Ten geleide
ler de :en
ds
de het der age het
de den :ter.orte
dat ege-
In de herfst van het vorig jaar publiceerde het Engelse maandblad 'Socialist Commentary', een manifest van een aantal jonge socialisten, dat zij in een lange reeks besprekingen hadden voorbereid en onder de titel 'Socialisme voor morgen', de wereld inzonden. Na de vele veronderstellingen over houding en opvattingen van jongeren ten opzichte van het socialisme, die vooral na de verkiezingsnederlaag van najaar 1959 in Engeland aan de orde van de dag waren, kwamen hierin jongeren zelf tenminste aan bod de opstellers waren allen beneden de dertig. In dit nummer publiceren wij een - bekorte - vertaling van het manifest, vergezeld van een zevental commentaren, van Nederlandse twintigers. De commentaren lopen nogal uiteen, van de Aha-Erlebnis, die het de een gaf, tot de afkeer, die het bij de ander opriep. Ret geheel leek ons interessant genoeg om er deze aflevering vrijwel geheel mee te vullen. Tegen een enkel verwijt dienen de Engelse opstellers in bescherming te worden genomen. Zij beperkten zich bewust tot de problematiek van de Engelse nationale samenleving en spraken zich ·niet uit over internationale vraagstukken. De redactie van Socialist Commentary voegde er excuserend aan toe 'zij waren zich volledig bewust, dat Enge;land zich niet kan Iosmaken van de wereld en dat de verantwoordelijkheden van het socialisme niet - en zeker niet van het Engelse- ophouden bij de nationale grenzen'. Dit neemt niet weg, dat het manifest toch wei gelezen moet worden tegen de achtergrond van typisch Engelse verhoudingen. Zij zouden nooit zoveel schrijven over de 'dertiness' van de Engelse samenleving als zij niet leefden in een land waarin zoveel wat 100 jaar geleden nieuw en vooruitstrevend was, nu vuil en grauw geworden is . Ret laatste artikel in dit nummer handelt daarom iets uitvoeriger over de situatie van het Engelse socialisme.
ngeREDACT IE 601
Socialisme voor morgen ...
m eJ
m
een Manifest
eJ
n. h (J'
Wij... Wij zijn opgegroeid in de welvaartsstaat. Wij maken deel uit van de eerste generatie die niet over klasse-onderscheid hoeft te denken als het gaat om recht op sociale zekerheid en een aanzienlijke mate van materieel comfort. Wij maken tevens deel uit van die leeftijdsgroep die zich onderscheidt door een sterke aversie tegen de politieke linkerzijde. En wij behoren tot de groep der 'nieuwe kiezers', die een beslissende stem kan hebben bij de eerstvolgende verkiezingen. En bij onze bewondering voor de goede zijden van de weivaartsstaat voelen wij tach ook sympathie voor onze leeftijdsgenoten als die zich ergeren aan de manier waarop de Labour Party koppig is blijven steken in de madder van 1945. Oude slagzinnen en de oude maatschappelijke analyse raken hun betekenis kwijt. In 1945 was men het er in radicaal denkende kringen over eens dat allereerst een eind gemaakt moest worden aan een oude onrechtvaardige maatschappelijke ordening. Wij hebben daarna een 'nieuwe orde' geschapen, aanzienlijk beter dan de oude, maar toch ook vol met ongerechtigheden ... nieuwe en andere ongerechtigheden, maar in de visies van de politieke partijen nauwelijks zichtbaar. De uit die visies resulterende partijprograms zijn een bewijs voor hun oudbakkenheid. Wij trachten voor de jaren na 1960 een nieuwe concentratie te bereiken van radicaal voelen, en wij dringen er op aan dat socialisten hun aanvallen zullen richten op eigentijdse problemen. Wij hebben ter linkerzijde een grabbelton vol goede bedoelingen ter beschikking: daaruit zullen we een prioriteitenlijst hebben op te stellen waarop de vragen van vandaag bovenaan staan! Ons alternatief is, dat we in 1970 komen te staan voor een land dat geen maatschappelijke waarden meer kent. Begrijp goed: wij willen niets afdoen aan de maatstaven van 1945. Maar wij hebben de ervaring opgedaan dat deze maatstaven nu wel overal officieel beleden worden, maar dat ze steeds minder invloed uitoefenen op de werkelijke kwaliteit van het maatschappelijk leven. De 602
Jo b b st g s1 a n o lt d o
b v d 1 a 1 11 0
s r I s v I l
ran ~en
ate dsoli:rs', dereiidsour 1un nde den Wij dan , en Jarrtijlten van ianter ing: rrop land wij 1ben :rieel men De
meeste mensen hechten aan behoorlijk gedrag en menselijkheid, en zij houden daar rekening mee in hun persoonlijk Ieven. De meeste mensen geloven in de idealen van sociale rechtvaardigheid en van gelijke kansen . .. maar ons openbare Ieven richt zich niet naar deze idealen! Zij missen maatschappeliike stootkracht. De bloedige opsomming van verkeersongelukken doet het ons koud over de rug !open ... maar we kunnen het geld en de verbeeldingskracht niet opbrengen om een behoorlijk en veilig wegennet te bouwen. We zijn het er over eens dat adverteren een lege vulgaire bezigheid is en we roepen ach en wee over het niveau van onze scholen ... maar aan adverteren wordt aanzienlijk meer geld uitgegeven dan aan de grondslagen van het lager onderwijs. Stuk voor stuk hebben we onze morele maatstaven, onze bezorgdheid voor andere mensen, onze behoefte hulp te verlenen . . . maar in het maatschappelijk Ieven werken die geesteshoudingen niet. Ons openbare Ieven krijgt meer en meer het aanzien van een morele leegte, een uit toevalligheden opgebouwd geheel da:t zijn vorm dankt aan de botsingen van personen en groepen in de wedloop om vooraan te komen. Wat is de oorzaak dat onze maatschappij zo duidelijk op twee benen hinkt? Waarom slooft een mens zich uit om zich alles te verschaffen wat in zijn vermogen ligt, en waarom is hij blind voor de eerste behoeften van het Ieven - goede scholen, goede ziekenhuizen, goede steden - zaken die slechts door samenwerking met anderen te verwezenlijken zijn, door openbare activiteit? Wordt het Ieven 'beter', wanneer we straks allemaal een auto hebben . . . maar geen weg om op te rijden en geen landschap om te bewonderen? Onze huiselijke levensstandaard is omhooggegaan nu we in staat zijn ons de produkten van allerhand commerciele ondernemingen te verschaffen - moesten we deze verbetering niet gepaard Iaten gaan met een gelijke verbetering in onze !evensstandaard door onszelf de produkten van maatschappelijke samenwerking te verschaffen: huizen, ziekenhuizen, schouWburgen. Kunnen we iets doen om die doeleinden te bereiken? Op het ogenblik bedroevend weinig. De conservatieve heilsleer houdt ons een 'help uzelf' maatschappijbeeld voor. De leer van het 'help uzelf is evenwel ontoereikend om de maatschappelijke benodigdheden voor een goed Ieven te veroveren. Waarom zijn we dan in zdn onnozel opgezet valletje gelopen? Ten dele wel omdat wij mensen geneigd zijn de gedachte te aanvaarden dat in het openbare Ieven andere dan normale waarden gelden - en met een dergelijke gedachte gaat nu eenmaal een 6Q3,
gevoel van maatschappelijke hulpeloosheid gepaard. Men meent dat dE? maatschappij te groot en te gecompliceerd is geworden ...
de deskundigen zullen het wel het beste weten. Deze illusie essentieel voor het welslagen van het hedendaagse conservatisme wordt zorgzaam in stand gehouden door de advertentiebureaus in bekende slagwoorden en -zinnen. Onze eerste taak is dat wif de mensen de overtuiging geven dat een radicaal socialisme mogelifk is; dat doodgewone mensen wel in staat zijn vorm te geven aan hun eigen maatschappelijke bestemming. . . . Zij Maar dit houdt meer in dan een aanval op enkele bestaande toestanden. De officiele theorie van de nu bestaande gelijkheid - ·we zijn tegenwoordig kapitalisten onder elkaar' - is een gordijn waarachter enorme machtsconcentraties en enorm machtsmisbruik schuilgaan. Deze machtsstructuur zelf dient het mikpunt van onze aanval te worden. Wij zijn weliswaar geen kapitalisten, maar evenmin zijn we hulpeloos. Maar we moeten snel handelen, anders zullen de meesten van ons vandaag of morgen bemerken dat ze de speelbal zijn geworden van een stuk of wat lieden, ergens ver weg en gespeend van verantwoordelijkheidsgevoel. Maatschappelijke onmaoht is nu al werkelijkheid. De overtuiging dat actie onmogelijk is wordt gevoed door de ervaringen van de enkelingen die wel iets trachten te ondernemen. Men krijgt waarschuwingen om de zaken 'volgens voorschrift' aan te pakken. De weinigen die hulpvaardig blijven, die bereid zijn het leven iets gemakkelijker of iets opwindender of iets afwisselender te maken, raken hopeloos verstrikt in de voorschriften der bureaucratie. Het 'systeem' is tegen hen. De gewone man krijgt het gevoel dat alles erop gericht is hem het zelf-denken of zelf-handelen af te leren. In iedere denkbare situatie is er wel een buitenstaander die als erkende autoriteit en scheidsrechter op moet treden - de bovenmeester, de chef, het Landelijk Bestuur, de Regering, Invloedrijke Mensen. Onderwijs is alleen maar een kwestie van het erin stampen van de bekwaamheden die van je gevraagd worden door een van buiten af opgelegd en fantasieloos examensysteem. W erk is deels een wedloop voor het bereiken van wat meer aanzien ('status'), deels onderdanigheid tegenover nogal willekeurige onverschillige 'superieuren'. Politiek is aileen maar toestemmend knikken bij de .gemeenplaatsen en slechtverklaarde partijprograms die een stuk of wat ver af staande 'hoge omes' in elkaar gedraaid hebben. Fatsoen is de belangrijkste maatschappelijke deugd; en de uiter-
604
at
in
w
ik
.n
·e
r-
.k
;e l-
:s
;e
:r g
e e
t-
e n n .s I,
e e
.£
lijke kentekenen van het fatsoen zijn consumptiegoederen. 'Persoonlijkheid' tonen, een verandering of een andere vorm verlangen, is op zijn minst excentriek .. . en in het ergste geval onvaderlandslievend! I Anderen nemen de beslissingen. De maatschappij staat in het teken van ·zij' en 'wij'. Zii trekken aan de touwtjes, en als er iets misgaat zijn Zif ervoor verantwoordelijk. Achter hen ligt de ware machtsstructuur, de motor van een vreugdeloze verdeelde maatschappij. Materieel comfort heeft de laatste ·natuurlijke' prikkel tot politieke actie of politieke belangstelling weggenomen. Socialisten kunnen niet meer hopen dat zelfs de jeugd spontaan linksdenkend zal zijn. Er moet gepraat worden over de redenen om radicaal te zijn; die redenen moeten verklaard worden. Het kernpunt van ons program moet zijn dat iedere verbetering, hoe gering ook of van hoe klein plaatselijk belang, bijdraagt tot de uiteindelijke vernietiging van de grote maohtsconcentratie en van de geestelijke traagheid die uit die macht ontstond. Als wij niet voortdurend de grote machtsconcentraties aan de kaak stellen - op financieel, industrieel, maatschappelijk en politiek terrein en in aile vormen van bureaucratie- dan is al ons pogen voor een verbetering hier of daar, voor een eerlijker pensioenregeling, voor betere bouw of betere gevangenissen · of noem maar op, volslagen vruchteloos. Doeleinden Een populair econoom heeft onze maatschappij eens gekenschetst met de woorden: 'overvloed in huis en een vuile boel in 't openbaar'. Dat onze maatschappij altijd maar meteen klaar staat om de Holle Bolle Gijs van de 'persoonlijke sfeer' met consumptiegoederen vol te proppen, terwijl de noden van de gemeenschap voortdurend meer beknot worden, is toch niet onvermijdelijk. De maatschappij kan een keus maken. Er zijn mensen die geloven dat het belangrijker is om voor elke zieke een ziekenhuisbed ter beschikking te hebben dan twee auto's voor elk gezin, en voor dezulken is kapitaalvorming op lange termijn veel belangrijker dan het onmiddellijk uitgeven (op afbetalingsvoorwaarden!), .voor hen zijn verkeerswegen belangrijker dan 'hi-fi', en onze pliohten tegenover de minder met materii:He goederen bedeelde volkeren belangrijker dan dat onze eigen kasten volgepropt worden met overbodige consumptiegoederen. Kortom: voor socialisten is de grote vraag op het ogenblik hoe we de welvaartsverdeling kunnen aftakken vanuit de persoonlijke naar de publieke sector. Wie heeft eigenlijk gezegd dat de sector van het particuliere
605
Ieven overvuld moest worden en de publieke sector armoede moest lijden? Achter de verschoten decors van democratie en pa:rticulier initiatief wordt steeds meer macht geconcentreerd in de handen van bureaucratische groeperingen, waarvan sommige van politieke aard zijn. De ergste en de machtigste evenwel behoren tot de 'commercie'. De huidige belangrijke lieden zijn die stuk of wat mensen die directeuren en commissarissen zijn van de stuk of wat werkelijk grote particuliere ondernemingen, de paar grote firma's die zelf hun prijs bepalen, die hun eigen willstmarge bepalen, hun eigen uitgaven financieren en tegenover niemand verantwoording behoeven af te leggen. Vrijheid voor deze firma's is macht, macht over ons aller Ievens. Die maoht doet zich gevoelen waar industriele grootbedrijven regeringscontrole aan hun laars !append zelf hun op eigen voordeel gerichte investeringspolitiek vaststellen, waar de grate communicatiemiddelen gebruikt worden als een kanaal om behoefte en vraag te creeren na~r een artikel dat enkele aan niemand verantwoording schuldige zakenlieden plotseling op de markt willen gooien. Wie heeft eigenlijk gezegd dat miljoenen besteed moesten worden voor advertenties? De consument zeker niet. Gegeven deze omstandigheden kan een regering aileen maar effectief werken als ze zich leent tot hand- en spandiensten aan de grote handelsimperia; als ze voortdurend de loftrompet steekt over het goede leven van de toekomst, grotendeels bestaande uit het in eigendom hebben van de door de handel voortgebrachte produkten en uit een klauterpartij naar de top van de 'standen'-ladder - het wereldje van gezinnen met twee auto's en van hooggeplaatsten. Er is een alternatief - het is het enig denkbare alternatief. Namelijk dat een regering de moed opbrengt om dit systeem in het hart te treffen door werkelijk en zonder ophouden haar aanvallen te richten op het onverantwoorde particuliere gebruik van kapitaal, op de advertentie-waanzin en op de positie en de 'status' van de industriele !eiders. Wij beschouwen de autonomie van de handelswereld als een moreel wgoed als een economisch euvel. Socialisten komen meer en meer tot het besef dat de situatie, waarin de 'baas' vereenzelvigd wordt met de 'held', een verheerlijking betekent van mechanische processen hoven creatieve prooessen, een verheerlijking van handigheid hoven arbeid. Als het socialisme in de toekomst enige betekenis wil houden, moet het deze b etekenis hebben - zowel voor wat economie betreft als wat onderwijs betreft - dat het staat v66r de denkende en scheppende arbeid. Verkoopbekwaamheid is een nutteloos artikel. Zolang het besohouwd wordt als onze meest ge-
606
' ~
~
r
waardeerde maatschappelijke techniek zal er geen eind gemaakt kunnen worden aan het •vuil in het openbaar'. Ons huidige machtsapparaat produceert meer dan vuil, al is 't vuil wei het meest in het oog lopende produkt. Macht manifesteert zich echter ook in verwaarlozing, in de onmogelijkheid (of weiget"ing) om de problemen van andere mensen aan te voelen. N6g een resultaat van macht is het klassebesef zoals dat voelbaar wordt in een stuk of honderd ongemakkelijke wrijvinkjes. Klasseverschil, Verwaarlozing, Vuil, - ziedaar de eerste punten waarop wij moeten aanvallen. Wie zich tegen Macht keert moet twee dingen goed in 't .oog houden. Ten eerste -client de strijd open te zijn voor discussie en voor democratisoh uitgedachte maatschappelijke doeleinden. Ten tweede zal er een einde moeten komen aan -de huidige concentratie van macht, die plaats moet maken voor een open systeem waarin de beslissingen openlijk genomen kunnen worden; een systeem waarin de woorden 'een werkzame democratie' geen holle klank meer zullen zien.
