Het Dagboek van Anne Frank Oorspronkelijke versie (A) Anne Frank
Publisher Centrum Cyfrowe
Warsaw, 2016 ISBN: 978-83-64847-88-2
The text is available in the public domain and free of known copyright permissions.
https://creativecommons.org/about/pdm/
Graphic design: Vivid studio The photo (of unknown author) from public domain was used: https://pl.wikipedia.org/wiki/Anne_Frank#/media/File:AnneFrankSchoolPhoto.jpg
1
Voorwoord Tijdens haar leven schreef Anne Frank twee versies van haar dagboeken: versie A en versie B. Versie A wordt beschouwd als de primaire tekst van haar dagboek. Versie B bevat herschreven onderdelen van (of latere toevoegingen aan) versie A omdat Anne Frank gehoor wilde geven aan de oproep van minister Gerrit Bolkestein op Radio Oranje op 28 maart 1944 om dagboeken te bewaren voor oorlogsdocumentatie. De tekst in deze publicatie behelst versie A. Versie C is het in 1947 gepubliceerde boek ‘Het Achterhuis’ (ISBN: 978-9044616170, Nederlands). Het Achterhuis is door Otto Frank, de vader van Anne, samengesteld uit bewerkte teksten uit versies A en B van de dagboeken. In Nederland (en een groot aantal andere landen) rust er, ondanks het feit dat Anne Frank meer dan 70 jaar geleden overleden is, nog steeds auteursrecht op alle drie de versies. Er zijn echter ook landen (waaronder Polen) waar alleen versie C auteursrechtelijke restricties heeft. Dit is vanwege verschillen in de wetgeving omtrent auteursrecht. Meer informatie over de auteursrechtelijke status van het werk van Anne Frank is te vinden op annefrank.centrumcyfrowe.pl. De tekst in deze publicatie is gebaseerd op 'De Dagboeken van Anne Frank' (ISBN 978-903512199-7), een wetenschappelijke editie die alle drie de versies van Anne Franks dagboek bevat. De voorliggende publicatie kan niet worden beschouwd als een wetenschappelijke editie. We hebben de volgorde van de pagina's in het dagboek gevolgd, niet de chronologische volgorde van de inhoud ervan. Soms heeft Anne Frank een paragraaf of opmerking toegevoegd en deze gemarkeerd met een eerdere datum; deze hebben we laten staan op de plaats waar ze voorkomen in het dagboek. We hebben keuzes gemaakt die de interpretatie van de tekst zouden kunnen beïnvloeden. Zo hebben we alle formattering van de tekst verwijderd: visuele elementen als cursief gedrukte tekst, tekst die onderstreept is en andere visuele elementen die niet kunnen worden gepresenteerd in een tekst zonder opmaak. Delen van de tekst die door Anne Frank doorgestreept zijn, zijn ook niet opgenomen in de voorliggende publicatie. We hebben de stijl van aanhalingstekens geactualiseerd van <
> naar "quote". Maar wij hebben geen Nederlandse grammaticale of spelfouten die Anne Frank gemaakt heeft gecorrigeerd. Wij hebben geen toestemming gezocht of verkregen voor het publiceren van de foto’s uit de dagboeken van Anne Frank, dus die zijn niet in deze publicatie opgenomen. Dit betekent dat sommige alinea's verwijzen naar beelden die niet aanwezig zijn. We
2
hebben ervoor gekozen om deze alinea’s te behouden. Gedichten die Anne Frank van derden overgenomen heeft in haar dagboek zijn niet in deze publicatie opgenomen. Tot slot hebben we de plaatsing van de datum geharmoniseerd naar de bovenkant van een dagboeknotitie. In het originele dagboek werd dit meestal geplaatst in de rechter bovenhoek, maar plaatsing onder een tekst komt ook voor. Het plaatsen van de datum bovenaan de dagboeknotitie maakt het makkelijker om een inhoudsopgave te creëren. Er komen meerdere teksten voor met dezelfde datum. Europa, april 2016
3
Preface Anne Frank wrote two versions of her diary: version A and version B. Version A is considered the primary text of her diary. After hearing a request on the radio on the 28th of March 1944 from minister Bolkestein to save wartime diaries, journals and letters to document the war period, Anne decided to edit her original diary. This updated diary, version B, consist of rewritten parts of and and later additions to version A. This text contains version A of Anne Frank’s diaries. When Anne’s father Otto Frank decided to publish his daughter’s diary in 1947, he edited the two versions into a shorter book: version C. This is the famous book ‘Het Achterhuis’ (ISBN: 978-904461617-0, Dutch). Despite the fact that Anne Frank died over 70 years ago, the three versions are still restricted by copyright in the Netherlands (and many other countries). However, there are countries (Poland amongst others) that only restrict version C due to different legislation. More information about the copyright status of Anne Frank’s diary can be found on annefrank.centrumcyfrowe.pl The text in this publication is based on ‘De Dagboeken van Anne Frank’ (ISBN 978903512199-7), a scientific edition which includes all three versions of the diary. We have kept to the order of pages in the diary, instead of the chronological order of its content. At times, Anne has added a paragraph and marked these with a previous date. We decided to leave these on the position where they occur in the diary. Our editorial choices could affect the interpretation of the text. I.e. we have removed all formatting of the text, including italic text, underlined text and other visual elements. Parts that Anne Frank herself crossed out are excluded from this publication. We have updated the style of quotation from <> to “quote”. But we did not correct Anne Frank’s original spelling and grammar mistakes. We did not seek permission to publish the pictures of the diaries of Anne Frank. Therefore, these are removed from this publication. In some paragraphs, Anne Frank refers to pictures and although we left out the pictures, we decided to keep these paragraphs. Poems which Anne Frank copied from others are also omitted. In the original diary, the date was usually placed in the upper right corner, but at times the date was placed at the bottom of an entry. We changed the placement of the date to the top of a diary entry, in order to add a table of contents. There are several texts with the same date. Europe, April 2016
4
Table of Contents 12 Juni 1942. 28 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. Zondag 14 Juni 1942. Maandag 15 Juni 1942. Dinsdag 16 juni 1942. Vrijdag 19 Juni 1942. 28 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. 28 sept. 1942. Dinsdag 30 Juni 1942. Woensdag 8 Juli 1942. 28 Sept. 1942. Zondag 12 Juli 1942. Donderdag Juli 1942. 1 Augustus 1942. Vrijdag 14 Aug. 1942. 22 Augustus 1942. 21 September 1942. Dezelfde dag Amsterdam 22-9-1942. 25-Sept. 1942. 26 Sept. 1942. 26. Sept. 1942. 27 Sept. 1942. 27. Sept. 1942. 27 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. 28 Sept. 1942. 30 Sept. 1942. 30 Sept. 1942 1 October 1942. 6 Oct. 1942. 3 Oct. 1942. 4 Oct. 1942. 5 Oct. 1942. 7 Oct. 1942. 7.Oct. 1942.
9 10 11 12 15 17 19 20 21 22 23 24 25 28 30 31 32 33 35 36 37 39 40 41 43 45 46 48 49 50 51 52 53 55 56 57 59 61 62 63 64
5
22 Januari 1944. 18 oct. 1942. 10 Oct. 1942 10 Oct. 1942. Woensdag. 14 Oct. 1942. 14 Oct. 1942. 15 Oct. 1942. 15 Oct. 1942. 16 Oct. 1942. 18 Oct. 1942 20 Oct. 1942. 22 Oct. 1942. 26 Oct. 1942. 28 Oct. 1942. 2 Nov. 1942. 2 Nov. 1942. 5 Nov. 1942. 7 Nov. 1942. 13 Nov. 1942. 5 Dec. 1942 10 Nov. 1942. 10 Nov. 1942. Zaterdag 22 Januari 1944. 2 Mei 1943. 2 Mei 1943. Achterhuis, Woensdag 22-12-'43. Vrijdag 24 December 1943. Maandag 27 December 1943. Woensdag 29 December 1943. Donderdag 30 December 1943. Donderdag 6-Januari 1944. Woensdag 12 Januari 1944 Zaterdag 15 Januari 1944. Woensdagavond (8 uur!) 19 Januari 1944. Zaterdagmiddag (kwart over drie) 22 Januari 1944. Maandag 24 Jan. 1944. Vrijdag 28 Januari 1944. Zondag 30 Januari 1944. Donderdag 3 Februari 1944. Dinsdag 8 Februari 1944. Zaterdag 12 Februari 1944. Maandag 14 Februari '44. Dinsdag 15-2-1944. Woensdag 16-2-1944. Donderdag 17 Februari 1944.
68 69 70 72 73 74 75 76 77 78 81 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 97 99 100 102 103 104 105 110 112 113 114 116 119 120 121 124 126 127 129 130 132
6
Vrijdag 18 Februari 1944. Zaterdag 19 Februari 1944. Woensdag 23 Februari 1944. Zondag 27 Februari 1944. Maandag 28 Februari '44. Woensdag 1 Maart, 44. Donderdag 2 maart '44. Vrijdag 3 Maart 1944. Zaterdag 4 Maart 1944. Maandag 6 Maart 1944. Dinsdag 7 Maart 1944. Woensdag 8 Maart 1944. Vrijdag 10 Maart 1944. Zaterdag 11 Maart 1944. Zondag 12 Maart 1944. Dinsdag 14 Maart 1944. Woensdag 15 Maart 1944. Donderdag 16 Maart 1944. Vrijdag 17 Maart 1944. Zaterdag 18 Maart 1944. Zondag 19 Maart 1944. Maandag 20 Maart 1944. Woensdag 22 Maart 1944. Donderdag 23 Maart 1944. Vrijdagmorgen 24 Maart 1944. Zaterdag 25 Maart 1944. Maandag, 27 Maart 1944 Dinsdag 28 Maart 1944. Woensdag 29 Maart 1944. Vrijdag 31 Maart 1944. Zaterdag 1 April 1944. Maandag 3 April 1944. Woensdag 5 April 1944. Donderdag 6 April 1944. Dinsdag 11 April 1944. Zondagavond 9 April 1944. Vrijdag 14 April 1944. Zaterdag 15 April 1944. Zondag 16 April 1944. Maandag 17 April 1944. 18 April 1944 Dinsdag. 19 April 1944 Woensdag. Vrijdag 21 April 1944. Dinsdag 25 April 1944. Donderdag 27 April 1944.
133 134 136 138 139 140 141 144 146 147 149 151 153 154 155 157 159 160 162 164 165 167 171 173 175 179 181 183 185 187 188 189 191 193 194 195 202 203 205 206 208 209 210 211 213
7
Vrijdag 28 April 1944. Dinsdag 2 Mei 1944. Woensdag 3 Mei 1944. Vrijdag 5 Mei 1944. Zaterdag 6 Mei 1944. Zondagmorgen 7 mei 1944. Maandag 8 Mei 1944. Dinsdag 9 Mei 1944. Woensdag 10 Mei 1944. Donderdag 11 Mei 1944. Donderdag 11 Mei 1944. Zaterdag 13 Mei 1944. Dinsdag 16 Mei 1944. Vrijdag 19 Mei '44. Zaterdag 20 Mei 1944. Maandag 22 Mei 1944. Donderdag 25 Mei 1944. Vrijdag 26 Mei 1944. Woensdag 31 Mei 1944. Vrijdag 2 Juni 1944. Maandag 5 Juni 1944. Dinsdag 6 Juni 1944. Vrijdag 9 Juni 1944. Dinsdag 13 Juni 1944. Vrijdag 16 Juni 1944. Vrijdag 23 Juni 1944. Dinsdag 27 Juni 1944. Vrijdag 30 Juni 1944. Donderdag 6 Juli 1944. Zaterdag 8 Juli 1944. Zaterdag 15 juli 1944. Vrijdag 21 Juli 1944. Dinsdag 1 Aug. 1944.
214 216 218 220 222 223 225 227 229 230 232 235 236 238 239 240 242 244 246 247 248 249 251 252 256 257 258 259 260 262 264 267 269
8
12 Juni 1942. Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn. Anne Frank.
9
28 Sept. 1942. Ik heb tot nu een grote steun aan je gehad, en ook aan onze lieve club die ik nu geregeld schrijf, deze manier om in mijn dagboek te schrijven vind ik veel fijner en nu kan ik het uur haast niet afwachten als ik tijd heb om in je te schrijven. AnneFrank lk ben, O, zo blij dat ik je meegenomen heb.
10
28 Sept. 1942. Hier moeten de 7 of 12 schoonheden (niet aan mij hoor!) komen te staan, dan kan ik invullen wat ik niet, en wat ik wel bezit! (zelfgemaakt.) 1. blauwe ogen, zwart haar. (nee.) 2. kuiltjes in de wangen (ja.) 3. kuiltje in de kin (ja.) 4. driehoek op het voorhoofd (nee.) 5. blanke huid (ja.) 6. rechte tanden (nee.) 7. kleine mond (nee.) 8. gekrulde wimpers (nee.) 9. rechte neus (ja.) {tot nu toe wel.} 10. leuke kleding (soms.) {veel te weinig naar mijn zin.} 11. mooie nagels (soms.) 12. intelligent (soms.)
11
Zondag 14 Juni 1942. Deze bladzijden die hierop volgen, zullen denk ik allesmaal van dezelfde (bladzijde) datum zijn, want ik moet jou nog over alles inlichten. Ik zal maar beginnen vanaf het ogenblik dat ik je gekregen heb, dus dat ik je heb zien liggen op mijn verjaardags tafel, (want het kopen, waar ik ook bij ben geweest telt niet mee.) Vrijdag 12 Juni was ik al om zes uur wakker, en dat is heel begrijpelijk daar ik jarig was. Maar om zes uur mocht ik nog niet opstaan, dus moest ik mijn nieuwsgierigheid nog bedwingen tot kwart voor zeven. Toen ging het niet langer, ik ging naar de eetkamer, waar ik door Moortje (de kat) met kopjes verwelkomd werd. De tussendeuren deed ik natuurlijk dicht. Om even na zevenen ging ik naar papa en mama en dan naar de huiskamer, om mijn cadeautjes uit te pakken, het was in de eerste plaats jij die ik te zien kreeg, en wat misschien wel een van mijn fijnste cadeaux is. Dan een bos rozen, twee takken pinksterrozen, en plantje, dat waren die ochtend de kinderen van flora die op mijn tafel stonden, maar er kwamen nog veel meer. Van papa en mama heb ik een blauw bloesje, variété, dat is een heel modern gezelschapsspel voor ouderen, net zoiets als Monopoli, een fles druivensap, die voor mijn begrip een beetje naar wijn smaakt, en nu is gaan geren en ik hem niet meer kan drinken en tenslotte kan ik wel gelijk hebben, want wijn wordt toch uit druiven gemaakt; dan een puzzle; een fles peek-aroma “met dopje” (dat heb ik later gekregen, wel te verstaan “het dopje”; een potje zalf; een briefje van 2 ½ gulden; een bon voor 2 boeken; een boek van Katze, de Camera Obscura, maar dat heeft Margot al, daarom heb ik het geruild; een schaal zelf gebakken koekjes (door mijzelf natuurlijk, want in koekjes bakken, ben ik tegenwoordig sterk); een schaaltje stroopballetjes, maar ze plakken vreselijk; een schaal met “truffels,” van paps; een schaaltje met Maria's; een brief van Omi, stipt op tijd, maar dat is natuurlijk toeval; en een zelfgebakken aardbeientaart van moeder Dan kwam Hanneli mij halen en we gingen naar school. In de pauze tracteerde ik leraren en leerlingen op boterkoekjes; en toen weer aan het werk. Toen ik thuis kwam om vijf uur, want ik was mee naar gymnastiek gegaan,(hoewel ik nooit mee doen mag omdat mijn armen en benen uit het lid gaan) en heb voor mijn klassegenoten volleybal als mijn verjaardagsspel gekozen. Later dansten ze allemaal in een kring om mij heen en zongen “lang zal ze leven”. Thuis gekomen was Sanne Ledermann er al, en Ilse Wagner, Hanneli Goslar en Jacqueline van Maarsen heb ik
12
meegenomen vanaf gymnastiek, want die zitten bij mij in de klas. Hanneli en Sanne waren vroeger mijn twee beste vriendinnen, en wie ons bij elkaar zag zij altijd daar lopen Anne, Hanne en Sanne. Jacqueline van Maarsen heb ik pas kennen geleerd op het Joodse Lyceum en zij is nu mijn beste vriendin. Ilse is de beste vriendin van Hanneli, en Sanne is op een andere school, en heeft daar haar vriendinnen. Wij met ons vijven vormen een club genaamd “de kleine Beer, minus 2” afgekort d.k.B-2. Dat komt omdat wij dachten dat de kleine Beer 5 sterren had, maar daar hebben we ons in vergist, want hij heeft net als de grote Beer, zeven sterren; minus 2 heeft de betekenis dat Sanne leidster en Jacque secretaresse is en dat wij (Ilse Hanneli en ik) dus nog overblijven als de club. Het is een ping-pongclub. Daarvan nu heb ik een prachtboek gekregen n.m. Nederlandse Sagen en Legenden door Joseph Cohen, maar ze hebben me per ongeluk het tweede deel gegeven, en daarom heb ik de Camera Obscura geruild voor Nederlandse Sagen en Legenden deel I, inbegrepen een boek van mama, want het is erg duur. Van Hello heb ik 6 mooie anjers gekregen. Hello is een achterneef of om de hoek neef van Wilma de Jonge, en Wilma de Jonge is een meisje uit de tram die eerst erg aardig scheen en dat ook is, maar ze spreekt de hele dag over niets anders dan over jongens en dat begint te vervelen. Hello nu heeft een meisje Ursula afgekort Ursul. Maar ik ben zijn vriendinnetje raar he! Iedereen denkt dat ik verliefd op Hello ben, maar dat is volstrekt niet waar. Tante Helene heeft nog een puzzle meegebracht; tante Stephanie een schattig brochje; tante Leny een enig boek namelijk Daisy's bergvacantie, en een armbandje met een zoentje van Anneke; Mijnheer Wronker een doos Droste en een spelletje; Mevrouw Ledermann een rolletje zuurtjes; mevrouw Pfeffer een rolletje zuurtjes; mijnheer van Maarsen een bosje wikken; Peter van Pels een plak melk chocola, Mevrouw Pfeffer en Mijnheer Wronker ook bloemetjes en zo ben ik aardig verwend. Vanmiddag krijg ik nog wat van de kinderen van de klas. Gisteravond hadden we film “De vuurtorenwachter”, met Rin-tin-tin, dat krijgen we vanmiddag weer, fijn !!!! Nu krijg ik nog Mythen van Griekenland en Rome van mijn eigen geld. Nog een boek van Mijnheer Kohnke en bij Blankevoort een doosje bij Variété als reserve. Nu moet ik ophouden de volgende keer heb ik weer zoveel in je te schrijven, dus aan je te vertellen dáág, ik vind je zo fijn. 13
Het boek Daisy's bergvacantie is werkelijk heel mooi; het heeft mij diep ontroerd van het meisje dat zoveel weelde had en toch zo goed was en op het einde stierf, maar dit slot moest er aan komen en het is juist zo mooi. Vanochtend in bad zat ik erover te denken hoe heerlijk het zou zijn, als ik zo'n hond als Rin-tin-tin had. Ik zou hem dan ook Rin-tin-tin noemen en hij zou altijd in de school bij de claviger of bij mooi weer in het fietsenhok zijn. Mijn onderaardse paleis, zoals ik het in stilte noem heb ik afgetekend zoals het er ongeveer zal uitzien. Ik hoop dat die wens van mij nog eens in vervulling zal gaan, maar dan moest er een wonder gebeuren, want zo gewoon kan dat niet dat er altijd eten en geld en al zulke dingen aangevoerd worden en dat het kan varen zelfs naar Amerika en dat je zomaar in de grond verdwijnen kunt en dan er in zit, het is te mooi om waar te zijn. Moeder wil nog altijd weten met wie ik later zou willen trouwen, maar ik denk dat zij nooit raad dat het Peter is, omdat ik het hun zo zonder blikken of blozen uit hun hoofd praat. Ik houd zoveel van Peter zoals ik nog nooit van iemand gehouden heb, en ik houd mijzelf altijd voor, dat Peter alleen maar om zijn gevoelens te verbergen met al die meisjes loopt; hij denkt misschien van Hello en mij ook, dat wij verliefd op elkaar zijn en dat is ook helemaal niet waar, want het is maar een vriendje of hoe moeder het uitdrukt een cavalier van mij.
14
Maandag 15 Juni 1942. Zondagmiddag had ik mijn partijtje, Rin-tin-tin viel zeer in de smaak bij mijn klassegenootjes van G. heb ik een brochje gekregen; van Leny ook een brochje; van E.S. een boekenlegger; van J. , Nanny van Praag en Eefje, een boek getiteld “goeden morgen melkboer”; Van Henny en Betty ook een boek “Lydia's moeilijkheden.” Ik zal nu eerst eens het een en ander van de klas en school vertellen en daarom maar beginnen met de leerlingen. De leerlingen van klasse 1 L II. 1.) Betty Bloemendaal, ziet er een beetje armelijk uit, maar ze is het geloof ik ook, zij woont in de Jan Klasenstraat in West en niemand van ons weet waar dat is. Ze is op school erg knap, maar dat komt omdat zij zo vlijtig is, want nu laat de knapigheid al wat te wensen over. Het is een tamelijk rustig kind. 2.) Jacqueline van Maarsen, telt als mijn beste vriendin, maar een echte vriendin heb ik nog nooit gehad, van Jacque dacht ik eerst wel dat zij het zou worden, maar het is lelijk tegengevallen. Zij heeft steeds geheimpjes en gaat naar andere meisjes zoals naar J.R. 3.) D.Q., is een zeer zenuwachtig kind, die altijd wat vergeet en strafwerk op strafwerk krijgt. Zij is heel goedmoedig vooral voor G.Z. 4.) E.S., is een kind dat zo ontzettend kletst dat het niet leuk meer is. Als zij je iets vraagt dan zit ze altijd met haar vingers in je haar of aan knoopjes. Men zegt dat E. mij niet uit kan staan, maar dat vind ik helemaal niet erg, daar ik haar ook niet erg sympathiek vind. 5.) Henny Mets, is een vrolijk en leuk kind, alleen zij spreekt erg hard, en zij is als zij op straat speelt erg kinderachtig. Het is erg jammer dat Henny een vriendin heeft Beppy genaamd, die een zeer verderfelijke indruk op haar heeft, daar het kind ontzettend smerig en schunnig is. 6.) J.R., daar kunnen wel hoofdstukken over geschreven worden. J. is een opschepperig, fluisterig, akelig, grootmensenachtig, achterbaks, huichelachtig kind. Zij heeft Jacque erg ingepalmd en dat is erg jammer. J. huilt bij het kleinste beetje, is erg kleinzerig en vooral ontzettend aanstellerig. Altijd moet mejuffrouw J. gelijk hebben. Zij is erg rijk en heeft een kast vol met snoezige jurken, maar die veel te ouwelijk staan. Het kind verbeeld zich dat ze erg mooi is, maar dat is juist het tegendeel. Zij heeft een vrolijk maar brutaal (gustpisch) gezicht. J. en ik kunnen elkaar helemaal niet uitstaan. 15
7.) Ilse Wagner is een vrolijk en leuk kind, maar zij is erg precies en kan uren lang doorzeuren als zij b.v. natte voeten heeft, wil ze graag naar mij toe en dan wil ze naar huis. Inplaats dat ze nu naar huis gaat en droge kousen aantrekt, gaat ze met mij mee maar blijft doorzeuren. Ilse is nogal op mij gesteld, ze is ook erg knap maar lui. 8.) Hanneli Goslar is een beetje eigenaardig kind, ze is meestal verlegen en thuis erg brutaal, maar bij anderen juist bescheiden. Zij kletst alles wat je haar verteld aan haar moeder over. Maar ze heeft een opelijke opinie en vooral de laatste tijd waardeer ik haar zeer. vervolg volgende keer.
16
Dinsdag 16 juni 1942. Hanneli of Lies zoals ze op school genoemd wordt, doet weer eens gek tegen Ilse en Jacque, ik weet eigenlijk niet, wat ik van haar denken moet. 9.) Nannie v. Praag-Sigaar, is een grappig klein, wijs kind, ik vind haar wel aardig. Ze is nogal knap, veel is er over Nannie van Praag-Sigaar niet te zeggen. 10.) Eefje de Jong, vind ik een enig kind. Ze is pas twaalf jaar, maar is helemaal een dame. Ze doet net alsof ik een baby ben. Eefje is ook erg hulpvaardig, en ik mag haar dan ook graag. 11.) G.Z., is wel het mooiste meisje uit onze klas ze heeft een lief gezicht, maar is op school tamelijk stom, zodat ik wel denk, dat ze zitten blijft, maar dat vertel ik haar natuurlijk niet. G. is tot mijn grote verwondering toch niet zitten gebleven. 12.) En tot slot van onze 12 meisjes zit ik, naast G.Z. Over de jongens is veel, maar ook weinig te zeggen. Maurice Coster is een van mijn vele aanbidders, maar het is nogal een vervelend joch. Sallie Springer is een vreselijk schunnig joch, en het praatje gaat over hem rond, dat hij gepaard heeft. Toch vind ik hem een enig joch want hij is erg grappig. Emiel Bonewit is de aanbidder van G.Z. maar het kan G. niet erg veel schelen. Hij is nogal saai. Rob Cohen was ook verliefd op mij, maar nu kan ik hem niet meer uitstaan het is een huichelachtig, leugenachtig, huilerig, gek, vervelend jongetje, die zich ontzettend veel verbeeld. Max van de Velde is een boerenjongen uit Medemblik, maar wel geschikt zou Margot zeggen. Herman Koopman is ook erg schunnig net als Jopie de Beer, die een erge flirt en meisjesgek is. Leo Blom is de boezemvriend van Jopie de Beer maar wordt door schunnigheid ook aangestoken. Albert de Mesquita is een jongen die van de 6e Montessorischool af komt en een klas overgeslagen heeft, hij is erg knap. Leo Slager, komt van dezelfde school maar niet zo knap. Ru Stoppelmon is een klein, gek jongetje uit Almelo, die pas later op school is gekomen. 17
C.N. doet alles wat niet mag ?????????????????????????? Duits bedoelde ik toen maar wilde dat niet schrijven, als er eens iemand het boek zou vinden. 1943 Achterhuis. Jacques Kocernoot zit achter ons met A. en wij lachen ons ziek (G. en ik.) Harry Schaap, is nog de behoorlijkste jongen uit onze klas, hij is wel aardig. Werner Joseph (dito, dito) maar door de tijden te stil en lijkt daardoor saai. Sam Salomon is net zo'n schoffie uit de achterbuurt, een rotjoch (Aanbidder!) Appie Riem is nogal orthodosch maar ook een snertjoch.
idioot Mijn geschiedenis zoiets vergeet men niet lk ben geboren op 12 juni 1929 in Frankfort a/ M. Tot mijn 4de jaar woonde ik in Frankfort, toen is mijn vader Otto, Heinrich Frank naar Holland om een betrekking te zoeken dat was in Juni. Hij vond wat, en zijn vrouw Edith Frank-Holländer ging in September ook naar Holland. Margot en ik gingen naar Aken, waar onze grootmoeder Rosa Holländer-Stern woondde, Margot is in December naar Holland, en ik in Februari waar ik als verjaardagscadeaux bij Margot op tafel werd gezet. Ik ging al gauw naar de kleuterschool van de Montessorischool de 6de. Daar bleef ik tot mijn 6de jaar, toen ging ik naar de eerste klas. lk kwam terecht in 1B bij mijnheer v. Gelder, ik ben er gebleven tot en met de 4de klas, toen ging mijnheer van Gelder weg en kwam juffrouw Gadron in zijn plaats, na een jaar in de 5de bij juffrouw Gadron te hebben gezeten, kwam ik in 6C bij mevrouw Kuperus de directrice terecht, wij hielden een hartroerend afscheid aan het einde van het schooljaar en huilden alle twee. Maar na de vacantie kwam ik weer bij mevrouw Kuperus terug, ik zou nog een 7de jaar bij haar blijven, maar het bleek niet nodig want ik werd op het Joodse Lyceum aangenomen waar Margot ook naar toe ging. Mijn rapporten vielen iedereen mee, maar misschien zijn ze toch niet goed genoeg om over te gaan. In de zomer van 1941 werd Oma Hollaender erg ziek, (zij was toen al bij ons) zij moest geopereerd worden, en van mijn verjaardag kwam niet veel. In zomer 1940 ook niet, want toen was de oorlog net voorbij in Nederland. Deze winter 1941-1942 is Oma gestorven, En niemand weet hoeveel ik aan haar denk en nog van haar houdt. Deze verjaardig 1942 is dan ook gevierd om alles in te halen en oma's lichtje stond er naast.
18
Vrijdag 19 Juni 1942. Vanochtend was ik thuis, ik heb heel erg lang geslapen, toen kwam Hanneli en hebben we nog wat gekletst. Jacque is nu opeens erg met Ilse ingenomen en doet erg kinderachtig en flauw tegen mij, ze valt mij hoe langer hoe meer tegen. Anne
19
28 Sept. 1942. Dit is Juni 1939. Dat is de enige foto van Oma Holländer, aan haar denk ik nog zo vaak en ik wou dat zij nog maar de huiselijke vrede bewaarde. Margot en ik kwamen toen net uit het water en ik weet nog ik had het erg koud, daarom heb ik mijn badjas omgedaan, oma zit er zo lief en vredig achter. Zoals ze zo vaak gezeten heeft. Anne Frank. Dit is in 1940, nog eens Margot en ik. Ik troost mij maar met de gedachte dat Margot op bovenstaande foto in 1939 ook nog niet erg ontwikkeld was. Zij was toen net als ik nu 13 jaar en zelfs al ouder. Zij hoeft dus niet in dit geval zo op mij neer te kijken. Anne Frank. Ik begin met de foto van Margot en eindig met mijn eigen. Dit is ook Januari in 1942. Deze foto is afschuwelijk en ik lijk er absoluut niet op. Omi is in Zwitserland zij is een erg lieve en knappe vrouw, die met al haar kennissen vrienden en familieleden goed samen houdt en er ook alles voor overheeft. Zij woont nu bij de zuster van papi, tante Leni en Stephan en Bernd. Omi is ook altijd erg aardig tegen mij geweest. Zij is nu in 1942 76 jaar en wij hopen dat wij haar na de oorlog gezond weerzien. AnneFrank.
20
28 Sept. 1942. 11 Mei 1939 heb ik deze snoezige brief van papi gekregen, het zal me een steun voor mijn leven zijn, tenminste als ik niet zoals Margot hem ergens zou laten liggen, zoals Margot hem nu thuis heeft. 12.V.39 Mein liebes Annelein, Die Omi nannte Dich schon als Du noch ganz klein warst: “Frauenzimmerchen”. Das bist Du auch geblieben, Du kleine Schmeichelkatze. Du weisst ja, wir haben oft Geheimnisse miteinander. Ja manchmal passiert etwas, was wir dann mit einander besprechen müssen. Ja einfach wie mit Deinen Schwesterchen geht es nicht immer, wenn auch im allgemeinen Dein lustiger Sinn, Dein liebenswürdiges Wesen Dich spielerisch über vieles hinwegtanzeln lassen. Oft habe ich Dir gesagt, dass Du Dich selbst erziehen musst, wir haben das “control” miteinander ausgemacht und Du gibst Dir selbst viel Mühe, das “aber” zu schlucken. Dabei verwöhnst Du Dich doch gern und lässt Dich noch lieber verwohnen. Das ist alles nicht schlimm, wenn Du in Deinem Herzchen so lieb bleibst wie bisher. Ich habe Dir ja schon erzählt, dass ich als Kind auch oft unüberlegt drauf los ging und manche Dummheit gemacht habe. Dann ist die Hauptsache, dass man ein wenig nachdenkt und auf den richtigen Weg zurückfindet. Eigensinnig bist Du ja nicht und dadurch ist nach ein wenig Weinen rasch das Lachen wieder da. “Vergnügt was dran ist” - sagt Mutti. Möge Dir dies lustige Lachen bewahrt bleiben, mit dem Du Dir, uns und anderen das Leben verschönst. Dein Pim Deze brief heb ik in 1939 van papi gekregen, en ik houd hem erg mooi, dat is hij ook, maar papi is lang niet altijd zo. Dat dacht ik eerst maar het tegendeel is bewezen Jacque dacht minstens dat het de liefdesverklaring van de een of andere jongen was, en ik heb het haar maar niet uit haar hoofd gepraat. Liefdesverklaringen heb ik nooit schriftelijk gehad, maar wat niet is kan nog komen, zegt het spreekwoord, wel heb ik ze mondeling gehad, en vaak ook.
21
28 Sept. 1942. Nu is papi wel altijd zo lief, hij begrijpt mij zo volkomen, en ik zou weleens vertrouwelijk met hem willen praten, zonder dat ik direkt in tranen uitbarst, maar dat schijnt aan mijn leeftijd te liggen. lk zou wel aldoor door willen schrijven, maar het wordt veel te saai AnneFrank. Dit is het enige briefje, dat ik van Jacqueline van Maarsen heb, ik heb haar vaak genoeg naar een foto gevraagd, maar ze zou eens kijken, nu op 28 Sept. 1942 is het te laat, dat zal degene die dit leest wel merken, want nu schuilen we allang. Anne Frank. {Dit is het enige schriftelijke teken van Jacque's vriendschap, behalve mijn flauwe poëzie album. Ze is op het ogenblik weer heel aardig, en ik hoop dat het zo blijft.} De dingen die ik hiervoor allemaal heb neergeschreven heb ik nu ten dele heel anders bekeken maar ik kan geen blz. uit mijn dagboek scheuren en ik hoop dat men mij later niet zal verwijten wat een lelijk handschrift ik toen had, want dat was niet waar. Het kwam alleen maar doordat ik geen zin had, en het zo ongemakkelijk vond, om in mijn dagboek te schrijven. Ik wil mij hiermee alleen maar even verontschuldigen en de zaak uitleggen. Anne Frank
22
28 Sept. 1942. Als ik vaak bij geschreven stukjes, wat bij heb geschreven, of bij zal schrijven, is dit alleen voor de verbetering of om de dingen van mijn nieuw standpunt te bekijken. Anne Frank
23
28 sept. 1942. Dit is de schriftelijke getuige van Ruthje Cauverns geboorte.
24
Dinsdag 30 Juni 1942. Ik moet nog verslag geven, van de hele week. x Vrijdag 26 Juni, waren 's middags Jacque en G. bij mij, het was wel leuk en we hebben koekjes gebakken. x Zaterdag 27 Juni was ik 's ochtends in de synagoge en 's middags zou ik om half vier bij Hello Silberberg zijn; er was nog een jongen Freddie Weiss genaamd en het was nogal gezellig. We zijn naar oase gegaan en hebben daar een ijsje van 12 cent gekregen, daarna kwam Wilma, en wilden zij ons nog een ijsje tracteren, maar Wilma en ik wilden niet, zij hebben er ons toch elk nog een van 12 gegeven, maar wij hebben het niet aangenomen, zo hadden Fredie en Hello nog 2 ijsjes van 12 cent. x Zondag 28 Juni, wilden Jacque en ik 's middags naar de film bij Alfred Bloch gaan, maar het is niet doorgegaan daar Hanneli en Sanne ernaar toegingen. Jacque heeft Zaterdagavond bij mij geslapen. x Maandag 29 Juni, was nogal een rustige dag. S'ochtends ben ik als gewoonlijk naar Hanneli gegaan en hebben we samen boodschappen gedaan; 's middags was Jacque bij Hanneli en ik heb me doodverveeld. Hello zou 's avonds bij mij komen, maar bij zessen belde hij op, ik ging aan de telephoon, toen zei hij: “Hier is Helmuth Silberberg mag ik Anne alsublieft even spreken”. “Ja, Hello, hier is Anne” “Dag Anne, hoe gaat het met je?” “Goed, dank je wel” “lk wilde je tot mijn spijt zeggen, dat ik vanavond niet bij je kan komen, maar ik zou je nog wel even willen spreken, is het goed, dat ik in tien minuten voor je deur ben?” “Ja, dat is goed, nou dáág!!!!” “dáág, ik kom direct” Hoorn neer, ik ben mij gauw gaan verkleden, en heb mijn haar een beetje opgedost. Toen ben ik zenuwachtig uit het raam gaan hangen. Eindelijk kwam hij er aan. Wonder boven wonder, ben ik niet meteen de trap afgesuisd, maar heb rustig afgewacht tot hij gebeld heeft. Ik ging naar beneden, en hij ging meteen met de deur in huis.
25
“Zeg Anne, mijn grootmoeder vind jou nog te jong, om geregeld mee om te gaan en ze zegt dat ik naar Löwenbachs moet gaan, maar je weet misschien, dat ik niet meer met Ursul omga!” “Nee, hoezo, hebben jullie ruzie gehad?” “Nee, integendeel ik heb Ursul gezegd dat we toch niet goed met elkaar op konden schieten en dat we daarom maar niet meer met elkaar om moesten gaan, maar dat Ursul bij ons nog heel welkom was, en dat ik hoopte dat ik dat ook bij haar was. lk dacht namelijk dat Ursul met een andere jongen rondzwierf en heb haar daar ook naar behandeld. Maar dat was helemaal niet waar, en nu zei mijn oom dat ik Ursul excuus moest aanbieden, maar dat wilde ik natuurlijk niet en daarom heb ik het uit gemaakt, maar dat was maar één van de vele redenen. Mijn grootmoeder nu wil dat ik naar Ursul ga, en niet naar jou, maar ik ben dat niet van mening en ook niet van plan, oude mensen hebben soms erg ouderwetse begrippen, maar daar kan ik me niet naar richten. Ik heb me grootouders wel nodig maar in zekere zin hebben zij mij toch ook nodig. Nu heb ik Woensdags avonds altijd vrij, omdat ik voor mijn grootouders naar houtsnijles ga, maar ik ga naar zo'n Clubje van de zionistische partij, dat mag ik niet omdat mijn grootouders erg tegen het zionischme zijn, ik ben er ook niet fanatiek voor, maar ik voel er wel wat voor, en ik interesseer me ervoor. Maar de laatste tijd is het daar zo'n rommelzooitje dat ik van plan ben eruit te gaan, en daarom is Woensdagavond de laatste avond dat ik er naar toe ga. Dan kan ik dus Woensdagavond, Zaterdagavond, Zaterdagmiddag, Zondagmiddag en al zo meer”. “Maar als je grootouders het nu niet willen, dan moet jij het toch niet achter hun rug doen.” “Liefde laat zich nu eenmaal niet dwingen.” Toen kwamen we langs de boekhandel Blankevoort, en daar stond Peter Schiff met nog twee jongens; het is voor het eerst in Iange tijd dat hij me weer groette en ik had er echt plezier in. Hello en ik liepen intussen steeds maar blokjes en nu kwamen we achter papi en mami te lopen, dat was ook toevallig, want die kwamen op dit vreemde uur vanaf Katzens. Ik stond toen voor het huis nog een beetje met Hello te praten toen komen Sulmans eraan met Jantje, die er natuurlijk weer bij, en het einde van het liedje was dat ik Donderdagavond om 5 minuten over achten, in Hello's stoep moet staan. Maandagavond kwam ik mijnheer van Pels nog tegen, die Jacque, Lies, Ilse en mij nog op een ijsje tracteerde, daarna kwamen we bij oase ook nog mijnheer Bernhardt tegen, die mij ook nog op een ijsje getracteerd heeft.
26
Zo heeft Wilma me nog verteld, dat Hello op een avond bij haar was, en dat zij aan hem vroeg, wie vind je nu aardiger Ursul of Anne, toen zei hij; “dat gaat je niks aan”. Maar toen hij de deur uit ging (ze hadden de hele avond niet meer samen gekletst) zei hij: nou Anne hoor, dáág, en aan niemand vertellen.” Floep ging hij de deur uit. Je kunt aan alles merken dat Hello nu verliefd op mij is, en dat vind ik voor de afwisseling wel leuk. Margot zou zeggen Hello is een erg geschikt joch, en dat vind ik ook en nog wel meer dan dat. Moeder zit hem ook ontzettend te roemen, een knap joch, (van gezicht dan) en beleefde jongen en een aardige jongen; ik ben blij dat Hello bij alle huisgenoten zo in de smaak valt, behalve bij mijn vriendinnen, die hij erg kinderachtig vind, en daar heeft hij gelijk in, behalve Ilse die ik behalve kinderachtig, ook niet erg aardig meer vind!!!! Anne Frank.
27
Woensdag 8 Juli 1942. Ik moet nu nog een heleboel in mijn dagboek schrijven, Zondag was Hello bij mij, Zaterdag waren we met Fredie Weiss uit, natuurlijk o.a. ook bij oase. Zondagmorgen lagen Hello en ik in de zon op ons balcon, Zondagmiddag zou hij terugkomen, maar om ongeveer 3 uur kwam een politieagent bij moeder die riep beneden in de deur, mej. Margot Frank, moeder ging naar beneden en kreeg van die agent een kaart, waar opstond dat Margot Frank zich moest melden bij de S.S. Moeder was helemaal overstuur en ging direct naar men. van Pels hij kwam direct mee naar ons toe en aan mij werd verteld dat Papa opgeroepen was. De deur werd afgesloten en niemand mocht meer in ons huis. Papa en mama hadden al lang maatregelen genomen, en moeder verzekerde mij dat Margot niet zou gaan en dat we de volgende dag allemaal weg zouden gaan. Ik begon natuurlijk erg te huilen en er was een ontzettende drukte bij ons in huis. Papa en mama hadden allang een heleboel uit ons huis gedaan, maar als het er op aan komt, mist men nog zoveel. Miep Gies en haar man Jan kwamen toen tot 's avonds 11 uur om nog dingen af te halen. Wij gingen den volgenden dag al om kwart voor acht van huis ik had een (kombineschen) aan dan twee hemden en twee broeken dan een jurk en een rok dan een wollen vest en een jas, het goot dus deed ik een hoofddoekje aan, en mama en ik namen elk een schooltas onder onze arm. Margot ging ook met een schooltas op de fiets, en wij moesten lopen naar kantoor. Papi en mamie vertelden mij nu een heleboel. We zouden naar papi's kantoor gaan en daar boven was een etage voor ons vrij gemaakt. Van Pels zouden ook komen, dan waren we dus met zijn zevenen, de poes van van Pels zou ook mee komen, dan hadden wij een beetje afwisseling. Wij kwamen goed aan op kantoor en daar gingen wij direct door naar boven daar waren eerst de W.C. en dan een klein badkamertje met een nieuwe wastafel, daaraan grensde een klein kamertje met twee divanbedden, dat was het kamertje van Margot en mij. Daar waren drie wandkasten, daaraan grensde weer een kamer, die van papa en mama, daar stonden weer twee divanbedden en twee kleine tafeltjes met een rooktafeltje, en een boekenrekje en ook een wandkast, daar stonden 150 blik groenten in en allerlei andere voorraadsmiddelen, dan kwamen we op een klein gangetje en dan waren er weer twee deuren, één ging naar de gang en dan kwam je naar beneden en naar papa's kantoor. En één ging weer naar ons badkamertje, dan ging er een hele steile trap naarboven en daar is een grote woonkeuken van, van Pels met een klein kamertje van Peter en dan kwam een zolder met een vliering.
28
Het is hier helemaal niet zo erg, want we kunnen hier zelf koken en beneden in papi's kantoor naar de radio horen. Ik kan nu zo open alle namen en alles in mijn dagboek schrijven. Men. Kleiman en Miep en ook Bep Voskuyl hebben ons zo geholpen, we hebben al rabarber, aardbeien en kersen gehad, en ik denk niet, dat we ons hier voorlopig zullen vervelen. Men. van Pels verteld het praatje dat papa bevriend is met een kapitein uit het leger en die heeft hem geholpen om naar België te komen, die praatje weet nu iedereen en wij vermaken ons ermee. Te lezen hebben we ook en we kopen nog een heleboel spelletjes. Uit het raam kijken of naar buiten gaan mogen wij natuurlijk nooit. Ook moeten we zachtjes zijn, want beneden mogen ze ons niet horen. Nu houd ik op want ik heb nog veel te doen.
29
28 Sept. 1942. In het allgemeen, aan de hele club, Beste Kitty, Als ik 's nachts bang ben, dan ga ik bij papa in bed liggen, hij vindt dat allemaal maar best. Eén nacht duurde het schieten zo lang, dat ik allemaal dekens bij elkaar gescharreld heb, en op de grond voor zijn bed ben gaan liggen bij wijze van hond. Dag Kitty Franken en vriend François van Anne Frank. Beste Pop, Als het onweert of als ik niet kan slapen, mag ik evengoed bij Pim, hij vindt alles best. Groeten Kees ter Heul, dag Pop of Emilie ter Heul-Helmer, van Anne Frank. Beste Phien, Als ik 's nachts naar de w.c. moet wacht ik tot papa ook moet vaak ontmoeten wij ons dan 's nachts in de badkamer, Groeten aan Bobbel Breed-Philippiene Breed-Greve,van Anne Frank. Beste Marjan, Papi is een schat!!!! Marjan van Hoven en Jaap ter Duin van Anne Frank Beste Gonny, Mama is meestal niet aardig, ik houd veel meer van pim, groeten aan Ru Duyff Connie Duyff- Ralandt, van Anne Frank. Beste Lou, Groeten aan Kaki Kruivers - Lou Kruivers, de Poll van Annef rank. Beste Jetje en Emmy, Jullie schrijf ik maar één keer in de maand en Jacqueline hoort er ook niet bij.
30
Zondag 12 Juli 1942. Vandaag voor een maand waren ze allemaal zo aardig tegen mij, omdat ik jarig was, maar ik voel nu elke dag meer, hoe ik van moeder en Margot vervreemd, ik heb vandaag hard gewerkt, en iedereen heeft me enorm beroemd en 5 minuten later, zitten ze weer op me te kiften. Men kan duidelijk het verschil zien, hoe ze met Margot omgaan en met mij, Margot heeft bv. de stofzuiger kapotgemaakt en daar door hebben wij de hele dag geen licht. Moeder zei: “Aber Margot, man sieht das du keine Arbeit gewöhnt bist, sonst hätest du das wissen, das man einen Staubzauger nicht am Contact raussieht.” Margot zei iets en daarmee was de geschiedenis afgelopen. Maar vanmiddag wou ik iets van moeders boodschappenlijstje overschrijven, want moeders schrift is zo onduidelijk toen wilde ze dat niet en ik kreeg direct weer een gepeperd standje, waar de hele familie zich in mengde. Ik pas niet bij hun en dat voel ik vooral de laatste tijd duidelijk. Ze zijn zo sentimenteel samen en dat wil ik liever alleen zijn. En dan zeggen ze hoe gezellig wij het wel met ons viertjes hebben, en dat wij zo harmonisch bij elkaar horen, maar dat ik dat niet zo voel, daar denken ze geen ogenblik aan. Alleen papa begrijpt mij een enkele keer, maar meestal is hij op de hand van moeder en Margot. Dan kan ik ook niet uitstaan als ze als vreemden erbij zijn, vertellen hoe ik gehuild heb en hoe verstandig ik ben, dat vind ik vreselijk, dan spreken ze weleens over Moortje en dat kan ik helemaal niet hebben, want dat is vooral mijn zachte en zwakke punt. Moortje mis ik op elk moment van de dag en niemand weet hoeveel ik aan haar denk; altijd als ik aan haar denk krijg ik tranen in mijn ogen ervan. Moortje is zo lief en ik houd zo veel van haar, ik maak al droomplannen dat ze weer terugkomt want ik vind haar zo lief en aan haar vertrouw ik alles toe. Vader zegt men kan er een dagboek van aanleggen, zo reusachtig de Nederlanders zijn, een boek bedoelt hij natuurlijk, ik houd maar weer op, dáág. Anne.
31
Donderdag Juli 1942. Misschien heb ik het al geschreven, maar ik weet het niet zeker dat wij nu hier op de Prinsengracht 263 zitten, met de familie van Pels en schuilen er gebeurt hier in de stad op het ogenblik veel, maar nu ga ik van het begin beginnen. Op 9 Mei 1940 brak hier in Nederland de oorlog uit, de Duitsers trokken met hun legers binnen en in 5 dagen veroverden ze Nederland. Oorlog met Engeland hebben ze al vanaf September 1939. Nu hebben ze Nederland, België, Frankrijk (bijna helemaal) Polen, Noorwegen, Denemarken, Joego-Slavië, Griekenland, Roemenië, Bulgarije, Hongarije is een bondgenoot van Duitsland. Nu de Duitsers hier het scepter zwaaiden is voor ons het ongeluk begonnen, eerst kwam de distributie en alles moest op bon gekocht worden, dan kwamen in de twee jaar dat ze nu hier zijn, allemaal Joden wetten. Joden moeten een Jodenster dragen; Joden moeten hun fietsen afgeven; Joden mogen niet in de tram; Joden mogen in geen auto, ook niet in een particuliere; Joden mogen alleen van 3 - 5 boodschappen doen, behalve in Joodse winkels waar Joods Locaal op staat; Joden mogen alleen maar naar een Joodse kapper; Joden mogen vanaf 8 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens niet op straat; Joden mogen niet in Schouwburgen, bioscopen en andere voor vermaak dienende plaatsen zich ophouden; Joden mogen niet naar een zwembad, evenmin naar tennis, hokkey of andere sportplaatsen; Joden mogen niet roeien; Jooden mogen in het openbaar geenerlei sport doen. Joden mogen niet na 8 uur 's avonds meer in hun tuin zitten, evenmin bij hun kennissen; Joden mogen niet bij Christen aan huis komen; Joden moeten op Joodse scholen gaan, en al dergelijke meer, zo ging ons leventje door en we mochten dit niet en dat niet. Jacque zei altijd tegen me: "lk durf niets meer te doen, want ik ben bang dat het niet mag. Ik droom hier altijd zo fijn, maar de werkelijkheid is, dat we hier moeten zitten totdat de oorlog afgelopen is, we mogen nooit naar buiten gaan en we kunnen alleen maar visite krijgen van Miep GiesSantroschits, Jan Gies haar man, Bep Voskuyl, meneer Voskuyl, meneer Kugler, meneer Kleymann, en mevrouw Kleyman maar die komt niet, want die vindt het te gevaarlijk. lk kan niet alles schrijven, wat erin me omgaat en waar ik van beschuldigd wordt want het is zo erg. Lief dagboek ik hoop dat nooit iemand je leest behalve mijn lieve schattige man, en wie dat is, weet je wel, hoewel ik soms twijfel in mijn liefde, en mijn droomjongetje is Frits van Altenhoven. Ik geloof dat ik nog nooit iets van Peter Schiff hierin heb geschreven en dat is wel een schandaal of skandaal zou rnevrouw van Pels zeggen, want hij mijn enige. Anne. 28 Sept. 1942 32
1 Augustus 1942. Tot nu toe heb ik bijna uitsluitend gedachten in mijn boek geschreven en tot leuke verhalen die ik later eens kan voorlezen is het nooit gekomen. Maar ik zal in het vervolg maar niet of minder sentimenteel zijn en mij meer aan de werkelijkheid houden. Hier zijn we nu, 's ochtends begint het al, we staan op en gaan alle 7 op een rijtje na elkaar naar de bad kamer, dan gaan we naar boven ontbijten, daarna afwassen en een en ander in de huishouding. Zo gaat het door tot 's avonds we doen 's avonds meestal een uurtje gijm, en ik oefen mij vlijtig in mijn danspasjes. Hier in ons kamertje is het erg gezellig maar thuis voel ik mij allesbehalve. Het benauwt me ook meer dan ik zeggen kan, dat we nooit naar buiten mogen, en ik ben erg bang dat we ontdekt worden en dan de kogel krijgen, dat is natuurlijk een minder prettig vooruitzicht. Dan is er nog een feit en dat is mijnh. v. Pels is dol op Margot en haat mij, nu probeert hij steeds me erin te laten vliegen, maar het lukt hem niet erg, want papa en mama zijn allebei op mijn kant. Zo b.v. gisterenavond toen hadden we koud vlees en paling. Ik heb natuurlijk geen vlees gegeten, maar wel paling. Nu was er nog erg weinig brood, maar Margot en ik hadden nog een schijfje en toen zei m. v. Pels, Margot, nu moet je op je brood vlees eten en de kaas er achterna. Dat knoopte ik me goed in mijn oren en ik naar een klein stukje kaas op mijn brood want meer hadden wij niet, en toen aten Margot en ik onze boterhammen. Toen Margot klaar was, wilde ze de kaas niet meer en toen vroeg ik of ik hem mocht hebben, papa lachte en gaf hem mij, want hij zegt als Margot hem mag, mag jij hem ook. M. v. Pels keek op zijn neus en toen zei hij: “Nee, die kaas is alleen maar voor kinderen die vlees eten”. “Ja maar Anne heeft paling gegeten," zei Margot prompt. “Ja maar paling eten veel meer mensen niet, en vlees eet iedereen!” Toen zei ik, ja maar M. v. P. u zoekt altijd iets dat ik het niet krijg of zoiets dergelijks en toen stond ik van tafel op. Een ander geval: We hadden gortsoep en daar houdt ik niet van en bovendien was het erg warm en dan eet ik niet veel. Nu moest ik natuurlijk eten maar er was vlees in en dat wilde ik niet, daarom gaf ik het aan moeder, nee zegt moeder dat moet je opeten en gaf het mij weer terug. Daarom mocht ik van m. geen aroma. Margot had nog niet 1 m.m. vet aan haar vlees, ze deed het eraf en m. zei niets. Dan was de gort teveel voor me en ik kon hem niet opeten, daarom liet ik mijn bord staan; prompt zei mijnheer dat ik geen joghurt kreeg, maar moeder was daar tegen en daarom kreeg ik het meest. v. P. en hevig verontwaardigt en meteen begonnen ze prachtige verhalen van Peter op te dissen, dat hij zo goed eet.
33
Vader en moeder trokken zich er niets van aan. 's ochtends hebben wij afgesproken krijgen wij thee, en Peter lust dit niet; als we nu eens een enkel keertje cacao krijgen en ik een gezicht trek krijg ik meteen van alle kanten op mijn kop. Als we thee krijgen dan is Peter ontevreden, maar dan geef me.v. P hem stilletjes cacao. Dat is nu weer erg gemeen want als wij iets niet lekker vinden houdt niemand daar rekening mee. zo gebeurd er iedere dag iets, maar ik ben te lui en te moe, om alles op te schrijven. dáág AnneFrank.
34
Vrijdag 14 Aug. 1942. Veel verandering komt er in ons leven hier niet. Vandaag is Peter zijn haar gewassen, maar dat is niet zoiets byzonders, mijnh. v. Pels en ik liggen altijd overhoop en vanavond hebben we ons ziek gelachen. Mama doet altijd alsof ik een baby ben, en dat kan ik niet uitstaan. Verder gaat het wel wat beter. Miep gaat vanavond naar mijnh. Goldsmit onze huurder toe, om nog wat kleren los te krijgen, ik hoop maar dat ze nog wat leuks haalt. Van papa heb ik nu geregeld les, maar ik ben bitter veel van wat ik op school geleerd heb vergeten. Ik heb ondertussen vernomen dat Hanneli en Jacque (ik denk tenminste dat hun het waren) in onze woning zijn geweest om naar mijn dagboek te kijken, ze wilden natuurlijk den geheimzinnigen brief van papi hebben. 's Avonds hebben wij kantoorwerk maar vanavond heb ik toevallig niets te doen. Het wordt hier nu erg geheimzinnig, mijnh. Kugler was bang dat ze misschien hier komen om naar verstopte fietsen te kijken, en daarom wilde hij dat de deur naar ons verblijf gekamoufleerd werd, nu hebben ze het zo gedaan, dat het er net uitziet alsof het een stellage met boeken is, maar in werkelijkheid is het een deur, want de kast zit met boeken en al aan scharnieren vast en zo kun je het als een deur openmaken, het lijkt echter (wat een deftig woord, hé?) alsof de kast hangt. Als we nu naar buiten willen, dus naar het kantoor moeten we eerst bukken en dan springen. Voor vandaag genoeg, want mijn arm wordt lam, dáág. Anne Frank
35
22 Augustus 1942. Miep en Jan waren bij mijnheer Goldsmith, je weet wel dat is onze huurder, en vroegen of zij de woning niet eens mochten bekijken en zien of zij niet nog het een of ander voor ons konden redden. Goldsmith zei dat wij alles uit huis gesleept hadden en dat hij niet begreep hoe wij gegeten hadden, want er was nog maar een bord. Hij heeft dus alles uit ons huis gesleept. Verder heeft hij hun nog wijs gemaakt dat mevrouw Goslar voor cigaretten geweest is en mevrouw Lefkowits voor baby was voor Kohnke's, maar allebei zouden ze met lege handen weggegaan zijn. lk denk dat hij een deel verkocht heeft en het andere deel heeft hij aan Ulla Cohen gegeven want hij is kort geleden gaan trouwen en wij denken met Ulla Cohen. Nu is mijnheer Kleiman naar mijnheer Lefkowits gegaan en heeft hem gevraagd of hij naar Goldsmith wil gaan, maar Lefkowits wil er eerst met Goslar over spreken, en ik weet niet of Goslar dat doet. Want ze willen er op uit dat Goldsmith aan Kleiman zegt waar onze boel ligt, en mijnh. Dunselman heeft de volmacht dus daar kunnen ze ook altijd mee aankomen. Het is toch erg gemeen van Goldsmith om onze boel te stelen, en dan nog te liegen. Verder is er niets bijzonders, alleen maar dat m. en me. v. Pels hevige ruzie gehad hebben waarbij mijnheer zo ontzettend geschreeuwd heeft, dat men het zeker huizenver kon horen. Mama heeft vanmorgen weer zo ellendig gepreekt en dat kan ik niet uitstaan, onze opvattingen staan precies loodrecht tegenover elkaar. Papa is een dot, al is hij weleens 5 minuten kwaad op mij. Dáág. Anne Frank.
36
21 September 1942. Ik werk veel, al zeg ik het zelf. Ik heb in een eeuw niet meer geschreven, maar ik zal mijn scha wel inhalen. Mijnh. v. Pels is de laatste tijd poeslief tegen mij, ik laat het maar stil aanleunen. Over Peter lachen wij ons ziek de ene dag heeft hij spit in zijn rug, de andere dag een blauwe tong en kriebel en zoal meer. Pasgeleden was er een heel drama. Peter en Margot mogen bijna alle boeken lezen, en mijnh. Kleiman bracht een oorlogsboek mee uit de vorige oorlog dat bovendien erg vrij geschreven was. Peter en Margot mochten het daarom niet lezen. Prompt moest Peter het hebben en heeft hij het weggepakt, waarna mevrouw naar moeder is gegaan, (ze wist niet dat Peter het boek aan het lezen was) om haar te zeggen dat ze het zo gek vond, dat Margot alle boeken die ze wil maar mag lezen. Mama zei natuurlijk dat Margot zeer verstandig was in zulke dingen, (mij veel te verstandig) maar dat zij die Trilogie toch niet mocht lezen. 's Avonds kwam Peter naar beneden met “het” boek en zijn moeder en hij hebben er de halve avond overgekletst, waarna mevrouw van Pels zei, dat ze het eigenlijk helemaal niet erg vond. Maar mijnheer wilde het niet hebben en pakte het af, maar Peter was woedend en zei, dat hij het boek wilde hebben anders zou hij ook geen Engels meer leren. Mijnheer van Pels werd hierbij ook woedend en Piet liep naar boven. Voor het eten riep mijnh. Peter kom eten! Maar niets kwam naar beneden. Nog eens roepen, toen riep hij ik kom niet ik slaap op zolder op het harmonikabed. Waarna mijnh. dit naar beneden haalde, toen zei hij, je kunt je nog bedenken maar in 10 minuten is het te laat dan moet je alleen op zolder blijven slapen. Dat vond hij dan goed, maar aan tafel zeiden we allemaal dat Peter niet boven kon blijven slapen dan zou hij ziek worden. Als hij geen eten kreeg dat kon niet schaden. Op eens hoorden we toen fluiten. We schrokken ons naar, want we wisten eerst niet waar het vandaan kwam, en toen riep een stem heel hard, -lk kom toch niet naar beneden hoor! Mijnh. sprong op vuurrood maar vader ging mee, en toen haalden ze hem naar beneden. De volgende dag zei hij dat hij weer niet naar beneden kwam als hij dat boek niet kreeg. Maar hij moest wel. En mevrouw van Pels geeft hem nu groot gelijk. Dat idiote mens!!!! Vanmiddag ook, heeft ze gewoon alle lakens en slopen, behalve twee uit de kast gehaald. Al de handdoeken van ons zijn ook al in gebruik. Nu wil zij maar dat onze lakens stuk gaan in de was en in het gebruik, en mevrouw laat hare netjes voor na de oorlog. Maar vader laat het er niet bij. Gisteren was het Jom Kipoer, het zullen het ook niet veel mensen zo rustig gehad hebben als wij. Bep heeft verteld dat Betty
37
Bloemendal uit mijn klas, ook naar Polen is, ontzettend hè, en wij hebben het hier zo fijn. Er wordt over gesproken dat mijnheer Pfeffer hier ook bij komt, dan kunnen we die ook helpen. De oorlog gaat nog steeds maar verder, en we krijgen nu haast geen boter meer op ons brood. Met vader ben ik nu bezig een stamboom van zijn familie te maken, en dan vertelt hij er van iedereen wat bij. Miep en Jan zijn net van vacantie terug, en ik kan Miep nu steeds weer aan kijken. Ik heb zo'n zin om met iemand te corresponderen, en dat zal ik dan in het vervolg maar met mijn dagboek doen. Ik schrijf dus nu in briefvorm wat feitelijk op hetzelfde neerkomt. Lieve Jettje, (zal ik maar zeggen,) Mijn lieve vriendin, ik zal je in het vervolg en ook nu nog veel te vertellen hebben. Ik ben met breiwerk begonnen een trui uit van die witte wol. Maar ik mag er niet te veel aan breien anders is hij te gauw af. Ik heb nu ook een lichtje boven mijn bed gekregen. Dáág ik moet aardappels schillen voor het rottigste mens van de wereld, een beetje overdreven, maar ook maar een beetje. Groeten allemaal en zoenen van Anne Frank
38
Dezelfde dag Ik heb vanavond nog tijd beste Emmy, daarom zal ik jou nog maar gauw een paar regeltjes schrijven, vanmiddag heb ik een tamelijk schaapachtige brief aan Jetje geschreven, want ik was nog geen minuut bezig toen ik voor “mevrouw mama” aardappelen moest schillen, dat zegt ze dan op zo'n kommando-toon, en als ik dan niet opschiet, dan volgt nog “loos”, het is Duits maar ik weet niet precies hoe je het schrijft. Net als in “Joop ter Heul” tabeh. Tussen twee haakjes heb jij “Joop ter Heul” gelezen? Hoe gaat het met Janeau? Gaat het goed met jullie twee, of kibbelen jullie nog elke dag samen, om het dan 's avonds weer af te zoenen, dat is zeker het leukste van het geval. lk ga elke zaterdagavond aan de radio, daar is dan van Duitsland een bonte avond, maar het wordt elke keer saaier, na de eerste avond, daar luidde het programma “Verliefd, Verloofd, Getrouwd”, dat natuurlijk in het Duits, maar ik zal niet teveel over Duits redeneren, dan word je woedend, wat ik me wel kan indenken. Vanavond heb ik weer voor kantoor gewerkt, en pardoes een expeditiebon middendoor gescheurd, maar ik heb het nog niet gezegd, maar ik denk dat ze wel een nieuwe zullen maken. Mijnheer Kleiman is nog een keer naar mijnheer Goldschmith toe geweest nadat hij nu twee keer niet thuis was, heeft hij zijn telefoonnummer achter gelaten, toen heeft Goldschmith hem opgebeld, en is hij naar de Joodse Invalide waar Goldschmith werkt. Goldschmith zei, dat hij tegen iedereen gezegd heeft dat er niets meer in huis was, anders wilde iedereen wat meenemen nu heeft hij bijna alles in kisten en koffers gepakt en het in de kofferkamer gezet, een klein gedeelte heeft hij aan de Joodse Raad gegeven, nu ja als het maar een klein gedeelte is, kan het mij niets schelen, maar moeder denkt dat hij het wel verdonkeremaand zal hebben, maar ik vind dat men niet zo wantrouwend moet zijn, en papa is het natuurlijk roerend met me eens. Vandaag is Peter zijn kamer veranderd, de provisiekast is nu op zolder en op de plaats is een plankje om daar gauw iets op te zetten, ik heb hem aangeraden om de tafel daar neer te zetten, met een leuk kleedje en het ene kastje aan de muur te hangen, waar nu de tafel is, dan kan het nog best een gezellig hokje worden, al zou ik er niet graag willen slapen. Met madame is het nu weer iets anders, nu doet ze het zo dat ze de pannen niet wil afwassen, en als er nog een tiepseltje in is, doet ze het niet in een glasschotel, maar laat het in de pan bederven. Dat is natuurlijk gek. Dan zegt madame, als Margot 's middags veel pannen heeft dan is het och Margotchen, Margotchen, wat heb je veel te doen, maar dat is helemaal niet waar, en Margot heeft dan ook weleens zeven vuile pannen, dat is meer dan één of hoogstens twee, nu schei ik uit, beste Emmy groeten aan Georgette van Anne Frank
39
Amsterdam 22-9-1942. Lieve Kitty, Gisteren heb ik aan Emmy en Jettje geschreven, maar het fijnste vind ik het toch maar aan jou te schrijven, dat weet je ook wel hé en ik hoop dat het wederzijds is. Gisterenavond hebben we er over gesproken in zekere zin, dat ik toch nog erg dom ben, met het gevolg dat Annetje de volgende dag hard aan het werk is gegaan, vanochtend heb ik de hele ochtend op de Franse onregelmatige werkwoorden zitten blokken, braaf niet, maar ik heb ook geen zin, met 14 of 15 nog in de eerste klas te zitten. Gister hadden we het er ook over dat ik haast niets lezen mocht, moeder heeft op het ogenblik “Heren, vrouwen, knechten”, lach me niet uit, want ik weet niet precies hoe het heet, en dat mag ik ook al niet lezen, om dat ik eerst meer ontwikkeld moet zijn, zoals mijn begaafde zuster, we hadden het ook over psychologie, en filosofie en al dergelijke diepzinnige onderwerpen meer. Ik denk dat ik morgen maar aan Jacqueline mijn vaarwel brief van 2½ maand geleden ga schrijven. Hier is het al verduiveld koud, en ik ben tot de schrikwekkende conclusie gekomen dat ik maar één jurk met lange mouwen hier heb, en 3 vestjes, ik ben nu nog dit witte geval aan het breien, maar dat wordt zo gauw smoezelig. Al mijn truien zijn bij Broks, maar misschien vraagt Miep of zij ze zal opbergen, dan krijgen wij ze natuurlijk. Hoe gaat het met jullie allemaal? Ik vind het zo jammer dat ik nooit antwoord krijg. Gisteren heb ik aan Emmy iets over mevrouw geschreven, en toen kwam ze er aan, flap, boek dicht. Hé Anne, mag ik niet eens kijken? Nee mevrouw. Alleen de laatste blz. maar? Nee, ook niet mevrouw. Ik schrok me natuurlijk een hoedje want daar stond zij juist als minder aangenaam gedeponeerd. Ik heb Joop ter Heul zo gauw uitgelezen dat ik voor Zaterdag geen nieuwe boeken meer krijg. Als ik de laatste twee dan ook uit heb vraag ik aan Kleiman, of ik “Kees de Jongen" door Theo Thijssen, niet kan krijgen, ken jij dat? Ik wou maar dat je onze behuizing hier eens kwam bekijken, hoewel het best meevalt, lach je je dood. Net is mijn vulpen (ik bedoel moeders vulpen) leeg gegaan en met potlood schrijf ik niet graag, dus een embrasse (sentimenteel hè, dat houd ik van Jettje-schat over) van Anne Frank
40
25-Sept. 1942. Dit is de beloofde vaar-wel brief Lieve Jacqueline, lk schrijf je deze brief om afscheid van je te nemen, dat zal je denkelijk wel verwonderen, maar het lot heeft het nu eenmaal niet anders bestemd, ik moet weg, (zoals je intussen natuurlijk allang gehoord hebt) met mijn familie, de reden zal je zelf wel weten. Toen je me zondagmiddag opbelde kon ik je niets zeggen, want dat mocht niet van moeder, het hele huis stond toen al op zijn kop, en de huisdeur was afgesloten. Hello zou komen, maar er werd niet opengedaan. Ik kan niet aan iedereen schrijven en daarom doe ik het ook alleen maar aan jou. Ik neem aan dat je niemand over deze brief spreekt en van wie je hem gekregen hebt, ook niet. Als je zo vriendelijk wilt zijn met mij geheime correspondentie aan te houden zou ik je daar zeer dankbaar voor zijn. Inlichtingen mevrouw Gies!!!! Ik hoop dat wij elkaar spoedig weer zullen zien, maar het zal vermoedelijk toch niet vóór het einde van de oorlog zijn. Als Lies of iemand anders je ooit vraagt of je nooit iets van mij hoort zeg dan nooit jawel, want je brengt mevrouw Gies en ons in levensgevaar, en ik hoop ook dat je zo verstandig bent. Je mag later natuurlijk wel vertellen, dat je een brief van mij gehad hebt, ten afscheid. Welnu Jackie het ga je goed, ik hoop dat ik gauw een levensteken van je ontvang en tot spoedig weerziens. Je “beste” vriendin Anne P. S. Ik hoop dat we tot dat we elkaar terugzien altijd “beste” vriendinnen blijven. dáág.
