtte zich in eerste instantie op de productie van TOP10 en de direct daarvan afgeleide TOP25. Het realiseren van een voorspelbare productie was een belangrijke driver. Maar Lean alleen was niet genoeg. Daarom is er ook ingezet op innovatie. Handmatige generalisatie van de In 2010 heeft Esri belangrijke generalisatie afgeleide kleinere kaartschalen is zeer tijdrovend en past niet binnen de randvoorwaarden algoritmes toegevoegd aan hun standaard ArcGis pakket. Dit was voor het Kadaster het van een moderne geo-informatie-flow. startsein om de haalbaarheid te toetsen. Een tweede grote noodzakelijke verandering is Innovatie het ontwikkelen van automatische generalisatie om de gelijkmatigheid in de geo-flow voor De initiatie van het ontwikkelproces is gestart met een High5-innovatiesprint die door het de kleinere schalen te kunnen waarborgen. Kadaster wordt gebruikt om de haalbaarheid van een idee daadwerkelijk te toetsen. Een Handmatige generalisatie kende een doorHigh5-innovatiesprint is altijd succesvol doorlooptijd van 4-6 jaren voor het gehele Nederdat het resultaat tastbaar en waardevol is. Hierlandse grondgebied. Vanuit gebruikersperbij is het succes het logische resultaat van de spectief kan dit echt niet meer. Tevens zijn de
Publiek en private
organisaties werken
samen aan de Geo-Flow en daar mogen we met zijn allen trots op zijn
THEMA
focus van de energie door een complementair team. De focus wordt veroorzaakt door de overzichtelijke aanpak en beperkte doorlooptijd. Het resultaat van de High5 “automatische generalisatie” was veelbelovend waardoor het Kadaster het aandurfde om de verdere ontwikkeling en implementatie vorm te geven. In principe is hier alleen maar sprake van een automatiseringsslag. Maar op dat moment was het nog geen enkele organisatie ter wereld gelukt. Vele National Mapping Organisations (NMO) hebben inmiddels in Zwolle kennis genomen van deze ontwikkeling. Een aantal van hen is inmiddels ook gestart met automatische generalisatie op basis van het Kadastermodel. Lean en de ontwikkeling van automatische generalisatie in een omgeving waar verandering geen onderwerp maar realiteit is, zijn het begin van een continu transformatieproces. De transformatie is tot stand gebracht door energie, inspiratie, creativiteit en daadkracht. Het doel is de vernieuwde geo-informatie zo actueel mogelijk in een gelijkmatige voorspelbare flow zonder verspilling bij de gebruiker te krijgen. Het is gelukt om de TOP10-, TOP50- en de BRT-achtergrondkaart voorspelbaar en 100% leveringbetrouwbaar met meer actualiteit via PDOK aan te bieden. Het Kadaster Lean IMprovement (KLIM)-team is erg druk met het implementeren van verdergaande verbeteringen om zodoende de klantwaarde van de BRT te vergroten. Hierdoor is het begin 2016 mogelijk de gewenste 1-jaren-actualiteit procesmatig te realiseren. Er is natuurlijk altijd een afhankelijkheid met het op tijd beschikbaar komen van het beeldmateriaal dat dient als brandstof voor de geo-motor. Ketenafhankelijkheid is de bepalende factor voor (geo-) informatie. Deze afhankelijkheid vraagt veel verantwoordelijkheid aan de professionele geo-wereld. Door samen continu te verbeteren kunnen we deze keten verder versterken. Het is geweldig te zien dat dit zichtbaar wordt gedeeld door andere organisaties zoals bijvoorbeeld OpenGeoGroep, Rdzl, Imergis en Esri. Referenties • Bregt, Arnold K., Grus, Łukasz., Eertink , Dick., “Rapport Effecten van een open BRT-analyse 2014”.
Ben Bruns MSc is manager GISMaatwerk en Advies bij het Kadaster en is bereikbaar via
[email protected] of 06 51356587.
Figuur 3 - BRT-“stand-up”-bord.
42 |
Geo-Info | 2015-5
Open Seismisch Sensor Grid
OSSG
Geo
uzz
24 & 25 november 2015
Bevingen in beeld Aardbevingen zijn in Groningen aan de orde van de dag. Met OSSG willen we de effecten daarvan inzichtelijk maken. OSSG is een open-source, objectief meetinstrument bestaande uit meer dan 10,000 bevingssensoren, verspreid over het aardbevingsgebied. Open data, gedeelde kennis Check www.ossg.nl!
Bezoek onze stand op GeoBuzz Check de OSSG bevingensessie op 25 nov! | 43 2015-5 | Geo-Info
Kaarten voor Congo: Missing Maps verdien Door Young Geo Op 4 juni organiseerde JongGeo Missing Maps in het GeoFort. Missing Maps is het met vrijwilligers karteren van ontwikkelingslanden in Open Street Map. Veertig mensen met uiteenlopende achtergronden kwamen op het evenement af. Na een inspirerende presentatie van het Rode Kruis over de noodzaak van goede kaarten bij hulpverlening ging men aan de slag in het oude
fort. Achteraf was er een barbecue. In een vorige Geo-Info is Jonna Bosch ingegaan op de achtergrond van Missing Maps, daarom laten we hier de beelden voor zich spreken. Toch willen we nog één boodschap meegeven. Missing Maps is leuk, nuttig én eenvoudig te organiseren, bijvoorbeeld als personeelsuitje of om je organisatie op een originele manier kennis te laten maken met
t navolging geo-informatie. Veel mensen staan er namelijk niet eens bij stil dat grote delen van de wereld geen Google Maps hebben. Organiseren is eenvoudig: alles kan in de webbrowser en training is niet nodig. Je meld je aan bij de Missing Maps-community en zij zorgen voor een interessante spreker en mooie internationale aandacht. Meer weten? www.missingmaps.org
Boek
De Grote Van Gogh Atlas Van Gogh kartograaf? Nienke Denekamp, René van Berk, m.m.v. Teio Meedendorp, ISBN 9789047617983. In Geo-Info verschijnen regelmatig boekbesprekingen die op de één of andere manier een doorkijkje geven in de betekenis van ons vakgebied binnen andere domeinen of soms rechtstreeks een deel van ons vakgebied beschrijven. Wanneer je aandacht dan bij de boekrecensies in het NRC valt op De Grote Van Gogh Atlas, dan zijn de verwachtingen hoog gespannen. In dit prachtig uitgevoerde boek van 180 pagina’s, verluchtigd met heel veel prachtig en kleurig beeldmateriaal – hoe kun je ook anders verwachten bij een dergelijke titel – zijn maar liefst 24 kaarten en kaartjes opgenomen. Nu moet me direct van het hart dat deze dan weliswaar mooi zijn uitgevoerd en duidelijk ondersteunend aan de tekst, maar anders zijn dan een atlas waarin je via het lezen van de kaart verdwaalt in de wereld van het onderwerp. Daartoe zijn de overige afbeeldingen beter in staat. De in het boek verspreid opgenomen verzameling kaarten dient letterlijk als drager, ondersteuner van het verhaal. Over de kartografische kwaliteit van de kaarten kan wel e.e.a. opgemerkt worden; soms over het gekozen schaalgebied of de net wat te summiere thematiek. Gaandeweg wordt duidelijk dat het niet over de kaarten gaat. Uit de opzet van dit boek blijkt dat de nadruk meer ligt op de beschrijving van de levensloop van de beroemde Nederlandse schilder Van Gogh ingebed in een tijdreisverslag. Op welke plaatsen was Van Gogh, wanneer was hij daar, wat deed hij daar, welke schilderijen stammen uit die tijd en welke gebeurtenissen vielen daarmee samen? Heel fraai komt dat aspect naar voren in de consequent doorgevoerde tijdbalkjes per hoofdstuk waarmee in een compacte infographic tijd, plaats en gebeurtenis worden samengevat. En dat over de periode van zijn leven, van 1853 tot 1890. Deze keer van Z tot A: van Zundert tot Auvers-sur-Oise. Overigens wordt naast genoemde themakaartjes ook een aantal fraaie overdrukken van historische kaarten getoond: waaronder die van de provincie Noord-Brabant, de spoorwegenkaart van Nederland (1868), een stadskaart van Dieppe, Plan van Amsterdam (1877) en De Amsterdamse Marinewerf (1894). Op een pagina is zelfs een kartografische schets van Van Gogh’s hand te ontdekken: hierin
valt op dat de plattegrond van de beschreven wandeling met zijn broer echt plat is, doch in de linkerbovenhoek tot leven komt door een perspectivische miniatuurschets van de kunstenaar. Je hebt kaartenmakers en kunstenaars (en hen, die dat weten te combineren; zie Geo-Info 2015-4). In een vlot leesbaar geheel, met zeer veel en rijke, mooi uitgevoerde illustraties (zoals de sfeervolle in sepia uitgevoerde stadsbeelden uit die tijd), beleef je in een paar genoeglijke uren niet alleen het leven van de hoofdpersoon maar krijg je ook een doorkijkje in de ontwikkeling van West-Europa in die tijd. De bouw van de Sacré Coeur en Eiffeltoren in Parijs, de wereldtentoonstellingen daar en in Antwerpen, de mijnbouw in De Borinage, het harde leven in Brixton, het noeste boerenleven in Nuenen en Zweelo. Gedurende het tijdreisverslag, waarbij de trein een door Van Gogh veelgebruikt middel van vervoer is geweest, zie je het spoorwe-
46 |
Geo-Info | 2015-5
gennet in Europa in een aantal decennia groeien. Van Gogh probeerde het ‘echte’ leven te vangen in groffe houtskool- of penseelstreken: ‘Ik ploeg op mijn doeken als zij op hun akkers.’ Fraai verbeeld in de inhoudsopgave; een tijdbalk met daaronder weergegeven de beschreven onderwerpen, gekoppeld aan beeld, tijd en plaats. In de beroemde Auberge Ravoux (Auvers-surOise), waar zijn sterfbed stond, is deze atlas op 29 juli 2015 gepresenteerd. Op de 125ste sterfdag van Vincent van Gogh. Het boek geeft een mooi en compact beeld van de plaatsen waar hij leefde, woonde en verbeeldde. In Nederland, Engeland, België en Frankrijk. Een aanrader voor geïnteresseerden in kunst historie in verbinding met plaats en tijd. Een tijdreis waard! Roelof Keppel
Start 14 september 2016 www.dataland.nl/opleidingen
UW BASISBEHOEFTE TIJDIG OP ORDE? Staat1 januari 2016 met rood omcirkeld in uw agenda? U dient dan de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) op orde te hebben. Is deze datum voor u nog een brug te ver? Onze professionals ondersteunen u graag met de transitie, integratie en het bijhouden van authentieke basisregistraties. Het verzamelen, beheren, analyseren, beheersen en presenteren van data is een vak apart, namelijk ons vak.
Nieuwsgierig geworden? Ontmoet onze adviseurs op 24 en 25 november op de GeoBuzz, standnummer 9 voor uw basisbehoefte aan BGT. Bezoek ook onze website RPS.nl
2015-5 | Geo-Info
| 47
CenterfoldSeptember_PRINT.pdf
1
30-09-15
09:45
Dinsdag 24 en woensdag 25 november 2015 Congrescentrum 1931 in ’s-Hertogenbosch
GeoBuzz Het jaarlijkse, veelzijdige en onafhankelijke congres met beurs over geo-informatie
ALLE RUIMTE C
M
Geo-informatie is relevant! Waarom? Ontdek dat op GeoBuzz.