Klasse er in en .et atet
en al, de en ~er
gd he mJeJOr
)6r
:en ge-
Men heeft ons verteld dat iemands klasse er niet meer toe doet, de klassenstrijd is uit de tijd. Inderdaad zijn de klassescheidingen nu niet meer -dezelfde als die van 1945. Maar de meeste verhoudingen in onze maatschappij staan stijf van echt of vermeend superioriteits- of inferioriteitsgevoel, van fatsoen en onfatsoen, juist als vroeger. Nu-de uiterlijke tekenen van stand zijn toegenomen, worden de grenzen scherper getrokken. We hebben nu dus aan de ene kant een handjevol 'hooggeplaatsten' (top people) en aan de andere kant een woestenij bestaande uit lieden van even beneden de middenklasse, die zichzelf en elkaar praktisch opvreten uit snobisme en krampachtige standsoverwegingen. Ieder maatschappelijk samenspel geeft tegenwoordig iets te zien dat we drie klasse-afdelingen zouden willen noemen. Ten eerste de bevelvoerende klasse, koning kraaiende hanen in hun respectievelijke tuintjes, zuinig bedacht op het bewaren van hun eigen gezag. Dan zijn er de passieven: ze produceren en ze consumeren en ze Iaten zich door de anderen de wet voorschrijven zolang men niet aan hun gemakkelijk leventje komt. En voorts de slachtoffers, de minderheden: de kinderen die ver beneden normaal zijn en in onze scholen overladen worden met verachting zonder dat er zorg aan ze besteed wordt, de 'marginale' groepen - weduwen, gepensioneerden, werklozen, geesteszieken, allen levend op de rand van
607
het bestaansminimum - die de macht missen om hun eisen kenbaar te maken (immers macht vooronderstelt de mogelijkheid om economische pressie uit te oefenen). Tenslotte de 'excentriekelingen', de buitenbeentjes die zo dolgraag meer faciliteiten zouden hebben voor de sport, betere architectuur zouden wiilen zien of aileen maar betere films of wat dan ook ... machteloos tegenover de maatstaven gedicteerd door de alomtegenwoordige noodzaak om te verkopen, Wij trachten niet aileen maar de feiten betreffende de macht op een andere wijze te stellen. De feiten over het klassebegrip zijn onmiskenbaar. Een enkele kleinigheid als iemands accent, iemands opvoeding of een willekeurig aangeleerd maniertje kunnen iemand plaatsen in de groep van de 'betere' of 'minder goede' stand. Zulk soort dingen houdt de maatschappij onderverdeeld in strak bepaalde groepen zonder onderling begrip, dit soort dingen bepaalt wie onze vrienden zijn en vormt onze houding. Meer en meer wordt het zo dat macht een klassebepalende factor wordt. Wat is tegenwoordig de laagste klasse, die het meest van voordelen uitgesloten wordt? Dat is de klasse die over weinig maoht beschikt, dat zijn de minderheden die geen koopkracht hebben noch een organisatie om met kracht voor hun eisen op te komen. De onderdrukten van vandaag hebben geen ·eigen wapens om de klassestrijd mee te strijden; zij vormen een klasse die volkomen afhankelijk is van andermans sympathie. En dit, in een tijd waarin de voomaamste maatschappelijke uitwerking van het klassebegrip bestaat uit het feit dat de groepen hun sympathieen binnen steeds nauwer grenzen trekken. V erwaarlozing Verwaarlozing is wat ons klassesysteem ons kost aan mensen. Wij hebben, met de wetten der financien, ook de stelling van de financiers leren aanvaarden, namelijk dat de mensen die kopen kunnen belangrijke mensen zijn. De wereld van de jaren 60 is comfortabel en ontzettend gecompliceerd: twee feiten die ons naar onver~ schilligheid toe sussen. Tenslotte Ieven we nu, omdat we opgeklommen zijn tot een ·m iddenstandsbestaantje, min' of meer vrij, in vergelijking met een paar jaar geleden in een waar paradijs. Maar een 'gedeeltelijk vrij' bestaan is iets anders dan men uit deze architecturale term zou afleiden. Dit plezierige bestaan van ons is aileen mogelijk doordat het zich afwendt van de groep die geen invloed heeft, die niet gehoord wordt, die geen macht ontleent aan geldverdienen en die zich niet
608
E
'}
[}-
liD
:een of •er ak
op ijn .ds nd Ilk alvie de est lig
)ht te ms oljjd
seten
Nij anlen
bel •erge-
, in
aar ~hi-
het ord
liet
teweer kan stellen. Het is aileen mogelijk door het ontkennen van onze verantwoordelijkheid hetzij voor de duizend miljoen mensen buiten ons land die nog in honger Ieven, hetzij voor de ouden van dagen, de jeugd, de invaliden en de armen hier in ons eigen land. Aan het randje van 0118 gemakkelijke leventje hangt de griezelige franie van de ellende, van de ongemak.ken of de nooit vervulde wensen van ver.waarloosde minderheidsgroepen. Vuil In de trits van maatsohappelijke kwalen die wij te bestrijden hebben is 'vuil' als laatste genoemd. Het is een kwaal die in ons maatschappelijk Ieven door alles heen trekt, en zichtbaar wordt bv. in de bekrompen foei-lelijke instellingen, opgeworpen door machtsgroeperingen, door een op ziohzelf gericht klassensysteem en door de verwaarlozing van de noden van andere mensen. Adverteren is vies uit een ethisch oogpunt bezien, maar bovendien bedient de adverteerder zich van vieze laagstaande trucjes. In geen enkel land zijn de advertenties zo afgeladen vol van beroepen op hebzucht en snobisme en zo volslagen geestloos als hier in Engeland. En de adverteerders geven de pas aan voor de meeste andere massale communicatiemiddelen. Wat betreft stedelijke en regionale planning, de stijl van openbare en particuliere bouw - een paar uitzonderingen daargelaten wordt het geheel een steeds grotere smeerboel. Het bedrijfsleven, dat de meest opzichtige dingen neerzet, zou zich het diepst van allen moeten scharnen, omdat men daar toch moeilijk kan volhouden dat er geen geld genoeg is om iets goed te doen. Avontuurlijke plannen worden onmiddellijk door boze belastingbetalers afgekraakt. En het resultaat is meestentijds een bende - onsamenhangend, fantasieloos en foeilelijk -, niets dat lijkt op een stad of dorp als gemeenschap. Smerig is ook ons nationale verkeersprobleem met zijn walgelijke tol aan mensenlevens - de prijs die wij betalen voor onze nationale ego'isten die tientjes besteden willen aan auto's voor ze een cent betalen aan wegen. In onze steden zijn uitgebreide buurten waar krottenopruiming en een hernieuwde planning broodnodig zijn. Wij Iaten ze voor wat ze zijn. Wij Iaten ze verder verrotten en ze worden zo overbevolkt en zo vuil dat ze natuurlijke broedplaatsen worden van ellende, misdaad, haat en van het fascisme van morgen. Woningbouw is misschien wei het kempunt. Officieel hebben we al ruim veertig jaar erkend dat de maatschappij hier een taak heeft. Maar de woningen blijven ver onder de maat en er blijft
609
een groot tekort aan woningen. Dorps- en stadshesturen worden verplicht om veel zwaardere financiele lasten op zich te nemen dan ze dragen kunnen, zo min trouwens als de mensen voor wie ze bouwen die dragen kunnen. Het tempo van de woninghouw wordt steeds meer vertraagd uitsluitend om der wille van de chicanes en de benepenheid van een regering die het lef niet opbrengt om de rijkaards in de particuliere sector het kapitaal te laten fourneren voor het vervuilen van deze essentiele taak. Maar het is de grandslag van welvaartspolitiek om huizen te houwen, uitgaande van de vooronderstelling dat men gedwongen wordt van zijn particuliere luxe iets af te staan teneinde het vuil in het openbaar op te kunnen ruimen. Een woning is meer dan aileen maar een dak hoven 't hoofd - een woning is een kwestie van eigentijdse maatstaven, van comfort en hygiene. En nu even afgezien van de details van stadsplanning: het feit dat wij er niet in geslaagd zijn om de noodzakelijke hoeveelheid goede en goedkope woningen te verschaffen, Is vuil. Vuil en schandalig. Ook de omstandigheden waaronder de meeste mensen moeten werken zijn m~'er het algemeen ¥nil. Een eeuw van protesten heeft ons nu wat veiligheid en hygiene verschaft, maar we moeten nog steeds fantasierijke fleurigheid en comfort rnissen. De strijd tegen de armoede loopt op z'n eind, maar de strijd tegen de grauwheid wordt aileen maar dringender. En als de arbeidsomstandigheden, de omgeving waarin men werkt, zo treurig hlijven, dan zal de verhouding van de mens tot zijn arbeid doorgaans een onfrisse belediging van de menselijke waardigheid hlijven. Bedrijfsleiders en vakhonden steilen zioh om de haverklap aan also£ ze werkelijk een heraadslaging hielden, en ze doen dat met wederzijdse verachting. Iedere ernstig ondernomen poging tot deelnerning in een bedrij£ eindigt in apathie. Arheiders en hazen worden gescheiden gehouden en blijven van elkaar vervreemd door de slaghomen van hun respectieve klasse. Over de uiterlijke verschijningsvormen van de soorten 'vuil in het openhaar' die we tegenwoordig hehhen, hehoeven we niet verder uit te wijden. Overal treft men dezelfde bekrompen 'TTUlatstaven aan in de kwaliteit van het openbare leven. Ze zifn overal omdat er geen openbaar protest tegen komt, en zolang dat uitblifft hebben de beheerders van de particuliere rifkdommen geconcludeerd dat ze .het wel wagen kunnen. AI deze hekrompenheid wortelt in overal dezelfde onverschilligheid ten aanzien van het leven van andere mensen, ja zelfs ten aanzien van de eigen leefwijze afgezien van een minimum aan lichamelijk comfort.
610
en
an
>U•
·dt en de en
td-
an
:u-
te ak at.ils de
en ~ft
og en ~d ~n,
er-
>e-
en en lg. :ijf
mun
in iet atral
iift
lu-
~id
let ef-
Overal treffen we onwil aan om de mogelijkheden van de moderne sarnenleving werkelijk te gebruiken - men weet zelfs niet dat er mogelijkheden zijn die men gebruiken kan.
Aan de socialisten de plicht en de verantwoordeliikheid om hier nieuwe maatstaven te creeren en ingang te doen vinden.
Wapens Dit nu waren de punten waartegen modeme radicalen hebben te strijden. Met wat voor wapens moet men nu aanvallen? Onze opgave is: de gewoonten en de instellingen te vernietigen die het ontstaan van een smeerboel begunstigd hebben; verder het geld op te brengen voor de hervormingen die een eind zullen maken aan verwaarlozing; verandering te brengen in de geesteshouding waarin klassescheidingen en klassewreedheden wortelen; en zelfs de macht in handen te nemen waarmee we onze goede bedoelingen tot een maatschappelijke werkelijkheid kunnen maken. Wij moeten de aanval richten op de hierarchische verhoudingen {autoritaire hazen en ondergesohikten) in de kring der arbeiders. We moeten de coterietjes en ambtelijke cliques, die in plaatselijke kring nog steeds een tyranniek bewind uitoefenen, hun macht ontnemen. We moeten ons richten tegen elke machtsconcentratie waar we die ook aantreffen. We moeten onze aandaoht richten op de groei van een autoritair systeem binnen het bestuursapparaat van de Labour Party zelf. Maar bovenal moeten' we strijden tegen de alleenheerschappij van de financii'He kringen, van de grote verzekeringsmaatschappijen en de banken. De door ons aangeduide euvelen hangen onderling samen doordat ze allen verbonden zijn met het huidige machtsapparaat. Willen wij radicalen ze de baas worden, dan moeten we denken, plannen maken, handelen zoals de maatschappij in zijn geheel dat vereist. De op verschillende punten gerichte en op verspreide fronten gevoerde campagne moet gecotirdineerd worden in een nationale aanval op problemen die de hele natie betreffen. Wij hebben de drie hoofdwegen aangegeven waarlangs de moderne machtsstructuur voelbaar wordt; we zullen nu drie hoofdlijnen aangeven waarlangs wij onze strategie moeten richten teneinde de wegen van de macht te verleggen, zodat onze strijd tenslotte zal culmineren in een frontale aanval op de binnenste machtsconcentraties van economische en sociale macht.
Onderwiis Onderwijs is. geen neutrale bezigheid; onderwijs is een slagveld.