Tweede brief Lieve Jackie, Je brief heeft me erg verheugd, als er nog niemand van de Duitsers in onze woning geweest is, kan je wel naar mijnheer Goldschmith gaan en wat boeken en schriften en spelletjes van ons weghalen je mag ze houden of voor me bewaren, maar je kunt ze ook naar mevrouw Gies brengen. Ik heb je in mijn vorige brief vergeten te zeggen, dat je deze brieven niet mag bewaren, want niemand mag ze vinden. Snipper ze dus in zulke kleine stukjes als wij toen op het plat met het briefje uit het doosje van moeder gedaan hebben. Ik hoop dat je het doet. Hoe gaat het met jullie allemaal, van mij mag
41
ik natuurlijk niets schrijven. Ik denk zo vaak aan jou. Hoe gaat het met Ilse is ze er nog. Van Lies heb ik door mevrouw Gies gehoord dat ze nog hier is. Wij vervelen ons niet en hebben gezelschap, verder mag ik over ons leven niets schrijven, hoewel het eng maar interessant voor later is. Te lang mag de brief niet worden tot ziens en een klein kusje van Anne Beste Pop, Even een krabbeltje, je hebt allang niets meer van me gehoord hé, maar het gaat nog steeds goed. Hoe gaat het met Kees? Wanneer is het zover, hij is wel een geschikte jongen hé, aan jou hoef ik dat eigenlijk niet te vragen, want dat vindt jij natuurlijk vanzelfsprekend voor je aanstaande. Ik moet je even een “Dreher-drama” vertellen. Je weet wel mijnheer Dreher is die oude, dove mijnheer waar Pim altijd naar toe ging. Vandaag belde hij op om mijnheer Kugler te spreken en die zei maar gewoonweg dat Miep naar hem toe zou komen, Miep belde af en daarna belde mevrouw Dreher drie keer op en Miep moest de stem van Bep nadoen, want ze heeft de eerste keer gezegd dat Miep weg is met mijnheer Kugler. Als Miep zoiets vertelt lach je je gek. Ik kan nog altijd urenlang naar Miep zitten kijken. Vandaag is het zo guur, dat ik voor het eerst lange kousen aan heb, thuis zou ik dat nooit doen. Gisteravond was ik weer op visite bij van Pels, het is er altijd erg gezellig. Ik heb gisteren twee boterhammen met dik stroop gekregen, en een glaasje gist limonade. We hadden het over Peter, ik heb verteld dat Peter altijd over mijn wang strijkt, dat ik dat zo vervelend vond, en dat ik niet hield van handtastelijke jongens. Toen hebben ze gezegd dat Peter zeker van mij hield en of ik niet van hem kon houden ik dacht o jee, en ik zei, nee dat kan niet. Dan vroegen ze een heleboel over mijn vrienden, maar over Peter liet ik niet veel los, ik had netzogoed Frits of Sallie kunnen zeggen. Toen zei ik dat Peter een beetje harkerig deed en dat ik dacht dat hij verlegen was, dat is met alle jongens, die nog niet vaak met meisjes omgegaan zijn. Nou Pop ik ruik de schrijfmachine en mijn vingers tintelen Veel groeten aan Betty en haar ami. Anne Frank.
42
26 Sept. 1942. Beste Marianne, De een na de ander wordt nu met het schrijven afgewerkt maar met jou is het rijtje gesloten. Ik heb vanochtend alweer de hele ochtend Frans gedaan. Aan Pim geef ik nu ook Nederlandse les, hij heeft een paar flaters geslagen b.v. een kikker klotst met zijn ogen, in plaats van de golven klotsen, dat is zuiver germanisme, en een dievegge in plaats van dievegge en een schitterende overwinning, terwijl het het w.w. schitteren moest zijn dus b.v. de zon schitterde in het water. Hier gaan ze weer iets uithalen. Broks je weet wel die vertegenvoordiger van Opekta, waar wij al onze boel in huis hebben, vraagt steeds naar ons, en zeurt verschrikkelijk, daarom willen ze proberen een brief te schrijven. Dan schrijven ze aan een man in Zeeuws-Vlaanderen, die elk jaar Opekta krijgt, of hij dat in dit jaar ook gekregen heeft en vragen ze het zo dat hij het op het briefje door moet strepen en het in de in liggende enveloppe moet doen, en gewoon terug moet sturen, maar van die enveloppe heeft papa het adres geschreven, en die komt dan met papa's handschrift hieraan. Dan scheurt mijnheer Kleiman hem open, haalt het briefje van die man eruit en laat papa een briefje schrijven wat hij er dan instopt. Zo hebben ze dus een brief van ons uit België, die over de grens gesmokkeld is. Ze hebben het express in ZeeuwsVlaanderen gedaan, omdat daar niemand naar toe mag, en Broks of iemand anders, er ook niet naar toe kan. Slim bedacht hè! Ik vind het ook. Vader heeft gisteravond weers, eens comedie gespeeld, hij was misselijk, van de slaap en tolde naar bed, daarhad hij het koud aan zijn voeten, heb ik hem mijn bedschoenen aangedaan. Vijf minuten later lagen ze toch weer naast zijn bed. Dan wou hij geen licht hebben en is met zijn hoofd, onder de dekens gaan liggen. Als het licht uit werd gedaan kwam hij heel voorzichtig te voorschijn, het was te komiek. Dan hadden wij het er over dat Peter, Margot een tante noemt, opeens kwam een stem uit de diepte van Papa, die we slapend waanden, “Kaffee,” daar bedoelde hij dan mee “Kaffeetante.” Madame is verkouden en is erg kattig, moeder en ik hebben ons aan tafel steeds zitten knijpen. Mevrouw Kleiman is nu boven, zoiets is een gewenste afwisseling. Musschie (de kat) wordt hoe langer hoe aardiger en liever tegen mij, maar ik ben nog altijd een beetje bang voor haar. Vandaag hebben we drie mandjes van die kleine pruimen gekregen, erg lekker, hoewel ik ze zelf nog niet geproefd heb. Mijnheer Kleiman heeft vandaag Joop-van Dil - ter Heul, en Joop en haar jongen meegebracht, aardig is hij toch, hij brengt alles precies op tijd. Vanavond ga ik aan de radio, die was kapot, maar is intussen weer terug, in veel betere toestand. De volgende keer verder dag Marian, groeten aan Jaap. Anne 43
P.S. Hoe gaat het met jullie verhouding en met Gabi haar zang. Wanneer komt molletje aan, het duurt zeker niet meer zo lang. Gaat het goed met je moeder en hoe gaat het met bank-papa. Ik hoop dat jullie het allemaal goed maken. In mijn brieven vergeet ik dat steeds, omdat ik steeds, zoveel te schrijven heb over ons, en ons leven hier. Nu dáág. Anne
44
26. Sept. 1942. Lieve Kitty, Ik zal jouw er maar één keer tussenin schrijven, omdat ik me zo goed kan indenken hoe jij je nu moet voelen. Het is natuurlijk naar, maar Kit ik denk dat je wel iemand anders zult vinden; je vindt dit natuurlijk harteloos, want ik weet hoe oprecht lief je Henk had en ik had dit ook nooit van Henk verwacht, maar een groot voordeel Kitty heb jij, n.l. je kunt alles nog met moes bespreken, ik kan dit niet en met Pim sta ik wel zeer vertrouwelijk maar een vrouw is toch nog iets anders. Laten we er nu van afstappen en er maar niet meer aanroeren, want ik weet niet of je het wel prettig vindt als ik mij hiermee bemoei, als je het wel prettig vindt, kun je me gerust alles over hem schrijven, want je weet ik zal er nooit met iemand over spreken. Gisteren heb ik moeder aan de kast zien rommelen en er al onze dubbeltjes en kwartjes uit zien halen, van papa mag ik ze nu weer zelf hebben en dat vind ik toch wel een fijn gevoel. Alles wat hier voorvalt kan ik je niet vertellen want dan zou ik in één dag door mijn papier zijn, en ik moet toch al zo zuinig zijn. Net komt “die alte sikte” weer bij mij zeuren dat ik Margo haar dingen uit het vakje van mijn kastje heb gedaan, nu ja ik wil niet tegen een viese lamp en een nog viezer vulpenetuitje aankijken, dat rotmens, ze kan dat zo vernietigend zeggen dat dat Margo 's kastje is en dat zij daar in mag doen wat zij zelf wil, maar ik zal het wel aan Margo zeggen. Nu ben ik toch weer met mijzelf bezig, maar dat mens, komt ook altijd op de meest intieme ogenblikken. Nu is al mijn plezier er weer af, dáág Kit, groet ze allemaal van mij je Anne Frank.
45
27 Sept. 1942. Beste Conny, Hoe gaat het met jou en juf, arme ziel ben je zo eenzaam, ja maar luister een fijn vooruitzicht, je mag bij me logeren, ik ben een hele ochtend bij je moeder geweest, en die vindt het nu goed, ik hoop dat dit verzetje naar je zin is, kom maar zo gauw mogelijk. Vandaag heb ik een zogenaamde “discussie” met moeder gehad, maar het vervelende is, ik barst direct in tranen uit, ik kan er niets aan doen, papa is altijd lief tegen mij, en hij begrijpt mij ook veel beter. Ach ik kan moeder op zulke momenten weer niet uitstaan, en ik ben voor haar ook een vreemde, want dat zie je, ze weet nog niet eens hoe ik over de gewoonste dingen denk. We hadden het over dienstmeisjes, dat je die “hulp in huishouding” moet noemen, en dat dit na de oorlog zeker geëist zal zijn, maar ik zag dat nog maar niet zo dadelijk in en dan zei ze dat ik het zo vaak over “later” heb, en dat ik dan net als Peter me voordoe als een grote dame, maar dat is helemaal niet waar; en ik mag toch heus eens luchtkasteeltjes maken, dat is toch zo erg niet, dat hoeft men toch niet zo ernstig op te vatten. Papi verdedigt mij tenminste zonder hem, zou ik het hier zeker haast niet uithouden. Mevrouw had gisteren weer de bokkepruik op alles was weer verkeerd eerst had moeder een schone handdoek genomen, omdat ze niet wist dat madam de handdoeken op zolder heeft gehangen, omdat ze dat zo vies vindt in de kamer, weer wat nieuws. Dan moest de groente uit de pan omdat zij die anders 's avonds af moest wassen, en nu wilde ze dat Margot hem 's middags af zou wassen. Maar dat is onzin want 's avonds wordt de groente toch weer in de pan warmgemaakt. Dan deed ze de glazen schoteltjes van haar weg, en nu gebruiken we de onze maar. De hare zijn te goed, maar de onze kunnen we wel stukmaken. Aan tafel wilde ik geen groente hebben, dan zou ik volgens mevrouw ook geen aardappels krijgen, maar dat liet me koud, omdat ik wist dat ik ze van moeder toch wel zou krijgen. Prompt daarop gaf moeder mij het eerst van allen de aardappels. Meneer zei ook dat ik maar wat groente moest eten, maar ik heb het toch niet gedaan. Toen voer mevrouw uit en zei, dat ze dat geen opvoeding vond, en dat ik als ik haar kind was zeker wel groente zou hebben gekregen, en dat ik slecht opgevoed was. Papa zei toen ik vind dat Anne zeer goed opgevoed is, want ze zegt niets tegen U, en daarbij zei hij “vise versa” het welk betekent zoals het voorbeeld is, wordt het achtervolgt. Dat duidde natuurlijk op madam, omdat ze 's avonds geen bonen en helemaal geen koolsoorten kan verdragen, want dan laat ze “windjes”.
46
Maar dat kan ik ook zeggen. Idioot is ze toch hé. De groeten aan je ouders en kom zo spoedig mogelijk van je verwachtende AnneFrank
47
27. Sept. 1942. Beste Pien, ik heb je al sinds lang niet geschreven, maar ik heb het ook tamelijk druk. Denk maar niet dat ik boos op je ben, want dat is volstrekt niet waar. Ik zal je een drama vertellen dat een paar weken geleden plaats heeft gehad, en dat je een duidelijk beeld van onze verhouding hier zal geven. We zaten aan een Zondagochtend ontbijttafel, en we hadden het erover dat papi zo bescheiden is toen zei mevrouw: “Ik ben ook erg bescheiden, veel bescheidener dan mijn man!” Mijnh.: “Ik wil ook niet bescheiden zijn”, en toen tegen mij: "Wees maar niet bescheiden, want daar kom je nooit verder mee!” waar in moeder instemde. Mevr.: “Wat idioot om zoiets tegen Anne te zeggen, dat is toch een al te gekke levensopvatting!” Moeder: “Ik vind ook dat je er veel verder mee komt, kijkt U eens, mijn man en Margot en Peter zijn buitengewoon bescheiden terwijl Anne, uw man, u en ik helemaal niet bescheiden zijn. We zijn niet onbescheiden, maar we zijn ook niet bescheiden.” Mevr. “O, nee, integendeel ik ben zeer bescheiden, hoe kunt u zeggen dat ik onbescheiden ben?” Moeder: “Ik heb ook niet gezegd dat U onbescheiden bent, maar U bent toch ook niet bescheiden.” Mevr: Waarin ben ik dan niet bescheiden, als ik hier niet voor me zelf zorgde zou ik verhongeren!” Moeder lachte, en zo ging het maar door. Ik leefde zo mee, dat ik op een gegeven moment mijn hoofd schudde. Daar werd zij natuurlijk nog woedender om, en gaf mij weer een preek, waarin ik het uitproeste. Zij is een idioot mens, hij ook een beetje maar veel aardiger, en hun zoon, is wel aardig maar taai. Nu Pien gauw weer een babbeltje, beter dan zo een lang en vervelend wordend relaas. Groet je familie en Kaki van me. Als steeds je AnneFrank
48
27 Sept. 1942. Lieve Pop, Nog even een krabbeltje, vandaag was ik in bad dat gaat heel eigenaardig, n.l. ik moet een klein wasteiltje beneden in de grote W.C. zetten, dan giet ik daar van de geiser, in de kantoorkeuken ernaast heet water in de teil, en ga er in staan met mijn voeten, ik ga intussen op de W.C. zitten en begin me te wassen, maar alles gaat er natuurlijk naast en later als ik schoon ben, moet ik alles weer met de vieze dweil opdweilen. Thuis zou ik ook nooit gedacht hebben, dat ik nog eens op een w.c. een bad zou nemen, maar het is nog niet zo erg, want het zou ook kunnen dat ik nog eens in een w.c. moet wonen, dan zou ik een boekenplankje laten maken, en een tafeltje en dan de w.c. als stoel, maar slaapplaats is er niet, dan moet ik alles wegzetten en dat zou niet kunnen. Licht is er ook en verduistering kan men ook maken. Nu Pop de familie is gekomen, met de poes, en nu word ik afgeleid, want ik wil kijken. De beste groeten aan Kees, de groeten van Anne Frank
49
28 Sept. 1942. Beste Kit, Vanmiddag kunnen we niet naar de W.C. en dat is zeer onaangenaam, maar niets aan te doen, er kunnen ergere dingen gebeuren. De werklieden moeten de buizen van de kantoor W.C. veranderen en ze zijn hang dat de pijpen dan breken, dan moeten ze naar boven, en dat is wel pijnlijk, maar Kleiman zegt dan dat hij de sleutel niet bij zich heeft, dan moeten ze morgen terugkomen, en dan moeten we de badkamer en de W.C. uitruimen, maar ja we hopen maar dat het niet zal gebeuren. Onze stellage die we als deur hebben ik heb er geloof ik eens van verteld moeten we er dan misschien wel uit halen, maar ik weet niet of dat kan. De Broksen familie wil een kamer verhuren, nu dat kan niet anders zijn dan onze kamer, dat is toch wel gemeen want dan krijgen ze voor een kamer dubbele huur. We zijn zo bang dat ze ons goed er dan uitgooien. Vanmorgen waren we heel vlijtig er moest aardappelchalet gemaakt worden en het hele weeshuis zoals we het noemen moest meehelpen om aardappels te schillen en ze door de molen te draaien, ik heb ze net als appels boven zo dingetje met gaatjes gewreven, dan wordt het veel fijner, maar het is een hemels werkje, en het eist veel kracht inspanning en het duurt natuurlijk veel langer dan dat het door de molen gaat. Gisteren avond lagen Margot en ik samen in mijn bed, het was onnoemelijk klein maar juist grappig, ze vroeg of ze soms mijn dagboek mocht lezen, ik zeg sommige stukken wel, en toen vroeg ik naar de hare dat mocht ik dan ook lezen, en toen kwamen we zo op de toekomst en toen vroeg ik haar wat ze wilde worden, maar dat wil ze niet zeggen en ze maakt er een groot geheim van, maar ik heb zo iets opgevangen van onderwijs, ik weet natuurlijk niet of het goed is maar ik vermoed dat het wel die kant uit zal gaan. Ik mag eigenlijk niet zo nieuwsgierig zijn. Vanmorgen lag ik op Peter's bed, nadat ik hem er eerst had afgejaagd, hij was woedend op me, maar dat kan me al bijster weinig schelen, hij mocht wel eens wat vriendelijker tegen mij zijn, want ik heb hem gisteren avond nog een appel gegeven als troost voor zijn wanhopige liefde die ik me eigenwijs genoeg wel kan indenken. Ik heb Margot eens gevraagd of zij mij erg lelijk vond, ze zei dat ik er wel grappig uitzag, en dat ik leuke ogen had, nogal vaag vind je ook niet? Nu tot de volgende keer, groet je tweede helft parkïet van Anne Frank
50
28 Sept. 1942. Beste Pien, Als po gebruik ik een wekglas, het staat overdag in de badkamer maar ik ben doodsbenauwd dat ze het nog eens als wekglas willen hebben, maar als ze er aan ruiken zullen ze er wel genoeg aan hebben. 's Nachts doe ik het al op gevoel en ik doe het juist om mijn “vagina” en een eindje eromheen, het gaat best. Geen al te Iange en, ook niet al te nette brief hé, nu een andere keer weer, je bent de vorige keer ook niet slecht bediend. Geef de groeten aan je beminde, van je vriendin, Anne Frank.
51
28 Sept. 1942. Beste Loutje, Peter gaat 's avonds naar het magazijn om de emmers met afval leeg te maken, vaak belt het op Maandagavond en dan schrikken wij ons een aapje. Ook belt weleens iemand na kantoortijd op. Ik kan op elke blz. die ik schrijf wel weer zetten, “Pim is een schat!!!! Mama niet!!!! Het eerste net zo gemeend als het tweede, gemeen hè!!!! Ik vind het zo interessant staan, om op elke blz. zo'n opvallend “iets” te hebben staan. Hoe gaat het met Kaki, de “Joop ter Heul” boeken heb ik uit, en ik vind net als jij het laatste boek het leukste. Ik zit hier niet goed, zoals je wel zult merken aan mijn schrift, dus good bye my girl, jour Anne Frank.
52
30 Sept. 1942. Beste Conny, Gisteren kon ik niet aan je schrijven, omdat mevr. jarig was, het was erg gezellig, en ik heb 's middags vijf kopjes thee opgedronken. Mevr. heeft crysanthemen van het personeel en rozen van ons gekregen. Men. heeft haar vereerd met rode anjers, erg mooi. 's Middags aten wij bloemkool met tong en aardappelen, tomatensoep voor en lekker jus. Toen 's middags het hele kantoor boven kwam inclusieve men. Voskuyl hebben we appeltaartjes en koffie (behalve ik thee,) gehad. 's Avonds hebben we aan tafel vreselijk gelachen want ik heb papi, het bont van mevr. Dreher om zijn hoofd gedaan en toen keek hij zo hemels, het was om te gieren, men. van Pels heeft het daarna ook geprobeerd en die stond het nog gekker, vooral toen hij ook nog de bril van Margot op zijn neus zette. Hij leek net op zo'n oud Duits dametje, en niemand zou daarin men. v. Pels herkennen. 's Avonds was het niet meer zo leuk, want we waren allemaal zonder uitzondering erg moe. Mevr. had een zalige pruimetaart gebakken. Vanochtend waren we blij dat de loodgieter niet kwam, want die zijn zoon zat in Duitsland en is teruggekomen, nu moest die wel wéér teruggaan want hij heeft weer een oproep gehad. Nu kwam in de plaats men. Levinsohn die moest voor men. Kugler proeven koken. Het was naar, want die vent kent ook, net als de loodgieter, het hele huis, we moesten dus zo stil als muisjes zijn. Ik heb toch vleitig geleerd, Franse onregelmatige werkw. en ook de woorden van: “La belle Nivernaise”. Later kwam Miep en is naar bovengegaan, papa en ik die beneden zaten, haar achterna. Ik ging bij men. v. Pels liggen, heerlijk warm en toen Miep weer weg was, ben ik aan jou gaan schrijven. Miep en Jan komen deze of volgende vrijdag hier slapen, dan dragen we papi's bed, in onze kamer en daar slapen ze dan met z'n tweeën op. Miep brengt twee wollen dekens mee, en wij hebben ook twee wollen dekens over, dan kunnen we van boven in mijnh. Fuchs zijn koffer nog een donzen deken en plumeau met kussen krijgen, zo zullen ze het denkelijk wel niet te koud krijgen. Mijn divantje rollen we dan in de aangrenzende kamer, en Margot slaapt op het harmonieka-bed. Mevrouw van Pels en ik hebben gedurig ruzie, omdat zij vader altijd over zijn haar strijken wil, en ik ben nogal jaloers uitgevallen zoals je weet, dus dat kan ik niet hebben, vooral omdat ze zich zo aanstelt, moeder doet dat toch ook niet bij men., dat heb ik haar ook in haar gezicht gezegd. De vriend van Bep, Bertus moet ook naar Duitsland, Bep is erg down, dat kun je begrijpen. Ik heb een ontzettende pijn, in mijn wijsvinger (van de linkerhand gelukkig) en kan nu niet strijken, gelukkig maar!
53
Meneer v. Pels wilde liever dat ik naast hem kwam zitten aan tafel, want Margot eet niet meer genoeg naar zijn zin, nu ik vind zo'n verandering ook wel leuk. In de tuin, loopt nu altijd zo'n klein zwart poesje, dat doet mij dan weer aan mijn moortje denken, o, die schat. Mama heeft aldoor wat aan te merken, vooral ook aan tafel, daarom is de verandering ook wel leuk, nu heeft Margot daar last van, of liever gezegd geen last van, want op haar heeft moeder niet zulke stekelige aanmerkingen, dat voorbeeldige kind! Met het voorbeeldige kind plaag ik haar nu altijd en dat kan zij niet uitstaan, misschien leert ze het dan af, het zal hoog tijd worden. Als beneden iemand is, gaan we met z'n allen op jam-wekglazen of po's naar de vliering, want op de w.c. mogen wij niet. Nu is het genoeg voor vandaag, dáág Con, groeten aan je heer gemaal van AnneFrank
54
30 Sept. 1942 Vanochtend konden we weer gewoon na het ontbijt naar beneden gaan. De loodgieter kwam niet, daar zijn zoon een oproep had voor Duitsland en dadelijk moest vertrekken. Ik ging naar beneden om te werken. Omstreeks half één kwam mijnh. Levinsohn die moest in de keuken zijn en met mijnh. Kugler koken. Nieuwe last, want mijnh. Levinsohn kent het gebouw net zo goed als niet beter dan de loodgieter. De familie was dus muisstil en mijnh. Levinsohn stond met zijn gezwollen stem maar wat te redeneren tegen mijnh. Kugler, als deze even 5 minuten de keuken uit was gegaan, gilde hij hem al weer achterna: “mijnh. Kugler!!!! Mijnheer Kugler!!!!” De arme man had geen minuut rust. Toen mijnh. Levinsohn dan eindelijk om half drie zijn hielen gelicht had, moest mijnh. Kugler weer naar de accountant toe die beneden in de boeken zit te snuffelen. Aan tafel, grote verandering, daar ik naast mijnh. van Pels zit en Margot naast moeder, dit omdat Margot niet meer goed op mijnh. zijn eetlust werkt en daarom moet ik nu als vervangingsmiddel dienen. Het menu was niet zeer aanlokkelijk teminste voor mij, daarentegen at mijnh. 3 grote borden en naar zijn beweringen kon er ook nog een 4de bij.
55
1 October 1942. Vandaag zijn de drie gevaarlijken bij elkaar n.l. Levinsohn, werkster en mijnh. Broks. Mijnh. Levinsohn noemt zich nu door de telephoon mijnh. Muller, omdat hij bij Christemensen niet op mag bellen. Vanochtend zat de familie dus weer boven. Het menu bestond uit hutspot, echter zonder lachstuk volgens Peter.
56
6 Oct. 1942. Bokkie Pepertje Sokkie Tokkie Pepertje - Pokkie Pepertje Pokkie Vandaag hebben we eindelijk weer eens een beetje rust, tenminste zover men dit kan noemen als Levinsohn toch 's middags komt. 's Ochtends heb ik Frans en Geschiedenis gedaan met vader, toch niet zonder onderbrekingen van Kugler en Kleiman. Kleiman heeft iets heel engs Hemorieten dat zijn bloedaderen in je darmen, als men nu naar de w.c. gaat of gas laat ontsnappen drukt dat tegen die bloedvaatjes en die springen zodat het bloed eruit loopt en men dus vaak gewoon op straat een hele broek vol bloed krijgt. De operatie daarvan is heel naar, de darmen moeten uit het lichaam gehaald worden en men mag 8 dagen niet naar de w.c. daar krijgt men natuurlijk een hele dikke buik van. Kleiman heeft zo'n operatie al een keer gehad en ziet er erg tegen op, maar misschien gaat het zo over met zalf. Vanmiddag kwam Miep met de Debiteurenlijsten nog van Mei die hebben vader en ik nog samen vóór het eten afgemaakt. Het verkoopsboek moet vanavond ook nog helemaal opgesteld worden en dat is veel, maar ik denk dat Papa dat wel zal doen, klaarkomen zal hij wel niet want de Debiteurenlijsten moeten ook nog opgeteld. Miep heeft weer iets vervelends bij haar ouders (pleegouders) zijn huiszoekingen geweest en een kamer is verzegeld, omdat de man dingen had van zijn schoonzoon in die kamer zit nu ook nog veel andere dingen erg vervelend. Elke avond worden de mensen haast opgehaald en dat is verschrikkelijk vooral ook oude en zieke mensen, ze behandelen ze net als slaven in vroeger tijden. Die arme oude mensen worden 's avonds na achten afgehaald en moeten dan b.v. lopen tot het Adama v. Scheltemaplein 's nachts in een hele stoet met kinderen en alles er bij als ze dan aan het Adama v. Scheltemaplein gekomen zijn moeten ze naar de Ferdinand Bolstraat van daar weer naar het A. v. Scheltemaplein en zo worden die arme mensen geplaagd. Ook worden ze met water gegooid als ze gillen. Gelukkig maar dat wij hier zijn. Miep is ook bij Helene geweest die heeft een rusthuis en probeert een stempel te krijgen dat ze niet weg moet. Mijnheer Rozendaal, die dove van de Tokita is ook opgepakt omdat hij zijn J. uit zijn persoonsbewijs had weggemaakt. Mijnh. Huisburg is ook in Westerborg maar mag daar voorlopig blijven, voor de Joodse Raad. Mijnh. Holland die sportomroeper zijn zoon met vrouw zijn ook weg evenals mijnh. de Vries van de sportvereniging op de Noorder Amstellaan. Mevrouw Bunjes heeft een baby gekregen op 1 October Joke, Regina een leuke naam. Mijnh. Bunjes is ontslagen bij de Cineac omdat hij 's avonds een film een beetje heeft afgekort, om de laatste tram nog te halen, maar dat hebben ze alleen maar gedaan omdat hij een kwart Jood is, maar er niet voor telt. Vanavond hebben wij ontzettend gelachen om eigenlijk niets dan flauwe dingen. Margot ziet er uit als weggelopen uit de achterbuurt en ik niet veel beter omdat gisterenavond ons haar gewassen is.
57
Ik eet ontzettend veel, zoveel dat iedereen zich erover verbaasd ook groente alleen 's avonds niet graag. Vanmiddag en vanavond hadden we boerekool maar zonder worst, vanavond heb ik hem niet gegeten. Vanmiddag heb ik na lange tijd weer eens geslapen en daarvoor heb heb ik in plaats van te lezen mijn popje uit de wieg van mevr. Eichwald aangekleed het ziet er wel leuk uit en de beer, mijn enig overgebleven bijjouterie, (treurig klinkt dat hè) heb ik zo neergezet dat het net lijkt of hij kruipt. De Kingfordschool heb ik uit maar ik vind ze lang niet zo als de andere boeken van Cissy van Marxveldt er zit niet pakkends in.
58
3 Oct. 1942. Beste Marianne, Ik heb alweer een paar dagen niet geschreven, maar er is intussen wel erg veel gebeurd. Gisteren hebben ze mij erg geplaagd omdat ik met mijnheer v. Pels samen op bed heb gelegen. Zo vroeg al, een schandaal!, en al dergelijke uitdrukkingen meer. Flauw natuurlijk. Ik zou nooit met mijnh. v. Pels willen slapen in de algemene betekenis natuurlijk. Vanochtend kwam Miep weer vertellen dat ze gisterenavond in Zuid weer huis aan huis Joden hebben weggehaald. Verschrikkelijk. Wie weet wie van onze kennissen er nog zijn. Een oude lamme vrouw zat bij Miep voor de deur want zij kon niet lopen en daar hebben die schoften een auto gehaald, daar moest dat arme mens in de kou voor de deur zitten (naar binnen mocht ze niet) en het schoot geweldig. Men kan het zich niet voorstellen hoe verschrikkelijk het is, ik ben maar wat blij, dat wij hier zijn. Gisteren was er weer een botsing en moeder heeft verschrikkelijk opgespeeld, zij heeft al mijn zonden aan papi verteld, en begon erg te huilen; ik natuurlijk ook, en ik had al zo'n verschrikkelijke hoofdpijn. Ik heb papi eindelijk verteld, dat ik veel meer van “hem” houdt, dan van moeder, daar heeft hij dan op gezegd, dat dat wel weer over zou gaan, maar dat geloof ik niet. Moeder kan ik nu eenmaal niet uitstaan, en ik moet me met geweld dwingen, haar niet altijd af te snauwen en kalm te blijven, ik zou haar wel zo in haar gezicht kunnen slaan, ik weet niet hoe het komt dat ik zo een verschrikkelijke antipathie tegen haar heb. Papa heeft gezegd dat als moeder zich niet lekker voelt of hoofdpijn heeft, maar eens van zelf moet aanbieden om iets voor haar te doen, maar dat doe ik niet want ik houd niet van haar, en dan voel ik dat ook niet. Bij vader zal ik het wel voelen, dat heb ik gemerkt bij zijn ziekte. Ik kan mij ook wel voorstellen dat moeder eens sterft, maar als papa eens doodgaat dat lijkt mij onoverkomelijk. Het is wel erg gemeen van mij, maar zo voel ik het. Ik hoop dat moeder “dit” en alles andere nooit zal lezen. Peter heeft nu weer iets aan zijn voet, die sul en ik merk best dat hij verliefd is. Gisteren heb ik de bonnen uit geknipt, dat is dan wel een leuk werkje. Aardappels schillen, doe ik nu ook vaak, maar pellen vind ik verschrikkelijk. Vandaag moet ik in het gebedboek lezen, ik begrijp niet dat moeder me daartoe wil dwingen, maar ik zal het maar doen voor haar plezier en vooral voor Pim. Moeder heeft net gezegd als wij thuis zouden zijn en daar zouden mogen blijven zouden we misschien baby Goslar op nemen, geweldig lijkt mij dat; maar ik denk we zouden haar niet meer laten gaan. Ik heb nu zo'n leuk boek “Eva's jeugd” heet het. Daar dacht Eva dat kinderen zoals appels aan een boom groeien, en dat de ooievaar ze er af plukt als ze rijp zijn en ze aan de moeders brengt. Maar de poes van haar vriendinnetje heeft jongen gekregen en die komen uit de poes, nu dacht ze dat de
59
poes, net als een kip eieren legt, en daarop gaat zitten broeden, en de moeders die een kindje krijgen gaan ook een paar dagen van te voren naar boven en een ei leggen om er dan op te broeden, als het kindje er dan is zijn de moeders nog wat zwak van het lange hurken. Eva wilde nu ook een kindje hebben en toen nam ze een wollen sjaal, en legde die op de grond, daar zou het ei dan in vallen en toen ging ze op haar hurken zitten drukken. Ze begon erbij te tokken maar er kwam geen ei. Eindelijk na heel lang zitten, kwam er iets uit maar geen ei, een worstje. O, Eva schaamde zich zo. En de meid dacht dat ze ziek was. Grappig hè. Ik schei ermee uit lieve Marianne, een volgende keer meer van Anne Frank. P.S. Groeten aan Jaap. Ik hou van jou. Je snapt me wel hè?
60
4 Oct. 1942. Zondag. Beste Kitty, Vandaag is het weer zo 'n luie dag die ik verfoei. Vanochtend ben ik in het teiltjes-bad geweest, het was wel gezellig en ik maak het me wel gemakkelijk. Vanochtend heb ik nog naar de radio geluisterd, Göring was aan het schelden over de Joden geweldig zeg!!!! Gisteren avond was ik met Peter aan de radio het was voor het eerst na een paar weken weer leuk, de moppen waren als volgt: {{ Een fotograaf wilde een lange magere dame fotograferen, maar het werd een mislukking en de foto was alleen maar één lange zwarte streep. De dame echter was er mee tevreden en zei, dat haar padvinder-man ook tevreden was. Na een paar dagen kwam mevrouw terug en vroeg of de fotograaf haar ook eens 's nachts kon komen fotograferen. De fotograaf kwam en begreep de bedoeling wel en begon zich dus te ontkleden, waarbij de dame wegliep.}}}} Papa is vandaag nogal in een boze bui, maar dat trekt wel over. Ik heb met Margot samen op de divan gelegen en in “De Stormers” gelezen het is wel leuk, maar het haalt lang niet bij “Joop ter Heul” er komen trouwens ook meestal de zelfde woorden in voor dat is natuurlijk wiedes bij dezelfde schrijfster. Overigens schrijft Cissij van Marxveld; t knal. Ik zal ze beslist mijn kinderen ook laten lezen. In “Eva's jeugd” staan ook dingen over het verkopen van Iichamen van onbekende vrouwen in straatjes, en er een schep geld voor vragen. Ik zou me doodschamen voor zo'n man. Verder staat er ook in dat Eva ongesteld is geworden, hè daar verlang ik zo naar, dan ben ik tenminste volwassen. Papa moppert het weer, en dreigt dat hij mijn dagboek zal afnemen, o onoverwinnelijk schrik. Ik zal het in het vervolg ook maar verstoppen, dáág (plezier er af) AnneFrank
61
5 Oct. 1942. Maandag Beste Pop, Even 5 minuten met je kletsen vóór dat mijn hoofd gewassen wordt. Vandaag was het weer: “stilte”! De loodgieter, Levinsohn (zonder Susi, de hond) en de werkster waren er dus drie zwarte gevaren. Mijn witte trui, is nu al slipover want hij is klaar behalve de mouwen. Mevr. het (jordaans) de bokkepruik op, maar dat zijn we zo langzamerhand gewend. Vanmiddag deden we haast allemaal in onze broeken doordat we niet naar de w.c. konden. / / / Ik heb altijd van die gele dingen in mijn broek, net verbeelding mannelijk zaad, eng maar ik durf niet te vragen / / / dáág ik durf niet verder want water kookt. Anne Frank
62
7 Oct. 1942. Woensdag. Beste Phien, Vanochtend is gelukkig niemand beneden dus kunnen wij er zijn. Ik heb een beetje Frans gedaan maar Margot had het woordenboek nodig en toen ben ik aan Geschiedenis begonnen. Vandaag is er al een kruidkoek gebakken voor vrijdag als Miep en Jan komen, enig lijkt me dat, Bep wil ook eens. Mijn nieuwe verbeelding is nu Zwitserland, misschien teken ik de 8 nieuwe jurken hier wel in, maar dat weet ik nog niet want mijn tekentalent is niet zo groot, en dan ben ik bang dat ik ze verknoei, dan zou het effect van mijn verbeelding niet meer zo leuk zijn. Mama en ik staan weer op een betere voet, terwijl papi gisteren erg kribbig was, maar dat zullen we hem maar niet kwalijk nemen. Ik heb nu ook een toiletdoos ingericht, maar hij is lang niet zo leuk als mijn Zwitserse. Ook de film zou ik wel graag willen hebben. Piet zijn grote teen nagel ettert, nu loopt hij met een grote sok er 's nachts om heen, het ziet er uit om te gieren. Gisterenavond zag hij er uit als een bakkersknecht met zijn pyamabroek en blote bovenlijf, dan die homp-voet en een handdoek over zijn schouder en een nagelborstel het was om te gieren. Papi kwam net uit de w.c. in hemd en onderbroek, hij liep weer zo als de oude Dreher, om je dood te lachen. Ik krijg rugpijn Phienekind dus tot de volgende keer. AnneFrank.
63
7.Oct. 1942. Woensdag. Beste Conny, Gisterenavond wilde ik nog graag een boterham hebben en we hadden erover gesproken dat aan tafel geen boter was, beneden hebben we verondersteld dat ze boven ook wel boterhammen zouden eten, maar dat mochten we natuurlijk niet zeggen. Ik ging naar boven en sneed brood af. Daar waren ze al kwaad omdat ze zeiden dat ik dan ook boerenkool moest eten, maar ik zei dat ik dan tenminste één voordeel had als ik de jongste was. Werd tegengesproken, dan zou iedereen wel wat kunnen zeggen maar ja mevr. heeft nog minder gehad dan wat een vogeltje zou eten, kon ik weer niet zeggen want ik wilde niet brutaal worden. Ik haalde doodkalm de boter, maar toen werd mijnh. furieus hij bulderde en hij zei dat ik maar zo naar beneden moest gaan, en dit laten zien en dat hij kwaad op mij was. Ik toog doodkalm naar beneden en mevr. temperde mijnh. boven een beetje, beneden gekomen was het al niet veel beter want papi begon hier ook te schreeuwen, waar ik me natuurlijk dood over schaamde, omdat ze boven elk woord konden verstaan. Maar het incident was al gauw afgehandeld en het slot was, dat ik inzag dat het stom van me was, vanochtend of liever gezegd gisterenavond al was het hele geval vergeten. Aan het ontbijt at ik een boterham zonder boter en de anderen weer met. Miep kwam, maar ze vertelde gelukkig niet veel want wat ze verteld is meestal niet erg mooi. Bep heeft een doos meegebracht met de kleren die Corry klaar heeft gemaakt, alleen het rokje is er nog niet, maar dat kunnen wij natuurlijk niet vragen, want Miep weet dat natuurlijk niet. AnneFrank.
Ik verbeeld me nu dat . . . . ik naar Zwitserland ga en alles meeneem ook de meubelen en geld. We komen daar papa en ik slapen in 1 kamer terwijl de studeerkamer van de jongens mijn kamertje wordt waar ik zit en mijn visite ontvang. Daar hebben ze als verassing een nieuw ammeublement voor gekocht met theetafel, schrijftafel, fauteuills en divan, enig gewoon. Na een paar dagen geeft papa mij ƒ150 gulden omgerekend dan natuurlijk maar ik zal maar gulden zeggen en zegt dat ik daarvoor maar alles moet kopen uitsluitend voor mijzelf wat ik nodig acht dit mag ik dadelijk uitgeven, ik krijg dan elke week ƒ1, daar kan ik dan voor kopen wat ik zelf wil. Ik ga met Bernd opweg en koop:
64
3 zomerhemden
à ƒ0,50
= ƒ1,50
3 ,, broeken
à ƒ0,50
= ƒ1,50
3 winterhemden
à ƒ0,75
= ƒ2,25
3 ,, broeken
à ƒ0,75
= ƒ2,25
2 onderjurken
à ƒ0,50
= ƒ1,00
2 bustehouders (kleinste maat)
à ƒ0,50
= ƒ1,00
5 pyama's
à ƒ1,00
= ƒ5,00
1 zomerochtendjapon
à ƒ2,50
= ƒ2,50
1 winter
à ƒ3.-
= ƒ3.-
2 bedjasjes
à ƒ0,75
= ƒ1,50
1 klein kussentjes
à ƒ1.-
= ƒ1.-
1 paar zomerslofjes
à ƒ1.-
= ƒ1.-
1 ,, winter ,,
à ƒ1,50
= ƒ1,50.
1 ,, zomerschoenen (school)
à ƒ1,50
= ƒ1,50
1 ,,
à ƒ2,00
= ƒ2,00
1 ,, winterschoenen (school)
à ƒ2,50
= ƒ2,50
1 ,,
à ƒ3.-
= ƒ3.-
à ƒ0,50
= ƒ1.-
,,
,,
(goed)
(goed)
2 schorten 25 zakdoeken
à ƒ0,05
= ƒ1,25.
4 paar zijden kousen
à ƒ0,75
= ƒ3.-
4 ,, knie ,,
à ƒ0,50
= ƒ2.-
4 ,, sokjes
à ƒ0,50
= ƒ1.-
2 ,, dikke ,,
à ƒ1,00
= ƒ2.-
3 knotten witte wol (broeken ijs, muts)
ƒ1,50
3 blauwe wol (trui, rok.)
ƒ ƒ1,50
3 gekleurde wol (muts, sjaal,)
ƒ ƒ1,50.
65
sjaals, ceintuurs, kraagjes, knoopjen
ƒ1,25 ƒ50.
Marianne Kit. Pop. 2 schooljurken (zomer.) 2 ,, (winter.) 2 goede ,, (zomer.) 2 goede ,, (winter.) 1 zomerrok 1 goede winterrok 1 school ,, 1 regenjas 1 zomerjas 1 winterjas 2 hoedjen 2 mutsen
à ƒ2.à ƒ3.75 à ƒ2.50 à ƒ4.-
= ƒ4.- Phien. = ƒ7.50 Con. = ƒ5.-= ƒ8.- (Em.) (Jet.) à ƒ100 = ƒ1.-à ƒ300 = ƒ 300 (Lou.) à ƒ2.= ƒ2.à ƒ5.= ƒ5.à ƒ7.50 = ƒ7.50 à ƒ10.= ƒ10,à ƒ2.= ƒ4.00 à ƒ050 =ƒ1.- 58.108.-
2 tassen à ƒ2.- = ƒ4.1 ijsjurk = ƒ2.50. 1 paar schaatsen + schoenen = ƒ10.1 doos met (poeder, vetzalf, poederzalf, afneemzalf, zonnebadolie, watte. verbanddoosje in, rouge, lippenstift, wenkbrauwenstift, badzout, lichaamspoeder, eau de cologna, zeep, donsje) à ƒ5.1 doos met nagelgerei en verf à ƒ2.50 1 ceintuur met tasje = ƒ1,= ƒ25.
66
ƒ133. 4 truitjes à ƒ1,50 = ƒ1.50 4 blousjes à ƒ1.- = ƒ1.diverse dingen à ƒ10.- en boeken. Caudeautjes ƒ4,50.
67
22 Januari 1944. Ik wil alleen maar even opmerken dat tandpasta ed. ons nog steeds geleverd worden! Anne Frank.
68
18 oct. 1942. Zondag. Op deze foto’s was ik 11 jaar.
69
10 Oct. 1942 Zaterdag. Beste Marianne, Een schandaal hé, dat ik zo lang niet van me heb laten horen, en toch is er zo veel gebeurd, maar ik had gewoon niet de tijd om je te schrijven. Gisterenmiddag was Miep bij mevr. Stoppelman die schuilt in Bussum bij mevr. van der Horst, Miep ging haar dan opzoeken. Toen ze terugkwam, kwam ze direct van het station naar ons toe, want ze zou met Jan bij ons slapen. Eerst hebben we gegeten, worteltjes, aardappelen en elk 2 balletjes gehakt met soep voor. Toen zaten we nog even om de tafel en mevr. v. P. was al bezig af te wassen, en opeens tjoep ging het licht uit, we schrokken natuurlijk ontzettend en papi riep van beneden, is het licht uit? Ja, riepen we terug. En ik liep naar beneden om kaarsen te halen. Het was een feestelijke verlichting en wij dachten natuurlijk, dat de heren niet meer naar het magazijn zouden gaan. Maar het was pas kwart over zeven en de heren, gingen, toch. Na 5 minuten baadde ons huis dus weer in licht. De kortsluiting was veroorzaakt door papi zijn bureau-lamp. Om half 9 gingen we weer naar boven waar intussen gelucht was en dronken koffie met kruidkoek en Maria-koekjes. De kinderen kregen citroensap. Om 10 uur moesten wij al naar de badkamer en we lagen al spoedig in bed. De heren gingen met Jan aan de radio, en de dames zaten met Miep boven, terwijl Lord Peter al naar bed was gegaan, en daar zat te lezen. Om half 11 kwam er eindelijk beweging in en gingen de anderen ook naar bed. Om 11 uur ging het licht uit. Margot en ik zaten vanaf 10 tot 11 uur in bed te lezen, wat dan voor de bijzondere gelegenheid mocht. Vanochtend was ik al vroeg op, en Jan was al aangekleed die moest om half 9 al weg, dus zat die om 8 uur al boven te ontbijten. Miep was zich bezig aan te kleden. En stond nog in haar hemd, toen ik binnenkwam. Miep heeft ook net zulke wollen broeken als ik, op de fiets. Margot en ik gingen ons nu ook aankleden, en we waren veel vroeger dan gewoonlijk boven. Na een gezellig ontbijt trok Miep af, naar beneden. Het goot, en ze was blij, dat ze nu niet op de fiets naar kantoor hoefde te rijden. Miep heeft voorgesteld mij mee te nemen op een avond en dan bij haar in bad te gaan, en de volgende avond mij weer thuis te brengen. Maar dat is toch veel te gevaarlijk want het zou toch kunnen dat iemand mij zou zien. Ik ging na het ontbijt met papi eerst weer de bedden in orde maken, en dan 5 Franse onregelmatige werkw. leren, ijverig hè. Margot en Peter zaten in onze kamer te lezen, en Musschi, zat bij Margot op de divan, ik kwam na mijn Franse onregelmatigheden er ook bij en las in “En eeuwig zingen de bossen”, het is een heel mooi, maar zeer apart boek, ik heb het nu bijna uit. Musschi ligt nu weer bij moeder, net als een babypoesje, ik heb haar helemaal toegedekt en ze ziet er snoezig uit. Papi doet mijn haar straks met de friseertang, leuk hè! Mijnh. Kleiman heeft 2 boeken van zijn dochter meegebracht, Else's baantjes en Riek de kwajongen, het ene
70
kende ik al, en het andere lijkt me erg kinderachting. Mijnh. Kleiman zijn dochter wordt altijd hier zo genoemd, en dat vind ik erg stijf. Mijnh. Kleiman doet net of de boeken die hij aan mij geeft voor Bep haar zusjes zijn, en hij heeft gezegd dat ik 16 of 15 jaar oud ben. Aan de ene kant wou ik maar dat het waar was maar aan de andere kant ook niet. Dáág beste Marjan groet Jaap van me, en ons “geheim oo herdenkend. AnneFrank
71
10 Oct. 1942. Zaterdag Beste Kitty, Mijn vagina wordt steeds wijder, maar het kan ook dat ik me dat verbeeld. Ais ik op de w.c. ben, kijk ik er wel eens naar en dan zie ik heel stellig, dat het urine uit een gaatje in de vagina komt, maar er boven zit ook nog een ding, daar is ook een gat in, maar ik weet niet waar voor dat dient. Pim is weer snoezig, ik voel me altijd in de 7de hemel als hij me liefkoost. Madame was in het bad maar zij heeft het teiltje in de keuken neer gezet, vreselijk eng, lijkt me dat. Nu schei ik er mee uit, ik moet naar de w.c. Dáág. Onze eigenaardige gesprekjes hopelijk te kunnen vervolgen, groet ik je en je dierbaren. Dáág. AnneFrank.
72
Woensdag. 14 Oct. 1942. Beste Pop, Ik kom er gewoon niet toe, eventjes aan jullie te pennen. Ik heb het vreselijk druk. Gisteren heb ik eerst een hoofdstuk uit “La belle Nivernaise” vertaald, en woordjes opgeschreven. Dan een rotsom gemaakt en dan nog 3 blz. Frans spraakkunst vertaald. Vandaag Frans Spraakkunst en geschiedenis. Ik vertik het gewoon om elke dag van die rotsommen te maken. Papa vindt ze ook verschrikkelijk en ik kan ze haast nog beter als hij, maar feitelijk kennen wij ze alle twee niet zodat we Margot er altijd bij moeten halen. Ik ben ook druk aan het stenograveren dat vind ik enig, ik ben het verst van ons drieën. Bep besteldt nu de lessen voor ons en we krijgen elk een steno schrift, Margot heeft er al een. Vannacht heb ik weer eens van P.S. gedroomd en hij is weer de oude. Schattig gewoon! Ik wou maar dat hij ook hier kwam schuilen. De arme jongen misschien is hij wel al dood in Polen. lk hoop maar dat hij me niet zou tegenvallen. Mama is weer zoals gewoonlijk. Gisterenavond had ik kantoorwerk. Miep is snipverkouden en komt daarom niet, Jan ook. We hebben voorgesteld dat ze hier in bed komt liggen, dan kunnen wij haar verzorgen, maar dat wil ze niet. Madame vindt me vandaag weer eens een egoïst, gek hè!!!! Dat rot-mens ze heeft geen karakter, ze doet alleen maar weleens zo, en dan is ze ook werkelijk aardag. Maandag heb ik moeder haar hoofd gewassen en gisteren dat van mevr. ze heeft zo lekkere shampoo dat m'n handen en ik er nu nog naar ruiken. Pim is lief. Hij heeft z'n snor-muisjes weer een beetje bijgeknipt, het was ook geen gezicht, nu laat hij zijn snor, alleen nog maar, in de breedte groeien. Vandaag is een brief van oom Erich gekomen, Herbi is in Zwitserland bij hun, en ze verwachten ook Paul, de broer van Erich. Ik wou dat Pim en ik er maar naar toe konden, hé wat een dromen hè!!!! Poppedijn, tot hoop ik niet meer dan 5 dagen, dan kom ik in gedachten weer bij jou! Anne Frank.
73
14 Oct. 1942. Woensdag. Lieve Phien, Lang niets meer laten horen hé, maar ik wil jullie wittebroodsweken ook niet met mijn idiote geklets, zo vaak verstoren, of hindert dat niet? Heeft Bob zijn werk weer opgevat? En vertonen zich bij jou niet al de sporen van bevruchting, ik hoop het voor je, maar het is toch lang niet altijd makkelijk. Goslar's baby moet er intussen ook eigenlijk allang zijn. Jammer dat we het niet kunnen zien, als Miep weer beter is, gaat ze er zeker wel naar toe. Dag Phienekind, groeten aan je wederhelft, met verlangen naar je uitziend. AnneFrank.
74
15 Oct. 1942. Donderdag. Beste Conny, Gisteren hebben we nog een reuze schrik gehad. De timmerman was voor onze kast aan het werk, hij moest de brandspuitkast vullen en iets aan de tussendeur naar het voorhuis repareren. Wij waren niet gewaarschuwd en riepen nietsvermoedend door het huis. Opeens na het eten, Bep wilde net naar beneden gaan, hoor ik hameren ik zeg pst boven, maar wij dachten dat het moeder was die net de zoldertrap afkwam, maar het is Bep op de trap hoor ik het weer, en de anderen ook, zo hebben we gemerkt dat de timmerman aanwezig was. Papa en ik zijn aan de deur gaan staan luisteren, maar het duurde wel een kwartier, en mijnh. hoepelde maar niet op. Bep kon natuurlijk niet naar beneden want dan zou die man onze camouflage zien. Opeens horen we een vreselijk rammelen, aan onze deur. We dachten niet anders als was het de timmerman, die hier wou komen kijken. Het was angstwekkend hard. Dan steeds gefluit en gebonk. Ik was ontzettend bang en dacht ons laatste uurtje had geslagen. Ik zag ons in gedachten al in een concentratiekamp of tegen de muur staan, om de kogel te krijgen. Eindelijk hoorden we Kleiman iets roepen en we herademden. Een uur daarna had ik nog knikkende knieën en trillende handen. Kleiman kon de deur niet van de haak krijgen en kon ons dus niet waarschuwen. Nu was de timmerman intussen even naar beneden en daarom wilde hij Bep afhalen, maar kreeg de deur wéér niet open. Wat een schrik, ik kan je zeggen! Papa en ik hebben gisterenavond Frans gesproken en ons dood gelachen. We hebben de eerste steno les schriftelijk van de cursus “Zelfontwikkeling” al gehad, het gaat erg leuk en vlug. Volgende week krijg ik een steno schrift. Tabeh my darling. AnneFrank.
75
15 Oct. 1942. Donderdag. Beste Emmy, Even een krabbeltje ertussendoor, al is de maand nog niet om. Vanochtend moesten we weer boven blijven, voor de werkster, vervelend mens! We hadden aardappels in de vuurvaste schotel maar rauw, met appelmoes en perencompôt. Gisteren stond in de krant wat men allemaal niet meer kan krijgen o.a. tandpasta, eau de cologne, antiquiteiten, rouge en poeder, handschoenen van leer, porselein, kachels, bont en meer van dergelijke. Emmy, ik heb nog te werken voor kantoor en Frans omdat ik overdag niet veel heb uit gevoerd dus tot de volgende keer van AnneFrank.
76
16 Oct. 1942. Vrijdag. Beste Jet, Als Emmy een krabbel ertussen door krijgt ben jij ook geen stiefkind, dus, hoe gaat het er mee? Alweer een beetje van de schrik bekomen, ik hoop van wel. Hier is gelukkig nog alles bij het oude. Ik heb vandaag lijsten gemaakt van de Franse onregelmatige werkw. Het is een precies en vervelend werkje maar ik wil het graag afmaken. Ik heb nog niets aan steno gedaan misschien vanavond nog, maar het is Vrijdag dus dat is critisch. Mama is weer in een rotbui. We hebben gehoord dat de familie Kohnke is gaan schuilen, gelukkig maar. Ik ben nu Körner aan het lezen, die schrijft erg leuk. Nu tot de volgende keer Jettie-lief van AnneFrank
77
18 Oct. 1942 Zondag Lieve Marianne, Gisteren is het schrijven er weer bij ingeschoten. Ten eerste omdat ik de lijst van Franse werkwoorden wilde afmaken en ten twede om dat ik ook nog ander werk had. Ik heb weer 2 boeken van Kleiman gekregen, de Arcadia. Dat handeld over een reis naar Spitsbergen en De Louteringskuur, ze lijken me wel leuk. De Opstandelingen heeft ie ook mee gebracht. Dat is van Ammersküller'. Dezelfde schrijfster als van Heeren, Vrouwen, Knechten. Dat mag ik nu ook lezen, fijn! Dan heb ik een heleboel liefde's romantoneelstukjes van Körner gelezen, ik vind dat die man leuk schrijft. B.v. Hedwig, Der Vetter aus Brehen, Hans Heilings Felsen, Der Grüne Domino, Die Gouvernante, Der Vierjährige Posten, die Sühne, Der Kampf met dem Drachen,, Der Nachtwächter en zoal meer. Vader wil dat ik nu ook Hebbel en andere boeken van andere welbekende Duitse schrijvers ga lezen. Het Duits lezen gaan nu al betrekkelijk vlot. Alleen fluister ik het meestal, in plaats dat ik voor mezelf lees. Maar dat gaat wel over. Gisteren heb ik weer wat filmsterren in de kamer opgehangen, maar nu met fotohoekjes, dan kan ik ze er weer afhalen. Bep is gisteren naar de stad gegaan en heeft rokken voor Margot en mij gekocht. Maar ze moeten weer geruild, want ze passen niet helemaal. Met privaat lessen heb ik de school ingehaald en kan ook voldoende Frans en Duits om mee te komen, terwijl ik ook een aardig mondje Zwitsers Duits kan. Ik kom in de tweede klas lyceum met leuke jongens en meisjes waar ik al weldra Kitty opscharrel en leuk kind van 14 jaar we worden dikke vriendinnen ook met de jongens word ik goed vriend. Bernd leert mij ijverig kunstrijden en ik word zijn partnerin daar de partner toch toevallig weg is, we vormen samen en schattig paar en iedereen is verrukt we sturen vijf foto's naar kantoor 1 Anne aan het ronddraaien 2 Anne gearmd met Bernd linkervoet voor 3 Anne met Bernd aan het walsen 4 Anne met Berd zwaantje 5 Anne links, Bernd rechts naar elkaar toe met kushand. Later wordt een film gemaakt voor Holland en Zwitserland, zowel de vriendinnen in Holland als ook in Zwitserland vinden hem erg leuk. Hij is in drie delen. 1e deel. Anne op de schaats.