Y
CM
MY
CY
CMY
K
Geo
uzz
www.geobuzz.nl
48 |
Geo-Info | 2015-5
CenterfoldSeptember_PRINT.pdf
2
30-09-15
09:45
Programma Het programma laat de relevantie zien van geoinformatie voor maatschappelijke vraagstukken, beheersvraagstukken en innovatie. In 120 workshops, 3 debatten, 22 GeoTalks en 14 bedrijfspresentaties (ook voor studenten) wordt de actuele stand van zaken getoond. Op de beurs zijn rond de 80 bedrijven en organisaties aanwezig.
Keynote 1 | 24 november
Een speciaal 2-daags programma is er vanwege het 200 jarig bestaan van de Topografische Dienst. Op de beurs staat de Kadaster Experience en informatiepanelen over 200 jaar Topografische Dienst.
C
CM
MY
Het geo-bedrijfsleven en bedrijven die gebruik maken van geo-informatie voor toegepaste producten zijn volop aanwezig op GeoBuzz. Zij staan op de beurs, geven bedrijfspresentaties en presenteren in speciale programma's.
2 dagen lang geeft het Kadaster in 2 zalen workshops en presentaties. Die gaan over de maatschappelijke toepassingen van geo-informatie.
Elies Lemkes Straver (ZLTO)
Y
Bedrijven presenteren zich
Kadaster en 200 jaar Topografische Dienst
Agri: GIS, de sleutel voor: transparantie, efficientie en dialoog tussen landbouw en omgeving
M
Highlights programma
Keynote 2 | 24 november Wat als een dorp samen energie deelt?
CY
CMY
K
Daniel Erasmus (via Enexis)
AGRI, ENERGIE en BIM In het AGRI-programma gaat het over percelen en sensing, waarbij drones, satellieten en sensors ervoor zorgen dat boeren steeds meer weten over de opbrengsten van hun land. Tijdens het ENERGIE-programma zijn op een speciaal Energieplein de netleveranciers Enexis, Alliander, Stedin en Delta aanwezig. Op 25 november wordt dit programma afgesloten met een bijzonder spel en een topstukkendebat, met de vier directeuren.
Baarda lezing | 25 november 3D data collection systems for spatial data instructures
Het BIM-programma gaat in op de praktijk van BouwInformatieModellen in de bouwsector en de 3D ontwikkelingen.
BGT, Inspire en DataLand
Nicolaas Paparoditis (IGN France)
Op 1 januari 2016 wordt de BGT verplicht ingevoerd. GeoBuzz is de laatste kans om ervaringen uit te wisselen en kennis op te doen.
Keynote 2 | 25 november Samenwerken met een snelheid van 46 kilometer per uur
Standaardiseringsorgaan Geonovum heeft een tweedaags programma over INSPIRE samengesteld, de Europese samenwerking omtrent geo-informatie en standaardisering.
Harald Smit (Politie Landelijke Eenheid) & Erik Verschoor (Arcadis)
DataLand organiseert op 24 november een programma met o.a. aandacht voor het sectoraal knooppunt ‘voor en door gemeenten’.
2015-5 | Geo-Info
| 49
CenterfoldSeptember_PRINT.pdf
3
30-09-15
09:45
Deelname Bodemdaling Op 25 november is er een themaprogramma over de bodemdaling in Groningen onder de naam Open Seismisch Sensorgrid Groningen.
Bijzondere lezingen Nederlands Centrum voor Geodesie en Geo-Informatica (NCG) organiseert lezingen over aansprekende onderwerpen, zoals 3D-visualisaties bij het KNMI, de zoektocht naar een onontdekt graf van een Egyptische Farao, en over zelfrijdende auto’s.
C
M
Y
Congresdeelname kan individueel of met een organisatiedeelname. Een aantal medewerkers krijgen dan toegang. Congresdeelnemers kunnen deelnemen aan het programma, de beurs bezoeken en gebruik maken van de catering. Zie de website voor deelnametarieven. Alleen beursbezoek is ook mogelijk. Zonder kosten kan de beurs bezocht worden. Er kan dan niet deel genomen worden aan enig programma-onderdeel. Catering kan men zelf kopen.
OSGeo.nl Dag
Zowel congresdelname als beursbezoek dient vooraf aangemeld te worden via www.geobuzz.nl.
Op 25-11 is deze dag op GeoBuzz. Er zijn presentaties over Open Source ontwikkelingen en hands-on workshops. Er is aandacht voor nieuwe releases van GeoNetworks, GeoServer, OpenLayers en QGis.
GeoBuzz is een initiatief van en wordt georganiseerd door:
CM
MY
CY
CMY
erd.
ld, de n
mma or en
K
Debatten Op 24-11 zijn drie debatten over Grote ICT-projecten bij de overheid, over de noodzaak van een geo-ICTafdeling en over de toekomst van de Agro-food sector onder invloed van de automatisering.
GeoTalks Twee dagen lang staat er een GeoTalk-arena waarin speeches gehouden worden over diverse onderwerpen. De sprekers dragen hun enthousiasme uit over ideeën, ervaringen en ambities.
Sponsors:
Workshops Vanuit een oproep om voorstellen in te dienen zijn onderwerpen geselecteerd voor workshops. Deze zijn interactief. Kijk op de website voor de diversiteit aan onderwerpen, van zorg tot vergunningverlening en van statistiek tot kaartvervaardiging.
Studentenprogramma Op 25-11 zijn studenten van harte welkom. Door sponsoring van hogescholen/universiteiten, standhouders en de initatiefnemers van GeoBuzz kunnen zij voor € 10 deelnemen. Om 10:00 uur start het programma met pitches van bedrijven in een eigen studenten bijeenkomst.
50 |
Op www.geobuzz.nl vindt u het hele programma. Laat u inspireren!
Geo-Info | 2015-5
CenterfoldSeptember_PRINT.pdf
4
30-09-15
09:45
GeoBeurs De volgende standhouders zijn al aanwezig op GeoBuzz
C
M
Y
CM
MY
CY
CMY
K
06-GPS
Geometius
Roxit
1Spatial
GIMA
RPS
2CoolMonkeys
GISkit
Ruimteschepper
Agrometius
Grontmij
SAGEO
Alliander
Gunneman GIS
SOMA college
Antea Group
Hansa Luftbild
Stedin
Beeldmateriaal
HAS-Den Bosch
Tensing
BGT Services
Hogeschool Utrecht
Topcon Sokkia
BIM-Loket
Hogeschool VHL Velp
Tracé
BOB/Ingenieursbureau Zondag
Imagem
Transfer Solutions
Carlson EMEA
Kadaster
UNIGIS van VU
CGI Nederland
KNMI
VGI-support
Crotec
Leica Geosystems
Vicrea
CycloMedia
LEOP
Wageningen UR
DataLand
LNR Globalcom
Delta
MapGear
Algemene gegevens
Enexis
Medusa Explorations
Evenement: Datum:
Facto Geo Meetdienst
MeetConsult
Locatie:
First Element
NCG
GeoCensus
Neo
Geodan
Nieuwland Geo-Informatie
Geofort-Gogeo
OSSD
Geo-ICT opleidingen
PDOK
Geomaat
Radius College
Geomatics Delft
Reduct
Website: E-mail: Twitter: Facebook:
2015-5 | Geo-Info
Geo
GeoBuzz Dinsdag 24 en woensdag 25 november Congrescentrum 1931 ‘s-Hertogenbosch www.geobuzz.nl
[email protected] @geobuzz_event GeoBuzzEvent
uzz
| 51
Verslag
Geo-informatie bij Poolexpeditie SEES.NL De grootste Nederlandse Poolexpeditie ging eind augustus 2015 richting het afgelegen eiland Edgeøya aan de oostkant van Spitsbergen. Er was juist voor dit eiland gekozen omdat er van 1968 tot 1988 een Nederlands onderzoeksstation heeft gestaan. In 1977 is er onder meer een goed gedocumenteerde en zeer gedetailleerde vegetatiekartering uitgevoerd van een vallei genaamd Rosenbergdalen (Heinemeijer 1977, Heinemeijer & van Dijk 2004). De bedoeling was om tijdens de SEES.NL expeditie waarnemingen uit 1977 te herhalen om zo veranderingen vast te leggen die zijn opgetreden over een periode van 38 jaar. Een uniek lange periode voor een gebied wat sterk veranderd door opwarming (www.sees.nl).
Een proefvlak waar in 1977 een bedekking van 70% werd geconstateerd is in 2015 vrijwel kaal. Van links naar rechts René van der Wal, Hans Kruijer, Michael Stech en Mennobart van Eerden, die de soortenlijst in de omgeving maakt. Foto Maarten Loonen.
In 1977 is een landschapskartering uitgevoerd door het ITC in Enschede van het hele eiland
Edgeøya en een gedetailleerdere vegetatiekartering van Rosenbergdalen. De kartering
is gebaseerd op zwart-wit luchtfoto’s en een kaartbeeld van het Norsk Polarinstitutt. In beide karteringen waren grenzen voornamelijk bepaald op basis van fysische eigenschappen en hoogteligging. Daarmee zijn de in 1977 gemaakte kaarten ongeschikt voor het beschrijven van vegetatieveranderingen. Gelukkig betekent dat niet dat we nu niets meer aan dat onderzoek hebben. Op de getekende kaart van de Rosenbergdalen staan alle proefvlakken van één vierkante meter aangegeven met gedetailleerde soortsbeschrijvingen van vaatplanten, grassen, mossen, levermossen en korstmossen. Op die schaal werd verwacht dat we veranderingen in de vegetatie zouden kunnen constateren, mits we voldoende kennis konden mobiliseren over de verschillende soorten.
Voor het veldwerk was het noodzakelijk om te beschikken over een goede hoge resolutie foto van Rosenbergdalen. Er is gekozen voor een 8 bands WorldView-2 foto met een resolutie van 0.46m. Op basis van deze 8 banden hebben we Een proefvlak op een helling met van links naar rechts Hans Kruijer en Michael Stech, die de mossen determi- kaarten gemaakt in ‘true color’ en Normalized Difference Vegetation Index (NDVI). neren en René van der Wal die de vaatplanten vastlegt. Foto Maarten Loonen.
52 |
Geo-Info | 2015-5
20°47'E
20°48'E
20°49'E
20°50'E
20°51'E
20°52'E
20°53'E
20°54'E
20°55'E
20°56'E
20°57'E
20°58'E
20°59'E
21°0'E
21°1'E
107 ! ( 106 ! (
57 58 ! ( ( !