611
Of we het leuk vinden of niet: ons onderwijssysteem vormt de mannen en vrouwen en de geesteshouding die typerend zullen zijn voor het toekomstige karakter van onze natie. De opinies waarmee een kind van school komt, zijn hem van buitenaf ingegeven. Als radicaal denkende mensen zich stoten aan die opinies, dan moeten we het systeem veranderen waaruit die opinies voortspruiten. Ergerlijk zijn die opinies intussen wel. Het kind leert geen samenwerking en gemeenschappelijke belangstelling te waarderen, in plaats daarvan vinden we snobisme, nederigheid, wedijver en een overdreven 'status'-gevoel, en dat alles beschouwd als normaal in de verhouding tussen mensen onderling. Egoi:sme, alles naar zich toe halen, dringen om vooruit te komen . .. dat neemt de plaats in van een mogelijke groei in diepte of breedte van de menselijke geest. Natuurlijk zijn er vele uitzonderingen, maar het hier beschrevene is de kern van het systeem. Wie niet mee kan wordt verwaarloosd en vervalt vervolgens in apathie. Onze kinderen worden geleid tot een op zichzelf gericht hedonisme, en dat is essentieel in de zienswijze die de door ons genoemde euvele toestanden in Ieven houden. Eerste stadium: Vanaf vijf jaar tot even over veertien. Deze periode zou het standaard OI).derwijs dekken voor ieder kind behalve diegenen die onder de onderwijs-norm zijn. In principe zou het plaatselijk moeten zijn, alomvattend en op basis van co-educatie. Het standaard-onderwijs moet in beide betekenissen van het woord 'allesomvattend' zijn: het moet alle kinderen binnen zijn werkingssfeer tr·ekken en het moet heel de wereld bij het onderricht betrekken. Als wij willen dat volwassenen elkanders Ievens delen, dan moeten wij ervoor zorgen dat de kinderen beginnen niet naast elkaar met met elkaar opgevoed te worden; en wei opgevoed met werkelijk zo min mogelijk onderverdelingen. Het idee van 'prestige' bv. is een sta-in-de-weg voor het ontwikkelen van het gevoel van gelijkheid, maar we kunnen er aileen maar vanaf komen als het hele systeem plus iedere leerkracht persoonlijk zich er met aile maoht tegen verzetten. En deze opvoeding zal betrekking moeten hebben op aile facetten van het kinderleven ... ook in dit opzicht dus moet het 'alles-omvattend' zijn.
Dubbelgericht onderricht: In dit stadium hoeft de leerkracht zich er weinig van aan te trekken of hij de kinderen de technische bekwaamheden voor een of ander beroep bijbrengt. Zijn taak is het
6i2
aan die een :en, en 1aal :ich s in ijke be-
er-
1
den ieel 1 in
ode :lieaathet zijn ler•ens nen opdee van maf tich be-
tich behet
in het kind belangstelling te wekken voor zijn maatschappelijke en culturele omgeving, en om de grenzen van die omgeving zo ver mogelijk uit te bouwen. De eerste taken voor de leerkracht in dit stadium zijn, dat hij in bet kind fantasie en sympathie voor anderen ontwikkelt. Zo weinig mogelijk dingen moeten het kind raar of vervelend voorkomen, of het nu het inwendige is van een auto of de Trojaanse oorlog. Maar het criterium voor de.Ieerkracht moet zijn of het onderwerp in kwestie ergens te maken heeft met eerder bekende zaken. De mate waarin de leerkracht gevorderd is moet altijd afgemeten kunnen worden aan zijn bekwaamheid om op de vraag: "Waar is dat goed voor?' te kunnen antwoorden op een wijze waar het kind genoegen mee neemt, onverschillig of het onderwerp nu literatuur is of geschiedenis, chemie of modeme talen.
Tweede stadium: Van ruim veertien tot zeventien. Aile kinderen tussen veertien of vijftien jaar zouden in staat moeten zijn om een eerste besluit te nemen aangaande hun eigen toekomst, om te kiezen tussen gedeeltelijk of geheel onderwijs in de volgende drie jaren. In hun vijftiende jaar zijn veel kinderen, de intelligente kinderen niet uitgezonderd, gauw bereid om de school de rug toe te keren; ze hebben dan al veel volwassen aspiraties en willen vooral graag zelf wat geld verdienen. Wij willen, evenals de Labour Party, de overgang van school naar werk zo goed mogelijk laten verlopen. Wij menen dat het kind in dit stadium het recht moet hebben om als hij dat wil een baantje te aanvaarden zonder daardoor direct voor het onderwijs verloren te zijn. Wij streven ernaar dat kinderen tot de leeftijd van zeventien jaar onderwijs zullen blijven genieten, gedurende op zijn minst een aantal uren dat overeenkomt met twee dagen per week. Als de leerling na die peljode dan weer volledig onderwijs wil hebben zou hij dat altijd kunnen doen. Er zijn redenen genoeg: hij kan de nodige diploma's voor zijn baan willen halen, of voor een and{)re betrekking, of het zou kunnen dat hij graag wat meer algemene ontwikkeling wil opdoen alvorens tot een definitief besluit te kornen. Het gedeeltelijke onderwijs zou in dit stadium natuurlijk een uiterst gevarieerde. keus moeten bieden, laten we bv. zeggen van een cursus voor machinist tot aan theoretische vakken; de bedoeling blijft immers om, behalve de vaktraining, zo lang mogelijk een veelzijdig soort onderwijs te blijven geven, zodat iedere leerling op zijn zeventiende jaar een keus kan maken uit een groot aantal mogelijkheden. Verplicht zouden b.v. moeten zijn een aantal cur61,3
sussen over actuele gebeurtenissen, moderne gesohiedenis, kritiek, en een of andere handenarbeid - en de leerlingen die het gedeeltelijke onderwijs volgen, zouden deze cursussen samen kunnen doen met de leerlingen die het gehele onderwijs volgen. De leerlingen die de volledige cursus volgen zouden in dit stadium uiteraard meer en meer theoretisch werk krijgen. Met deze uitzondering, dat, waar nu de inhoud van de meeste soorten van middelbaar onderwijs bepaald wordt door de eisen die het van buitenaf opgelegde examen stelt, wij in het nieuwe systeem het examen zouden willen richten naar de inhoud van het gegeven onderwijs. Een ernstige moeilijkheid krijgen we in dit stadium omdat de teenagers nu eenmaal steeds grotere sommen verlangen voor eigen consumptie. Wij willen voorkomen dat onze jongeren de tijd, die voor gedeeltelijk onderwijs is uitgetrokken, gaan zien ongeveer zoals ze nu hun laatste jaar op een middelbare school zien ... als een hinderlijke inbeslagneming van hun tijd en van hun mogelijkheid tot geldverdienen. In de situatie die wij willen scheppen, zou de teenager, na drie of meer jaren gewerkt te hebben, de vraag van al of niet verder studeren uitsluitend op eigen merites moeten bekijken. Hij moet dus niet aileen 'bij' zijn wat het onderwijs betreft, hij moet ook in staat zijn om financieel mee te doen.
Derde en Vierde stadium: Als het ideale hogere onderwijs dat ons voor ogen staat in twee verdere stadia gesplitst wordt, kunnen we meteen de problemen uit de weg ruimen die ontstaan le. door de bekrompenheid van ons huidige hogere technische onderwijs en 2e. door de steeds grotere verwarring ten aanzien van het functioneren van onze universiteiten. Vele jongelui hoven de zeventien jaar hebben voldoende hersens voor technisch en algemeen onderrioht. Zij zouden het graag volgen, maar ze voldoen niet aan de eisen die onze universiteiten stellen. Als wij het academisch niveau, waar dat nodig is, willen handhaven en toch een verdergaand algemeen onderricht mogelijk maken, lijkt het ons de beste oplossing om streeksgewijs 'colleges' op te richten en een stuk of wat bestaande universiteiten te reserveren voornamelijk voor het verrichten van research werk. De colleges zouden cursussen algemene ontwikkeling kunnen geven voor allen die daartoe geschikt zijn, en evenals in een vroeger stadium zou ook hier een facultatief systeem ingesteld kunnen worden zodat zowel de teohnisch aangelegden als de A-mensen aan hun trekken konden komen.
614
•k,
Vrije tijdsbesteding
;e-
Het is natuurlijk mogelijk dat de leraren vooraan staan in het verzet
~n
tegen de niveauvervlakking_ door de massa-communicatiemiddelen,
:aze
ill
m
let
en
de en lie :er
lls ik-
:>U
ag en
le-
ns
IVe
de en lo-
ns olen en ijk es' ~r-
ol-
IOr
lffi
lat en
maar een dergelijk streven dient gesteund te worden door een meer directe aanval buiten schoolverband. In onze maatsohappij is de voorlichting niet 'vrij', zomin als het onderwijs 'neutraal' is. Als ieder bruikbaar voorlichting5kanaal aileen maar met behulp van massale investeringen benut kan worden dan is het terrein aileen maar vrij voor ideeen die zowel voor kopers als verkopers aanvaardbaar zijn. Laten we ons niet laten overbluffen doordat de heersers van pers en filmwereld ontroerende kreten over 'vrijheid' uitstoten. Hoe meer vrijheid zij krijgen, des te minder vrijheid van keuze in kwesties van goede smaak en levenshouding zal er zijn voor ieder ander. Socialisten zuilen er wat op moeten vinden om een minder onechte vrijheid tot stand te brengen. Gelijk al het andere in onze maatschappij is ook onze vrije tijd het slachtoffer van de heersohappij van een heel klein groepje. Derhalve lijdt onze vrijetijdsbesteding ook al aan dezelfde benardheid en niveauverlaging. Handige en gewetenloze verkopers maken 'artisten' en dirigeren onze smaak via een heel spectrum van voorlichtingskanalen die allemaal uitlopen in het gebied van een of misschien een stuk of wat financitHe grootmogols. Op aile manieren worden !age niveau's en eenvormigheid tot het publiek gebracht. De voorkeur van een of andere minderheid en zelfs oprechte meningsverschillen worden caricaturaal voorgesteld of weggepoetst. Wat kunnen we dan doen om het publiek behoorlijke alternatieven te bieden voor zijn vrijetijdsbesteding? Hoe kunnen we het publiek uit de altematieven een behoorlijke keus laten maken? We wensen de smaak van een minderheid niet aan de meerderheid op te dringen, maar we willen de maatschappij zien als iets dat bestaat uit vele minderheden van versohillende aard, zodat er dan ook niet voor een groep maar voor verschillende kleine groepen iets gedaan moet worden. Achter het plan voor een Derde Programma (BBC) daagde even het juiste begrip, het- begrip dat men mensen op ieder niveau als. kleine groepen tegemoet dient te komen. Tragisch genoeg werd het plan met weinig animo uitgevoerd en ging het ten koste van een ander programma dat ook voor de minderheden bedoeld was.
Democratie AI onze pogingen om de instellingen van ons maatschappelijk leven 615.
te verbeteren, kunnen aan de werkelijke kwaliteit ervan al heel weinig v·e randeren . .. tenzij we de moed hebben om de problemen
van de democratie onder de ogen te zien. Het is duidelijk dat een democratie waaraan men niet deelneemt een ·contradictio in terminis' is. In bet soort maatschappij dat wij verlangen hebben we mensen nodig die eraan deelnemen. Wij moeten situaties scheppen waarin ook de mensen die geen politieke belangstelling hebben toch bereid zullen zijn om hun bijdrage te leveren aan bet openbare maatschappelijke Ieven. Daarbij zijn al direct drie belangrijke gebieden te onderscheiden: de school, bet werk en de plaatselijke gemeenschap.
De school: Ret onderwijs moet de grondslagen leggen voor een besef van maatschappelijke en plaatselijke verbondenheid; het onderwijs moet erop gericht zijn de kinderen het besef bij te brengen dat de plaatselijke gemeenschap in al zijn economische, sociale en politieke aspecten de normale en onontbeerlijke achtergrond is van hun dagelijks Ieven. Het werk: De meeste tijd wordt besteed- afgezien van het slapen - aan werken. Sommige socialisten hebben de neiging om zich vooral te concentreren op de mogelijkheden tot beter gebruik van de vrije tijd, waarmee stilzwijgend het werk op de aohtergrond geschoven wordt als een onprettige noodzaak die men in vredesnaam maar heeft te slikken. Dit lijkt ons een onvergeeflijke vluchthouding. Ret grootste kwaad van onze tijd- de verstikking van de menselijke persoonlijkheid - komt het duidelijkst tot uiting in de verhouding van de mens tot zijn arbeid. Ret zou onzinnig zijn om in naam de actieve democratie te belijden, maar daarbij de machteloze ergemis te negeren die de meeste mensen bij hun arbeid ondervinden. Momenteel is voor de meeste mensen hun werkkring aileen maar de broodwinning - beter gezegd: geldwinning. Wat wij, in de werkkring zowel als in de maatschappij, willen verwezenlijken is reele deelneming, wij willen een situatie scheppen waarbij de arbeider zich de meester van zijn taak voelt, niet de slaaf. Wij zijn het slachtoffer geworden van een foutieve overwaardering van het begrip 'efficiency'. Ongetwijfeld is een nationale planning door de staat of door een corporatie veel eenvoudiger als de industrie geleid wordt door een bureaucratisch centxum. Maar als individu is de arbeider meer gediend met werk, en hij zal zioh efficienter voelen als dat werk hem werkelijk interesseert,
616
eel len ~n
:erwe
als zijn belangstelling en zijn verlangens op zijn werk kunnen worden overgedragen en er vorm aan kunnen geven. In dit opzicht is het noodzakelijk om dan maar liever bij het werk een zekere mate van 'inefficiency' in stand te houden, teneinde ook nog wat ruimte te laten voor de individuele ontplooiing.