78
Eerst ziet men haar van de ene kant opkomen terwijl haar partner aan de andere kant opkomt met een blauwe ijsjürk met witte bont randjes voor met ritsluitingzakjes en ritsluiting en ceintuur met tas. Dan gaan ze zwaantje doen en Anne maakt een ontzettende luchtsprong. Later walsen en grappen dan hoe de lessen zijn. 2e deel. Anne met visite en op school. In het kamertje met Kitty en twee jongens waaronder Bernd aan theetafel bezig dan op school omringt door een storm van kinderen en allerlei dwaze tonelen b.v. in bed met vader en aan tafel. 3e deel. Anne haar toiletten de 8 nieuwe jurken ijsjurk die cadeau is een witte en schoenen. Bertus de vriend van Bep gaat woensdag weg, met nog een heleboel andere Nederlandse mensen. Die sturen ze ook bijna allemaal naar Duitsland om te werken. Zowel mannen als vrouwen. Vanochtend zijn we weer allemaal op de weegschaal geweest, Margot weegt nu 120 pond Moeder ,, 124 ,, Vader ,, 141 ,, Anne ,, 87 ,, Peter ,, 134 pond Mevrouw ,,
106
,,
Meneer ,,
150
,,
lk heb nu in de drie maanden dat ik hier ben 17 pond toegenomen, enorm hé! Vanochtend ben ik begonnen om een kathoteek kastje van kantoor te sorteren want dat was omgevallen, en helemaal in de war. Ik werd al gauw halfgek, en vroeg Margot en Peter of ze me wilden helpen, maar die twee waren te lui. Dus heb ik het ook maar weer opgeborgen, ik ben niet gek omdat alleen te doen. Straks ga ik met mijn breiwerk of boek naar beneden en aan de radio zitten. Ik moet ook nog in bad, maar daar heb ik helemaal geen zin, misschien schiet het er wel bij in. Mevrouw heeft bij men. Kleiman allerlei toiletartikelen besteld daar was ook een tubetje fijne cream bij, en die vond zij niet lekker, maar moeder wel en dus zouden ze die cream samen gebruiken. Na een paar dagen kwam mevr. tot de ontdekking dat de cream heerlijk was, en nog oud fabrikaat en nu wil ze hem opeens nog bewaren, maar
79
moeder is niet gek. Mevr. weet natuurlijk niet dat Margot en ik ook ervan meegebruiken. Maar dat kan ons niets schelen We doen het toch. Nu Marjan de groeten aan je (bed of echt) genoot van Anne Frank
80
20 Oct. 1942. Dinsdag. Beste Kitty, De rokjes hebben we intussen gekregen. Nu moet je eens horen hoe belachelijk, mijne is ellenlang, en erg nauw, dan is het soort stof ongeveer als jute, waarvan aardappelzakken gemaakt worden. De naden zijn direct stuk gesprongen toen ik hem aan deed. De drukkers waren al los voordat de rok goed en wel hier was, en overal waar maar genaaid was hingen lange draden en de naad was overal bij stukjes open. Zo'n geval wat de winkels vroeger niet zouden hebben durven verkopen kost nu ƒ7,75. Ik had thuis een rokje dat ik drie jaar gedragen heb en nog goed is van ƒ1,95. Margot heeft van dezelfde jutestof ook zo'n geval met plooien. Boven veel te wijd om de heupen veel te nauw en om de naden allemaal bobbels dat kost ƒ24.- Het is gewoon bespottelijk. Er zijn nu weer 15 gijzelaar doodgeschoten is dat niet verschrikkelijk? Die mensen hebben niets gedaan, maar staan waarborg voor alles wat sabotage is. Het zijn allemaal vooraanstaande mensen en ze hebben gewoon in de krant geschreven wegens sabotage dat kan natuurlijk niemand bewijzen. Als nu de een of andere man iets doet b.v. een Duitser dood schieten of iets laten ontploffen en hij wordt niet gevonden dan worden een stuk of 5 van die vooraanstaande mannen, die er absoluut niets mee te maken hebben doodgeschoten. Dat doen ze natuurlijk omdat als iemand nu saboteert er zijn landgenoten voor moeten lijden en dat is wel heel erg. Ook moeten in Frankrijk zich alle mannen van de 18 tot 50 jaar aanmelden voor de arbeidsdienst dat zal hier ook wel gauw gebeuren. Rosel en Wronker zijn doorgestuurd naar Polen. Vandaag was eerst de werkster hier, net was die weg of daar kwam Daatselaar en als die weg is komt Levinsohn weer, nu kan niemand naar de w.c. Bep heeft het stenografie schrift al meegebracht. Gisteren moest ik voor Miep weer Debiteurenlijsten maken, maar ze zijn nog niet af. Hier is grote ruzie geweest. Mijnh. Westerman heeft opgebeld en gezegd dat als mijnh. Kugler nu niet met zijn laboratorium proeven ophoudt, dan zal Hijbroek en hij van iemand anders hun goederen kopen. Nou als Westerman en Heibroek er niet meer zijn, dan is de firma Gies & Co naar de maan. Dus Kugler moest verkopen, maar dat wil hij niet inzien. Mijnh. v. P. en Pim hebben alletwee slecht geslapen van kwaadheid. Die Kugler is ook gek. Nu wil hij nog een meisje aannemen maar dat kan natuurlijk niet voor ons en ook voor zichzelf. “De Opstandigen” is een knal boek. Het gaat over de familie Coornvelt die 14 kinderen hadden, waarvan 2 aan de pokken en 4 aan de stuipen gestorven zijn. De overige 8 zijn Nicolaas de oudste die ook de stuipen heeft, dan Keejetje die is gaan trouwen met Willem Wijsman en heeft 4 kinderen 81
Willem, Lize, Agatha, Constance. Constance heeft ook al weer een kind. Dan komt Henrik die is predikant en dan Koosje die bij Henrik de weduwnaar het huishouden doet, Koosje heeft ook de pokken. Dan komt David die is Prof. en is getrouwd met Aleida en heeft Clara en Louis als kinderen. Dan komt Saartje die is getrouwd met een gepensioneerd officier en heeft ook 4 kinderen Sophie, Betsy, Cateau, Coba. Dan is er nog een nichtje uit Parijs in het boek, Marie Elisabeth Sylvain, die een van de eersten is de meedoet aan de vrouwen emancipatie, dat is de strijd die er geweest is om de vrouw, dat die ook wilde studeren en dezelfde rechten hebben als de man. Want vroeger als de vrouw niet getrouwd was kwam ze als oude hardwerkende sul bij een van haar broers in huis. Ik heb nog twee kinderen vergeten Naatje die niet getrouwd is een bij Abraham het huishouden doet en Abraham die 12 kinderen heeft waarvan 2 er al waren voordat hij getrouwd was. Ik mag Bep misschien vragen of zij bij Perrij eens kan gaan kijken of die nog dagboeken verkopen, want anders moet ik gauw een schrift nemen, want mijn dagboek raakt vol, jammer! Ik kan het gelukkig nog wat strekken met de bladeren die ik er tussen heb geplakt. Nu is het genoeg een ellenlang epistel dag mijn schat van Anne Frank P.S. Ik heb je nog vergeten het gewichtige nieuws te vertellen dat ik waarschijnlijk gauw ongesteld wordt. Dat merk ik omdat er steeds zo'n soort kleverig zaad in mijn broek ligt en moeder heeft het mij voorspeld. Ik kan het haast niet afwachten het Iijkt me zo gewichtig, alleen jammer dat ik nu geen damesverband kan dragen want dat krijgt men ook niet meer, en die stokjes van mama kunnen alleen vrouwen dragen die al eens een kind gehad hebben. Nu vaarwel mijn kind AnneFrank Ik zou zoiets nu niet meer kunnen schrijven! AnneFrank 22 jan 1944
82
22 Oct. 1942. Donderdag Beste Poppie, Allweer 2 dagen niet geschreven het is toch schandelijk. Rosel en Wronker zijn weer teruggehaald, waarom dat weten wij niet het is wel gelukkig. Miep gaat vanmorgen erna toe. Met steno gaat het goed vooruit, ik zal straks misschien eens wat in steno schrijven. Papi heeft aan Bep gevraagd of ze een po voor me wil kopen gelukkig. Moeder, Margot en ik zijn weer de beste maatjes, dat is toch eigenlijk veel prettiger. Ik lig nu bijna elke avond bij Margot in bed we hebben erover gesproken dat Margot kraamverzorgster wil worden, ik vind het wel een fijn vak, maar ik wil toch liever bij de peuters, inplaats van bij de baby, maar ik wil er toch ook wel eens bij zijn als iemand een kind krijgt, want dan lijkt het me veel minder eng voor me zelf. Margot en ik zijn alle 2 vreselijk verkouden, maar dat zal wel weer over gaan. Bertus is met 2 broers en een schoonzuster naar Duitsland, dat was nog een heel drama, maar dat wordt te lang. Mijnh. v. Pels heeft een paar leuke moppen verteld, ik zal ze hier opschrijven. Wie doet 999 maal tik en 1 maal tak? Een 1000 poot met 1 klompvoet. Wie is zwart, zit op het dak, heeft twee poten en kan fluiten? De leerling van den schoorsteenmeester. (Papi) In een hotel zijn de muren net als bij ons betengeld en daar kan men dus alles door horen. Op een keer is aan de ene kant een paartje en aan de andere kant een meneer. De mannelijke helft van het paartje klopt het vrouwelijke steeds op zijn achterste terwijl hij zegt: “Ach was ein schönes popöchen, von wem ist den das schöne popöchen?” Daar roept de man aan de andere kant: “Es wird sich doch noch rausstellen lassen, von wem das verdamte asch ist!
Ze zijn wel goed hé! Beste Pop veel nieuws is er niet meer, en ik vind altijd dat als ik de brieven doorlees er niets leuks instaat dus dáág, ik hoop dat ik spoedig bericht krijg. AnneFrank. 83
26 Oct. 1942. Steno = de kat zit op de tak. = ik mors met drinken.
Maandag Vrijdag en Zaterdag heb ik in bed gelegen, ik was verkouden en niet erg lekker. Beste Phienny, Papa heeft mijnh. Kleiman naar een dagboek gevraagd en Bep naar een po. Hè, ik had helemaal vergeten, dat ik anders altijd blokschrift schreef, zo was ik in gedachten. Ze hebben ons voorspeld dat Levinsohn wel een maand achter elkaar beneden zal zijn. De kasten zijn omgeruimd, want in de kast aan de muur wordt het wasgoed nat, zo vochtig is het, nu heb ik 3 planken ter beschikking, dat is geweldig. In Afrika is een nieuw offensief begonnen, we zullen nu maar hopen dat de Engelsen geen nieuwe blunders maken en de oorlog gauw afgelopen is. Mijnh. Kugler heeft weer 12 Panorama's meegebracht, nu hebben we weer wat te lezen. Miep was bij mevr. Stoppelman het arme mens houdt het niet uit in haar schuilplaats van heimwee en honger. Bep heeft in het groeten winkeltje waar ze altijd koopt, een vroeger meisje van de "Tokita” ontdekt met haar kind van 3 jaar. lk vroeg direct, is die dan getrouwd, dat was natuurlijk niet het geval, en men neemt aan, dat het zoveelste kind van Rozendael is. Schandalig, wat een man. Miep heeft van iemand verteld die uit Westerbork gevlucht is, nou het is daar, verschrikkelijk, en als het daar al zo erg is hoe moet het dan wel in Polen zijn? De mensen krijgen haast niets te eten laat staan drinken, want ze hebben maar 1 uur per dag water en 1 w.c. en 1 wastafel voor een paar 1000 mensen. Slapen doen ze allemaal door elkaar mannen en vrouwen en die laatste + kinderen krijgen vaak de haren afgeschoren als ze dan vluchten kan iedereen ze herkennen. AnneFrank. mijnh. “Fraulein es blitst!” juff. “Zieht mann arg?” mijnh. “Nein, nur den Unterrock!”
84
28 Oct. 1942. Woensdag. Beste.Lou, Hoe gaat het er mee? Vanochtend ben ik weer met alles gestoord en kon daardoor niets behoorlijk afmaken. Ik heb weer wat geleerd bordeel en cocotte, ik heb er een apart boekje voor aangeschaft maar het ligt in de brieven, verder niets bijzonders AnneFrank
85
2 Nov. 1942. Maandag. Beste Marianne, Vrijdagavond was Bep bij ons, het was vrij gezellig, maar ze heeft niet goed geslapen omdat ze wijn gekregen heeft. Verder niets bijzonders. Gisteren had ik erge hoofdpijn ben vroeg naar bed. Vannacht is de wintertijd ingegaan. Margot is weer eens vervelend. Gisteren hebben we voor het eerst de kachel aangehad en vandaag is de hele kamer vol rook. Tot de volgende keer AnneFrank.
86
2 Nov. 1942. Maandag. Beste Kitty, Ik heb het je geloof ik nog niet verteld, maar Goslar's hebben een dode baby, vreselijk is dat, en die arme Hanneli, wat zal ze het druk hebben. Vanochtend kwam Miep vertellen dat de woning van van Pels leeg is gehaald, maar mevr. had zo'n rotbui, dat we het haar nog maar niet hebben verteld. Zondag was ik in bad, deze keer in de keuken, maar het was nog vroeg, en achter een kachelscherm kon niemand mij zien. lk heb een poosje tussen de gordijnen van het voorkantoor door op straat gekeken, raar gevoel is dat, het lijkt net of die mensen buiten gek zijn. Ik maak nu ook Algebra maar Meetkunde daar houd ik me maar ver van. Met steno gaat het al goed, ik zal maar weer een onbeduidend zinnetje ertussendoor kriebelen. Het gaat wel leuk, maar nu moet ik oefenen en daar heb ik geen zin in. Papi heeft net gezegd dat hij niet goed in zijn humeur is, hij heeft weer zo droevige oogjes, de arme ziel. Ik ben gewoon verslaafd aan het boek “De klop op de deur” van Ina BoudierBakker. De familieroman is buitengewoon goed geschreven, maar wat er omheen is over oorlog, schrijvers en de emancipatie der vrouwen is niet zo goed, maar eerlijk gezegd interesseert het me niet zo bar. Bertus heeft uit Berlijn aan Bep geschreven, tot nu toe vindt hij het er vrij behoorlijk. Ik zit gewoon te springen om mijnh. Kleiman voor het nieuwe dagboek te vragen nu tabeh AnneFrank
87
5 Nov. 1942. Donderdag. Beste Pop, We hebben gelukkig peulvruchten gekregen 270 pond, maar het personeel moet ook wat hebben. We nemen nu in plaats van stadlevensmiddelkaarten, landlevensmiddelkaarten want dat scheelt 7 gld. Landkaarten kosten n.l. maar 33 gld. en als wij de broodbonnen die er op zitten ook nog verkopen dan is het nog maar 20 gld. Mijnh. v. P. heeft nu al haast geen geld meer; Pim gelukkig wel, Mijnh. Siemans (dat is onze bakker) krijgt nu melksuiker en daarom levert hij ons nu weer het brood zonder bonnen voor de gewone prijs. Kleiman is ook weer naar Goldschmidt geweest maar hij wil onze boel niet Ioslaten, en hij zegt ook dat hij haast alles voor Maatschappelijk doel weggegeven heeft, maar dat geloven wij niet, en hij beroept zich op mevr. Levie maar Miep gaat naar Pfeffer en die zal het mevr. Levie wel vragen. Mijnh. Voskuijl krijgt nu vaak 's middags wat eten van ons. Het kantoor sluit tegenwoordig om 5 uur maar het magazijn blijft nog iets langer open. “De klop op de deur” heb ik nu haast uit, maar het moet Vrijdag ook terug. Gisteren heb ik mijn filmsterren een beetje opgekalefaterd, maar ik ben er nog niet klaar mee. De Engelsen hebben nu eindelijk in Afrika een paar successen en Stalingrad is ook nog niet gevallen, dus zijn de heren erg vrolijk en hebben we vanmorgen koffie en thee gehad. Verder niets bijzonders. Peter is Zondag de 8ste November jarig, en voor die gelegenheid komen Kleimans. Groeten aan Kees van AnneFrank
88
7 Nov. 1942. Zaterdag. Beste Phien, Het is nu werkelijk lang geleden, dat ik je geschreven heb. Ik heb van de week veel gelezen en weinig gewerkt, zo moet men het doen in de wereld en zo zal men ook zeker verder komen. Morgen is Peter jarig maar daar zal ik nog wel over schrijven. Moeder en ik schieten de laatste tijd wel beter met elkaar op, maar vertrouwelijk nooit. Margot is kattiger als ooit, en vader heeft iets waar hij niet voor den dag mee wil komen, maar is toch als altijd een schat. Levinsohn maakt het ons nog altijd elke dag lastig. Donderdagavond was ik beneden met vader en heb in Kuglers kantoor de Debiteurenlijsten gedaan het was daar beneden erg eng, en ik was blij toen het werk afgelopen was. Mevr. zag beneden spoken, maar het was enkel een stukje kalk, dat van de muur gevallen was. Vader heeft een blik van Kuglers kantoor gehaald en probeert nu of het waterdicht is, als dat het geval is, krijg ik het als po, maar men. v. P. maakt er eerst nog een hengsel aan, een deksel kan er ook op, dus dat is compleet, ik hoop alleen maar niet dat het lekt. Ik verlang weer meer dan ooit naar Moriaan en ik kan het haast niet afwachten dat ik hem of 1 van zijn jonkies heb. Ik voel me hier nog altijd verlaten en te veel en droom veel van het onderaards gewelf maar dan is de werkelijkheid weer zo grauw, dus ik weet niet wat ik doen zal. Sinds een paar dagen is de kachel aan, en de hele kamer staat vol rook, ik houd toch veel meer, van centrale verwarming en daar zal ik de enige wel niet in zijn. Margot kan ik niet anders betitelen als een rotkind, dat mij dag en nacht, verschrikkelijk irriteert. De groeten aan allemaal van Anne.
89
13 Nov. 1942. Vrijdag. Beste Jetty, Gisterenochtend kwam Miep ons vertellen dat ze bij Dr. Pfeffer geweest was. Hij nam het voorstel om te schuilen natuurlijk met beide handen aan. Maar hij smeekte Miep letterlijk om nog een week uitstel want hij is met 2 tandoperatie's bezig, hij krijgt nog geld van van der Hoeden (dat is de tandarts waar hij clandestien bij werkt) en hij moet de kathotheek nog met van der Hoeden afmaken, daar komt d'ie dan niet uit wijs. Maar wij vonden dat veel te gevaarlijk, want dan zegt hij weer aan van der Hoeden, ja ik ga schuilen volgende week Donderdag. Dan vertelt van der Hoeden dat weer verder, en dan wordt Pfeffer met vragen bestormd. En ten tweede kan het ook opvallen dat de jood Pfeffer elke dag naar Miep en Jan toe gaat en er zijn boel brengt, want als Miep en Jan wat gebeurd, zijn wij ook weer in gevaar. Dus hebben wij gezegd als Pfeffer vandaag zegt hij moet uitstel hebben en kan niet tegen Zaterdag komen, dan moet hij maar helemaal niet komen, want als hij vandaag of morgen op straat of thuis, eventueel ook in de praktijk wordt opgepakt, dan kan hij ook niet zeggen, ik moet mijn kathotheek nog opmaken en ik krijg nog geld. Nu gaat Miep weer met hem praten en vandaag valt dan de beslissing of hij morgen komt. We zullen het dan zo regelen dat hij om 10 uur op het postkantoor moet zijn en net doet of hij een kaart, aan zijn vader in Duitsland schrijft, dan komt mijnh. Kleiman hem zo genaamd toevallig tegen en vraagt hem een meter of 10 achter hem te lopen. Als Kleiman dan in het kantoor gaat, komt Pfeffer ook, dat kan niet opvallen, want Levinsohn en Kahn en tal van andere Joden gaan elke dag hier naar kantoor. Nu schei ik uit, hier is verder niets bijzonders. Politiek gaat goed. Marokko en Algiers, Casa Blanca en Oran hebben zich overgegeven, nu gaat het nog om Tunis. Mijn witte trui is af de ritssluiting heb ik van.mevr. v. Pels, gekregen, en het staat piekfijn. De Groeten aan moek van AnneFrank.
90
TUSSEN IN ANDERE DAGBOEK. 5 Dec. 1942 Beste Kitty, Gisterenavond was het heerlijk, we hebben eerst kaarsje aangestoken en zijn dan naar boven gegaan, daar was het al bezaaid van bloemen, van Pim voor mama, van mijnh. v. Pels en mijnh. Pf. voor mama, van mijnh. v. Pels voor mevr. en van Pim en mijnh. Pf. voor mevr. Moeder heeft nog een pakje cigaretten en 1 plak chocolade gekregen. Margot en ik elk een schattige naaidoos, Piet en wij twee allemaal borstplaat, en M. en ik 1 plak chocola en 1 zilveren schaaltje. lk nog een slot voor mijn dagboek. Vandaag was het weer erg met me gesteld, ik kon wel de hele ochtend huilen, en Pim kan ook zo tegen me uitvaren, maar hij is toch schattig dáág van AnneFrank.
91
10 Nov. 1942. Dinsdag. Beste Conny, Ik heb nog niet mijn berichten weergegeven over Zondag, het was ook inderdaad een zeer belangrijke dag. 's Ochtends werdt al om 7 uur de kachel aangemaakt, dus kon niemand meer slapen en waren alle vrouwelijke huisgenoten erg kwaad. Om 8 uur ben ik al naar boven gegaan en heb met Peter, de cadeautjes bekeken. Het was het beursspel van het kantoorpersoneel, een vuurtuigje, spiegel, scheerkwast, das, hopjes een blik erwtensoep van z'n ouders en van ons een scheerapparaat, met aluinsteen. Om half één gingen we naar beneden en hoorden toevallig aan de radio dat de Engelse en Amerikaanse troepen, in Tunis, Algiers, Casa Blanca en Oran gelandt zijn. Dat was een verassing. 's Middags kwamen Kleimans die waren van het heuglijke nieuws ook al op de hoogte. 's Avonds heeft Hitler een rede van niks gehouden. Maandag hebben we het kantoor getracteerd ter ere van de verjaardag. Slaap lekker en de groeten aan juf van je liefhebbende AnneFrank
92
10 Nov. 1942. Dinsdagavond. Beste Emmy, Vandaag zijn we eigenlijk weer overrompeld, want we hebben er nog eens over gesproken dat we hier eigenlijk nog best één persoon op kunnen nemen en het lot heeft op mijnh. Pfeffer gewezen, want die heeft niet zoveel familie. We hebben er al met Kugler over gesproken en die zal er nog eens een nachtje over slapen, maar het besluit is eigenlijk al genomen. Wat zal die man opkijken, maar daar kan ik nog wel van berichten als hij in onze schuilplaats gearriveerd is. We zullen vragen of hij ook iets mee kan brengen om holle kiezen te vullen, want hij is tandarts, en ik denk dat hij bij mij de op kamer slaapt. Vaarwel AnneFrank.
93
Zaterdag 22 Januari 1944. Ik vind het stom van mezelf dat ik al deze mooie bladzijden open heb gelaten, maar het kan misschien geen kwaad als ik hierachter m'n algemene gedachten over het geschrevene neerpen. Nu ik 1½ jaar later m'n dagboek weer inkijk, verbaas ik me erg dat ik ooit zo'n onbedorven bakvis ben geweest. Onwillekeurig weet ik, dat hoe graag ik het zou willen ik zó nooit meer zal kunnen worden. De buien de uitlatingen over Margot, Moeder en Vader begrijp ik nog net zo goed alsof ik ze gisteren heb geschreven, maar dat ik zo ongegeneerd over andere dingen geschreven heb kan ik me niet meer indenken. Ik schaam me werkelijk als ik de bladzijden lees die over onderwerpen handelen die ik het liefst mooier me voorstel. Ik heb het zo onfijn neergeschreven! Maar ja nu genoeg hiervan. Wat ik ook heel goed begrijp is het heimwee en verlangen naar Moortje. Vaak bewust maar nog veel vaker onbewust had ik al die tijd dat ik hier was en ben een verlangen naar vertrouwen, liefde en liefkozingen. Dit verlangen is soms sterker en soms zwakker, maar altijd is het er AnneFrank.
94
2 Mei 1943. Zondag. De stemmingen over de oorlog in het Achterhuis. Mijnh. v. Pels. Deze eerwaarde heer, heeft naar ons aller mening veel doorzicht in de politiek. Maar voorspelt ons toch dat we tot eind '43 nog hier zullen moeten vertoeven. Dat is wel erg lang, toch het zal nog uit te houden zijn. Maar, wie geeft ons de verzekering dat deze oorlog, die niemand iets anders dan schade en verdriet berokkend, dan uit zal zijn? En wie kan ons de verzekering geven, dat er met ons en onze schuilmedeplichtigen, intussen niet allang iets is gebeurd? Niemand immers! En daarom leven we ook elke dag in spanning. Zowel in spanning van afwachting en hoop, maar ook van angstspanning, als men geluiden hoort in huis of buiten, als het erg schiet of als er nieuwe “bekendmakingen” in de krant vermeld zijn, want ook kan het iedere dag gebeuren dat enkele van onze schuilmedeplichtigen, zelf hier zal moeten gaan schuilen. Schuilen is een heel gewoon woord geworden. Hoeveel mensen schuilen er wel niet; het is in verhouding natuurlijk niet veel, maar toch zullen we later er zeker verbaasd van staan hoeveel goede mensen er in Nederland zijn, die Joden en ook vluchtende Christen met of zonder geld tot zich genomen hebben. En ook is het ongelooflijk van hoeveel mensen men hoort die een vals persoonsbewijs hebben. Mevr. v. Pels. Toen deze schone dame (volgens zichzelf alleen) hoorde, dat het niet zo moeilijk als vroeger meer is om aan een vals persoonsbewijs te komen, stelde ze onmiddelijk voor, hier voor ons allemaal eentje te laten maken. Alsof het niets is en het geld bij vader en mijnh. v. Pels op hun rug groeit. Terwijl mevr. van Pels altijd de grootste nonsen beweert, springt Putti vaak in de lucht. Maar dat kan men ook makkelijk, want de ene dag zegt Kerli: “ik laat me later dopen” en de andere dag is het: “Ik wilde al altijd naar Jerusalem, want ik voel me alleen onder Joden thuis! Pim is een grote optimist, maar hij weet er altijd een reden voor want mijnh. Pfeffer die verzint alles maar uit het wilde weg, en als iemand zijne hoogheid wil tegenspreken, dan komt men van een verkeerde kermis thuis. Bij mijnh. Fritz Pfeffer thuis, is het denk ik regel, dat wat hij zegt, het hogere woord is; maar Anne Frank past zulks helemaal niet.
95
Wat de andere leden van het Achterhuis over de oorlog denken is niet interessant, alleen deze vier tellen in de politiek mee, eigenlijk maar twee maar madam van Pels en Pfeffer rekenen zich er ook toe.
96
2 Mei 1943. Zondag. Als ik zo wel eens bedenk, hoe we hier leven, kom ik meestal tot de conclusie dat we het hier in verhouding met de andere Joden die niet schuilen, als in een paradijs hebben, maar dat ik later als alles weer gewoon toch verwonderd zal zijn hoe wij, die het toch thuis erg netjes hadden, zo, ja men kan wel zeggen, afgezakt zijn. Afgezakt in die zin van het woord, waar het de manieren betreft. We hebben b.v. al sinds dat we hier zijn altijd op onze tafel een zeildoek, die door het vele gebruik meestal niet tot de schoonsten behoort. Wel probeer ik het vaak nog wat op te knappen, maar met een afwasdoek, die meer gat dan doek en ook voor het schuilen, lang geleden, nieuw is geweest valt op de tafel met nog zo hard boenen, niet veel eer te behalen. Van Pelsens slapen nu al de hele winter op een flaneldoek die men hier niet wassen kan, omdat de bon-zeep-poeder, veel te schaars en buitendien veel te slecht is. Vader loopt met een gerafelde broek en ook zijn das vertoont slijtage. Mama haar corset is vandaag afgeknapt van ouderdom en het is niet meer te repareren, terwijl Margot met een twee maten te kleine bustehouder loopt. Moeder en Margot hebben de hele winter samen met 3 hemdjes gedaan en de mijne zijn zo klein dat ze nog niet eens tot aan mijn buik gaan. Dit zijn nu wel alles dingen waarover heen te stappen is, maar toch bedenk ik wel eens met schrik, hoe willen wij die vanaf mijn onderbroek tot op de scheerkwast van Vader met versleten dingen rondlopen en rond helpen, later weer eens tot onze vooroorlogse stand kunnen gaan behoren? hier had ik een gebit zonder tanden aan en ben daarom ook oer-lelijk. A B C D E F G H I J KL M N O P Q R S T U V W X Y Z 3 5 4 1 2 6 8 7 9 11 12 10 14 13 16 18 15 17 20 19 21 22 24 23 25 26
97
Dagboek van Anne Frank van 22 December 1943 tot 17 April 1944. Achterhuis A'dam C. Ten dele brieven aan “Kitty”.
98
Achterhuis, Woensdag 22-12-'43. Lieve Kitty, Vader heeft toch weer een nieuw dagboek voor me opgespoord en dat het een respectabele dikte heeft, daar kan, je je ten zijnen tijde zelf van overtuigen. M'n excuses moet ik ook nog maken, dat ik zo lang niets van me heb laten horen, maar daar zijn ook goede redenen voor. Vanaf verleden week Zaterdag tot gisteren, Dinsdag lag ik in bed. Dinsdag een week geleden was ik een dag op, maar dat had alleen maar tot gevolg dat ik nog meer verkouden werd. Keelpijn, zweten, omslagen, pastilletjes enz, enz. moest ik meemaken. Nu ben ik weer een beetje beter, maar helemaal weg is het nog niet. Ausnahmsweise (een ander woord past hier niet) is de verstandhouding hier goed, niemand heeft ruzie, maar het zal wel niet lang duren, we hebben zo'n huisvrede zeker een half jaar niet gehad. Bep is nog steeds van ons gescheiden, maar gauw zal dat zusje wel bacillenvrij zijn, ze was zo blij met mijn Sinterklaas-cadeau dat ze me een appel, een zak schuimpjes, Libelle's enz. heeft meegebracht. Voor Kerstmis heb ik ook wat voor Miep en Bep. Ik heb n.l. wel een maand lang suiker gespaard van m'n pap en voor Sinterklaas heb ik een pond samen gehad, maar ik had er geen rekening mee gehouden dat de winkels voor Sinterklaas zo erg druk waren. Kleiman heeft nu voor Kerstmis de borstplaatjes laten maken. Voor Channukah hebben Margot en ik van boven een kruidkoek en ik een schortje gekregen, Peter ook een kruidkoek en 3 vleesbonnen. Mijnh. Pf. heeft aan mevr. v. P. en moeder een mooie taart cadeau gegeven, wij dachten dat z'n vrouw die gebakken had, maar Miep vertelde aan vader, dat mevrouw Pfeffer van die hele taart niets afwist en zij die op Pf.'s verzoek gebakken had. Bij al dat werk moest Miep ook dat nog doen. Voor Sinterklaas en Kerstmis hebben we allemaal van de distributie 180 gram olie, 1 ons snoep en een pot huishoudstroop gekregen. Van de snoepjes heb ik mijnh. Kugler, Pf., Margot, mevr. en mezelf getracteerd. Alleen de dames en de kinderen hebben snoep gekregen, daar we nog steeds 5 kaarten hebben. Margot en ik hebben een brochje gekregen, waar een plak en een cent in verwerkt zijn; het geheel glimt prachtig, haast alle leden van de vrouwelijke kant van het Achterhuis hebben zo'n ding, ook Peter. Dat zijn dus Miep, Bep, mevr. Kleiman, Margot, Anne en Peter, ook mevr. Pf. heeft er een. Voor vandaag is het genoeg, tot de volgende keer Kitty, je Anne.
99
Vrijdag 24 December 1943. Beste Kitty, Ik (oei, dat mag niet!) heb je al meer geschreven, dat we hier allemaal zoveel met stemmingen te doen hebben, en ik geloof dat dat vooral in de laatste tijd bij mij sterk toeneemt. “Himmelhoch jauchzend, zu tode betrübt”, is hier zeker wel van toepassing. “Himmelhoch jauchzend: ben ik, als ik eraan denk, hoe goed we het hier nog hebben, in verhouding tot al die andere Joodse kinderen en “zu tode betrübt”, zoals nu b.v. als vanmiddag mevr. Kleiman hier was en zo vertelt van Jopie, hoe die hockey speelt en vrienden en clubjes heeft. Ik geloof niet dat ik jaloers op Jopie ben, maar wel krijg ik dan zo'n sterk verlangen om ook eens flink pret te maken en te lachen, tot je buikpijn hebt. Vraag me niet wanneer wij weer eens echt goed gelachen hebben, dat is zeker al een dik jaar geleden. Vooral nu in de winter, met de vrije Kerst- en Nieuwjaarsdagen, dan zitten we hier zo als uitgestotenen en toch is wat ik hier schrijf overdreven. Ik mag dit niet schrijven en toch moet ik het eens. Als iemand zo net van buitenaf komt, met de buitenlucht nog aan zich, dan zou ik wel eens in huilen kunnen uitbarsten en denk ik, wanneer mogen wij weer eens die lucht ruiken? Geloof me, Kitty, als je 1½ jaar zo opgesloten zit, dan kan het je op sommige dagen, wel eens teveel worden. Of het rechtvaardig of ondankbaar is, het gevoel laat zich niet weg slaan. Ook weer eens fietsen, dansen, flirten en weet-ik-wat-nog-meer, dat zou ik wel willen omarmen; als ik eerst maar weer eens vrij ben! Ik denk zelf wel eens, zou iemand me hierin begrijpen, zou iemand over de ondankbaarheid heenkijken, heenkijken over Jood of niet Jood, alleen maar in me zien de bakvis, die zo'n behoefte heeft naar uitgelaten pret? Ik weet het niet en ik zou er ook niet, met niemand over kunnen spreken, want ik weet dat ik dan ga huilen. Huilen kan zo'n verlichting brengen, als je maar bij iemand kunt huilen en ondanks alles, ondanks theorieën en moeiten, mis ik elke dag en elk uur, de moeder, die me begrijpt. En daarom ook, denk ik bij alles wat ik doe en wat ik schrijf, dat ik later voor mijn kinderen wil zijn, de mams, die ik me voorstel. De mams, die niet alles zo ernstig opvat, wat zo gezegd wordt, en wel ernstig opvat, wat van me komt. Ik merk, ik kan het niet beschrijven, maar het woord mams zegt al alles. Weet je wat ik er op gevonden heb, om toch zoiets als mams tegen mijn moeder te zeggen? Ik noem haar vaak Mansa en daarvan komt Mans. Het is als het ware, de onvolkomen mams, die ik zo graag met nog een pootje aan de n zou vereren, maar die dit niet beseft. Het is gelukkig dat Mans, het niet beseft, want zij zou zich er ongelukkig over maken. Nu is het genoeg daarvan, m'n zu tode bedrübt is bij het schrijven een beetje over gegaan! 100
Anne In deze dagen, nu Kerstmis, nog maar één dag af is, moet ik aldoor aan Pim denken en wat hij me verleden jaar verteld heeft. Verleden jaar, toen ik de betekenis van zijn woorden niet begreep, zoals ik ze nu begrijp. Sprak hij nog maar een keer, misschien zou ik hem dan kunnen aantonen dat ik hem begreep! Ik geloof dat Pim daarover gesproken heeft, omdat hij, die zoveel hartsgeheimen van anderen weet, zich ook één keer moest uiten; want Pim, zegt anders nooit wat over zichzelf en ik geloof niet, dat Margot vermoed, wat Pim heeft moeten doormaken. Die arme Pim, hij kan mij niet wijsmaken, dat hij haar is vergeten. Nooit zal hij dit vergeten. Hij is toegevend geworden, want ook hij ziet moeders fouten. Ik hoop dat ik een beetje op hem ga lijken, zonder dat ik dat ook moet doormaken! je Anne.
101
Maandag 27 December 1943. Vrijdagavond heb ik voor het eerst in mijn leven iets voor Kerstmis gekregen. De meisjes, Kleiman en Kugler hadden weer een heerlijke verassing voorbereid. Miep heeft een heerlijke Kerstkoek gebakken, waar “Vrede 1944” opstond. Een pond boterkoekjes van vooroorlogse kwaliteit verzorgde Bep. Voor Peter Margot en mij was er een flesje yoghurt en voor de volwassenen elk een bier. Alles was weer zo leuk ingepakt en deze leuke plaatjes waren op de verschillende pakketten geplakt. De Kerstdagen zijn voor ons, verder gauw voorbijgegaan. Anne
102
Woensdag 29 December 1943. Gisterenavond was ik weer erg verdrietig. Oma en Hannelie kwamen weer voor mijn geest. Oma - o die lieve Oma, hoe weinig hebben wij begrepen wat zij geleden heeft, hoe lief was ze altijd weer voor ons, hoeveel belang stelde ze in alles wat ons gold en daarbij bewaarde ze steeds zorgvuldig het vreselijke geheim wat ze met zich mee droeg. Hoe trouw en goed was Oma altijd, geen van ons zou ze ooit in de steek gelaten hebben, wat het ook was, hoe stout ik ook geweest was, Oma verontschuldigde mij altijd. Oma - heb jij van mij gehouden, of heb jij mij ook nooit begrepen? Ik weet het niet. Tegen Oma heeft ook nooit iemand wat van zichzelf gezegd. Hoe eenzaam moet Oma geweest zijn, hoe eenzaam, ondanks ons. Een mens kan eenzaam zijn, ondanks de liefde van velen, want voor niemand is hij toch de “liefste.” En Hanneli, leeft zij nog? Wat doe zij? O God, bescherm haar en breng haar naar ons terug. Hanneli, aan jou zie ik steeds, hoe mijn lot ook had kunnen zijn, steeds zie ik mij in jou plaats. Waarom ben ik dan vaak nog verdrietig om wat hier gebeurd, moet ik niet altijd blij, tevreden en gelukkig zijn, behalve als ik aan haar en haar Iotgenoten denk? Ik ben zelfzuchtig en laf. Waarom droom en denk ik altijd de ergste dingen en zou ik het van angst wel uit willen gillen? Omdat ik toch nog, ondanks alles, God niet genoeg vertrouw. Hij heeft mij zoveel gegeven, wat ik zeker nog niet verdiend had en toch doe ik elke dag nog zoveel verkeerds! Men kan huilen, als men aan zijn naasten denkt, men kan eigenlijk wel de hele dag huilen. Men kan alleen maar bidden, dat God een wonder laat gebeuren en nog enige van hun spaart. En ik hoop dat ik dat voldoende doe! Anne.
103
Donderdag 30 December 1943. Lieve Kitty, Hier is na de laatste hevige ruzie's alles goed gegaan, zowel tussen ons, Pf. en boven, alsook tussen mijnh. en mevr. Maar nu komen er weer dikke onweerswolken opzetten en wel over.... het eten. Mevr. kwam op het onzalige idee 's ochtends minder geb. aard. te maken maar ze beter te hebben. Moeder en Pf. inclusive wij, waren het daar niet mee eens, en nu hebben we ook de aardappels gesplitst. Maar het gaat nu met het vet oneerlijk toe en moeder moet er weer een stokje voor steken. Als het een enigszins interessante afloop heeft, zal ik je die nog wel schrijven. In de loop van de laatste tijd, hebben we nu gesplitst. Het vlees (zij vet, wij zonder vet; zij soep, wij geen soep. De aardappels (zij geschild, wij gepeld.) Extra kopen, en nu ook nog de gebakken aardappels. Waren we vast maar weer helemaal gesplitst! je Anne. P.S. Bep heeft voor mij een ansichtskaart van de hele koninklijke familie laten aftrekken. Juliana ziet er daarop erg jong, evenals de koningin. De drie meisjes zijn snoezig. Ik vond het reuze aardig van Bep, jij niet? Met de borstplaatjes van mij voor de meisjes met Kerstmis is het goed gegaan. Bep heeft zich ook hartelijk bedankt voor m'n blikje melk en de overige Sinterklaascadeautjes. Ik ben maar blij dat moeder van dat alles niets afweet, ik geloof nooit, dat ze dat goed zou vinden. 15 Januari als mijnheer Voskuyl jarig is, wil ik hem m'n volgende potje pruimejam geven. Dáág.
104
Donderdag 6-Januari 1944. Lieve Kitty, Vandaag moet ik je drie dingen bekennen, die heel wat tijd in beslag zullen nemen, maar die ik aan iemand moet vertellen en dat kan ik dan toch maar het best aan jou doen, omdat ik stellig weet dat je altijd en onder alle omstandigheden zult zwijgen. Het eerste is over moeder. Je weet, dat ik vaak geklaagd heb over moeder en dan toch steeds weer moeite deed aardig tegen haar te zijn. Plotseling is het me nu duidelijk geworden wat er aan haar mankeert. Moeder heeft ons zelf verteld, dat ze ons meer als vriendinnen dan als haar dochters beschouwd; dat is nu natuurlijk wel heel mooi, maar toch kan een vriendin de plaats van een moeder niet vervangen. Ik heb er behoefte aan, mijn moeder als een voorbeeld te nemen en eerbied voor haar te hebben en mijn moeder is in de meeste dingen wel een voorbeeld voor mij, maar juist een voorbeeld zoals ik het niet moet doen. Ik heb het gevoel dat Margot in al deze dingen zo anders denkt en wat ik je nu verteld heb, nooit zou begrijpen. En vader ontwijkt alle gesprekken, die over moeder zullen handelen. Een moeder, stel ik me voor, als een vrouw, die in de eerste plaats veel tact aan de dag legt, vooral voor haar kinderen die in onze leeftijd zijn en niet, zoals Mansa, als ik huil voor iets, niet voor pijn, maar voor andere dingen me in me gezicht hard uitlacht. Eén ding, het mag misschien onbenullig lijken heb ik haar nooit vergeven. Het was op een dag dat ik naar den tandarts moest, Moeder en Margot zouden meegaan en vonden het goed dat ik m'n fiets meenam. Toen we bij den tandarts klaar waren en weer voor de deur stonden, vertelden Margot en Moeder heel leuk, dat ze nu naar de stad gingen, om iets te bekijken of te kopen, ik weet het niet meer zo heel precies. Ik wilde natuurlijk meegaan, maar dat mocht niet omdat ik m'n fiets bij me had. Van woede sprongen mij de tranen in de ogen en Margot en Moeder begonnen hard te lachen. Toen werd ik zo woedend, dat ik op straat m'n tong tegen hun uitstak, terwijl toevallig een klein vrouwtje langs kwam, dat heel verschrikt keek. Ik reed op de fiets naar huis en heb zeker nog lang gehuild. Het is eigenaardig dat bij de ontelbare wonden die Moeder mij toegebracht heeft, weer deze net gaat branden, als ik eraan denk, hoe kwaad ik toen was. Het tweede is iets wat me erg veel moeite kost om het je te vertellen, want het gaat over mezelf. Ik ben niet preuts, Kitty, maar ik heb toch een gevoel, dat als ze hier zo vaak spreken op wat ze precies op de W.C. uitrichten, ik me met m'n hele lichaam daartegen verzet. Gisteren las ik nu een artikel van Dra. Sis Heyster die schreef over blozen, ik zal het hierachter uitleggen. Sis Heyster spreekt in dit artikel, alsof het tegen mij alleen was; hoewel ik niet zo gauw bloos, zijn die andere dingen die daarin staan, toch wel op mij 105
van toepassing. Zij schrijft zo ongeveer, dat een meisje in de puberteitsjaren (-tijd) stil wordt in zichzelf en na gaat denken over de wonderen, die er met haar lichaam verricht worden. Ook ik heb dat en daarvan krijg ik de laatste tijd het gevoel, dat ik me ga generen. voor Margot, Moeder en Vader. Margot daarentegen is veel verlegener dan ik en geneert zich helemaal niet. Ik vind het zo wonderlijk, dat wat er met me gebeurt en niet alleen dat, wat aan de uiterlijke kant van m'n lichaam te zien is, maar dat wat zich daarbinnen voltrekt. Juist omdat ik over mezelf en over al deze dingen nooit met iemand spreek, spreek ik met mezelf erover. Telkens weer als ik ongesteld ben, (en dat is nog maar drie keer gebeurd) heb ik het gevoel, dat ik ondanks alle pijn, narigheid en viezigheid een zoet geheim met me mee draag en daarom, al heb ik er niets dan last van, verheug ik me in een zekere zin des woords, altijd weer op de tijd, dat ik weer dat geheim in me zal voelen. Verder schrijft Sis Heyster nog, dat jonge meisjes in die jaren, niet geheel zeker van zichzelf zijn en gaan ontdekken, dat zij zelf een mens zijn, met ideeën, gedachten en gewoonten. Ik ben, daar ik hier al met nauwelijks 13 jaar gekomen ben, vroeger begonnen met over mezelf na te denken en te weten, dat ik een mens op zichzelf ben. Soms krijg ik 's avonds in bed een verschrikkelijke behoefte om m'n borsten te bevoelen en te horen, hoe rustig en zeker m'n hart slaat. Onbewust heb ik dergelijke gevoelens al gehad voor dat ik hier kwam, want ik weet dat toen ik eens 's avonds bij Jacque sliep, ik me niet meer in kon houden, zo nieuwsgierig was ik naar haar lichaam, dat ze altijd verborgen voor me gehouden had en dat ik nooit heb gezien. Ik vroeg Jacque of we als bewijs van onze vriendschap elkaars borsten zouden bevoelen. Jacque weigerde. Zo was het ook, dat ik een verschrikkelijke behoefte had Jacque te zoenen en dat ik het ook gedaan heb. Ik raak elke keer in extace, als ik een naakt vrouwenfiguur zie, zoals bijvoorbeeld, in de Springerkunstgeschiedenis een Venus. Ik vind het soms zo wonderlijk en mooi, dat ik me in moet houden, dat ik de tranen niet laat rollen. Had ik maar een vriendin! Nu nog de derde bekentenis en die ligt me het naast aan het hart. Ik zal maar bij het begin beginnen: Mijn verlangen om eens met iemand te praten, werd zo groot, dat ik op de één of andere manier met Peter wilde praten. Als ik boven wel eens in Peters kamertje kwam, bij licht, vond ik het daar altijd erg gezellig, maar omdat Peter altijd zo bescheiden is en nooit eens iemand de deur uitzet, durfde ik nooit langer te blijven omdat ik bang was, dat hij me verschrikkelijk vervelend zou vinden. Ik zocht verder elke gelegenheid om eens met hem te praten en die deed zich dan gisteren voor. Peter heeft n.l. plotseling een manie voor kruiswoordpuzzles gekregen en doet niet anders meer, dan de hele dag puzzelen, ik hielp hem daarbij en al gauw zaten we tegenover elkaar aan z'n tafeltje, hij op de stoel, ik op de divan. En ik kan je zeggen, 106
dat het mij zo wonderlijk te moede werd, telkens als ik in zijn donkerblauwe ogen keek en hij daar zat, met die geheimzinnige glimlach om z'n mond. Ik kon aan alles zo z'n innerlijk lezen, ik zag aan z'n gezicht, nog die hulpeloosheid en die onzekerheid hoe zich te houden en tegelijkertijd een zweem van het besef van z'n mannelijkheid. Ik zag zo de verlegen houding en werd zo zacht van binnen, ik kon het niet laten telkens en telkens weer en telkens weer, die donkere / ogen te ontmoeten en smeekte haast met heel m'n hart, o vertel me toch wat er in je om gaat, o kijk toch over die noodlottige babbelzucht heen. Maar de avond ging voorbij en er gebeurde niets, behalve dat ik hem dat over dat blozen vertelde, natuurlijk niet dat wat ik opgeschreven heb, maar dat hij wel zekerder zou worden, met de jaren. 's Avonds in bed moest ik huilen, huilen, verschrikkelijk en toch mocht niemand het horen. Ik overlegde in bed wat ik vandaag allemaal tegen Peter zou zeggen en kon maar niet met snikken ophouden. Heel laat sliep ik in. Toch moet je heus niet denken, dat ik verliefd op Peter ben, geen sprake van. Als v. P.'s inplaats van een jongen, een meisje hier gehad zouden hebben, zou ik ook geprobeerd hebben iets aan haar te vertellen van mezelf en ook haar hebben laten spreken. 's Ochtends, vanochtend werd ik om ongeveer 5 vóór 7 wakker en wist meteen heel stellig, wat ik gedroomd had. Ik zat op een stoel en tegenover me zat Peter......Schiff, we bladerden een boek met plaatjes van Mary Bos door, waarin alleen een bladzijde daarmee gevuld was, op de anderen stonden andere dingen. Zo duidelijk was m'n droom, dat ik me de tekeningen gedeeltelijk nog herinner. Maar de droom ging nog verder, opeens ontmoetten Peter en mijn ogen elkander en lang keek ik in die mooie fluweelbruine ogen, toen zei Peter heel zacht: “als ik dat geweten had, was ik allang bij je gekomen.....!” Bruusk draaide ik me om, want de ontroering werd me te machtig. En daarna voelde ik een zachte, o zo koele en weldadige wang, tegen de mijne en was alles zo goed, zo goed...... Toen werd ik wakker, terwijl ik nog zijn wang tegen de mijne aan voelde en nog zijn bruine ogen diep in m'n hart voelde kijken, zo diep dat hij daarin gelezen had, hoezeer ik van hem gehouden had en hoeveel zeer ik nog van hem hield. Toen sprongen mij weer de tranen in de ogen en was ik zo bedroefd dat ik hem nu weer kwijt was, maar was ik ook zo blij omdat ik opeens weer met zekerheid wist, hoeveel ik van Peter houdt. In rook waren de dromen van zes kinderen, een mooi huisje en Iange reizen opgegaan, als ik maar Peter bij me mocht hebben, o Petel, Petel.... Het is eigenaardig dat ik hier vaak zulke duidelijke droombeelden krijg. Eerst zag ik Omi op een nacht zo duidelijk, dat ik haar zag of haar huid van zo dik zacht, rimpelfluweel was. Toen verscheen Oma, zodat ik haar als mijn beschermengel
107
beschouw en ik elke avond tegen haar bid en haar mijn zoentjes stuur. Toen Hanneli, zo duidelijk, dat ik elke avond vóór haar bid en zij rnij toelijkt, het symbool van de elende van al m'n vrienden en alle Joden als ik dus voor haar bid, ik bid voor alle Joden en arme mensen samen. En nu Peter, mijn lieve Peter, nog nooit is hij mij in mijn geest zo duidelijk voor ogen gekomen, ik hoef geen foto van hem, ik zie hem zó, zo goed. Maar Kitty, ik geloof dat ik je nooit verteld heb, de geschiedenis van mij en al mijn aanbidders. Hier volgt die dan: Toen ik nog heel klein was, zelfs al op de Kleuterschool, was m'n sympathie gevallen op Sally Kimmel. Hij had geen vader meer, die was geloof ik gescheiden en hij woonde met z'n moeder bij haar zuster. Een neefje van Sally was Appy en die twee waren meestal samen en meestal gelijk gekleed. Appy was een knappe, slanke donkere jongen en Sally een kleine, dikke, blonde gezelligaard, met o zo veel humor. Maar ik keek niet naar knapheid, maar hield jaren lang erg veel van Sally. Een tijd waren we veel samen, maar overigens bleef m'n liefde onbeantwoord. Tot Peter op m'n weg kwam en ik een echte kinderverliefdheid kreeg. Hij mocht mij ook graag en één zomer door waren wij niet te scheiden. Ik zie ons nog hand in hand door de straten lopen. Ik kwam toen in de 6e klas van de Lagere School en hij kwam in de Eerste Klas van de 4e. Ik haalde hem vaak van school, hij mij ook en ik kwam vaak bij hem thuis. Peter was een beeld van een jongen, groot, knap, slank, met een ernstig, rustig en intelligent gezicht. Hij had donker haar en prachtige bruine ogen, bruin-rode wangen en een spitse neus. Als hij lachte kwam er zo iets ondeugends over hem. Toen we ongeveer 3 maanden samen waren, ging hij verhuizen en kwam samen te wonen met een veel oudere jongen Rolf (Peter was 3 jaar ouder dan ik.) Deze maakte hem er schijnbaar opmerkzaam op, dat ik zo kinderachtig was, en hij liet me los. Ik hield zoveel van hem, dat ik dit niet wilde inzien en hield/hem vast, tot de dag kwam, waarop ik begreep, dat als ik hem nog langer achterna liep, ik nog voor jongensgek, uitgemaakt werd. De jaren gingen voorbij, Peter ging met meisjes van z'n eigen leeftijd om en groette mij al gauw niet meer, maar ik kon hem niet vergeten. Ik kwam naar het Joodse Lyceum, haast alle jongens van m'n klas werden verliefd op mij, ik vond het leuk, was vereerd, maar het raakte me niet verder. Later kwam Hello die gek op me was, maar ik werd nooit meer verliefd. Het gezegde zegt: Tijd geneest alle wonden, zo ging het ook met mij, ik verbeeldde me dat ik Peter vergeten was en hem helemaal niet meer aardig vond, maar toch leefde in mijn onderbewustzijn de herinnering zo sterk voort, dat ik in mezelf toegaf, dat ik jaloers was op die andere meisjes en daarom hem niet meer aardig vond. Vanochtend heb ik begrepen dat niets in mij veranderd is, integendeel, terwijl ik groter en rijper werd, groeide m'n liefde in me mee. Ik kan nu goed begrijpen, dat Peter me kinderachtig vond en toch trof het me steeds weer pijnlijk dat hij me zo vergeten was. (had.)
108
Zijn gelaat kwam zo duidelijk voor m'n geest, dat ik nu weet, dat niemand anders zo in me kan blijven zitten. Ik houd van Peter met alles wat in me is. Vandaag ben ik dan ook helemaal in de war. Toen vader me vanochtend een zoen gaf, wilde ik wel schreeuwen: “O, was je Peter maar!” Bij alles denk ik aan hem en de hele dag, herhaal ik niets anders bij mezelf dan: “O Petel, lieve lieve Petel...... Wat kan me nu helpen? Ik moet verder leven en God bidden, dat hij als ik hier uit kom Peter op m'n weg zal brengen en dat die, terwijl hij in m'n ogen m'n gevoelens leest, zal zeggen: “O Anne, als ik dat had begrepen, had ik je allang gevraagd!” Vader zei eens tegen me, toen we over sexualiteit spraken, dat ik die begeerte toch nog niet kon begrijpen, ik wist altijd dat ik het wel begreep en nu begrijp ik het helemaal. Niets is me nu nog zo dierbaar als hij, mijn Petel! Ik heb in de spiegel m'n gezicht gezien en dat ziet er zo anders uit, dan anders. M'n ogen zien zo helder en zo diep, m'n wangen zijn, wat in weken niet gebeurd is, rose gekleurd, m'n mond is veel weker, ik zie er uit of ik gelukkig ben en toch is er zo iets droevigs in m'n uitdrukking, m'n glimlach glijdt meteen van m'n lippen af. Ik ben niet gelukkig want ik zou kunnen weten, dat Petels' gedachten niet bij mij zijn en toch, toch voel ik steeds weer z'n mooie ogen op me gericht, en zijn koele, zachte wang tegen de mijne...... O Petel, Petel, hoe kom ik ooit weer van je beeld los? Is ieder ander in je plaats, niet een armzalig surrogaat? Ik houd van je, o met zoveel liefde, dat die niet langer in m'n hart kon groeien, maar te voorschijn springen moest en zich plotseling, in zo'n geweldige grote aan mij openbaarde. Een week geleden, een dag geleden, zou ik als je me gevraagd had: “Wie van je kennissen, zou je het meest geschikt vinden, om mee te trouwen? geantwoord hebben: “Sally, want bij hem is het goed, rustig en veilig!” En nu zou ik schreeuwen: “Petel, want van hem houd ik met geheel mijn hart, met geheel mijn ziel in volledige overgave!” Behalve dat éne, hij mag me niet verder aanraken, dan in m'n gezicht. Ik zat in m'n gedachten vanochtend met Petel op de voorzolder, op het hout voor de ramen en na een kort gesprek, begonnen wij alle-twee te huilen en later voelde ik zijn mond en zijn heerlijke wang! O Petel, kom bij mij, denk aan mij, mijn eigen lieve Petel!
109
Woensdag 12 Januari 1944 Lieve Kitty, Sins 14 dagen is Bep nu weer bij ons, hoewel haar zusje nog niet naar school mag. Ook Dina en Joop zijn nog thuis; de Geneeskundige Dienst had Gerda gewoon vergeten. Bep was Maandag en Gisteren niet hier, maar lag thuis in bed met keelpijn. Miep was verleden week samen met Jan ook twee dagen thuis met een bedorven maag. De tweede dag moest Jan weer naar kantoor en heeft mevrouw het zich rustig gemaakt. Bep heeft beloofd om mij de moderne danspassen te leren, Voskuyl was Zaterdag ook bij ons en toevallig kwam aan het licht dat hij bekend is met “Pallada”. Ik heb op het ogenblik een ballet- en dansbevlieging en oefen elke avond vlijtig. Uit een licht-paarse onderjurk van Moeder met kant van onderen en boven, heb ik een hyper-moderne dansjurk vervaardigd. Van boven sluit het met een lintje boven de borst, dat helemaal rond de rug en onder de mouwen door te trekken is. Een lint van roze geribbelde zij voltooid het geheel. Tevergeefs heb ik geprobeerd van m’n gymschoenen balletschoenen te maken. In een heleboel moeilijke oefeningen ben ik al een heel eind gekomen. B.v. op de grond zitten met elke hand een voet vasthouden en dan beide benen in de hoogte tillen. Een kussen moet ik wel als onderlegging gebruiken. (Hier ben ik onderbroken en Donderdag 13 Jan. 1944) verder gegaan!) Bij al deze oefeningen zijn m’n armen en benen niet beter geworden. M’n linker arm en m’n linker- en rechterbeen waren uit het lid, na 1 ½ dag was m’n arm weer goed, maar m’n benen zijn nog erg pijnlijk. Deze illusie van elke avond gymnastiek is dus ook weer vervlogen. Hier lezen ze op het ogenblik een boek Ochtend zonder wolken, betiteld, moeder vond het zo leuk omdat er zoveel jeugdproblemen in beschreven waren. Een beetje sarcastisch dacht ik bij me-zelf, bemoeide je je maar eerst eens met je eigen jeugd! Ik geloof dat moeder denkt, dat Margot en ik de beste verhouding met onze ouders hebben, die er maar bestaat, en dat niemand zich meer met het leven zijner kinderen bemoeit als zij. Ze kijkt in deze stellig alleen naar Margot, want ik geloof dat zij zulke problemen en gedachten als ik nooit heeft. Moeder wil ik helemaal niet op de gedachte brengen, dat het er bij een van haar spruiten heel anders uitziet dan zij zich dat voorstelt, want zij zou geheel verbijsterd staan en toch niet weten, hoe de zaak dan anders aan te
110
pakken; het verdriet wat daardoor voor haar zou volgen wil ik haar besparen, vooral omdat ik weet dat alles voor mij toch hetzelfde zou blijven. Moeder voelt wel, dat Margot veel meer van haar houdt dan ik, maar zij denkt dat dit in periode’s zo is!
Is het niet gek, Kitty, dat ik mij soms zie, met ogen als van een ander? Ik zie heel scherp hoe het met die zaken bij Anne Frank gesteld is. Vroeger toen ik nog niet zoveel na dacht, had ik soms tijden dat ik ook al het gevoel had, dat ik niet bij mama, Pim en Margot hoorde, soms was ik dan wel een half jaar lang verdrietig, totdat ik mezelf bestrafte en me verweet dat het niets dan m’n eigen schuld was, dat ik zo de lijdenspersoon speelde en dat ik niet waard was, dat ik het nog altijd zo goed had. Dan volgde een tijd waarin ik me dwong weer graag naar huis te gaan en vriendelijk te zijn. Elke morgen als iemand de trap afkwam hoopte ik dat het Moeder was, die mij goeden-morgen zou komen zeggen en ik begroette haar lief, omdat ik me er ook werkelijk in verheugde dat ze me zo goed aankeek. Dan, door de een of andere opmerking snauwde ze me af en ging ik geheel ontmoedigd naar school, terwijl ik dacht dat moeder toch niet lief was. Om 12 uur, als ik uit school kwam, verontschuldigde ik haar dan weer en dacht bij me-zelf dat ze het zo druk had, ik kwam weer opgewekt thuis en meestal herhaalde zich ‘s middags dan hetzelfde. Soms nam ik me voor nu boos te blijven, maar als ik uit school thuisgekomen, zoveel te vertellen had, was ik m’n voornemen allang weer vergeten en dat was maar gelukkig ook! Totdat ik 's morgens niet meer wachtte en me weer eenzaam ging voelen en 's avonds lang huilde. Nu is het verschil alleen maar dat ik omdat ik Moeder de hele dag om me heen heb, haar gezicht nooit meer goed kan zien, omdat ze mijn mams niet is en nooit zijn kan! Gisterenavond kwam dat opeens bij me op en ik weet niet wat het is, maar ik kan nooit het geschikte moment vinden om met hem te praten. En dan ...... ik huil zo gauw bij zoiets en dan kan ik alles toch niet zo rustig zeggen, als ik wel wil. Een hulp in deze dingen heeft God me nu toch gestuurd Peter ...... - Ik voel even aan m’n hangertje, druk er een zoen op en denk: “Wat kan me de hele rommel ook schelen! Peter hoort bij mij en niemand weet ervan!” En op die manier kan ik elke afsnauwing overwinnen. Wie zou hier weten, hoeveel er in een bakvisziel omgaat?
111
Zaterdag 15 Januari 1944. Liefste Kitty, Het heeft geen doel dat ik je steeds weer tot in de kleinste bijzonderheden onze ruzie’s en disputen te beschrijven. Het is al reeds voldoende als ik je vertel dat we steeds meer van elkaar afdrijven en steeds minder rekening houden met de andere wensen. Moeders verjaardag nadert, zij heeft van Kugler suiker gekregen wat al een aanleiding tot jaloezie is, omdat bij mevrouws verjaardag er geen suiker was. Ik weet dat het jou en ieder ander zou vervelen om steeds weer die gesprekken, huilbuien, harde woorden te moeten horen en ons verveelt het nog meer. Moeder heeft zich als voorlopig onuitvoerbare wens gewenst, dat ze mijnheer van Pels' gezicht niet meer zou behoeven te zien. Ik vraag me af, of men met alle mensen waar men zo/lang mee samen woont op de duur ruzie zou krijgen. Of hebben wij misschien erge pech gehad? Als Pf. aan tafel van een halve kom jus 1/4 afneemt en de hele rest zit nog op de jus te wachten dan is m’n trek verdwenen en zou ik wel op willen springen om hem van zijn stoel af de deur uit te gooien. Is het merendeel van de mensheid zo egoïstisch en schraperig? Van van Pels’ is het: “Als wij genoeg hebben, mogen ook de anderen krijgen, wij het beste, wij het eerste, wij het meeste”. Van Pf. is het: “ik neem van alles zoveel als ik wil, kijk niet of er nog iets over is en zeg aan iedereen dat ik zo bescheiden ben!” Ik vind het heel goed, dat ik hier wat mensenkennis gekregen heb, maar nu vind ik het voldoende; hetzelfde zei Peter ook en zei ik ook al toen wij hier nog maar een half jaar waren, in plaats van anderhalf. God zal wel weten wat noodzakelijk en goed voor ons is en wij moeten het beste van ons verblijf hier maken. Ik zit te preken Kitty, maar ik geloof ook dat als ik hier nog lang blijf, m’n jeugd van bakvis in m’n ziel weg is. En ik zou zo graag nog een echte bakvis zijn! AnneFrank.
112
Woensdagavond (8 uur!) 19 Januari 1944. Lieve Kitty, Ik (alweer die fout!) weet niet wat het is, maar ik merk na m'n droom steeds weer dat ik verandert ben. Tussen twee haakjes vannacht droomde ik weer van Peter en zag weer z’n doordringende ogen in de mijne, maar deze droom was niet zo mooi en ook niet zo helder als de vorige. Je weet dat ik vroeger altijd jaloers op Margot was, wat betreft Vader, nu is daar geen spoor meer van; ik heb nog wel pijn als Vader me zo onredelijk bejegend in z’n zenuwachtigheid, maar ik denk toch: “lk kan het jullie eigenlijk niet kwalijk nemen dat jullie zo zijn, jullie praten veel over kinder- en jeugdgedachten, maar jullie weten er geen snars van af!” Ik verlang naar meer dan vaders kussen, naar meer dan zijn liefkozingen. Ben ik niet verschrikkelijk, dat ik me altijd met mezelf bezig houd? Moet ik, die goed en lief wil zijn niet in de eerste plaats hun vergeven? Ik vergeef moeder ook, maar ik kan me haast niet verbijten als ze zo sarcastisch is en me steeds weer uitlacht. Ik weet het, ik ben nog lang niet zoals ik wezen moet; zal ik ooit zo worden? AnneFrank. P.S. Vader vroeg of ik je van die taart verteld heb. Moeder heeft n.l. op haar verjaardag van kantoor een echte voor-oorlogse taart gekregen van mokka. Het was werkelijk fijn! Maar ik heb op het ogenblik zo weinig plaats in m'n gedachten voor deze dingen.
113
Zaterdagmiddag (kwart over drie) 22 Januari 1944. Liefste Kit, Kun jij me misschien vertellen hoe het komt, dat de mensen zo angstvallig hun innerlijk verbergen? Hoe het komt dat ik in gezelschap altijd heel anders ben dan ik moest zijn en ook heel anders dan ik vanbinnen ben? Waarom vertrouwen de mensen elkaar zo weinig toe? O, ik weet wel er zal wel een reden toe zijn, maar het is erg, heel erg! Sinds die nacht van m’n droom ben ik veranderd, ik ben ouder geworden en meer een persoon o p zichzelf. Je zult wel heel erg gek opkijken als ik je vertel dat zelfs van Pelsens een andere plaats bij me ingenomen hebben. Ik bekijk opeens al die discussie’s enz. enz. niet meer vanuit ons nu vooringenomen standpunt. Hoe kom ik zo veranderd? Ik heb plotseling het gevoel gekregen (waar/vandaan weet ik zelf niet) dat als moeder anders was, een echte mams, onze verhouding hier heel en heel anders geweest zou zijn. Het is natuurlijk wel waar dat mevrouw van Pels een naar karakter heeft, maar de mensen hier zullen zo slecht niet zijn dat ze niet ook een zonzijde hebben. Als moeder niet zo onmogelijk was bij elke discussie, zo hard, zo afwijzend en zo weinig vrouwelijk, dan hadden al onze ruzie's makkelijk vermeden kunnen worden want mevrouw van Pels is met praten en aardig praten heus niet zo kwaad als ze er uitziet. Het is waar, ze is schraperig, egoïstisch en dom maar toch kan men met haar praten. Al onze opvoedingskwesties, de verwennerij, het eten, alles, alles, alles had een heel andere loop genomen als men open en vriendschappelijk was gebleven en niet steeds alleen de slechte kanten voor ogen had gehad. Ik weet precies wat je zou zeggen Kittij: “Maar Anne, komen deze woorden heus uit jou? Uit jou die zoveel harde woorden van boven heeft moeten horen, van jou die al het onrecht weet wat er gebeurd is! Ja heus, het komt van mij. Op het ogenblik grijp ik elke gelegenheid aan om iets te vinden dat met mij praten kan en mevr. ondanks haar slechte neigingen is toch niet door en door slecht. Ik mag dit haar natuurlijk niet zeggen, want ik moet nu niet tegen m’n eigen familie ingaan, maar ik zal zorgen dat ik niet meer roddel en hun zoveel als mogelijk verdedig. Tot nu toe dacht ik altijd dat alle schuld van de ruzie’s bij hun ligt, maar een heel groot deel lag ook aan ons. Wij hadden wel gelijk wat de onderwerpen betreft, maar van verstandige mensen (waartoe wij ons rekenen!) verwacht men toch wat meer inzicht om mensen te behandelen.