78°5'30"N
108 ! (
! (
77 ! (
E
44 ! ( 43 111 ! ( 45 ! ( ( 42 113 48! ! ( 1! 46! ( ( 109 ( ! ( 47 ! K ! ( ( ! ( ! 5 103 3 52 ( ! ( 4! ! ( ! (
78°5'N
109 ! (
E
! ( ! (
2
E/J
7 ! ( ! (
E
49 ! (
! (
50
48 ! (
46 ! ( ! (
! (
1
! (
3
! (
4
5
45 ( 7! ! (
113
21 22 ! ( ! (
13 ( 102! 12 ! ( 11 ! ( F ! ( 53 ! (
! (
103
E
K
200
27 28 ! ! ( ( 54 ! ( 19
18 ! ( ! (
65 ! ( 64 ! ( 63 55 ! ! ( (
62 ! (
41 ! (
56 ! (
E
! (
6
! (
38 ! (
I
E
110 ! (
115 ! ( 114 ! (
116 ! (
118 ! (
E 81 ( 79 ! ! ( 82 ! (
61
60! (
E
89 ! (
88 ! ( 100 ! (
83
84
E
97 ! (
96 ! (
91 ! (
92 ! (
98 ! ( ! 119 ( ! (
94 87 ( ! ! (
78°4'30"N
B
93
M86
E !(
C! (
! (
15
14
85 78°4'N
0
9
90 ! (
! (
! (
30
Q
! (
59
95 ! (
42 ! (
L
80 ! (
! (
52 ! (
101 ! (
39 ! (
34 ! (
17 ! (
250
500
1,000
1,500
2,000 Meters
DE VEGETATIE VAN HET WESTELIJK GEDEELTE VAN ROSENBERGDALEN, EDGEØYA, SVALBARD Vegetatieopnames en bovengrondse biomassa bepalingen Hester D.Heinemeijer, Results Reindeer Environment Expedition Svalbard (REES'77) plot nummers en biomassa locaties van opname-kaart Rosenbergdalen 1977 (p58)
49 ! ( 300
31
29 104 ! ! ((
66 ! 33 (
109 ! (
! (
2 ! (
8
P
E!(40
26 ! (
! ( ! (
! (
50 100
10 ! ( 24 ! ( 25 ( ! ! (
! (
32 ! (
20 ! (
! ( ! (
! (
47
78°4'N
0
E
16 ! (
EE/J
43 ! (
111 ! ( 42 ! (
35 ! (
B
E
78°4'30"N
44
R
69 ! (
36 ! ( 37 ! (
! (
72 71 ( ! 73 ! ( ! (
70 ! (
78°5'N
51 ! (
! (
68 ! (
67 ! (
G
78°5'30"N
74
8
30 ! ( 9 ! (
6
E
75 ! (
76 ! (
78
400 Meters
foto 2011-08-18 (Digitalglobe multispectral TIFF, bands4,3,2) mapping: Frits Steenhuisen, Arctic Centre, RuG, 2015 ! (
De veldkaart met alle informatie en drie kaartlagen. Van onder naar boven: de moderne luchtfoto, de handgetekende vegetatiekaart uit 1977 en de locaties van de 109 proefvlakken, overgenomen van een andere handgetekende kaart. Kaartbeeld geproduceerd door Frits Steenhuisen.
Aan het werk iin het landschap, met rechts op de foto Leo Jalink, die paddestoelen inventariseert. Foto Maarten Loonen.
2015-5 | Geo-Info
| 53
Verslag
Verder was het belangrijk om de locaties van de vegetatieplots uit 1977 terug te vinden. Hiertoe is een scan van de getekende kaart met de posities van de plots uit 1977 gegeo refereerd met de WorldView-2 foto op UTM zone 34. De kaart uit 1977 was ook al gemaakt op basis van de Noorse topografische kaart in UTM34. Er was dus geen vervorming noodzakelijk om de kaarten in te passen. De posities van de plots zijn vervolgens gedigitaliseerd. Op deze manier waren de coördinaten van de vegetatieplots eenvoudig af te leiden, waarna ze konden worden ingelezen in een standaard GPS. Omdat de basis van de oorspronkelijke vegetatiekaart al UTM34 was, verwachten we dat de onnauwkeurigheid in de plotlocaties vrij klein is en dat eventuele afwijkingen vooral voortkomen uit het vastleggen van de plots op de oorspronkelijke kaart. Voor het veldwerk werd een team geselecteerd van experts. René van der Wal van de Universiteit van Aberdeen in Schotland had al vaker gekeken naar veranderingen in vaatplanten. Michael Stech en Hans Kruijer van Naturalis waren soortspecialisten voor de mossen en Mennobart van Eerden van Rijswaterstaat had meegeholpen in 1977 met de kartering. Frits Steenhuisen zorgde voor de geo-informatie verwerking en Maarten Loonen coördineerde het gehele project.
Natgeregend aan het eind van de derde dag, maar voldaan met 31 vegetatieplots die weer beschreven zijn. Van links naar rechts: veldassistent Suzanne Lubbe, Hans Kruijer, Michael Stech, René van der Wal en Maarten Loonen. Foto Maarten Loonen.
dag de gehele expeditie naar een alternatief eiland, voor andere onderzoeksprojecten. De vierde dag was een bewolkte dag, maar er kon nu wel een vrij kanaal gevonden worden De GPS coördinaten konden slechts een tussen de ijsschotsen door naar de kust. In benadering zijn van de originele locatie van de de motregen kon het aantal van 31 opnamen vegetatieplots uit 1977. Daarom werd gekozen worden bereikt. Al die tijd opereerden we voor de volgende opname strategie. Op de onder bescherming van twee geweerdragers berekende GPS locatie werden vegetatieop(Loonen en Van der Wal) voor het geval de name gemaakt van een proefvlak van 1x1 m2 ijsbeer toch zou opdagen. net als in 1977. Daarnaast werd in een gebied De resultaten zijn opzienbarend. Sommige van 20m2 rond dit proefvlak een soortenlijst plots met 70% bedekking in 1977, waren nu gemaakt van alle hogere planten. zowat kaal, terwijl andere kale plots een onverwacht hoge bedekking hadden van mos. We In totaal werden zo binnen drie dagen 31 hebben uitgebreid gezocht naar afwijkingen van de 109 proefvlakken weer opgenomen, of fouten in de kaart, maar de fysische grenzen onder het oog van een slapende ijsbeer op de kaart gaven nog steeds de juiste GPSdie op een voldoende veilige afstand een coördinaten aan. Toch leek het er op dat een plek had uitgekozen op een helling, waar hij diepere actieve laag in de permafrost grote slechts korte wandelingetjes maakte bij een rendierkarkas. De eerste dag was een warme veranderingen in gang had gezet. Daarom werden er nog een aantal transecten gelopen dag met temperaturen die opliepen tot waarbij permafrost diepte en mosdikte 14 graden. De tweede dag was een mistige werden gemeten. dag met soms slechts 300 meter zicht en Volgens Piet Oosterveld, een vegetatiekundige af en toe een beetje motregen. De derde van het eerste uur, die geregeld op Edgeøya dag was het onmogelijk op de juiste plek te kwam in de jaren 1968 tot en met 1987, was landen met een rubberboot, omdat er een het record van de dikte van de actieve laag dichte band van ijsschotsen afkomstig van 55 centimeter. Wij maten nu als record 74 cm het pakijs door stroming en wind tegen de over een relatief grote afstand. kust aan gedreven werd. Daarom ging die
54 |
Geo-Info | 2015-5
Alle gegevens van de vegetatieopnames moeten nog verwerkt. Dit zijn dus voorlopige resultaten en conclusies zijn voorbarig. Maar het onderzoek laat mooi zien dat op basis van oud en nieuw kaartmateriaal het goed mogelijk is om een vergelijkend onderzoek op te zetten. Referenties • Heinemeijer, H.D. (1979) De vegetatie van het westelijk gedeelte van Rosenbergdalen, Edgeøya, Svalbard. Nederlandse Stichting Arctisch Wetenschappelijk Onderzoek, Zeist. • Heinemeijer, H.D. & van Dijk, A.J. (2004) Rosenbergdalen, green valley in the barren land of Edgeøya, Spitsbergen. In: Boschman, N. & Hacquebord, L. (eds) Permanence in diversity: Netherlands Ecological Research on Edgeøya, Spitsbergen. Barkhuis Publishing, Groningen. Page 46-69.
Maarten Loonen en Frits Steenhuisen zijn beiden werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen, Arctisch Centrum. Maarten is bereikbaar via
[email protected],
Frits is bereikbaar via
[email protected].
Grenzen verleggen Hoe kan het dat een bedrijf innovatieve oplossingen bedenkt, gebaseerd op locatieanalyse, map services en web-GIS, zonder dat er ook maar iemand in die organisatie werkt met een achtergrond in geo-informatie? Deze vraag stelde ik mijzelf toen ik kennismaakte met Over Morgen, mijn huidige werkgever. Onbevangen, en slechts gedreven door de overtuiging dat zij hun verhaal beter konden vertellen met een kaart, zijn zij gaan pionieren met data en technologie. Onze data en technologie, voeg ik er nog aan toe, want een zeker eigenaarschap kunnen geo-professionals nog wel claimen als het gaat om het doorgronden van de eigenaardigheden van ons vak. Maar dit verandert, en snel. Geo-informatie is allang onderdeel van allerlei sectoren die direct of indirect gelieerd zijn aan de leefomgeving. Maar ook als je werkt in de retail, de verzekeringsbranche of het sociaal domein komt geo-informatie naar je toe, zoals ook artikelen in Geo-Info ons geregeld doen laten zien. Geo-informatie en de technologie om ermee te werken, is dankzij open data en gebruiksvriendelijke software voor iedereen toegankelijk geworden. Daarmee is eigenlijk ook mijn openingsvraag beantwoord. Een fantastische ontwikkeling natuurlijk, maar één die de professionele gemeenschap wel dwingt in de spiegel te kijken. Het dwingt namelijk tot het stellen van een paar dringende en toch wel onbehagelijke vragen: wie zijn nu de mensen met wie je een vakgebied vormt, met wie je duurzame samenwerkingen kunt aangaan en met wie je relevante kennis en ervaringen kunt delen? Met wat voor vraagstukken houden die mensen zich bezig en in hoeverre zijn er raakvlakken met de vragen waar je zelf mee worstelt? Wat voor achtergrond hebben die mensen, en spreek je wel dezelfde taal? De rode draad in deze vragen is dat je als gemeenschap iets gemeenschappelijks moet hebben, zeg maar het cement van je professionele relatie. Deze gemeenschappelijkheid staat onder druk wanneer een specifieke achtergrond, gedeelde kennis, of ervaring niet langer noodzakelijk is om te werken in “het vak”. De vraag die ik stel is of die gemeenschappelijkheid nog wel voldoende aanwezig is bij alle mensen die zich professioneel of hobbymatig bezighouden met geo-informatie om te spreken van één professionele gemeenschap, van een community. Een community bezit gedeelde waarden over wat belangrijk is, en wat niet; en zij verlangt naar herkenbare ideeën en voorbeelden die direct spiegelen aan de professionele praktijk van haar deelgenoten. Antropologen spreken wel van stammen, met hun rituelen, helden en verhalen. Ik denk dat je vakgebieden ook zo kunt beschouwen. Maar de ongelooflijke verscheidenheid en veelzijdigheid van de geosector maakt dit bijzonder lastig, en misschien wel onmogelijk.
JongGeo is een informeel netwerk dat een platform biedt voor jonge geoprofessionals en studenten om grip te krijgen op de dynamische wereld waarbij netwerken, activiteiten en kennis uitwisseling centraal staan.
We kennen allemaal wel het gevoel dat je in gezelschap bent van mensen die elkaars vakgenoot zijn, en die het hebben over hun werk. Twee artsen, twee elektriciens, twee architecten… Het zijn vaak weinig inspirerende gesprekken voor de zwijgende derde. Meerdere malen heb ik mij op dit gevoel betrapt op geo-evenementen, waar ik dan in gezelschap was van twee maatvoerders, twee GIS-programmeurs, of twee fotogrammetristen.