>en
>en enjke jke ~en
het enale l is
Jen :ich van >nd les~ht-
1se-
1er-
1 in lteon·ing
lien 1epniet
ver-
.tioiger urn. hij :ert,
De plaatselifke gemeenschap. De maatschappij die wij tot stand willen brengen moet niet slechts zijn 'voor' mensen, maar 'van' mensen en 'door' mensen. De gewone man moet bereid en in staat zijn om mee richting te geven aan het maatschappelijk Ieven en aan de ontwikkeling daarvan. Ons voorstel is meer geld en meer macht in de handen van de plaatselijke autoriteiten ais een van de mogelijkheden tot bereiking van dit doel. Ook de raadszittingen hebben er behoefte aan van tevoren duidelijk aangekondigd te worden, en er moeten ruime faciliteiten zijn voor .het publiek - we zouden als regel dus avondvergaderingen moeten hebben met een grote publieke tribune. De raadsleden (apart of gezamenlijk of comite's uit hun midden) moeten op geregelde tijden te spreken zijn voor iedere burger, hetzij dat deze zich over iets ergert of aileen maar nieuwsgierig is. Voor de belangrijke punten - stadsplanning of grote uitgaven - is er geen enkele reden om de Zwitserse referendum-methode niet te gebruiken als hulpmiddel bij de meningsvorming. De raadsleden en politieke partijen en andere belanghebbende groepen zouden dan de taak hebben ervoor te zorgen dat de burger, alvorens te stemmen, over aile ter zake dienende informatie beschikte; op die manier wordt de discussie uit de handen van de belangengroepen genomen en in de huiselijke sfeer overgebracht. Maar als de meerderheid van de bevolking van een bepaaide gemeente werkelijk mee moet gaan doen aan de openbare kwesties, zullen de grote en kleine zaken van plaatselijk belang 66k, behaive toegankelijk, positief aantrekkelijk gemaakt moeten worden. Kan het iemand iets schelen of een bepaalde som gelds besteed wordt aan een warenhuis of aan een blok flats, aan recepties of aan kinderzorg? Ligt de groei van de stad iemand onzer even na aan het hart als de groei van de bloemen in onze tuintjes? Natuurlijk: als de gemeenteraden ruimere bevoegdheden hadden en ruimere subsidies geven konden zou er al vee! gedaan kunnen worden; maar dan nog moet het positieve enthousiasme van de bevolking eerst ergens vandaan komen. Op een paar terreinen is het besef van locale verbondenheid nu reeds een bron van enthousiasme, kennis en onderlinge belang-
617
stelling. Van deze voorbeelden moeten we uitgaan. Het meest opvallende voorbeeld wordt natuurlijk gevormd door de sportclubs; de hartstocht van de voetbalsupporter is berucht. Is de gedachte dan zo vreemd dat bv. een wedijver op het punt . van de architectuur tussen twee plaatsen bijna even enthousiaste gevoelens zou kunnen oproepen over een onderwerp als stadsplanning? De volslagen afwijzing van iedere gedachte aan wedijver is altijd een bron van veel mensonwaardige narigheid en bureaucratie geweest in de arbeidersbeweging. Als de plaatselijke gemeenschap een identiteit krijgt en via werkelijke (zij het vriendschappelijke) wedijver zich een eigen gezicht kan veroveren temidden van de vele andere gelijksoortige gemeenschapjes, zal ze uitgroeien tot een rniddelpunt waarop de individuele burger graag zijn belangstelling wil richten. Planning Het soort veranderingen dat wij wensen zal niet tot stand kunnen komen zolang de huidige machtsstructuur ongewijzigd blijft. De huidige ·oligopoly' is diepgeworteld en zal bij de wortel aangepakt moeten worden; het afhakken van een paar takken heeft geen zin. Radicalisme moet gefundeerd zijn op stevige socialistische grondslagen, zonder comprornis, wil het althans in zijn vele maatschappelijke doelstellingen slagen. Wif zullen dus een oostberaden planning op economisch en op maatschappelijk terrein als kernpunt van ons programma moeten zien. Onder het huidige systeem zal het altijd onmogelijk zijn om radicale sociale plannen door te voeren. Aile besluiten voor het toewijzen van gelden zijn afhankelijk van de vraag of er voordeel aan verbonden is; en dat zou in het belang van de gemeenschap kunnen zijn als het ging om beslissingen over het gebruik van een of ander consumptieartikel. Maar wanneer gekozen moet worden tussen parfums of ziekenhuizen, auto's of wegenbouw, dan is er .geen bruikbaar criterium voor het maken van een keus. Aan de ene kant de uitgave van een beperkte som, door de consument, voor iets dat hij verlangt te bezitten, aan de andere kant de eis van de belastingen waarvan men persoonlijk het nut niet direct kan of wil zien. Als eerste dus een persoonlijke keus voor een voorwerp, geproduceerd door een organisatie die er winst uit wil maken. Als tweede 'n keuze ten behoeve van de gemeenschap met niet de minste kans op winst. De structuur van ons systeem houdt een constante tegenzin in stand tegen behoorlijke gemeenschapsvoorzieningen. De consumenten verbruiken jaarlijks voor
618
: opubs;
duizend miljoen aan tabak; de natie als geheel kan niet meer dan honderd miljoen bijeen krijgen om arme Ianden te helpen.
?Unt iaste :adsvedl en lijke
bewegen om iets van zijn hulpbronnen a£ te staan voor politieke of strategische doeleinden. De nutteloze panacee voor al dit soort eisen is, onder een vrije markt, een snellere groei. De oplossing is zelf een uitvlucht. Immers, een overgrote nadruk op groei heeft de neiging de bestaande volgorde van prioriteiten - die wij socialisten juist veranderen willen- te versterken. Van nature zijn dit de begeleidende omstandigheden van een nadruk op snelle economische expansie: adverteren, een hoge waardering van materieel bezit, het ontkennen van aile mogelijkheden om de persoonlijke voldoening in het werk te vergroten, alles om de wille van de efficiency. Aan de eis van efficiency wordt ook de noodzaak opgeofferd om de concentratie van de economische macht minder groot te maken. Hetzelfde zal gebeuren met de noodzaak om de arbeiders tot geinteresseerde deelname aan besluitvorming te brengen. Natuurlijk zijn er vele redenen op te noemen waarom een Tedelijke groei noodzakelijk is. Maar we moeten eindelijk ophouden met produktievermeerdering als een doel op zichzelf te beschouwen. Als we deze stap eenmaal gedaan hebben is de noodzaak voor een strategisch gerichte planecorwmie wel duidelijk geworden. lnvesteringen bepalen de snelheid van ontwikkeling van de maatschappij, en tevens de richting waarin zij zich zal ontwikkelen. Wij verlangen van de regering dat zij zelf vee! meer investeringen voor haar rekening zal nemen en dat ze vee! meer bevoegdheden voor planning aan zich zal trekken. Een onontbeerlijk en logisch bruikbaar instrument is de belasting. Momenteel is belastingontduiking aan de orde van de dag. Ettelijke bronnen van persoonlijke uitgaven - vooral kapitaalwinsten - worden helemaal niet belast. Naar ons oordeel zou er een vee! bredere grondslag voor de belastingen moeten zijn. Wij zouden b.v. een zware kapitaalwinstbelasting willen invoeren en een belasting op schenkingen, welke dan gei'ntegreerd zouden worden met de nu bestaande successierechten of met een nieuw te creeren bela sting op legaten. Verder stellen we voor de instelling van een belasting op grote uitgaven en een weeldebelasting. Alles bijeen zouden deze hervormingen een belastingensysteem kunnen vormen waaronder aile vormen van luxe en inkomsten zouden vallen. Onder dit systeem zou ontduiking veel moeilijker zijn. Het zou een machtig wapen kunnen worden in de strijd voor grotere gelijkheid in de welvaarts- en inkomsten-verdeling. Het zou eerlij-
Een markteconomie laat zich aileen met de grootste moeite ertoe
~nd-
. tel ze :aag
nen De lakt zin. nd.ap-
'anvan
het ·en. van mg ver geof •en )nmt let lOr uit .ap ~m
m•or
619
ker zijn omdat zakenlieden en aandeelhouders niet meer, zoals nu, een onevenredig klein percentage van de totale belastingopbrengst zouden opbrengen. Dit zou het ook mogelijk maken om meer inkomsten te verkrijgen via de belastingen. En dit hrengt ons op het punt van de staatseigendommen. W at zijn nu eigenlijk, na aile controverses, de uiteindelijke bedoelingen van economische politiek? Heel eenvoudig: het verkrijgen van de middelen om sociale ·hervormingen door te voeren. Onder de gegeven omstandigheden lijkt het ons onmogelijk om ook maar iets van onze doeleinden op sociaal terrein te verwezenlijken, tenzij we ons zonder enig compromis wijden aan de verwerkelijking van drie fundamentele eisen: planning, democratic, gelijkheid. Gelijkheid door een grootscheepse verschuiving van maatschappelijke hulpbronnen; democratic door onderlinge wedijver en controle van onderop in elke produktie-eenheid; en planning door doeltreffende centrale controle van het investeringsbeleid. Aangezien we aile drie deze dingen hebben willen, moeten we ons wei vol: mondig uitspreken ten gunste van socialisatie op de juiste plaats in het hedendaagse socialisme. Wij zien voor ons het beeld van een economisch systeem waarin de mogelijkheden voor socialisatie van eigendom niet gebruikt worden om de macht van een paar particulieren in handen te brengen van een staatsbedrijf, maar waarin ze benut worden voor de bevordering van een waarlijke democratic en echt persoonlijk initiatief; een systeem waarin het winstmotief wei degelijk erkend wordt en waarin concurrentie als zodanig geen lelijk woord is, mits beide ondergeschikt worden gemaakt aan sociale doeleinden.
Actie Wij hebben een schets gegeven van wat de politiek naar ons oordeel in de jaren '60 zou moeten nastreven. Wij zijn van mening dat de kwalen waaraan onze hedendaagse maatschappij lijdt en waar wij aandacht aan gegeven hebben, zo'n groot gevaar opleveren voor de gezonde groei van de sociaal-democratie, dat een breed opgezette campagne door het gehele volk nodig zal zijn om ze te-verwijde.ren. Deze nieuwe radicale beweging moet aansluiten bij de idealen en de belangstelling van die nieuwe groepen die voortdurend belangrijker worden in onze maatschappij; de technici, de academici, de onderwijzers, de leerjongens, de witte-boorden groep, de jongeren in iedere werkkring. Ret klasse-onderscheid is vervaagd tot een ruwe indeling tussen 'mensen' en 'hooggeplaatste mensen' (top 620
nu,
1gst
inIV at gen . de geiets we :lrie tap~on
oel:ien vol: 1ats een van trti:uin
atie 1tief .e en aan
X>r-
dng en opeen zijn tlen berici,
jontot :top
people). Wij moeten steun voor onze campagne vinden in heel het volk; een smallere maatschappelijke basis is niet in staat om het modeme socialisme te dragen. Gelukkig is de geest van de radicale hervormers nog niet uitgestorven in onze maatschappij. Het blijkt in de duidelijke manier waarop veel groepen zich belangeloos teweerstellen tegen het beleid van blanke regeringen in Afrika; in de verontwaardiging over de miserabele stadsplanning en over het vernielen van de dingen die fleur aan het Ieven geven. Hier is het skelet aanwezig van het socialisme en het kan tot krachtig !even komen en een sterke beweging worden als de levensadem van doelbewuste ontwikkelingen er wordt in geblazen. Er bestaat op dit ogenblik geen politieke partij die aan bedoelde beweging uitdrukking kan geven. Evenwel is er de Labour Party; totnutoe de enige die met een beetje waarschijnlijkheid het fundamentele machtsprobleem onder de ogen zal durven zien. De Labour Party aileen kan het werktuig zijn waarmee de hoopvolle verwachtingen van de radicale denkers omgesmeed kunnen worden tot praktische politieke daden. Maar dan toch niet de Labour Party in haar huidige gedaante. Wil de Labour Party radicalen tot zich trekken, dan zal ze zich bij de nieuwe behoeften en de omstandigheden van de zestiger jaren moeten aanpassen. De radicalen intussen moeten waarlijk niet wachten tot het de Labour Party behaagt zichzelf te veranderen. Hun taak is het, onder aan de ladder te beginnen, midden in de kleinste kleinigheden van de politieke partij ... niet meteen maar met de fijne kneepjes van de nieuw te construeren instellingen. In onze plaatselijke gemeenschappen is stellig veel radicaal gezinde energie die er geen uitlaat vindt. Laat men agitatie bedrijven, actie voeren, via de vakbonden, via het gemeentelijk bestuursapparaat en de plaatselijke afdelingen van de politieke partijen. Op die manier kan de Labour Party van onder op gemaakt worden tot een goed werkend middel om radicale hervormingen mee door te voeren. Daarvoor is helemaal geen ingewikkelde organisatie nodig. Het is veeleer een zaak van spontane groeperingen, van het ontdekken van gelijkdenkenden in reeds bestaande organisaties. Actie kan via wei honderd kanalen gevoerd worden; van belang is aileen welke radicale doeleinden men nastreeft. Socialisten zien zich gesteld voor de taak om te debatteren en te overtuigen; om in brede kringen een kritisch maatschappijbesef wakker te maken dat de eerste voorwaarde is om het socialisme van morgen tot stand te brengen.
621
H. Brandt Corstius
Het lukt niet
De redactie van Socialisme en Democratie heeft mij verzocht stukken die zo beginnen kun je beter overslaan want de schrijver blijkt a) zelf geen behoefte aan het artikel te hebben, b) niet de moeite te willen nemen een beter begin te verzinnen. Maar dat is nu juist de situatie waarin ik mij bevind. Want wat moet ik na het lezen van bovenstaand manifest zeggen? Ook al was de inhoud me uit het hart gegrepen - wat voor zin heeft het om het nog eens op te schrijven? Het probleem is nu eenmaal niet te weten wat men wil, maar te zorgen dat voldoende andere mensen dat ook willen. W at in het manifest staa:t kan mooi en waar zijn, de realiteit is dat de Europese kiezersmassa dat niet schijnt te vinden. Niet dat ik geen bezwaren tegen het manifest heb. Het is een typisch Engels, j:ypisch insulair stuk. Geen woord over de buitenlandse politiek, die tach al ons binnenlands geknutsel overschaduwt. Misschien kan men daar in de Labourparty ook moeilijk iets over zeggen zonder de helft tegen zich te krijgen, maar nodig blijft het tach. Ook de nadruk op de lokale gemeenschap is uit de tijd, nu iemand in Petten kan werken, in Bergen wonen en in Amsterdam uitgaan. M.i. zijn de kernpunten waarop een radicale politiek zou moeten inhakken: 1. Het Standsverschil. Niet zozeer de 'top people' waar het manifest zulke gewetenloze schurken in ziet, zijn belangrijk maar de vage lijn die Nederlanders verdeelt in Huishoudkwaliteit en _ Primakwaliteit: een groep die voor een telefoongesprek tien cent betaalt en Zondagse kleren bezit, en een groep die voor vier cent opbelt en geen Zondagse kleren heeft. Hoe maken we duidelijk dat standsverschil, ook al is er geen verhongerende stand, mens. onwaardig is? 2. We kunnen niet kopen wat we nodig hebben. Ik wil naar Amerika vliegen, maar kan dat aileen in koppelverkoop met champagne en reerug. Ik wil televisie zien, maar kan dat aileen met 622
Lou van Burg en Okke Jager. Dat heeft weinig te maken met de vraag 'staatsbedrijf of particulier initiatief' want het is niet makkelijk uit te maken tot welk domein KLM of NTS behoort. Hoe maken we duidelijk dat noch het marktmechanisme noch het parlement op het ogenblik bij machte zijn een werkelijk vrije koopkeuze te waarborgen?