114
Ik heb dat inzicht nu gekregen en hoop dat ik nog een gelegenheid zal vinden het goed aan te wenden. Annefrank. P.S. Ik werk nog altijd veel en vooral de laatste tijd heb ik een voorliefde voor stambomen van koninklijke huizen opgevat. Men komt er als men er eenmaal mee begint erg ver mee. Ook m’n filmsterren heb ik niet in de steek gelaten. Mijnheer Kugler brengt elke week de Cinema & Theater voor me mee. Dáág je Anne.
115
Maandag 24 Jan. 1944. Lieve Kitty, Mij is iets overkomen, of eigenlijk kan men van overkomen niet praten wat ik zelf heel gek vind. Vroeger thuis en op school werd er over geslachtsvraagstukken of geheimzinnig of weerzinwekkend gesproken. Woorden die daar betrekking op hadden werden gefluisterd en als iemand iets niet wist werd hij uitgelachen. Ik vond dit altijd gek en dacht: “Waarom spreekt men over deze dingen toch altijd zo geheimzinnig en vervelend?” Maar omdat er toch niets aan te veranderen scheen, hield ik maar zoveel mogelijk m’n mond of praatte er alleen over als ik alleen met Jacque of ze was. Toen ik al een heleboel wist, zei moeder op een keer: “Anne, ik geef je een goede raad, spreek over zulke dingen nooit met jongens en geef geen antwoord als zij erover beginnen!” Ik antwoordde: Nee natuurlijk niet, stel je voor!” En ik heb met jongens er ook nooit over gesproken. Toen ik hier kwam, vertelde vader me er een heleboel van en de rest kwam ik zo terloops wel te weten, uit boeken of gesprekken. Peter hier, was nooit zo vervelend in die dingen als de jongens op school, in het begin misschien eens een enkele keer, maar nooit om mij uit te lokken. Mevrouw had ons eens verteld dat zij met Peter over deze dingen nooit gesproken had en naar zij wist ook haar man niet. Schijnbaar wist ze niet eens hoe en wat Peter ingelicht was. Gisteren nu, toen Margot, Peter en ik aan het aardappelpellen waren kwam het gesprek op Moffi. En ik weet niet hoe het kwam maar Peter zei dat Moffi toch een kater was en voegde eraan toe dat Pf. dat ook gezegd, “maar die heeft eerst ook gezegd dat het een kat is, dus dat geeft niets!” “Nou,” zei ik, “dan kan ik het ook niet meer onderscheiden, maar ik wilde allang weer eens met je mee naar beneden gaan dan kun je het me laten zien!” Nou dat vond Peter dan goed: “Maar het is beslist een kater”, zei hij nog “ik heb zelfs gezien vanuit het privékantoor dat hij verkering gehad heeft!” Ik keek beslist een beetje beduusd; ik was het niet gewend en zeker niet van Peter, dat hij zo openlijk over deze dingen sprak. 's Middags deed ik dus m’n jasje aan en ging met hem mee naar beneden. We gingen in de serre staan, want Moffi was er niet en Piet ging roepen. “Ja,” zei hij “Moffi is beslist een kater, ik kan het zien als hij zo met me speelt, dan springt hij tegen me op en als hij wild is, denkt hij zelfs dat ik een vrouwtjes kat ben, dat maakt zich dan
116
bemerkbaar!” “Dat weet ik,” zei ik, want dat had ik wel eens bij Tor de hond van Amende’s gezien. Ik wilde aldoor vragen of Moffi dan niet gecastreerd was, maar ik durfde niet goed. Peter nam me m’n woorden echter ook al uit m’n mond: “Moffi is beslist geen gecastreerde kat.” “Peter”, vroeg ik “hoe oud was Mouschi toen hij gecastreerd werd?” “Direct toen ze bij ons kwam, nog heel klein!” En hij floot maar steeds en riep zachtjes en Moffi kwam maar niet. “Zeg, hoe heet “geschlechtsteil in het Nederlands,” vroeg hij toen weer. “Geslachtsdeel” “Nee, dat bedoel ik niet. “Oh bedoel je dat andere, dat weet ik niet.” En we gingen naar boven. Later op de middag, hoorde ik dat hij weer naar beneden ging en ik ging op m'n eentje hem achterna. Hij stand al bij de paktafel met Moffi te spelen. “Zo, hier is ie, wil je ‘t nu zien?” En meteen pakte hij de kat op en wees me: “Dit hier is het mannelijke geslachtsdeel en dit zijn maar een paar losse haartjes en daar achter is zijn achterste!” De kat werd weer omgedraaid en stand op de toonbank. Iedere andere jongen die me zo “het mannelijk geslachtsdeel” zou hebben gewezen, zou ik van verontwaardiging een klap in z’n gezicht hebben gegeven, Maar Peter sprak over dit alles zo gewoon, zo zonder de minste spot en de minste bijbedoeling dat ik er ook gewoon van werd. “Ben je er bij geweest, toen Mouschi gecastreerd” werd? “Ja zeker, dat gaat heel gauw, het beest wordt natuurlijk verdoofd.” “Halen ze daar wat uit?” “Nee de dokter knikt gewoon de zaadriem door. Je kunt er van buiten niets van zien. Hoor die andere kat eens kwaken!” Buiten miauwde een kat aldoor dag en nacht, altijd om de bronsttijd heen. “Dat is zeker een mannetje”, veronderstelde ik. “Daar kun je niets van zeggen.” “Toch, de mannetjes zijn het toch altijd die zo roepen.” “Deze krijgt zeker niemand.” “Worden honden ook zo veel gecastreerd dan katten?
117
“Nee, alleen schoothondjes.” Peter speelde ondertussen met de kat en wilde me Moffi’s gebit laten zien. Ik verzamelde moed want zo “gewoon” ging het me toch niet af. “Peter, een geschlechtsteil is toch een geslachtsdeel, dan heeft het bij mannetjes en bij vrouwtjes nog een verschillende naam.” “Dat weet ik.” “Bij vrouwtjes heet het vagina, naar ik weet, bij mannetjes weet ik niet meer.” “Ja” “Och ja,” zei ik weer “hoe moet je deze woorden ook weten, meestal ontmoet je ze bij toeval.” “Waarom, ik vraag ze boven wel. M’n ouders weten dat beter dan ik en hebben ook meer ervaring.” Toen gingen we weer naar boven. “Het kan verkeren”, zei Brederode. Ja werkelijk, zo gewoon zou ik er nooit met een meisje over gesproken hebben. Dit bedoelde Moeder ook niet, toen ze zei, dat ik er nooit met jongens over mocht spreken. Ondanks alles was ik een beetje uit m’n gewone doen. Toen ik erover nadacht leek het me toch erg eigenaardig. Gelukkig, een ding weet ik ten minste, er zijn ook jonge mensen en nog wel van het andere geslacht die zo ongedwongen en zonder grapjes kunnen spreken. Zou Peter werkelijk altijd z’n ouders vragen, zou hij werkelijk zo zijn hoe hij zich gisteren voordeed? Ach, wat weet ik er vanaf?! Anne.
118
Vrijdag 28 Januari 1944. Beste Kitty, Hoewel hier niet veel nieuws gebeurd mag ik de Achterhuisaangelegenheden, terwille van de mijne, toch niet geheel verwaarlosen. In de eerste plaats wilde ik het hebben over “de onderduikers.” Onderduiken en schuilen is voor ieder iets heel gewoons geworden en je kunt je niet voorstellen hoeveel er gedaan wordt van instellingen zoals “Vrij-Nederland.” Duizenden en nog eens duizenden persoonsbewijzen en levensmiddelenkaarten worden verzorgd, deels voor niets en deels voor geld. Hoeveel valse persoonsbewijzen zijn er niet in omloop. Joodse kennissen lopen rond onder gewone Christelijke namen en er zijn zeker niet veel onderduikers zoals wij die geen persoonsbewijs hebben noch ooit op straat gaan. De vriend van Bep, die eigenlijk in Berlijn behoorde te zijn ontmoet dagelijks op straat mede-kameraden en ze weten ook vaak van elkaar waar ze schuilen. Drie zonen van onze melkboer zijn op het land enz. enz. De gekste praatjes hoort men uit zeer betrouwbare bron vertellen zo b.v.: In Gelderland was een voetbalwedstrijd, een ondergedoken elftal speelde tegen een elftal marechaussée. In Hilversum waar nieuwe stamkaarten uitgereikt worden zijn bepaalde uren waar de politie geen toezicht houdt gereserveerd om de onderduikers in de gelegenheid te stellen ook hun stamkaart te halen. Ik moet nog werken, tot de volgende keer. AnneFrank.
119
Zondag 30 Januari 1944. Liefste Kit, We zijn weer aan de Zondag aangeland; wełiswaar vind ik die niet meer zo erg als eerst maar toch nog vervelend genoeg. In het magazijn ben ik nog niet geweest, misschien dat het straks nog lukt. Gisterenavond ben ik helemaal alleen in het donker naar beneden gegaan nadat ik een paar avonden van te voren met Vader er al was. Ik stond toen bovenaan de trap, het was tamelijk, veel Duitse vliegmachines vliegen heen en weer en ik wist dat ik eenmens-op-zichzelf was, die niet op de steun van anderen mocht rekenen. M’n bangheid was verdwenen, ik zag op naar de hemel en vertrouwde op God. Ik heb een verschrikkelijke behoefte om alleen te zijn. Vader merkt dat ik niet gewoon ben maar ik kan hem ook niets vertellen. “Laat me met rust, laat me alleen!” dat zou ik steeds maar willen uitroepen. Wie weet wordt ik nog eens meer alleen gelaten dan me lief is! AnneFrank.
120
Donderdag 3 Februari 1944. Liefste Kitty, De invasie stemming stijgt in het hele land met de dag en als je hier zou zijn dan zou je zeker net als ik onder de in druk van al die voorbereidingen komen en aan de andere kant zou je ons uitlachen, omdat we zo een drukte maken, wie weet voor niets! Alle kranten staan vol over de invasie en maken de mensen gek omdat ze schrijven: “Als de Engelsen hier eventueel zouden landen, zullen de Duitse Autoriteiten alles in het werk moeten stellen om het land te verdedigen, zo nodig het ook onder water laten lopen.” Overal zie je kaartjes waar de delen van Holland die onder water gezet kunnen worden, gearceerd zijn. De eerste vraag was nu: Wat te doen als het water een meter hoog staat in de straten? Ik zal je omdat het je zeker interesseert schrijven wat op die vraag hier in het Achterhuis allemaal voor antwoorden kwamen. 1°: Men kan niet meer lopen noch fietsen, moet dus als men wil vluchten proberen door het water te waden; op den duur is dit natuurlijk stilstaand water. 2°: Men moet proberen te zwemmen. Mevr. v. P: “Ik heb nog een badpak en Peter moet dan gauw zwemmen leren.” Antwoord: “Als U dan een badmuts opdoet en veel onder water zwemt ziet niemand dat u Joods bent.” 3°: Wat zal dat een stank zijn; we zullen de waterratten wel in alle straten zien. 4°: Misschien zakt het hele magazijn in elkaar, dat is meer hout dan steen. 5°: Nee, nu alle gekheid op een stokje. We zullen een bootje zien te krijgen. 6°: Welnee, veel beter, we gaan elk in een melksuikerkist zitten en roeien met een pollepel. 7°: Kunnen we niet op stelten lopen? 8°: Dat heeft Jan Gies niet nodig. Die neemt z’n vrouw zeker op z’n rug. Enz. Enz. Dat klinkt nu allemaal wel heel grappig maar de waarheid is helemaal niet grappig. De tweede vraag kwam vanochtend aan de beurt naar aanleiding van al de aanplakbilletten die in de straten hangen: Wat te doen als de Duitsers hier gaan evacueren? 1°: Mee gaan. Ons zo goed mogelijk vermommen.
121
2°: In geen geval meegaan. Hier blijven! De Duitsers zijn in staat de hele bevolking steeds verder mee terug te drijven, totdat ze in Duitsland doodgaan. 3°: Ja, hier blijven, hier zitten we nog het veiligst. We zullen proberen Kleiman over te halen om dan met z’n familie hier te komen wonen. We zullen zien nog wat houtwol te krijgen dan kunnen we op de grond liggen. Laat Miep en Kleimans nu vast dekens hier naar toe brengen. We zullen 50 pd. meel bestellen bij Siemons. 60 pd. graan is hier al in huis, gemalen en wel. Laten we Jan om nog 10 pd. erwten vragen, we hebben al 70 pd. bruine bonen, 10 pd. erwten en 5 pd. capucijners. 50 blikken groenten, 20 blikjes vis, 40 blikjes melk, 4 kilo melkpoeder, 3 flessen olie, 4 weckpotten boter, 4 weckpotten vlees, 4 potten oranjeade, 60 weckglazen fruit, 20 flessen tomatensoep, 10 pd. havermout, 8 pd. rijst, en geen suiker. Onze voorraden zijn betrekkelijk veel; maar als je bedenkt dat misschien plotseling nog veel meer mensen moeten eten, is dat heus niet te veel. Kolen en brandhout zijn voldoende in huis; kaarsen voor zover mogelijk plenty. 4°: Laten we allemaal borstzakjes naaien, om zo nodig al het geld in te doen. 5°: We zullen lijsten opmaken en het nodigste in rugzakken pakken. 6°: We maken als het zover is een uitkijkpost op de voor- en achterzolder. 7°: Zeg nu hebben we wel voorraden, maar wat is als het gas en de electriciteit niet gaat? Dan moeten we op de kachel koken. Water filtreren en koken. We zullen wat mandflessen nu al schoonmaken, en als het zover is daar water in doen. Verder hebben we als waterreservoir nog drie weckketels en een wasteil. 8°: We zullen zo gauw mogelijk onze Rode-Kruisdoos, alle winterjassen, schoenen, cognac en suiker van Amende’s laten komen. 9°: We hebben ook nog 1 ½ mud winteraardappels in de specerijenkamerachter. Zo gaat het hier de hele dag Vader is van plan, Margot en mij als het zover mocht komen elk ƒ500.- te geven waaronder waarschijnlijk ook dollars. Moeder en hij nemen elk ƒ1000.-. Bij het eten hadden we het volgende gesprek met Jan: Heren: We zijn bang Jan, dat de Duitsers, hier de hele bevolking mee zullen nemen. Jan: Dat is toch niet mogelijk, hoe hebben ze daar dan treinen voor? Heren: Treinen? De voeten-wagen moeten de burgers dan gebruiken. J: Welnee, U ziet hier altijd alles door een veel te zwarte bril, wat zouden ze daar voor een belang bij hebben?
122
H: Wat heeft Goebels gezegd: “Als wij af moeten treden, slaan we achter ons de deur van alle bezette Gebieden dicht!” J: Ze hebben al zo veel gezegd! H: Denkt U dat de Duitsers daar te fijn voor zijn, die zeggen: Als wij onder moeten gaan, zullen die ook onder gaan. J: Ik geloof er niets van! H: Het is altijd weer hetzelfde, jullie willen niet zien wat er gebeurd! J: Waar heeft U dit dan van, U verondersteld het toch ook alleen maar. H: We hebben het toch zelf mee gemaakt en wat is het anders in Rusland? J: Dat is heel wat anders, de Joden helemaal buiten beschouwing gelaten. En in Rusland daar weet U ook niet wat daar gebeurd, de Engelsen en Russen zullen net als de Duitsers overdrijven uit propagandadoeleinden. H: Dat geloven wij niet en nemen we aan dat het 100% overdreven is dan is het nog erg genoeg, want het is een feit dat in Polen en Rusland, Millioenen en nog eens millioenen uitgemoord en vergast zijn. Kitty, ik zal er maar mee uitscheiden, je alle byzonderheden op te blijven sommen. Ik ben heel rustig en trek me van al die drukte niets aan; alleen zou ik het erg fijn en geruststellend vinden als Kleimans hier zouden komen. Ik ben nu zover gekomen, dat het me niet meer veel schelen kan of ik dood ga of blijf leven, de wereld zal ook zonder mij verder draaien en ik kan me tegen deze gebeurtenissen toch niet verzetten. Ik laat het er nu op aankomen, maar als ik gered word, en voor de ondergang bespaard blijf, dan zou ik het ontzettend vinden als ik m’n dagboeken en m’n verhaaltjes kwijt was. AnneMaryFrank.
123
Dinsdag 8 Februari 1944. Beste Kitty, Hoe ik me voel zou ik je niet kunnen zeggen. Het ene ogenblik verlang ik naar rust, het andere weer naar wat vrolijkheid. Lachen zijn we hier niet meer gewend, zo echt lachen tot je niet meer kunt. Vanochtend had ik wel “de slappe lach,” je weet wel zoals je op school wel kunt hebben. Margot en ik zaten te giechelen als echte bakvissen. Gisterenavond hadden we weer wat met moeder. Margot rolde zich in haar wollen deken maar sprong plotseling weer uit bed en bekeek de deken heel nauwkeurig; er zat een speld in! Moeder had in de deken een stuk ingezet. Vader schudde veelbetekenend z’n hoofd en had het over moeders slordigheid. Al gauw kwam moeder uit de badkamer en ik zei zo’n beetje voor de grap: “Du bist doch eine echte Rabenmutter.” Ze vroeg natuurlijk waarom en wij vertelden haar van de speld. Ze trok direct haar hooghartigste gezichten zei tegen mij: “Jij moet vooral wat van slordigheid zeggen, als jij naait ligt de hele grond bezaait met spelden. En kijk eens hier ligt weer het nageletui, dat ruim je ook nooit op!” Ik zei dat ik het nageletui niet gebruikt had en Margot sprong in, want zij was de schuldige. Moeder praatte nog een poosje door over slordigheid tegen mij tot ik boordevol was en tamelijk kortaf zei: “Ik heb toch niets van slordigheid gezegd, altijd krijg ik het als een ander wat doet!” Moeder zweeg en ik was genoodzaakt haar nog geen minuut later haar nachtzoen te geven het voorval was misschien onbelangrijk maar mij ergert alles. Ik schijn op het ogenblik in een tijd van nadenken te zijn en zo kwam ik ook op Vaders’ en Moeders’ huwelijk, mij was dit altijd als voorbeeld van een ideaal huwelijk gesteld. Nooit ruzie, geen kwade gezichten, volmaakte harmonie enz. enz. Van Vaders verleden weet ik iets af en wat ik niet weet heb ik erbij gefantasteerd; ik meen te weten dat Vader, Moeder getrouwd heeft omdat hij Moeder geschikt vond de plaats in te nemen van zijn vrouw. Ik moet zeggen dat ik Moeder bewonder zoals ze die plaats ingenomen heeft en voor zover ik weet nooit gemopperd heeft en ook nooit jaloers was. Het kan voor een vrouw, die lief heeft niet gemakkelijk zijn te weten dat ze in het hart van haar man nooit de eerste plaats in zal nemen, en Moeder wist dat. Vader heeft Moeder daarom zeker bewonderd en vond haar karakter goed. Waarom zou hij met een ander trouwen? Zijn idealen waren vervlogen en jong was hij niet meer. Wat is er nu uit hun huwelijk geworden? Geen ruzie en meningsverschillen - nee, maar een ideaal-huwelijk is het zeker niet. Vader waardeert Moeder en houdt van haar, 124
maar niet in de liefde van het huwelijk dat ik me voorstel. Vader neemt Moeder zoals ze is, ergert zich vaak, maar zegt zo weinig mogelijk omdat hij weet welke offers Moeder heeft moeten brengen. Over de zaak, over andere dingen, over mensen, over alles - Vader vraagt haar oordeel lang niet altijd, vertelt niet alles, want hij weet dat zij veel te overdreven, veel te critisch en vaak veel te vooringenomen is. Vader is niet verliefd, hij geeft haar een zoen zoals hij ons zoent, hij stelt haar nooit als voorbeeld, omdat hij dat niet doen kan. Hij kijkt haar plagend en spottend aan, maar nooit liefdevol. Het mag zijn dat Moeder door dat grote offer hard en naar voor haar omgeving geworden is, maar op die manier zal zij steeds verder van de weg van liefde afdrijven, steeds minder bewondering wekken en zeker zal Vader eens weten dat zij wel nooit naar buiten aanspraak op zijn volle liefde gemaakt heeft, maar daardoor van binnen langzaam maar zeker afgebrokkeld is. Zij houdt van hem als van geen ander en het is hard dit soort liefde altijd onbeantwoord te zien. Eigenlijk moet ik dus heel veel medelijden met Moeder hebben? Moet haar helpen? En Vader?- Ik kan niet, ik zie altijd een andere Moeder voor me, ik kan niet. - Hoe zou ik ook? Zij heeft me niets verteld, ik heb haar nooit gevraagd. Wat weten wij van elkaars gedachten af? Ik kan niet met haar praten, ik kan niet liefdevol in die koude ogen kijken, ik kan niet, nooit! - Als zij maar een ding van een begrijpende Moeder had, Of zachtheid Of vriendelijkheid Of geduld of iets anders; ik zou haar steeds weer proberen te naderen. Maar deze gevoelloze natuur, dit spottende wezen, daar van houden, het is me elke dag meer onmogelijk! Anne Mary Frank.
125
Zaterdag 12 Februari 1944. Lieve Kitty, De zon schijnt, de hemel is diep-blauw er waait een heerlijke wind en ik verlang zo verlang zo - naar alles ..... Naar praten, naar vrijheid, naar vrienden, naar alleen-zijn. Ik verlang zo ... .. naar huilen! Ik heb een gevoel in me of ik spring en ik weet dat het met huilen beter zou worden, ik kan het niet. Ik ben onrustig loop van de ene naar de andere kamer, adem onderaan een raam, voel m’n hart kloppen, alsof het zegt: “Voldoe toch eindelijk aan m’n verlangen” ... - Ik geloof dat ik het voorjaar in me voel, ik voel het lente-ontwaken, ik voel het in m'n hele lichaam en in m’n ziel. Ik moet me in bedwang - houden, steeds maar weer, ik verlang naar m’n Peter, ik verlang naar elke jongen, ook naar Peter- hier. Ik zou wel tegen hem willen schreeuwen: “O zeg wat tegen me, houd niet altijd alleen die glimlach, raak me aan, dat ik weer dat zaligmakende gevoel in me krijg, zoals ik het voor ’t eerst gehad heb in m’n droom van Petels’ wang!” Ik ben helemaal in de war, ik weet niet wat te lezen, wat te schrijven, wat te doen, ik weet alleen dat ik verlang. je Anne Mary Frank.
126
Maandag 14 Februari '44. Lieve Kitty, Sinds Zaterdag is er voor mij veel veranderd. Dat komt zo: Ik verlangde (en ik verlang nog) maar ..... voor een klein, heel klein deeltje ben ik al geholpen. Zondagochtend merkte ik al (ik zal eerlijk zijn, tot m’n grote vreugde) dat Peter me aldoor zo aankeek. Zo heel anders dan gewoonlijk, ik weet niet, ik kan niet uitleggen hoe, maar ik had opeens het gevoel dat hij toch niet zo verliefd op Margot was als ik eerst dacht. De hele dag keek ik hem expres niet veel aan, want als ik dat deed keek hij ook altijd en dan - ja dan, dan kreeg ik een fijn gevoel in me, dat ik toch niet te vaak mocht krijgen. Maandagochtend moest ik naar de zolder om voor mijnheer Pfeffer wat boeken te halen en dadelijk nam Peter de gelegenheid waar en kwam ook boven. We praatten over onbelangrijke dingen; mijnheer van Pels kwam erbij en ik ging betrekkelijk gauw weer naar beneden. Toen ik Pf. z’n boeken gebracht had, moest ik de gelezene terugbrengen. (ik had dat natuurlijk net zo goed kunnen uitstellen, maar dat deed ik niet.) Ik besteeg weer de trappen met m’n jasje aan en ging op de grond op een stapel zakken met een kussen erop zitten. Het raam was open, de zon scheen heerlijk en ik was blij omdat ik wist dat hij terug zou komen. Hij kwam ook werkelijk en vertelde me wat er de vorige avond gebeurd was. Zondagavond zaten ze allen aan de radio, uitgezonderd Vader en ik, te luisteren naar het zondagavond-concert. Pf. draaide aanhoudend aan het toestel. Peter ergerde zich en de anderen ook. Toen dat zo een half uur geduurd had verzocht Peter, Pfeffer enigszins geprikkeld dat gedraai te staken. Pf. antwoordde op z’n gewone toen: “Ich mach’ das schon!” Peter werd kwaad, wat hij precies zei weet ik niet maar het was brutaal. Mijnheer van Pels viel in, was ook kwaad en verdedigde Peter. Dat was alles. Peter was op dreef, hij zag zeker dat ik hem wel begreep, in ieder geval hij luchtte z’n hart eens een beetje bij me. “Ja en zie je,” zo zei hij “ik zeg niet gauw wat, want ik weet al vooruit dat ik niet uit m’n woorden zal komen. Ik ga stotteren, krijg een rode kleur en draai de woorden die ik zeggen wilde om. Gisteren ook, ik wilde heel wat anders zeggen, maar toen ik eenmaal begonnen was, raakte ik de kluts kwijt. En dat is vreselijk; ik heb een heel slechte gewoonte, n.l. als ik kwaad op iemand was dan bewerkte ik hem vroeger, liever met m’n vuisten dan dat ik met hem ging redetwisten. Maar ik weet wel dat ik daarmee
127
niet verder kom en daarom bewonder ik jou zo, jij komt tenminste uit je woorden, zegt de mensen wat je te zeggen hebt en bent niet zo verlegen.” “Luister eens”, antwoordde ik, ik zeg de dingen ook meestal heel anders dan ik ze zeggen wilde. Ik praat te veel en dat is ook niet goed!” Peter praatte maar steeds verder en kwam ook steeds weer op Pf. terug. Wat hij zei, zal ik maar niet opschrijven, want je kunt woede-buien op Pf. van mij maar al te goed. Eén ding zal ik nog herhalen van wat hij zei: “Gisterenavond was ik toch zo zenuwachtig, ik trilde helemaal, zo ben ik nog nooit geweest; ik kende me-zelf niet meer! Dat gebeurd me niet gauw, ik ben anders haast nooit zenuwachtig.” Ik had werkelijk medelijden met hem. Hij stond daar zo schijnbaar nonchalant tegen een aardappelton geleund, terwijl ik haast voor z’n voeten zat. En uit z’n woorden, uit z’n gebaren, uit z’n stem en uit z’n ogen kon ik zien en merken dat in hem net zo iets woedt dan bij mij. Hij is in verhouding in dezelfde leeftijd en is zich ook in alles nog wat onzeker.
128
Dinsdag 15-2-1944. Dinsdag had ik van moeder gehoord dat Pf. het volgende verteld had: “Gisterochtend kwam Peter naar me toe, zei mij goeden-morgen en vroeg of ik goed geslapen had. Hij voegde er nog aan toe dat het hem speet van gisteravond en dat hij het zo niet gemeend had Ik zei dan ook tegen hem dat ik het ook niet zo erg opgevat had.” Ik vond het kranig van Peter dat hij toch nog excuus gevraagd had en toen ik om kwart-over-twaalf op zolder zat vertelde ik hem dit. “Daar is geen woord van waar!” riep hij uit. Ik schrok. Waarom zou Pfeffer dan gelogen hebben? We praatten nog een poosje over film en bioscopen en gingen toen naar beneden. ‘s Avonds gaven mijnh. van Pels en Peter Pfeffer een geducht standje en waren weer woedend. Maar zo erg kan het niet geweest zijn daar Peter vandaag in tandartselijke behandeling was. Eingelijk wilden ze niet meer samen spreken.
129
Woensdag 16-2-1944. De hele dag spraken we niet samen, behalve een paar onbelangrijke woorden. Het was te koud om naar de zolder te gaan en bovendien: Margot was jarig. Om half een kwam hij de cadeautjes bekijken en bleef veel langer praten dan volstrekt nodig was of hij anders ooit gedaan zou hebben. Maar 's middags kwam de kans, daar ik een keer in het jaar Margot verzorgen wilde ging ik de koffie halen en haalde daarna de aardappels. Ik kwam in Peters kamer, hij haalde direct z’n papieren van de trap af en ik vroeg of ik het luik zou sluiten. “Ja,” antwoordde hij “doe dat maar, als je terugkomt klop je maar dan doe ik het weer voor je open”. Ik bedankte hem, ging naar boven en zocht wel 10 minuten lang de kleinste aardappels uit de grote ton. Toen kreeg ik pijn in m’n rug en werd koud. Ik klopte natuurlijk niet, deed zelf het luik open, maar hij kwam me toch zeer gedienstig tegemoet en pakte de de pan aan. “Ik heb lang gezocht, maar kon geen kleinere vinden.” “Heb je in de grote ton gekeken?” “Jawel, ik heb alles met m'n handen omvergewoeld.” Ik stond intussen onderaan de trap en hij keek onderzoekend in de pan die hij nog in z’n handen had. “O, maar ze zijn best,” zei hij en voegde er aan toe toen ‘ik de pan van hem overnam: “M’n compliment, hoor!” Daarbij keek hij me aan met zo een warme, zachte blik dat ik ook warm en zacht van binnen werd. Ik kon zo echt merken dat hij me plezier wilde doen en omdat hij geen grote loftuitingen kon houden legde hij z’n woorden in z’n blik. Ik begreep hem, o zo goed en was hem reuze - dankbaar! Nu nog wordt ik blij als ik me die woorden en die blik voor ogen haal! Toen ik beneden kwam, zei moeder dat er nog meer aardappels gehaald moesten worden, nu voor het avondeten. Ik bood heel gewillig aan nog eens naar boven te gaan. Toen ik bij Peter kwam verontschuldigde ik me dat ik hem nog eens moest storen. He stond op, ging tussen de trap en de (buiten) muur staan, pakte m’n arm vast toen ik al op de trap stond en wilde me met alle geweld tegenhouden: “Ik ga wel, ik moet toch nog naar boven!” zei hij. Maar ik antwoordde dat dat heus niet nodig was en dat ik nu geen kleine behoefde te halen. Toen was hij overtuigd en liet m’n arm los. Op de terugweg kwam hij het luik openen en pakte weer de pan van me aan. Bij de deur vroeg ik nog: “Wat ben je aan het doen?” “Frans,” was het antwoord. Ik vroeg of ik de lessen eens mocht inkijken, waste m’n handen en ging tegenover hem op de divan zitten. Nadat ik hem van Frans wat uitgelegd had, gingen we al gauw aan het praten. Hij vertelde me dat hij later naar Ned. Indië wou en daar op de plantages leven. Hij sprak over z’n leven thuis, over het zwart handelen en dat hij zo’n nietsnut was. Ik zei dat hij
130
wel een erg sterk minderwaardigheidsgevoel had. Hij sprak over de oorlog, dat de Russen en Engelsen zeker ook weer samen oorlog zouden krijgen en hij sprak over de Joden. Hij zou het wel veel makkelijker gevonden hebben als hij Christ was en als hij na de oorlog Christ zou kunnen zijn. Ik vroeg of hij zich wou laten dopen, maar dat was ook niet het geval. Hij kon toch niet voelen als de Christen zei hij, maar na de oorlog zou toch niemand weten of hij Christ of Jood was en wat voor naam hij had!* Daarbij ging me even een steek door het hart, ik vind het zo jammer dat hij altijd nog een rest oneerlijkheid in zich heeft. Maar we spreken verder heel gezellig over Vader en over mensenkennis en over alle mogelijke dingen ik weet zelf niet meer wat. Om kwart over vijf ging ik pas weg omdat Bep kwam. ‘s Avonds zei hij nog iets wat ik mooi vond, we hadden het over een filmster die hij eens van mij gekregen heeft en die nu zeker al anderhalf jaar in zijn kamer hangt. Hij vond die zo leuk en ik bood hem aan, eens wat andere filmsterren te geven. “Nee,” antwoordde bij toen “ik laat het liever zo, deze hier, daar kijk ik elke dag tegen aan en dat zijn mijn vrienden geworden!” Waarom hij Muschi altijd zo tegen zich aandrukt begrijp ik nu ook veel beter. Hij heeft natuurlijk ook behoefte aan tederheid. Nog iets heb ik vergeten waar hij over sprak. Hij zei: “Nee, bangheid ken ik niet, maar wel als er aan mezelf iets is, maar dat leer ik ook al af.” Dat minderwaardigheids gevoel bij Peter is heel erg. Zo denkt hij b.v. altijd dat hij zo stom en wij zo knap zijn. Als ik hem met Frans help, bedankt hij duizendmaal. Ik zal toch beslist eens zeggen: “Schei uit met die praatjes, jij kent weer Engels en aardrijkskunde veel beter!” je Anne Frank. P.S. * Peter zei nog: “De Joden zijn altijd het uitverkorene volk geweest en zullen dat wel altijd blijven!” Ik antwoordde: “Ik hoop altijd, dat ze één keer ten goede uitverkoren zijn!”
131
Donderdag 17 Februari 1944. Beste Kitty, Vanochtend was ik boven en ik had mevrouw beloofd eens wat verhaaltjes voor te lezen. Ik begon met Eva’s droom, dat vond ze erg leuk, toen las ik nog toen paar dingen uit het Achterhuis waar ze om schaterden. Peter luisterde ook gedeeltelijk (ik bedoel alleen bij het laatste) en vroeg of ik eens bij hem kwam om nog meer voor te lezen. Ik dacht dat ik nu m’n kans wel kon wagen, haalde m’n dagboek en liet hem dat stuk tussen Cady en Hans over God lezen. Ik kan helemaal niet zeggen wat dat voor een indruk op hem heeft gemaakt, hij zei iets wat ik niet meer weet, niet of het goed is, maar iets over de gedachte zelf. Ik vertelde hem dat ik alleen maar wilde laten zien dat ik niet alleen maar grappige dingen opschreef. Hij knikte met z’n hoofd en ik ging de kamer uit. Zien of ik er nog wat van hoor! je Anne Frank.
132
Vrijdag 18 Februari 1944. Liefste Kitty, Als ik wanneer ook naar boven ga, heeft dat altijd tot doel dat ik “hem” zal zien. M’n leven hier is dus eigenlijk veel beter geworden omdat het nu weer voor iets doel heeft en ik me in iets kan verheugen. Het voorwerp van m’n vriendschap, is tenminste altijd in huis en ik hoef (behalve voor Margot) niet bang voor rivalen te zijn. Je hoeft heus niet te denken dat ik verliefd ben, want dat is niet waar, maar ik heb aldoor het gevoel dat er tussen Peter en mij nog eens iets moois zal groeien, iets wat vriendschap is en vertrouwen geeft. Als ik maar even kan ga ik naar hem toe en het is niet meer zoals vroeger dat hij niet goed weet wat met me te beginnen, integendeel hij praat nog als ik al haast de deur uit ben. Moeder ziet het niet graag dat ik naar boven ga, ze zegt altijd dat ik Peter lastig val en dat ik hem met rust moet laten. Zou ze nu heus niet begrijpen dat ik ook nog intuïtie heb? (hier is dit woord tenminste goed gebruikt mijnheer van Pels gebruikt het ten rechte en ten onrechte!) Altijd als ik naar binnen ga in het kleine kamertje kijkt ze me zo gek aan. Als ik van boven naar beneden kom vraagt ze waar ik geweest ben. Ik vind het erg, maar zo langzamerhand ga ik een hekel aan haar krijgen! je Anne M. Frank.
133
Zaterdag 19 Februari 1944. Lieve Kitty, ‘t Is weer Zaterdag en dat zegt op zichzelf eigenlijk al genoeg. De ochtend was rustig, ik was haast een uur met de balletjes bezig en zodoende boven maar “hem” heb ik niet meer dan vluchtig gesproken. Toen om half 3 ze allemaal boven waren, òf om te lezen òf om te slapen toog ik met deken en al naar beneden om aan de schrijftafel te gaan zitten lezen of schrijven. Het duurde niet erg lang, ongeveer iets na drieën toen toen werd het me te machtig, m’n hoofd viel voorover op m’n arm en ik snikte het uit. De tranen stroomden en ik voelde me diep ongelukkig. O, was “hij” maar gekomen om me te troosten. Het was al 4 uur toen ik weer naar boven ging, om 5 uur haalde ik aardappels met weer nieuwe hoop in m’n hart op een ontmoeting, maar toen ik nog in de badkamer m’n haar aan ‘t opdoffen was ging hij naar Moffi. Ik wilde mevrouw helpen en ging met boek en al boven zitten, maar opeens voelde ik weer tranen opkomen en snelde ik naar beneden naar de w.c. nog vlug onderweg de handspiegel meepakkend. Daar zat ik dan ook nadat ik allang klaar was, geheel aangekleed op de w.c.,terwijl m’n tranen donkere vlekken op het rood van m’n schort maakten en ik diepbedroefd was. Ik dacht zo ongeveer: O, zo bereik ik Peter nooit, wie weet vindt hij me helemaal niet aardig en heeft helemaal geen behoefte aan vertrouwen.Misschien denkt hij wel nooit meer dan oppervlakkig aan me en vond hij dat stukje over God helemaal niet vertrouwenwekkend. O, ik moet weer alleen verder, zonder vertrouwen en zonder Peter. Wellicht gauw weer zonder hoop, troost en verwachting. O, kon ik m'n hoofd nu maar tegen z'n schouder aanvlijen en me niet zo hopeloos alleen en verlaten voelen! Wie weet geeft hij wel helemaal niet om me en kijkt hij de anderen ook zo zacht aan, heb ik me misschien wel verbeeld dat dit voor mij is. O Peter, kon je mij maar horen of zien, maar de waarheid die misschien zó teleurstellend is zou ik toch niet kunnen horen! Later was ik toch weer hoopvol en vol verwachting, terwijl de tranen in me nog vloeiden. je Anne M. Frank. 134
135
Woensdag 23 Februari 1944. Liefste Kitty, Sinds gisteren is het weer heerlijk en ben ik weer helemaal opgekikkerd. Mijn schrijfwerk, het fijnste wat ik bezit, schiet goed op. Vanochtend, (Donderdag) toen ik weer naar de zolder ging, was Peter aan het opruimen. Al gauw was hij klaar en terwijl ik op m’n lievelingsplekje op de grond ging zitten, kwam hij ook. We keken alle twee naar het heerlijke blauw van de hemel, naar de kale kastanjeboom aan wiens takken kleine druppeltjes schitterden, naar de meeuwen en andere vogels, die in de zon wel van zilver leken en dat alles ontroerde en pakte ons alle twee zo aan, dat we niet meer konden spreken. Hij stond en ik zat, we ademden de lucht in, keken naar buiten en voelden alle twee dat dit niets was om te onderbreken. We zaten lang zo stil bij elkander en ik durfde maar niet te beginnen, want zonder overgang kan ik toch niet over de allerintiemste dingen gaan spreken. Toen ik daar zat en ik duidelijk zag dat ook hij nadacht over alles, toen wist ik dat hij een fijne kerel is en een schat. Om half één gingen we naar de vliering, gedurende het kwartier dat hij hout hakte, spraken we geen woord. Ik keek naar hem, hoe hij, zo zichtbaar z’n best deed goed te hakken om z’n kracht aan mij te tonen. Maar ik keek ook uit het open raam, over een groot stuk Amsterdam, over alle daken, tot aan de einder die paarsig toeliep. Zolang dit nog bestaat, dacht ik, en ik het mag beleven, deze zonnenschijn, die hemel, waar geen één wolk aan is, zolang kan ik niet treurig zijn. En voor ieder die bang, eenzaam of ongelukkig is, is stellig het beste middel, naar buiten te gaan, ergens waar hij helemaal alleen is, alleen met de hemel, de natuur en God. Want dan pas, dan alleen, voelt men dat alles is, zoals het zijn moet en dat God de mensen in de eenvoudig, maar mooie natuur gelukkig wij zien. Zolang dit bestaat, en dat zal het wel altijd, weet ik dat er onder welke omstandigheden ook een troost voor elk verdriet is. En ik geloof dat bij alle ellende, zelfs bij bommen of schieten, de natuur alle bangheid wegneemt. O, wie weet, duurt het niet meer zo lang, dat ik dit overstelpende geluksgevoel met Peter kan delen. je Anne M. Frank P.S. Gedachte: aan Peter. Wij missen hier veel, zeer veel en ook allang en ik mis het ook, net zo als jij. Je moet niet denken dat ik het over uiterlijke dingen heb, want daarvan zijn we hier uitstekend voorzien. Nee, ik bedoel de innerlijke dingen. Ik verlang net zo als jij, naar vrijheid en
136
lucht, maar ik geloof dat wij voor deze ontberingen ruimschoots vergoeding hebben gekregen. Ik zal het je proberen uit te leggen: Toen ik vanmorgen voor het raam zat, besefte ik plotseling, dat wij voor onze ontberingen veel, heel veel vergoeding hebben gekregen. Ik bedoel vergoeding van binnen. Toen ik naar buiten keek en eigenlijk God en de natuur recht en diep aankeek toen was ik gelukkig, niets anders dan gelukkig. En Peter, zolang er dat geluk van binnen is, dat geluk om Natuur, gezondheid en nog heel veel meer, zolang men dat met zich mee draagt, zal men altijd weer gelukkig worden. Rijkdom, aanzien, alles kan men verliezen, maar dat geluk in eigen hart kan alleen versluiert worden en zal altijd, zolang als jij leeft je weer gelukkig maken. Probeer ook eens als je alleen en ongelukkig of verdrietig bent, op de vliering bij zulk mooi weer, naar buiten te kijken. Niet naar de huizen en de daken, maar naar de Hemel. Zolang je onbevreest de Hemel aan kunt kijken, zolang weet je dat je zuiver van binnen bent en dat je toch weer gelukkig zult worden.
137
Zondag 27 Februari 1944. Liefste Kitty, Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat doe ik eigenlijk niets anders dan aan Peter denken. Ik slaap met zijn beeld voor ogen in, droom van hem en word weer wakker als hij me nog aankijkt. Ik heb sterk het gevoel dat Peter en ik helemaal niet zoveel verschillen als dat van buiten wel lijkt en ik zal je ook uitleggen waarom: Peter en ik missen alle twee een Moeder. De zijne is te oppervlakkig, flirt graag en bekommert zich niet veel om Peters gedachten. De mijne bemoeit zich wel veel met me, maar heeft geen tact, geen fijn gevoel, geen Moederbegrip. Peter en ik worstelen alle twee met ons binnenste, we zijn alle twee nog onzeker en eigenlijk te teer en zacht van innerlijk om zo hard aangepakt te worden. Ik wil dan wel eens eruit, of wil m’n binnenste verbergen; gooi dan met pannen en water en ben luidruchtig zodat iedereen maar wou dat ik verre was. Hij sluit zich dan op, spreek haast niet, is stil en droomt en verbergt zich daardoor ook angstvallig. Maar hoe en wanneer zullen wij elkaar eindelijk bereiken? Ik weet niet hoelang ik met m’n verstand dit verlangen nog de baas kan blijven je Anne M. Frank.
138
Maandag 28 Februari '44. Liefste Kitty, Het wordt een nacht- en dagmerrie. Ik zie hem haast elk uur en kan niet bij hem, ik mag niets tonen aan niemand, moet vrolijk zijn, terwijl binnenin me alles wanhopig is. Peter Schiff en Peter van Pels zijn samengevloeid tot één Peter, die goed en lief en waar ik verschrikkelijk naar verlang. Moeder is verschrikkelijk, Vader lief en daardoor nog lastiger, Margot het lastigste, want ze maakt aanspraak op een lief gezicht en ik wil rust hebben. Peter kwam niet bij me, op de zolder, hij ging naar de vliering en timmerde daar wat. Met elk gekraak en elke slag brokkelde er een stukje van mijn moed af en werd ik nog verdrietiger. En in de verte speelde een klok: “Recht-op van lijf, recht-op van ziel!” Ik ben sentimenteel - ik weet het. Ik ben wanhopig en onverstandig - dat weet ik ook. O help mij! je Anne M. Frank
Hier zit ik nu en leer en leer Voor Hem; ik kan niet meer! Rea.
139
Woensdag 1 Maart, 44. Beste Kitty, M’n flesje yoghurt voor 1 Maart heb ik gewonnen! Vanochtend heeft mevrouw het me al gegeven; jammer genoeg is de invasie nog niet gekomen. We hebben weer genoeg opwinding gehad, daar er ingebroken is. Deze zaak is nu nog veel ingewikkelder dan de vorige keer: Toen mijnh. v. P. gisteren-avond als gewoonlijk naar beneden ging, vond hij de glazentussendeur en Kuglers’ deur open. Dat verwonderde hem, hij liep door en werd nog meer verwonderd toen de kantoordeuren, die anders altijd open zijn, gesloten waren. Hij liep door naar het voorkantoor, waar een erge rommel was, laden stonden op de schrijftafel en een kastdeur stond open. “Hier was een dief,” dacht hij en liep dadelijk naar beneden, om de voordeur na te kijken, deze was gesloten, het lipsslot ook. Toen veronderstelde hij dat Bep het kantoor wat rommelig achter gelaten had. Vanmorgen nu kwam Peter met het bericht boven, dat de voordeur open was. Pf. wist te vertellen dat het projectie-toestel verdwenen was en v. P. verhaalde nu ook z’n verwondering van de vorige avond. Peter ging weer naar beneden en sloot de voordeur af. Wat was er nu gebeurd? Deze dief moet een namaaksleutel gehad hebben, want de deur was niet geforceerd. Toen mijnh. v. P. ‘s avonds beneden was moet hij zich gauw verstopt hebben en gevlucht zijn toen v. P. naar boven ging. Toen liet hij de deur onafgesloten. Het is een mijsterie. Wie kan hier onze sleutel hebben. En waarom is de dief niet naar het magazijn gegaan. Als de dief een van de magazijnmannen is, dan weet die dus nu, dat er ‘s avonds iemand in huis is. De grote, electrische Pauweklok was de dief ook van plan mee te nemen; hij had voor dat doel al de schoorsteenmantel in het voorkantoor leeggeruimd, maar is zeker gestoord. Het is erg griezelig; ik heb me echter niet opgewonden en zie dat het best zonder opwinding gaat. je Anne M. Frank.
140
Donderdag 2 maart '44. Lieve Kitty, Margot en ik waren vandaag samen op zolder, ik kan met haar toch niet zo samen genieten als ik me dat had voorgesteld bij Peter (of een ander). Ik weet wel dat zij bij de meeste dingen net zo voelt als ik! Aan de afwas begon Bep met moeder en mevrouw v. P. over haar mismoedigheid te praten. Wat helpen die twee haar? Vooral onze tactloze moeder helpt een mens van de wal in de sloot. Weet je wat ze haar voor raad gaf? Ze moest maar aan al die andere mensen denken die ondergaan in deze wereld! Wie helpt de gedachte aan ellende nu, als hij zelf al ellendig is? Dit zei ik ook, het antwoord was natuurlijk, dat ik over zulke dingen niet meepraten kan! Wat zijn die volwassenen toch idioot en stom! Alsof Peter, Margot, Bep en ik niet allen hetzelfde voelen en daartegen helpt alleen moederliefde, of liefde van heel, heel goede vrienden. Maar die twee moeders hier, hebben nog niet zo’n greintje verstand van ons! Mevrouw v. Pels misschien nog meer dan moeder! O, ik zou die arme Bep zo graag wat gezegd hebben, iets wat ik uit ervaring weet dat helpt; maar vader kwam ertussen en duwde me erg ruw opzij. Wat zijn ze allemaal stom! Met Margot had ik het ook nog over Vader en Moeder, wat zouden we het hier leuk kunnen hebben als die niet zo ontzettend vervelend zouden zijn. We zouden avondjes kunnen organiseren waar iedereen om de beurt over een onderwerp kan spreken. Maar daar zijn we al aan het eindpunt. Ik kan hier niet spreken! Mijnheer v. P. valt aan, Moeder wordt scherp en kan over niets gewoon praten, Vader heeft geen zin in die dingen, evenmin als mijnheer Pf. Mevrouw wordt altijd zo aangevallen, dat ze daar zit met een rood hoofd en zich haast niet meer verweren kan! En wij? Wij mogen geen oordeel hebben! Ja, ze zijn verschrikkelijk modern. Geen oordeel hebben! Men kan zeggen, je moet je mond houden, maar geen oordeel hebben bestaat niet! Niemand kan een ander z’n oordeel verbieden, al is die ander nog zo jong! Voor Bep, Margot, Peter en mij helpt alleen een grote en toegewijde liefde, die we alle hier niet krijgen. En niemand, vooral hier die idiote wijzen, kunnen ons begrijpen, want we zijn veel gevoeliger en veel verder met onze gedachten, dan iemand van hier maar in de verste verten zou vermoeden!
141
Liefde, wat is liefde? Ik geloof dat liefde iets is wat eigenlijk geen woorden kan hebben. Liefde, is iemand begrijpen, van iemand houden, geluk en ongeluk met hem delen. En daarbij hoort op de duur ook de lichamelijke liefde, je hebt wat gedeeld, iets weggeven en iets ontvangen en of je dan getrouwd of ongetrouwd bent, of een kind krijgt of niet. Of je eer weg is, dat komt er allemaal niet op aan, als je maar weet dat er voor je hele verdere leven iemand naast je staat, die je begrijpt en die je met niemand hoeft te delen! je Anne M . Frank. Op het ogenblik zit moeder weer te mopperen; ze is zichtbaar jaloers dat ik meer met mevrouw van Pels praat dan met haar, kan mij wat schelen! Vanmiddag heb ik Peter te pakken gekregen, we hebben minstens drie kwartier samen gepraat. Peter had erg veel moeite om wat van zichzelf te vertellen, maar het kwam toch heel langzaam. Ik wist heus niet of ik beter deed naar beneden te gaan of boven te blijven. Maar ik wou hem zo graag helpen! Ik vertelde hem van Bep en dat die twee moeders zo tactloos zijn. Hij vertelde dat z’n ouders altijd ruzie hadden, over politiek en cigaretten, en over allerlei meer. Zoals al gezegd Peter was erg verlegen, maar toch niet zo of hij het los dat hij wel graag z’n ouders twee jaar niet zou zien. “M’n vader is heus zo fijn niet, als ie er uitziet” zei hij “maar in de cigaretten kwestie heeft moeder absoluut gelijk!” Ik vertelde hem ook van mijn moeder. Maar vader verdedigde hij, hij vond hem een “moordkerel.” Vanavond toen ik m’n schort na de afwas ophing, riep hij me en vroeg me niets beneden ervan te vertellen dat ze weer ruzie hadden en niet samen spreken. Ik beloofde hem dat, hoewel ik het Margot al verteld had. Maar ik ben ervan overtuigd dat Margot haar mond wel houdt. “Nee hoor Peter”, zei ik “je hoeft voor mij niet hang te zijn, ik heb me afgewend zoveel over te vertellen, ik zeg er nooit wat van, wat jij me verteld.” Dat vond hij dan fijn. Ik vertelde hem ook van het verschrikkelijke roddelen bij ons en zei: “Nu heeft Margot natuurlijk groot gelijk als ze zegt dat ik niet eerlijk ben; want al wil ik niet meer roddelen, over mijnheer Pfeffer doe ik het nog veel te graag”. “Dat is fijn van je”, zei hij, hij had een rode kleur gekregen en ik werd van dat welgemeende compliment ook haast verlegen. Dan hadden we het nog over beneden en boven; Peter was heus een beetje verbaasd dat wij zijn ouders nog altijd niet graag mogen. “Peter,” zei ik “je weet dat ik eerlijk ben, waarom zou ik het jou niet vertellen, wij weten hun fouten toch ook.”
142
We beloofden elkaar ook nog dat we elkaar absoluut geloofden, o.a. zei ik nog: “Peter, ik zou je zo graag willen helpen, kan ik dat niet? Je zit hier zo tussen en ik weet, dat al zeg je het niet, je je het toch wel aantrekt.” “Oh, ik zal altijd van je hulp gebruik willen maken.” “Misschien ga je beter naar Vader toe, die vertelt ook niets, die kun je het gerust vertellen, hoor!” “Ja, die is een echte kameraad”. “Je houdt veel van hem, hè?” Peter knikte en ik vervolgde “Nou, hij ook van jou, hoor!” Hij keek vlug en rood op, het was werkelijk ontroerend hoe blij hij met die paar woorden was. “Denk je?” vroeg hij. “Ja”, zei ik “dat kun je wel uitmaken uit wat hij zo af en toe loslaat!” Toen kwam mijnheer van Pels om te dicteren. Peter is zeker net als vader ook een “moordkerel!” je Anne M. Frank.
143
Vrijdag 3 Maart 1944. Liefste Kitty, Toen ik vanavond (Vrijdagavond 5 voor 8) in het kaarsje keek, werd ik weer blij en rustig. Oma zit eigenlijk in dat kaarsje en Oma is het ook die mij behoedt en beschut en die me weer blij maakt. Maar ..... er is een ander, die m’n hele stemming beheerst en dat is ..... Peter. Toen ik vandaag de aardappels haalde en nog met de volle pan op de trap stond, vroeg hij al: “Wat heb je tussen-de-middag gedaan?” Ik ging op de trap zitten en we begonnen te praten; om kwart over vijf (een uur na het halen) kwamen de aardappels (die ik intussen op de grond neergezet had) in de kamer aan. Peter sprak met geen woord meer over z’n ouders, we praatten alleen over boeken en over vroeger. O, wat heeft die jongen een warme blik; het scheelt geloof ik niet meer veel of ik word verliefd op hem. Daar had hij het vanavond over. Ik kwam bij hem binnen, na het aardappelschillen en zei dat ik het zo warm had. “Aan Margot en mij kun je zo de temperatuur zien; als het koud is zijn we wit en als het warm is, rood”, zei ik. “Verliefd?” vroeg hij “Waarom zou ik verliefd zijn?” m’n antwoord (of liever (beter) gezegd vraag) was vrij onnozel. “Waarom niet!” zei hij en toen moesten we eten. Zou hij met die vraag iets bedoeld hebben? Ik ben er vandaag eindelijk toe gekomen om hem te vragen of hij m’n kletsen niet lastig vond, hij zei alleen: “Ik vind het goed, hoor!” In hoeverre dit antwoord nu verlegenheid is, kan ik niet beoordelen. Ook vertelde ik hem nog dat moeder, op de hoogte was van de ruzie, maar niet door mij. Mevrouw van Pels zelf heeft aan moeder verteld, dat haar man en zij niet tegen elkaar praten. Hij vertrouwt en gelooft me, denk ik wel! Kitty, ik ben net als een verliefde, die niets anders te vertellen weet dan van haar schat. Peter is ook inderdaad een schat. Wanneer zou ik hem dat eens kunnen zeggen? Natuurlijk alleen, als hij mij ook een schat vindt, maar ik ben geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, dat weet ik heus wel. En hij houdt van z’n rust, dus in hoeverre hij me aardig vindt, daar heb ik geen idee van. In ieder geval leren we elkaar een beetje meer kennen, ik wou maar vast, dat we voor veel meer dingen uit zouden durven komen. Maar, wie weet, komt die tijd gauwer dan ik denk! Zo’n paar keer per
144
dag krijg ik een blik van verstandhouding van hem, ik knipoog terug en we zijn alle twee blij. Ik lijk wel gek om van zijn blijheid mee te praten, maar ik heb het onweerstaanbare gevoel, dat hij net zo denkt als ik! je Anne M . Frank.
145
Zaterdag 4 Maart 1944. Beste Kitty, Deze Zaterdag is sinds maanden en maanden eens niet zo vervelen, treurig en saai als alle vorige. Niemand anders dan Peter is daarvan de oorzaak. Vanochtend kwam ik m’n schort ophangen toen Vader vroeg of ik niet wou blijven, om wat Frans te praten. ik vond het goed; we praatten eerst wat Frans, ik legde hem wat uit, toen deden we Engels, Vader las uit Dickens voor en ik was de hemel te rijk, want ik zat op Vaders' stoel dicht naast Peter. Om kwart voor 11 ging ik naar beneden, om gauw weer terug te keren om naar de zolder te gaan. Peter sprong op om boven het raam open te doen, maar hij bleef zitten toen ik zei dat ik net zo goed later terug kon keren. Ik was wel wat verbaasd, anders zou hij beslist toch het raam zijn gaan openen. Diep in mezelf lag de vraag: “Zou hij later liever met mij samen naar boven gaan? En inderdaad om half twaalf al op de trap zei hij dat ik het luik wel open kon laten. We praatten tot kwart voor 1. Als het maar even te pas komt, wanneer ik de deur uitgaat, b.v. na het eten als niemand het hoort, zegt hij: “Dag Anne, tot straks!” O, ik ben zo blij! Zou hij nu toch van me gaan houden? In ieder geval is hij een leuke kerel en wie weet hoe fijn ik met hem praten kan! Mevrouw vindt het wel goed als ik met hem praat, maar vandaag vroeg ze: toch plagend: “kan ik jullie twee daar boven wel vertrouwen?” “Natuurlijk”, zei ik protesterend “U beledigd me hoor!” Ik verheug me van ‘s ochtends tot ‘s avonds dat ik Peter zal zien. je Anne M . Frank. P.S. Niet te vergeten, vannacht is er een dik pak sneeuw gevallen, nu is er haast niets meer van te zien alles is opgedooid. je A.M.F.
146
Maandag 6 Maart 1944. Lieve Kitty, Vind je het niet gek, dat ik, nadat Peter me dat van z’n ouders verteld heeft, me een beetje voor hem verantwoordelijk voel. Ik denk net als of mij die ruzie's evenveel aangaan als hem en toch durf ik er niet meer met hem over spreken, want ik ben hang dat hij dat niet prettig vindt. Voor geen geld der wereld zou ik nu onkies zijn. Aan Peters gezicht kan ik zien dat hij net zoveel denkt als ik en gisterenavond heb ik me dan ook erg geërgerd toen mevrouw zo spottend zei: “De denker!” Peter werd er rood en verlegen van en ik zat op springen. Laat die mensen dan toch hun mond houden! Je kunt je niet voorstellen hoe naar het is om werkeloos aan te zien, hoe eenzaam hij is. Ik kan me voorstellen, alsof ik het zelf meegemaakt had hoe wanhopig hij soms bij ruzie en liefde moet zijn. Arme Peter, hoe zeer heeft hij liefde nodig! Hoe hard klonk het in m’n oren toen hij ervan sprak dat hij geen vrienden nodig had. O, hoe vergist hij zich! Ik geloof ook, dat hij van die woorden niets meent! Hij klapt zich aan z’n mannelijkheid, z’n eenzaamheid en z’n gemaakte onverschilligheid vast om maar niet z’n rol te verliezen om nooit, nooit te tonen hoe hij zich voelt. Arme Peter, hoelang kan deze rol nog duren, zal op die bovenmenselijke inspanning geen verschrikkelijke uitbarsting volgen? O Peter, kon en mocht ik je maar helpen! Wij samen zouden ons beider eenzaamheid wel verdrijven! Ik denk veel, maar zeg niet veel. Ik ben blij als ik hem zie en de zon daar nog bij schijnt. Gisteren was ik bij het hoofdwassen erg uitgelaten en wist nog wel dat hij in de kamer naast ons zat. Ik kon er niets aan doen; hoe stiller en ernstiger ik van binnen ben, des te luidruchtiger ben ik van buiten! Wie zal de eerste zijn, die zelf dit pantser ontdekt en doorbreekt? Het is toch goed dat v. P. geen meisje hebben, nooit zou m’n verovering zo moeilijk, zo mooi en zo fijn kunnen zijn als niet juist het andere geslacht zou trekken! je Anne M. Frank. P.S. Je weet dat ik je eerlijk alles schrijf en daarom moet ik je ook zeggen dat ik eigenlijk van de ene ontmoeting op de andere leef. Steeds hoop ik te ontdekken dat hij ook zo op mij wacht en ik ben in mezelf opgetogen als ik z’n kleine, verlegen
147
pogingen merk. Hij zou volgens mij o zo graag, net zo uit z’n woorden komen als ik, hij weet ook niet dat juist z’n onbeholpenheid mij zo treft. O schat! (het klinkt zo banaal, maar toch is het dat niet!) je A.
148
Dinsdag 7 Maart 1944. Lieve Kitty, Als ik nu zo over m’n leventje van 1942 nadenk voelt dat alles zo onwerkelijk aan. Dit godenleventje beleefde een heel andere Anne Frank, dan die, die hier nu wijs geworden is. Een godenleventje, dat was het. Aan elke hoek vijf aanbidders, een stuk of 20 vriendinnen en kennisjes, de lieveling van het merendeel der leraren, verwend door Vader en Moeder van boven tot onder, veel snoep, genoeg geld, wat wil je meer? Je zult me allicht willen vragen hoe ik al die mensen dan zo ingepalmd heb. Wat Peter zegt: “Aantrekkelijkheid,” is toch niet helemaal waar. Elke leraar, vond m’n gewiekste antwoorden, m’n grappige opmerkingen, m’n lachende gezicht en m’n critische blik, leuk, amusant en grappig. Meer was ik ook niet; een verschrikkelijke flirt, coquet en amusant. Een paar voordelen had ik, waardoor ik tamelijk in de gunst bleef, n.l. vlijt, eerlijkheid en gulheid. Nooit zou ik, wie dan ook geweigerd hebben om af te kijken, snoep verdeelde ik met ruime handen en ik was niet verwaand. Zou ik van al die bewondering niet overmoedig zijn geworden zijn? Het is een geluk dat ik middenin, bij het hoogtepunt van het feest, opeens in de werkelijkheid kwam te staan en het heeft ruim één jaar geduurd voor ik eraan gewend was, dat er nergens meer bewondering kwam. Hoe zagen ze me op school? De aanvoerdster van grappen en grapjes, altijd haantje de voorste, en nooit in een slechte bui of huilerig. Was het wonder dat iedereen graag met me fietste of me een attentie bewees? Ik kijk op die Anne Frank nu, alsof ze een leuk, grappig, maar oppervlakkig meisje was, die niets met mij te maken heeft. Wat zei Peter over me? “Als ik jou zag was je steevast omringd door 2 of meer jongens en een troep meisjes, altijd lachte je en was je het middelpunt!” Hij had gelijk. Wat is er nu van die Anne Frank nog overgebleven? O zeker, ik heb m’n lach en en antwoorden nog niet verleerd, ik kan nog net zo goed of beter de mensen becritiseren, ik kan nog net zo flirten en ook nog amusant zijn, als ik wil ..... - Daar zit het hem in, ik wil nog wel eens, voor een avondje, voor een paar dagen, voor een week, zo comediespelen, want dit leventje kan niet anders dan comedie zijn. Dan zou ik doodaf zijn en de eerste die behoorlijk praatte zeker mij veel groter was en is dan ik ooit gedacht had. Ik praatte nog net zoveel, probeerde met al m’n kracht, Vader tot vertrouwde te maken, het lukte niet, ik stond alleen en deed (haast) avond aan avond niets anders dan huilen.
149
Toen de tweede helft van 1943, ik werd bakvis, werd volwassen naar lichaam en m’n geest onderging een grote, zeer grote verandering, ik leerde God kennen! Ik begon te denken, te schrijven en ontdekte mezelf. Ik kreeg vertrouwen, maar ook nog verdriet, want ik begreep dat ik aan Moeder niets meer had en dat Vader nooit m’n vertrouwde zou worden. Ik had geen pratensdromen meer, ik had mezelf. Na Nieuwjaar de tweede grote verandering, m’n droom ..... daarmee ontdekte ik Peter, ontdekte een tweede even zware strijd naast me, ontdekte m’n verlangen naar een jongen; niet naar een meisjesvriendin, maar naar een jongensvriend. Ontdekte ook het geluk in mezelf en m’n pantser van oppervlakkig- en vrolijkheid. Maar bij tijd en wijle werd ik stil. Nu leef ik alleen nog maar op Peter, want van hem zal zeer veel afhangen, van wat er met mij verder zal gebeuren! O s'avonds als ik in bed lig, en m’n gebed eindig met de woorden: “Ich danke dir, für all das Gute und Liebe und Schöne”, dan jubelt het in mij, dan denk ik aan “das Gute” van het schuilen, van m’n gezondheid, van m’n hele zelf, aan “das Liebe” van Peter, dat wat nog klein en gevoelig is en wat we alle-twee nog niet durven noemen of aanraken en aan “das Schöne”, dat de wereld is; de wereld en de Natuur, de Schoonheid en alles, alles mooie bij elkaar. Dan denk ik niet aan al de ellende, maar denk aan het mooie dat nog overblijft. En dat is ook het verschil tussen Moeder en mij. Haar raad voor zwaarmoedigheid is: “Denk aan al de ellende in de wereld en wees blij dat jij nog leeft.” Mijn raad is: “Ga naar buiten naar de velden, de natuur en de zon, ga naar buiten en probeer het geluk in jezelf en God te hervinden; denk aan al het mooie wat er in en om jezelf nog overblijft en wees gelukkig!” Daarin ligt een hemelsbreed verschil, dat hemelsbrede verschil wat er ook tussen ons tweeën is. Wat heb je aan ellende als je zwaarmoedig bent? Wat heb je aan het leven, als er alleen ellende in is? Maar aan de Natuur, aan de zonneschijn aan de vrijheid en aan jezelf, daar heb je wat aan. Daar en daar alleen vind je jezelf en God. En wie gelukkig is, zal ook anderen gelukkig maken, wie moed en vertrouwen, zal nooit in de ellende ondergaan! je Anne Mary Frank.