Rob Geldof
Column
Wat moeten we hier nu mee? Op onzekere momenten hebben mensen vaak de neiging naar zichzelf te kijken, zich af te vragen wat er mankeert en hoe het anders kan. Dit is een blik naar binnen, waarbij je snel in de valkuil van je eigen, beperkte referentiekader kunt trappen. Beter is een blik van buiten, waarbij je er achter komt hoe de ander over je denkt. Daarom pleit ik voor een blik van buiten, een blik van mensen die zelf geen achtergrond hebben in geo-informatie, maar er wel dagelijks, bewust of minder bewust, mee werken. Ik wil weten welke uitdagingen zij zien met geo-informatie, wat hen fascineert en wat er beter kan. Op deze manier leggen we verbindingen over de grenzen van ons vakgebied heen. We kunnen hierdoor, bezien door de ogen van een ander, niet alleen heel veel leren over de voortdurend veranderende rol van geo-informatie in de maatschappij, maar we kunnen ook nieuw terrein ontdekken voor onze community, voor meer samenwerking en duurzame groei. We kunnen zo nieuwe samenwerkingen smeden in vakgebieden die toe zijn aan het stellen en beantwoorden van nieuwe, ruimtelijke vragen en zo ook onze eigen grenzen verleggen. Die blik van buiten op de geo-community is iets waar JongGeo zich mee bezighoudt. In een zoektocht naar verschillende perspectieven neemt JongGeo de komende edities van Geo-Info stelling over een actueel onderwerp en laat zich daarbij bijstaan of tegenspreken door jonge professionals uit de leefomgeving. Hiervoor zoekt JongGeo de verbinding met jongerennetwerken van andere vakgebieden en zet zo een kleine maar belangrijke stap in meer interdisciplinaire samenwerking waarin geo-informatie het verbindend element is. Rob Geldof JongGeo
[email protected]
2015-5 | Geo-Info
| 55
Verslag
Terugkijken op een experiment van Maptime Summercamp 2015 Deel 1: een impressie in woord en beeld In augustus kwam een behoorlijke heterogene groep mensen bij elkaar op het GeoFort, om zich een week lang onder te dompelen in de wereld van de webkartografie en Open Source (geo)-toepassingen. En vooral ook ideeën opdoen, ontdekken, spelen, leren van elkaar en lol hebben. Voor de ‘klassieke’ kartografen of GISspecialisten is het web nog altijd een minder bekend werkterrein. We hebben vaak geen idee hoe onderzoekers, journalisten en internetontwikkelaars met geodata en kaarten omgaan. Tenminste, dat was een achterliggend idee. Wat wel bekend is: je hoort steeds weer dat alles wat we aan geo-toepassingen hebben bedacht (met alle mooie standaarden vanuit het OGC erbij, en per land een andere projectie) niet besteed is aan mensen ‘van buiten’ die er wat mee willen. Tijd voor verandering!
Maandag: opstarten Een heterogene groep dus: wat mensen die zich GIS’er noemen, kartografen, een programmeur, een grafisch ontwerper… Dat zat wel goed. Bij de introductie op maandag werd eerst eens gekeken naar wat men wilde ‘halen en brengen’. De expertise en interesses liepen uiteen van analyses en kaarten maken met desktop GIS-pakketten tot aan het maken van webkaarten, via databasegebruik en programmeren met R of Javascript. Dat we (met) elkaar veel konden leren stond hiermee wel vast.
Aan het werk.
Gezellig: samen eten bij het kampvuur.
56 |
Geo-Info | 2015-5
In de middag verkenden we CartoDB, een online tool waarmee met de visuele interface in een handomdraai een prima kaart gemaakt kan worden, ook door iemand die nooit van GIS heeft gehoord. Wie meer wil, kan queries maken, met CartoCSS de styling aanpassen en uitbreiden, Javascript toevoegen en combinaties maken met bijvoorbeeld MapBox en Leaflet. Echt iets om nog meer mee te doen! Virtuele aanwezigheid? De techniek staat voor niets, tegenwoordig hoeven we niet eens altijd fysiek aanwezig
een week: te zijn... Gedurende de week zijn er diverse gesprekken gevoerd via Skype en ChromeCast. Zo heeft Santiago Giraldo, ‘Civic technologist’ van de tool CartoDB, ons twee keer vanuit New York bijgestaan met tips, tricks en antwoorden. Vanuit Amsterdam hebben Edward en Hans, van Webmapper, ‘college’ gegeven over de samenhang van allerlei tools en standaarden en hebben we via Skype nog meegedacht met Maarten, die een (interne) Missing Maps party organiseerde. We hebben geïnventariseerd wat we voor hem nog konden doen, maar verder dan linkjes naar voor/na situaties kwamen we ook niet. Wel leuk om even contact te hebben met een andere Missing Maps organisator in Nederland. Hoe meer hoe beter! Ik moet zeggen dat Skype toch wel een heel handige uitvinding is hoor. atascraping en visualisatie D voor De Correspondent: woordgebruik bij de VN De tweede dag stond in het teken van de concrete toepassing. Vanuit De Correspondent was een oproep gedaan om met hen te kijken hoe het woordgebruik van de Verenigde Naties verandert. Een mailtje aan Sanne Blauw met de vraag of we dat ook geografisch konden duiden en zo in kaart konden brengen (wordt er in Europese toespraken meer over gender gesproken dan in Afrika? Is veiligheid
CartoDB.
Santiago Giraldo vanuit New York.
Sanne legt het project uit.
Moderne communicatie?
voor Zuid-Amerika belangrijker dan voor Azië?) was genoeg aanleiding om haar een dagje over de vloer te krijgen.
om er patronen in te vinden en te visualiseren. Misschien dat de VN wel een extract van de database geeft als je het netjes vraagt…
Met Sanne als coach is iedereen in de beginselen van de VN-dataverzameling ingewijd, maar allemachtig, dat is niet niks! Om zulke hoeveelheden data van het web te genereren is het echt nodig om te kunnen datascrapen: een script programmeren dat systematisch informatie ophaalt, omzet en wegschrijft. De data kan natuurlijk handmatig van een website worden gekopieerd om in Excel te plakken, maar als je meerdere jaren en alle landen wilt vergelijken, dan wordt het echt monnikenwerk. De database die de VN beschikbaar stelt, zou soelaas kunnen bieden, ware het niet dat zoeken op meerdere termen haast niet gaat, en er maar een beperkt aantal resultaten kan worden binnengehaald. Toch maar echt scrapen dan... Willy en Jonna laten zien wat samenwerking op kan leveren: met Willy’s kennis van de programmeertaal R, en de handigheidjes van Jonna om de website uit te pluizen op de juiste bronnen hebben zij de eerste data van de website weten te grabbelen en omgezet naar een in Excel in te lezen CSV-bestand (zie blog menwhostareatmaps.com). Het begin is dus gemaakt, maar onze kracht ligt meer in de visualisatie dan in het data scrapen. Dus als het je lukt (handiger dan wij) data te vinden, gaan we er graag mee verder
Op vrijdag is met Sanne geskypet, om de werkwijze en resultaten te bespreken. In de loop van de week is een kaart gemaakt van de steun voor de VN-resoluties die door Nederland zijn ingediend. Deze kaart is op zeer moderne wijze van computer-tot-computer geskypet, zoals in de foto is te zien. Het geheel gaf aanleiding tot een vervolg.
2015-5 | Geo-Info
| 57
Overigens is de werking van de VN-organen wel een echte eye-opener geweest. Wie steunt wie bij wat voor soort resoluties leent zich geweldig voor een geografische spider, of misschien een mooie timelapse kaart. Mapillary Dag drie heeft Philippe ons meegenomen in de wereld van Mapillary. In gesloten formatie liepen we door de loopgraaf rond het doolhof, met camera’s alle kanten uit. Het idee achter Mapillary is een beeld van de wereld in aaneensluitende foto’s te maken. Crowdsourced, net als Wikipedia en OpenStreetMap, dus niet per sé met auto’s die door grote firma’s ingezet worden (hoewel die vast geplaatst worden als ze als open data beschikbaar gemaakt zouden worden, dat gebeurt in OpenStreetMap natuurlijk ook). Het resultaat staat op
Verslag
Mapillary.com (directe link bij Links), en druk de ‘play’-button onder het overzichtsplaatje. Leuk om te doen, en ook mooi om te zien dat het werkt, alleen het staat nog wel een beetje in de kinderschoenen op dit moment. Aan de andere kant, zo is OSM ook begonnen en dat is nu wereldwijd vermoedelijk wel de beste kaart die beschikbaar is. isualisatie met MapBox, V CartoDB, Leaflet MapBox stond ook nog op het verlanglijstje. MapBox wordt veel gebruikt om webkaarten mee te maken en te serveren. Voor de daadwerkelijke opmaak is MapBox Studio nodig, waarna de kaarten via de website online kunnen worden gezet. Dat kostte nog best veel moeite. Hoewel er heel mooie kaarten worden gemaakt met MapBox leek het er eerst op dat er maar heel weinig mee kon, en dat het niet erg gebruikersvriendelijk was. Met de prettige ervaringen met CartoDB nog in het achterhoofd, schoot dit niet erg op… Het gefoeter op de interface was niet van de lucht. Later werd duidelijk dat je de dynamiek van CartoDB en de kaartopmaakkwaliteit van MapBox juist heel handig kan combineren, zeker bij gebruik van de Javascript-library van Leaflet. Verder kwam er nog iets geweldigs naar voren (lang leve de online tutorials!): vanuit MapBox Studio kan je opgemaakte kaarten op verschillende schaalniveaus en met instelbare groottes en resoluties exporteren. Dat is wel berehandig!
Philippe toont Mapillary en zijn camera’s. gelukt om wat te bouwen in Leaflet, gebruik makend van de CartoDB.js library. Voor een volgend summercamp zou dat ook een mooie zijn. Ik zie wel een programma voor me dat start met wat Javascript, om dan zo snel mogelijk concreet te worden richting dit type toepassingen.
gen is naadloos. En het werkt wereldwijd. Dat gaat nog een interessante strijd worden in Nederland: hoe zorgen we ervoor dat de topografische reeks BGT/BRT net zo makkelijk bruikbaar wordt als OSM? Of gaan we juist de basisregistraties verder integreren in OSM? De BAG-panden staan ook al allemaal in OSM. Dan zou de aandacht meer uit kunnen gaan naar het handig bijhouden van die gegevens. Het gaat de samenleving vast kapitalen schelen als OSM de data zou gaan hosten… En dan kan ook iedereen er gewoon bij! En ja, verder… een echte open deur is dat je als geo gewoon hoort te gaan programmeren. Binnen GIS heb je al een voorsprong als je (in Python) kan scripten, maar daarbuiten kom je echt niet meer zonder basale kennis van Javascript. Zit dat wel goed in de opleidingscurricula?
Meer in Geo-Info 6 Uiteindelijk zijn in totaal vele technieken en programma’s langs gekomen. Omdat Terugblik en toekomst Terugkijkend op een bijzonder interessante week, sommige zaken nieuw zijn of op andere manieren ingezet kunnen worden, wordt in wil je dat toch altijd in een wat breder perspecGeo-Info 6 een overview gemaakt van de tief plaatsen. Doen we het als geosector goed voor dit soort toepassingen met hun gebruikers? technieken. Denk hierbij in ieder geval aan: CartoDB, MapBox en Leaflet, met daarbij de Nou, daar kan je vraagtekens bij zetten. Er zijn benodigde visualisatietalen zoals CartoCSS wel allerlei links tussen de formele en informele of SLD. Daarnaast volgt een beschrijving over toepassingen (ik noem de OGC-dingen hier Mapillary en datascrapen. maar even formeel), maar de toepassing in Nederland, waarbij we alles in RD doen maakt Links het nog wel een stapje lastiger. Zo probeerde • Blog Maptime Summercamp: menwhostareatmaps.com ik een PDOK-achtergrondlaag in te lezen in een CartoDB-omgeving, en dat struikelde op het feit • CartoDB: cartodb.com • Oproep De Correpondent: decorrespondent.nl/3140 dat die niet in de webmercatorprojectie werd Donderdag is dat op een wat andere manier • VN Nederland: un.org/depts/dhl/unms/netherlands.shtml geserveerd. Ja, dat kan je oplossen door dat zelf aangevlogen. Edward was er in het midden • Database VN: unbisnet.un.org even om te scripten via Leaflet, maar zover ben ik • Kaart Steun VN resoluties: bl.ocks.org/FrieseWoudloper/ van de week niet bij, maar heeft samen met 4bde81f04e6a8009a8ea niet. En dat betekent dat die enorme rijkdom aan Hans een kleine Q&A over Skype gedaan. • Mapillary: mapillary.com Zij schetsten het landschap even, de onderlinge open data die we in Nederland hebben nu niet • Mapillary filmpje: mapillary.com/map/im/j94jxSzzG9Jlsamenhang tussen MapBox, CartoDB, Leaflet… ontsloten is voor de niet geokennende burger. ZAXZ-M5pDQ/photo Er werd steeds meer duidelijk. • MapBox: mapbox.com Vanuit dat perspectief werd het ook weer interes- Een andere kant van dat verhaal is dat • Leaflet Javascript library: leafletjs.com OpenStreetMap de toekomst is voor alle sant om die dingen samen op te pakken. Zoals webtoepassingen. De integratie tussen OSM gezegd waren de programmeerskills niet echt Erik Meerburg - Geo Academie en de moderne internetkaarttoepassinwijd verspreid, maar toch is het Tim en Martijn
[email protected]
Instellen van de camera’s en marcheren door de loopgraaf.