tt-
jver t de 1t is
het oud nog :ll:en dat , de ien. een tenchaiets )}ijft tijd, >ter-
Maar nu begin ik zelf aan een manifest terwijl de vraag waar het om gaat is: Hoe krijgen we stemmen voor linkse partijen? Ik zie drie mogelijkheden: 1. Bewust de toestand verslechteren. Dat wil zelfs het Russische communisme (in de neutrale landen) niet meer. 2. Lieve leusjes gebruiken. Langs de weg in Duitsland zag ik van de SPD de verkiezingsleuze 'Frohe Ferien', in dit Deense hotel zit onder me de plaatselijke socialistische afdeling aan het kienspel. Stel dat men er verkiezingen mee wint, hoe kan men op zo'n overwinning een radicale politiek baseren? 3. De doorvoede massa bewust maken van de fouten van deze maatschappij, met kracht een nieuw radicaal idealisme propageren. En dat lukt kennelifk niet.
eten het naar t en cent cent elijk ensnaar tam-
met
623
L. 1. Bartelds
Dernocratie in discrediet
If anything is to be really done in this world, it must be done by visionaries, by men who see the future and make ~he future, because they see it. Keir Hardie
De Vrije Volk abonnee is een VIP! Wist u dat niet? Maar u bent dan ook waarschijnlijk geen lezer van Ariadne of van Revue der Reclame. Mr. Mediaman, die dat wei is, wordt in advertenties over twee pagina's - kosten duizend gulden per stuk - door ons eigen Vrije Volk als volgt toegesproken: 'In de ruim 320.000 Vrije Volkgezinnen leeft een onstuitbare drang naar beter !even: koelkast, taperecorder, t.v. etc .... Het geld is er en de kooplust ook. Daarom is de Vrije Volk abonnee een VIP'. Krijgt u een vieze smaak in de mond bij het lezen van dit fraais? Mr. Mediaman niet! Die wist allang, dat de Vrije Volk abonnee een VIP is, een 'Very Interesting Person'. 'Nietwaar, Mr. Mediaman?' vleit Het Vrije Volk, 'u weet dat, . .. en met u vele collegae (en A.E.'s en adverteerders). Het Vrije Volk staat er bij, als het mediavoorstellen voor duurzame verbruiksartikelen betr·eft. Omdat Het Vrije Volk een tiende van de Nederlandse markt dekt, ... een actieve koopkrachtige, nog onverzadigde markt . . . voor juist "dure" dingen.' Nu is Mr. Mediaman meestal geen socialist. Als hij er al eens over nadenkt, weet hij, dat hij deel heeft aan een maatschappij· structuur, die de reclame als een van de belangrijkste pijlers van haar existentie niet zou kunnen missen. Hij ziet in bovenstaande reclamebelletrie niets ongewoons. Hij zou er zelf de auteur van kunnen zijn. Hij of een van de vele collegae (of A.E.'s, die hebben ze bij het Vrije Volk vast ook wei). Maar zij, die zich wei socialist noemen en zich zelf daarbij serieus nemen! Moeten zij er geen aanleiding in vinden, zich eens te bezinnen op dat socialisme? Ik geloof van wei. Ik geloof ook, dat bij aile feilen, die het manifest
624
'd, it , see they
1rdie
Jent der tties ons Trije oelook.
ais? mee dia~gae
het tdat een iuist
lens 1pij~
van nde van ben alist :een ~ Ik fest
van onze engelse vrienden vertoont, de verdienste ervan· juist schuilt in het feit, dat het ons, voor zover we er niet te geborneerd voor zijn, tot bezinning op ons socialismewil dwingen. Wij mogen wei eens met de neus op het ·vieze' van adverteren gedrukt worden. Als de Planta-affaire het ons niet geleerd heeft, kunnen de Vrije Volkadvertenties in Ariadne het misschien. Het mag ons wei eens weer verweten worden, dat er een woningbouwbeleid wordt gevoerd, dat van aile fantasie gespeend is, of we nu een regering met of zonder socialisten hebben. Als professor Pen het ons niet duidelijk weet te rnaken, rnisschien kan de hartekreet van een aantal jongeren het. Telkens moet ons weer voor ogen worden gehouden, dat ons onderwijssysteem, inplaats van een pijler voor de democratie te zijn, deze aileen maar ondergraaft. Daarom, en , daarom aileen al geloof ik, dat het manifest de moeite van een nadere beschouwing waard is. We zouden daarbij wei eens tot merkwaardige en helaas weinig hoopgevende conclusies kunnen komen. Socialisme voor morgen . . . een manifest. Het schijnt een typisch kenmerk van manifesten te zijn, dat er rake dingen in gezegd worden, verborgen in een massa retoriek. Dat is er de kracht en tevens de zwakheid van. De kracht van dit manifest ligt in het feit, dat de samenstellers scherp gezien hebben, waarop ze hun aanval moesten richten. De zwakheid komt naar voren in de wijze, waarop ze om wille van de retoriek de consequenties van hun denkbeelden , uit de weg zijn gegaan. Het uitgangspunt is niet nieuw. Maar de kern van de zaak wordt er meteen mee geraakt. 'Wij' en 'Zij'. Een wereld van mensen, die het gevoel hebben, geen enkele invloed te kunnen uitoefenen .op de wijze, waarop ze geregeerd worden. Die naar de stembus gaan omdat er opkomstplicht bestaat. Aan de andere kant een kleine groep die wei invloed heeft. De heer Konijnenburg gaat met Soekarno praten, Willem Oltmans weet ons er alles van te vertellen. Dr. Rijkens geeft duizend gulden voor het Koos Vorrinkhuis. De Natuurvrienden zijn er wat blij mee: twee conferentiezalen, om in te praten over het Nieuw-Guinea probleem. Maar dr. Rijkens heeft overal invloed en de Natuurvrienden worden gefrustreerd door een gevoel van politieke onmacht. En zij zijn nog de beste. Hun buren of hun collega's, die nooit in conferentiezalen komen, voelen zich helemaal onmondig. Inderdaad: 'Zij', moeten het maar opknappen. Het is ongezond. Het maakt het woord democratie tot een holle £rase. Tot een vlag, die een slechte lading dekt of zo men wil, tot 625
een verdovend middel, · dat ·ons ongevoelig maakt voor de werkelijkheid. Het gevoel van ·maatschappelijke onmacht' is er niet aileen op het politieke terrein. Voor elke vakbondsbestuurder met verantwoordelijkheidsbesef, is de steeds groeiende afstand tussen leden en kader een urgent probleem. Voor de actieven onder de leden is het in het beste geval een aanleiding tot kankeren en in het slechtste .geval - als het io te pas mocht komen en het komt steeds vaker te pas - tot het aansturen op een wilde actie. In kort geding heet dat dan een onrechtmatige daad. Gelukkig voor het systeem, zijn er weinig actieven. Is het nu waar dat 'materieel comfort de laatste natuurlijke prikkel tot politieke actie of politieke belangstelling heeft weggenomen'? Voor een deel natuurlijk wei. Het ligt ook voor de hand. Maar er is meer. Materieel comfort is lang nog niet ieders deel in Nederland. Er zijn nog genoeg gevallen - niet aileen in de zogenaamde vergeten groepen - waarin geleefd wordt op de rand van het minimum. Maar ook daar treft men apathie, of op zijn best een ongearticuleerd gekanker. De kwestie is veeleer, dat men leeft in een maatschappij, die volslagen ondoorzichtig geworden is. Er zijn geen simpele zwart-wit oplossingen. Alles is zo gecompliceerd. Men concentreert zich zoveel gemakkelijker op het kleine wereldje dat te overzien is. De gezagsverhoudingen in het gezin, op het werk, leveren al genoeg problemen. Bwten deze kring van werk en gezin weet men geen weg. Dit is een feit, dat de samenstellers van het manifest ook wel gezien hebben, maar waar ze niet recht raad mee geweten hebben. Ze hebben er niet de conclusie aan vastgeknoopt, dat het, op wat voor wijze dan ook, doorzichtig maken van de maatschappij, een van onze belangrijkste doelwitten zou moeten zijn. In plaats daarvan noemen ze andere dingen: klasse, verwaarlozing, vuil, symbolen van een samenleving, met de hulp van socialisten gebouwd en in stand gehouden. Het is waar. Het is er allemaal. Het klasseverschil (ik zou het liever standsverschil noemen), de verwaarlozing en het vuil: de Vrije Volkabonnee is een VIP, maar hij woont met vrouw en kind bij zijn schoonouders in en weet zo langzamerhand niet beter. Het zijn echter symbolen en niet meer dan dat. Randverschijnselen, die een moment de ergernis wekken, maar niet constant de aandacht vasthouden, omdat ze inherent zijn aan een maatschappijstructuur, die we in zijn geheel wel aanvaarden kunnen. Zolang we er niet van overtuigd zijn, dat we bezig zijn een maatschappij
626
er-
op ntlen len b.et ~ds
ing ~m,
jke egde ers in
de op dat gezo het het eze
wei en. .vat een Lar-
rm-
wd ;seing net md
ijnde pijmg >pij
in stand te houden, die - <mdanks het feit, dat het ons materieel
over. het geheel genomen niet slecht gaat - een aantal fundamentele fouten vertoont, zullen we steeds weer 'in de modder blijven steken', terwijl de problemen aileen maar toenemen. AI wordt dat in bet manifest nergens met zoveel woorden gezegd, de opzet is toch langs een aantal wegen een radicale hervorming tot stand te brengen. Er worden wapens genoemd: onderwijs, vrijetijdsbesteding, ontspanning en voorlichting. Ze staan er een beetje zielig bij, na de opsomming van al het kwaad waartegen gevochten moet worden. Maar als we ze samenvatten in het woord vorming lijkt het al wat meer. Wat onze engelse vrienden in feite willen is natuurlijk niet minder dan het vormen van nieuwe mensen. Mensen, die wel belangstelling hebben voor de politiek, die wel weten op wie ze stemmen en waarom, mensen, die een brede culturele interesse hebben, kortom mensen, die bewust Ieven. Niemand zal ontkennen, dat het een edel streven is. Maar niemand zal ook ontkennen, dat alleen in een samenleving van dergelijke mensen, de democratie pas waarlijk een democratie kan zijn. Wat zijn nude consequenties van dit alles? Ergens in het manifest wordt gezegd: 'AI onze pogingen om de instellingen van ons maatschappelijk Ieven te verbeteren, kunnen aan de werkelijke kwaliteit ervan al heel weinig veranderen : . . tenzij we de moed hebben om de problemen van de democratie onder de ogen te zien'. Dat de samenstellers die moed gehad hebben blijkt helaas nergens. Toch is niet moeilijk te zien, dat al het voorgaande hierin culmineert. De maatschappij hervormen, goed. Een hele lijst van punten, waarop de aanval gericht dient te worden, uitstekend. Maar dan toch aileen en uitsluitend op democratische wijze. Elke andere manier is bij voorbaat uitgesloten. Maar dat betekent: het systeem bevechten met de wapens, die door dat zelfde syst~em aanvaard worden. Dat betekent ook, dat elke paging tot radicale hervorming bij voorbaat tot rnislukken gedoemd is. Altijd zal een volksvertegenwoordiging, gekozen door niet- of haifge'interesseerden, elke poging om het bestaande radicaal te veranderen, in de kiem smoren. Een totaal nieuw onderwijssysteem is van het grootste belang. Twee hele bladzijden van het manifest zijn gevuld met een schets van zo'n systeem. Maar welk parlement, dat nog voor geen derde uit socialisten bestaat - en hoeveel van die socialisten zijn overtuigd van de noodzaak van een radicale onderwijshervorming - . zou een wet op het onderwijs in de zin van het manifest, goedkeuren? Het is politiek niet haalbaar, zeggen we dan. ~621
Politiek is een kwestie van stemmen tellen en ons program moet voldoende aantrekkelijk zijn, om die stemmen te krijgen. _Maar waarom propageren we dan geen radicale maatregelen? Waarom proberen we geen stemmen te krijgen voor een radicaal program? In de eerste plaats, omdat we er helemaal niet zo van overtuigd zijn dat radicalisme noodzaak is. We hebben kritiek op de kwalijke kanten van bet systeem, ja zeker. Maar het systeem zelf is zo_kwaad nog niet. Daarom zullen we altijd blijven peuteren met een paar procent loonsverboging langs hier en een paar uur korter werken langs daar. In de tweede plaats, gesteld dat we wel radicaal waren, we zouden er niet voor uit durven komen. Acbtenveertig zetels is zo mooi en laten we in godsnaam geen avontuur beginnen, dat misschien met veertig zetels eindigt. Of met nog minder. Laten we bopen, dat bet manifest altbans een aantal van ons iets te zeggen beeft gebad.
628
oet aar om
m? igd jke tad aar en, ~els
dat iets
L. Brouwers
Van Welfare state tot Welfare Economy of van bier tot gundert Eindelijk een socialistisch manifest, dat zijn aanvallen richt op eigentijdse problemen. Nu de strijd tegen de ergste armoede op zijn eind loopt en een nieuwe generatie langduriger onderwijs genoten heeft, blijkt de voedingsbodem voor een nieuw radicalisme gelegd. Natuurlijk verwerpt men niet meer alles in de huidige maatschappij. De publieke sector, de sociale voorzieningen, de democratische instellingen en de embryonale overheidsplanning hebben juist de voorwaarden geschapen voor bet ontstaan van een meer idealistisch getint radicalisme. Het maagsocialisme verliest zijn aantrekkingskracht voor steeds meer mensen. De angst van de Labourparty, dat er een causaal verband bestaat tussen bet bezit van duurzame consumptiegoederen bij arbeiders en het stemmen op de Conservatives, is ongegrond gebleken, zoals een recent opinieonderzoek heeft aangetoond.1 Een van de belangrijkste oorzaken van de politieke onverschilligheid bleek daarentegen het falen van de socialistische partij een duidelijk alternatief te stellen. Een meerderheid van de ge'interviewde kiezers verklaarde geen verschil te zien tussen Gaitskell en Macmillan (pg. 49). Het opmerkelijkste van de antwoorden van de jeugdige kiezers was hun volstrekte onbekendheid met bet programma van Labour. Wanneer men toch nog een programmapunt wist op te noemen, was bet de hulp aan oude mensen (pg. 56)! In onze vaderlandse politiek is de enig opvallende verschijning bet huurkonijn, dat zich bol vreet aan de nationale koek. Verder moeten de Hollandse koeien nog genoemd worden, die vee! te mollig zijn, zodat de consument halsstarrig weigert hun vette melk te drinken. Het is mooi van de PvdA, dat zij voor Magere Melk strijdt, maar toch heb ik nog nooit iemand ontroerd naar de radio horen luisteren, wanneer het melkprobleem aan de orde was. Als de PvdA eens met dit manifest in de hand oppositie zou voeren, wat zou het kabinet-de Quay dan
1
Mark Abrams 'Must Labour lose?' pg. 42.