150
Woensdag 8 Maart 1944. Hier zal ik enige briefjes laten volgen die Margot en ik elkaar gister en vanmiddag geschreven hebben, alleen maar voor de lol natuurlijk: Dinsdag: Anne: Ik zou je graag dat stuk wat ik vandaag in m’n dagboek geschreven heb eens laten lezen, maar ik durf nog niet. Later, misschien al over een maand, als ik weer verder ben, kan ik het je tonen. Laat Moeder dan gerust maar zeggen, dat ik van levens dingen geen verstand heb! Weet je waarom ik denk dat het je wel interesseert? Omdat ik nergens, ook niet in m’n verhaaltjes werkelijk mijzelf uitdrukken kan en dat gaat in m’n daghoek helemaal. Dat schreeuwt en juicht eigenlijk net zo als ik het soms doe! Woensdag: Anne: Gek hé, mij vallen nachtelijke gebeurtenissen altijd pas veel later in, nu weet ik plotseling dat mijnheer Pfeffer vannacht erg gesnurkt heeft (nu is het Woensdagmiddag kwart voor drie en mijnh. Pf. snurkt weer, daardoor viel het me natuurlijk in) en dat, toen ik op de po moest, ik expres wat meer lawaai maakte om dat ronken op te laten houden. Verder heb ik ze horen vliegen (letterlijk!), heb van Jacque en J. en na-de-oorlog gedroomd en heb me best geamuseerd. A. Margot: Wat is beter het gehap naar lucht of het gesnurk? Heb je ouderwets keet geschopt met J. en J. Anne: Gesnurk is beter, want als ik lawaai maak houdt het op, zonder dat persoon-in-kwestie wakker wordt! Jacque en J. waren alleen in de na-oorlogse droom betrokken, Jacque wou graag steno van me leren, intussen stond ze echter aan het fornuis boven, in een pan te roeren. J. zat op de stoel naast de porceleinkast met een rok van allerlei gebreide kleuren aan . Het leek wel wat op mijn plastron, maar er was een steekje in! A.
151
Wat ik niet aan Margot geschreven heb, maar wat ik wel aan jou wil bekennen beste Kitty, is dat ik erg veel van Peter droom. Eergisternacht was ik in onze huiskamer hier, op het ijs met dat kleine jongetje van de kunstijsbaan Apollohal, die met z’n zusje inde-eeuwig-blauwe jurk-en-spillebenen hier liep. Ik stelde me heel aanstellerig aan hem voor als: Anne Frank en vroeg zijn naam, hij heette: Peter. In m’n droom vroeg ik me al af hoe vele Peters ik nu wel zou kennen! Dan droomde ik dat we in Peters kamertje stonden, tegenover elkaar naast de trap. Ik zei iets tegen hem, hij gaf me een zoen, maar antwoordde dat hij toch niet zo van me hield en dat ik niet moest flirten. Met een wanhopig en smekende stem zei ik: “Ik flirt niet, Peter!” Toen ik wakker werd, was ik maar blij, dat Peter dat nog niet gezegd had. Vannacht waren we elkaar ook aan het zoenen, maar Peters wangen vielen erg tegen, ze waren niet zo zacht als ze er uit zien, maar zoals Vaders' wang, dus de wang van een man, die zich al scheert. Vanmiddag na tafel toen Bep, Vader en Pf. al naar beneden waren, wilde ik mevrouw v. P. toch eens zeggen dat ze niet zo onkies moest zijn om steeds maar weer over Henk te spreken. Ze had namelijk zoiets tegen Bep gezegd van: Jij had toch ook best met Henk kunnen trouwen, je vindt hem toch heel aardig! Nou wacht maar, als hij weer gescheiden is, enz. enz. Ik bracht m’n voornemen ook ten uitvoer en zei: “Ik begrijp niet mevrouw, dat U tegen Bep altijd weer dingen over Henk zegt. Het is me onbegrijpelijk dat U niet merkt hoe naar dat is voor Bep.” Mevrouw werd natuurlijk rood en zei: “Ik zal toch zelf nog wel weten wat ik tegen Bep zeg; als ze dit naar zou vinden, zou ze niet zo vaak over Henk spreken!” M’n antwoord was nogal hooghartig en koel: “Ik weet alleen dat Bep al die praatjes onaangenaam vindt!” Toen ging ik even later naar beneden. M'n triomph tegenover mevrouw is dat ik tegenwoordig zo goed m’n kalmte kan bewaren; zij wordt rood en ik blijf gewoon en zeg precies wat ik me voorgenomen heb. Ik geloof dat het mijn zekerheid is die Moeder ook vaak overrompeld. Want Kitty, ik faal nog vaak, zeer vaak, in alles, maar ik weet wanneer. En een ding dat heel goed werkt bij mij is, dat ik zeg wat ik wil zeggen! Ik ben nu alleen maar verschrikkelijk benieuwd naar wat Peter ervan zeggen zal, ik heb n.l. gewacht tot hij erbij was! Het kan natuurlijk ook best, dat hij niets zegt, ik hoop maar van wel! je Anne M. Frank.
152
Vrijdag 10 Maart 1944. Liefste Kitty, Peter heeft inderdaad niets gezegd, maar ik heb hem gisteren gevraagd. Hij zei er niets bijzonders over. Vandaag komt het spreekwoord: “Een ongeluk komt nooit alleen, wel te pas!” Peter zei het net. Ik zal je vertellen wat we allemaal voor naars hebben en wat ons misschien nog boven het hoofd hangt. Ten eerste is ingevolge van de bruiloft van Henk en Aagje gisteren, Miep ziek. De Westerkerk, waar de inzegening plaats vond, heeft haar erg verkouden gemaakt. Overgeven, hoofd- en keelpijn en al-zo-meer. Ten tweede is mijnheer Kleiman nog steeds niet terug van z’n laatste maagbloeding en is Bep dus alleen op kantoor. Ten derde is een mijnheer, die ik niet noemen zal en welks naam er ook niet op aan komt, door de politie gearresteerd. Niet alleen dat het voor de man in kwestie heel erg is maar ook voor ons, daar wij erg op aardappelen, boter en jam wachten. Mijnh. M. zullen we hem maar noemen, heeft vijf kinderen onder de jaar en een op komst. Gisterenavond hebben we weer een kleine schrik gehad daar er opeens naast ons tegen de muur geklopt werd. We waren aan het eten; de verdere avond verliep gedrukt en zenuwachtig. Ik heb de laatste tijd helemaal geen zin in het opschrijven van de gebeurtenissen hier. Veel meer gaan me m’n eigen belangen aan het hart. Vat m’n bedoeling nu niet verkeerd op, want ik vind het lot van die arme, goeie mijnheer M. verschrikkelijk, maar in m’n dagboek is er toch niet erg veel plaats voor hem. Dinsdag, Woensdag en Donderdag was ik vanaf half 5 tot kwart over, toen alles weg was bij Peter. We hebben Frans gedaan en over alles-en-nog-wat gekletst. Ik verheug me echt op dat kleine uurtje ‘s middags en het mooiste van alles is dat ik geloof dat ook Peter m’n komst wel fijn vindt. je Anne M. Frank.
153
Zaterdag 11 Maart 1944. Lieve Kitty, De laatste tijd heb ik geen zitvlees meer, ik loop van boven naar beneden en van beneden weer naar boven. Ik heb soms buien dat ik alleen moet zijn of tenminste bij Peter. Arme, arme Peter, z’n ouders hebben weer ruzie, geschreeuw en gescheld dreunt weer boven ons hoofd. Ik ga naar boven, ik kan niets anders doen. je Anne M. Frank.
154
Zondag 12 Maart 1944. Lieve Kitty, Alles wordt hoe langer hoe gekker sinds gisteren kijkt Peter me niet aan. ‘t Is net of hij kwaad op me is, ik doe dan nu ook erg m’n best hem niet na te lopen en zo weinig mogelijk met hem te praten, maar het is erg moeilijk! Wat zou het toch zijn, dat hem vaak van me afhoudt en vaak naar me toestuurt? Misschien verbeeld ik me wel dat het erger is dan het werkelijk is, misschien heeft ook hij buien, misschien is morgen alles weer goed! Het moeilijkste van alles is om, als ik zo naar en verdrietig ben, m’n gewone uiterlijk te behouden. Ik moet praten, helpen, samenzitten en moet vooral vrolijk zijn! Het meest van alles mis ik de Natuur en één plaatsje waar ik zo lang als ik wil alleen kan zijn! Ik geloof dat ik van alles door mekaar haal, Kitty, maar ik ben ook helemaal in de war: aan de ene kant ben ik gek van verlangen naar hem, kan ik haast niet in de kamer zijn, zonder naar hem te kijken en aan de andere kant vraag ik me af, waarom hij me eigenlijk zoveel schelen kan, waarom ik niet genoeg aan mezelf hem, waarom ik niet weer rustig worden kan! Ik doe dag en nacht, altijd als ik wakker ben niets anders dan me afvragen: Heb je hem niet genoeg met rust gelaten? Ben je te veel boven? Praatje teveel over ernstige dingen, waar hij nog niet over praten kan? Vindt hij je misschien helemaal niet sympathiek? Was de hele soesha maar verbeelding? Maar waarom heeft hij je dan zoveel over zichzelf verteld? Heeft hij daar misschien spijt van? En nog een heleboel meer. Gisterenmiddag, na een ochtend vol lamlendigheid, na berichten van arrestatie’s (nu ook van D.) na slechte berichten van Bep’s vader en geen vriendelijk oog van Peter, was ik zo doorgedraaid en zo beneden nul, dat ik ging slapen. slapen alleen maar niets meer denken. Ik sliep tot 4 uur en moest toen toch weer naar binnen. O wat valt dat moeilijk, om dan moeder te antwoorden en vader te vertellen waarom ik ben gaan slapen. Ten einde raad heb ik maar gezegd dat ik hoofdpijn had, ik had ook hoofdpijn van binnen! Gewone mensen, gewone meisjes, bakvissen zoals ik zullen me wel getikt vinden, maar niemand weet hoe moeilijk het is zo verliefd te zijn, zonder wederliefde en altijd de persoon der aanbidding om je heen te moeten hebben. Voor niets ter wereld zou ik Peter willen missen, maar toch zou ik graag eens helemaal weg van hem zijn. Dat is gek, maar ook begrijpelijk, want als ik net in een uurtje werken wat orde in m’n gedachten en gevoelens gebracht heb, zie ik hem weer en zijn alle goede voornemens in een slag vernietigd.
155
Ik ben ongelukkig in de liefde, talloze aanbidders en geliefde jongelingen hebben om mijn gunsten gesmeekt, terwijl ik niets dan kameraadschap voor hun voelde. Maar drie zijn er geweest waar ik van hield en geen van die drie vonden iets aan mij. O Peter, zeg dan eens eindelijk wat, laat me niet langer tussen hoop en verslagenheid drijven. Geef me een zoen of stuur me de kamer uit, maar zo bega ik een ongeluk. ‘s Avonds de lieflijkste taferelen, ‘s morgens de naakte werkelijkheid en dat wekenlang, elke dag, daarvoor ben ik nog niet sterk genoeg! Dat is het juist, iedereen denkt dat ik brutaal, zelfbewust en grappig ben, terwijl ik niets anders wens dan voor één mens Anne te zijn. Overal speel ik comedie, ben de clown, de brutale, overmoedige, bij één zou ik niets anders dan de gevoelige willen zijn. Want ik ben gevoelig, zeer gevoelig! Margot wil graag m'n vertrouwde zijn, ik kan niet. Zij is lief, en goed, en mooi, maar zij mist iets wat ik zo nodig heb. Ook zou ik het niet kunnen velen de hele dag te zien dat iemand weet wat er in me omgaat, m’n vertrouwde kan niet de hele dag om me zijn, behalve ... Peter! Het is zo zwaar wat ik te torsen heb en toch ben ik sterk. Ik ben ook in zekere zin zelfbewust, hoewel heel anders dan de mensen denken. Ik weet dat ik hoger sta dan moeder en mevrouw v. Pels. Ik kan voor al hun handelingen niets anders dan minachting voelen en het bewustzijn dat ik anders ben. Ik weet dat ik God heb, God en Oma en nog zoveel meer en dat is het wat me rechtop houdt. Zonder die stem die altijd weer troost en goeds voorspelt, zou ik allang geen hoop meer hebben, zonder God was ik allang in elkaar gezakt. Ik weet dat ik niet veilig ben, ik ben bang voor cellen en concentratiekampen, maar ik voel dat ik moediger geworden ben en in Gods armen lig! je Anne M. Frank.
156
Dinsdag 14 Maart 1944. Beste Kit, Het is misschien vermakelijk voor jou (voor mij allerminst) om te horen, hoe we vandaag zullen eten. Op het ogenblik zit ik, daar de werkster beneden luiert, bij v. P. aan de zeildoektafel met een zakdoek in m'n mond en tegen m’n neus aan gedrukt, die doortrokken is van welriekend, voor-schuils parfum. Je zult er op die manier niet veel van snappen, dus weer: “Bij het begin beginnen!” Daar B. en D. opgepakt zijn, hebben wij geen bonnen, (behalve onze vijf levensmiddelkaarten) en geen set. Daar Miep en Kleiman ziek zijn, kan Bep niet weg en daar de hele stemming mistroostig is, is het eten dat ook. Vanaf morgen zitten we zonder een brokje vet, boter of margarine en zullen waarschijnlijk voor Zaterdag, als de nieuwe bonnen uit zijn, ook niets krijgen. We ontbijten nu niet meer met gebakken aardappels maar met pap en daar mevrouw denkt dat we verhongeren hebben we wat volle melk meer gekocht. Ons middageten van vandaag is boerenkoolstamppot, die uit het vat komt. Vandaar ook de voorzorgsmaatregelen met de zakdoek. Ongelooflijk zoals boerenkool, die waarschijnlijk een paar jaar oud is, stinken kan! Het ruikt naar een mengsel van WC., bedorven pruimen en conserveermiddel + 10 bedorven eieren. Bah, ik word al misselijk bij het idee alleen dat ik die rommel eten moet! Hierbij komt nog dat onze aardappels zulke vreemdsoortige ziektes opgelopen hebben, dat van twee emmers pommes de terre er één in de kachel belandt. We vermaken ons er dan ook mee, precies de verschillende ziektes uit te zoeken en zijn tot de conclusie gekomen, dat kanker, pokken en mazelen elkaar afwisselen. O ja, het is wat om in het 4e oorlogsjaar (voor Nederland dan!) te schuilen. Was al die rotzooi maar afgelopen! Eerlijk gezegd kan het eten me niet zoveel schelen, als het anders maar wat plezieriger waar. Hier zit 'm juist de knoop, ons allemaal begint dit vervelende leventje vervelend te maken. Hier volgt nog even hoe wij schuilers de tegenwoordige toestand, respectievelijk opnemen: Mevrouw van Pels: Het baantje van keukenprinses staat me allang niet meer aan. Zitten en niets omhanden hebben, of Engels leren, verveelt. Dus maar weer koken, niet klagen: “Zonder vet is koken onmogelijk, ik word misselijk van al die vieze geurtjes. Niets als ondankbaarheid en geschreeuw krijg ik, ik ben altijd het zwarte schaap geweest, van alles krijg ik de schuld!” Verder is m’n opvatting dat de oorlog niet vlug genoeg gaat; de Duitsers zullen op het eind nog de overwinning behalen. Ik ben vreselijk bang, dat we zullen verhongeren: 157
“Scheisse, Schwein, Rottzeug!” Mijnheer van Pels: Ik moet roken, roken, roken, dan is eten, politiek, Kerli’s humeur, alles niet zo erg. Kerli is toch een lieve vrouw! Als ik niets te roken krijg word ik ziek dan moet ik vlees hebben, leven we te slecht, is alles niet goed genoeg en volgt beslist hooglopende ruzie. Verschrikkelijk dom mens is toch die Kerli van mij. Peter:Leren, stil zijn, niet mopperen, niemand last bezorgen en doen wat gedaan moet worden! Mevrouw Frank: Het eten is niet zo belangrijk, maar ik zou nog graag een sneetje roggebrood hebben, want ik heb vreselijke honger. Als ik mevrouw van Pels was had ik achter dat eeuwigdurende gerook van mijnheer allang een einde gemaakt. Nu moet ik beslist een cigaret hebben, want ik heb een gek hoofd. V. P. zijn verschrikkelijke mensen. De Engelsen maken veel fouten, ik moet praten en blij zijn dat ik niet in Polen zit! Mijnheer Frank: Alles goed, heb niets nodig. Kalm aan, we hebben de tijd. Geef me 10 aardappels dan heb ik genoeg. Gauw nog wat voor Bep apart leggen. Politiek gaat vooruit! Margot Frank: Vervelend en naar is alles, niets aan te veranderen, nemen zoals het komt en vooral niet zeuren. Trek heb ik nooit, laat maar waaien! Fritz Pfeffer: Ik moet m’n pensum halen, alles op z’n tijd afmaken. Politiek gaat oitschtekent, dat we gepakt worden is unmooglik. Ik, Ik, Ik .... ! Anne Frank: Moed houden, geluk zoeken, vrolijk zijn. In bed kan men huilen, zoveel als men wil. Verhongeren zullen we niet en ik hoop dat alles goed gaat! Wees vriendelijk en houd moed! je Anne M. Frank.
158
Woensdag 15 Maart 1944. Lieve Kitty, Niet veel nieuws te berichten. Miep heeft het nog zwaar te pakken, Kleiman gaat helemaal niet goed. We denken dat hij weer een bloeding heeft daar hij bewusteloos geworden is. Bep was gisterenavond in een pianoconcert in het Concertgebouw. Een zekere Telma weet-niet-verder, meisje van 20 jaar speelde. Vanavond gaat ze Evelyn Künneke horen! Het weer is heerlijk maar koud. Ik werk veel Engels en Frans, in wat anders heb ik op ‘t ogenblik geen zin. De eerste vijf boeken van de Forsyte's heb ik uit. Jon herinnert me in veel dingen aan Peter, Fleur is in sommige dingen beter en slechter dan ik, maar lijkt er ook een beetje op. Vannacht droomde ik weer van Peter. We stonden ergens samen toen ik hem vroeg of ik een haarlok van hem mocht hebben. Hij vond dat goed, om de een of andere reden gaven we elkaar ook weer een zoen. Met m’n stemming gaat het weer goed, als het maar nooit Zaterdag en Zondag werd! je Anne M. Frank.
159
Donderdag 16 Maart 1944. Lieve Kitty, Het wordt steeds vervelender hier; Bep is n.l. erg verkouden heeft erge rug- en keelpijn. We zijn bang dat zij ook griep krijgt. Wat zal het dan worden? Het weer is heerlijk, niet te beschrijven mooi, ik ga zeker gauw naar de zolder. Ik weet nu wel waarom ik zoveel onrustiger ben dan Peter. Hij heeft een eigen kamer, waar hij in werkt, droomt, denkt en slaapt. Ik word van de ene hoek naar de andere geduwd. Alleen in m’n gedeelde kamer ben ik nooit en toch verlang ik daarnaar zo erg. Dat is dan ook de reden dat ik naar de zolder vlucht. Daar en bij jou kan ik even heel even mezelf zijn. Toch wil ik over m’n verlangens niet zeuren, integendeel, ik wil moedig zijn! Beneden kunnen ze gelukkig niets van m’n innerlijke gevoelens merken, behalve dat ik met de dag koeler en minachtender tegenover Moeder sta, Vader minder liefkoos en ook tegenover Margot niets meer loslaat, ben ik potdicht. Vóór alles moet ik m’n uiterlijke zekerheid bewaren, niemand mag weten dat er in me nog altijd oorlog heerst. Oorlog tussen m’n verlangen en verstand. Tot nu toe heeft het laatste de overwinning behaalt maar zal niet toch het eerste het sterkste blijken? Soms vrees en vaak verlang ik van wel! O het is zo vreselijk moeilijk nooit wat tegenover Peter los te laten, maar ik weet dat hij het eerst moet beginnen; het is zo moeilijk, al die gesprekken en daden die ik in m’n dromen beleefd heb, weer overdag ongedaan te beschouwen! Ja Kitty, Anne is een gek kind, maar ik leef ook in een gekke tijd en in nog gekkere omstandigheden. Het fijnste van alles vind ik nog dat ik wat ik denk en voel tenminste nog op kan schrijven, anders zou ik compleet stikken. Wat denkt Peter wel over al deze dingen, steeds weer denk ik dat ik op een dag met hem daarover kan spreken. Er moet toch iets zijn dat hij van me geraden heeft, want van de uiterlijke Anne, die hij tot nog toe kent kan hij toch niet houden! Hoe kan hij, die zo van rust en vrede houdt, sympathie voor mijn lawaai en drukte voelen? Zou hij de eerste en de enige op de wereld zijn, die achter m’n betonnen masker gekeken heeft? Zal hij daar achter dan ook gauw belanden? Is er niet een oud gezegde dat liefde vaak op medelijden volgt of dat die twee hand in hand gaan? Is dat niet ook met mij het geval; want ik heb netzoveel medelijden met hem als ik het vaak ook met mezelf heb! Ik weet heus niet, heus niet hoe ik de eerste woorden moet vinden en hoe zou hij het dan kunnen die nog veel moeilijker spreekt? Kon ik hem maar schrijven dan wist ik
160
tenminste dat hij weet wat ik wou zeggen, want met woorden is het zo ontzettend moeilijk! je Anne M. Frank Donderdagmiddag. Vanochtend wist ik inderdaad nog niet wat er nog boven ons hoofd zweefde. Kugler heeft n.l. een oproep van de werkverschaffing dat hij 6 dagen moet komen werken. Hij is nu op weg naar een dokter die betrouwbaar is en die mijnh. v. P ook kent om een afdoende attest te krijgen. Bep heeft geen koorts hoewel ze nog niet beter is. Miep zal volgens Jan nog minstens I4 dagen in bed blijven. Kleiman heeft geen nieuwe maagbloeding maar een zenuwinzinking gehad! daarvan de bewusteloosheid! Het is hier dus een mooie toestand. We hebben afgesproken dat de magazijn-mensen morgen alvast niet komen, alleen Bep, als die tenminste op de been blijft. De huisdeur wordt afgesloten en wij moeten ons koest houden voor de buren. Als Bep niet mocht komen, moeten we ons nog meer koest houden en komt Jan ons in ieder geval na enen even bezoeken. Om maar een voorbeeld van de toestand-buiten te nemen vertelde Jan wat hij van Zaterdag af gegeten heeft. Zaterdag kreeg hij 3 grote winterwortelen, Mevrouw Pfeffer of hijzelf dat weet ik niet kookte die met groene erwten doorelkaar en dat was het maal van Zaterdag, Zondag en Maandag. Dinsdag kwamen er capucijners op tafel en Woensdag werd van de overgebleven wortel hutsput gekookt. Toen wij vroegen of Miep’s dokter nog eens terug kwam, was het antwoord: “De dokter heeft het zo druk dat hij in z'n privépractijk er nog een assistent bij heeft. Als men door de telephoon vraagt om een recept voor poeders klaar te leggen, antwoordt hij dat van 8 tot 9 spreekuur is en dat men dat recept dan maar af moet halen!” Alles bij elkaar is het een tragische geschiedenis als het niet zo vervelend voor ons en allemaal was, zou het wel interessant en grappig zijn. Wij maken ons allemaal maar niet zo erg druk, verhongeren zullen we niet en misschien valt alles nog mee en komt op z’n pootjes terecht! Anne.
161
Vrijdag 17 Maart 1944. Allerliefste Schat, Inderdaad is alles nog op z’n pootjes terecht gekomen, want Bep haar verkoudheid is geen griep geworden alleen maar heesheid en mijnheer Kugler is van het werk met een doktersattest af gekomen. Minder mooi gaat het met mijnheer Kleiman, die op het laatste toch nog een maagbloeding blijkt te hebben. Hier alles nog all-right! Behalve dat Margot en ik onze ouders een beetje moe worden. Je moet me niet verkeerd opvatten, ik houd nog net zoveel van Vader en Margot van Vader en Moeder, maar als je zo oud bent als wij zijn, wil je toch ook een klein beetje voor jezelf beslissen, wil je ook zelf eens van oudershandje af. Als ik naar boven ga, wordt er gevraagd wat ik doen wil, zout mag ik niet hebben, om kwart over acht vraagt Moeder steevast elke avond of ik me nog niet uitkleden moet, elk boek dat ik lees moet gekeurd worden. Eerlijk gezegd is die keuring helemaal niet streng en mag ik haast alles lezen, maar al die op- en aanmerkingen plus al dat vragen de hele dag door vinden wij lastig. Nog iets is vooral bij mij niet naar hun zin, ik wil niet meer de hele dag zoentjes hier en kusjes daar geven. Al die zoete en gefantaseerde naampjes vind ik aanstellerig, Vaders voorliefde om over windjes en w.c. te spreken, vind ik afschuwelijk, kortom ik wil ze wel eens een poosje kwijt en dat begrijpen hun niet. Niet dat we hun er iets van verteld hebben, welnee waar dient dat voor, ze zouden er niets van snappen. Margot zei gisterenavond nog: “Ik vind het echt vervelend, dat als je even met je hand onder je hoofd, twee keer zucht, ze al vragen of je hoofdpijn hebt of je niet goed voelt!” Ook begrijpen Margot nu voor het eerst dat je meer van jezelf aan vriendinnen kunt vertellen, dan aan je ouders. Het is voor ons allebei een hele klap dat we nu opeens zien, hoe weinig van dat vertrouwelijke en harmonieuse thuis over is! En dat komt toch voor een groot deel omdat wij zo scheef zitten. Hiermee bedoel ik dat we als kleine kinderen behandeld worden wat de uiterlijke dingen betreft en we veel ouder zijn, dan meisjes van onze leeftijd, wat innerlijke dingen betreft. Al ben ik pas 14, ik weet toch heel goed wat ik wil, ik weet wie gelijk en ongelijk heeft, ik heb m’n mening, m’n opvatting en m’n principes en al klinkt het misschien gek voor een bakvis, maar ik voel me mens, veel meer dan kind, ik voel me helemaal onafhankelijk van welke andere ziel ook.
162
Ik weet dat ik beter debatteren of discussieren kan, dan moeder, ik weet dat ik een objectievere blik heb, ik weet dat ik niet zo overdrijf, netter en handiger ben en daardoor (je kunt erom lachen) voel ik me in heel veel dingen haar meerdere. Als ik van iemand houd, moet ik in de eerste plaats bewondering voor hem hebben, bewondering en respect en deze twee vereisden mis bij moeder volkomen! Alles zou goed zijn, ik zou niets meer tellen, als ik Peter maar heb, want voor hem heb ik bewondering in heel veel dingen. Hè, hij is zo'n fijne en knappe jongen! je Anne M. Frank.
163
Zaterdag 18 Maart 1944. Lieve Kitty, Aan niemand ter wereld heb ik meer over mezelf en m’n gevoelens verteld dan aan jou, waarom zou ik je dan ook niet iets over sexuele dingen vertellen? Ouders en mensen in het algemeen zijn over dit onderwerp heel eigenaardig. Inplaats dat ze hun meisjes zowel als hun jongens met 12 jaar alles vertellen, worden de kinderen bij zulke gesprekken de kamer uitgestuurd en mogen zelf zien waar ze hun wijsheid vandaan halen. Als de ouders dan later merken dat de kinderen toch wat te weten gekomen zijn, denken ze dat de kinderen meer of minder weten, dan met de werkelijkheid overeenkomt. Waarom proberen ze dan niet nog hun schade in te halen en te vragen hoe het er mee staat? Een belangrijke hinderpaal is er voor de volwassenen, maar ik vind deze hinderpaal niet meer dan een heel klein paaltje, ze denken n.l. dat de kinderen het huwelijk zogenaamd niet meer heilig en ongeschonden voor ogen hebben, als ze weten dat die ongeschondenheid in de meeste gevallen maar larie is. Ik voor mij vind het voor een man helemaal niet erg als hij wat ervaring mee in het huwelijk brengt en daar heeft het huwelijk zelf dan toch niets mee te maken? Toen ik net 11 jaar geworden was, lichtten ze me over ongesteldheid in, waar dat goed vandaan kwam of wat voor betekenis het had dat wist ik nog lang niet. Met 12,5 kreeg ik al meer te horen, daar Jacque lang niet zo stom was als ik. Hoe man en vrouw samen leven heeft mijn gevoel me zelf gezegd; in het begin vond ik het idee wel erg gek, maar toen Jacque het me bevestigde was ik wel wat trots op m’n intuïtie! Dat kinderen niet vanuit de buik geboren worden, heb ik ook van Jacque, die zei gewoon: “Waar het maaksel ingaat, kom het het voltooit er ook weer uit!” Het jongvrouwenhuidje en nog meer nadere bijzonderheden wisten J., Jacque en ik uit een boekje over sexuele voorlichting. Dat men kinderen krijgen voorkomen kon wist ik ook, maar hoe dat innerlijk ging was nog een geheim. Toen ik hier kwam vertelde Vader me van prostitueé's enz., maar alles bij elkaar opgeteld blijven er nog steeds vragen over die niet beantwoord zijn. Als een moeder haar kinderen niet alles verteld, horen ze het maar bij brokjes en dat is zeker verkeerd! Hoewel het Zaterdag is ben ik niet vervelend! Dat komt omdat ik met Peter op zolder zat, met m’n ogen dicht heb ik zitten dromen; het was heerlijk! je Anne M. Frank.
164
Zondag 19 Maart 1944. Lieve Kitty, Gisteren was een heel belangrijke dag voor mij, dat zat zo: Na het middageten verliep alles heel gewoon, om 5 uur ging ik aardappels opzetten en gaf Moeder me van de bloedworst wat om aan Peter te brengen. Ik wou dat eerst niet doen maar ging later toch: “Peter”, zei ik “wil je dit van ons aannemen, voor je broodjes?” Maar hij nam het niet en ik had het ellendige gevoel dat het nog altijd om die ruzie over het wantrouwen was. Opeens kon ik niet meer, de tranen schoten me in de ogen en zonder veel aandringen zette ik het schoteltje weer bij Moeder neer en ging op de w.c. even uithuilen. Toen ik zover was had ik besloten het nu maar met Peter uit te praten. Voor het eten zaten we met z'n vieren bij hem om aan een kruiswoordpuzzle te helpen, kon ik dus niets zeggen, maar net voor we aan tafel gingen, fluisterde ik hem toe: “Doe je vanavond steno, Peter?” “Nee”, was z’n antwoord. “Ik wou je dan later even spreken!” dat vond hij goed. Na de afwas ging ik dus naar z’n kamer en vroeg of hij die bloedworst wegens die vorige ruzie niet aangenomen had. Maar gelukkig was dat de reden niet, hij vond het allen maar niet netjes zo gauw te zwichten. We praatten nog over die ruzie’s en dat ik daar nu heel anders tegenover sta enz. enz. Het was erg warm in de kamer geweest en mijn gezicht zo rood als een kreeft, daarom kwam ik na Margot’s water naar beneden gebracht te hebben nog even boven om wat lucht te krijgen. Fatsoenshalve ging ik eerst aan v.P. raam staan, maar al gauw ging ik naar Peter toe. Hij stond aan de linkerkant van het open raam; ik ging aan de rechter staan en we praatten. Het was veel makkelijker bij het open raam, in het betrekkelijk donker te praten, dan bij zoveel licht en ik geloof dat Peter dat ook vond. We hebben elkaar zoveel verteld, zo ontzettend veel, dat kan ik niet allemaal herhalen, maar het was fijn, de mooiste avond die ik ooit in het Achterhuis gehad heb. In het kort zal ik je de verschillende onderwerpen toch wel zeggen: Eerst hadden we het over de ruzie’s, dat ik daar nu heel anders tegenover sta ; dan over de verwijdering van ons tegenover onze ouders. Ik vertelde Peter van Moeder en Vader, van Margot en me-zelf. Op een gegeven ogenblik vroeg hij: “Jullie zeggen elkaar zeker altijd goedennacht met een nachtzoen?” “Eén, een heleboel, jij niet hè?” “Nee, ik heb haast nooit iemand een zoen gegeven!” “Ook niet voor je verjaardag?” “Ja, dan wel”
165
We hadden het over vertrouwen wat wij alle twee onze ouders niet geschonken hebben. Dat zijn ouders heel veel van elkaar hielden en ook wel graag zijn vertrouwen wilden hebben, maar dat hij niet wilde. Dat ik m’n verdriet in bed uithuil en hij op vliering gaat vloeken. Dat Margot en ik elkaar ook pas zo kort kennen en dat we elkaar toch niet zoveel vertellen, omdat we altijd bij elkaar zijn. Over alles en nog wat, over vertrouwen, gevoel en ons-zelf, o hij was net zoals ik wel wist dat hij was. Toen kwamen we over 1942 te spreken, hoe anders we toen waren. We kennen ons nu in die periode alle twee niet meer terug. Hoe we elkaar in het begin niet konden uitstaan. Hij vond het vervelend dat ik bij hem aan de radio kwam, hij vond mij druk en lastig en ik vond al gauw aan die hele jongen niets. Ik begreep niet dat hij niet flirtte, maar nu ben ik blij. Hij had het ook nog daarover dat hij zich zoveel afzonderde. Ik zei ook van mijn lawaai en overmoedigheid en zijn stilte, dat daarin niet zoveel verschil ligt. Dat ik ook van rust houd en niets voor me alleen heb, behalve m’n dagboek, dat iedereen me liever ziet gaan dan komen, ten eerste mijnheer Pf. en binnen wil ik niet altijd zijn. Dat hij zo blij is dat mijn ouders kinderen hebben en dat ik blij ben dat hij hier is. Dat ik hem nu wel begrijp in zijn teruggetrokkenheid en verhouding tot z’n ouders en hem zo graag zou helpen bij die ruzies. “Peter, als je eens hulp nodig hebt, zul je het dan aan mij zeggen?” “Jij helpt mij toch altijd!” antwoordde hij. “Waarmee dan?” vroeg ik heel verbaasd “Met je vrolijkheid!” Dat was wel het mooiste wat hij me gezegd heeft. Ook zei hij nog dat hij het helemaal niet meer lastig vond als ik bij hem kwam zoals vroeger, maar fijn. Ik vertelde hem ook dat in al die troetelnaampjes van Vader en Moeder, geen inhoud is. Dat met een zoentje hier en een kusje daar, nog geen vertrouwen geschapen is. We hadden het nog over onze eigen wil, het dagboek en de eenzaamheid, het verschil van een binnen- en buitenmens dat iedereen heeft. M’n masker enz. Het was heerlijk hij moet van me zijn gaan houden als kameraad en dat is voorlopig genoeg. Ik heb er geen woorden voor, zo dankbaar en blij ben ik en ik moet me wel bij je verontschuldigen Kitty, dat m’n stijl beneden peil is vandaag. Ik heb maar opgeschreven wat me ingevallen is! Ik heb nu het gevoel of Peter en ik een geheim delen, als hij me aankijkt met die ogen, die lach en die knipoog, gaat er bij mij vanbinnen net een lichtje aan. Ik hoop dat het zo blijven mag, dat we nog vele, vele prettige uren samen mogen doorbrengen! je dankbare en blije Anne.
166
Maandag 20 Maart 1944. Lieve Kitty, Vanmorgen vroeg Peter of ik ‘s avonds eens meer kwam, dat ik hem heus niet stoorde en dat bij hem in de kamer net zo goed als plaats voor één ook plaats voor twee was. Ik zei dat ik niet elke avond kon, daar ze dat beneden niet goed vonden, maar hij vond dat ik me daar niet aan moest storen. Ik zei toen dat ik ‘s Zaterdagsavond graag eens zou komen en vroeg hem me vooral eens te waarschuwen als de maan er was. “Dan gaan we naar beneden,” zei hij “daar de maan bekijken.“ Dat vond ik best en erg bang voor de dieven ben ik ook heus niet. Intussen is er een schaduw op m'n geluk gevallen, ik dacht het wel allang dat Margot Peter meer dan aardig vond. In hoeverre ze van hem houdt weet ik niet, maar ik vind het erg naar. Elke keer dat ik Peter nu ontmoet moet ik haar opzettelijk pijn doen en het mooiste is dat zij haast niets laat merken. Ik weet wel dat ik wanhopig van jaloezie zou zijn, maar Margot zegt alleen dat ik geen medelijden met haar moet hebben. “Ik vind het zo naar dat jij er als derde beentje bijstaat,“ voegde ik er nog aan toe. “Dat ben ik gewend,“ antwoordde zij enigszins bitter. Dit durf ik Peter toch niet te vertellen, misschien later eens, we moeten eerst nog zo ontzettend veel uitpraten. Moeder heeft me gisterenavond een kleine opstopper gegeven, die ik heus wel verdiend heb. Ik mag me in m’n onverschilligheid en minachting tegenover haar niet te ver later laten gaan. Dus, maar weer proberen ondanks alles vriendelijk te zijn en m’n aanmerkingen achterwege te laten! ook Pim is niet meer zo hartelijk. Hij probeert nu dat kinderachtige weer een beetje af te leren en is nu veel te koud. Zien wat daar van komt! Hij heeft me gedreigd dat als ik geen algebra doe, ik later zeker geen bijlessen krijg. Hoewel ik dat kan afwachten, wil ik toch weer beginnen, mits ik een nieuw boek krijg. Voorlopig genoeg, ik kan niet anders dan naar Peter kijken en ben boordevol! je Anne M. Frank.
Bewijs van Margot’s goedheid, dit ontving ik vandaag de 20ste Maart 1944.
Anne, toen ik gisteren zei dat ik niet jaloers op je was, was ik maar voor 50% eerlijk. Het geval is namelijk zo, dat ik noch op jou, noch op Peter jaloers ben. Ik vind het
167
alleen voor mij- hier had ik een blad overgeslagen. Zie vorige bladzijde. zelf een beetje jammer, dat ik nog niemand gevonden heb en voorlopig zeker niet zal vinden, met dien ik over mijn gedachten en gevoelens zou kunnen spreken. Maar daarom zou ik het jullie alle twee van harte gunnen, als jullie elkaar iets van je vertrouwen zou kunnen schenken; je mist hier al genoeg, wat voor vele anderen zo vanzelfsprekend is. Aan de andere kant weet ik zeker, dat ik met Peter toch nooit zo ver gekomen zou zijn, omdat ik het gevoel heb, dat ik met dengeen, met dien ik veel zou willen bespreken op een tamelijk intieme voet zou moeten staan. Ik zou het gevoel moeten hebben dat hij mij ook zonder dat ik veel zeg door en door begrijpt, maar daarom moest het iemand zijn, in wien ik geestelijk mijn meerdere voel en dat is bij Peter nooit het geval. Bij jou zou ik mij het bovenstaande wel met Peter kunnen indenken. Je hoeft je dus helemaal geen verwijten te maken, dat ik tekort kom en dat je iets doet wat mij toe kwam, niets is minder waar. Jij en Peter zullen beiden slechts kunnen winnen in de omgang met elkaar.
Antwoord van mij: Lieve Margot Je briefje vond ik buitengewoon lief, maar ik ben er toch nog niet helemaal gerust op en zal dat ook niet worden. Van vertrouwen in die mate, dat jij bedoelt is tussen Peter en mij voorlopig nog geen sprake, maar aan een open en donker raam, zeg je elkaar meer dan in de lichte zonneschijn. Ook kun je je gevoelens beter fluisterend oververtellen dan als je ze zo moet uitbazuinen. Ik geloof dat jij voor Peter een soort zusterlijke genegenheid bent gaan voelen en hem graag wilt helpen, minstens net zo graag als ik. Misschien zul je dat ook nog eens kunnen doen, hoewel dat geen vertrouwen van onze bedoeling is. Want ik vind dat vertrouwen van twee kanten moet komen; ik geloof dat dat ook de reden is dat het tussen Vader en mij nooit zover is gekomen. Laten we er nu over uitscheiden en praat er ook niet meer over, als je nog iets wilt, doe het dan alsjeblieft schriftelijk, want zo kan ik veel beter zeggen wat ik bedoel dan mondeling. Je weet niet hoe ik je bewonder en hoop alleen, dat ik nog eens iets van Vader’s en jouw goedheid krijg, want daarin zie ik niet meer veel verschil. Je Anne
168
Dagindeling van Anne Frank op de werkdagen, Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donderdag en Vrijdag, in het Voorjaar van 1944 in het Achterhuis: Wakker worden, tussen half 7 en half 8. Vader’s wekken, half 8. Opstaan: 8 na half 8 Aankleden: van 8 over half 8 tot vijf voor 8, inclusive bed afhalen, krulpennen uithalen, kleren, waterstof, kam, spiegel en zalf naar binnen brengen. Badkamer: 8 uur. Klaar aankleden en haar doen: ± kwart over 8 Po halen en boeken enz. enz. tot half 9. Rust van lezen of andere stille bezigheid van half 9 tot 9 Ontbijt: 9 tot half 10. Aardappelschillen: half 10 tot 10 uur of half 11. Werken in boeken; met onderbreking van praten, dagboek-schrijven, kletsen en nietsdoen (ook soms koffie om ± kwart voor 11) van half 11 tot 12 uur. Zolder: 12 uur tot kwart voor 1. Lucht happen. Huishoudelijk werk: kwart voor 1-1 uur. Daarmee is de wastafel schoonmaken bedoeld. Radio: 1 uur tot kwart over 1 . Eten: kwart over 1 of half 2 tot 10 voor 2. Kletsen: 10 voor 2 tot 2 uur. Wehrmachtsbericht: 2 uur tot iets na tweeën. Slungelen beneden en boven tot half 3. Werken, weer met diverse onderbrekingen, vaak ook veel lezen, hangt van de lectuur af van half 3 tot kwart voor 4. Boterhammen eten: kwart voor 4-4 uur. Opfrissen: 4 uur-kwart over 4. Koffie drinken: kwart over 4.
169
Aardappels halen: na het koffiedrinken tot iets voor half 5. De koffie wordt boven genuttigd. Om kwart over 4 gaan Margot en ik namelijk altijd naar boven. Bij Peter voor Frans en praten: half 5 tot kwart over 5. Vrijheid, kantoor weg en rommel in huis: kwart over 5 tot 6 uur. Radio: 6 uur tot kwart over 6. Kletsen, slungelen en niets doen : kwart over 6 tot half 7. Eten: half 7 tot 7 uur. Afwassenen: 7 uur tot half 8. Lezen, schrijven, praten: half 8 tot half 9. Uitkleden : half 9 tot tien voor 9· Badkamer: tien voor 9 tot kwart over 9· Toilet-opmaak: 5 kwart over 9 tot half 10. Nachtzeggen, licht-uit: half 10-kwart voor 10. Denken, dromen, bidden en genieten: kwart voor 10-kwart over 10. Slapen: kwart over 10 of half 11 tot ± 7 uur.
Anne Frank
170
Woensdag 22 Maart 1944. Lieve Kitty, Dit ontving ik gisterenavond van Margot: Beste Anne, Na je briefje van gisteren heb ik het onaangename gevoel, dat je gewetenswroegingen voelt als je bij Peter gaat werken of praten; daar is toch heus geen reden toe. In mijn binnenste heeft iemand recht op wederzijds vertrouwen en ik zou Peter nog niet in zijn plaats kunnen dulden. Het is echter zo, net als je schreef, dat ik het gevoel heb, dat Peter een soort broer is, maar . . . . . . een jongere broer en dat onze gevoelens tasthorens naar elkaar uitsteken om elkaar misschien later, misschien ook nooit in een genegenheid als van broer en zuster te raken; zover is het echter nog lang niet. Je hoeft dus heus geen medelijden met mij te hebben. Geniet maar zo veel je kunt van gezelschap, dat je nu hebt gevonden. Het wordt hier intussen steeds mooier, ik geloof Kitty, dat we hier in het Achterhuis misschien nog een echte grote Liefde krijgen. Al dat gegrap van trouwen met Peter als we hier nog lang blijven was dus nog zo gek niet. Ik denk hem niet over trouwen met hem hoor, ik weet niet hoe hij als hij volwassen is eens zal worden, ik weet ook niet of we eens zoveel van mekaar zullen houden, dat we graag trouwen zouden . Dat Peter ook van mij houdt ben ik intussen zeker, op welke manier dat houden van is weet ik niet. Of hij alleen een goede kameraad wenst, of dat ik hem als meisje aantrek, of te wel als zuster, ik kom er nog niet goed achter. Toen hij zei, dat ik hem in de ruzie’s tussen zijn ouders altijd help, was ik reuze blij en al een stap op weg om aan zijn vriendschap te geloven. Gisteren nu, vroeg ik hem wat hij zou doen als er een dozijn van die Anne’s hier waren en altijd bij hem zouden komen, zijn antwoord was: “Als ze allemaal zo als jij waren, zou dat heus niet zo erg zijn!” Hij is voor mij reuze gastvrij en ik geloof wel dat hij me werkelijk graag ziet komen. Frans leert hij intussen erg ijverig, zelf tot ‘s avonds kwart over tienen in bed. O, als ik nog aan Zaterdagavond denk, aan onze woorden, onze stemmen, dan ben ik voor de eerste keer over mezelf tevreden; ik bedoel dan, dat ik nu hetzelfde zeggen zou en niet alles anders, wat anders meestal het geval is. Hij is zo mooi, zowel als hij lacht, als ook wanneer hij zo stil voor zich uitkijkt, hij is zo lief en goed en mooi. Volgens mij heeft hem het meest van mij overrompeld, toen hij merkte dat ik helemaal niet de
171
oppervlakkige Anne, van de wereld ben, maar net zo’n dromerig exemplaar, met net zoveel moeilijkheden als hijzelf! Gisterenavond na de afwas wachtte ik er absoluut op dat hij me zou vragen boven te blijven. Maar niets gebeurde; ik ging weg hij kwam naar beneden om Pfeffer voor de radio te roepen, bleef lang in de badkamer dralen, maar toen Pf. te lang wegbleef ging hij naar boven. Hij ijsbeerde in zijn kamer op en neer en ging erg vroeg naar bed. Ik was zo onrustig de hele avond, dat ik steeds weer naar de badkamer liep, m’n gezicht koud afwaste, even las, weer droomde, op de klok keek en maar wachtte, wachtte, wachtte en luisterde naar hem. Toen ik vroeg in bed lag was ik doodaf. Vanavond moet ik in bad en morgen? Dat is nog zo lang! je Anne M. Frank
Antwoord: Lieve Margot, Het beste vind ik dat we nu maar afwachten wat er van komt. Het kan niet meer zo heel lang duren dat de beslissing tussen Peter en mij valt, òf weer gewoon òf anders. Hoe dat moet gaan weet ik niet, ik denk in deze nog maar niet verder dan m’n neus lang is. Maar, één ding doe ik zeker, als Peter en ik vriendschap sluiten, dan vertel ik hem ook dat jij ook veel van hem houdt en klaar voor hem zoudt staan, als dat nodig was. Dit laatste zul je zeker niet willen, maar dat kan mij nu niets schelen; wat Peter over jou denkt, weet ik niet, maar zal ik hem dan ook wel vragen. Slecht is het zeker niet, integendeel! Kom gerust op zolder of waar ook waar we zijn, je stoort ons werkelijk niet, daar we geloof ik alle twee stilzwijgend afgesproken hebben, dat als we praten, we het dan ‘s avonds in het donker doen. Houd moed! Ik doe het ook, hoewel het niet altijd makkelijk is, jouw tijd komt misschien gauwer dan je denkt! je Anne.
172
Donderdag 23 Maart 1944. Liefste Kitty, Sinds gisteren-ochtend is er zo ontzaggelijk veel gebeurd dat ik heus niet weet waar te beginnen. Allereerst maar het nieuws van buiten. B. & D. zijn uit de gevangenis ontslagen. De leukste staaltjes worden daaruit verteld, maar het is voldoende als ik je zeg dat het Nederlandse Volk geweldig is. Brouwer's vrouw verwacht één dezer dagen een kind; daarvoor is hij vrijgekomen, maar de zaak is nog niet helemaal afgewikkeld. Laten we het beste hopen! Met mijnheer Kleiman gaat het niet goed. Zijn vrouw en wij allemaal zijn niet met zijn dokter tevreden. Zijn laatste maagbloeding bleek zeer zwaar te zijn, daarvan de bewusteloosheid. Miep is sinds gisteren-ochtend weer hier, maar vandaag is Jan wegens verkoudheid en rillerigheid naar bed gegaan. Bep is weer wat beter, hoewel haar hoest nog aanhoudt. Gisteren is hier een vlieger afgestort, de mensen sprongen er nog bijtijds met parachuten uit. Het toestel kwam neer op een school, waar gelukkig geen kinderen in waren, een paar mensen zijn gedood en een kleine brand. Het toestel moet dicht bij de Markthallen overgekomen zijn. Zo’n geschiet als bij dit vliegtuig hebben we nog nooit gehad. Dat waren de Duitsers die met mitrailleurs op de afgesprongen bemanning en het dalende vliegtuigschoten. Tien minuten lang een oorverdovend geschiet. Het was erg angstig. Nu over mezelf. Toen ik gisteren bij Peter kwam, kwamen we, ik weet heus niet meer hoe, op sexueel terrein. Ik had me allang voorgenomen hem enkele dingen te vragen. Hij weet alles; toen ik hem vertelde dat Margot en ik helemaal niet goed ingelicht waren, was hij stomverbaasd. Ik vertelde hem veel van Margot en mij en Moeder en Vader, dat ik de laatste tijd niet meer durf te vragen. Hij bood dan aan me in te lichten en ik maakte daar dankbaar gebruik van: hij vertelde me hoe voorbehoedmiddelen werken en ik vroeg heel stoutmoedig hoe jongens merken, dat ze volwassen zijn. Daar moest hij dan eens even over denken; hij zou het me 's avonds vertellen. O.a. deelde ik hem die geschiedenis van Jacque mee en dat meisjes tegenover zo sterke jongens weerloos zijn: “Nou, je hoeft voor mij niet bang te zijn!“ zei hij. ‘s Avonds toen ik terugkwam praatten we er nog lang en breed over en hij vertelde me dan van de jongens. Een beetje genant was het wel, maar het was toch wel fijn, daarover eens met hem te praten. Hij en ik konden ons alle twee niet voorstellen dat we nog eens met een meisje respectievelijk met een jongen zo open over de meest intieme aangelegenheden zouden praten. Ik denk dat ik nu wel alles weet. Veel vertelde hij me van “Präsentiv“middelen. Duits. 173
ss Avonds in de badkamer hadden Margot en ik het over Bram en Trees! Vanochtend stond me iets heel naars te wachten: Na het ontbijt wenkte Peter me om mee naar boven te gaan: “Je hebt me leijk in de luren gelegd!” zei hij “ik hoorde wat Margot en jij gisteren in de badkamer samen bespraken, je wou denk ik eens zien wat Peter ervan afwist en je dan daarmee plezieren!” O, ik was stomgeslagen, met alle middelen heb ik hem die schandelijke praat uit het hoofd gezet; ik kan zo goed begrijpen hoe het hem te moede moet zijn geweest en er is niets vanaan! “O nee, Peter“, zei ik “zo gemeen zou ik niet zijn, ik heb gezegd m’n mond te houden en zal dat ook doen. Zo comedie te spelen en met ernst zo gemeen te doen, nee Peter, dat zou niet langer grappig zijn, dat is onfair. Ik heb niets verteld wat ik je verteld heb is allemaal waar, geloof je me?“ Hij verzekerde me dat hij me geloofde, maar ik moet er nog eens met hem over praten, de hele dag doe ik niets anders dan hierover piekeren. Gelukkig dat hij direct zei, wat hij dacht, stel je voor dat hij met zoiets gemeens van mij in zich rondgelopen zou zijn. Die lieve Peter! Nu zal en moet ik hem alles vertellen! Je Mary Anne Frank. vergissing! Dat komt zeker van de opwinding, want m’n hart klopt met mokerslagen! je Anne.''
174
Vrijdagmorgen 24 Maart 1944. Beste Kitty, Verteld heb ik toch niet alles, maar het is ook zo weer goed of liever gezegd nog veel beter. Je kunt je niet voorstellen, hoe dankbaar ik ben omdat ik dit hier nog in het Achterhuis gekregen heb. Gisterenmiddag bij Peter hebben we weer geen Engels gedaan, we hadden het over de ouders. v. P. doen namelijk zo flauw als ik ‘s avonds uit Peters kamer kom en Peter zegt ook dat ze met Pf. en met elkaar daarover fluisteren. Peter gaf me nu de raad me daar niets van aan te trekken. “Zeggen ze beneden dan wat tegen je?“ “Ja Moeder is erg nieuwsgierig, maar ik maak me er altijd met een Jantje van Leiden van af“. “Gisterenavond zeiden ze zeker ook wel wat, “vervolgde hij. “Ja natuurlijk, ze zeiden: ben jij nog daar, dat is zeker je zweite Heimat geworden” Pf. zei tegen mij, dat het niet past zo laat ‘s avonds nog jonge meisjes in je kamer te hebben, ik antwoordde ook iets van dat hij zich daar niet mee bemoeien moest. Tegen m’n ouders zei ik, dat het niets dan nijd was, dat zij al zo oud en wij nog jong zijn. Maar je komt maar gerust, ik vind het (werkelijk) fijn.“ En in een andere zin, toen ik zei: “Nou zulke dingen vertel je toch niet aan iedereen,” (het ging over ons raamgesprek), toen antwoordde hij:“Maar jij bent toch niet iedereen!“ Deze bladzijde had ik per ongeluk overgeslagen, dus om de vorige bladzijde te vervolgen moet men nog eens omslaan. Vader zegt altijd dat ik een nuf ben, maar dat is niet waar, ik ben alleen maar ijdel! Ik heb nog niet van veel mensen gehoord dat ze me knap van uiterlijk vinden. Behalve dan van C.N. die zei dat ik er zo leuk uitzag als ik lachte. Gisteren nu kreeg ik een oprecht compliment van Peter en ik zal voor de aardigheid ons gesprek maar even zo ongeveer weergeven: Peter zei zo vaak “Lach eens!” Dat viel me op en ik vroeg gisteren: “Waarom moet ik toch altijd lachen?” “Omdat dat leuk is; je krijgt dan kuiltjes in je wangen, hoe komt dat eigenlijk?” “Daar ben ik mee geboren. Dat zit ook in m’n kin. Dat is het enige schoonheids-ding dat ik bezit.” “Welnee dat is niet waar!” “Jawel, ik weet wel dat ik geen mooi meisje ben, dat ben ik nooit geweest en zal ik ook nooit worden!” “Dat vind ik helemaal niet, ik vind je knap”.
175
“Dat is niet waar.” “Als ik dat zeg, dan kun je dat van mij aannemen!” Ik zei toen natuurlijk hetzelfde van hem! Toen ik ‘s avonds hoorde dat v. P. hun raam open deden, was ik erg besluiteloos; om 8 uur besloot ik de poging maar eens te wagen. Ik klopte zachtjes aan de deur en werd van mijnheer v. P. ontvangen met: “Stk, stk, pak ze Mouschi, pak ze!” “O zal ik maar dadelijk weer weggaan?“ vroeg ik, maar ik liep toch maar dadelijk door naar Peter’s kamer. Daar stond mevrouw die dadelijk vroeg of ik lucht kwam happen. Ze bleef een beetje bij ons staan praten, maar toen mijnheer het raam dicht deed wilde Peter haar de deur uitzetten. Mevrouw weigerde te gaan, ze wou bij ons blijven. Natuurlijk vonden we dat ook goed, maar na 5 minuten ging ze toch maar. Ik zei nog, dat ons gezelschap ook niet zo interessant was, maar daar was zij het niet mee eens en ze zou weer terug komen. Toen we alleen waren zei Peter dadelijk: “Ze hebben er heus niets op tegen als jij komt, ze zullen het nooit verbieden; ik zei vanavond al tegen hun, dat jij direct komt!” “O”, zei ik “ik wou anders eerst niet komen”. Heel verbaasd antwoordde hij: “Maar ik had je toch nog een knipoog over tafel gegeven voor je naar beneden bent gegaan!” “Luister eens Peter,” zei ik toen “ik kan in geen geval elke avond komen.” “Maar waarom niet?” “Nee, dat doe ik niet, ik vind het zo al griezelig om boven te komen. Het enigste middel, en tevens de gulden middenweg zou zijn, als jij even beneden zou komen en me mee naar boven nemen. Jij wilt me niet elke avond vragen om te komen en ik wil niet vanzelf komen, dan is dat toch het beste. “Maar, maar, maar .....” “Doe mij nu maar dat plezier.” Dat miste z’n uitwerking niet. Dadelijk zei bij “Nu goed dan.” Dan vroeg hij nog of hij dan door onze kamer moest gaan. Dat hoeft natuurlijk niet, doodgewoon door de badkamer, ik zit dan wel in mijn kamer. Dan moest hij weten of hij hard moest spreken, m’n antwoord daarop was:“Doe maar, zoals het net uitkomt.” Later op de avond, bad hij het weer erover, dat ik toch moest komen:“Ik verveel me anders zo alleen.“]” “Je hebt je tot nu toe toch ook niet verveeld!” “Ja maar dat was heel iets anders!” Wat grappig ging dat met ons hè, in het begin wou ik wel graag wat met je doen, maar jij vond het vreselijk als ik kwam. Daarna was ik gedurende een jaar je bestaan haast helemaal vergeten, tot op een dag ik me opeens herinnerde dat er ook nog zoiets als een Peter bestond”. “Als jij in die tijd niet naar mij toe gekomen was, was ik we naar jou toe gekomen”. Toevallig is dat hè Kitty, dat wij elkaar ongeveer tegelijk ontdekt hebben. Nu kan ik uit al die woorden en daden van hem toch wel uitmaken dat hij ook veel voor mij voelt. 176
Als hij niet naar de zolder komt is dat zeker omdat ik zei, dat ik zo graag ook eens alleen ben. Hoe dat nu verder gaat weet ik heus niet, of we altijd iets te praten hebben evenmin. Maar als het verder gaat tussen ons zullen we ook wel zonder te praten bij elkaar kunnen zijn. Het enigste wat ik naar vind is dat Margot zo alleen beneden zit als ik boven met Peter ben, maar van zulke woorden wil ze volstrekt niet horen. Vader vraagt en zegt niets, maar hij is niet meer zo kinderachtig. Moeder weet wel dat ik niet veel om haar geef, net zo met Peter's Vader en Moeder. En, Kitty, ik krijg nu zo'n beetje het gevoel dat ik niet meer zo los van Peter sta, dat ik hem eigenlijk naloop, van zijn gunsten afhankelijk ben. Als die ouwen daarboven maar niet zo gek deden; het is zeker omdat ze mij niet zo graag zien. Peter en ik vertellen toch heus niet waar we het over hebben. Stel je voor dat die wisten dat wij het over zulke intieme onderwerpen hebben. Om over je ongesteldheid met een jongen te spreken en een jongen over zijn aangelegenheden met een meisje is toch zeker niet zó alledaags. Ik zou Peter over dit onderwerp nog heel wat willen vragen, maar ik ben altijd bang dat hij denkt, dat ik over niets anders kan praten. Ik wou hem vragen o f hij wel weet hoe een meisje er eigenlijk uitziet. Een jongen is van beneden geloof ik niet zo ingewikkeld ingericht dan een meisje.Op foto's of afbeelden van naakte mannen kun je toch heel goed zien hoe die eruit zien, maar bij vrouwen niet. Daar zitten de geslachts delen of hoe dat heet wel meer tussen de benen. Hij heeft toch vermoedelijk nog nooit een meisje van zo dichtbij gezien, eerlijk gezegd ik ook niet. Inderdaad is dat bij jongens veel makkelijker. Hoe zou ik die installatie in ‘s hemelsnaam moeten uitleggen, want dat hij dat niet precies weet heb ik uit z’n woorden wel op kunnen maken. Hij had het over de “Muttermund“, maar die zit vanbinnen, daar kun je niets van zien. Het is bij ons toch wel heel goed ingedeeld, voor ik 11 of 12 jaar oud was wist ik nooit dat er ook nog de binnenste schaamlippen waren, dat was helemaal niet te zien. En het mooiste van het geval was, dat ik dacht, dat het urine uit de kittelaar kwam. Toen ik moeder eens vroeg wat dit doodlopende ding betekende, zei ze dat ze dat niet wist, hè die doet nu ook altijd zo dom! Maar tot het onderwerp teruggekeerd hoe moet je zonder voorbeelden nu in ‘s hemelsnaam uitleggen hoe dat in elkaar zit? Zal ik het hier vast maar eens proberen? Vooruit dan maar! Van voren als je staat zie je niets dan haar, tussen je benen zitten eigenlijk een soort kussentjes, zachte dingen, ook met haar, die bij het staan tegen elkaar aanliggen, men kan wat daarbinnen zit dan niet zien. Als je gaat zitten spijten die van elkaar en daarbinnen ziet het erg rood en lelijk vlezig uit. Aan het bovenste gedeelte, tussen de grote schaamlippen bovenaan zit een huidplooitje, die bij nader inzien eigenlijk een soort blaasje is, dat is de kittelaar. Dan komen de kleine 177
schaamlippen, die zitten ook tegen elkaar aan gedrukt net of het een plooitje was. Als die open gaan, zit daarbinnen een vlezig stompje, niet groter dan de bovenkant van m’n duim. Het bovenste gedeelte daarvan is poreus, daar zitten verschillende gaatjes in en daar komt het urine uit. Het onderstaan gedeelte lijkt wel 2 alleen maar huid, maar daar zit toch de scheede. Huidplooitjes zitten er helemaal overheen, het is haast niet te ontdekken. Zo ontzettend klein is dat gaatje wat eronder zit dat ik me haast niet in kan denken, hoe daar een man in moet, laat staan een heel kind uit. Dat gaatje kan je niet met je wijsvinger in, maar niet eens makkelijk. Dat is alles en dat speelt toch zo’n grote rol! je Anne M. Frank. Dit is nog van een paar weken geleden, nu telt dat niet meer', maar daar mijn versregelen zo zelden zijn, schrijf ik het maar op: Weer heeft de dag mij niets gebracht Hij was gelijk een donkere nacht! Anne. (Rea.)
178
Zaterdag 25 Maart 1944. Lieve Kitty, Als men zelf verandert merkt men dat pas als men veranderd is. Ik ben veranderd en grondig ook, helemaal en alles. Mijn meningen, opvattingen, critische blik, uiterlijk, innerlijk alles is veranderd en ik mag gerust zeggen want het is waar, ten goede. Ik heb je al eens verteld hoe moeilijk het voor mij was toen ik hier kwam, uit m’n leventje van aan gebeden persoontje in de kale werkelijkheid van standjes en volwassenen. Maar, Vader en Moeder zijn voor een groot deel medeschuldig dat ik zoveel uit moest staan. Thuis wilden ze me dat plezier graag gunnen en dat was ook goed, maar hier hadden ze me niet op de koop toe ook nog moeten opstoken en me door al hun ruzie's en roddelpartijen alleen maar “hun” kant tonen. Het was verkeerd, hoewel zij volgens mij in de meeste ruzie's gelijk hadden en aan de karakters van v.P. heel wat aan te merken is. Er bestaat een spreekwoord of een gezegde, dat van alle verwijten en in drift gezegde woorden wel altijd iets aan is. Zo ook bij mij. Er was veel waar wat ze me verweten, alleen ik wist niet beter en wekte door m’n grappige critiek en snelle antwoorden, ook nog de bewondering. M'n tegenstanders waren inderdaad vaak knock out, maar ik was het in m'n binnenste nog vaker. Voor ik er achter kwam, dat ze hier in hun ruzie's fifty-fifty staan, duurde een hele tijd. Maar nu weet ik dan hoevele fouten hier begaan zijn, door oud en jong. De grootste fout van Vader en Moeder tegenover van P. is dat ze nooit openhartig en vriendschappelijk spreken (moge die vriendschap ook een beetje geloochend zijn). Ik wil hier nu vóór alles de vrede bewaren en noch ruzie maken, noch roddelen. Bij Vader en Margot is dat niet moeilijk; bij Moeder wel en daarom is het heel goed dat ze me zelf wel eens op de vingers tikt. Mijnheer v. P. kan men ook winnen als men hem gelijk geeft, stil naar hem luistert en niet veel zegt en vooral .... op al z’n grapjes en flauwe moppen met een andere grap ingaat.Mevrouw wint men door openhartig praten en alles toegeven. Zij geeft ook haar fouten, die wel zeer talrijk zijn, ruiterlijk toe. Ik weet maar al te goed, dat ze niet meer zo slecht over me denkt als in het begin. En dat komt alleen omdat ik eerlijk ben en de mensen ook minder vleiende dingen zo maar in het gezicht zeg. Ik wil eerlijk zijn en ik vind dat je er veel verder mee komt; daar komt nog bij dat je zelf een veel beter gevoel krijgt.