58 |
Geo-Info | 2015-5
Opleidingsschema Maatvoeren B&U / Landmeetkunde / Uitzetten Infra / Ingenieursbureau Zondag
Uitzetten Ondergrondse Infra / Meten voor Kadaster/ Geo-informatica/ Geo-ICT
Diploma Hoofdmaatvoerder
HBO Diploma Landmeetkunde / Geo-Informatica
5 dagen
MBO Diploma Landmeetkunde / Geo-Informatica
Hoofdmaatvoerder B&U-4A
Hogere Landmeetkunde Module 1 t/m 4 (5 dagen per module) Diploma Uitzetter Infra/Landmeetkundige
5 dagen
Maatvoerder B&U-3A
Diploma Uitzetter Ondergrondse Infra
Uitzetter Infra- 3B/ Landmeetkundige- 3B 3e JAAR
3e JAAR
Maatvoerder B&U-3B
5 dagen
5 dagen
Uitzetter Infra- 3A/ Landmeetkundige- 3A
Diploma Geo-Informatica
Uitzetter Ondergr. Infra- 3B 3e JAAR
Diploma Maatvoerder
5 dagen
Geo-Informaticus-2B
Geo-ICT-2B 5 dagen
5 dagen
5 dagen
Uitzetter Ondergr. Infra- 3A
Diploma Geo-ICT
Diploma Meten voor Kadaster
Geo-Informaticus-2A
Meten voor Kadaster 1C
5 dagen
2e JAAR
5 dagen
2e JAAR
4e JAAR
Hoofdmaatvoerder B&U-4B
Geo-ICT-2A
5 dagen
5 dagen
5 dagen
5 dagen
Niet verplicht bij voldoende ervaring
Asp.Uitzetter Infra- 2A/ Asp. Landmeetkundige- 2A
Niet verplicht bij voldoende ervaring
5 dagen
Asp. Uitzetter Ondergr. Infra- 2A 5 dagen
Autocad Beginners
Diploma Assistent Maatvoerder
Diploma Assistent Uitzetter Infra
Assistent Maatvoerder B&U-1C
Ass. Uitzetter Infra- 1C/ Ass. Landmeetassistent- 1C
Ass. Uitzetter Ondergr. Infra- 1C
Assistent Maatvoerder B&U-1B
Ass. Uitzetter Infra- 1B/ Landmeetassistent- 1B
Ass. Uitzetter Ondergr. Infra- 1B
Assistent Maatvoerder B&U-1A 5 dagen
Geo-Informaticus-1A 5 dagen
Geo-ICT-1A 5 dagen
Diploma Ass. Uitzetter Ondergrondse Infra
5 dagen
1e JAAR
5 dagen
3 dagen
5 dagen
5 dagen
3 dagen
5 dagen
1e JAAR
1e JAAR
5 dagen
Meten voor Kadaster 1A
Geo-ICT-1B
Geo-Informaticus-1B
Autocad Beginners
3 dagen
5 dagen
3 dagen
Niet verplicht bij voldoende ervaring
Autocad Beginners 3 dagen
Diploma Aspirant Geo-Informatica
Meten voor Kadaster 1B
1e JAAR
2e JAAR
2e JAAR
Aspirant Maatvoerder B&U-2A
5 dagen
Asp. Uitzetter Ondergr. Infra- 2B 2e JAAR
Asp.Uitzetter Infra- 2B/ Asp. Landmeetkundige- 2B
Aspirant Maatvoerder B&U-2B 5 dagen
Diploma Asp. Uitzetter Ondergrondse Infra
1e JAAR
Diploma Aspirant Uitzetter Infra/Aspirant Landmeter
1e JAAR
3 dagen
Diploma Aspirant Maatvoerder
Ass. Uitzetter Infra- 1A/ Ass. Landmeetassistent- 1A 5 dagen
5 dagen
Ass. Uitzetter Ondergr. Infra- 1A 5 dagen
Introductie Introductie Maatvoeren / Uitzetten Infra (bovengronds/ondergronds) /Landmeetkunde 2 dagen
Vooropleiding VMBO, MBO, HAVO, VWO en Computerervaring
BOB Ingenieursbureau Zondag is hét opleidingsinstituut voor maatvoering in de bouw, Landmeetkunde, Uitzetten in de infra (zowel bovengronds als ondergronds. Specifiek meten voor het kadaster. Geo-Informatica en Geo-ICT, BIM voor de Bouw en BIM voor de Infra/Geo. Laserscannen. Informatica en CAD programma’s Autocad, Briscad en Microstation. Wij verzorgen zowel openopleidingen, incompany maatwerk opleidingen en individuele maatwerk opleidingen. Heeft u vragen? Neem dan contact op met Jaap Zondag 06 53 39 14 27 of bekijkt de inhoud van de opleidingen op onze website www.bob.nl BOB Ingenieursbureau Zondag BV Opleidingsadvies: Jaap Zondag 06 53 39 14 27
2015-5 | Geo-Info
| 59
Verslag
27 Internationale Kartografische Conferentie (ICC 2015) e
Rio de Janeiro, 24 - 28 augustus 2015 Een eerste algemene indruk van het congres was, dat het een wat rommelige organisatie had (registratie en betaling, indeling van presentaties, programmaboekje en bewegwijzering), met een kleinere opkomst dan bij het vorige ICC in Dresden. Er waren ca 700 deelnemers, met vooral weinig mensen uit Spaanssprekend Latijns Amerika. De bedrijfstentoonstelling had ook minder deelnemers. Het Braziliaanse wetenschappelijke comité had echter uitstekend werk gedaan bij de selectie van de papers, die van hoog niveau waren. Tijdens het congres viel gaandeweg alles op zijn plaats, de conferentieruimte was prima, omdat alles – presentaties, tentoonstellingen, bedrijvenstands - pal naast elkaar lag, goed bereikbaar naast een metrostation. En natuurlijk was de locatie, Rio de Janeiro, overweldigend. Voor sommige Nederlandse deelnemers was het hoogtepunt van de conferentie de voetbalderby tussen Flamengo en Vasco da Gama in het Maracana-stadion (uitslag: 1-1), voor anderen het uitzicht vanaf het Suikerbrood of de Corcovado-berg. Maar een constante indruk van de 12 Nederlandse deelnemers (allemaal verkouden vanwege de airconditioning) was, na afloop, toch bewondering voor de Braziliaanse collega’s, vooral van de Universiteit van Rio, De Federale Universiteit van Parana in Curitiba en van het Instituto Brasileiro de Geografia e Estatistica (IBGE, de plaatselijke topografische dienst plus CBS) die dit allemaal georganiseerd hadden. In dit verslag willen we aangeven welke nieuwe kartografische ontwikkelingen, trends en initiatieven men hier kon signaleren.
Bij de opening van het 27e ICC in Rio de Janeiro werd ook meteen het International Map Year geopend, door vertegenwoordigers van de VN. Iedereen werd verzocht om, op onwaarschijnlijke plaatsen op de wereld, gekleed in het I love maps T-shirt dat aan alle deelnemers werd uitgereikt, een selfie te maken en die vervolgens op te sturen om op de IMY-website op te nemen. Tevens was er bij de opening een geweldig koor van de IBGE, waarvoor zelfs een ICA-lied was gecomponeerd.
(zie figuur 2) en Laszlo Zentai uit Hongarije als Secretary-General. Er waren negen kandidaten voor de zeven posten van vice-president, en gekozen werden Lynn Usery (USA), Sara Fabrikant (Zwitserland), David Forrest (GB), Vit Vozenilek (Tsjechië), Monika Sester (Duitsland), Pilar Sanchez (Spanje) en Yaolin Liu (China).
Menno-Jan Kraak nieuwe ICA-voorzitter In Rio werd tijdens de aan het ICC gekoppelde Algemene Ledenvergadering het nieuwe ICA-bestuur voor de periode 2015-2019 gekozen met Menno-Jan Kraak als voorzitter
Figuur 2 – De scheidende (Georg Gartner, rechts) en nieuwe (Menno-Jan Kraak) ICA-voorzitter. Foto Laszlo Zentai.
Figuur 1 - De stadsderby Flamengo -Vasco da Gama (1-1) in het Maracana-stadion. Foto E. Heere.
60 |
Geo-Info | 2015-5
Voor de Algemene Ledenvergadering geldt de verplichting dat elke lidstaat een verslag over de kartografische productie in de afgelopen vier jaren inlevert. Het Nederlandse nationale report is in het nummer 2015-4 van de Geo-Info verschenen. Omdat in datzelfde nummer ook het themanummer over het International Map
Year was opgenomen, hebben de conferentiegangers ook van de fraaie horizontale topografie van Jan Schilder kennis kunnen nemen. Atlaskartografie De beste paper was een overzicht door Hurni van de ETH Zürich over de organisatie van de workflow van de Schweizerische Weltatlas, die in 2017 uit moet komen, samen met een digitaal deel: Map authoring and production of a complex atlas waarbij gebruik gemaakt wordt van standaard software (ArcGIS en Adobe Illustrator). Een probleem blijft de productie van economische kaarten, omdat er geen wereldwijde database over economische gegevens bestaat die geschikt is als basis. Daarom moeten atlasredacteuren over de hele wereld steeds zelf maar weer het wiel uitvinden. Voor het eerst wordt in deze atlas nu ook de intensiteit van de landbouw aangegeven, en wordt op de economische kaarten ook het belang van de dienstensector gevisualiseerd. Vanuit China kwamen ook productiebeschrijvingen van digitale atlassen, waarbij gebruik werd gemaakt van storyboards, artboards en moodboards. Van René Sieber, de nieuwe voorzitter van de ICA-Atlascommissie, was er een goede presentatie over het ontwerp van graphical user interfaces voor 3D-atlassen. Een Spaanse bijdrage zag nationale atlassen als een brug tussen de kartografische en statistische gemeenschappen (Sanchez - Storytellingbased national atlases with interactive maps).
Figuur 3 - Geografische namenmodel uit de paper van Teemu Leskinen. the Production of National Map Series het meest relevant (zie figuur 3).