629
affreus scbrikken. Dan zou zij ook op bet entbousiasme van de jongeren kunnen rekenen. Momenteel kritiseert de PvqA in de ~rste plaats de onbekwaam-
heid van enkele ministers van het kabinet-de Quay. Het resultaat van deze oppositie is, dat bet kabinet-de Quay versterkt wordt! Moet men hierin nu een exces aan sportiviteit zienP. Wil de PvdA eerst een sterke tegenstander hebben, voordat ze politieke oppositie gaat voeren? Of heeft men te maken met de verwarde handelingen van mensen, die onbewust iets anders willen dan politieke oppositie voeren? De socialistische kritiek blijft nagenoeg beperkt tot een betweterig: 'Nou dan ik, toen ik minister was!' Met een benijdenswaardig gemak windt men zich steeds weer op tot een delirium van verontwaardiging om volstrekt onbenullige redenen. Komisch is dan de onthutsing, waarmee men constateert, dat de weerklank bij het volk ontbreekt: zijn we misschien toch nog te radicaal? In hoofdzaak beperkt de oppositie van de PvdA zich tot een extreme querulantie over administratieve aangelegenheden en tot taktische 'handigheidjes', die funest zijn voor de zuivere functionering van der parlementaire democratie. Naar mijn mening client de PvdA een scherp omlijnd socialistisch verkiezingsprogramma op te stellen om het volk te mobiliseren. voor een politieke aanval op het kabinet-De Quay. Ik sluit me dan ook geheel aan bij de woorden van dit inanifest:wij zijn van mening, dat de kwalen waaraan onze hedendaagse maatschappij lijdt ... zo'n. groat gevaar opleveren voor de gezonde g?"Oei van de sociaal-democmtie, dat een breed opgezette campagne door het gehele volk nodig zal zijn om ze te verwijderen. Socialisten houden ervan te stoeien met 'de krachten van deze tijd'. Ook in dit manifest heeft men ftllerlei dingen overhoop gehaald, maar om me niet schuldig te maken aan een oeverloze beschouwing zal ik me in mijn commentaar beperken tot wat het manifest 'de grate vraag op het ogenblik voor socialisten noemt: de verwaarlozing van de publieke sector. Het lijkt een bijna zondige gedachte om (zoals dit manifest doet) het winststreven in het produkti!lsysteem verantwoordelijk te willen stellen voor een aantru sociale euvelen, nu men zich op ieder PvdA-congres te buiten gaat aan huldigingsorgien, waarbij feestredenaars steeds weer naar voren brengen, hoe zeer de Huidige Maatschappij Veranderd Is. Maar toch zal dit onderzocht moeten worden. Onder het economisch motief zal in het vervolg verstaan worden het streven van een bedrijfshuishouding naar een zo groot mogelijk overschot op lange termijn van quantificeerbare opbrengsten. boyen .offers, die
de tm-
:aat ·dt! ·dA poaneke !rkt een een 'en. de ; te tot en ncing lffi-
ande rar-
op~en
om
eze gebehet mt: onhet I tal aat aar Is. noran op
in geld uitgedrukt kunnen worden(= streven naar winstmaximalisering). Is het winststreven nog wei kenmerkend voor het huidige produktiesysteem? Vaak wordt het aanzienlijk toegenomen overheidsingrijpen aangevoerd als een bewijs, dat het produktiesysteem kwalitatief veranderd is. Wettelijke bepalingen hebben echter altijd de volstrekt vrije werking van het economische motief verhinderd. Het kenmerkende van het kapitalistische produktiesysteem is, dat de inbreuken op de vrijheid vm een bedrijfshuishouding tot winstmaximalisering nauwkeurig vastgesteld moeten worden, terwijl de bevoegdheden van de bedrijfsleiding niet limitatief op te sommen zijn. 2 Dit systeem bestaat nog onverminderd, hoewel men natuurlijk niet kan ontkennen, dat de vrijheid van de bedrijfsleiding door overheidsmaatregelen is ingekrompen. Ook ethische overwegingen, het rekening houden met de publieke opinie (meestal uit angst voor overheidsingrijpen) en het machtsstreven kunnen de werking van het economische motief beperken. In deze laatste gevallen is de beteugeling vm het winststreven niet het resultaat van bewuste overheidsplanning en hoeft dus ook niet noodzakelijkerwijs heilzame gevolgen te hebben, zoals vaak klakkeloos aangenomen wordt. Het machtsstreven kan maatschappelijk even funest zijn als het winststreven. Binnen de nu enger getrokken grenzen blijft het streven naar maximalisering van de winst echter gelden, ook al is het onbetwistbaar, dat vele kwalen (grote werkeloosheid, diepe depressies, armoede), die men kennelijk ten onrechte als inherent aan het kapitalistische produktiesysteem beschouwd heeft, met meer of minder succes verholpen kunnen worden. De toegenomen macht van de vakverenigingen doet geen afbreuk aan het winststreven, maar vermindert slechts het succes ervan door hogere arbeidskosten. Aileen waar de vakbeweging erin slaagt de bevoegdheden vm de directie aan te tasten, bestaat er een mogelijkheid, dat ook andere overwegingen dan het economische motief de beslissingen van de bedrijfshuishouding zullen be1nvloeden. Terwijl het winststreven in de bedrijfshuishoudingen, waar de vermogensbezitters (de klassieke kapitalisten) de uiteindelijke macht hebben, onverminderd (binnen de hierboven aangegeven grenzen) als enig motief de beslissingen in het bedrijf bepaalt, rijst hieromtrent een vraagteken in de bedrijfshuishoudingen, waar de managers het voor het zeggen hebben. Voor de manager' is de be-
die II
J. H. Jones 'The economics of priv~tte enterprise', pg. 189.
631
drijfswinst geen directe bron. van inkomen, omdat hij een salaris ontvangt. Hierover zegt Crosland, in 'The future of socialiSm': .'He (=de manager) seeks them(= de winsten) partly, of course, because in the long run his own remuneration depends on the success ' of the c~pany: but mainly because in the long run his social status, power, and prestige depend directly on the level of profits . . . Thus profit remains an essential personal and corporate incentive' (pg. 35). Weliswaar meent Crosland, dat managers de hoogte van de winst niet als de enige maatstaf voor hun grandeur beschouwen en hij somt dan een aantal prestigieuze, sociale activiteiten op, maar later geeft hij toe, dat het verkrijgen van goodwill hierbij een rol kan spelen. In mijn definitie van economisch motief heb ik de nadruk gelegd op de winstmaximalisering op lange termijn, omdat de moderne, kapitaalkrachtige bedrijfshuishouding zich het risico kan veroorloven een aantal offers te brengen met de bedoeling later de vruchten ervan in de vorm van goodwill te plukken (vandaar de mythe van het 'sociale', grate bedrijf). Dat de 'managerial revolution' de maatschappij in andere opzichten veranderd heeft, kan natuurlijk niet ontkend worden. Zo heeft Den Uyl er al vele malen op gewezen, dat de winsten voor een gedeelte niet meer uitgekeerd, maar voor de interne financiering gebruikt worden. De verabsolutering van het winststreven in het huidige produktiesysteem vermindert echter niet, onverschillig of de winsten nu uitgekeerd worden of niet. Aileen de publieke sector vormt meestal een uitzondering, hoewei ook bier de managers zich uitsluitend door het streven naar winstmaximalisering kunnen Iaten leiden. De reacties van de arbeiders op de commercieel geleide, genationaliseerde industrieen in Engeland zijn niet onverdeeld gunstig. De conclusie luidt dus, dat het grootste deel van de bedrijfshuishoudingen in onze maatschappij nog uitsluitend door het winstmotief geleid wordt (binnen bepaalde grenzen). Het tweeslachtige van het huidige produktiesysteem is, dat bedrijfshuishoudingen met hun produktieve handelingen ernaar streven de winst te maximaliseren, terwijl hun maatschappelijke functie het bevredigen van behoeften is. Men kan moeilijk bij voorbaat aannemen, dat de produktie onder deze belangenverhouding niet zallijden. Dit manifest vraagt zich af: wat is de oorzaak, dat onze maatschappif zo duidelifk op twee benen hinkt? W aarom slooft een mens zich uit om zich aUes te verschaffen wat in zifn vermogen ligt en waarom is hif blind voor de eerste behoeften van het leven - goede scholen, goede ziekenhuizen, 632
aris
1
'He
becess • dal ?rD-
rate :de leur tivi-
will •tie£
.nge ling t de I te t de ver-
Den :elte uikt lige 'Vin-
:J.Oelaar bei1 in dat aatnen ctieldeaatkan bewat :nen
goede steden - zaken, die slechts door samenwerking met anderen te verwezenlifken zifn, door openhare activiteit? Het is duidelijk, dat de samenstellers van dit manifest een behoorlijke dosis" Galbraith in hun haar gedaan hebben. Voor de verklaring van de 'private opulence, public squalor' moet men allereerst onderscheiden tussen individuele en collectieve behoeften.3 Collectieve behoeften komen voor, wanneer een aantal individuen een behoefte voelt aan dezelfde zaak. Zo zal een gezin, dat gekweld wordt door de onbedwingbare behoefte iedere avond culturele ontucht te plegen, een televisietoestel aanschaffen. Vele collectieve behoeften kunnen slechts door een organisatie tot uitdrukking gebracht worden en in dit geval spreekt men van collectiviteitsbehoeften. Vaak worden collectiviteitsbehoeften door overheidsorganen gerepresenteerd. De collectieve behoefte van oeverbewoners aan een rivierdijk zal tot uiting moeten komen in een collectiviteitsbehoefte van een waterschap. Door de noodzaak van een tussenschakel kan de bevrediging van collectiviteitsbehoeften een andere gevoelswaarde dan die van individuele en collectieve behoeften sec krijgen. In de gevallen, waarin de overheid zich belast met de verzorging van collectiviteitsbehoeften, kan dit gevoelsverschil nog geaccentueerd worden door de wijze, waarop de overheid zich hiervoor laat betalen. Belastingen worden immers gekenmerkt door de eigenschap, dat de betalende persoon voor zijn bijdrage geen bijzondere hem toegewezen prestatie van de overheid terugkrijgt. De meeste collectiviteitsbehoeften kunnen slechts door publiekrechtelijke organen tot uiting gebracht worden. Een privaatrechtelijk orgaan zou immers een overeenkomst moeten sluiten met een groat aantal mensen. De uitvoering van het project stuit dan gemakkelijk af op de onwil van enkelen om mee te werken. Mocht de overeenkomst echter tach gesloten worden, dan zal het winstmotief verder over het lot van de collectiviteitsbehoefte beslissen, omdat de hoogte van de winst onder het huidige produktiesysteem bepaalt, waar nieuwe investeringen plaats zullen hebben. Een publiekrechtelijk orgaan daarentegen kan onwilligen tot medewerking dwingen. De voorziening in collectiviteitsbehoeften door overheidsordening Ievert echter grote moeilijkheden op, als men het huidige door het winststreven geleide produktiesysteem hand-