179
Ik wil in geen geval tegen Vader en Moeder handelen; ik wil me met ruzie’s en discussie’s niet meer bemoeien, (de laatste tijd is het daar toch al betrekkelijk rustig gelukkig) maar ik zit ook niet meer door dik en dun met Vader en Moeder in hetzelfde bootje. Ik heb m’n eigen mening ook over deze dingen en ik verkies niet meer altijd voor het fatsoen hun partij te trekken! Gisteren had mevrouw het met mij over deze kwestie en ook over de rijst die we aan Kleimans gegeven hebben:“We hebben gegeven, gegeven en nog eens gegeven, maar toen kwam ik op een punt dat ik zei: Nu is is het genoeg. Mijnheer Kleiman kan zelf als hij zich er maar genoeg moeite voor neemt wel aan rijst komen, waarom moeten wij dan alles uit onze voorraad weggeven? De kinderen en wij alle hier hebben het net zo nodig,” zei mevrouw. “Nee mevrouw,” antwoordde ik “ik ben het niet met U eens. Mijnheer Kleiman kan misschien aan rijst komen, maar hij vindt het naar zich erom te bekommeren. Niet aan ons is de taak de mensen die ons helpen te becritiseren, wij moeten hun geven, alles wat wij maar even kunnen missen en wat zij nodig hebben. Wij hebben aan zo'n bordje rijst in de week ook niets, wij kunnen netzo goed peulvruchten eten!” Mevrouw vond dat dan niet, maar ze zei ook dat al was ze het er niet mee eens, ze best toe wilde geven, dat was een heel andere kwestie. Nou ja, laat ik uitscheiden, ik weet soms waar m’n plaats is en soms twijfel ik nog, maar ik zal er wel komen! O ja! En vooral als ik nu hulp heb, want Peter helpt me door menige harde noot en zure appel. Hij zei al dat hij me wilde verzorgen als ik ziek zou worden, me troosten als het schiet of de invasie komt, me helpen zoveel als het gaat. En natuurlijk ook andersom! Ik weet heus niet in welke mate hij van me houdt en of we ooit tot een zoen zullen komen; ik wil het in elk geval niet dwingen! Vader heb ik verteld dat ik veel naar Peter ga en of hij dat wel goed vond, hij vond het natuurlijk goed! Peter vertel ik ook veel gemakkelijker dingen, die ik anders nooit loslaat; zo heb ik hem ook verteld dat ik later veel wil schrijven, zoal geen schrijfster worden, maar dan toch naast m’n beroep of andere taak het nooit verwaarlozen. O ja, ik wil niet zo als de meeste mensen voor niets geleefd hebben. Ik wil van nut of plezier zijn voor de mensen die om mij heen leven en die mij toch niet kennen, ik wil nog voortleven ook na mijn dood! En daarom ben ik God zo dankbaar dat hij me bij m’n geboorte al een mogelijkheid heeft meegegeven om me te ontwikkelen en om te schrijven, dus om uit te drukken, alles wat in me is! Ik ben niet rijk aan geld of aardse goederen, ik ben niet mooi, niet intelligent, niet knap, maar ik ben en ik zal gelukkig zijn! Ik hen een gelukkige natuur, ik houd van de mensen, ben niet wantrouwend en wil ze allemaal met mij samen gelukkig zien. je toegenegen Anne M.Frank.
180
Maandag, 27 Maart 1944 Lieve Kitty, Een heel groot hoofdstuk in onze schuilgeschiedenis op papier moet eigenlijk de politiek innemen, maar daar dit onderwerp mij niet zo erg interesseerd heb ik het veel te veel links laten liggen. Daarom zal Ik je vandaag maar een brief aan de politiek gewijd schrijven. Dat er zeer veel verschillende opvattingen omtrent dit vraagstuk zijn is vanzelfsprekend, dat er in benarde oorlogstijd ook veel over gesproken wordt is nog logischer, maar .... dat er zoveel ruzie om gemaakt wordt is eenvoudig dom! Laat ze wedden, lachen, schelden, mopperen, laat ze alles doen als ze maar in hun eigen vet bakken, maar laat ze geen ruzie maken, want dat heeft meestal minder goede gevolgen. De mensen die van buiten komen, brengen zeer veel onwaar nieuws mee; onze radio heeft echter tot nu toe nog nooit gelogen. Jan, Miep, Kleiman, Bep en Kugler zijn allen in hun politische stemmingen up en down, Jan nog het minst van hun. Hier in het Achterhuis is de stemming wat de politiek aangaat wel altijd hetzelfde. Bij de talloze debatten over invasie, luchtbombardementen, speeche’s enz. enz. hoort men ook talloze uitroepen als unmoog’lik, Gottes Willen, als ze nu pas beginnen willen wat moet dat dan wel worden! Het gaat oitstekend, prima, best! Optimisten en pessimisten en vooral de realisten niet te vergeten, geven met onvermoeide energie hun mening ten beste en zoals dat met alles gaat, ze denken altijd dat zíj gelijk hebben. Een zekere dame ergert zich aan het weergaIoze vertrouwen dat haar heer gemaal in de Engelsen stelt, een zekere heer valt zijn dame aan wegens haar plagende en geringschattende opmerkingen aangaande zijn geliefde natie! Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat, en het mooiste is dat het hun nooit gaat vervelen. Ik heb wat uitgevonden en de uitwerking daarvan is inderdaad denderend, het is net of je iemand met spelden prikt, dan vliegt die namelijk ook op. Precies zo met mijn middel, begin over de politiek, één vraag, één woord, één zin en dadelijk zit de hele familie er midden in! Alsof nu de Duitse Weermachtsberichten en Engelse B.B.C.’s nog niet genoeg waren is er sinds niet zo lang geleden een “Luftlagemeldung” ingesteld. Magnifiek in een woord, maar (de keerzijde van de medaille ook vaak teleurstelling. De Engelsen maken van hun luchtwapen een continuebedrijf, alleen maar te vergelijken met de Duitse leugens die dito dito zijn! Dus, radio staat al om 8 uur ‘s ochtends aan (als niet vroeger) en wordt elk uur gehoord tot ‘s avonds 9, 10 of vaak ook 11. Dit is het schoonste bewijs dat volwassenen geduld en moeilijk te bereiken hersenen hebben, (sommige natuurlijk, ik wil niemand beledigen) wij zouden na één hoogstens 181
twee zendingen allang voor de hele dag genoeg hebben! Maar die oude ganzen, enfin ik zei het immers al! Arbeiter-program, Oranje, Frank Philips of Hare Majesteit Wilhelmina alles krijgt een beurt en een even gewillig oor en zijn ze niet aan ‘t eten of aan ‘t slapen, dan zitten ze aan de radio en praten over eten, slapen en politiek. Oef, het wordt vervelend en een hele toer om er geen saaie bes bij te worden. Bij de oudelui kan dat laatste zo een kwaad niet meer! Om maar een lichtend voorbeeld te geven, is de rede van ons allen zeer geliefde Windston Churchil ideaal. Negen uur, Zondagavond. De thee onder de muts op tafel en de gasten komen binnen. Pfeffer naast de radio links, mijnheer van Pels ervoor, Peter daarachter Moeder naast mijnheer, Mevrouw daarvoor. Margot en ik helemaal achteraan en Vader aan tafel lk weet, ik ben niet erg duidelijk maar onze plaatsen doen er niet veel toe. De heren zaten aan een stuk door te paffen, Peter luisterde met dichte ogen van de inspanning, Moeder in lang donker négligé, Mevrouw aan ‘t bibberen wegens de vliegers die zich van de rede niets aantrekkend, lustig naar Essen vlogen, Vader thee slurpend, Margot en ik zusterlijk Mouschi delend, de eerste met doek om ‘t hoofd voor de krulpennen, de laatste ook in een veel te klein, te nauw en te kort nachtcostuum. Het leek intiem, gezellig, vredig, het was het ook voor deze keer, maar ik wacht met schrik nog de gevolgen af! Ze kunnen immers, haast niet afwachten, trappelen van ongeduld, of er niet weer een ruzie komt! Kst, kst alsof ze een kat uit haar mandje lokken, zo prikkelen ze elkaar tot ruzie en onenigheid!
182
Dinsdag 28 Maart 1944. Liefste Kitty, Ik zou over die politiek nog veel meer kunnen schrijven, van de nieuwsberichten 's ochtends in alle vroegte van Miep's en Bep's vragen enzovoort, enzovoort. maar ik heb vandaag eerst weer een heleboel anders te berichten. Ten eerste heeft Moeder me eigenlijk verboden om naar boven te gaan, daar volgens haar mevrouw van Pels jaloers is. Ten tweede heeft Peter Margot mee uitgenodigd om naar boven te komen, of het uit beleefdheid is of uit menens weet ik niet. Ten derde ben ik aan Vader gaan vragen of die vond dat ik me aan die jaloersheid veel moest storen en die vond van niet. Wat nu? Moeder is kwaad, wil me weer binnen bij Pfeffer laten werken, wil me niet naar boven laten, is misschien ook jaloers. Vader gunt Peter en mij best die uurtjes/en vindt het fijn dat wij het zo goed met elkaar kunnen vinden. Margot houdt ook van Peter, maar voelt dat je niet met z’n drieën kunt bepraten wat je wel met z’n tweeën kunt. Verder denkt Moeder dat Peter verliefd op mij is, gezegd wou ik maar dat het waar was, dan zijn we quitt en kunnen elkaar veel makkelijker bereiken. Zij zegt verder dat hij mij zoveel aankijkt; nu is het wel waar dat we ons meer dan eens in de kamer beknipogen, en dat hij naar m'n wangen-kuiltjes kijkt, daar kan ik toch niets aan doen! Is ‘t wel? Ik zit in een heel moeilijke positie. Moeder is tegen me en ik tegen haar, Vader sluit voor de strijd tussen moeder en mij z’n ogen. Moeder is verdrietig daar zij nog van mij houdt, ik ben helemaal niet verdrietig, daar zij voor mij afgedaan heeft. En Peter ..... Peter wil ik niet opgeven, hij is zo lief en ik bewonder hem zo, het zal zo mooi tussen ons kunnen worden, waarom steken die “ouwen” dan hun neuzen er weer in? Gelukkig ben ik gewend m'n innerlijk te verbergen en het lukt me dan ook uitstekend niet te zien hoe dol ik op hem ben. Zal hij ooit wat zeggen? Zal ik ooit zijn wang voelen, zoals ik Petel's wang in m'n droom gevoeld heb? O Peter en Petel, jullie zijn hetzelfde! Hun begrijpen ons niet, zouden nooit snappen dat wij al tevreden zijn als we maar bij elkaar zitten en niet praten. Hun begrijpen niet wat ons zo naar elkaar toetrekt! O, wanneer zouden al die moeilijkheden overwonnen zijn en toch is hetgoed ze te overwinnen want dan is het einde des te mooier. Als hij met z'n hoofd op z'n armen, met z'n ogen dicht ligt, dan is hij nog een kind, als hij met Mouschi speelt of over haar spreekt, dan is hij liefdevol, als hij aardappels of andere zware dingen draagt, dan is hij krachtig. Als hij gaat kijken bij 't schieten of in het donker naar de dieven, dan is hij moedig en als hij zo onbeholpen en onhandig doet, dan is hij juist lief. 183
Ik vind het veel prettiger als hij me wat uitlegt dan als ik hem wat moet leren, ik zou zo graag hebben dat hij in bijna alles een overwicht over mij heeft! Wat kunnen mij die vele Moeders schelen, O als hij maar wou spreken. je Anne M. Frank.
184
Woensdag 29 Maart 1944. Lieve Kitty, Gisterenavond sprak minister Bolkesteyn aan de Oranje-zender erover dat er na de oorlog een inzameling van dagboeken en brieven van deze oorlog zou worden gehouden. Natuurlijk stormden ze allemaal direct op mijn dagboek af. Stel je eens voor hoe interessant het zou zijn, als ik een roman van het Achterhuis uit zou geven, aan de titel alleen zouden de mensen denken, dat het een detective-roman was. Maar nu in ernst het moet ongeveer 10 jaar na de oorlog al grappig aandoen als men vertelt hoe wij als Joden hier geleefd, gegeten en gesproken hebben. Al vertel ik je veel van ons toch weet je nog maar een heel klein beetje van ons leven af. Hoeveel angst de dames hier soms hebben (b.v. Zondag toen ze met 350 machines 500.000 kg op IJmuiden hebben gegooid) hoe de huizen van de bommen wankelen, hoeveel epidemiën er zijn, zoals diphterie, roodvonk enz. Wat de mensen eten, hoe ze in de rij staan voor groente en alle mogelijke andere dingen, het is haast niet te beschrijven. De dokters hebben het ontzettend druk, om de haverklap worden hun voertuigen van de straten af gestolen, in de Ziekenhuizen is geen plaats voor de vele besmettelijke zieken, door de telephoon krijg je een recept voor een drankje. Vooral de talloze inbraken en diefstallen kun je je niet voorstellen. Je vraagt je soms wel eens af of de Nederlanders nu ineens zo stelerig geworden zijn. Kleine kinderen van 8 en 11 jaar slaan de ruiten van woningen in en stelen alles. Wat los en vast zit wordt gestolen, je mag je woning nooit alleen laten, want in de vijf minuten dat je weg bent is je boel ook weg. Elke dag staan er advertentie's met beloningen in de krant voor het terugbezorgen van gestolen schrijfmachine's, perzische kleden, electrische klokken, machine's, ook speelgoed, byouterieën, linnen en stof. De gekste dingen soms. Ook de baldadigheid van de jeugd neemt met de dag toe, het afmonteren van electrische klokken van straat, van telefonen in de cellen, stuk slaan van ruiten en wegnemen van fietsen, alles wat maar stuk te maken is. De stemming onder de bevolking kan ook nietgoed zijn, ze hebben allemaal honger, met de weekrantsoenen kan je nog geen 2 dagen doen, behalve met het koffiesurrogaat. De invasie laat lang op zich wachten, de mannen moeten naar Duitsland, de kinderen ziek of ondervoed en alles met slechte kleren en schoenen. Een zool kost clandestien ƒ7.50 maar de meeste schoenmakers nemen geen schoenen en geen klanten aan, als ze ze aannemen moet je 4 maanden op de schoenen wachten, als ze intussen niet gestolen zijn. Maar één ding is goed; aan alle kanten wordt gesaboteerd, iedereen kent wel mensen met valse persoonsbewijzen of ausweisen. Velen waarschuwen (vooral ambtenaren) als ze weten dat ergens
185
contröledienst komt, de politie kijkt nog wel eens door de vingers als het bonnenhandelaren aangaat. De distributiedienst levert kaarten buitenom aan “Vrij Nederland” voor niets. Vanaf de melkboer tot de naalster, iedereen helpt, maar ook velen, zeer velen lopen ermee in of zijn te onvoorzichtig. Kijk maar eens naar onze groenteverzorgers, die weten dat hier iemand schuilt en ons altijd zonder bon en voor de gewone prijs groente geven. Heel Nederland, alle inwoners, wij allen zitten nu al haast 4 jaar in een nauwe gevangenis. Iedere dag wordt onze levensruimte kleiner, zal het gauw genoeg afgelopen zijn, om ons niet te laten stikken en verhongeren? je Anne M. Frank.
186
Vrijdag 31 Maart 1944. Lieve Kitty, Stel je voor het is nog tamelijk koud maar de meeste mensen zittten al ongeveer een maand lang zonder kolen, onplezierig hè! De stemming in het algemeen is weer optimistisch voor het Russische front want dat is geweldig! Ik schrijf wel niet veel over de politiek, maar waar ze nu staan moet ik je toch even mededelen, ze staan vlak voor het Generaal Gouvernement en bij Roemenië aan de Proeth. Vlak bij Odessa staan ze, Tarnopol hebben ze omsingeld enz. enz. Hier wachten ze elke avond op een extra communicé van Stalin. In Moskou schieten ze zoveel saluutschoten, dat de stad elke dag wel dreunen moet, of ze dat nu leuk vinden om te doen of de oorlog in de buurt is of dat ze geen andere manier weten om hun vreugde te betonen, ik weet het niet! Hongarije is door Duitse troepen bezet, daar zijn nog 1 millioen Joden, die zullen er nu ook wel aangaan! Hier niets bijzonders. Vandaag is mijnheer v. Pels jarig, hij heeft 2 pakjes tabak gekregen, koffie voor één kopje. dat had zijn vrouw nog overgespaard, citroen-punch van Kugler, sardine's van Miep, eau de cologne van ons, 2 takken seringen en tulpen. Niet te vergeten een taart met frambozen-bessen gevuld, een beetje plakkerig door het slechte meel en het niet aanwezig zijn van boter, maar toch wel lekker. Het geklets over Peter en mij is een beetje bedaard, hij zal me vanavond afhalen, toch aardig vind je niet, omdat hij het zelf zo vervelend vindt! We zijn erg goede vrienden, veel bij elkaar en praten over alle mogelijke onderwerpen. Het is zo fijn dat ik me nooit in moet houden zoals bij andere jongens het geval zou zijn, als we op precair gebied komen. Zo hadden we het bijvoorbeeld over bloed, daar komt dan menstruatie enz. aan te pas. Hij vindt ons vrouwen toch maar taai, dat we het bloedverlies van 1 à 2 liter bloed zo uithouden. Ook mij vindt hij taai. Ra-ra waarom? We gaan dadelijk eten, mijn leven hier is beter geworden, veel beter. God heeft mij niet alleen gelaten en zal mij niet alleen laten je Anne M. Frank.
187
Zaterdag 1 April 1944. Liefste Kitty, En toch is alles nog zo moeilijk, je weet zeker wel wat ik bedoel, hè? Ik verlang zo ontzettend naar een kus van hem, de kus die zo lang uitblijft. Zou hij mij aldoor nog als een kameraad beschouwen, ben ik dan niet meer? Jij weet en ik weet, dat ik sterk ben, dat ik de meeste lasten wel alleen kan dragen, ik ben het nooit gewend geweest zijn lasten met iemand te delen, aan een moeder heb ik me nooit vastgeklemt, maar nu zou ik zo graag eens mijn hoofd tegen zijn schouder leggen en alleen maar rustig zijn. Ik kan niet, kan nooit de droom van Peter's wang vergeten, toen alles alleen maar goed was! Zou hij niet ook daarna verlangen? Zou hij alleen maar te verlegen zijn om zijn liefde te bekennen? Waarom wil hij me zo vaak bij zich hebben? O, waarom spreekt hij niet? Laat me ophouden, laat me rustig zijn, ik zal wel weer sterk houden en met wat geduld zal dat andere ook wel komen, maar.... en dat is het erge, het ziet er zo erg naar uit of ik hem naloop, altijd moet ik naar boven, niet hij gaat naar mij. Maar dat ligt aan de kamers en hij begrijpt het bezwaar wel. O ja, hij zal wel meer begrijpen je Anne M. Frank.
188
Maandag 3 April 1944. Liefste Kitty, Geheel tegen mijn gewoonte in zal ik je toch maar eens uitvoerig over het eten schrijven, want het is niet alleen in het Achterhuis, maar ook in heel Nederland, in heel Europa en nog verder, een zeer voorname en moeilijke factor geworden. Wij hebben in de 21 maanden, die wij nu hier zijn al heel wat “eet-periodes” meegemaakt, wat dat betekent zul je direct horen. Onder “eet-periodes” versta ik periodes waarin men niets anders te eten krijgt dan een bepaald gerecht of een bepaalde groente. Een tijdlang hadden we niets anders te eten dan elke dag andijvie, met zand, zonder zand, stamppot, los en in de vuurvaste schotel, toen was het spinazie, daarna volgde koolrabi, schorseneren, komkommers, tomaten, zuurkool enz. enz. Het is heus niet leuk om elke middag en elke avond bijvoorbeeld zuurkool te eten, maar je doet veel als je honger hebt. Nu hebben we echter de mooiste want we krijgen helemaal geen groente. Ons weekmenu van ‘s middags bestaat uit: bruine bonen, erwtensoep, aardappels met meelballen, aardappelchâlet, bij de gratie Gods nog eens raapstelen of rotte wortelen en dan maar weer bruine bonen. Aardappels eten we voor elke maaltijd, te beginnen bij het ontbijt, wegens gebrek aan brood, maar dan zijn ze nog een beetje gebakken. Voor soep nemen we bruine en witte bonen, aardappels, juiliene uit pakjes, koninginne uit pakjes, bruine bonen uit pakjes. In alles zit bruine bonen, niet het minst in het brood. ‘s Avonds eten we altijd aardappels met kunst-jus en, dat hebben we gelukkig nog, rode bieten sla. Over de meelballen moet ik ook nog spreken, die maken we van regeringsbloem met water en gist. Ze zijn zo plakkerig en taai dat het is of er stenen in je maag liggen, maar afijn! Onze grootste attractie is het plakje leverworst elke week en de jam op droog brood. Maar we leven nog en het is zelfs vaak nog lekker! je Anne M. Frank. Daar je nog nooit een oorlog meegemaakt hebt, Kitty en je je ondanks al m’n brieven toch nog weinig van schuilen afweet, zal ik je voor de aardigheid eens vertellen wat nu de eerste wens van ons achten is als we weer eens naar buiten komen. Margot en Mijnheer v. Pels wensen zich het meest een heet bad tot boven aantoe en willen daar wel meer dan een half uur inblijven. Mevrouw v. P. wil het liefst dadelijk taartjes gaan eten, Pf. kent niets als zln Charlotte, moeder haar kop koffie, Vader gaat 189
naar Voskuyls’, Peter naar de stad en in de bioscoop en ik zou van de zaligheid niet weten, waar te beginnen. je Anne.
190
Woensdag 5 April 1944. Liefste Kitty, Een hele tijd wist ik helemaal niet meer waarvoor ik nu werk, het einde van de oorlog is zo ontzettend ver, zo onwerkelijk, sprookjesachtig en mooi. Als de oorlog in September nog niet afgelopen is dan ga ik niet meer naar school, want twee jaar wil ik niet achter komen. De dagen bestonden uit Peter, niets dan Peter, dromen en gedachten, totdat ik Zaterdagavond zo ontzettend lamlendig werd, nee vreselijk. Ik zat maar bij Peter m’n tranen te bedwingen, lachte verschrikkelijk met v. P. bij de citroenpunch later, was opgewekt en opgewonden, maar nauwelijks alleen wist ik dat ik nu uithuilen moest. Zo in m’n nachtjapon liet ik me op de grond glijden en bad eerst heel aanwezig m’n lang gebed, toen huilde ik met het hoofd op de armen, knieën ingetrokken, op de kale vloer, helemaal samengevouwen. Bij een harde snik kwam ik weer in de kamer terug en bedwong m’n tranen, daar ze binnen niets mochten horen. Toen begon ik me zelf moed in te spreken, ik zei niet anders dan: ik moet, ik moet, ik moet...... Helemaal stijf van de ongewone houding viel ik tegen de bedkant aan en vocht toen verder, totdat ik kort voor half 11 weer in bed stapte. Het was over! En nu is het helemaal over, ik moet werken om niet dom te blijven, om vooruit te komen, om journaliste te worden, want dat wil ik! lk weet dat ik kan schrijven, een paar verhaaltjes zijn goed, m'n Achterhuis-beschrijvingen humoristisch, veel uit m'n dagboek spreekt, maar ..... of ik werkelijk talent heb dat is nog te bezien. Eva’s droom was m’n beste sprookje en het gekke daarbij is, dat ik heus niet weet waar het vandaan komt. Veel uit Cady’s leven is ook goed, maar het geheel is niets! Ik zelf ben m’n scherpste en beste beoordelaar hier, ik weet zelf wat goed en niet goed geschreven is. Niemand die niet schrijft weet hoe fijn schrijven is; vroeger betreurde ik het altijd dat ik in ‘t geheel niet tekenen kon, maar nu ben ik overgelukkig dat ik tenminste schrijven kan. En als ik geen talent heb om voor kranten of boeken te schrijven, wel dan kan ik nog altijd voor mezelf schrijven. Maar ik wil verder komen, ik kan me niet voorstellen dat ik moet leven zoals moeder, mevrouw v. P. en al die vrouwen, die hun werk doen en later vergeten zijn, ik moet iets hebben naast man en kinderen waar ik me aan wijden kan! Met schrijven word ik alles kwijt, m’n verdriet verdwijnt, m’n moed herleeft! Maar en dat is de grote vraag zal ik ooit nog iets groots kunnen schrijven, zal ik ooit nog eens journaliste en schrijfster worden?
191
Ik hoop het, o ik hoop het zo, want in schrijven kan ik alles vastleggen, m’n gedachten, m’n idealen en m’n fantasieën. Aan Cady’s leven heb ik lang niet meer gewerkt, in m’n gedachten weet ik precies hoe het verder zal gaan, maar het vlot niet goed. Misschien komt het nooit af, komt het in de prullemand of kachel terecht. Dat is een naar idee, maar daarna denk ik weer, met 14 jaar en zo weinig ervaring, kun je ook nog geen philosofie schrijven. Dus maar weer verder, met nieuwe moed, het zal wel lukken, want schrijven ik! je Anne M. Frank.
192
Donderdag 6 April 1944. Lieve Kitty, Je hebt me gevraagd, wat mijn hobby's en interessen zijn en daarop wil ik je antwoorden, maar ik waarschuw je, schrik niet, want het zijn er een heleboel. In de eerste plaats: schrijven, maar dat rekent eigenlijk niet als hobby. No 2: is stambomen. Van de Franse, Duitse, Spaanse, Engelse, Oostenrijkse, Russische, Noordse en Nederlandse vorstenfamilie’s ben ik in alle kranten, boeken en papieren naar stambomen aan ‘t zoeken. Met vele ben ik al erg ver gevorderd, temeer daar ik allang uit al de biografieën of geschiedenisboeken, die ik lees, aantekeningen maak. Vele stukken geschiedenis schrijf ik zelfs over. M’n derde hobby is dan ook geschiedenis, waar Vader voor mij al veel boeken van gekocht heeft, ik kan de dag haast niet afwachten dat ik in de Openbare Bibliotheek alles na kan pluizen. Nummero 4 is mythologie van Griekenland & Rome. Ook hier heb ik verscheidene boeken over. De 9 muzen of 7 liefjes van Zeus kan ik je zo opnoemen. De vrouwen van Herades enz. enz. ken ik op m’n duimpje. Verdere liefhebberijen zijn filmsterren, en familiefoto’s. Dol op lezen en op boeken. Voel veel voor kunstgeschiedenis vooral schrijvers, dichters en schilders. Musici komt misschien later nog. Bepaalde antipathie heb ik voor Algebra, Meetkunde en rekenen. Alle overige schoolvakken doe ik met plezier, maar geschiedenis bovenal! je Anne M. Frank.
193
Dinsdag 11 April 1944. Liefste Kitty, M’n hoofd loopt om, ik weet heus niet waarmee te beginnen. Donderdag (de laatste keer dat ik aan je schreef) verliep gewoon, Vrijdag was Goede Vrijdag, we speelden ‘s middags beursspel, eveneens Zaterdagmiddag. Deze dagen verliepen alle heel gauw. Zaterdagochtend waren ze ook allen aanwezig. omstreeks 2 uur begon het hevig te schieten, snelvuurkanonnen zeggen de heren. verder was alles rustig. Zondagmiddag kwam Peter op mijn uitnodiging om half 5 bij me, om kwart over gingen we naar de voorzolder waar we tot 6 uur bleven. Van 6 tot kwart over 7 werd er aan de radio een mooi Mozart-concert gegeven, vooral de “kleine Nachtmusik” heeft me heel erg bevallen. lk kan in de kamer haast niet luisteren omdat bij mooie muziek alles in me in beweging komt. Zondagavond kon Peter niet in bad, dat het teil met was gevuld in de keuken beneden stond. We gingen dan ook om 8 uur samen naar de voorzolder en om zacht te zitten nam ik het enige divankussen dat in onze kamer te vinden is, mee. We namen op een kist plaats. Kist zowel als kussen waren erg smal, we zaten helemaal tegen elkaar aan en leunden alle twee tegen andere kisten: Mouschi hield ons nog gezelschap, dus we waren niet onbespied. Plotseling om kwart voor 9 floot mijnh. v. P en vroeg of we een kussen van mijnh. Pf. hadden. Alle twee sprongen we op en gingen met kussen, kat en v. P. naar beneden. Van dit kussen is nog een hele misère gekomen, Pf. was kwaad omdat ik zijn nachtkussen mee had genomen en bang dat er vlooien in zaten, allen had hij voor dat ene kussen in rep en roer gebracht. Peter en ik stopten als wraak voor zijn kwalligheid twee harde borstels in zijn bed, die er later weer uit kwamen daar hij nog in de kamer moest. We hadden verschrikkelijk gelachen om dit intermezzo.
194
Zondagavond 9 April 1944. Maar onze pret zou niet lang duren; om half 10 klopte Peter zachtjes aan de deur en vroeg vader of die boven even met een moeilijke Engelse zin wou helpen. “Dat is niet pluis”, zei ik tegen Margot “het verzinsel ligt er dik bovenop, de heren praten met stemmen alsof er ingebroken is!” M’n veronderstelling klopte, in het magazijn waren ze aan ‘t inbreken. In een minimum van tijd waren vader, v. P en Peter beneden, Margot, Moeder, mevr. en ik wachtten af. Vier vrouwen in angst moeten praten, zo ook wij, totdat we beneden een slag hoorden, daarna alles stil, de klok sloeg kwart voor 10. Van ons aller gezicht was de kleur verdwenen, maar nog waren we rustig, hoewel bang. Waar zouden de heren gebleven zijn? Wat was die slag? Zouden ze misschien met de inbrekers vechten? Niemand dacht verder, we wachtten af. 10 uur, stappen op de trap, vader, bleek en nerveus kwam binnen, gevolgd door mijnh. v. P. “Licht uit, zachtjes naar boven, we verwachtten politie in huis!” Er was geen tijd voor angst, de lichten gingen uit, ik pakte nog gauw een jasje en we zaten boven. “Wat is er gebeurd, vertel toch gauw!” Er was niemand om te vertellen, de heren waren weer beneden. Pas 10 over tienen kwamen ze aIle vier boven, 2 hielden de wacht aan Peter's open raam, de deur naar de overloop was afgesloten, de draaikast dicht. Om het nachtlampje hingen we een trui, daarna vertelden ze: “Peter hoorde op de overloop twee harde klappen, liep naar beneden en zag dat aan de linkerkant van de magazijndeur een grote plank miste. Hij holde naar boven, waarschuwde het weerbare deel der familie en met z’n vieren trokken ze naar beneden. De inbrekers waren verder aan het stelen toen ze het magazijn binnenkwamen, zonder bedenken schreeuwde v. P. “politie!” haastige stappen buiten, de inbrekers waren gevlucht. Om te voorkomen dat de politie het gat op zou merken, werd de plank er weer voor gezet, maar door een flinke trap van buiten, vloog die nog eens op de grond. De heren waren perplex over zoveel brutaliteit, v. P. zowel als Peter voelden moordneigingen opkomen, met de bijl sloeg v. P. hard op de grond, alles was weer stil. Opnieuw ging het plankje voor het gat, opnieuw storing, een echtpaar buiten, bescheen met schelle zaklantaarn het hele magazijn. “Verroest,” mompelde een van de heren en...... nu veranderde hun rol van politie tot inbrekers. Alle vier renden ze naar boven, Pf. en v. P. namen de boeken van eerstgenoemde, Peter opende de deuren en ramen van keuken en privékantoor, smeet de telephoon op de grond en met het wasteil belanden, waren ze tenslotte alle vier achter de schuilmuren beland”.
195
Einde van het eerste deel. Naar alle waarschijnlijkheid had het echtpaar met de zaklantaarn, de politie gewaarschuwd; het was Zondagavond, de avond van de eerste paasdag, tweede paasdag niemand op kantoor, dus niemand kon zich verroeren voor Dinsdagmorgen. Stel je voor twee nachten en een dag in deze angst te zitten! We stelden ons niets voor, zaten maar in het stikkedonker, omdat mevrouw ook al uit angst de lamp helemaal uitgedraaid had, de stemmen fluisterden, bij elk gekraak klonk st, st. Het werd half 11, 11 uur, geen geluid, om de beurt kwamen vader en v. P. bij ons. Dan, kwart over 11, gedruis beneden. Bij ons was de ademhaling van het hele gezin hoorbaar, anders verroerden we ons niet. Stappen in huis, privékantoor, keuken, dan..... onze trap, niemand ademde nu hoorbaar, 8 harten bonkten, stappen op onze trap, dan gerammel aan de draaikast. Dit moment is onbeschrijvelijk: “Nu zijn we verloren!” zei ik en ik zag ons alle vijftien die zelfde nacht nog door de Gestapo meegevoerd. Gerammel aan de draaikast, twee keer, dan viel een blikje, de stappen verwijderden zich, voor zover waren we gered! Een rilling voer door ons aller, van onbestemde kanten, hoorde ik klappertanden, niemand zei nog een woord, zo zaten we tot half 12. Niets werd meer gehoord in huis, maar er brandde licht op onze overloop, juist voor de kast. Zou dat zijn omdat onze kast geheimzinnig was? Had de politie misschien het licht vergeten? Kwam er nog iemand het uitmaken? Die stemmen kwamen los, niemand was meer in huis, misschien wel een bewaker voor de deur. Drie dingen deden we nu, veronderstellingen uiten, bang zijn en rillen en nummero 3 was, naar de w.c. moeten. Emmers waren op zolder, alleen de blikken prullebak van Peter kon dienen. v. P. maakte een begin, daarna vader, moeder schaamde zich teveel. Vader bracht de bak mee naar de kamer, waar Margot, mevrouw en ik er graag gebruik van maakten, eindelijk besloot ook moeder. Steeds was er vraag naar wat papier, ik had gelukkig in m'n zak. De bak stonk, alles fluisterde en we waren moe, het was twaalf uur. “Ga toch op de grond liggen en slaap!” Margot en ik kregen elk een kussen plus deken. Margot lag een stuk van de voorraadskast af, ik tussen de poten van de tafel, op de grond stonk het niet zo erg, maar mevrouw haalde toch zachtjes wat bleekpoeder, een droogdoek diende als tweede beschermmiddel over de pot. Gepraat, gefluister, bangigheid, stank, windjes en aldoor iemand op de pot, slaap daar maar bij. Om half 3 werd ik echter te moe en tot half 4 hoorde ik niets. Ik werd wakker toen mevrouw met haar hoofd op mijn voeten lag. “Geeft U me als ‘t u blieft wat om aan te doen!” vroeg ik, ik kreeg, maar vraag niet wat, een wollen broek over m’n pyama, de rode trui en zwarte rok, witte onderkousen en stukke kniekousen. Mevrouw nam dan weer plaats op de stoel en mijnheer kwam op m'n voeten liggen. Vanaf half 4 ging ik denken, ik trilde nog steeds, zodat v. P. niet 196
slapen kon, ik bereidde me erop voor dat de politie terug zou komen “dan moeten we zeggen dat we schuilers zijn, of het zijn goede Nederlanders dan is het best, of het zijn N.S.B. dan moeten ze omgekocht!” “Doe toch de radio weg!” zuchtte mevrouw “ja in het fornuis”, antwoordde mijnheer “als ze ons vinden, mogen ze ook de radio vinden!” “Dan vinden ze ook Anne's dagboek, mengde vader zich erin! “Verbrandt dat dan,” opperde de bangste van ons allen. Dit en toen de politie aan de kastdeur rammelde waren mijn bangste ogenblikken, m’n dagboek niet, m’n dagboek alleen samen met mij! Maar Vader antwoordde niet meer, gelukkig! Het heeft helemaal geen doel al de gesprekken die ik me nog herinner aan te halen, er werd zoveel gepraat, ik troostte mevrouw in haar angst. We hadden het over vluchten en uithoren van de Gestapo, over opbellen en moedig zijn. “Nu moeten we ons maar als soldaten gedragen, mevrouw, als we er aan gaan, nu goed dan maar voor Koningin en Vaderland, voor vrijheid, waarheid en recht, net wat Oranje altijd weer zegt. Het enige wat ontzettend naar is, is dat we ze allemaal mee in het ongeluk trekken!” Mijnheer v. P ruilde na een uur weer met zijn vrouw, Vader kwam bij mij. De heren rookten aan een stuk door, af en toe een een diepe zucht, dan weer een plasje en dan begon alles weer opnieuw. Vier uur, vijf uur, half 6. Nu ging ik bij Peter zitten luisteren, dicht tegen elkaar aan, zo dicht dat we de trillingen in elkanders lichaam voelden zaten we, spraken zo nu en dan een woord en luisterden scherp. Binnen ontduisterden ze en schreven de punten op om Kleiman aan de telephoon te vertellen. Om 7 uur wilden ze namelijk Kleiman opbellen en iemand hier laten komen. Het risico dat de wacht voor de deur of in het magazijn dat opbellen hoorde was groot, maar dat de politie weer terug kwam, nog groter. Hoewel ik het memoriedocument hier inleg zal ik het voor de duidelijkheid toch maar overschrijven: Ingebroken: Politie in huis geweest, tot aan draaikast; niet verder. Inbrekers zijn blijkbaar gestoord, hebben magazijn geforceerd en door de tuin ontvlucht. Hoofdingang gegrendeld, Kugler moet door 2e deur weggegaan zijn. (Peter haalde daar de stokken weg!) De schrijfmachine en Rekenmachine zijn veilig in zwarte kist privékantoor. Ook wasgoed van Miep of Bep ligt in wasvat in de keuken. Sleutel voor 2e deur heeft alleen Bep en Kugler, mogelijkerwijs stuk.
197
Jan trachten te waarschuwen en sleutel halen, en naar kantoor gaan kijken, moet ook de poes voeden. Verder verliep alles naar wens, Kleiman werd opgebeld, de stokken weggehaald, schrijfmachine in de kist gestopt. Daarna zaten we weer aan de tafel en wachtten op Jan of politie. Peter was ingeslapen, mijnh. v. P. en ik lagen op de grond toen we beneden harde stappen hoorden. Zachtjes stond ik op: “Dat is Jan!” “Neen, neen, dat is de politie!” zeiden alle anderen. Er werd aan onze kant geklopt, Miep floot. Mevrouw van Pels werd het toen te machtig, lijkwit en slap hing ze in haar stoel en als de spanning nog een minuut doorgeduurd had, was ze flauw gevallen. Toen Jan en Miep binnenkwamen leverde onze kamer een heerlijk beeld op, alleen de tafel was al de moeite van een foto waard, een Cinema & Theater, vol met jam en pectine tegen diarrhee lag op een dansmeisjes-bladzijde open, 2 jampotten, een half en een kwart broodje, pectine, spiegel, kam, lucifers, as, cigaretten, tabak, asbak, lucifers, boeken, een onderbroek, zaklantaarn, haarkam van mevrouw, closetpapier enz. enz. Jan en Miep werden natuurlijk met gejuich en tranen begroet, Jan timmerde het gat met wit hout dicht en ging al gauw met Miep weer weg om de politie te vertellen van de inbraak. Miep had onder de magazijndeur ook nog een briefje gevonden van den nachtwaker Sleegers, die het gat open en de politie gewaarschuwd had, die zou hij ook even opzoeken. Een half uurtje hadden wij dus om ons op te knappen nog nooit heb ik in een half uur zoveel zien veranderen als in dit half uur. Margot en ik legden beneden de bedden uit, gingen naar w.c., poetsten onze tanden, wasten handen en maakten haar op. Daarna ruimde ik de kamer nog een beetje op en ging weer naar boven, de tafel was daar al afgeruimd, we tapten water, zetten koffie en thee, kookten melk en dekten voor het koffieuurtje, Vader en Peter leegden de pies- en kakpotten met warmwater en bleekpoeder, de grootste was tot bovenaan gevuld en zo zwaar dat hij heel moeilijk op te tillen was, bovendien lekte het geval zodat hij in een emmer meegenomen werd. Om 11 uur zaten we met Jan, die terug was rond de tafel en het werd langzamerhand al weer gezellig. Jan's verhaal was als volgt: “Bij Sleegers vertelde zijn vrouw, want mijnheer sliep, dat mijnheer op zijn toch rond de grachten het gat bij ons ontdekt had, en met een erbij gehaalde agent het perceel doorgelopen was. Mijnheer Sleegers is particuliere nachtwaker en fietst elke avond met zijn twee honden langs de grachten. Mijnh. zou Dinsdag bij Kugler komen en daar verder horen. Op het politiebureau wisten ze nog niets van de inbraak af, maar
198
noteerden het meteen om ook Dinsdag eens te komen kijken. Op de terugweg liep Jan toevallig even bij van Hoeven, onze aardappelleverancier aan en vertelde dat er ingebroken was. “Dat weet ik,” zei van Hoeven doodleuk, ik kwam gisterenavond met mijn vrouw langs Uw perceel en zag een gat in de deur, mijn vrouw wou al doorlopen, maar ik keek even (met de lantaarn) toen liepen de dieven zeker weg. Voor alle zekerheid heb ik de politie maar niet opgebeld daar ik dat bij U niet wou doen, ik weet wel niets, maar ik vermoed veel.” Jan bedankte en ging heen. Van Hoeven vermoedt zeker dat wij hier zitten, want hij brengt de aardappels altijd na half een en niet na half twee. Fijne man! Nadat Jan vertrokken was en wij afgewassen hadden was het 1 uur. Alle acht gingen we slapen. Om kwart voor drie werd ik wakker en zag dat mijnheer Pfeffer al verdwenen was. Heel toevallig kwam ik met m'n verslapen gezicht Peter in de badkamer tegen, die net van boven kwam. We spraken beneden af. Ik knapte me op en ging naar beneden. Voor de w.c. deur hoorde ik, “pst, pst, ik ben hier!” “‘t Is goed, ik wacht wel!” Op een stoel nam ik in de keukenplaats, maar hoefde niet lang op hem te wachten. “Durf je nog naar de voorzolder te gaan?” vroeg hij, ik stemde toe, nam m’n bedkussen met een lap eromheen en we gingen naar de voorzolder. Het weer was schitterend en al gauw loeiden dan ook de sirenes, we bleven waar we waren. Peter sloeg zijn arm om mijn schouder, ik sloeg mijn arm om zijn schouder en zo bleven we de armen om elkaar heen rustig wachten, tot Margot om 4 uur ons voor koffie kwam halen. We aten ons brood op, dronken limondade en maakten grapjes, dat ging dus weer, verder liep alles gewoon, ik bedankte Peter 's avonds omdat hij de moedigste van allen was. Geen van ons allen heeft ooit in zulk een gevaar verkeerd als wij die nacht. God heeft ons wel heel erg beschermd, denk eens aan, de politie aan onze schuilkast, het licht ervoor aan en wij blijven nog onopgemerkt. “Nu zijn we verloren!” zei ik zachtjes op dat ogenblik, maar wij zijn weer gered. Als de invasie met bommen komt, kan ieder voor zichzelf opkomen, maar hier was de angst voor de onschuldige en goeie Christenen. “Wij zijn gered, red ons verder!” Dat is het enige wat we kunnen zeggen. Deze geschiedenis heeft heel wat veranderingen meegebracht. Pf. zit in het vervolg ‘s avonds in de badkamer, Peter gaat om 8½ en 9½ het huis controleren, Peters raam mag niet meer open, daar de man van Keg het raam open heeft gezien, er mag na half 10 ‘s avonds op de w.c. niet meer getrokken worden. Mijnheer Sleegers is als nachtwaker geëngageerd, vanavond komt er een clandestiene timmerman en timmert van onze witte Frankfurter bedden de verbarricadering.
199
Debatten voor en debatten na zijn er nu in het Achterhuis. Kugler heeft ons onze onvoorzichtigheid verweten, dat wij nooit naar beneden mogen, zei ook Jan. Trouwens we hebben Kugler niet eens de hele waarheid verteld. Nu is het zaak uit te pluizen of die Sleegers betrouwbaar is, of die honden aanslaan als ze iemand achter de deur horen, hoe de barricadering te doen, van alles en nog wat. Wij zijn er heel sterk aan herinnerd dat wij schuilen, dat wij geketende Joden zijn, geketend aan één plek, zonder rechten, met duizenden plichten. Wij Joden mogen ons gevoel niet laten gelden, moeten moedig zijn en sterk, moeten alle ongemakken op ons nemen en niet mopperen, moeten doen wat in onze macht ligt en op God vertrouwen. Eens zal deze verschrikkelijke oorlog toch wel aflopen, eens zullen wij toch weer mensen en niet alleen Joden zijn! Wie heeft ons dit opgelegd? Wie heeft ons Joden tot een uitzondering onder alle volkeren gemaakt? Wie heeft ons tot nu zo laten lijden? Het is God geweest die ons zo heeft gemaakt, maar het zal ook God zijn die ons opheft. Als wij al dit leed dragen en er toch nog steeds Joden overblijven dan zullen de Joden eenmaal van gedoemden tot voorbeelden worden. Wie weet mag het ons geloof nog eens zijn dat de wereld en daarmee alle volkeren het goede leert en daarvoor, daarvoor alleen moeten wij ook lijden. Wij kunnen nooit alleen Nederlanders of alleen Engelsen of van welke natie ook worden, wij zullen daarnaast altijd Joden blijven, wij zullen Joden moeten blijven, maar wij willen het ook blijven. Weest moedig! Laten we ons van onze taak bewust blijven, en niet mopperen, er zal een uitkomst komen, God heeft ons volk nooit in de steek gelaten; door alle eeuwen heen zijn er Joden blijven leven, door alle eeuwen heen moesten Joden lijden, maar door alle eeuwen heen zijn ze ook sterk geworden, de zwakken worden uitgezocht en de sterken zullen overblijven en nooit ondergaan! In die nacht wist ik eigenlijk dat ik sterven moest, ik wachtte op de politie, ik was bereid, bereid zoals de soldaten op het slagveld. Ik wou me graag opofferen voor het Vaderland, maar nu, nu ik weer gered ben, nu is mijn eerste wens na de oorlog, maak me Nederlander! Ik houd van de Nederlanders, ik houd van ons land, ik houd van de taal en wil hier werken. En als ik aan de koningin zelf moet schrijven, ik zal niet wijken voor mijn doel bereikt is! Steeds onafhankelijker word ik van mijn ouders, zo jong als ik ben heb ik meer levensmoed, meer juist en ongeschonden rechtsgevoel dan moeder. Ik weet wat ik wil, heb een doel, heb een mening, heb een geloof en een liefde. Laat me mezelf zijn,
200
dan ben ik tevreden. Ik weet dat ik een vrouw ben, een vrouw met innerlijke sterkte en veel moed! Als God me laat leven, zal ik meer bereiken dan Moeder ooit deed, ik zal niet onbetekenend blijven, ik zal in de wereld en voor de mensen werken! En nu weet ik dat moed en blijheid, het eerst nodige is! je Anne M. Frank.
Ingebroken: [onleesbaar woord] politie in huis geweest tot aan draaideur; niet verder. Inbrekers zijn blijkbaar gestoord, hebben magazijn geforceerd en door de tuin ontvlucht. Hoofdingang gegrendelt, Kugler moet door 2. deur weggegaan zijn. De schrijfmachine & Rekenmachine zijn veilig in zwarte kist privekanto. Ook waschgoed van Miep of Bep ligt in washoek in de keuken. Sleutel voor 2. deur heeft alleen Bep en Kugler mogelijkerwijs slot stuk: Jan trachten te waarschuwen en sleutel halen en naar kantoor gaan kijken, moet ook de poes voeden.
201
Vrijdag 14 April 1944. Beste Kitty, De stemming is hier nog zeer gespannen. Pim staat op kookpunt, mevrouw ligt met verkoudheid in bed en foetert, mijnheer zonder safiaantjes is bleek, Pf., die veel van zijn gemak opofferde heeft aanmerkingen enz. enz. Trouwens, het is waar we boffen op het ogenblik niet. De w.c. is lek en de kraan doorgedraaid, dank zij de vele relaties is het één zowel als het ander spoedig weer te herstellen. Soms ben ik sentimenteel dat weet je wel, maar .... er is hier ook soms nog plaats voor sentimentaliteit. Als Peter en ik ergens tussen rommel en stof, op een harde, houten kist zitten, de armen om elkaars schouder, dicht naast elkaar; hij met een krul van mij in zijn hand. Als buiten de vogels zo trillend fluiten, als je de bomen groen ziet worden, als de zon naar buiten lokt, als de lucht zo is, o dan, dan, wil ik zoveel! Niets dan ontevreden en mopperende gezichten ziet men hier, niets dan zuchten en onderdrukt klagen, het lijkt wel of we het opeens verschrikkelijk slecht gekregen hebben. Heus alles is net zo slecht, als, het zelf maakt. Hier, in het Achterhuis gaat niemand met het goede voorbeeld vooraan, hier moet ieder maar zien hoe-ie zijn buien onderbokst! Was het maar afgelopen, dat hoor je iedere dag! Mijn werd, mijn hoop, mijn liefde, mijn moed, dat als houdt mij rechtop en maakt me goed! Ik geloof beslist Kit, dat ik vandaag een beetje getikt ben en ik weet toch niet waarom. Alles staat hier doorelkaar, geen verband valt er te bespeuren en ik twijfel er soms ernstig aan, of later iemand mijn gedaas zal interesseren. “De ontboezemingen van een lelijk jong eendje”, wordt dan de titel van al de onzin; mijnh. Bolkesteyn of Gerbrandi zullen aan mijn dagboeken heus niet zoveel hebben je Anne M. Frank.
202
Zaterdag 15 April 1944. Lieve Kitty, “De ene schrik volgt op de andere; Wanneer zal het einde zijn?” Dat kunnen wij nu heus wel zeggen, denk eens aan wat er nu weer gebeurd is: Peter heeft vergeten de grendel voor de deur los te maken. Het gevolg was dat Kugler met de mannen het huis niet in kon, hij is naar Keg toe gegaan en heeft het keukenraam verbroken. Onze ramen stonden open en ook dat zag Keg. Wat zullen ze bij Keg wel denken? En van Maaren? Miep is ook weer erg geschrokken daar M. & S. opgepakt zijn, maar dat heeft nu met ons niets te maken. Kugler is woedend; hij krijgt de verwijten dat hij niets aan de deuren laat veranderen, en wij halen zo een stommiteit uit! Ik kan je zeggen dat Peter helemaal overstuur is, toen aan tafel Moeder zei dat ze het meeste medelijden met Peter had, begon hij haast te huilen. Het is de schuld van ons net zo goed, want wij vragen haast elke dag of de grendel wel weg is en mijnh. v. P. vraagt ook haast altijd. Misschien kan ik hem straks een beetje troosten, ik zou hem zo graag wat helpen! Hier volgen nog enkele Achterhuis-confidentie’s van de laatste weken. 1. Miep had meer dan 14 dagen lang de griep; zij was net op toen Jan het ook te pakken kreeg. Daar de dokter bij gewone griep niet komen en Jan niet zo misselijk was als zij, gaf ze hem wat van de poeders die de dokter voor haar, klaar had laten maken en gaf hem daarbovenop nog een aspirientje. Eén middel helpt voor alle ziektes, of je nu misselijk bent of hoofdpijn hebt! 2. Zaterdag een week geleden werd Moffie plotseling niet goed, zij was erg stil en kwijlde. Fluks pakte Miep haar op, rolde haar in een doek, stopte haar in de boodschappentas en bracht haar naar de honden- en kattenkliniek. De dokter daar gaf haar een drankje mee, daar Moffie het aan haar ingewanden had. Peter gaf haar een paar keer van dat drankje, maar al gauw liet Moffie zich niet meer zien en was dag en nacht op stap; zeker bij zijn meisje. 3. Het duurde niet lang of Moffie was weer genezen. Maar nu is haar neus helemaal opgezet en als je haar aanpakt piept ze. Waarschijnlijk heeft ze een tik gekregen op een adres waar ze wat gappen wou. 4. Onze Mouschi had een paar dagen lang stembreuk. Net toen we het voornemen hadden ook haar naar den dokter te sturen, was ze weer half genezen. 203
5. Ons zolderraam blijft nu ‘s nachts ook wat open; Peter en ik zitten nu vaak nog ‘s avonds boven. 6. Dank zij solutie en olieverf kan onze w.c. spoedig weer hersteld worden. 7. Ook de doorgedraaide kraan is vervangen door een ander. 8. Met mijnheer Kleimans gezondheid gaat het gelukkig weer beter. Hij gaat alweer een beetje op straat en mag doorgedraaid vlees eten. Gauw, tenminste als zijn bloed op peil is, zal hij naar een specialist toegaan. We zullen maar hopen, dat een maagoperatie niet nodig is. 9. Na de schrik van vanmorgen, zullen onze ramen niet meer voor 9 uur opengaan. Hopelijk zal onze familievader zo verstandig zijn en zelfs 's zomers de ramen niet meer dag en nacht op een kier laten staan. 10. Deze maand, hebben we n.a.v. Br. 8 levens-middelenkaarten gekregen. Ongelukkigerwijs zijn er voor de eerste 14 dagen inplaats van havermout of gort, enkel peulvruchten opgekomen. 11. Mijnheer Pf. zit ‘s avonds in de badkamer op een stoel te lezen. Tot na half 10 houdt hij mij bezig door verhalen van zijn vrouw en kinderen te vertellen. 12. Onze nieuwste lekkernij is picalilly. Als je niet boft zitten er in zo'n glas enkel komkommers en wat mosterdsaus. 13. Groente is er helemaal niet. Sla voor en sla na. Onze maaltijden bestaan enkel nog uit aardappels en kunstjus. 14. De Russen hebben meer dan de helft van de Krim in hun bezit. Bij Cassino gaan de Engelsen niet vooruit. Laten we maar op de westwal rekenen. 15. Bombardementen zijn er veel en onvoorstelbaar zwaar. 16. In den Haag is door een bommenwerper de Ver. Ned. Burgerlijke Stand aangevallen. Alle Nederlanders krijgen nieuwe stamkaarten. Voor vandaag genoeg. je Anne M. Frank.
204
Zondag 16 April 1944. Liefste Kitty, Onhoud de dag van gisteren, want hij is heel belangrijk in mijn leven. Is het niet voor ieder meisje belangrijk als ze haar eerste zoen te pakken heeft? Welnu, voor mij is het netzo belangrijk. De zoen van Bram op m'n rechterwang telt niet mee en evenmin van Woudstra op m'n rechterhand. Hoe ik zo plotseling aan die zoen gekomen ben, wel dat zal ik je vertellen: Gisterenavond om 8 uur zat ik samen met Peter op zijn divan, al gauw sloeg hij een arm om mij heen (daar het Zaterdag was, had hij geen overal aan) “Laten we een beetje opschikken”, zei ik “dan kan ik m'n hoofd niet aan het kastje stoten.” Hij schikte haast tot helemaal in het hoekje, ik legde m'n onder zijn arm door op zijn rug en zij en hij bedolf me zowat doordat zijn arm om mijn schouders ging. Nu hebben we wel meer zo gezeten, maar nooit zo dicht bij elkaar als gisterenavond. Hij drukte me stijf tegen zich aan; mijn linkerborst lag op de zijne, mijn hart klopte al, maar we waren nog niet klaar. Hij rustte niet voordat mijn hoofd op zijn schouder lag en het zijne daar weer bovenop. Toen ik na ongeveer vijf minuten weer wat op ging zitten, nam hij al gauw m’n hoofd in zijn handen en legde het weer tegen zich aan. O, het was zo heerlijk, ik kon niet veel spreken, het genot was te groot; hij streelde een beetje onhandig mijn wang en arm, prutste aan mijn krullen en onze hoofden lagen de meeste tijd helemaal tegen elkaar aan. Het gevoel wat me daarbij doorstroomde kan ik je niet vertellen Kitty, ik was te gelukkig en ik geloof hij ook. Om half 9 stonden we op, Pfeffer kwam binnen en ging weer weg met zijn jas, Peter deed zijn gymschoenen aan om zachter te !open bij de tweede ronde door het huis en ik stond erbij. Hoe ik de goeie beweging vond, ik weet het niet, maar voordat wij naar beneden gingen, gaf hij me een zoen, tussen m'n haar, half op m'n linkerwang, half op m'n oor. Ik rende naar beneden, zonder omkijken en ben erg verlangend naar vandaag je Anne M. Frank. Zondagmorgen iets voor 11 uur.
205
Maandag 17 April 1944. Lieve Kitty, Geloof jij dat Vader en Moeder het zouden goedkeuren dat ik op een divan een jongen zit te zoenen, een jongen van 17½ en een meisje van haast 15? lk geloof eigenlijk van niet, maar ik moet me in deze maar op mezelf verlaten. Het is zo rustig en veilig in zijn armen te liggen en te dromen, het is zo opwindend zijn wang tegen de mijne te voelen, het is zo heerlijk te weten, dat er iemand op me wacht. Maar, er is inderdaad een maar, want zal Peter het hierbij laten? lk ben zijn belofte heus nog niet vergeten, maar...... hij is een jongen! Ik weet zelf wel dat ik er erg vroeg bij ben, nog geen 15 en al zo zelfstandig is voor andere mensen wel een beetje onbegrijpelijk. Ik weet haast zeker dat Margot nooit een jongen een kus zou geven zonder dat er ook sprake is van verloven of trouwen, want zulke plannen hebben Peter noch ik. Ook Moeder heeft voor Vader zeker geen man aangeraakt. Wat zouden mijn vriendinnen of Jacque ervan zeggen als ze wisten dat ik in Peter’s armen lag, met mijn hart op zijn borst, met mijn hoofd op zijn schouder, met zijn hoofd en gezicht op het mijne! O Anne, wat schandalig; maar heus, ik vind het niet schandalig; wij zitten hier opgesloten, afgesloten van de wereld, in angst en zorg de laatste tijd in ‘t bijzonder, waarom zouden wij, die van elkaar houden, dan los van elkander blijven? Waarom zouden wij in deze tijden elkaar geen zoen geven? Waarom zouden wij wachten, tot wij de gepaste leeftijd hebben? Waarom zouden wij veel vragen? Ik heb op me genomen om op mezelf te passen, hij zou me nooit verdriet of pijn willen doen, waarom zou ik dan niet doen wat m’n hart me ingeeft en ons beiden gelukkig maken? Toch geloof ik wel Kitty dat je een beetje van mijn twijfel merkt, ik denk dat het mijn eerlijkheid is, die tegen stiekumheid in opstand komt? Vind jij dat het mijn plicht is, vader te vertellen wat ik doe? Vind jij dat ons geheim een derde ter ore moet komen? Veel van het fijne zou eraf gaan, maar zou mijn binnenste daardoor rustiger worden? Ik zal er met “hem” over spreken! O ja, ik hem nog over zo veel spreken, want om alleen maar elkaar te liefkozen daar zie ik geen nut in. Om onze gedachten aan elkaar te vertellen hoort veel vertrouwen toe, maar we zullen beiden zeker sterker worden, in het besef van dit vertrouwen! je Anne M. Frank. P.S. Gisterenmorgen waren we alweer om 6 uur op de been, daar de hele familie weer inbraakgeluiden gehoord had. Het was misschien een buur van ons, die dit keer het slachtoffer geworden is. Onze deuren waren bij controlering om 7 uur potdicht, gelukkig! 206
Met de vergeten grendel is het weer goed afgelopen, Kugler was buitengewoon schappelijk; er is voor de verbroken keukenruit een stuk hout getimmerd. Denk eens aan de chef van Keg had al een ladder gehaald om daar Pf. open raam naar binnen te klimmen. Kugler kon hem nog net tegen houden, daar de ladder gelukkig te kort was. Ruzie met Pf. gehad, ik niet hoor maar Mijnheer van Pels en vader, hij is na hun verbod toch weer in Kugler’s kantoor gaan zitten op Zondag. Dit is nu voorgoed uit, want het privékantoor is ingeruimd voor hem. Hij is diep beledigd en is zelfs niet aan de radio verschenen voor een Händel-concert. Mijnheer v. P. kookte, mevr. wil net als moeder dat de correspondentie met mevr. Pf. afgebroken wordt, ik zie dat zo gauw nog niet komen, hoewel het inderdaad veel onodig risico inhoudt. Onze ramen gaan nu niet meer open voor 9 uur, ook van de zomer willen we ze niet meer dag en nacht open laten; zelfs het stokje van Pfeffer is verboden, ook dat gaf aanleiding tot disputen. Tante R. zit zeker in de put, ze heeft nu dochter en schoonzoon in Polen, zoon en schoondochter gepakt en L. dood. Alleen P. is nog over (F.) Miep is over bovenstaand geval zeer bedroefd. Ook zuster van S. is erbij. Miep had met de zaak gelukkig niets te maken. Zaterdag hadden we visite van Kleiman. Tot kwart voor vier is hij en Kugler hier gebleven. Kleiman knapt nu langzaam weer wat op, je Anne. ‘k moet leren, ‘t wordt te laat, al 10 voor 11, Maandagmorgen.
207
18 April 1944 Dinsdag. Lieve Kitty, Weer is er een schat geweest die een scheikundeschrift voor mij uit elkaar gehaald heeft om me een nieuw dagboek te bezorgen, dit keer is het Margot. Hier is alles goed; gisterenavond was de timmerman er weer die begonnen is ijzeren platen voor de deurvullingen te schroeven. Onze w.c. is weer in gang, alleen mogen we voor en na kantoortijd niet meer trekken, alleen met water naspoelen. Als kantoor er is mag ook erg weinig getrokken daar van Maaren ons niet horen mag. Maar men went aan alles, dus ook aan dat. Vader zei net nog dat hij stellig verwacht dat er voor 20 Mei nog heel grootscheepse operatie’s plaats zullen vinden, zowel in Rusland en Italië, alsook in het Westen; ik kan me een bevrijding uit onze toestand hoe langer hoe minder voorstellen. Gisteren zijn Peter en ik dan eindelijk aan ons gesprek toegekomen, dat minstens al 10 dagen uitgesteld was. Ik heb hem alles van de meisjes uitgelegd en niet geschroomd de meest intieme dingen te bespreken. Ik vond het wel enigszins grappig dat hij dacht, dat ze de ingang bij vrouwen op plaatjes gewoon weg lieten. Hij kon zich dus niet voorstellen dat dat werkelijk tussen de benen zat. De avond eindigde met een wederzijdse zoen, zo’n beetje naast de mond, het is werkelijk een fijn gevoel! Misschien neem ik mijn mooie-zinnen boek toch eens mee naar boven, om eindelijk eens wat dieper op de dingen in te gaan, ik vind er geen bevrediging in om dag aan dag in elkaars armen te liggen en zou me van hem zo graag hetzelfde voorstellen. We hebben na ons kwakkel wintertje weer een prachtig voorjaar, April is inderdaad schitterend, niet te warm en niet te koud met zo nu en dan een regenbuitje. Onze kastanje is al groen en hier en daar zie je zelfs al kleine kaarsjes. Bep heeft ons Zaterdag met 4 bosjes bloemen verwend, 3 narcissen en 1 druivenhyacint, de laatste was voor mij. Mijnheer Kugler verzorgt ons steeds beter met kranten, elke week Cinema & Theater, veel Prinsen en Rijk der Vrouw, elke week de Haagse Post, soms das Reich e.a. Ik moet algebra doen, Kitty, tot ziens je Anne M. Frank.