Ruimtelijke data Infrastructuur In de hieraan gewijde sessies sprong er een presentatie van IGN Frankrijk uit, over ‘carte à la carte’,waarbij de klant interactief en heel gebruikersvriendelijk zijn eigen kaart(fragment) kan samenstellen, en er ook informatie (bv. een fietsroute) aan toe kan voegen. Interessant was Toponymie hier ook een presentatie van het statistisch Er waren veel papers over de ontwikkeling bureau van Israël over het gebruik en de visuvan de geografische benamingen in Brazilië, alisatie van geo-informatie in combinatie met het onderzoeksgebied van Paulo Menezes, statistische gegevens met behulp van ArcGIS de plaatselijke organisator van deze ICC en de Online. Door de combinatie van geo met nieuw gekozen voorzitter van de Joint ICA-IGU statistiek worden privacy en vertrouwelijkheid Commission on Toponymy. Men kampt met belangrijke zaken om in de gaten te houden. veel tegenstrijdigheden in de benamingen, PDOK werd, als voorbeeld van een (deel van mede door de federale structuur van het land. een) nationale SDI, goed gepresenteerd door Na het opleggen van allerlei heiligennamen Dorus Kruse, product manager van PDOK. bij de eerste Portugese kolonisatie kwam er Hij liet zien, dat met duidelijke uitgangspunten een periode van overnemen van inheemse en visie een marktconform distributieportaal indiaanse benamingen, in de 19e eeuw van geo-data kan worden opgezet, dat gevolgd door een golf van meer ideologische, sterk doorgroeit. Tenslotte een interessante westerse benamingen. Maar er werd ook naar sessie over SDI op vrijdag: een presentatie uit Zuid-Afrika over de definitie van een SDI, de de techniek gekeken, o.a. vanuit de informatica: Vanuit Eindhoven en Utrecht was er door verschillende niveau’s (global, national, local) en Van Goethem c.s. programmatuur ontwikkeld wat daar allemaal onder kan worden verstaan, bv. OSM maar ook bestaande niet-geo-data om groepen van objecten, zoals de eilanden infrastructuren die als voorbeeld kunnen diein een archipel, op de kaart van een label te nen voor het organiseren van een nationale SDI; voorzien. Voor de bewerking van de namen en de kaartproductie was de paper van Teemu van het OGC over het gebruik van standaarden als een onmisbare voorwaarde schakel in een Leskinen: A Data Repository for Named Places succesvolle SDI; en uit BKG Duitsland over het and Their Standardised Names, Integrated with
2015-5 | Geo-Info
European Location Framework project, waarbij een 30-tal mapping authorities, universiteiten en bedrijven de handen ineen slaan om een Europees distributieplatform van topografische informatie op te zetten en hoe dit zich verhoudt tot de Europese INSPIRE richtlijn. Generalisatie Wat bij dit onderwerp opviel was de focus op delen van het generalisatieproces, bv. op spoorwegen (door Italië), het drainage netwerk (VS), gebouwen (Zwitserland) en het wegennetwerk (China). Het Spaanse IGN gaf een leuk overzicht van de geautomatiseerde kaartproductie. Verder kwam het gebruik van tools, zoals Scalemaster, aan de orde om de generalisatie over verschillende schaalniveaus te bepalen en te organiseren. Er was geen enkel ander voorbeeld van een kaart/database die volledig automatisch gegeneraliseerd wordt. Hierin is Nederland uniek. Naast lovende woorden hierover (van Zweden en Nieuw-Zeeland) leidde dit uiteraard ook tot kritische geluiden (van Brazilië en Kenia). Erfgoed en geschiedenis Eeuwen van kaartproductie hebben een ruim kartografisch erfgoed opgeleverd, dat steeds beter ontsloten wordt, in verschillende vormen. Zoals er ook in Nederland verschillende initiatieven op dat gebied zijn, is er intensief contact met verschillende archieven en andere collectiebeheerders, maar het is daarbij nog wel lastig om een goede verbinding te leggen
| 61
techniek het onmogelijk maakte om systemen echt te demonstreren (alles moest van de Mac naar PC’s worden omgezet), maar desondanks kregen diverse sprekers het voor elkaar om interessante ontwikkelingen te laten zien. Vooral de toenemende integratie van (web) technologie uit de “main-stream” informatica was duidelijk te merken: Het programmeren in Javascript en allerlei daarmee verbonden tools, het werken met “cloud-” en databasetechnieken om “Big Data” te verwerken, betere Ruimtelijke analyse integratie van kartografie in SDI’s, “social Tijdens het congres zijn vele vormen van ruimtelijke analyse aan bod gekomen, variërend media” en andere informatiesystemen, het zijn allemaal zaken waar kartografen zich tegenvan het gebruik van toepassingen bij klimaatswoordig ook mee bezig houden, en die hier veranderingen en energiebronnen, tot het aan de orde kwamen. (semi-) geautomatiseerd visualiseren van in een Daarmee is de positionering van de diverse tekst aanwezige plaatsaanduidingen. Ook is er commissies wier onderwerpen aan deze veel aandacht voor speciale toepassingen van ontwikkelingen raken, er niet duidelijker op Open Street Map, onder andere als ondersteugeworden. Wie in web-kaarten geïnteresseerd ning bij bevolkingstellingen en voor gegevens is moet eigenlijk de ontwikkelingen volgen in die uit sociale media gehaald kunnen worden de commissies Maps & the Internet, Ubiquitous (zoals de verspreiding van astma-aanvallen). Cartography, Neocartography, Geoinformation Onder dit thema werd ook de kartografische Infrastructures & Standards én Open Source Geovoorbereiding op de Amerikaanse volkstelling van 2020 gerekend. Tim Trainor gaf een duidelijk spatial Technologies. Gelukkig organiseren deze commissies vaak gezamenlijk veel workshops overzicht van de manier waarop men hiervoor 150 miljoen adressen (straatadressen, postbussen en andere activiteiten. of omschrijvingen) gaat benaderen, desgewenst Kartografie en Kunst digitaal, om een zo hoog mogelijke dekkingsgraad en betrouwbare uitkomsten te genereren. Het is de afgelopen jaren een goede gewoonte geworden dat de Commission on Art & Cartography naast “gewone” sessies met Web-kartografie praatjes, ook het een en ander organiseert dat Met de grote rol die het World Wide Web speelt in de huidige samenleving, en daarmee buiten het standaard stramien valt. Dit jaar ook in de kartografie, was het niet verwonder- was dat een voorstelling van twee korte films. De eerste daarvan, MDMD - A Cartomentary, is lijk te zien dat hiervoor op allerlei manieren het uiteindelijke resultaat van een workshop aandacht was tijdens de conferentie. Wel van de commissie in Zürich. Op deze bijeenhadden de presentatoren in de mondelinge komst werd door een groep van kartografen presentaties de handicap dat de gebruikte en filmmakers nagedacht over de verbeelding van “place & time” in film, en is de aanzet gemaakt voor een korte fictie-film, vermomd als documentaire over een geheim project met als doel het maken van een “MultiDimensional Mapping Device”... Het uiteindelijke resultaat dat nu werd gepresenteerd had een hoog gehalte aan experimenteel surrealisme en David Lynch-invloeden, en voor wie het herkende was het aardig te zien hoe het kartografie-instituut van de ETH Zürich en haar huidige en vroegere medewerkers figureerden (zie figuur 5). Als tweede werd Unmappable gepresenteerd, een documentaire over Denis Wood, welke onlangs op diverse filmfestivals prijzen in de wacht heeft gesleept. Dat was wat mij betreft terecht, ik zag een goed gemaakte documentaire over een getroubleerd mens, waarbij het feit dat hij (karto)graficus is een belangrijk deel van het verhaal vormde. Figuur 4 - Brasil Nuova Tavola, door Girolamo Ruscelli (1574)(georiënteerd op het Westen). Foto Elger Heere.
tussen de vele technologische oplossingen (zoals WMS) en de beheerders van, met name kleinere, collecties historische kaarten. Zij zijn in veel gevallen niet volledig op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen en bekijken de digitale ontsluiting op een andere manier. Een andere presentatie richtte zich op het gebruik van historische kaarten als middel bij onderzoek naar landschapsverandering. Zijn oude landschapsstructuren en veldnamen nog herkenbaar in het huidige landschap van Noord-Bohemen? Dit deel van Tsjechië draagt de sporen van uitgebreide industriële exploitatie en delfstoffenwinning en heeft als gebied aan de grens met Duitsland tijdens de Koude Oorlog ook te maken gehad met ontruimingen en de inrichting van een bufferzone, als onderdeel van het IJzeren Gordijn. Sinds 1990 zijn er meerdere initiatieven om te komen tot reconstructie van het landschap, waarvoor naast luchtfoto’s en oude kronieken vooral gebruik gemaakt wordt van gegeorefereerde historische kaarten en gevectoriseerde bestanden daarvan. Vooral uit de 19e eeuw zijn veel bronnen beschikbaar. Met name de kadastrale kaarten uit deze periode vormen prima vergelijkingsmateriaal met de sinds omstreeks 1950 beschikbare grootschalige kaarten. Door combinatie met actuele LIDAR-gegevens en orthofoto’s is het ook goed mogelijk om het historisch kaartmateriaal in 3D-modellen te bestuderen en dit heeft in dit onderzoek opvallende resultaten opgeleverd. Lokale bijdragen betroffen onder andere de Qipu kaarten van het wegenstelsel van de Inca’s, een soort Peutingerkaart van de Nieuwe wereld, en de eerste Portugese kaarten van Brazilië (zie figuur 4). We kregen een indrukwekkende voorpresentatie van imagine Rio, een website die
in december 2015 start met alle oude kaarten en een (3D) model van de ontwikkeling van de stad (hrc.rice.edu/imagineRio/home), en het aantal webservers met oude globes is weer uitgebreid met die van www.chartae-antiquae.cz/en/globes. In Oost-Europa is men verder gegaan met het creëren van websites waarop men resultaten van de Habsburgse topografische karteringen van de Balkan kan bekijken
62 |
Geo-Info | 2015-5
Figuur 5 - Beeld uit de “cartomentary” van de ETH-Zürich. Onderwijs Met in totaal 18 mondelinge en zeven posterpresentaties kwam het kartografisch onderwijs uitgebreid aan de orde. Behandeld werd het onderwijs op alle niveaus, van middelbaar tot universitair. De nadruk lag echter wel op nieuwe onderwijsmethoden als MOOC’s (Massive Open Online Courses) en e-learning. Alle ICA-commissies houden tijdens een ICC ook altijd een vergadering over het onderzoek- en activiteitenprogramma voor de komende 4 jaar en in dat kader was er ook de vergadering van de Commission on Education and Training (CET). Commissievoorzitter David Fairbairn sprak zijn zorgen uit over het voortbestaan van de commissie. In tegenstelling tot de andere commissies binnen de ICA, heeft CET geen duidelijk onderzoeksprofiel. Desondanks werd geconstateerd dat met de opkomst van e-learning, blended learning en MOOC’s, maar ook de teruglopende interesse van studenten voor kartografie in een groot aantal landen (daarom was de presentatie van Kristien Ooms uit Gent, over haar onderzoek naar de ervaringen van leerlingen/studenten met de nieuwe onderwijsmethoden zo relevant), de uitdagingen voor de commissie groot zijn. Concreet is afgesproken dat er wordt gekeken of een internationale BOK (Body of Knowledge) haalbaar is en of er een themanummer over onderwijs kan komen van het in Rio gelanceerde nieuwe International Journal of Cartography. Geodesign Een betrekkelijk nieuwe ontwerpmethode is geodesign. Dit is een ontwerpmethode waarbij diverse disciplines, bijvoorbeeld planologen, architecten en stedenbouwkundigen gezamenlijk een gebiedsontwerp maken, waarbij geo-informatie centraal staat. Kern van deze methode is een gebiedsontwikkelingsscenario