haf~rste
zen,
3 Zie prof. dr. S. Kleerekoper 'Vergelijkend leerboek der hedrijfseconomie' pg. 5.
633
haaft. Iedere ordi:ming zal de werking van· het winstmotief beperken. Maar omdat het winstmotief de ratio van het kapitalistische listen als oorzaak voor de weerzin tegen belastingverhoging een produktiesysteem· is, zal elke inbreuk erop op een muur van verzet stuiten. Terecht wordt dan ook in 'De weg naar de vrijheid' (pg. 35) opgemerkt, dat 'de opvatting, dat de beperking van de beschikkingsmacht juist door haar geleidelijkheid veel minder maatschappelijke weerstanden op haar weg zal vinden dan de socialisatie, zeker niet over de gehele linie opgaat'. De overheid kan ook rechtstreeks de verzorging van de collectiviteitsbehoeften ter hand nemen (ziekenhuizen, onderwijsinstellingen bv.). Dan Ievert de financiering in een kapitalistische maatschappij weer grote moeilijkheden op. Een door het winststreven geleid produktiesysteem houdt immers een constante weerzin in stand tegen belastingen, die de winst verrninderen (inkomens-, vennootschapsbelasting bv.). Als deze belastingen hoog zijn, zal een sterke neiging bestaan tot belastingontduiking of het verhalen op de afnemers. Maar het heffen van omzetbelasting is weer bezwaarlijk in een maatschappij, die voortdurend met inflatie te kampen heeft. Belastingverhoging in het algemeen is uit elektorale overwegingen moeilijk. Eigenlijk is dit heel merkwaardig, omdat de belastinggelden toch de bevrediging van enkele der meest ckingende behoeften mogelijk maken. Individuele, collectieve en collectiviteitsbehoeften zijn immers aile behoeften van afzonderlijke personen, slechts organisatorisch is er een verschil. Men koopt een fiets en een t.v.-apparaat in de winkel. Men koopt niet een rivierdijk, maar samen met andere mensen betaalt men er belasting voor en samen met de andere oeverbewoners geniet men de bescherrning van de bedijking. Hoe komt het eigenlijk, dat de bevrediging van de collectiviteitsbehoeften als niet zo reeel ervaren wordt vergeleken met die van de andere economische behoeften? Dit is de moeilijkste vraag, waarop ik een antwoord zal trachten te vinden. Terwijl het causale verband tussen enerzijds de weerzin tegen overheidsordening en het betalen van belastingen, die de winst verminderen en anderzijds een door het winstmotief geleid produktiesysteem direct duidelijk is, is het niet zo eenvoudig het kapitalistische produktiesysteem verantwoordelijk te stellen voor de geringe bereidheid in onze maatschappij te betalen voor de verzorging van collectiviteitsbehoeften. De samenstellers van dit manifest mopperen: Smerig is ook ons nationale verkeersprobleem met zijn walgelijke tol aan mensen-
634
per;che een :rzet 35) :hik-
lapatie, llecsteltaatlven n in ms-, zal alen bee te trale 1dat lrincollijke een viervoor ning van vers de den. lgen rinst probet voor verons .sen-
Ievens - de prijs, die wij betalen voor onze nationale egoisten, die tientjes besteden willen aan autds voor ze een cent betalen aan wegen. Evenals de samenstellers van dit manifest zien vele sociagebrek aan gemeenschapszin. Dit is gedeeltelijk ook juist, maar dan nog moet men zich afvragen, waaroni er zo weinig gemeenschapszin aangetroffen wordt in onze maatschappij. Het fundamentele verschil tussen socialisten en conservatieven is, dat conservatieven dan volstaan met te verwijzen naar de menselijke natuur, terwijl socialisten naar de maatschappelijke oorzaken blijven zoeken om door een maatschappijverandering ook een ander mensentype te scheppen. Bovendien kan een gebrek aan gemeenschapszin niet het hele probleem verklaren. Ten slotte zou een automobilist ook uit puur eigenbelang een sterke behoefte moeten voelen ·aan een goed wegennet. Kennelijk leiden de collectiviteits behoeften een schemerig bestaan in het bewustzijn van de mensen. Dat biedt een beter aanknopingspunt voor de beantwoording van de vraag, waarom er zo'n geringe geneigdheid bestaat ervoor te betalen. Allereerst wil ik nu de hypothese onderzoeken of het produktiesysteem een zodanige invloed op het bewustzijn van de mensen uitoefent, dat een aantal behoeften (de collectiviteitsbehoeften) niet meer bewust gevoeld wordt. De mens heeft een hele scala behoeften (dit heb ik wei eens eerder gehoord!). De behoeften, die aileen door produktie van goederen en diensten bevredigd kunnen worden, noemt men economische behoeften. Een deel van de meest dringende economische behoeften (de zgn. collectiviteitsbehoeften) kan niet door privaatreehtelijke bedrijfshuishoudingen verzorgd worden. Als men spreekt over een stijging van de welvaart in onze maatschappij, dan bedoelt men eigenlijk, dat slechts een segment van de economische behoeften beter bevredigd wordt. Bovendien negeert een door het economische motief geleid produktiesysteem aile niet-economische behoeften tijdens de arbeid. Ieclere bedrijfshuishouding probeert immers het overschot van quantificeerbare opbrengsten hoven offers, die in geld uitgedrukt kunnen worden, te maximaliseren. Als offers gelden voor het bedrijf dus niet de frustratie der nieteconomische behoeften aan arbeidsvreugde, rust, kameraadschap, medezeggenschap enz. tijdens het werk. Deze zeer reele offers zijn geen offers in economische zin, omdat de bedrijfshuishouding er niets voor hoeft te betalen. In een uitsluitend door het streven naar winstmaximalisering geleid produktiesysteem worden ze buiten beschouwing gelaten, behalve wanneer de veronachtzaming ervan de arbeidsprestatie (en dus indirect de winst) nadelig zou.beinvloe635
gf)n; Dan ontdekt men plotseling het nut van arbeidsvitaminen en Terecht protesteert het manifest hiertegen: in dit opzicht is het noodzakelijk om dan 17UUlr l~ver bif het werk een zekere mate van 'inefficiency' in stand te houden, teneinde oak nag wat ruimte te laten voor de individuele ontplooiing. Hieruit voigt, dat wat men tegenwoordig blijmoedig de weivaartsstijging noemt, gepaard kan gaan met een sleohtere behoeftenbevrediging. Een voorbeeid kan dit verduidelijken. Ais een bouwondernemer in het centrum van de stad een protserig showgebouw voor een groot bedrij£ neerzet, houdt hij tijdens het bouwen geen rekening met de (niet-economische) behoefte van zijn arbeiders aan een minder autoritaire besiuitvorming in het bedrij£ en evenmin met de behoefte van de omwonenden (een collectiviteitsbehoefte) aan een estetisch verantwoorde omgeving (tenzij de overheid erin gesiaagd is de werking van het winstmotief te beperken door een bouwverordening). De behoeften ten siotte, die wei bevredigd worden door het kapitalistische produktiesysteem, zijn voor een gedeeite kunstmatig door de reclame geschapen, omdat de toename van het in het bedrij£ gestoken kapitaai een meer constante vraag vereist.
f~licitatiediensten.
Samenvattend Iuidt de conclusie, dat een door het winststreven geieid produktiesysteem voorziet in de bevrediging van een deel van de economische behoeften onder de voigende voorwaarden: 1. de verzorging van een segment van de meest dringende economische behoeften (de collectiviteitsbehoeften) wordt permanent verwaarloosd door de privaatrechtelijke bedrijfshuishoudingen {de vraag, waarom de overheid in een kapitalistische maatschappij deze taak niet overneemt, zijn we bezig te onderzoeken). 2. tijdens de arbeid wordt het bestaan van niet-economische behoeften bij de arbeiders genegeerd behalve wanneer deze veronachtzaming de arbeidsprestatie ongunstig bei:nvloedt. 3. een gedeeite van de wei bevredigde, economische behoeften wordt kunstrnatig geschapen. De verwaariozing van de collectiviteitsbehoeften {1) blijkt niet de enige schoonheidsfout te zijn van het kapitalistische produktiesysteem. Hierboven werd geconstateerd, dat de collectiviteitsbehoefter. een schemerig bestaan Ieiden in het bewustzijn van de mensen. Het verzet tegen de huidige voorziening in de collectiviteisbehoeften beperkt zich derhaive eveneens tot een vaag onbehagen, dat niet in het bewustzijn doordringt. Eenzelfde ongearticuleerd en dus ook ongeorganiseerd onbehagen doet zich voor t .a.v. de punten 2 en 3. De vraag, waarom de mensen zich zo wei-
636
~r
'n ;d
v-
m te et :t. m
el oat le lij
et e:sle rin-
ti-
or ~i-
nig bewust zijn v:an de noodzaak van een betere verzorging der collectiviteitsbehoeften in onze maatschappij, blijkt een onderdeel van een vraagstuk van wijdere strekking te zijn: waarom blijft ieder verzet tegen de status quo op het gebied van de behoeftenvoorziening in onze samenleving in het onderbewustzijn hangen? Als men de mensen met de neus op de feiten drukt, vindt niemand bet normaal, dat bv. 'de particuliere verzekeringsmaatschappijen stuk voor stuk royale kantoorpaleizen neerzetten, maar de meeste buurthuizen - waar .ook iets van het menselijk geluk verzekerd wordt - voor het merendeel te oud en te lelijk zijn om een kanon op te ricbten?'4 Niemand vindt bet bij nader inzien vanzelfsprekend, dat 'voor de meeste mensen hun werkkring aUeen maar broodwinning- of beter gezegd geldwinning- is' (citaat uit het manifest). Het grote mysterie is en blijft, waarom bet onbebagen in ooze maatscbappij niet omgezet wordt in een strijdbare, politieke oppositie. Wat houdt de mensen in deze toestand van bypnose? Mijn hierboven gestelde hypothese kan nu ruimer geformuleerd worden: gaat er soms van bet produktiesysteem zelf op de een of andere wijze een suggestie uit, die de mensen in deze dommelige staat van tevredenbeid met de buidige beboeftenvoorziening houdt? Ten slotte kan dit produktiesysteem aileen onaangevochten blijven, als bet erin slaagt bet onbebagen naar het onderbewustzijn te verdringen. Ik voel me niet in staat om volledig aan te geven, hoe deze suggestie plaats beeft. Maar er zijn wel een aantal symptomen, ·die een idee geven van de omvang ervan. Hier moet in de allereerste plaats genoemd worden bet nieuwe verscbijnsel, dat de publiciteitsindustrie zich niet meer aileen bezig boudt met bet (misleidend) aanprijzen van goederen, maar ook probeert de mensen een bepaalde kijk op het leven bij te brengen. 5 De reclame streeft ernaar de mens uitsluitend als consument te doen zien. De held van bet moderne welvaartssprookje is immers de consument. Nu zal aileen een puritein beweren, dat consumptie op zichzelf niet een bevredigende activiteit is. Dat is echter ook de reden, dat het streven de mens te reduceren tot consument zo'n succes heeft. In feite bevredigt consumptie in de betekenis, die de reclame eraan geeft, 4
Citaat uit de congresrede van Den Uyl (S & D 5-'61 pg, 384). Vgl. 'The magic system' door R. Williams in het onlangs opgerichte, briljante tijdschrift 'New Left Review' (pg. 27 in het juli-augustus nummer 1960). 5
637
slechts een dee! van de economische behoeften en slechts een segment van de menselijke behoeften, zoals hierboven uiteengezet is. Het consumptiebegrip, dat de reclame hanteert, is veel beperkter dan het overeenkomstige begrip in ·d e economische wetenschap. Het is niet toevailig natuurlijk, dat consumptie in de betekenis, die de reclame eraan geeft, aileen die behoeftenbevrediging omvat, waarin door het kapitalistische produktiesysteem voorzien kan worden. Als consument in deze betekenis van het woord blijft de mens tevreden met het huidige produktiesysteem. Nu valt het niet mee de mens te herscheppen in een 'consumer idiot', omdat de mensheid nu eenmaal van nature niet materialistisch genoeg is voor dit hoge ideaal. Maar met de kolossale bedragen, die ter beschikking staan van de reclame, komt men toch een heel eind. In Engeland wordt ongeveer f 10.000.000.000 per jaar uitgegeven voor reclame en verpakking om nu nog maar te zwijgen van Amerika. Voorzover de reclame er niet in slaagt de mens tot aileen-maaroonsument te kneden, zal een vaag onbehagen onder de bedriegelijke korst van tevredenheid en conformisme heersen. Als de reclame geen pogingen deed ook deze spanning te verminderen, zou de maatschappij gevaarlijk veel gaan lijken op een beerput met het deksel er nog op. Een ander nieuw verschijnsel is dan ook, dat de reclame ervoor zorgt, dat de consumptie geassocieerd is met de bevrediging van diepe, menselijke behoeften. In de verlat!)n straat steken we een sigaret op tegen de eenzaamheid. Een levensverzekering moet ons de kracht geven de dood te trotseren. Bewust appelleert de reclame aan de drang zich te onderscheiden door een statussysteem op te bouwen. Dan kopen we niet aileen meer voorwerpen, maar ook aanzien en macht. Een auto is dan niet !outer een comfortabel vervoermiddel, maar bij aankoop werpen we ook een blik op de Grote W ereld, waar een hotelbediende tot de knieen in een perzisch tapijt gezonken zich op onze wenk naar de Wachtende Wagen spoedt. In de woorden van het manifest: We hebben
nu aan de ene kant een handjevol 'top people' en aan de andere kant een woestenif bestaande uit lieden van even beneden de middenklasse, die zichzelf (?) en elkaar praktisch opvreten uit snobisme en krampachtige standsoverwegingen. N u zou men blijk geven van een paranoi:de inslag, als men de reclame uitsluitend verantwoordelijk zou wiilen stellen voor de schijntevredenheid in <mze samenleving. Er zijn nog allerlei andere verschijnselen, die de verspreiding van de levensbeschouwing van het zakenleven illustreren. Het prietpraten over de welvaart is een alomverbreide bezigheid geworden, waardoor gesuggereerd wordt,
638
+•. +,._, • .