208
19 April 1944 Woensdag. Lieve Schat, (Dat is de titel van een film met Dorit Kreysler, Ida Wüst en Harald Paulsen!) Wat is er mooiers in de wereld dan voor een open raam, in de natuur te kijken, de vogeltjes te horen fluiten, de zon op je wangen te voelen en een lieve jongen in je armen te hebben? Het is zo rustig en veilig om zijn arm om mij heen te voelen, om hem dichtbij te weten en toch te zwijgen; het kan niet slecht zijn, want deze rust is goed. O om nooit mee gestoord te worden, zelfs niet door Mouschi! je Anne M. Frank.
209
Vrijdag 21 April 1944. Liefste Kitty, Gisterenmiddag lag ik met keelpijn in bed, maar daar me dit al bij de eerste middag verveelde en ik toch geen koorts had, ben ik vandaag maar weer opgestaan. Vandaag is de keelpijn dan ook haast “verschwunden). Gisteren werd, zoals je denkelijk zelf al ontdekt hebt, onze Führer 55 jaar oud. Vandaag is het de 18e verjaardag van Hare Koninklijke Hoogheid Kroonprinses Elizabeth van York. Aan de B.B.C. is doorgegeven dat zij nog niet meerderjarig verklaard is, zoals bij prinsessen anders het geval is. We hebben ons al afgevraagd aan welke Prins deze schoonheid zal worden uitgehuwelijkt, konden echter geen geschikte vinden; misschien kan haar zuster, prinses Margaret Rose, kroonprins Boudewijn van België krijgen! Hier komen we van de éne misère in de andere, nauwelijks hebben we nu de buitendeuren goed verrammeld of van Maaren komt weer op de proppen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij aardappelmeel gestolen en wil Bep nu de schuld in de schoenen schuiven. Het Achterhuis is begrijpelijkerwijze weer in rep en roer. Bep is buiten zichzelf van woede. Misschien laat Kugler dat verlopen sujet nu schaduwen. Vanochtend was die schattingsmijneer uit de Beethovenstraat hier, hij wil voor onze kist f 400.- geven, ook de andere biedingen zijn volgens ons te laag. Ik wil bij “de Prins” aanvragen of ze een sprookje van me plaatsen, natuurlijk onder een pseudoniem, maar daar mijn sprookjes tot nu toe nog te lang zijn, denk ik niet dat ik veel kans op slagen heb. Tot de volgende keer darling je Anne M. Frank.
210
Dinsdag 25 April 1944. Lieve Kitty, Sinds ± 10 dagen spreekt Pfeffer weer niet met v. P. en dat alleen maar omdat wij na de inbraak een heleboel nieuwe veiligheidsmaatregelen hebben genomen. Eén daarvan was dat hij ‘s avonds niet meer naar beneden mag, zoals ik je al mededeelde. Peter gaat elke avond om half 10 met mijnheer van Pels de laatste ronde doen en dan mag niemand meer naar beneden. Vanaf ‘s avonds acht uur mag er op de w.c. niet meer getrokken worden, ‘s morgens ook om 8 uur niet. De ramen gaan ‘s morgens pas open als er licht in Kuglers’ kantoor brandt en ook ‘s avonds mogen er geen stokjes meer tussen. Dat laatste is de aanleiding van het mokken van Pf. geweest. Hij beweert dat v. P. hem aangeblaft heeft, maar dat is alleen z'n eigen schuld. Hij zegt dat hij nog eerder zonder eten, dan zonder lucht kon, en dat er toch een methode gevonden moet worden om de ramen te openen. “Ik zal daar wel met mijnheer Kugler over spreken,” zei hij tegen mij, ik antwoordde dat zulke dingen nooit met mijnheer Kugler, maar in de gemeenschap besloten werden. “Alles gaat hier ook achter mijn rug om, dan zal ik er wel met je Vader over spreken”. Hij mag ‘s Zaterdags ‘smiddags en ‘s Zondags ook niet meer in Kuglers’ kantoor gaan zitten, omdat de chef van Keg als die komt, dat kan horen. Prompt ging Pf. er toch zitten. v. P. was razend en Vader ging naar beneden om het hem te zeggen. Natuurlijk had hij weer het een of andere uitsmoesje, maar dat ging deze keer zelfs niet bij Vader. Vader spreekt nu ook zo weinig mogelijk met hem, omdat Pf. hem beledigd heeft, op welke manier weet ik niet en weten we geen van allen, maar het zal wel erg zijn. Ook de briefwisseling met zijn vrouw is haast helemaal geschorst. En volgende week is dat stuk ongeluk jarig. Jarig zijn, geen mond open doen, mokken en cadeautjes ontvangen, hoe past dat bij elkaar? Intussen was er weer iets erg naars, dat nog niet opgelost is. Van Maaren, wil Bep de schuld van de vele gestolen waren in de schoenen schuiven en beweert de grofste leugens over haar. Veel aardappelmeel is weg en hoe jammer, onze privé-kist op de voorzolder is haast helemaal geplunderd. Waarschijnlijk is Van Maaren ook argwanend omtrent ons; hij legt in het magazijn de boeken en papiertjes op de uiterste hoeken, zo dat als je er alleen maar doorloopt, het al vallen moet. Bep gaat ook niet meer als laatste weg; Kugler sluit. Met Kleiman, die intussen hier was, Kugler en de twee heren is van alle kanten bekeken, hoe die vent het huis uit te krijgen. Beneden vinden ze het te riskant. Is het zo niet nog veel riskanter? Met mijnheer Voskuyl gaat het hard achteruit, hij heeft nu al meer dan 10 dagen haast bij de 40 koorts, elke avond. Gisteren was het zelfs 40.7. ‘s Morgens is het maar ± 211
37.7. De dokter ziet de toestand als hopeloos in, ze denken dat de kanker naar de long is doorgebroken. Die arme man, men zou hem zo graag helpen, maar niemand dan God kan hier helpen! Ik heb een leuk verhaal geschreven, het heet Blurry, de Wereldontdekker, en is zeer in de smaak gevallen van mijn 3 toehoorders. Ik ben nog steeds erg verkouden en heb zowel Margot alsook Moeder en Vader aangestoken. als Peter het maar niet krijgt, hij moest een zoen hebben en noemde me zijn Eldorado. Kan niet eens, gekke jongen! Maar lief is hij toch! je Anne M. Frank.
212
Donderdag 27 April 1944. Lieve Kitty, Vanochtend had mevrouw een slecht humeur; niets dan klagen, eerst over de verkoudheid, dat zij geen bonbons krijgt, dat veel neussnuiten niet om uit te houden is. Dan dat de zon niet schijnt. Dat de invasie niet komt. Dat we niet uit het raam kunnen kijken enz. enz. Wij moesten vreselijk om haar lachen en het was nog niet zo erg of ze lachte mee. Recept voor onze aardappel-chalet bij gebrek aan uien gewijzigd: Men neme geschilde aardappels, draaie ze door een rauwkostmolen. Voege er iets droog regeringsbloem en zout aan toe. Smeer de bak- of vuurvast schotels met parafine of sterine in, bakke dit beslag 2½ uur. Ete het met rotte aardbeiencompôte. (uien niet aanwezig, vet voor vorm noch deeg!) Op het ogenblik lees ik: Keizer Karel V door een hoogleraar aan de universiteit te Göttingen geschreven; deze man heeft 40 jaar aan dit boek gewerkt. In 5 dagen las ik 50 bladzijden, meer is niet mogelijk. Het boek bevat 298 blz.; nu kun je uitrekenen hoe lang ik hieraan zal doen en dan nog het tweede deel! Maar...... zeer interessant! Waar een schoolmeisje in één dag al niet van hoort, neem mij nu eens. Eerst vertaalde ik van Hollands in Engels een stuk van Nelson's laatste slag. Daarna nam ik het vervolg van de Noordse oorlog door (1700-1721), van Peter de Grote, Karel XII, Augustus de Sterke, Stanislaus Lescinsky, Mazeppa, Von Görz, Brandenburg, Voor-Pommeren, Achter-Pommeren en Denemarken + de gebruikelijke jaartallen. Vervolgens belandde ik in Brazilië, las van de Bahia-tabak, de overvloedige: koffie, de 1½ millioen inwoners van Rio de Janeiro, van Pernambuco en Sao Paulo, de Amazonerivier niet te vergeten. Van negers, mulatten, mestiezen (!) blanken meer dan 50% analphabeten en de malaria. Daar er nog wat tijd overschoot, nam ik nog gauw een stamboom door; Jan de Oude, Willem Lodewijk, Ernst Casimir I, Hendrik Casimir I, tot de kleine Margriet Franziska toe (geboren I943) in Ottawa. 12 uur: op zolder vervolgde de leerperiode zich met dekens, pastoors, dominee's, pausen en....... Pf.! tot 1 uur. Na 2 zat het arme kind (mm) alweer te werken, Smal- en breedneusapen waren aan de beurt. Kitty, zeg gauw hoeveel tenen een nijlpaard heeft! Dan volgt de Bijbel, Arke van Noach, Sem, Cham en Jafeth. Daarna Karel V. Bij Peter, de kolonel in ‘t Engels door Thackery. Franse woordjes overhoren en dan de Mississippi met de Missouri vergelijken! Genoeg voor vandaag, adieu! je Anne M. Frank. 213
Vrijdag 28 April 1944. Lieve Kitty, M’n droom van Peter Schiff heb ik nooit vergeten, (zie begin Januari) ik voel, als ik er aan denk vandaag nog z’n wang tegen de mijne, met dat heerlijke gevoel, dat alles goed maakte. Met Peter hier had ik dat gevoel ook wel eens, maar nooit in zo sterke mate, totdat...... we gisteren-avond samenzaten, als gewoonlijk op de divan, in elkanders armen, toen de gewone Anne opeens weg en kwam daarvoor de 2e Anne in de plaats, de tweede Anne, die niet overmoedig en grappig is, maar die alleen lief wil hebben en zacht wil zijn. Ik zat tegen hem aangedrukt en voelde de ontroering in me stijgen, de tranen sprongen in m’n ogen, de linker viel op zijn overal, de rechter langs m’n neus door de lucht ook op z’n overal. Zou hij het gemerkt hebben? Geen beweging verried het. Zou hij net zo voelen als ik? Hij sprak ook haast geen woord. Zou hij weten, dat hij twee Anne’s voor zich heeft? Het zijn alles onbeantwoorde vragen. Om half 9 toen Pf. al door was, stond ik op, liep naar het raam, daar nemen we altijd afscheid, ik trilde nog, ik was nog Anne no: 2, hij kwam naar me toe, ik sloeg m’n armen om zijn hals en drukte een zoen op z’n linkerwang, net wou ik naar de rechter, toen mijn mond de zijne ontmoette en we daar maar op drukten. Duizelend drukten we ons tegen elkaar aan, nog eens en nog eens, om nooit meer op te houden, o! Peter heeft behoefte aan tederheid, hij heeft voor het eerst in zijn leven een meisje ontdekt, heeft voor het eerst gezien, dat de meest plagerige meisjes ook een innerlijk en een hart hebben, en veranderen zodra ze met je alleen zijn. Hij heeft voor het eerst in zijn leven, zijn vriendschap en zichzelf gegeven, hij heeft nog nooit en nimmer eerder een vriend of vriendin gehad. Nu hebben wij elkaar gevonden, ik kende hem ook niet, had ook nooit een vertrouwde en op dit is het uitgelopen…... Weer die vraag, die me niet loslaat: “Is het goed?” ls het goed dat ik zo gauw toegeef, dat ik zo heftig ben, net zo heftig en verlangend als Peter zelf? Mag ik, een meisje, me zo laten gaan? Er is maar een antwoord op: “lk verlang zo.... al zo lang, ik ben zo eenzaam en heb nu een troost gevonden!” ‘s Ochtend zijn we gewoon, ‘s middags ook nog tamelijk, behalve een enkele keer, maar ‘s avonds komt het verlangen van de hele dag, het geluk en de zaligheid van al de vorige keren weer boven en denken we aan elkaar. Iedere avond, na de laatste kus, zou ik wel weg willen rennen, hem niet meer in de ogen kijken, weg, weg, in het donker en alleen! En wat krijg ik, als ik de 14 treden af ben gegaan? Het volle licht, vragen hier en lachen daar, ik moet handelen en mag niets laten merken. Mijn hart is nog te week, om zo een schok als gisteren-avond die, direct weg te duwen, de zachte Anne komt te weinig en laat zich daarom ook niet dadelijk weer de
214
deur uit jagen; Peter heeft me geraakt, dieper dan ik ooit in m’n leven geraakt was, behalve in m’n droom! Peter heeft me aangepakt, m’n binnenste naar buiten gekeerd, is het dan niet voor ieder mens vanzelfsprekend, dat hij daarna rust moet hebben om z’n binnenste weer te herstellen? O Peter, wat heb je met me gedaan? Wat wil je van me? Waar moet dit naar toe? O, nu begrijp ik Bep, nu, nu ik dit meemaak, nu begrijp ik haar twijfel; als ik ouder was en hij zou met me willen trouwen, wat zou ik dan antwoorden. Anne, wees eerlijk! Je zou niet met hem kunnen trouwen, maar loslaten is ook zo moeilijk. Peter heeft nog te weinig karakter, te weinig wilskracht, te weinig moed en sterkte. Hij is nog een kind, niet ouder dan ik, in zijn binnenste; hij wil alleen rust en geluk vinden. Ben ik werkelijk pas 14? Ben ik werkelijk nog een dom schoolmeisje? Ben ik werkelijk nog zo onervaren in alles? Ik heb meer ervaring dan de anderen, ik heb iets meegemaakt wat haast niemand op mijn leeftijd kent. Ik ben bang voor mezelf, ik ben bang dat ik in mijn verlangen me te gauw weggeef, hoe kan dat later met andere jongens dan goedgaan? O het is zo moeilijk, altijd is er weer het hart en het verstand, alles moet op z’n tijd spreken, maar weet ik wel zeker, dat ik de tijd goed gekozen heb? je Anne M. Frank.
215
Dinsdag 2 Mei 1944. Lieve Kitty, Zaterdagavond heb ik Peter gevraagd of hij vindt, dat ik Vader iets van ons moet vertellen, hij vond na een beetje heen en weer van wel: ik was blij, het getuigd van goed voelen bij hem. Dadelijk toen ik beneden kwam ging ik met Vader mee water halen, op de trap zei ik al: “Vader je begrijpt zeker wel, dat als Peter en ik samen zijn we geen meter van elkaar afzitten, vind je dat erg?” Vader antwoordde niet dadelijk, dan zei hij: “Nee erg vind ik het niet, maar Anne hier in die beperkte ruimte moet je voorzichtig zijn.” Hij zei nog iets in die geest, toen gingen we naar boven. Zondagochtend riep hij me bij zich en zei: “Anne, ik heb er nog eens over nagedacht, (ik werd al bang!) het is hier in het Achterhuis eigenlijk niet zo goed, ik dacht dat jullie kameraden waren, is Peter verliefd?” “Geen kwestie van”, antwoordde ik. “Ja je weet dat ik jullie best begrijp, maar je moet terughoudend zijn; ga niet meer zo vaak naar boven, wakker hem niet meer aan dan nodig is. De man is in zulke dingen de actieve, de vrouw kan tegenhouden. Het is buiten als je vrij bent heel iets anders, je ziet andere jongens en meisjes, je kan eens weggaan, sport doen en van alles, maar hier, als je hier teveel samen zit en je wilt weg kun je niet, je ziet elkaar elk uur, eigenlijk altijd. Wees voorzichtig Anne, en vat het niet te ernstig op!” “Dat doe ik niet vader, maar Peter is fatsoenlijk, hij is een lieve jongen!” “Ja, maar hij heeft geen sterk karakter, hij is licht naar de goede, maar ook licht naar de slechte kant te beïnvloeden, ik hoop voor hem dat hij goed blijft, want in zijn aard is hij goed!” We praatten nog wat door en spraken af, dat vader ook met hem zou praten. Zondagmiddag op de voorzolder vroeg hij: “En heb je met je vader gesproken, Anne?” “Ja”, antwoordde ik “ik zal het je wel vertellen. Vader vindt het niet erg, maar hij zegt dat er hier, waar we zo op elkaar zitten licht botsingen kunnen komen.” “We hebben toch afgesproken dat we geen ruzie zouden maken, ik ben van plan me daaraan te houden.” “lk ook Peter, maar Vader dacht het niet van ons, hij dacht dat we kameraden waren, vind jij dat dat nu niet kan?” “lk wel en jij?”
216
“Ik ook. Ik heb ook tegen vader gezegd, dat ik je vertrouw. Ik vertrouw op je, Peter, net zo volkomen als ik het op Vader doe en ik geloof dat je dat waard bent, is ‘t niet?” “lk hoop het (Hij was erg verlegen en rood-achtig). “Ik geloof in je Peter”, vervolgde ik “ik geloof dat je een goed karakter hebt en dat je vooruit zult komen in de wereld.” We spraken daarna over andere dingen, later zei ik nog: “Als we hieruit komen, weet ik wel dat je je om mij niet meer zult bekommeren”! Hij raakte in vuur “dat is niet waar Anne, o nee, dat mag je niet van me denken!” Toen werden we geroepen. Vader sprak met hem, hij vertelde het mij Maandag. “Je vader dacht dat die kameraadschap wel eens in verliefdheid uit kon lopen zei hij, “maar ik antwoordde dat we elkaar wel in bedwang zullen houden!” Vader wil nu dat ik 's avonds minder naar boven ga, maar dat wil ik niet, niet alleen dat ik graag bij Peter ben, maar ik heb gezegd dat ik op hem vertrouw, ik vertrouw ook op hem, en ik wil hem dat vertrouwen ook bewijzen en dat kan ik nooit doen als ik uit wantrouwen beneden blijf. Nee, ik ga!” Intussen is het Pf.-drama weer goed geworden, hij heeft Zaterdagavond aan tafel in mooie Nederlandse bewoordingen zijn verontschuldiging aangeboden. v. P. was dadelijk weer goed, Pf. heeft op dat lesje zeker de hele dag geleerd. Zondag, z’n verjaardag ging rustig voorbij. Van ons kreeg hij een fles goede wijn van 1919, van v. P. (die nu hun cadeau toch konden geven) een fles picalilly en een pakje scheermesjes, van Kugler een pot citroen (limonade) van Miep een boek “Martijntje” van Bep een plantje. Hij tracteerde een ei voor elk. je Anne M. Frank. ‘s avonds! (het eten roept!) half 7.
217
Woensdag 3 Mei 1944. Lieve Kitty, Eerst even de nieuwtjes van de week! De politiek heeft vacantie er is niets maar dan ook niets mee te delen. Zo langzamerhand ben ik ook gaan geloven dat de invasie komt, ze kunnen de Russen toch niet alles alleen op laten knappen; trouwens die doen ook niets op het ogenblik. Mijnheer Kleiman is weer elke ochtend op kantoor, z’n bloed is nog steeds niet op peil en dus kan hij nog niet naar de specialist. Hij heeft voor Peters divan een nieuwe veer bezorgd en dus moet Peter aan het stofferen gaan, begrijpelijkerwijze heeft hij daar helemaal geen zin in. Ook kattenpoeder tegen de vlooien heeft Kleiman verzorgt. Heb ik je al verteld dat onze Moffi weg is? Sinds verleden week Donderdag spoorloos verdwenen. Ze zal zeker allang in de kattenhemel zijn, terwijl de een of andere dierenvriend van haar een lekker boutje maakt. Misschien krijgt een meisje dat geld heeft een muts van haar vel. Peter is over dit feit erg bedroefd. Bep heeft een ware overwinning gehaald, zij gaat zwemmen met Bertus, hoe lang zal ze ‘t volhouden? Sinds Zaterdag (twee weken geleden) hebben we op deze dag geluncht op half 12 ‘s middags; ‘s ochtends moesten we het dus met een kopje pap volhouden. Vanaf morgen zal dit elke dag zo gaan, dit dient om een maaltijd te sparen. Groente is nog steeds zeer moeilijk te verkrijgen, rotte stoof-sla hadden we vanmiddag. Gewone sla, spinazie en stoof-sla, anders is er niets. Daarbij nog rotte aardappelen dus een heerlijke combinatie! Sinds meer dan 2 maanden was ik niet meer ongesteld, nu ben ik sinds Zondag dan eindelijk weer zover. Ondanks de narigheid en omhaal ben ik toch erg blij dat het me niet langer in de steek heeft gelaten. Zoals je je zeker wel kunt in denken wordt hier vaak in vertwijfeling gezegd: “Waarvoor, o waarvoor dient nu die oorlog, waarom kunnen de mensen niet vreedzaam met elkaar leven, waarom moet alles verwoest worden?” Deze vraag is begrijpelijk, maar een afdoend antwoorden heeft tot nu toe nog niemand gevonden, ja waarom bouwen ze in Engeland steeds grotere vliegtuigen, steeds zwaardere bommen en daarbij eenheidshuizen voor de wederopbouw? Waarom is er elke dag aan millioenen geld voor de oorlog en geen cent voor de geneeskunde, voor de kunstenaars, voor de arme mensen? Waarom moeten de mensen hongerlijden als in andere delen van de wereld het overvloedige voedsel wegrot? O waarom zijn de mensen zo gek?
218
Ik geloof nooit dat oorlog alleen van de grote mannen, van de regeerders en kapitalisten komt, o nee, de kleine man doet het net zo goed graag, anders zouden de volkeren er toch al lang tegen in opstand zijn gekomen! Er is nu eenmaal in de mensen een drang tot vernielen, een drang tot doodslaan, tot vermoorden en razend zijn en zolang de gehele mensheid zonder uitzondering, geen grote metamorphose heeft ondergaan zal de oorlog woeden, zal alles wat opgebouwd, aangekweekt en gegroeid is, weer afgesneden en vernietigd worden, om daarna opnieuw te beginnen! Ik ben vaak neerslachtig geweest, maar nooit wanhopig, ik beschouw dit schuilen, als een gevaarlijk avontuur, dat romantisch en interessant is. Ik beschouw elke ontbering als een amusement in mijn dagboek. Ik heb me nu eenmaal voorgenomen dat ik een ander leven zal lijden dan andere meisjes en later een ander leven dan gewone huisvrouwen. Dit is het goede begin van het interessante en daarom, daarom alleen moet ik in de meest gevaarlijke ogenblikken lachen om de koddige situatie. Ik ben jong en bezit nog vele opgesloten eigenschappen, ik ben jong en sterk en beleef dat grote avontuur, ik zit er nog midden in en kan niet de hele dag klagen, omdat ik niets dan me ammuseren kan! Ik heb veel meegekregen, een gelukkige natuur, veel vrolijkheid en sterkte. Elke dag voel ik hoe m’n innerlijk groeit, hoe de bevrijding nadert, hoe mooi de natuur is, hoe goed de mensen in m’n omgeving, hoe interessant en amusant dit avontuur! Waarom zou ik dan wanhopig zijn? je Anne M. Frank.
219
Vrijdag 5 Mei 1944. Beste Kitty, Vader is ontevreden over mij, hij dacht dat ik na ons gesprek van Zondag vanzelf niet meer elke avond naar boven zou gaan. Hij wil die “knutscherei” niet hebben. Dat woord kon ik niet horen, het was al naar genoeg om erover te spreken, waarom moet hij mij nu ook nog zo naar maken! Ik zal vandaag met hem spreken, Margot heeft me goede raad gekregen, zie hier wat ik zo ongeveer wil zeggen: “Ik geloof vader dat je een verklaring van mij verwacht, ik zal je die geven. Je bent teleurgesteld in mij, je had meer terughouding van mij verwacht, je wilt zeker dat ik net zo ben als een 14-jarig behoort te zijn, daar vergis je je in! Sinds wij hier zijn, vanaf Juli 1942 tot een paar weken geleden had ik het heus niet makkelijk. Als je eens wist wat ik ‘savonds niet al uitgehuild heb, hoe wanhopig en ongelukkig ik was, hoe eenzaam ik me voelde, dan zou je wel kunnen begrijpen dat ik naar boven wil! Ik heb het niet van de ene op de andere dag klaargespeeld, dat ik zover gekomen ben, dat ik helemaal zonder moeder en zonder steun van wie dan ook kan leven; het heeft me veel, veel strijd en tranen gekost om zo zelfstandig te worden, als ik nu ben. Je kunt lachen en me niet geloven, het kan me niets schelen, ik weet dat ik een mens alleen ben en ik voel me niet voor een cent verantwoordelijk tegenover jullie. Ik heb je dit alleen verteld, omdat ik dacht dat je me anders te stiekum vond, maar voor mijn daden heb ik alleen verantwoording tegenover mezelf af te leggen. Toen ik moeilijkheden had hebben jullie en ook jij je ogen dichtgedaan en je oren dichtgestopt, je hebt me niet geholpen, integendeel, niets dan waarschuwingen heb ik gekregen dat ik niet zo luidruchtig moet zijn. Ik was luidruchtig alleen om niet aldoor verdrietig te zijn, ik was overmoedig om niet steeds die stem van binnen te horen. Ik heb comedie gespeeld, anderhalf jaar lang, dag in, dag uit, ik heb niet geklaagd, ben niet uit m’n rol gevallen, niets van dat alles en nu, nu ben ik uitgestreden. Ik heb overwonnen! Ik ben zelfstandig naar lichaam en geest, ik heb geen moeder meer nodig, ik ben door al die strijd sterk geworden! En nu, nu ik er bovenop ben, nu ik weet dat ik uitgevochten heb, nu wil ik ook zelf m'n weg verder gaan, de weg die ik goed vind. Je kunt en mag me niet als 14 beschouwen, ik ben door alle narigheid ouder geworden; ik zal geen spijt van m'n daden hebben, ik zal handelen zoals ik denk dat ik dat kan doen! Je kunt me niet zachtzinnig van boven weghouden, òf je verbiedt me alles, òf je vertrouwt me door dik en door dun, laat me dan ook met rust!” je Anne M. Frank.
220
± een week geleden stond er in de krant een artikel, waarin verteld werd van een man die een binnengedrongen kat vasthield en met de pook doodsloeg. De rechter eiste voor dit geval 1 maand gevangenisstraf. Naar aanleiding hiervan dit volgende gedicht
221
Zaterdag 6 Mei 1944. Lieve Kitty, Gisteren voor het eten heb ik m’n brief in zijn zak gestopt, na het lezen was hij de hele avond volgens Margot van streek. (Ik was boven aan de afwas!) Arme Pim, ik kon wel weten welke dit epistel op zou leveren! Hij is zó gevoelig! Dadelijk heb ik tegen Peter gezegd dat hij niets meer vragen of zeggen moest. Pim heeft tegen mij niets meer over het geval gezegd, zou het nog komen? Hier gaat alles weer zo'n beetje. Kleiman was gisteren niet zo goed, is daarom vroeg naar huis, Miep is kwaad op ons; ze kiest in alles Pf. partij en is tegen ons niet erg aardig. Bep is vandaag naar de kapper, nieuw permanent! Wat Jan, Kugler en Kleiman van de prijzen en mensen buiten vertellen is haast niet te geloven , een ½ pond thee kost f 350.- Een ½ pond koffie f 80.- Boter f 35.- per pond, een ei f 1.45. Voor Bulgaarse sigaretten wordt f 14.- per ons betaald! Iedereen handelt zwart, elke loopjongen biedt wat aan. Onze bakkersjongen heeft ons stopzijde bezorgd, f 0.90 een dun strengetje, de melkboer komt aan clandestiene levensmiddelenkaarten, een begrafenis-onderneming bezorgt kaas. Ingebroken, vermoord en gestolen wordt er elke dag, politie-agenten en nachtwakers doen net zo hard mee als beroepsdieven, iedereen wil wat in zijn maag hebben en daar salarisverhoging verboden is moeten de mensen wel smokkelen. De kinderpolitie blijft aan de gang met opsporingswerk, meisjes van 15, 16, 17, 18 en ouder zijn elke dag vermist. M.K. - zit in L'aône in Frankrijk. Ze heeft onder ontzettende bombardementen te lijden en wil om alles weer naar huis. Eén van haar vele vrienden, een vlieger uit Eindhoven, heeft ze 's nachts uit z’n bed gebeld en gesmeekt om haar te helpen. [...] M. heeft diep berouw over haar gedrag van vroeger en vraagt in haar brieven om vergeving. Is het wonder dat Ks allang weer vertederd zijn? Nee toch zeker! Ik wil proberen, het verhaaltje van de fee, Ellen, af te maken. Voor de grap kan ik dat Vader voor z'n verjaardag geven, met alle auteursrechten erbij. Tot ziens (is eigenlijk fout, aan de Duitse uitzending van Engeland zeggen ze: auf wiederhören, ik moet dan schrijven, tot wederschrijven!) je Anne M. Frank.
222
Zondagmorgen 7 mei 1944. Lieve Kitty, Vader en ik hebben gisteren-middag een lang gesprek gehad, ik moest vreselijk huilen en hij deed mee. Weet je wat hij tegen me zei, Kitty? “lk heb al veel brieven in m'n leven gekregen, maar dit is de lelijkste! Jij, Anne, die zoveel liefde van je ouders ondervonden hebt, die ouders hebt, die altijd voor je klaarstaan, die je altijd verdedigd hebben, wat er ook was, jij spreekt van geen verantwoording voelen! Jij voelt je verongelijkt en alleen-gelaten, nee Anne, dat was een groot onrecht wat je ons hebt aangedaan! Misschien heb je het niet zo bedoeld, maar het was zo neergeschreven, nee Anne, zo'n verwijt hebben “wij” niet verdiend!” O ik heb vreselijk gefaald, dit is wel de ergste daad die ik in m'n leven gedaan heb. Ik wou niets dan opscheppen met m'n huilen en m'n tranen, niets dan me groot voordoen, om hem respect voor me te laten hebben. Zeker, ik heb veel verdriet gehad en wat moeder betreft is alles waar, maar om die goede Pim zo te beschuldigen, hij die alles voor me gedaan heeft en nog alles voor me doet, nee dat was meer dan gemeen. Het is heel goed dat ik eens uit m’n onbereikbare hoogte neergehaald ben, dat m’n trots eens een beetje geknakt is, want ik was weer veel te ingenomen met mezelf. Wat mej. Anne doet is nog lang niet altijd goed! Iemand die een ander, waarvan hij zegt te houden, zo’n verdriet aandoet en dat nog wel opzettelijk, is laag, heel laag! En het meest schaam ik me nog over de manier waarop vader me vergeven heeft, hij zal de brief in de kachel gooien en is nu zo lief tegen me alsof hij iets misdaan heeft. Nee Anne, je moet toch nog ontzettend veel leren, begin daar maar eerst weer eens mee, inplaats van zo op anderen neer te kijken en anderen te beschuldigen! Ik heb veel verdriet gehad, maar heeft niet iedereen in mijn leeftijd dat? Ik heb veel comedie gespeeld, maar ik was het me nog niet eens bewust, ik voelde me eenzaam, maar was haast nooit wanhopig! Zoals vader, die met een mes op straat is gelopen om er een eind aan te maken, zover ben ik nooit geweest. Ik moet me diep schamen en ik schaam me diep; gedane zaken nemen geen keer, maar wel kan men verdere voorkomen. Ik wil weer van voor af aan beginnen en het kan niet moeilijk zijn, daar ik Peter nu heb. Met hem als steun kan ik het! Ik ben niet meer alleen, hij houdt van me, ik houdt van hem, ik heb m’n boeken, m’n schrijfboek en m’n dagboek, ik ben niet zo erg lelijk, niet zo heel erg dom, heb een vrolijke natuur en wil een goed karakter krijgen!
223
Ja Anne, je hebt heel goed gevoeld dat je brief te hard en onwaar was, maar je was er nog trots op! Laat ik vader als voorbeeld weer opnemen, en ik zal me beteren. je Anne M. Frank.
224
Maandag 8 Mei 1944. Lieve Kitty, Heb ik je eigenlijk al wel eens wat van onze familie verteld? Ik geloof van niet en daarom zal ik er maar dadelijk mee beginnen. Vader werd in Frankfurt am Main geboren, van steenrijke ouders, Michael Frank had een bank, en was daardoor millionair geworden en Alice Stern was van zeer voorname en rijke ouders. Michael Frank was in zijn jeugd helemaal niet rijk, maar had zich behoorlijk opgewerkt. Vader had in zijn jeugd een echt rijke-zoontjes leven, elke week partijen, bals, feesten, mooie meisjes, walsen, diners, vele kamers enz. enz. Al dat geld ging na opa's dood verloren en na de wereldoorlog en inflatie was er niets meer van over. Tot voor de oorlog was er toch nog genoeg rijke familie over, zoals Olga Spitzer in Parijs en Milly Stanfield in Londen. Ook Jacob en Hermann in Luxemburg hadden over geldgebrek niet te klagen! Vader is dus prima-prima opgevoed en moest gisteren verschrikkelijk lachen, omdat het de eerste keer in zijn 55-jarig leven was, dat hij aan de tafel de koekepan uitkrabde. Moeder was niet zó rijk, maar toch ook heel behoorlijk en dus kunnen wij met open mond naar de verhalen van verlovingen met 250 mensen, particuliere bals en diners luisteren. Rijk kan men ons in geen geval meer noemen, maar al m’n hoop is op na de oorlog gevestigd, ik verzeker je dat ik helemaal niet op zo'n bekrompen leventje gesteld ben, dan moeder en Margot zeggen, te doen. Ik zou graag een jaar naar Parijs en een jaar naar Londen om de taal te leren en kunstgeschiedenis te studeren, vergelijk dat maar met Margot die kraamverzorgster in Palestina worden. Ik stel me nog altijd veel van mooie jurken en interessante mensen voor, ik wat zien en beleven in de wereld, dat heb ik je al meer verteld, en een beetje geld kan daarbij geen kwaad! Miep vertelde vanmorgen van de verloving van haar nicht waar ze Zaterdag naar toe ging. De desbetreffende nicht is 27 jaar oud en haar bruidegom 23. De nicht is een flink, leuk meisje van rijke ouders, de bruidegom een kleine, slappe jongen van nog rijkere ouders. Alle twee zijn ze enig kind, dus op de wederzijdse erfenis kunnen ze wel rekenen. Miep maakte ons even lekker met het eten wat ze kregen: Groentesoep met balletjes gehakt, kaas, broodjes met gehakt, hors d'oevres, met eieren en roastbeaf, broodjes met kaas, moscovisch gebak, wijn en cigaretten, van alles zoveel je maar wilt. Miep heeft 10 borrels gedronken en 3 cigaretten gerookt; is dat de anti- alcoholische vrouw? Als Miep al zoveel op had, hoeveel zou haar ega dan wel ingeslagen hebben? 225
Ze waren op dat feest natuurlijk wat aangetipt; er waren twee agenten van de moordcommissie van politie, die foto's van het paar genomen hebben; je ziet dat Miep de schuilers geen minuut uit haar gedachten kan zetten, want ze heeft direct naam en adres van deze onthouden, ingeval er eens iets mocht gebeuren en m'n goede Nededanders nodig heeft. Ze heeft ons zo lekker gemaakt, wij die voor ons ontbijt niets anders gekregen hebben dan twee lepels pap en die rammelden van de honger, wij die dag in, dag uit niets anders dan half rauwe spinazie (voor de vitaminen!) en rotte aardappels krijgen, wij die in onze holle maag niets dan sla, stoofsla, spinazie, spinazie en nog eens spinazie slaan. Misschien worden we nog eens zo sterk als Popey, hoewel ik er nog niet veel van zie! Als Miep ons naar die verloving meegenomen had, dan was er van de broodjes niets meer voor de andere gasten over gebleven. Als wij op dat feest waren geweest, hadden we zeker de hele boel geplunderd en zelfs de meubels niet op hun plaats gelaten! Ik kan je zeggen, dat we de woorden uit Mieps mond trokken, dat we om haar heen stonden of we nog nooit in ons leven van lekker eten of chieke mensen hadden gehoord! En dat zijn de kleindochters van de befaamde milionair, het loopt toch wel gek in de wereld! je Anne M. Frank.
226
Dinsdag 9 Mei 1944. Lieve Kitty, Het verhaaltje van Ellen, de fee is af. Ik heb het overgeschreven op mooi postpapier, met rode inkt versierd en in elkaar genaaid. Het geheel ziet er wel leuk uit maar of het niet wat weinig is weet ik niet. Margot en Moeder hebben elk een verjaarsgedicht gemaakt. Bij bakker Siemons kunnen wij haast 50 vooroorlogse petitfours krijgen. Mijnheer Kugler kwam vanmiddag met het bericht boven dat mevrouw Broks vanaf Maandag elke middag hier 2 uur wil koffiedrinken. Stel je voor! Niemand kan meer boven komen, aardappels kunnen niet gebracht worden, Bep krijgt geen eten, we kunnen niet naar de w.c., we mogen ons niet verroeren en de overige onaangenaamheden! We kwamen met de meest uiteenlopende voorstellen voor de dag, om haar af te wimpelen, Moeder zei even tegen mijnheer Kugler hoe die het doen moest, v. P. vond dat een goed laxeermiddel in haar koffie misschien afdoende zou zijn. “Nee,” antwoordde Kleiman “als je ‘t blieft niet, dan komt ze helemaal niet meer van de doos!” Daverend gelach “van de doos?” vroeg mevrouw, “wat betekent dat?” Een uitlegging volgde “kan ik dat altijd gebruiken?” vroeg ze daarna heel onnozel. “Stel je voor,” giechelde Bep “dat je in de Bijenkorf naar de doos vroeg, ze zouden je niet eens begrijpen!” Pf. zit nu prompt om half 1 “op de doos”, om de uitdrukking maar aan te houden, vanmiddag nam ik kordaat een stuk rose papier en schreef op: W.C. dienstregeling voor den heer Pfeffer. 's ochtends 7.15 - 7.30 's middags na 1 uur verder naar wens! dit bevestigde ik op de groene w.c.-deur toen hij er nog opzat, ik had er best bij kunnen zetten: Bij overschrijding dezer wet, wordt insluiting toegepast! Want onze w.c. kun je van binnen en buiten afsluiten. Nieuwste mop van v. P: N.a.v. de lessen uit de bijbel en Adam & Eva, vroeg een 13-jarige jongen aan zijn vader: “Zeg eens vader, hoe ben ik eigenlijk geboren?” “Ja”, antwoordde de vader “de
227
ooievaar haalde je uit het grote water, legde je bij moeder in bed en pikte haar hard in haar been. Daardoor bloedde ze en moest meer dan een week in bed blijven.” Om het nog wat precieser te weten, vroeg de jongen het ook nog eens aan zijn moeder. “Zeg moeder,” vroeg hij “hoe ben jij eigenlijk geboren en hoe ben ik geboren?” Z’n moeder vertelde hem precies hetzelfde verhaal, waarna de jongen om het neusje van de zalm te weten, ook nog naar z’n grootvader liep. “Zeg grootvader”, zei hij “hoe ben jij geboren en hoe is je dochter geboren?” En voor de derde keer hoorde hij hetzelfde verhaal. ‘s Avonds schreef hij in z’n dagboek: “Na zeer nauwkeurige inlichtingen te hebben ingewonnen, moet ik constateren, dat er in onze familie gedurende drie generatie’s geen verkering heeft plaats gehad! Ik moet nog werken, het is al 3 uur. je Anne M. Frank. P.S. Daar ik je al van de nieuwe werkster verteld heb, wil ik er nog even bijvoegen, dat deze dame getrouwd, 60 jaar en hardhorend is! Zeer sympathiek voor de eventuele geluiden die van 8 schuilers zouden kunnen doorklinken. O Kit, het is zo’n fijn weer, kon ik maar naar buiten! je Anne.
228
Woensdag 10 Mei 1944. Lieve Kitty, We zaten gisterenmiddag op zolder Frans te leren, toen ik opeens achter me gekletter van water hoorde, ik vroeg Peter wat dat te betekenen had, maar deze antwoordde niet eens, rende naar de vliering waar de plek van het onheil was en duwde Mouschi, die wegens een te natte kattebak er naast plaats had genomen met een hardhandig gebaar op de juiste plek. Een luid spektakel volgde en de inmiddels uitgepiesde Mouschi rende naar beneden. Mouschi was, om nog een beetje kattebak-achtig gemak te ondervinden op een spleet in de poreuze vlieringgrond op een beetje houtschaafsel gaan zitten, de plas liep dadelijk van de vliering door het plafond naar de zolder en ongelukkigerwijs precies in en naast onze aardappelton. Het plafond droop, en daar de zoldergrond op haar beurt ook niet vrij van gaatjes is, vielen er verscheidene, gele druppels door het plafond van de kamer, tussen een stapel kousen en een boek "die op tafel lagen." Ik lag dubbel van het lachen, het gezicht was ook te gek, de ineengedoken Mouschi onder een stoel, Peter met water, bleekpoeder en dweil en v. P. aan ‘t sussen. Het onheil was al gauw hersteld, maar het is een bekend feit dat kattenplasjes verschrikkelijk stinken, dat bewezen de aardappels gisteren maar al te duidelijk en bovendien ook de houtafval die vader in een emmer beneden kreeg om te verbranden. Arme Mouschi! Kan jij weten dat er geen turfmolm te krijgen is? Anne.
229
Donderdag 11 Mei 1944. Lieve Kitty, Een nieuw toneeltje om te lachen: Peters haar moest geknipt, de knipster, zou, zoals gewoonlijk zijn moeder zijn. 5 minuten voor half 8 verdween Peter in zijn kamer, klokslag half kwam hij er weer uit, poedelnaakt tot op een blauw badbroekje en gymschoenen. “Ga je mee?” vroeg hij aan zijn moeder. “Ja, maar ik zoek de schaar!” Peter hielp zoeken en rommelde daarbij onbehoorlijk in mevrouws toiletIaatje. “Maak niet zo'n rommel, Peter,” mopperde zij, Peters antwoord kon ik niet verstaan, het moet in ieder geval brutaal geweest zijn, want mevrouw gaf hem een tik op zijn arm, hij gaf er een terug, zij sloeg uit alle macht en Peter trok met een komisch gezicht z'n arm terug. “Kom mee ouwe!” Mevrouw bleef staan, Peter pakte haar twee polsen en trok haar zo de hele kamer door, mevrouw huilde, Iachte, schold en trappelde, het hielp allemaal niets, Peter voerde zijn gevangene tot aan de zoldertrap, waar hij haar wel los moest laten. Mevrouw keerde in de kamer terug en viel Iuid zuchtend op een stoel neer “Die Entführung der Mutter”, grapte ik “Ja, maar hij heeft me pijn gedaan.” Ik ging kijken en koelde haar hete, rode polsen met wat water. Peter, nog aan de trap, werd wederom ongeduldig, met z'n riem in de hand stapte hij als een dierentemmer de kamer in. Maar mevrouw ging niet mee, ze bleef voor de schrijftafel zitten en zocht naar een zakdoek. “Je moet eerst je verontschuldigingen aanbieden!” “Nou goed dan, ik bied je hierbij m'n verontschuldigingen aan, omdat het anders zo laat wordt!” Mevrouw moest tegen wil en dank lachen, stond op en ging naar de deur. Hier voelde ze zich genoopt eerst ons nog uitlegging te geven. (ons waren Vader, moeder en mij, we waren aan ‘t afwassen) “Thuis was hij niet zo”, zei ze “ik had hem een tik gegeven dat hij de trap afvloog (!), hij is nooit zo brutaal geweest, hij heeft ook meer tikken gekregen, dat is nu de moderne opvoeding, moderne kinderen, ik zou m'n moeder niet zo aanpakken, bent U zo met Uw moeder omgegaan, mijnheer Frank?” Ze was zo opgewonden, liep heen en weer, vroeg en zei van alles en was met dat al nog niet boven. Eindelijk, eindelijk droop ze dan af. Niet langer dan 5 minuten was ze boven of ze stormde met opgeblazen wangen de trap weer af, gooide haar schort neer, antwoordde op mijn vraag of ze al klaar was, 230
dat ze even naar beneden ging en vloog als een wervelwind al de trappen af, waarschijnlijk in de armen van haar Putti. Ze kwam niet meer boven voor 8 uur, haar man kwam mee, Peter werd van de zolder gehaald, kreeg een ongenadig standje, een paar scheldwoorden, vlegel, bengel, onbeleefd, slecht voorbeeld, Anne is, Margot doet, meer kon ik niet opvangen . Vermoedelijk is vandaag weer alles in kannen en kruiken! je Anne M. Frank. PS. Dinsdag- en Woensdagavond sprak ons aller geliefde koningin, ze neemt vacantie om gesterkt naar Nederland terug te kunnen keren. Ze sprak van, straks als ik terug ben, spoedige bevrijding, heldenmoed en zware lasten. Een speech van Gerbrandi volgde, deze man heeft zo’n kwijlend kinderstemmetje, dat moeder onwillekeurig “och” zei. Een dominee, die zijn stem van mijnheer Edel gegapt heeft, besloot de avond met een vraag aan God, dat hij voor de Joden, de mensen in concentratiekampen, gevangenissen en Duitsland moest zorgen.” je Anne.
231
Donderdag 11 Mei 1944. Lieve Kitty, Daar ik m’n hele “rommeldoos” en dus ook vulpen boven vergeten heb en ik ze in hun slaapuurtje (half 3) niet kan sturen, moet je maar genoegen nemen met een potloodbrief. Ik heb het vreselijk druk op het ogenblik en hoe gek het ook klinkt, ik heb te weinig tijd om door m’n berg werk heen te komen. Zal ik je eens in het kort vertellen wat ik alzo moet doen? Nu dan tot morgen moet ik het eerste boek van de levensgeschiedenis van Galileo Galileï uitlezen, daar het naar de bibliotheek terug moet. Gisteren ben ik ermee begonnen, nu ben ik op blz. 220 en 320 heeft het, dus ik krijg het wel uit. Volgende week moet ik Palestina op de tweesprong en het 2e deel van Galileï lezen. Verder heb ik gisteren het eerste deel van de levensbiographie van keizer Karel V uitgelezen en moet hoognodig de vele aantekeningen en stambomen die ik daaruit gehaald heb, uitwerken. Vervolgens heb ik 3 blz vol vreemde woorden die allen opgezegd, ingeschreven en geleerd moeten worden, uit de verschillende boeken gehaald. No 4 is dat al m’n filmsterren in vreselijke wanorde door elkaar liggen en naar een opruiming snakken, daar echter zo’n opruiming verschillende dagen in beslag zou nemen en professor Anne op het ogenblik zoals al gezegd in het werk stikt, wordt de chaos toch nog maar chaos gelaten. Dan wachten Theseus, Oidipus, Peleus, Orpheus, Jason en Hercules op een ordeningsbeurt, daar verschillende van hun daden als bonte draden in een jurk, in m’n hoofd dooreenliggen, ook Myron en Phidias moeten hoognodig een behandeling ondergaan, willen ze niet helemaal uit hun samenhang liggen. Evenzo gaat het b.v. met de zeven- en negenjarige oorlog, ik haal op die manier alles door elkaar. Ja, wat moet je ook met zo’n geheugen beginnen! Stel je eens voor, hoe vergeetachtig ik zijn zal als ik 80 ben! O, nog wat, de bijbel, hoe lang zal het nog duren of ik ontmoet het verhaal van de badende Susanna? En wat bedoelen ze met de schuld van Sodom en Gomorrha? O er is nog zo ontzettend veel te vragen en te leren. En Liselotte von der Pfaltz die heb ik intussen helemaal in de steek gelaten. Kitty, zie je wel dat ik overloop? Toch mag ik de nieuwste mededelingen niet vergeten, M.K. is terug van L'aône, met helm en gasmasker kwam ze hier aan. De laatste weken hebben ze daar niets anders gedaan dan in de schuilkelder gezeten, M. was verschrikkelijk bang. Ook verlangde ze naar huis [...], elke avond is ze naar de commandant van het vliegveld toegegaan en heeft gevraagd of ze geen verlof kon krijgen, de commandant begon dat te vervelen, daarom vroeg hij of ze niet vóór inplaats van na het eten kon komen. “Ik denker niet
232
aan,” antwoordde M. “ik zal me toch niet ook nog m'n eetlust laten bederven!” [...] Enkel omdat ze de enige goede werkkracht van het vliegveld was, wou de commandant haar nog niet laten gaan, maar tenslotte is hij dan toch voor haar smeekbeden gezwicht. Aan de radio hebben ze al meer dan één keer gezegd, dat dergelijke mensen, meisjes zowel als jongens, vrouwen zowel als mannen, na de oorlog straf zullen krijgen voor hun landverraad. In de ondergrondse beweging hier in Nederland wordt van concentratie-kampen in Nederlands-Guinea gesproken. Voor M. zou het de beste oplossing zijn als ze maar met zo’n Duitser zou trouwen, dan zou ze gewoon als Duitsstaatsburger behandeld worden. Hier geloven ze beslist dat M. niet honderd procent normaal is. Neem b.v. het geval met de foto van de koningin die ze in haar tasje mee naar L'aône had genomen en waarover ze met een collega ruzie had gekregen. Naast de koningin lag zeker een foto van den Führer! Nu over iets anders: Je weet allang dat m’n liefste wens is dat ik eenmaal journaliste en later een beroemde schrijfster zal worden. Of ik deze grootheids(waanzin!) neigingen ooit tot uitvoering zal kunnen brengen dat zal nog moeten blijken, maar onderwerpen heb ik tot nu toe nog wel. Na de oorlog wil ik in ieder geval een boek getiteld “het Achterhuis” uitgeven, of dat lukt blijft ook nog de vraag, maar m’n dagboek zal daarvoor kunnen dienen. Cady’s leven moet ook af, ik heb me het vervolg van het verhaal zo gedacht, dat Cady na haar genezing in het sanatorium weer naar huis gaat en met Hans in correspondentie blijft. Dat is 1941, al gauw komt ze dan tot de ontdekking dat Hans tot de kant der N.S.B.ers neigt en daar Cady hevig met het lot der Joden en met haar vriendin Marianne begaan is, ontstaat er een verwijdering tussen hen. Het komt tot een breuk na een ontmoeting, waarbij ze alles eerst weer goed gemaakt hadden, maar waarna Hans een ander meisje gekregen had. Cady is diep geknakt en wil om toch maar goed werk te hebben, verpleegster worden. Nadat ze dat geleerd heeft, gaat ze op aandringen van vrienden van haar vader naar Zwitserland om daar in een longensanatorium een betrekking als verpleegster aan te nemen. In haar eerste vacantie daar gaat ze naar het Como-meer waar ze toevalligerwijze Hans ontmoet. Deze vertelt haar dat hij twee jaar geleden is gaan trouwen, met de opvolgster van Cady, maar dat z'n vrouw bij een aanval van zwaarmoedigheid zich van het leven beroofd had. Aan haar zijde had hij pas bemerkt hoeveel hij van de kleine Cady gehouden had en nu vroeg hij opnieuw haar hand. Cady weigerde, hoewel ze nog steeds, tegen wil en dank van hem hield, haar trots hield haar tegen. Hans vertrok daarop en jaren later hoorde Cady dat hij in Engeland beland was, waar hij meer ziek dan gezond was. Cady zelf trouwde op haar 27 jaar met een bemiddelde buitenman, Simon, ze begon veel van hem te houden, mag toch nooit zoveel als van Hans. Ze kreeg twee dochters 233
en een zoon, Lilian, Judith en Nico. Simon en zij waren gelukkig met elkaar, maar altijd bleef Hans op de achtergrond van Cady’s denken, totdat zij op een nacht van hem droomde en afscheid van hem nam. Het is geen sentimentele onzin want de roman van vaders leven is erin verwerkt. je Anne M. Frank.
234
Zaterdag 13 Mei 1944. Liefste Kitty, Gisteren was vader jarig, vader en moeder waren 19 jaar getrouwd, het was geen werkster-dag en de zon scheen zoals ze in 1944 nog nooit geschenen had. Onze kastanjeboom staat van onder tot boven in volle bloei, hij is vol gepropt met bladeren en veel mooier dan verleden jaar. Vader heeft van Kleiman een biographie over het leven van Linnaeus gekregen, van Kugler ook een natuurboek, van Pf “Amsterdam te water,” van v. P. een reuze doos, opgemaakt als van de beste decorateur, met 3 eieren, 1 bier, 1 yoghurt en een groene das erin. Onze pot stroop stak wel wat af. M’n rozen geuren heerlijk in tegenstelling tot Miep en Bep’s rode anjers. Hij is wel verwend. Van Siemons zijn 50 taartjes gekomen, heerlijk! Vader tracteerde verder nog kruidkoek, voor de heren bier en voor de dames yoghurt. Alles viel in de smaak! je Anne M. Frank.
235
Dinsdag 16 Mei 1944. Liefste Kitty, Ter afwisseling (omdat we het zo lang niet gehad hebben) wil ik je een kleine discussie oververtellen, die mijnheer en mevrouw gisterenavond hadden. Mevr: “De Duitsers zullen de Atlantic-wal intussen wel erg sterk gemaakt hebben, ze zullen zeker alles doen wat in hun macht ligt om de Engelsen tegen te houden. ‘t Is toch enorm hoeveel kracht die Duitsers hebben!” Mijnh: “O ja ontzettend!” Mevr: “Ja-ah! Mijnh: “Zeker de Duitsers zullen op het eind de oorlog nog winnen zo sterk zijn ze” Mevr: “Dat kan best, ik ben van het tegendeel nog niet overtuigd”. Mijnh: “Ik zal maar geen antwoord meer geven”. Mevr: “Je antwoord mij toch altijd weer, je laat je toch telkens weer mee-slepen.” Mijnh: “Welnee, mijn antwoorden zijn heel miniem”. Mevr: “Maar je antwoord toch en je moet ook altijd gelijk hebben! Je voorspellingen komen lang niet altijd uit!” Mijnh: “Tot nu toe zijn mijn voorspellingen uitgekomen.” Mevr: “Dat is niet waar. De invasie was er vorig jaar al, de Finnen hadden al vrede, Italië was in de winter al afgelopen, de Russen hadden Lemberg al, o nee, op jouw voorspellingen geef ik niet veel.” Mijnh: (opstaande) en hou je nu eindelijk je grote bek, ik zal je nog bewijzen dat ik gelijk heb, een keer zul je genoeg krijgen, ik kan dat gekanker niet meer horen, met je neus zal ik je in al je plagerijen duwen!” Einde eerste bedrijf. Ik moest eigenlijk ontzettend lachen, moeder ook en Peter zat zich eveneens te verbijten, o die domme volwassenen, laat ze zelf liever beginnen te leren, voor ze zoveel op de kinderen hebben aan te merken! Sinds Vrijdag zijn ‘s nachts weer de ramen open. je Anne M. Frank. 236
Waar de Achterhuis-familie belang in stelt. (Systematisch overzicht v. leer- leesvakken). Mijnh. v. P.: leert niets. Zoekt veel op in Knaur. Leest graag, dectective-romans, medicijn-boeken, spannende en onbelangrijke liefdesverhalen. Mevr. v. P.: leert Engels in schriftelijke cursussen, leest graag, roman-biografieën & enkele romans. Mijnh . Fr.: leert Engels (Dickens!) verder iets Latijn, leest nooit romans, wel graag serieuze en droge beschrijvingen van personen en landen. Mevr. Fr.: leert Engels in schriftelijke cursussen, leest alles, behalve detective geschiedenissen . Mijnh. Pf: Leert Engels, Spaans en Nederlands, zonder merkbaar resultaat. Leest alles, oordeelt met de meerderheid. Peter V. P.: Leert Engels, Frans (schriftelijk), Nederlandse steno, Engelse steno, Duitse steno, Engelse handels correspondentie, houtbewerking, staatshuishoudkunde en soms rekenen. Leest weinig. Soms aard. Margot Fr.: Leert Engels, Frans, Latijn volgens schriftelijke cursussen, Engelse steno, Duitse steno. Nederlandse steno, Mechanica, Gonio metrie, Steriometrie, Natuurkunde, Scheikunde, Algebra, Meetkunde, Engelse literatuur, Franse literatuur, Duitse literatuur, Nederlandse literatuur, boekhouden, Aardrijkskunde, Moderne geschiedenis, Biologie Economie, leest alles, liefst over godsdienst en medicijnen. Anne Fr.: leert Frans, Engels, Duits, Nederlandse Steno, Meetkunde, Algebra, Geschiedenis, Aardrijkskunde, Kunstgeschiedenis , Mythologie, biologie, Bijbelse geschiedenis, Nederlandse literatuur, leest erg graag biografieën, droog of spannend, geschiedenis boeken, (romans & ontspanningslecture soms).
237
Vrijdag 19 Mei '44. Lieve Kitty, Gisteren was ik ellendig, overgeven, (en dat bij Anne!) hoofdpijn, buikpijn, wat je je maar in kunt denken, vandaag gaat het weer beter, ik heb erge honger maar van de bruine bonen die we vandaag krijgen zal ik maar afblijven. Bep was Woensdagavond op een bruiloftsfeest, de bruid was weliswaar een weduwe met een 2 ½ jarige kind, maar daarom was de pret niet minder, ze heeft veel gedronken en een kleine kater, verder is alles naar wens verlopen. Het gevaar Ans Broks is tot Maandag a.s. uitgesteld, misschien is het ook nog wel helemaal af te wenden. Miep heeft twee witte blouses meegebracht, diegenen die een jaar lang bij de naaister waren, de nieuwe is erg leuk geworden, met kantjes aan voorpand, mouwen en kraag. Bij K’s is het weer de oude misère, M. is uithuizig, zeker het aantrekkelijke Eindhoven, [ ..]. M. heeft heel brutaal aan de L'aône-commandant geschreven, dat ze niet terugkomt voor ze nieuwe schoenen krijgt, daar ze op deze vodden niet lopen kan. Met Peter en mij gaat het best, de arme jongen heeft nog meer behoefte aan wat tederheid dan ik, hij bloost nog elke avond bij z’n nachtkus en gewoon om nog een. Zou ik de betere vervanging van Moffi zijn? Ik vind ‘t niet erg, hij is al zo gelukkig nu hij weet dat er iemand van hem houdt. Ik sta na m’n moeizame verovering een beetje boven de situatie, maar je mag niet denken dat m’n liefde verflauwd is, hij is een schat, maar m’n innerlijk heb ik gauw weer dichtgesloten, als hij nú nog eens het verbreken, moet het breekijzer wel harder zijn! je Anne M. Frank.
238
Zaterdag 20 Mei 1944. Lieve Kitty, Eindelijk na heel veel overpeinzingen ben ik dan met m’n “Achterhuis” begonnen, in m’n hoofd is het al zover af als het afkan, maar in werkelijkheid zal het wel heel wat minder gauw gaan, als het wel ooit afkomt. Gisterenavond kwam ik van de zolder naar beneden en zag dadelijk, toen ik de kamer binnenging, dat de mooie vaas met anjers op de grond lag, moeder op haar knieën aan het dweilen en Margot mijn papieren van de grond aan ‘t vissen. “Wat is hier gebeurd?” vroeg ik met angstige voorgevoelens, en hun antwoord niet eens afwachtend bekeek ik van een afstand de schade. M’n hele stambomen map, schriften, boeken, alles baadde. Ik huilde haast en was zo opgewonden dat ik Duits begon te praten, van m’n woorden kan ik me nu niets meer herinneren maar Margot zei, dat ik iets uitkraamde van “unübersehbarer Schade, schrecklich, entzetslich, nie zu ergänzen,” en nog meer. Vader schaterde, moeder en Margot vielen in, maar ik kon wel huilen, om al dat verloren werk en de goed uitgewerkte aantekeningen. Bij nader bekijken viel der unübersehbare Schade” gelukkig nogal mee. zorgvuldig zocht ik op zolder de samengeplakte papiertjes bijelkaar en maakte ze los. Daarna hing ik ze naast elkaar aan de waslijnen te drogen. Het was een grappig gezicht en ik moest dan toch maar weer lachen, Maria de Medici naast Karel de Vijfde, Willem van Oranje en Marie Antoinette, dat is “Rassenschande” grapte mijnheer v. Pels. Na Peter de verzorging voor m’n pampletten te hebben toevertrouwd ging ik weer naar beneden. “Welke boeken zijn heen?” vroeg ik aan Margot die m’n boekenschat aan het uitzoeken was. “Algebra”, zei Margot. Ik kwam gauw nader, maar jammer genoeg was ook het Algebraboek nog niet bedorven. Ik wou dat dat in de vaas was gevallen, ik heb nog nooit aan een boek zo’n hekel gehad als aan dat Algebra-boek. Voorin staan minstens 20 namen van meisjes die het al voor mij in hun bezit hadden, het is oud, geel, volgekrabbeld, doorgehaald en verbeterd. als ik nog eens heel erg baldadig ben scheur ik dat rotding aan stukken! je Anne M. Frank.
239
Maandag 22 Mei 1944. Lieve Kitty, Vader heeft op 20 Mei 5 flesjes yoghurt aan mevr. v. P. verwed. De invasie is werkelijk nog niet gekomen, ik mag gerust zeggen dat heel Amsterdam, heel Nederland, ja heel de Westkust van Europa tot Spanje toe dag en nacht over de invasie spreekt, debateert, wedt en ..... hoopt. De spanning stijgt naar haar toppunt; lang niet al de mensen die wij bij de “goede” Nederlanders rekenen hebben hun vertrouwen in de Engelsen behouden, lang niet allen vinden de Engelse bluf een meesterlijk staaltje, o nee de mensen willen nu eindelijk eens daden zien, grote en heldhaftige daden. Niemand denkt verder dan zijn neus lang is, niemand denkt eraan dat de Engelsen voor zichzelf en hun land strijden; iedereen denkt dat ze verplicht zijn zo gauw en zo goed mogelijk Holland te redden. Welke verplichtingen hebben de Engelsen dan? waaraan hebben al de Hollanders de edelmoedige hulp verdiend die zij zo stellig verwachten? O nee, de Nederlanders zullen zich nog erg vergissen, de Engelsen hebben zich ondanks al hun bluf, toch zeker niet meer geblameerd dan al de andere en landjes die nu bezet zijn. De Engelsen zullen heus niet hun verontschuldigingen aanbieden, zij hebben geslapen gedurende dat Duitsland zich bewapende, maar al de andere landen, de landen die aan Duitsland grensden hebben ook geslapen. Met struisvogelpolitiek kom je er niet, dat heeft Engeland en dat heeft de hele wereld gezien en ze moeten er allen stuk voor stuk en Engeland niet in het minst zwaar voor boeten. Geen land zal voor niets zijn mannen opofferen en vooral niet voor de belangen van een ander, ook Engeland zal dat niet doen. De invasie, de bevrijding en de vrijheid zal eenmaal komen; doch Engeland kan het tijdstip uitzoeken en niet al de bezette gebieden samen. -Tot ons grote leedwezen en onze grote ontzetting hebben wij gehoord dat de stemming ons Joden tegenover bij vele mensen omgeslagen is. We hebben gehoord dat er anti-semitisme is gekomen in kringen die vroeger daaraan niet dachten. Ons alle 8 heeft dit feit diep, heel diep geraakt. Die oorzaak van deze Jodenhaat is begrijpelijk, soms zelfs menselijk, maar niet goed. De Christenen verwijten de Joden, dat ze bij de Duitsers hun mond voorbij praten, dat ze hun helpen verraden, dat vele Christenen door de Joden hun schuld het vreselijke lot en de vreselijke straf van zovelen ondergaan. Dit is alles waar. Maar ze moeten als bij alle dingen óók de keerzijde van de medaille bekijken; zouden de Christenen in onze plaats anders handelen? Kan een 240
mens, onverschillig Jood of Christ voor Duitse middelen blijven zwijgen? Iedereen weet dat dit haast onmogelijk is, waarom eist men dan het onmogelijke van de Joden? Er wordt in de ondergrondse kringen over gemompeld dat Duitse Joden, die naar Nederland geëmigreerd zijn en nu in Polen zitten, niet meer naar Nederland terug mogen komen, ze hadden in Nederland asylrecht maar moeten als Hitler weg is weer naar Duitsland terug. Als men dat hoort, vraagt men zich dan niet vanzelfsprekend af, waarom deze lange en moeilijke oorlog gevoerd wordt? Wij horen toch altijd dat wij allen samen vechten voor vrijheid, waarheid en recht! En begint er nog tijdens dat gevecht al tweedracht te komen, is toch de Jood weer minder dan de ander? O het is treurig, heel erg treurig, dat weer voor de zoveelste maal de oude wijsheid bevestigd is: Wat één Christ doet moet hijzelf verantwoorden, wat één Jood doet, valt op alle Joden terug. Eerlijk gezegd kan ik het niet bevatten, Nederlanders, mensen van dit goede, eerlijke en rechtschapen volk, oordelen zo over ons, oordelen zo over de verdrukste, ongelukkigste en meest meelijwekkende volkeren van heel de wereld misschien. Ik hoop maar één ding, dat deze Jodenhaat van voorbijgaanden aard zal zijn, dat de Nederlanders toch zullen laten zien wie zij zijn, dat zij nu niet en nooit niet wankelen in hun rechtsgevoel, want dit is onrechtvaardig! En als dit vreselijke inderdaad waarheid zou worden, dan zal het armzalige restje van de Joden in Nederland weggaan. Wij ook, wij zullen weer verder trekken met ons bundeltje, uit dit mooie land dat ons zo’n hartelijk onderdak heeft aangeboden en ons nu de rug toekeert. Ik houd van Nederland, ik heb eenmaal gehoopt dat het mij vaderlandsloze als vaderland mag dienen, ik hoop het nog! je Anne M. Frank.