dat in een iteratief proces wordt aangepast. In ICC-verband is er nog niet eerder aandacht besteed aan deze methodiek, maar dit jaar was er een zogenaamde ‘special session’ over geodesign. Alle presentatoren in deze sessie kwamen uit Brazilië, en presenteerde casestudies en best-practices. Eén van de meest opvallende presentaties ging over Crowd sourcing for Geodesign, een presentatie waarin duidelijk werd hoe twee belangrijke trends (crowd sourcing en gezamenlijk ontwerp) samenkomen. ebruik, gebruikers, bruikbaarheid, G cognitie, geovisualisatie en kaartontwerp Hoewel er nog steeds veel moet gebeuren op het gebied van het verbeteren van het ontwerp van kaarten, was de paper van Ken Field over experimenten met nieuwe en aangepaste thematische kaarttypen nog maar een van de weinige op dit traditionele onderzoeksgebied. Terugkomend van een achterstand is de nadruk sinds de eeuwwisseling steeds meer komen te liggen op onderzoek naar gebruik, gebruikers en bruikbaarheid en bijvoorbeeld op de weergave van temporele ruimtelijke informatie. Dit bleek onder andere uit de succesvolle en goed bezochte workshop met de titel Envisioning the future of cartographic research die voorafgaande aan de grote conferentie werd gehouden bij de Federale Universiteit van Paraná in Curitiba, anderhalf uur vliegen ten zuiden van Rio de Janeiro. Aan de workshop werden bijdragen geleverd door leden van de ICA commissies Use and User Issues, Cognitive Visualization, Geovisualization en Map Design. Ook tijdens de conferentie in Rio zelf kwamen de gewijzigde verhoudingen tot uiting in het aantal sessies over de door deze commissies bestreken thema’s. Op bijna elke dag waren er wel aparte sessies (steeds in dezelfde zaal;
2015-5 | Geo-Info
een zeer gebruiksvriendelijke oplossing van de organisatoren, die niet voor niets op de ledenlijst staan van de gebruikerscommissie) over cognitie, kaartgebruik en geovisualisatie, terwijl er maar één sessie was over kaartontwerp en twee over thematische kartografie. Sommigen vragen zich af waarom er zowel een ICA-commissie over cognitieve aspecten als een commissie over gebruik en gebruikers is. Dat is heel simpel: de laatste commissie richt zich op de vraag of iets (m.n. een kaart) werkt of niet, terwijl de eerste commissie wil weten hoe dat dan werkt, met name in het brein van de (kaart-) gebruikers. Op beide vlakken is nog heel veel te doen, maar de beide commissies vinden elkaar vooral op het gebied van de ontwikkeling van methoden en technieken van gebruikersonderzoek. Op de conferentie in Rio lag de nadruk hierbij al wat minder op oogbewegingssregistratie (een ‘hot topic’ bij de vorige conferentie in 2013 in Dresden), maar wat meer op het gecombineerd inzetten van verschillende methoden en technieken in een en hetzelfde gebruikersonderzoek. Verschillende methoden en technieken leveren namelijk complementaire inzichten op. Daarbij is bijvoorbeeld ook de toepassing van een biosensor, een polsband die de emotionele gevoelens van een testpersoon kan meten, interessant. De emoties van gebruikers worden ook steeds meer gekarteerd, al dan niet door de gebruikers zelf in kartografische crowdsourcing projecten. Denk bijvoorbeeld aan het in kaart brengen van aanbevelingen in toeristische applicaties. Dit verschijnsel wordt vaak ook aangeduid met de term ‘emotional mapping’ naast het meer algemene participatory mapping. Op het gebied van de geovisualisatie wordt de aandacht nu bijna volledig gericht op het omgaan met en het visualiseren van ruimtelijk-temporele informatie. Het is mooi om te zien dat relatief veel vrouwen en jongeren geïnteresseerd zijn in al deze nieuwe zwaartepunten van het kartografisch onderzoek. Dit komt ook tot uiting in de nieuwe samenstelling van de kernen van de ICA-commissies. Oudere mannen (een verschijnsel waar ook de ICA nogal aan leed) hebben plaatsgemaakt voor jongere vrouwen. Bij de commissies Cognition en User, User and Usability Issues zijn nu bijvoorbeeld vijf van de zes voorzitters en vice-voorzitters vrouw. Een prima ontwikkeling! Internationale kaartententoonstelling Een vast onderdeel van de ICC is de kaartententoonstelling, waarbij kaarten, atlassen, onderwijsproducten, globes en digitale producten en services getoond worden. Ditmaal met een uitgebreide Nederlandse inzending, variërend van kaarten met fietsroutes langs de
| 63
Vecht en de Rijn tot een spoorwegenkaart van Europa en enkele topografische kaarten, tot webkaarten van de BAG-panden van Nederland en de OV-kaart van Groningen. Er waren ook veel kaarten bij met als thema ‘The Great War’, zowel in inzendingen uit België, Frankrijk als Engeland. De digitale producten werden dit jaar als doorlopende film getoond en dat leverde mooie beelden op. Het is echter vreemd om te zien dat anno 2015 deze tentoonstelling nog steeds bijna geheel bestaat uit een uitstalling van papieren kaarten en atlassen, en dat er van de interessante interactieve digitale producten niets meer terug te vinden is dan een viertal schermen waarop deze als statische slide-show gepresenteerd worden. Niettemin kwam Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK) aan bod als digital service en de OV-kaart van Groningen van Carto-Studio kreeg de tweede prijs bij de categorie digitale producten. Als onderdeel van de atlassen lagen Tastbare Tijd 2.0 en de Bosatlas van het Cultureel Erfgoed op het schap en die laatste Bosatlas werd door de vakjury beoordeeld als de beste atlas op deze internationale kartografische tentoonstelling! Barbara Petchenik competitie Een evenement dat iedere ICC terugkomt is de Barbara Petchenik Competition. Dit is een wedstrijd waarbij aan kinderen wordt gevraagd, aan de hand van een specifiek thema, hun visie
op de wereld te geven. Het thema van dit jaar was ‘My place in today’s world’. Er worden altijd juryprijzen voor diverse leeftijdscategorieën en een publieksprijs toegekend. Helaas waren er dit keer geen inzendingen uit Nederland. Figuur 8 is van de 15 jarige Liao Zhiyuan uit China, de winnaar in de categorie van 12 jaar en ouder. Alle winnaars zijn te vinden op: lazarus.elte.hu/ccc/2015icc/bpc2015.pdf
Figuur 6 - De oorkonde voor de winnende atlasinzending. Foto Bart Broex.
Figuur 7 - Een van de stands in het bedrijvengedeelte van de tentoonstelling.
64 |
Historisch kartografische tentoonstellingen Gelijktijdig met de ICC werden er in Rio de Janeiro drie historisch kartografische tentoonstellingen gehouden. Het Instituto Histórico e Geográfico Brasileiro en de Biblioteca Nacional de Rio de Janeiro richtten zich met name op de relatie van Brazilië met de rest van de wereld. Er werden dus veel wereldkaarten getoond.
Geo-Info | 2015-5
zullen dan opgenomen worden op de IMYwebsite, en ook deel uitmaken van de grote kaartententoonstelling in de VN in New York in augustus 2016 tijdens de UN-GGIM conferentie. 2. Mapping for each of the 17 sustainability development goals. Er is een werkgroep opgezet die voorstellen zal doen hoe elk van de 17 duurzaamheidsdoelstellingen van de VN kartografisch versterkt kunnen worden.
Figuur 8 - A world of lotus, a world of harmony door Liao Zhiyuan (15 jaar), uit China. Foto E. Heere. Een aardige kaart is Figuur 3, die toont hoe de Portugezen tegen Brazilië aankeken. Topografie was, als het al bekend was, minder belangrijk. Wel dat er kannibalisme voor kwam! De laatste tentoonstelling was de meest specifieke en daardoor de leukste. Het was in het Museu Naval en toonde chronologisch de ontwikkeling van de hydrografische kaarten van de Baai van Guanabara (waar Rio aan ligt). Sluiting Organisator Paulo Menezes moest huilen bij de sluiting van het 27e ICC – het was allemaal spannend geweest. In de Braziliaanse kartografische vereniging had er pal voor het congres nog een paleisrevolutie plaatsgevonden, er was vooraf
veel kritiek geweest, maar het was toch allemaal goed verlopen! Bij de slotzitting kregen de uitgaande bestuurders een Certificate of Appreciation. David Fairbairn, de vorige Secretary-General, werd een honorary fellowship toegekend, en Corné van Elzakker die aftrad als voorzitter van de ICA Commission on Use and User Issues (Hij wordt opgevolgd door Kristien Ooms uit België), kreeg een Diploma for Outstanding Services to ICA. Menno-Jan Kraak hield bij de sluiting een korte rede, Visions for the future, waarin hij het beleid voor de komende vier jaar uitstippelde en meteen twee initiatieven lanceerde: 1. Which maps did really matter, when did a map make the difference? (de kartografen werd gevraagd zulke kaarten te identificeren, die
Het volgende, 28e ICC zal worden gehouden van 2-7 juli 2017 (dus ook tijdens het vuurwerk op de 4th of July!) in het Marriott-Wardmann Park hotel in Washington. Voor 2019 werd Tokio gekozen in plaats van Florence, dat met een weinig inspirerende wervingsactie kwam. Niet alles wat op een grote conferentie als deze aan de orde kwam in de vele paralelle sessies kon in dit verslag worden behandeld. De conferentiewebsite (www.icc2015.org/) is echter nog steeds in de lucht en daarop staat het volledige programma. Op de website van de ICA (icaci.org/files/documents/ICC_proceedings/ ICC2015/) staan inmiddels de volledige Proceedings van ICC2015. Daarnaast wordt een selectie van gereviewde artikelen gepubliceerd in de Engelstalige tijdschriften The Cartographic Journal, Cartography and Geographic Information Science en Cartographica. Tenslotte zijn er ook een aantal artikelen gepubliceerd in het voor deze conferentie gepubliceerde boek Cartography – Maps Connecting the World. Bart Broex, Corné van Elzakker, Elger Heere, Barend Köbben, Ferjan Ormeling en Haico van der Vegt
Geodetisch monument in De Bilt Bart Root en ondergetekende hebben dit voorjaar een bezoek gebracht aan het voormalige gebouw van het KNMI waar het ijkpunt van alle zwaartekrachtmetingen van en door Vening Meinesz zijn begonnen.
In de kelder is een ijkpunt, maar ook op één van de leuningen van de buitentrap. Dit ijkpunt is ook door anderen gebruikt zoals BPM (later Shell) voor ijking van hun eigen gravimeters. Nu is de FIOD-gebruiker van het gebouw. Hierbij één van mijn foto’s van Bart Root met de Holweck Lejay-gravimeter, bij het buiten-
punt. Op de foto is rechts van het instrument een heel klein koperen plaatje te zien met de tekst ‘Laboratorium voor Geodesie’. Zie daarvoor ook de aparte foto. Het is een geodetisch monument geworden!