241
Donderdag 25 Mei 1944. Lieve Kitty, Bep heeft zich verloofd! Het feit op zich zelf is niet zo erg verbazingwekkend hoewel we ons geen van allen er erg over verheugen. Bertus mag dan wel een solide, aardige en sportiefe jongen zijn, Bep houdt niet van hem en dat is voor mij reden genoeg om haar het trouwen af te raden. Bep haar hele streven is erop gericht zich naar boven te werken en Bertus trekt haar naar beneden; hij is een werkman, zonder interessen en zonder drang om vooruit te komen en ik geloof niet dat Bep zich daarbij gelukkig zal voelen. Het is wel begrijpelijk dat Bep een eind maakt aan dit halve gedoe; 4 weken geleden nog heeft ze hem afgeschreven maar daarbij voelde ze zich nog ongelukkiger daarom schreef ze hem weer aan en nu is ze zich dan gaan verloven. Een heleboel factoren spelen bij deze verloving een rol, ten eerste de zieke vader, die veel van Bertus houdt, ten tweede dat ze de oudste van al de Voskuyl-meisjes is en dat haar moeder haar met haar manloosheid plaagt, ten derde dat ze nog net 24 is en daar geeft Bep veel om. Moeder zei dat ze het beter had gevonden als Bep een verhouding met hem begonnen was, ik kan het niet zeggen, ik heb medelijden met Bep en begrijp dat ze zich erg eenzaam voelde. Trouwen kunnen ze toch pas na de oorlog, daar Bertus een clandestiene oftewel zwarte man is en dan hebben ze alle twee nog geen cent en geen uitzet. Wat een miezerige vooruitzichten voor Bep, die wij allen zoveel goeds toewensen. Ik hoop maar dat òf Bertus anders wordt onder haar invloed, òf Bep nog een aardige man vindt die haar waardeert! je Anne M. Frank. Dezelfde dag. Iedere dag wat anders, vanochtend is v. Hoeven gepakt, hij had twee Joden in huis. Het is een zware slag voor ons, niet alleen dat die arme Joden weer aan de rand van de afgrond staan, voor v. Hoeven is het vreselijk. De wereld staat hier op z’n kop, de meest fatsoenlijke mensen worden weggestuurd naar concentratiekampen, gevangenissen en eenzame cellen en het uitschot regeert over jong en oud, rijk en arm. De een vliegt er door de zwarte handel, de tweede door Joden of andere schuilers in, niemand, die niet bij de N.S.B.ers is weet wat er morgen gebeurt.
242
Ook voor ons is v. Hoeven een zeer zwaar gemis. Eerst was het Br. maar Hoeven is toch nog erger. Bep kan en mag die portie’s aardappelen niet aanslepen, het enige wat erop zit is minder te eten. Hoe we het zullen doen, zal ik je nog wel meedelen, maar prettiger wordt het zeker niet. Moeder zegt dat we ‘s ochtends helemaal geen ontbijt, ‘s middags pap en brood, ‘s avonds gebakken aardappels en eventueel een of twee keer per week groente of sla, meer krijgen wij niet. Dat zal hongeren worden, maar alles is niet zo erg dan ontdekt worden. je Anne M. Frank.
243
Vrijdag 26 Mei 1944. Liefste Kitty, Eindelijk, eindelijk ben ik dan zover dat ik rustig aan m’n tafeltje voor de spleet van het raam kan zitten en je alles alles schrijven. Ik voel me zo ellendig als in maanden niet, zelfs niet na de inbraak was ik zo van binnen en buiten kapot. Aan de ene kant v. Hoeven, de Jodenkwestie die in het hele huis uitvoerig besproken is, de uitblijvende invasie, het slechte eten, de spanning, de miserabele stemming, de teleurstelling om Peter en aan de andere kant, Beps verloving, Pinksterreceptie, bloemen, Kuglers verjaardag, taarten en verhalen van cabarets, films en concerten. Dat verschil, dat grote verschil dat is er altijd, de ene dag lachen we om het koddige van de schuilsituatie, maar de andere dag en nog veel meer dagen zijn we bang, staan angst, spanning en wanhoop op ons gezicht te lezen. Miep en Kugler ondervinden het meest de last van ons en al de schuilers, Miep in haar werk, Kugler die de kolossale verantwoording van ons 8 soms te machtig wordt en die bijna niet meer spreken kan van ingehouden zenuwen en opwinding. Kleiman en Bep zorgen ook goed voor ons, zeer goed zelfs, maar eenmaal is voor hun ook het Achterhuis vergeten, al is het maar voor een paar uurtjes, een dag, twee dagen misschien. Ze hebben hun eigen zorgen, Kleiman voor zijn gezondheid, Bep om haar verloving die er niet erg rooskleurig uitziet en naast die zorgen hebben ze ook hun uitstapjes, hun visite’s, hun hele leven van gewone mensen, voor hun wijkt de spanning soms al is het maar voor een korte tijd, voor ons wijkt hij nooit, twee jaar lang niet en hoe lang zal hij nog zijn drukkende, steeds knellendere hand op ons houden? De rioleering is weer verstopt, er mag geen water aflopen of alleen druppelsgewijs, we mogen niet naar de w.c. of moeten een borstel meenemen, het vuile water bewaren we in een grote keulse pot. Voor vandaag kunnen we ons helpen, maar wat als de loodgieter het niet alleen afkan, de stad komt niet voor Dinsdag. Miep stuurde ons een krentenmik met het opschrift “Vrolijke Pinksteren”, het is haast alsof ze spot, onze stemming en onze angst zijn heus niet “vrolijk.” We zijn allemaal banger geworden na de aangelegenheid met van Hoeven, je hoort weer van alle kanten st., alles gebeurt zachter. De politie heeft daar de deur geforceerd, dus daar zijn wij ook niet veilig voor! Als ook wij eens...... nee, ik mag het niet uitschrijven, de vraag laat zich vandaag niet wegduwen, integendeel al de eens doorgemaakte angst staat weer voor me in al zijn verschrikking. Ik moest alleen naar beneden naar de w.c. om 8 uur vanavond, niemand was beneden, allen aan de radio, ik wou moedig zijn, maar ‘t was moeilijk. Ik voel me hierboven nog 244
altijd veiliger dan alleen in dat grote, stille huis; alleen met de geheimzinnige stommelgeluiden van boven en het getoeter van de claxons op straat, tril ik als ik niet gauw voortmaak en even nadenk over de situatie. Miep is veel aardiger en hartelijker voor ons geworden na het gesprek met vader. Maar dit heb ik je nog niet verteld. Miep kwam op een middag met een vuurrood hoofd naar vader toe en vroeg hem op de man af of wij dachten dat hun ook met het anti-semitisme besmet waren. Vader schrok geweldig en praatte haar dat grondig uit haar hoofd, maar iets van Miep vermoeden is er blijven hangen. Ze halen meer voor ons, interesseren zich meer voor onze narigheden, hoewel we hun daarmee zeker niet lastig mogen vallen. O het zijn toch zulke in-goede mensen! Ik vraag me steeds weer af of het niet beter voor ons allemaal was geweest als we niet waren gaan schuilen, als we nu dood waren en deze ellende niet mee maakten en vooral al de anderen spaarden. Maar ook daar huiveren we allen voor terug, we houden nog van het leven, we zijn de stem van de natuur nog niet vergeten, we hopen nog, hopen op alles. Laat er nu gauw wat gebeuren, desnoods schieten, dat kan ons niet meer vermorzelen dan deze onrust, laat het einde komen, al is het hard, dat weten we tenminste of we uiteindelijk zullen overwinnen of ten onder gaan. je Anne M. Frank.
245
Woensdag 31 Mei 1944. Lieve Kitty, Zaterdag, Zondag, Maandag en Dinsdag was het zo warm dat ik geen vulpen in m’n hand kon houden, daarom was het ook onmogelijk om aan je te schrijven. Vrijdag was de riolering stuk, Zaterdag is hij gemaakt, mevrouw Kleiman kwam ons ‘s middags opzoeken en vertelde een heleboel van Jopie. o.a. dat zij samen met Jacque van Maarssen in een hockey-club is. Zondag kwam Bep kijken of er niet ingebroken was en bleef bij ons ontbijten, Maandag (2e Pinksterdag) deed mijnh. Gies als schuilbewaker dienst en Dinsdag mochten de ramen eindelijk weer open. Zo een mooie en warme, men kan gerust zeggen hete Pinksterren is er nog zelden geweest. Hitte is hier in ‘t Achterhuis vreselijk, om je een indruk van de vele klachten te geven, zal ik je in ‘t kort de warme dagen beschrijven: Zaterdag: “Heerlijk, wat een weer, zeiden we allen ‘s ochtends, “was het maar wat minder warm" ‘s middags toen de ramen dicht moesten. Zondag: “’t ls niet om uit te houden, deze hitte, de boter smelt, er is geen koel plekje in huis, het brood wordt droog, de melk bederft, geen raam kan open, wij arme verstotenen, zitten hier te stikken, terwijl de andere mensen Pinkstervacantie hebben,” aldus mevrouw. Maandag: “M’n voeten doen mij pijn, ik heb geen dunne kleren, ik kan in die warmte niet afwassen,” geklaag van ‘s ochtends vroeg tot 's avonds laat, ‘t was reuze naar. Ik kan nog steeds niet tegen warmte en ben blij dat vandaag de wind behoorlijk blaast en ‘t zonnetje toch schijnt. je Anne M. Frank.
246
Vrijdag 2 Juni 1944. Beste Kitty, "Wie naar de zolder, gaat grote parapluie meenemen, liefst herenmodel!" Dit ter beveiliging voor regens die van boven komen. Er is wel eens spreekwoord dat zegt: "Hoog en droog, heilig en veilig," maar dit geldt zeker niet voor oorlogstijd (schieten) en schuilers (kattebak!) Inderdaad heeft Mousschi er een soort gewoonte van gemaakt om op een paar kranten of tussen een vloerspleet haar zaken te deponeren, zodat niet alleen angst voor gekletter maar nog groter vrees voor ontzettende stank zeer gegrond is. Wete men dan dat ook de nieuwe Moortje uit het magazijn aan dezelfde kwalen lijdt, dan kan ieder die ooit een onzindelijke kat gehad heeft er zich een beeld van vormen, wat voor geuren er buiten peper en thijm in ons huis zweven. Verder heb ik een gloednieuw recept anti-schieten mede te delen: Bij harde paffers haaste men zich naar de dichtsbijzijnde houten trap, rent deze af en weer op, en zorgt ervoor dat men bij herhaling hiervan minstens een keer zachtjes naar beneden valt. Met de opgelopen schrammen en het lawaai dat het lopen + vallen maakt, heeft men genoeg te doen om zowel het schieten niet te horen als ook er niet meer aan te denken. Schrijfster dezes heeft dit ideale recept met succes toegepast! je Anne M. Frank.
247
Maandag 5 Juni 1944. Lieve Kitty, Nieuwe Achterhuis-narigheden, ruzie tussen Pf. en Fr. over de boterindeling. Capitulatie van Pf. Dikke vriendschap tussen Mevr. v. P. en laatstgenoemde, flirtpartijen, zoentjes en vriendelijke lachjes, Pf. begint vrouwen-verlangen te krijgen. V. P. willen geen kruidkoek voor Kuglers verjaardag bakken, omdat we zelf ook geen eten. Wat een kleinzieligheid. Boven slecht humeur Mevrouw verkouden. Pf. op biergistpillen betrapt, terwijl wij niets krijgen. Inneming van Rome door ‘t vijfde leger, de stad is noch verwoest, noch gebombadeerd. Reuzenpropaganda voor Hitler. Weinig groente en aardappelen, een pak brood bedorven. ‘t Scharminkeltje (naam v.d. nieuwe magazijnkat) kan niet tegen de peper. Ze neemt de kattebak als slaapplaats en de als verpakkings-houtwol als w.c. Onmogelijk te houden. Weer slecht. Aanhoudende bombardementen op Pas de Calais en Franse Westkust. Kleiman staat voor een nieuwe maagoperatie. Dollars zijn niet te verkopen, goud nog minder, de bodem van de zwarte kas is te zien, waar zullen we de volgende maand van leven? je Anne M. Frank.
248
Dinsdag 6 Juni 1944. Liefste Kitty, "This is the day," zei om 12 uur de Engelse radio en terecht "this is the day", de invasie is begonnen! Vanochtend om 8 uur berichtten de Engelsen: Zwaar bombardement van Calais, Boulogne, Le Havre en Cherbourg alsmede Pas du Calals. (zoals gewoonlijk) Verder een veiligheidsmaatregel voor de bezette gebieden, alle mensen die in de zône van 35 km. van de kust wonen, moeten zich op bombardementen voorbereiden. Zo mogelijk zullen de Engelsen een uur vantevoren pamphletten uitwerpen. Volgens Duitse berichten, zijn er Engelse parachuuttroepen aan de Franse kust geland. Engelse landingsboten in gevecht met Duitse mariniers. Aldus de B.B.C. Conclusie van het Achterhuis om 9 uur aan het ontbijt: Dit is een proeflanding, net als 2 jaar geleden bij Dieppe. Engelse uitzending in ‘t Duits, Nederlands, Frans e.a. talen om 10 uur: The invasion has begun! Dus de "echte" invasie. Engelse uitzending in ‘t Duits 11 uur: Speech van opperbevelhebber Generaal Dwight Eisenhower. Engelse uitzending in Engels 12 uur: "This is the day." Generaal Eisenhower zei tegen het Franse volk: "Stiff fighting will come now, but after this the victory. The year 1944 is the year of the complete victory, good luck!" Engelse uitzending in Engels 1 uur: (vertaald) 11.000 vliegtuigen staan gereeds en vliegen onophoudelijk af en aan om troepen neer te laten en achter de linie's te bombarderen. 4.000 landingsvaartuigen + de kleinere boten gaan tussen Cherbourg en Le Havre onophoudelijk aan wal. Engelse en Amerikaanse armeeën zijn al in harde gevechten. Speeches van Gerbrandy, de eerste minister van België, koning Haackon van Noorwegen, de Gaul voor Frankrijk, de koning van Engeland en niet te vergeten, Churchil. Het Achterhuis in opschudding. Zou dan nu werkelijk de langverbeide bevrijding naderen, de bevrijding over welke zoveel gesproken is, maar die toch te mooi, tè sprookjesachtig is om ooit werkelijk te kunnen worden. Zou dit jaar, dit 1944 ons de overwinning schenken? We weten het ook nu nog niet, maar de hoop, die doet leven, die maakt ons weer moedig, die maakt ons weer sterk. Want moedig moeten wij de vele angsten, ontberingen en lijden doorstaan, nu komt het erop aan om kalm en standvastig te blijven, nu eerder de nagels in het vlees drukken dan schreeuwen! 249
Schreeuwen van ellende kan Frankrijk, Rusland, Italië en ook Duitsland maar wij hebben daar het recht nog niet toe! O Kitty, het mooiste aan die invasie is, dat ik het gevoel heb dat er vrienden in aantocht zijn. Die vreselijke Duitsers hebben ons zolang onderdrukt en het mes op de keel gezet, dat vrienden en uitredding, alles voor ons zijn! Nu geldt het niet meer de Joden, nu geldt het Nederland, Nederland en heel bezet Europa. Misschien, zegt Margot, kan ik met September of October toch nog naar school. je Anne M. Frank. P.S. Ik zal je van de nieuwste berichten op de hoogte houden! Anne. Vanochtend en ook 's nachts landden stro- en etalagepoppen van uit de lucht achter de Duitse stellingen, deze poppen exploiteerden toen ze met de grond in aanraking kwamen. Ook vele parachuuttroepen landden vanuit de lucht, al deze mensen waren zwart-beschilderd om in de nacht niet op te vallen. 's Ochtends om 6 uur landden de eerste vaartuigen nadat de kust 's nachts met 5.000.000 kg. bommen was gebombadeerd. 20.000 vliegtuigen waren vandaag in actie. De kustbatterijen van de Duitsers waren bij de landing zelf al kapot; een klein bruggenhoofd is al gevormd, alles gaat goed, hoewel het weer slecht is. Het leger en ook het volk is "one will and one hope." Anne.
250
Vrijdag 9 Juni 1944. Lieve Kitty, Met de invasie gaat het opperste-prima. De geällieerden hebben Bayeuth, een dorpje aan de Franse kust ingenomen en strijden nu om Caen. Het is duidelijk, dat het de bedoeling is om het schiereiland waarop Cherbourg ligt af te snijden. Iedere avond vertellen oorlogscorrespondenten van de moeilijkheden, moed en geestdrift van het leger, de ongelooftijkste staaltjes zijn daarbij, ook gewonden die nu al weer in Engeland terug zijn waren aan de microfoon. Ondanks het miserabele weer vliegen ze vlijtig. Het is ons via de B.B.C. ter ore gekomen dat Churchil de invasie gezamenlijk met de troepen wou beginnen, alleen op afraden van Eisenhower en andere generaals is dit plan niet doorgegaan. Denk eens aan, wat een moed van zo’n oude man, hij is zeker al 70 jaar.Hier is de opwinding weer wat bedaart; toch hopen we dat de oorlog eind van ‘t jaar eindelijk afgelopen zal zijn, ‘t zal tijd worden. Mevrouw v. P’s gezeur is niet om aan te horen, nu ze ons met de invasie niet meer gek kan maken zanikt ze de hele dag over ‘t slechte weer, je zou zin hebben haar in een emmer koud water op de vliering te zetten! Het hele Achterhuis, uitgezond v. P. en Peter heeft de triologie "Hongaarse Rhapsodie" gelezen; dit boek handelt over de levensgeschiedenis van den componist, pianokunstenaar en wonderkind Frans Liszt. Het boek is zeer interessant, maar mijns inziens wordt er een beetje te veel over vrouwen gesproken; Liszt was in zijn tijd niet alleen de grootste en bekendse pianist, maar ook de grootste rokkenjager tot en met z’n 70 ste jaar. Hij had een verhouding met gravin Marie d’Agoult, vorstin Caroline Sayn-Wittgenstein, danseres Lola Montez, Pianiste Agnes Kingworth, pianiste Sophie Menter, Tjerkessenvorstin Olga Janina, Barones Olga Meyendorff, toneelspeelster Lilia weet-ik-hoe-ze-heet enz. enz. er komt helemaal geen eind aan. Die delen van het boek waar het over muziek en anderen kunsten gaat zijn veel interessanter, in het boek komen voor: Schumann & Clara Wieck, Hector Berlioz, Johannes Brahms, Beethoven, Joachim, Richard Wagner, Hans von Bülow, Anton Rubinstein, Frederic Chopin, Victor Hugo, Honore de Balsac, Hiller, Hummel, Czerny, Rossini, Cherubini, Paganini, Mendelsohn, enz. enz. Liszt was op zichzelf een fijne vent, erg royaal, bescheiden voor zichzelf hoewel bovenmatig ijdel, hielp iedereen, kende niets hogers dan de kunst, was dol op cognac en op vrouwen, kon geen tranen zien, was een gentleman, kon niemand een gunst weigeren, gaf niet om geld, hield van godsdienstvrijheid en van de wereld. je Anne M. Frank. Op een artikel van Prof. Dr. Sleeswijk in de Telegraaf, over de bacteriën bij ‘t zoenen.
251
Dinsdag 13 Juni 1944. Lieve Kit, De verjaardag is weer voorbij, nu ben ‘k dus 15. Ik heb nogal veel gekregen: de 5 Springer boeken, een stel ondergoed, twee ceintuurs, een zakdoek, twee yoghurts, een potje jam, 2 Honinkkoeken, (klein formaat) plantkundeboek van vader en moeder, Doublé armband van Margot, Patria-boek v. P., biomals en latyrissen Pf, snoep Miep, snoep en schriften Bep en ‘t hoogtepunt het boek Maria Theresia en 3 plakjes volvette kaas van Kugler. Van Peter een fijne bos pioenrozen; de arme jongen heeft zich zoveel moeite gegeven om wat te vinden maar niets is gelukt. -Met de invasie gaat het steeds nog uitstekend, ondanks het miserabele, de talloze stormen, gietbuien en hoge zee. Churchil, Smutz, Eisenhower en Arnold waren gisteren in de Franse dorpen, die door de Engelsen veroverd en bevrijd zijn. Churchil was op een torpedo-boot die de kust beschoot, die man schijnt als zo vele mannen geen angst te kennen; benijdenswaardig! De stemming in Nederland is vanuit ons Achter-fort niet te peilen. Ongetwijfeld zijn de mensen blij, dat het niets-doende (!) Engeland, eindelijk ook zelf eens de handen uit de mouwen steekt. Hoe onrechtvaardig ze redeneren beseffen ze niet, als de mensen steeds weer zeggen dat ze Engelse bezetting hier niet willen hebben. Alles bijelkaar genomen komt deze gedachtengang hierop neer Engeland moet vechten, strijden en zijn zonen voor Nederland en de andere bezette gebieden opofferen. De Engelsen mogen niet in Nederland blijven, moeten hun onderdanigste excuses aan al de bezette staten aanbieden, moeten Indië aan de oorspronkelijke eigenaar terug geven en mogen dan verzwakt en arm naar Engeland terug keren! Arme sukkel, die zich dit zo voorstelt en toch, zoals al gezegd, moeten vele Nederlanders tot die sukkels gerekend worden. Wat, vraag ik nu, zou er uit Nederland en de naburige landen geworden zijn, als Engeland de zo vaak mogelijke vrede met Duitsland getekend had? Nederland was Duits geworden en daarmee basta! Alle Nederlanders die nu nog op de Engelsen neerkijken, Engeland en de oude-herenregering beschimpen, Engelsen laf noemen, maar toch de Duitsers haten, moeten eens net zo opgeschud worden als dat je een kussen opschud, misschien leggen zich die verwarde hersens dan in een wat betere plooi! Veel wensen, veel gedachten, veel beschuldigingen en veel verwijten spoken er in mijn hoofd om. Ik ben heus niet vol verbeelding zoals vele mensen menen, ik weet m’n talloze fouten en gebreken heter dan wie dan ook, alleen met dat verschil dat ik ook weet dat ik me beteren wil, beteren zal en me al veel verbeterd heb!
252
Hoe komt het dan, vraag ik me zo vaak af, dat iedereen me nog steeds zo ontzettend eigenwijs en onbescheiden vindt? Ben ik zo eigenwijs? Ben ik het werkelijk of zijn het misschien niet ook de anderen? Dat klinkt gek, ik merk het, maar ik streep m’n laatste zin niet door, omdat hij heus niet zo gek is. Mevrouw v. Pels en Pf. m’n voornaamste beschuldigers staan alle twee bekend als volkomen onintelligent en laat ik het maar gerust uitspreken “dom!” Domme mensen kunnen het meestal niet verkroppen als anderen iets beter doen dan zijzelf; het beste voorbeeld daarvan zijn inderdaad die twee dommen mevrouw v. P. en Pf. Mevr. vindt mij dom omdat ik niet zo verschrikkelijk aan die kwaal lijdt als zij, ze vindt mij onbescheiden, omdat zij het nog erger is, ze vindt mijn jurken te kort, omdat de hare nog korter zijn en daarom vindt ze mij ook eigenwijs, omdat ze zelf nog dubbel zoveel over onderwerpen meepraat, waar ze totaal geen verstand van heeft; hetzelfde geldt voor Pf. Maar een van mijn meest geliefde spreuken is: “van ieder verwijt is wel wat waar”, en ik geef dan ook grif toe dat ik eigenwijs ben. Nu is het lastige aan mijn natuur, dat ik van niemand zoveel standjes krijg en zoveel uitgescholden word als van mijzelf; als moeder daar dan nog haar deel raadgevingen aan toe voegt, wordt de hoop preken zo onoverkomelijk groot, dat ik van wanhoop om er nog ooit uit te komen, brutaal wordt en ga tegenspreken en dan komt vanzelf het bekende en al zo oude Anne-woord terug: niemand begrijpt me ook! Dit woord zit in me en hoe onwaar het ook mag schijnen, ook hier is het tipje ware in. M’n zelfbeschuldigingen nemen vaak zo'n omvang aan, dat ik naar een troostende stem snak die ze weer in gezonde vormen terug brengt en zich ook iets van m’n binnenkamer aantrekt, maar helaas, ik kan lang zoeken, gevonden is diegene nog niet. Ik weet, dat je nu aan Peter denkt, hè Kit? ‘t Is zo, Peter houdt van me, niet als verliefde maar als vriend, z’n toegenegenheid stijgt met de dag, maar wat dat geheimzinnige is, dat ons alle twee tegen houdt, dat begrijp ik zelf niet. Soms denk ik wel eens dat dat verschrikkelijke verlangen van mij naar hem overdreven was, maar dat is toch heus niet zo, want als ik eens twee dagen niet boven was verlang ik weer net zo hevig naar hem als ooit te voren. Peter is lief en goed, toch mag ik het niet loochenen, veel stelt me teleur. Vooral z’n godsdienstafkeer, eetgesprekken en nog meer van dergelijke uiteenlopende dingen, bevallen mij niet. Toch ben ik er vast van overtuigd dat wij naar onze eerlijke afspraak nooit ruzie zullen krijgen, Peet is vredelievend, verdraagzaam en erg toegevend. Hij laat zich van mij veel meer dingen zeggen dan hij z’n moeder toestaat, hij probeert met veel hardnekkigheid om z’n inktboeken te ontvlekken en orde in z’n zaken te houden. Maar toch, waarom blijft z’n binnenste dan binnen en mag ik daar nooit aan raken? Hij is een veel meer gesloten natuur dan ik, dat is waar; maar ik weet en nu werkelijk uit de praktijk, (denk aan “Anne in theorie” dat steeds weer op de proppen komt) dat zelfs de
253
gesloten naturen op hun tijd, net zo hard of nog harder naar een vertrouwde verlangen. Peter en ik hebben alle twee onze denk-jaren in het Achterhuis doorgebracht, we praten vaak over toekomst verleden en heden, maar zoals al gezegd het echte mis ik en toch weet ik zeker dat het er is! Zou het komen omdat ik zo lang m’n neus niet in de buitenlucht kon steken dat ik zo dol op alles wat natuur is, ben geworden? Ik weet nog heel goed, dat een stralend blauwe hemel, piepende vogels, maneschijn en bloeiende bloemen m’n aandacht vroeger nog lang konden vasthouden. Hier is dat anders geworden, ik heb met Pinksteren b.v. toen het zo warm was, ‘s avonds met geweld m’n ogen open gehouden om bij half 12 de maan aan ‘t open raam eens een keer goed en alleen te kunnen bekijken, helaas liep deze opoffering op niets uit daar de maan teveel licht verspreidde en ik een open raam niet mocht riskeren. Een andere keer, al weer heel wat maanden geleden, was ik toevallig boven toen het raam ‘s avonds open was. Ik ging niet eerder naar beneden voordat de luchttijd afgelopen was, de donkere-regenachtige avond, de storm, de jagende wolken hielden me in hun macht gevangen, na 1½ jaar had ik voor ‘t eerst weer de nacht van aangezicht tot aangezicht gezien. Na die avond was m’n verlangen, dit nog eens te zien, groter dan m’n angst voor dieven, donker rattenhuis of overvallen. Ik ging geheel alleen naar beneden en keek naar buiten uit ‘t raam van privé kantoor en keuken. Vele mensen vinden de natuur mooi, velen slapen eens onder de blote hemel, velen verlangen in gevangenissen of ziekenhuizen naar de dag dat ze weer vrij van de natuur kunnen genieten, maar weinigen zijn met hun verlangen zo afgesloten en geïsoleerd van datgene wat voor arm en rijk hetzelfde is. Het is geen verbeelding dat het zien van de hemel, de wolken, de maan en de sterren mij rustig en afwachtend maakt. Dit middel is veel beter dan Valeriaan of broom, de natuur maakt mij klein en gereed om alle slagen moedig op te vangen! Het heeft zo moeten zijn dat ik de natuur niet anders dan soms per uitzondering door dik bestoven en vuil begordijnde ramen mag zien en om daardoor te kijken is geen plezier meer, de natuur is het enige dat werkelijk geen surrogaat kan verdragen! Al meer is één van de vele vragen geweest, die m’n innerlijk niet met rust laten, waarom vroeger en nu ook nog dikwijls, de vrouw bij de een zo veel mindere plaats inneemt dan de man. Iedereen kan zeggen dat dit onrechtvaardig is, maar daar ben ik niet tevreden mee, ik zou zo graag de oorzaak weet van dit grote onrecht! Het is aan te nemen dat de man door zijn meerdere de heerschappij van begin af aan over de vrouw gevoerd heeft; de man, die verdient, de man die de kinderen verwekt, de man die alles mag ..... Het is dom genoeg van al die vrouwen geweest dat ze tot voor enkele tijd dit maar stil zo door heeft laten gaan, want hoe meer eeuwen deze regel voortleeft, hoe vaster hij ook voetvat. Gelukkig zijn de vrouw door school, werk
254
en ontwikkelijk de ogen wat geopend. In vele hebben de vrouwen recht gekregen; vele mensen, vrouwen vooral, maar ook mannen, zien nu in hoe verkeerd deze wereldindeling zo lange tijd was, en de moderne vrouwen willen rechten voor hun algehele onafhankelijkheid! Maar dat is het niet alleen, de waardering voor de vrouw, die moet komen! Algemeen in alle werelddelen wordt de man hoog geschat; waarom mag daar de vrouw niet het eerst van alles in delen? Soldaten en helden uit de oorlog worden geëerd en gevierd, ontdekkers krijgen onsterfelijke roem, martelaren worden aangebeden, maar hoeveel van de ganse mensheid beschouwt de vrouw, ook als een soldaat? In het boek “Strijders voor het leven”, staat iets, wat me erg heeft getroffen en dat is zo ongeveer, dat vrouwen in het algemeen meer pijn, meer ziekte en meer ellende alleen al met het kinderen krijgen doormaken dat welke oorlogsheld ook. En wat oogst de vrouw voor succes als ze al die pijn doorstaan heeft? Ze wordt in een hoek geduwd als ze door de geboorte verminkt is, haar kinderen zijn al gauw niet meer van haar, haar schoonheid is weg. Vrouwen zijn veel dapperder, veel moediger soldaten die strijden en pijn doormaken voor het voortbestaan der mensheid dan de vele vrijheidshelden met hun grote mond! Ik wil hiermee helemaal niet zeggen dat vrouwen zich tegen kinderen-krijgen moeten verzetten, integendeel, zo is de natuur ingericht en zo zal het goed zijn. Ik veroordeel alleen de mannen en de hele wereldorde die nog nooit er zich rekenschap van wilde geven welk een groot, moeilijk, maar op z’n tijd ook mooi deel, de vrouw in de maatschappij draagt. Paul de Kruif, de schrijver van bovengemeld boek, heeft meer dan mijn volle instemming als hij zegt dat de mannen moeten leren, dat een geboorte opgehouden heeft iets natuurlijks en gewoons te zijn in die delen van de wereld, die beschaafd genoemd wordt. De mannen hebben zo makkelijk praten, hun hebben en zullen de narigheden van een vrouw nooit behoeven te dragen! Ik geloof dat als het inzicht, dat het de plicht v.d. vrouw is, dat zij kinderen krijgt, in de loop van de volgende eeuw wel zal veranderen, en plaats zal maken voor waardering en bewondering voor haar die zonder mopperen en grote woorden, de lasten op haar schouders neemt! je Anne M. Frank.
255
Vrijdag 16 Juni 1944. Lieve Kitty, Nieuwe problemen: mevrouw is wanhopig, spreekt over een kogel door de kop, gevangenis, ophangen en zelfmoord. Ze is jaloers dat Peter mij wel en haar niet zijn vertrouwen schenkt, ze is beledigd dat Pf. niet voldoende op haar flirterijen ingaat, bang dat haar man al het bontmantel-geld oprookt, maakt ruzie, scheldt, huilt, beklaagt zich, lacht en begint dan weer met ruzie. Wat moet je met zo’n snotterend en mal exemplaar nu beginnen? Au sérieux wordt ze door niemand genomen, karakter heeft ze niet, klagen doet ze ook bij ieder en ze loopt rond als: Von hinter Lyceum, von vorne Museum. Daarbij is nog het ergste dat Peter brutaal, mijnh. v. P. prikkelbaar en moeder cynisch wordt. ‘t Ja ‘t is me een toestand hier! Er is maar een regel die je je goed voor ogen moet houden: Lach om alles en stoor je niet aan anderen! Het lijkt egoïstisch, het is in werkelijkheid het enige geneesmiddel voor zelf-bemedelijdende. Kugler moet 4 weken gaan spitten in Alkmaar, probeert vrij te komen met doktersattesst en Opekta-brief. Kleiman wil gauw een maag-operatie ondergaan. Gisterenavond om 11 uur is van alle particulieren de telephoon afgesneden. je Anne M. Frank.
256
Vrijdag 23 Juni 1944. Lieve Kitty, Niets bijzonders aan de hand hier. De Engelsen zijn de grote aanval op Cherbourg begonnen, volgens Pim en v. P. zijn we op 10 Oct. zeker vrij. De Russen nemen deel aan de actie, gisteren is hun offensief bij Witebsk aangevangen, dat is precies op de dag af 3 jaar naar de Duitse inval. Beps humeur is nog steeds beneden nul. We hebben haast geen aardappels, in ‘t vervolg willen we de aardappels voor alle acht aftellen kan ieder zien wat hij doet. Miep neemt Maandag een week vóórvacantie. Kleimans dokters op de Röntgen-foto niets gevonden, hij weifelt erg tussen opereren of alles op z’n beloop laten. je Anne M. Frank.
257
Dinsdag 27 Juni 1944. Liefste Kitty, De hele stemming is omgeslagen, het gaat enorm goed. Cherbourg, Witebsk en Slobin zijn vandaag gevallen. Veel buit en gevangenen. Nu kunnen Engelsen aan land brengen wat ze willen, want ze hebben een haven, het hele Cotentin drie weken na de invasie Engels! Geweldige prestatie. In de drie weken na de invasie Engels! Geweldige prestatie. In de drie weken na D-day is nog geen dag zonder regen en storm geweest, zowel hier als in Frankrijk, maar die pech verhindert de enorme kracht van de Engelsen en Amerikanen niet zich te tonen en hoe te tonen! Wel is de Wuwa in volle actie, maar wat beduidt zo’n kattebelletje anders dan wat schade in Engeland en volle kranten bij de Moffen? Trouwens als ze in dat Moffrika merken dat het Bolsjewistische gevaar nu werkelijke in aantocht is zullen ze nog meer de biberatie krijgen. Alle Duitse vrouwen en kinderen die niet voor de Wehrmacht werken, worden uit de kuststreken geëvacueerd naar Groningen, Friesland en Gelderland. Mussert heeft verklaard dat als de invasie hier komt hij een soldatenpakje aantrekt. Wil de dikkert misschien gaan vechten? Had ie wel eerder in Rusland kunnen doen. Finland heeft het Vredesaanbod toendertijd geweigerd, ook nu zijn de onderhandelingen dienaangaande weer afgebroken, wat zullen die een berouw krijgen, de stomkoppen! Hoever denk je dat we op 27 Juli zijn? je Anne M. Frank.
258
Vrijdag 30 Juni 1944. Lieve Kitty, Slecht weer of bad weather from one at a strech to thirty June. Is dat niet netjes, o zeker, ik kan al een mondjevol Engels; om dat te bewijzen lees ik “An ideal husband” met woordenboek! Oorlog uitstekend: Broboisk, Mogifef en Orsja gevallen, veel gevangen. Hier alles all right. Humeuren gaan vooruit, onze hyper-optimisten irriteren, v. P. goochelen met de suiker, Bep heeft haar kapsel veranderd en Miep heeft een week vrij. Dat is ‘t laatste nieuws! Ik heb een zeer akelige zenuwbehandeling en nog wel een men voorste tand, het heeft al ontzettende pijn gegaan, en het was zelfs zo erg dat Pf. dacht dat ‘k van m’n stokje ging. ‘t Scheelde niet veel. Prompt had mevrouw ook kiespijn! je Anne M. Frank. P.S. We hebben van Basel gehoort dat Bernd de rol van Wirt in Minna von Barnhelmp gespeeld heeft. Künstler-neigungen zegt moeder.
259
Donderdag 6 Juli 1944. Lieve Kitty, Mij wordt het bang om het hart als Peter ervan spreekt dat hij later misschien misdadiger wordt of gaat speculeren; hoewel het natuurlijk als grap bedoeld is heb ik toch het gevoel dat hij zelf bang voor zijn karakterzwakheid is. Steeds weer hoor ik zowel van Margot als van Peter: “Ja, als ik zo sterk en moedig was als jij, als ik zo precies m’n wil doorzette, als ik zo’n volhardende energie had, ja dan ....!” Is het werkelijk een goede eigenschap dat ik met niet laat beïnvloeden? Is het wel goed dat ik haast uitsluitend de weg van m’n eigen geweten volg? Eerlijk gezegd kan ik me niet goed indenken hoe iemand zeggen kan: “Ik ben zwak,” en dan nog zwak blijft. Als men zoiets toch al weet waarom dan niet er tegen in gewerkt, waarom je karakter niet trainen? Het antwoord was: “Omdat het zo veel makkelijker is!” Dat antwoord heeft me een beetje mismoedig gemaakt. Makkelijk? Betekent een lui en bedrieglijk leven dat het ook een makkelijk leven is? O nee, het kan niet waar zijn, het mag niet dat makkelijk en .... geld zo gauw verleiden kunnen. Ik heb er lang over nagedacht wat ik dan wel voor ‘n antwoord moet geven, hoe ik Peet ertoe moet brengen aan zichzelf te geloven en vooral zichzelf te verbeteren; of ik goed getipt heb weet ik niet. Ik heb me zo vaak voorgesteld hoe fijn het zou zijn als iemand me z’n vertrouwen schenkt, maar nu, nu het zover is zie ik pas hoe moeilijk het is helemaal met de gedachten van die ander te denken en dan het antwoord te vinden. Vooral omdat dat “makkelijk” en “geld”-begrip voor mij iets volkomen vreemds en nieuws zijn. Peter begint een beetje op mij te steunen en dat mag onder geen omstandigheden. Op eigen benen in het leven staan is moeilijk, maar nog moeilijker is het om alleen te staan met karakter en ziel en toch nog standvastig te blijven. Ik dobber maar zo’n beetje rond, zoek al dagen lang, zoek naar een volkomen afdoende middel tegen dat vreselijke woord “makkelijk.” Hoe kan ik hen duidelijk maken dat wat zo makkelijk en mooi lijkt hem naar de diepte zal trekken, de diepte waar geen vrienden, geen steun en niets moois meer is, de diepte vanwaar opstaan haast onmogelijk is? Wij leven allen maar weten niet waarom en waarvoor, wij leven allen met het doel gelukkig te worden, wij leven allen verschillend en toch gelijk. Wij drieën zijn opgevoed in een goede kring, wij kunnen leren, wij hebben de mogelijkheid iets te bereiken, wij hebben veel reden om op een mooi geluk te hopen, maar ..... wij moeten dat zelf verdienen. En dat is wat nooit met iets makkelijks te bereiken valt, geluk
260
verdienen betekent ervoor werken en goed te doen en niet te speculeren en lui te zijn. Luiheid mag aantrekkelijk schijnen, werken geeft bevrediging. Mensen die niet van werken houden die kan ik niet begrijpen, maar dat is bij Peter ook niet het geval, hij heeft geen vast doel voor ogen, vindt zichzelf te dom en te min om iets te presteren. Arme Jongen, hij heeft nog nooit het gevoel van anderen gelukkig maken gekend en dat kan ik hem ook niet leren. Hij heeft geen godsdienst, spreekt spottend over Jezus Christus, vloekt met de naam van God; hoewel ik ook niet orthodox ben doet het nog elke keer weer pijn als ik merk hoe verlaten, hoe minachtend, hoe arm hij is. Mensen die een godsdienst hebben mogen blij zijn want het is niet elk gegeven aan bovenaardse dingen te geloven. Het is niet eens nodig bang te zijn voor straffen na de dood; het vagevuur, de hel en de hemel zijn dingen die velen niet aan kunnen nemen, maar toch houdt de een of andere godsdienst, welke het is doet niets ter zake, de mens op het goede pad. Het is geen angst voor God, maar de hooghouding van eigen eer en geweten. Hoe mooi en goed zouden alle mensen zijn als ze elke avond voor het inslapen zich de gebeurtenissen van de hele dag voor de ogen riepen en dan precies zouden nagaan wat goed en slecht geweest is aan hun eigen optreden. Onwillekeurig probeer je dan elke dag weer van voren af aan je te verbeteren, allicht dat je dan na verloop van tijd heel wat bereikt. Dit middeltje is voor ieder te gebruiken, het kost niets en is beslist erg nuttig. Want wie het niet weet, moet het leren en ervaren “een rustig geweten maakt sterk!” je Anne M. Frank.
261
Zaterdag 8 Juli 1944. Lieve Kitty, Broks was in Beverwijk en heeft zo van de veiling aardbeien gekregen. Ze kwamen hier aan, erg stoffig, vol zand, maar in grote mate. Niet minder dan 24 kistjes voor kantoor en ons + de rest voor Broks-zelf. Dadelijk ‘s avonds werden de eerste 6 glazen ingewekt en 8 potjes jam gemaakt. De volgende morgen wilde Miep voor kantoor jam koken. Om half 1, buitendeur op slot, kistjes afhalen, Peter, Vader, v. P. stommelen op de trap, Anne warm water van de geyser tappen, Margot emmer halen, alle hands aan dek! Met een heel gek gevoel in m’n maag stapte ik de overvolle kantoorkeuken binnen, Miep, Bep, Kleiman, Jan, Vader, Peter schuilers en ravitailleeringscolonne alles doorelkaar en dat midden op de dag! De gordijnen en ramen op, hard gepraat, slaande deuren, ik kreeg de bibberatie van opwinding. Ja maar, schuilen we nog heus? ging het door me heen, zo gevoel moet je hebben als je je weer aan de wereld mag vertonen. De pan was vol, gauw naar boven. In de keuken aan tafel stond de rest van de familie en plukte, het moest tenminste plukken verbeelden; er ging meer in de monden dan in de emmer. Nog een emmer was weldra nodig, Peter ging weer naar de keuken, het belde twee keer, de emmer bleef staan, Peter holde naar boven, de kastdeuren op slot. We trappelden van ongeduld, de kraan moest dicht blijven en de half gewassen aardbeien wachtten nog zo op hun bad, maar schuilregel: Iemand in huis, alle kranen dicht voor ‘t lawaai dat de watertoevoer maakt, bleef gehandhaafd. Om 1 uur, komst van Jan, ‘t was de postbode, Peter snelt de trap weer af. Rang, de bel, rechtsomkeert. Ik ga luisteren of er iemand komt, eerst aan de kastdeur, dan bovenaan de trap. Tenslotte hangen Peter en ik als twee dieven over de leuning en luisteren naar het lawaai dat van beneden komt. Geen vreemde stem. Peter gaat zachtjes de trap af, blijft halverwege staan en roept: Bep. Geen antwoord, nog eens: Bep. Het lawaai in de keuken is harder dan Peters stem. Dan rent hij de trap af de keuken in. Ik sta gespannen naar beneden te kijken: “Maak dat je naar boven komt Peter, v. Erp is d’r, je moet weg,” ‘t is de stem van Kleiman. Zuchtend komt Peter bovenaan, de kastdeur blijft dicht. Half 2 komt Kugler eindelijk: “O Jeminee, ik zie niets anders meer dan aardbeien, m’n ontbijt aardbeien, Jan eet aardbeien, Kleiman snoept aardbeien, Miep kookt aardbeien, Bep plukt aardbeien, ik ruik aardbeien wil ik dat rode goed kwijt en ga naar boven, dan worden hier gewassen .... aardbeien De rest van de aardbeien gaat in de weck. ‘s Avonds: twee potten open. Vader maakt er gauw jam van. De volgende ochtend: twee weckglazen open. ‘s Middags: weckglazen open. v. P. had ze niet heet genoeg gesteriliseerd, nu kookt vader elke avond jam.
262
We eten pap met aardbeien, karnemelk met aardbeien, boterham met aardbeien, aardbeien als dessert, aardbeien met suiker, aardbeien met zand. Twee dagen dansten overal aardbeien, aardbeien, aardbeien, toen was de voorraad op of achter en grendel in de potjes. “Hoor eens Anne”, roept Margot “we hebben doppertjes gekregen van mevrouw van Hoeven, 18 pond”. “Dat is aardig van haar,” antwoord ik. Inderdaad is het aardig, maar het werk ... Poeh! “Jullie moeten Zaterdagochtend allemaal meedoppen,” kondigt moeder aan tafel aan. En werkelijk, vanochtend na ‘t ontbijt verscheen de grootste emaillepan op tafel, tot aan de rand met doppers gevuld. Het doppen is 'n vervelend werk, maar dan moet je eens het schilletjes uithalen proberen. Ik denk dat het merendeel van de mensen niet weet hoe vitaminen-rijk, lekker en zacht de peul van de erwt smaakt als het binnenste velletje er uit gehaald wordt. De drie net aangehaalde voordelen wegen echter niet op tegen het feit dat de portie, die gegeten kan worden wel 3 maal zoveel is, als wanneer je alleen de erwtjes eet. Dit velletjes trekken is een buitengewoon nauwkeurig en pietepeuterig werkje, dat misschien wel voor pedante tandartsen of preciese specerijenmensen geschikt is, Voor een ongeduldige bakvis als ik is ‘t verschrikkelijk. Om half tien zijn we begonnen, om half elf ga ik er bij zitten, om 11 uur sta ik weer op, om half 12 ga ik zitten. Het gonst in m’n oren: hoekje knikken, velletje trekken, draatje halen, peultje gooien; hoekje knikken, velletje trekken, draatje halen, peultje gooien enz. enz., het draait voor m’n ogen, groen, groen, wormpje, draatje, rotte peul, groen, groen, groen. Van lamlendigheid, om toch wat te doen, klets ik maar de hele ochtend alle onzin die er bestaat, maak ze allen aan ‘t lachen en voel me zelf haast vergaan van stompzinnigheid. Met elk draaitje dat ik trek weet ik weer beter dat ik nooit, nooit alleen maar huisvrouw zijn! Om 12 uur gaan we eindelijk ontbijten maar van half 1 tot kwart over moeten we weer velletjes trekken. Ik ben zowat zeeziek als ik ophoudt, de anderen ook een beetje, ik ga slapen tot 4 uur en ben dan nog in de war door die ellendige erwten. je Anne M. Frank.
263
Zaterdag 15 juli 1944. Lieve Kitty, We hebben van de bibliotheek een boek gehad met de uitdagende titel: “Hoe vindt U het moderne jonge meisje?” Over dit onderwerp zou ik het vandaag graag eens hebben. De schrijfster becritiseert “de jeugd van tegenwoordig” van top tot teen, zonder echter alles wat jong is helemaal af te wijzen als: tot niets goeds in staat. Integendeel zij is eerder van mening dat als de jeugd zou willen, ze een grote, mooiere en betere wereld op zou kunnen bouwen, dat de jeugd de middelen heeft, maar zich bezighoudt met oppervlakkige dingen zonder het wezenlijk mooie een blik te gunnen. Bij enkele passages had ik sterk het gevoel dat de schrijfster mij bedoelt met haar afkeuringen en daarom wil ik me nu eindelijk eens helemaal aan je openleggen en me verdedigingen tegen deze aanval. Ik heb een sterk uitkomende karaktertrek die iedereen die me langer kent op moet vallen, en wel m’n eigenkennis. Ik kan me bij al m’n handelingen bekijken alsof ik een vreemde was. Helemaal niet vooringenomen of met een zak vol verontschuldigingen sta ik dan tegenover de Anne van elke dag en kijk toe wat die goed en slecht doet. Dat zelfgevoel laat me nooit los en bij elk woord dat ik uitspreek weet ik dadelijk als het uitgesproken is: dit had anders moeten zijn, of, dat is goed zo als ‘t is!” Ik veroordeel mezelf in zo onnoemelijk veel dingen en zie steeds meer hoe waar dat woord van vader was: “Ieder kind moet zich zelf opvoeden.” Ouders kunnen alleen raad of goede aanwijzingen meegeven, de uiteindelijke vorming van iemands karakter ligt in z’n eigen hand. Daarbij komt nog dat ik buitengewoon veel levensmoed heb, ik voel me altijd zo sterk en tot dragen in staat, zo vrij en zo jong! Toen ik dat voor ‘t eerst opmerkte was ik blij, want ik geloof niet dat ik gauw zal buigen voor de slagen die ieder op moet vangen. Maar over deze dingen heb ik het al zo vaak gehad, ik wilde nu even op het hoofdstuk: Vader en moeder begrijpen me niet komen. Mijn vader en moeder hebben mij altijd erg verwend, waren lief voor me, verdedigden me voor boven en hebben gedaan wat ouders maar doen kunnen. En toch heb ik me lang zo ontzettend eenzaam gevoeld, buitengesloten, verwaarloosd, niet begrepen. Vader probeerde alles wat maar ging om mijn opstandigheid te temperen, het baatte niet, zelfs heb ik me genezen, door me zelf het verkeerde van m’n doen voor te houden. Hoe komt het nu dat vader me in m’n strijd nooit tot steun is geweest, hij helemaal missloeg toen hij me de helpende hand wou bieden? Vader heeft de verkeerde middelen aangepakt, hij heeft altijd tot me gesproken als tot een kind dat moeilijke kindertijden door moest maken. Dat klinkt
264
gek, want niemand anders dan vader heeft me steeds veel vertrouwen geschonken en niemand anders dan vader heeft me het gevoel gegeven dat ìk verstandig ben. Maar één ding heeft hij verwaarloosd, hij heeft er n.l. niet aan gedacht dat mijn vechten om er bovenop te komen voor mij belangrijker was dan alles andere. Ik wou niet van leeftijdsverschijnsels, andere meisjes, gaat vanzelf over horen, ik wou niet als meisjezoals-alle-anderen, maar als Anne-op-zichzelf behandeld worden en Pim begreep dat niet. Trouwens ik kan iemand niet m’n vertrouwen geven, die mij niet ook heel veel van zichzelf verteld en omdat ik van Pim niets afweet, zal ik de weg naar het intieme tussen ons niet kunnen betreden. Pim houdt zich altijd op het standpunt van de oudere vader, die wel ook eens zulke voorbijgaande neigingen gehad heeft, maar die met mij niet meer als vriend tegenover jeugd mee kan leven, hoe ijverig hij daar ook naar zoekt. Door deze dingen ben ik er toe gekomen m’n levensbeschouwingen en m’n goed overdachte theorieën nooit aan iemand anders mee te delen dan aan m’n dagboek en een enkele keer aan Margot. Voor vader verborg ik alles wat mezelf beroerde, heb hem nooit in m’n idealen laten delen, heb hem willens en wetens van me vervreemd.Ik kon niet anders, ik heb helemaal volgens m’n gevoel gehandeld, ik heb egoïstisch gehandeld, maar ik heb gehandeld zoals het voor m’n rust goed was. Want m’n rust en zelfvertrouwen dat ik zo wankel opgebouwd heb zou ik weer helemaal verliezen als ik nu critiek op m’n halfaffe werk zou moeten doorstaan. En dat heb ik zelfs voor Pim niet over, hoe hard het ook mag klinken, want niet alleen heb ik Pim in niets in m'n innerlijke leven laten delen, ik stoot hem vaak door me geprikkeldheid nog verder van me af. Dit is een punt dat me veel gedachten geeft: Hoe komt het dat Pim me soms zo ergert? Dat ik haast niet met hem leren kan, dat z’n vele liefkozingen me gemaakt lijken, dat ik rust wil hebben en het liefst zag dat hij me een beetje links liet liggen, tot ik weer zekerder tegenover hem sta! Want nog steeds knaagt aan me het verwijt van die gemene brief die ik hem in m'n opgewondenheid naar z’n hoofd durfde slingeren. O wat is het moeilijk om werkelijk naar alle kanten sterk en moedig te zijn! Toch heeft dit me niet m’n ergste teleurstelling bezorgd, nee nog veel meer dan over Vader, peins ik over Peter. Ik weet heel goed dat ik hem veroverd heb inplaats van omgekeerd, ik heb me een droombeeld van hem geschapen, zag hem als de stille, gevoelige, lieve jongen die liefde en vriendschap zo nodig heeft! Ik moest me eens uitspreken bij een levende, ik wou een vriend hebben die me weer op weg hielp, ik heb het moeilijke werk volbracht en heb hem langzaam maar zeker naar me toegedraaid. Toen ik hem tot vriendschappelijke gevoelens voor mij gebracht had, kwamen we vanzelf tot intimiteiten, die me nu bij nader in zien ongehoord lijken. We spraken over de meest verborgen dingen, maar over de dingen waarover mijn hart vol was en is hebben we tot nu toe gezwegen. Ik kan nog steeds niet goed uit Peter wijs, is hij oppervlakkig, of is het verlegenheid dat hem zelfs tegenover mij tegenhoudt? Maar
265
dat achterwege gelaten, ik heb één fout begaan door andere mogelijkheden van vriendschap uit te schakelen en door intimiteiten hem nader te komen. Hij hunkert naar liefde en hij begint me elke dag liever te vinden, dat merk ik heel goed. Hem geven onze ontmoeting bevrediging, bij mij werken ze alleen maar de drang uit om het steeds weer opnieuw met hem te proberen en nooit de onderwerpen aan te raken, die ik zo graag aan het licht zou komen. Ik heb Peter meer dan hij zelf weet met geweld naar me toe gehaald, nu houdt hij zich aan me vast en ik zie nog geen afdoende middel hem weer van me te scheiden en op eigen benen te zetten. Toen ik namelijk al heel gauw bemerkte dat hij geen vriend voor mijn begrip kon zijn, heb ik er naar gestreefd hem dan tenminste op te heffen van z’n bekrompenheid en hem groot te maken in z’n jeugd.“Want in z’n diepste grond is de kindheid eenzamer dan de ouderdom.” dit gezegde is mij uit een of ander boek bijgebleven en heb ik waar bevonden. Is het dan wel waar dat de volwassenen het hier moeilijker hebben dan de jeugd? Neen, dat is zeker niet waar. Oudere mensen hebben een mening over alles en wankelen niet meer in hun daden door het leven. Wij, jongeren hebben dubbele moeite onze meningen te handhaven in een tijd waar alle idealisme vernield en wordt, waar de mensen zich van hun lelijkste kant laten zien, waar getwijfeld wordt aan waarheid en recht en aan God. Iemand die dan nog beweerd dat de ouderen het hier in ‘t Achterhuis moeilijker hebben realiseert zich dan zeker niet, in hoeveel groter omvang de problemen op ons toekomen stormen, de problemen waarvoor we misschien nog veel te jong zijn, maar die zich toch zolang aan ons opdringen totdat we na heel lange tijd een oplossing gevonden menen te hebben, een oplossing meestal die niet bestand blijkt, tegen de wapens die hem weer te niet doen. Dat is het moeilijke in deze tijd, idealen, dromen, mooie verwachtingen komen nog niet op of ze worden door de gruwelijkste werkelijkheid getroffen en zo totaal verwoest. Het is een groot wonder dat ik niet al m’n verwachtingen op heb gegeven, want ze lijken absurd en onuitvoerbaar. Toch houd ik ze vast, ondanks alles omdat ik nog steeds aan de innerlijke goedheid van de mensen geloof. Het is me ten ene male onmogelijk alles op te bouwen op de basis van dood, ellende en verwarring, ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer in een woestijn herschapen wordt, ik hoor de aanrollende donder steeds harder die ook ons zal doden, ik voel het leed van millioenen mensen mee en toch als ik naar de hemel kijk, denk ik dat dit alles zich weer ten goede zal wenden, dat ook deze hardheid op zal houden, dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen. Intussen moet ik m’n denkbeelden hoog en droog houden, in de tijden die komen zijn ze misschien toch nog uit te voeren! je Anne M. Frank.
266
Vrijdag 21 Juli 1944. Lieve Kitty, Nu wordt ik hoopvol, nu eindelijk gaat '’ goed. Ja heus, het gaat goed! Knal berichten! Er is een moordaanslag op Hitler gepleegd en nu eens niet door Joodse communisten of Engelse kapitalisten maar door een hoog-Germaanse Duitse generaal, die graaf en bovendien nog jong is. De Goddelijke voorzienigheid heeft de Führer het leven gered en hij is er jammer genoeg met een paar schrammetjes en wat brandwonden afgekomen. Een paar officieren en generaals uit zijn naaste omgeving zijn gedood of gewond. De hoofddader is gefusileerd. Het beste bewijs toch wel dat er veel officieren en generaals zijn die de pé in de oorlog hebben en Hitler graag in diepere gewelven af zagen dalen om een militaire dictatuur aan zich te trekken, door middel daarvan vrede met de Geallieerden te sluiten, opnieuw te wapenen en na een 20 tal jaren opnieuw de oorlog zouden beginnen. Misschien heeft de Voorzienigheid wel expres nog een beetje gedraald om hem uit de weg te ruimen, want het is voor de Geallieerden veel makkelijker en ook voordeliger als de smetteloze Germanen elkander doodslaan, des te minder werk blijft er voor de Russen en Engelsen en des te gauwer kunnen ze weer met de opbouw van hun eigen steden beginnen. Maar zo ver zijn we nog niet, en ik wil niets minder dan op de glorierijke feiten vooruitlopen. Toch merk je wel, dat wat ik zeg de waarheid en niets dan de waarheid bevat; per uitzondering zit ik nu eens niet over hogere idealen te bazelen. Hitler is voorts nog zo vriendelijk geweest aan zijn trouwe en aanhankelijke volk mede te delen dat alle militairen vanaf vandaag de Gestapo te gehoorzamen hebben en dat elke man of elke soldaat die weet dat zijn commandeur aan deze laffe en minderwaardige aanslag aandeel heeft gehad, hem neer mag knallen! Mooie geschiedenis zal dat worden. Pietje Wijs heeft pijnlijke voeten van ‘t lange lopen, z’n baas, de officier snauwt hem af. Pietje grijpt z’n geweer, roept: “Jij wou de Führer vermoorden, daar is je loon!” Een knal en de hoogmoedige chef, die het durft Pietje standjes te geven, is het eeuwige leven (of is het de eeuwige dood?) ingegaan! Op ‘t laatst zal het er dan zo uitzien, dat de heren officieren, hun broek voldoen van angst als ze een soldaat tegenkomen of ergens de leiding moeten geven, omdat de soldaten meer te zeggen en te doen hebben, dan hun ze!f. Snap je ‘t een beetje, of ben ik weer hakketakkerig geweest? ‘k Kan er niets aan doen, ben veel te vrolijk om logisch te zijn, in het vooruitzicht dat ik met October wel weer eens in de schoolbanken zou kunnen zitten! O lala, heb ik niet net nog verteld dat ik
267
niet voorbarig wil zijn? Vergeef me, ik heb niet voor niets de naam dat ik een bundeltje tegenspraak ben! je Anne M. Frank.
268
Dinsdag 1 Aug. 1944. Lieve Kitty, “Een bundeltje tegenspraak” is de laatste zin van m’n vorige brief en de eerste van m’n huidige. “Een bundeltje tegenspraak,” kun jij me precies uitleggen wat dat is? Wat betekent tegenspraak? Zoals zovele woorden (kan het op twee manieren uitgelegd worden) heeft het twee betekenissen, tegenspraak van buiten en tegenspraak van binnen. Het eerste is het gewone niet neerleggen bij andermans meningen, het zelf heter weten, het laatste woord hebben, enfin alles onaangename eigenschappen waarvoor ik bekend sta, het tweede, daar sta ik niet voor bekend, dat is m’n eigen geheim. Ik heb je al eens meer verteld (gezegd), dat m’n ziel als het ware in tweeën gesplitst is. De ene kant herbergt m’n uitgelaten vrolijkheid, spotternijen om alles, levenslustigheid en vooral het opvatten van de lichte kant van alles. Daaronder versta ik niets vinden bij flirterijen, een zoen, een omhelzing, een onnette mop. Deze kant zit meestal op de loer en verdringt de andere die veel mooier, reiner en dieper is. Niet waar, de mooie zijde van Anne, die kent niemand en daarom kunnen me ook zo weinig mensen lijden. Zeker, ik ben een amusante clown voor één middag, dan heeft iedereen voor een maand weer genoeg aan me. Eigenlijk precies hetzelfde wat een liefdesfilm voor diepdenke mensen is, eenvoudig een afleiding, vermaak voor één keer, iets om gauw te vergeten, niet slecht maar nog minder goed. Het is heel naar voor me je dit te moeten vertellen, maar waarom zou ik het niet doen, als ik toch weet dat het de waarheid is? M’n lichtere, oppervlakkige kant zal de diepere altijd te vlug af zijn en daarom steeds overwinnen. Je kunt je niet voorstellen hoe vaak ik niet al geprobeerd heb, deze Anne, die maar de helft van alles wat Anne heet is weg te duwen, om te slaan, te verbergen, het gaat niet en ik weet ook hoezo het niet kan. Ik ben erg bang dat allen die mij kennen zoals ik altijd ben, zullen ontdekken dat ik een andere kant heb, een mooiere en betere kant. Ik ben bang dat ze met me zullen spotten, me belachelijk, sentimenteel vinden, me niet voor ernst nemen. Ik ben gewend niet ernstig opgenomen te worden, maar alleen de lichte Anne is het gewend en kan het verdragen, de zwaardere is daarvoor te zwak. Als ik werkelijk eens een kwartier de goede Anne met geweld voor ‘t voetlicht geplaatst heb, dan trekt ze zich als een kruidje-roer-me-niet samen zodra ze moet spreken, laat Anne no:1 aan het woord en is voor dat ik het weet verdwenen. In gezelschap is de lieve Anne dus nog nooit, nog niet een keer te voorschijn gekomen, maar in het alleen-zijn voert zij haast altijd de boventoon. Ik weet precies hoe ik zou willen zijn, hoe ik ook ben ... van binnen, maar helaas ik ben het enkel voor mezelf. En dat is misschien, nee heel zeker de reden waarom ik mezelf een gelukkige 269
binnennatuur noem en andere mensen me een gelukkige buitennatuur vinden. Van binnen wijst de reine Anne me de weg, van buiten ben ik niets dan een van uitgelatenheid, zich losrukkend geitje. Zoals ik al zei, ik voel alles anders aan dan ik het uitspreek en daardoor heb ik de naam van jongensnaloopster, flirtster, wijsneus en romannetjesleester gekregen. De vrolijke Anne lacht erom, geeft een brutaal wederantwoord, trekt haar schouders onverschillig op, doet of het haar niets kan schelen, maar o nee, precies het omgekeerde reageert de stille Anne. Als ik helemaal eerlijk ben, dan wil ik je wel bekennen dat het me wel deert, dat ik onnoemelijk veel moeite doe anders te worden, maar dat ik telkens weer tegen sterkere legers vecht. Het snikt in me: “Zie je wel, dat is er van je terechtgekomen, slechte meningen, spottende en verstoorde gezichten, mensen die je antipathiek vinden, die ontmoet, en dat alles alleen omdat je niet naar de goede raad van je eigen goede helft luistert. Ach, ik zou wel willen luisteren, maar het gaat niet, als ik stil en ernstig ben denken allen dat het een nieuwe comedie is en dan moet ik me wel met een grapje eruit redden, nog niet eens van m’n eigen familie gesproken, die beslist denkt dat ik ziek ben, me hoofdpijnpillen en kalmeertabletten laat slikken, me in hals en voorhoofd voelt of ik koorts heb, naar m’n ontlasting vraagt en m’n slechte bui becritiseert, dat houd ik niet vol, als er zo op me gelet wordt dan word ik eerst snibbig, dan verdrietig en tenslotte draai ik m’n hart weer om, draai het slechte naar buiten, het goede naar binnen en zoek aldoor naar een middel om te worden zoals ik zo erg graag zou willen zijn en zo als ik zou kunnen zijn, als ..... er geen andere mensen in de wereld zouden wonen. je Anne M. Frank.
270
271