2015-5 | Geo-Info
| 65
Joop Gravesteijn
In Memoriam
J.L.G. Henssen (1926-2015)
Prof. mr.ir. Johan Leonard Gerard Henssen – geboren te Bocholtz op 14 augustus 1926 - overleed op 7 september 2015 op de leeftijd van 89 jaar. Tot het laatst bleef hij helder van geest. Met zijn overlijden is een tijdperk afgesloten. Hij heeft een unieke loopbaan gehad. Daar zag het aanvankelijk niet naar uit. Hij had weinig met de geodesie en zijn werk als landmeter in Eindhoven (begin jaren ’50) lag hem totaal niet. Nee, bij de mijnbouwkunde lag zijn hart. Maar om gezondheidsredenen moest hij die studie afbreken en werd het geodesie. Vanwege het onbevredigende van het landmeterswerk ging hij rechten studeren, Tijdens de geodesiestudie was hij studentassistent bij prof. Roelofs (fotogrammetrie en astronomie). In deze functie heeft hij meegewerkt aan het samenstellen van enkele nomogrammen voor het door Roelofs geschreven boek over astronomische plaatsbepaling op aarde. Hij heeft ook proeven gedaan met het door laatstgenoemde ontworpen zonneprisma en deed met ir. Piet de Wit lensaberratiemetingen van KLM-luchtfotocamera’s t.b.v. luchtopnamen in Nieuw Guinea. Het keerpunt kwam in 1958. Hij ging werken bij de directie Kadaster van het Ministerie van Financiën. Zijn werk voor de Staatscommissie inzake het Kadaster, zijn aandeel in de totstandkoming van de Kadasterwet, zijn baanbrekend werk in de internationale samenwerking van het Kadaster met tal van landen overal ter wereld en zijn hoogleraarschap aan het ITC te Enschede en nog veel meer, hebben er toe geleid dat het Kadaster naam heeft gemaakt in binnen- en buitenland. Vanaf 1958 tot 2000 is hij verbonden geweest met de FIG (Federation Internationale des Géomètres) en was actief eerst als secretaris en later als president van het OICRF (Office International du Cadastre et du Regime Foncier), een permanent orgaan van deze Federatie. Hier lag de grondslag van zijn omvangrijk buitenlands werk. Bij gelegenheid van het FIG-congres in Scheveningen in 1958 werd de directie van het Kadaster door prof. Baarda
66 |
(met wie hij persoonlijk goede contacten had) in zijn hoedanigheid van secretarisgeneraal van de FIG benaderd om het OICRF naar Nederland te halen en onder te brengen bij het Kadaster, waarin door de minister van Financiën werd toegestemd. De heer Meelker (directeur Kadaster) werd president van dit Office en Henssen secretaris. Tijdens het Toronto FIG-congres in 1987 is hij benoemd tot “Honorary Member” van de FIG. Mede vanwege zijn internationale ervaring werd hij per 1 september 1985 benoemd tot “visiting Professor” (Buitengewoon Hoogleraar) in Cadastre en Land Tenure aan het ITC te Enschede thans een faculteit van de Universiteit Twente. Het ITC-werk heeft hij met veel plezier gedaan tot 2000, nog tien jaren na zijn pensionering. Op 31 augustus 1991 werd hem officieel in de Ridderzaal een afscheid van het Ministerie en het Kadaster aangeboden. Het was een drukbezochte receptie. Ook buiten-
Geo-Info | 2015-5
landse collega’s hadden de moeite genomen naar Den Haag te komen. Duidelijk aangedaan was hij bij het opspelden van de onderscheiding Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw door Staatssecretaris Heerma. Verrast was hij ook door de speech van Hoofddirecteur mr Besemer en de aanbieding van een Liber Amicorum met genealogische relatieschema’s. Zijn werk, zowel nationaal en internationaal is gewaardeerd met de onderscheidingen: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1991), Officier in de Orde van Oranje Nassau (1984), Honorary Member of FIG (1987), Erelid van de Nederlandse Vereniging voor Geodesie (1995). Hij was blij toen hij in 1994 de Veluwe kon verruilen voor Maastricht, want in Zuid-Limburg lag altijd zijn hart. Ondergetekende is 20 jaar lang de assistent van Henssen geweest. Ook na zijn pensionering hielden we contact. Je leerde heel veel van hem. Er was altijd een onbegrensd vertrouwen tussen ons. Als er een belangrijke brief door hem getekend moest worden en hij was niet op kantoor, dan vroeg hij mij om zijn handtekening onder de brief te zetten. “Als jij mijn handtekening zet, lijkt hij veel échter”, zei hij dan. Hoewel hij over de hele wereld allerlei politici en andere hoogwaardigheidsbekleders ontmoette, bleef hij toch de gewone dorpsjongen uit Bocholtz. In het buitenland had hij altijd heimwee, zo vertrouwde hij mij toe. In datzelfde Bocholtz is hij op 12 september ter aarde besteld. In de kerk te Bocholtz spraken op zijn verzoek zijn dochter, zijn zoon en ondergetekende. Ik eindig met een spreuk die hij nogal eens gebruikte: SIC TRANSIT GLORIA MUNDI Zacharias Klaasse
www.bgtgereed.nl
Wie volgt? GeoCensus heeft de kennis, de kunde èn de capaciteit om uw BGT-project uit te voeren. Wij vertalen uw vragen en wensen naar concrete doelen en kunnen die daarna ook voor u realiseren. Wilt u ook tijdig BGT of IMGeo gereed zijn? Met maatwerk van GeoCensus zet u daarvoor onmiskenbaar een stap in de juiste richting. Bel 035-622 11 79 of mail voor meer informatie naar
[email protected].
Uw betrouwbare partner in geodetisch werk Boxtel Terschuur | telefoon 035 - 622 11 79 |
[email protected]
A5_Ad_KK-no_text.indd 1
7-10-2015 14:18:10
2015-5 | Geo-Info
| 67
Eredoctoraat voor prof. dr. Henk Scholten Op woensdag 22 juli heeft professor Henk Scholten (CEO Geodan) een eredoctoraat ontvangen van de Manchester Metropolitan University in Manchester voor zijn bijzondere prestaties voor de wetenschap, het GIS-onderwijs, het bedrijfsleven en research.
benoemd tot Officier in de Orde van OranjeNassau. UNIGIS Professor Scholten heeft een flinke bijdrage geleverd aan de academische ontwikkeling en reputatie van de Metropolitan University (MMU). 25 jaar geleden ontwikkelde MMU, samen met de universiteiten van Salford en Huddersfield, een postdoc GIS-opleiding-op-afstand, het tegenwoordige UNIGIS. Één van de eerste online opleidingen ter wereld. Scholten zag als één van de eersten de mogelijkheden van e-learning en introduceerde het programma bij de VU. Tegenwoordig staat UNIGIS wereldwijd bekend als de top in postdoc online GIS-onderwijs.
Henk Scholten, één van de oprichters van Geodan, is sinds 1994 als hoogleraar Ruimtelijke Informatica verbonden aan de Economische Faculteit van de Vrije Universiteit in Amsterdam (VU). Daarnaast is hij directeur van SPINlab en Hoofd Onderwijs bij UNIGIS. Naast zijn bijdrage aan de wetenschap zet Scholten zich ook in voor toepassing van geo-informatie in talrijke overheidsvraagstukken, zoals in de rampenbestrijding waarvoor in 2008 de Publieke Veiligheid Award is toegekend. In 2005 is Scholten voor zijn omvangrijke bijdrage aan het geo-informatiewerkveld
Links • Voordracht uitgesproken tijdens inauguratie door Dr David Lambrick - www.geodan.nl/downloads/voordracht-dr-davidlambrick/ • Meer over de eredoctoraat van Henk Scholten - www.mmu.ac.uk/ news/news-items/3671/ • Nieuwsbericht op de Geodan website - www.geodan.nl/ eredoctoraat-voor-prof-dr-henk-scholten/
Vakantiebericht: deel 2 We genieten van een fietsvakantie op het prachtige eiland Rügen in de Oostzee en rijden vanaf Lauterbach in de richting van Stralsund. We volgen de weg naar Putbus. Dan, net voordat we deze plaats binnenrijden zien we aan de rechterkant van de weg een huis. Maar het staat op z’n kop! Het duurt even voordat we beseffen wat we zien. Het lijkt een heel normaal huis te zijn. Lachwekkend eigenlijk en zo is het ook bedoeld. ‘Haus Kopf Über’ heet het. Een huis met een knipoog. Al gauw bekijk je het als voormalig landmeter weer van een hele andere kant. Wat moet je hiervan opmeten? Het bekende credo was toch: alle bebouwing afbeelden op maaiveld niveau? Opmerkelijk is dat het huis niet precies horizontaal op z’n kop ligt maar een beetje schuin. Dat merk je als je het huis bezoekt. Dan loop je op de onderkant (of in dit geval bovenkant) op een enigszins hellend vlak. Binnen in het huis is het precies zo. Je loopt over de plafonds waar de hanglampen ‘staan’ en de staande lampen ‘hangen’. Boven je hoofd zie je de meubels, kasten en tafels maar
ook een fiets. Je kijkt van onderaf regelrecht het toilet in. In de keuken is het al net zo. Het aanrecht bevindt zich boven je hoofd.. Allemaal heel bizar maar ook grappig. Maar hoe is dit op de Duitse kaarten afgebeeld? We hebben er geen idee van. Meer foto’s en gegevens op
68 |
Geo-Info | 2015-5
de site www.ostsee-urlaub-portal.de. Kijk onder ‘Kuriositäten’. Het schijnt overigens dat er op het Oostzee-eiland Usedom nog zo’n huis is te vinden. Dat staat bekend als ‘Die Welt steht Kopf’. Martijn Nekkers
Uw betrouwbare partner in geodesie en geo-informatie • Landmeetkundig inwinnen • Basisregistratie • Bouwmaatvoering • Detacheringen • Fotogrammetrie • Hoogte- en volumemetingen
• Kadastrale dienstverlening • Splitsingen: appartementen en percelen • Reconstructie eigendomsgrenzen • Leidingenregistratie • Situatiemetingen • Deformatie- en zettingsmetingen
• DTM-, DTB- en GPS-grondslagmetingen • 3D-modellering • Cartografie & GIS • Inpandige- en gevelmetingen • Uitzetten GWW • Laserscanning en mobile mapping
Facto Geo Meetdienst is een geodetisch ingenieursbureau. Doordat wij gevestigd zijn op 6 locaties verspreid over Nederland, zijn wij flexibel en overal inzetbaar. Wij leveren teamwerk in maatwerk op het gebied van geodesie en geo-informatie.
Bezoek ons tijdens Ge
oBuzz
Wij zoeken collega’s! www.facto-geo.nl Deventer • Bunschoten • Sliedrecht • Drachten • Haarlem T 0570 50 32 50 • F 0570 50 32 55 • E
[email protected] • I www.facto-geo.nl
BASISOPLEIDING GIS Je krijgt in het werk te maken met GIS, of wilt meer weten voor een nieuwe functie. Maar hoe leer je GIS als je het niet tijdens je opleiding hebt gehad? De Basisopleiding GIS biedt een brede basis in geo-informatie en GIS. In 20 vrijdagen leer je alle ins en outs! Naar keuze met ArcGIS of QGIS te volgen.
4 dec
Workshop Neogeograffie
14 & 15 dec
Productief met QGIS
vanaf 8 jan
Basisopleiding GIS
8 & 9 feb
Productief met QGIS
10 feb
Starten met GeoServer
MEER INFORMATIE EN AANMELDEN VIA WWW.GEOACADEMIE.NL
BOORDEVOL FUNCTIES VOOR MAXIMALE FLEXIBILITEIT EN PRESTATIES.
Trimble S7 Total Station
Feature-rijke scans uitvoeren met Trimble SureScan™
Stel dat u maar één total station op de site nodig zou hebben om alle data in te winnen. Eén zeer goed uitgerust total station voor scannen, beelden vastleggen en inmeten. Een total station dat u kunt gebruiken om 3D modellen te creëren, zeer accurate visuele site documentatie, puntenwolken en nog veel meer te verwerken. Dat total station is de
De locatie van uw instrument in real time volgen met Trimble Locate2Protect De job documenteren en diverse eindproducten produceren m.b.v. Trimble VISION™ technologie
Trimble® S7. De Trimble S7 zit boordevol met de meest geavanceerde functies en technieken van Trimble, zodat u de flexibiliteit en prestaties krijgt die u nodig hebt, voor welk project dan ook.
Meer informatie op Trimble.com/geospatialTS
© 2015, Trimble Navigation Limited. Alle rechten voorbehouden. Trimble en het logo met globe en driehoek zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. SureScan en VISION zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren. GEO-068A-NLD (05/15)
Verder en sneller meten met Trimble DR Plus EDM Veelomvattende geospatiale eindproducten produceren in Trimble Business Center