-
dat de welvaart onverbrekelijk aan dit produktiesysteem verbonden is. Also£ de vooruitgang v·a n de tecbniek (zoals prof. Banning niet moe wordt te betogen) deze welvaart niet mogelijk maaktel Ook socialisten spreken klakkeloos van 'de welvaartsstijging'. Nu wil ik niet ontkennen, dat een gedeelte van de economische beboeften beter bevredigd wordt en in zoverre is de welvaartsstijging natuurlijk ook reeel. Maar bet woord suggereert meer dan bet inboudt en zwijgt over de verdeling van de welvaart. De stijgingspercentages vermelden niet, dat een dee! van de meest dringende, economische behoeften (de collectiviteitsbehoeften) verwaarloosd wordt. Ook is het een typisch staaltje van het allesdoordringende commerciele denken, dat men helemaal vergeet rekening te houden met de niet-economische offers in de arbeidssituatie onder het kapitalistische produktiesysteem. De consumenten-verheerlijking heeft tot gevolg, dat zoveel mogelijk verdoezeld wordt, dat de mensen ook nog werken. Hectares papier besteedt het Parool aan de geneugten van een vakantie in het buitenland, terwijl volgens de meest recente cijfers (1954) slechts 3,3% van de arbeiders naar het buitenland ging. (Paraat 1961, pg. 214). Terecht merkt het manifest op: De meeste tiid wordt besteed- afgezien van het slapenaan werken. Sommige socialisten hebben de neiging om zich vooral te concentreren op de mogelijkheden tot beter gebruik van de vrije tijd, waarmee stilzwijgend het werk op de achtergrond geschoven wordt als een onprettige noodzaak, die men in vredesnaam maar heeft te slikken. Dit lijkt ons een onvergeeflijke vluchthouding. Het grootste kwaad van onze tijd - de verstikking van de menselijke persoonlijkheid - komt het duidelijkst tot uiting in de verhouding van de mens tot zijn arbeid. Nog nooit is de status van de zakenman zo hoog geweest als nu. Terwijl de ondernemer vroeger in intellectuele en artistieke kringen als een vulgaire poen beschouwd werd (vgl. 'The man of property' van Galsworthy), kan het nu verkeren, dat een manager met een tartende ernst een college geeft over 'de persoonlijkheid van de verpakking'. Jonge dichters kijken ons beschaamd aan op bieradvertenties. Professoren lenen zich ertoe de grote ondernemer een aureool van respectabiliteit te verlenen door een aaiende biografie aan hem te wijden. Zo componeerde prof. Bouman een levensbeschrijving over Anton Philips, 'de mens, de ondernemer', waarin zorgvuldig verzwegen wordt, dat de familie Philips aan Marx geparenteerd is. Daar zijn ze in Eindhoven nog steeds niet overheen. Ret Parool gunt zijn lezers geregeld een blik op de Toppen van bet bedrijfsleven. Onlangs lachte ir. Otten me vertrouwelijk uit de pagina's van dit kloeke 639
avondblad tegemoet (Hoe lieflijk is het zicht op de Mount Otten!). Zo op de foto is ir. Otten inderdaad een onschuldige, ouwe baas en dat is dan ook de indruk, die bij de gemiddelde krantenlezer blijft hangen. Gelukkig zorgde een redacteur van Het Vrije Volk voor het evenwicht in de socialistische pers met een ironisch artikel over de aandeelhoudersvergadering van Philips. Het Parool strekt bij voorkeur zijn handen met de gretigheid van de nouveau riche uit naar 'teigen van oude, voorname Amsterdamse geslachten'. Ik heb hier een speciale knipselverzameling van aangelegd, omdat het voorlezen van deze artikelen een solied lachsucces garandeert op studentenfeestjes. Als zelfs een socialistisch dagblad meeteemt in het koor van de Verenigde Aanbidders van de 0-zo-sociale Zakenman, is het weinig verwonderlijk, dat de status van de politicus daalt vergeleken met die van de 'captains of industry'. Hofstra's overstapje illustreert slechts op boeiende wijze een maatschappelijke tendens. Allen, die sokophouders dragen, geloven weer in de mythe van het 'sociale', grote bedrijf. Kortom, nog nooit is de invloed van de ideologie van het zakenleven zo verstikkend geweest als nu. De enige, georganiseerde tegenkracht - de socialistische beweging - is een moeras van gezapigheid en ideologische ontreddering gezonken. Het resultaat is, dat het onbehagen in onze maatschappij ongearticuleerd en ongeorganiseerd blijft. (Uit de hieruit voortvloeiende politieke apathie leiden sommige socialisten dan weer af, dat de tijd niet rijp is voor radicale oplossingen, maar dan spant men de paarden achter de wagen.) Zonder de pretentie te hebben volledig de be'invloeding getraceerd te hebben meen ik toch aangetoond te hebben, dat mijn hypothese, dat het kapitalistische produktiesysteem tracht ieder bewustzijn van ontevredenheid te bedwelmen met de wierookdampen van de consumenten-idolatrie, niet onwaarschijnlijk is. De vraag, waarom de mensen zich zo weinig bewust zijn van de noodzaak van een betere verzorging der colleotiviteitsbehoeften, kan nu ook beantwoord worden, want deze vraag bleek een onderdeel van het vraagstuk van wijdere strekking te zijn: waarom blijft ieder onbehagen over de status quo op het gebied v·a n de behoeftenbevrediging in ooze maatschappij in het onderbewustzijn hangen? Ook de bevrediging van de collectiviteitsbehoeften valt immers buiten de gezichtskring van de consument. Deze vreemdheidservaring wordt nog versterkt door een verschijnsel, dat ik enkele alinea's hierboven signaleerde: de door de overheid verzorgde collectiviteitsbehoeften kunnen een andere gevoelswaarde hebben dan individuele en col-
640
lectieve behoeften sec. Dit aangrijpingspunt is dan ook dankbaar benut. Onder het huidige produktiesysteem hebben de collectiviteisbehoeften een totaal andere status in de ogen van de consument dan de behoeften, waarin het particuliere bedrijfsleven voorziet. De bevrediging van de collectiviteitsbehoeften behoort tot een andere wereld. Zij wordt een vanzelfsprekende zaak, die niet tot het bewustzijn doordringt. De consument ziet het probleem van de slechte verzorging van de collectiviteitsbehoeften niet en is dus in de hem weemde rol van burger van de Staat der Nederlanden niet bereid hier geld voor uit te .geven. Daarom durft geen politieke partij de consument-kiezer te overtuigen van de noodzaak van belastingverhoging, die niettemin de voorziening in zeer dringende (collectiviteits-}behoeften mogelijk zou maken. Rest ten slotte nog de andere helft van de verklaring voor de geringe geneigdheid te offeren voor de verzorging van collectiviteitsbehoeften: het gebrek aan gemeenschapszin. Men kan zich .voorstellen, dat een automobilist belasting betaalt, omdat hij uit puur eigenbelang het nut van een goed wegennet inziet. Maar men kan zich ook het roerende geval voorstellen van een kinderloze belastingbetaler, die het nut inziet van goede scholen. In dit laatste geval is gemeenschapszin vereist. Het ideaal van de egocentrische, passieve 'consumer idiot', dat het zakenleven ons opdringt, is weinig bevorderlijk voor de gemeenschapszin. De consument is aileen gelnteresseerd in zijn eigen wensen en .grieven en in zijn verhouding tot de leverancier van de goede dingen der aarde. De vermanende stem, die de consument op zijn gebrek aan gemeenschapszin wijst, lijkt uit een andere wereld te komen. Heel typerend worden deze ethische geluiden in onze maatschappij uitgekreten voor utopisch, chiliastisch en messianistisch of sirnpelweg voor ouderwets. Samenvattend luidt de conclusie, dat de voorziening in de collectiviteitsbehoeften in onze maatschappij noodlijdend is, omdat: 1. privaatrechtelijke bedrijfshuishoudingen de meeste van deze behoeften niet kunnen verzorgen. 2. ordening in een door het winstmotie£ geleid produktiesysteem op een muur van verzet stuit. 3. de financiering van de directe voorziening in de collectiviteitsbehoeften door publiekrechtelijke organen grote moeilijkheden oplevert onder een kapitalistische produktiesysteem, daar: a. een door winststreven geleid produktiesysteem een constante
641
weerzin in stand houdt tegen belastingen, die de winst verminderen. b. belastingen, die de prijzen verhogen, bezwaarlijk zijn in een maatschappij, die voortdurend met inflatie te kampen heeft. c. in bet algemeen bij de burgers weinig geneigdheid bestaat te betalen voor de bevrediging van behoeften, die in een kapitalistische maatschappij in veel geringer mate tot bet bewustzijn doordringen. d. de bereidheid een offer te brengen voor gemeenschapsvoorzie-· ningen afneemt, aangezien de levensbeschouwing, die bet 'consumer capitalism' de moderne mens opdringt weinig bevorderlijk is voor zijn gemeenschapszin. Van ganser harte onderschrijf ik dan ook bet volgende citaat uit bet manifest: De structuur van ons systeem houdt een constante weerzin in stand tegen behoorlifke gemeenschapsvoorzieningen. We hebben gezien, dat niet aileen de publieke sector achtergesteld blijft in onze maatschappij, maar dat tijdens bet werk de niet-economische behoeften van de arbeiders eveneens genegeerd blijven, terwijl daarentegen kunstmatig geschapen behoeften wei bevredigd worden. Om de vraag nu eens drama tisch te formuleren : wie stelt deze absurde prioriteiten in de menselijk behoeftenbevrediging in onze maatschappij vast? Wie beslist in onze maatschappij, dat er geen nieuwe ziekenhuizen gebouwd zullen worden, dat er tijdens bet werk geen rekening gehouden zal worden met .de behoefte aan arbeidsvreugde, maar dat er wei een rijkgeschakeerd assortiment ontharingsmiddelen tegen redelijke prijzen ter beschikking van de consument zal staan? Niemandl Zijn er dan nergens meer kwaadwillende uitbuiters, wier met champagne en reerug gevulde buik gedecoreerd wordt door bet klassieke gouden horlogeketting? Heeft bet kabinet-de Quay bier niet de hand in? De waarheid is, dat er geen beslissing genomen wordt. Het gebeurt gewoon. De rangorde, die in de bevrediging van de menselijke behoeften aangebracht wordt, is niet bet resultaat van een bewuste keuze door bepaalde mensen, maar de neerslag van duizenden andere beslissingen in de bedrijfshuishoudingen, waarvoor bet winstmotief richtsnoer is . .Men kan hoogstens constateren, dat een aantal rnensen (de kapitalisten en de managers) bij deze gang van .zaken belang hebben of er macht aan ontlenen. Maar de moderne manager-met-maagzweer zou onthutst kijken, als bet resultaat van zijn ijver hem duidelijk werd. Ook hij wil bet goede. De volstrekt willekeurige rangorde in de menselijke behoeftenbevrediging is direct en indirect bet resultaat van bet winstbejag
642
in ons huidige produktiesysteem, zoals ik hierboven heb proberen aan te tonen. De eerste taak van het democratische socialisme zal zijn een nieuw produktiestelsel te ontwerpen, waarin de gemeen-
schap de prioriteiten vaststelt. Om het manifest maar weer te citeren: een systeem, waarin de woorden 'een werkzame democratie' geen hoUe klank meer zullen zijn . .. W at wij in de werkkring zowel als in de maatschappii willen verwezenliiken, is reele deelneming. De oorzaken van de achterstelling van de publieke sector liggen in het kapitalisme. Wil men deze misstand opheffen, dan zal men hem in de wortel moeten aantasten. Hiermee is het vraagstuk van de socialisatie weer actueel geworden, dat onlangs een ideologisch onverzorgde begrafenis heeft ontvangen. Pas als het socialisme een scherp omlijnd alternatief biedt, zullen de kiezers hun onbehagen in een politieke keuze kunnen uitdrukken. De verdubbeling van de levensstandaard onder het huidige produktiesysteem als allesoverheersend politiek doel is een commercieel ideaal, dat aileen maagsocialisten zal bevredigen. Als het socialisme niet duidelijk stelt, dat de 'private opulence, public squalor' het gevolg is van het winststreven, zal ieder klagen over de slechte overheidsvoorzieningen een boemerang~effect hebben. Men zal (met de Telegraaf) gaan denken, dat de overheidsorganen ongeschikt zijn voor deze taak. Een modern socialisme moet de weg wijzen naar een echte welfare economy, waar het welzijn der mensen niet opgeofferd wordt aan de welvaartsstijging. Dit lijkt me het grote probleem van de toekomst. Bij een bepaald welvaartsniveau wordt de bevrediging van de niet-economische en collectiviteitsbehoeften relatief veel belangrijker voor de mensen dan de welvaartsstijging.
l
g
643
1.·van den Doel
Een Manifest van gisteren
De jeugd is niet aileen de hoop des vaderlands, maar ook die van de politieke partijen. Allemaal doen ze hun best om de jeugd een grandioze ontvangst in hun gelederen te bezorgen. En als overal, gaan ook hier de socialisten voorop. Ter gelegenheid van de laatste verkiezingen beloofde de Labour Party aan de jongeren de kies·gerechtigde leeftijd tot op achttien jaar te zullen terugbrengen. Wie de jeugd koopt, koopt de toekomstl De jeugd verkoopt zich echter duur. De jongeren voelen goed aan, wanneer een partij hen naar de ogen gaat kijken om electorale winst te behalen. Zij zuilen dan geneigd zijn bij hun natuurlijke overmoed nog een schepje op te gooien. En dan wordt het ingewikkelde maatschappelijke bestel niet meer voorzichtigjes doorvorst. Dan wordt er meteen maar een ferro manifest opgesteld: 'Proletariers van de Labour Party, verenigt u'. In Nederland is de PvdA de partij, die zich het meest voor de jongeren openstelt en die het grondigst onderzoekt wat er bij de jeugd leeft. Niet aileen omdat ikzelf tot de jeugd behoor, juich ik dit van harte toe. Maar er zijn grenzen en vooral daar, waar de gevolgen van een kennelijk gebrek aan bescheidenheid door de ouderen te serieus worden genomen. · De modeme maatschappij kenmerkt zich o.a. door een verlate volwasseriwording. De verlenging van de schoolperiode, de geborgenheid van de welvaart en de vervreemding van de natuur rekken de adolescentie sorns tot het dertigste jaar. Als wij jongeren dan werkelijk zo graag een vingertje in de politieke pap willen roeren, moeten wij tegelijkertijd beseffen dat onze opvattingen zich nog radicaal kunnen wijzigen. Dit inzicht zal ons manen tot een voorzichtigheid, welke in het hele manifest niet te vinden is.
Demacht 'Oude slagzinnen en de oude maatschappeliike analyse raken hun betekenis kwift,' staat in het manifest te lezen. We zullen zien, wat daarvoor bij de manifestanten in de plaats is gekomen. 644
e e h e e .e If
n !fi
:h
m
at
De kern van het manifest draait om het probleem van .de macht. Naar het oordeel van · de schrijvers wordt de motor van onze, vreugdeloze, maatschappij gevormd door de . huidige machtsstructuur. Dit thema keert steeds weer terug, zodat we hierbij wat langer moeten stilstaan. Volgens het manifest zou aile macht in handen zijn van de 'financiele grootmogols': 'De huidige hoge. omes zijn die stuk of wat mensen die directeuren en commissarissen zijn van de stuk of wat werkelijk grote particuliere financiele ondernemingen.' Ze vormen een 'wereldje van gezinnen met twee auto's'. Ze behoren tot 'de bevelvoerende klasse, koning kraaiende hanen in hun respectievelijke tuintjes'. En ze zijn 'gespeend van elk verantwoordelijkheidsgevoel'. Ik heb deze citaten met opzet zo gerangschikt, om te laten zien hoezeer sommige van mijn leeftijdsgenoten in de ban zijn geraakt van een rancune, die het inzicht in de maatschappijstructuur aanzienlijk vertroebelt. Hoezeer hun blik verduisterd is, blijkt, als we nagaan hoe de opstellers over het ontstaan van de macht denken. Naar huri oordeel zijn de mensen, die over geen macht beschikken, 'de minderheden die geen koopkracht hebben'. Ze hebben geen invloed 'omdat ze geen macht ontlenen aan bet geld verdienen'. Macht wordt hier ge'identificeerd met geld. In de marxistische gedachtengang zijn de kapitalisten de boosdoeners, omdat ze de produktiemiddelen bezitten. In bet manifest zijn de financiele mogols de boosdoeners, omdat ze bet geld bezitten. Het komt op hetzelfde neer. Degenen, die de mond vol hadden over verouderde slagzinnen, halen een compleet marxistisch stokknolletje van stal. Nog fraaier wordt bet, wanneer de opstellers schrijven, dat 'we ons moeten richten tegen elke machtsconcentratie, waar we die ook aantreffen'. Ik vind dit een absurde gedachte. De huidige machtsconcentraties zijn feiten, die we als feiten moeten accep~ teren. We kunnen Unilever niet in drieen delen, evenmin als we de Verenigde Staten van Amerika kunnen ontbinden. Het enige dat we kunnen doen, is het organiseren van voldoende tegenwicht, opdat bet risico van machtsmisbruik tot normale proporties wordt teruggebracht. Gezien het voorafgaande lijkt bet of de opstellers principieel tegen elke machtsconcentratie zijn, doch dat is slechts bedrieglijke schijn. Voor henzelf willen ze graag een uitzondering maken: 'Onze opgave is: ... zelf de macht in handen te nemen waarmee we onze goede bedoelingen tot een maatschappelijke werkelijkheid kunnen maken.' Maar de geschiedenis achter het ijzeren gordijn 645
heeft toch wei geleerd wat de consequenties ervan kunnen zijn dat een klasse vol goede bedoelingen de macht in handen neemt. Deze gedachten van het manifest zijn dan ook opportunistisch en gevaarlijk. De feiten In de huidige maatschappij zijn veel machtsconcentraties aan te wijzen en zeker niet aileen in handen van bestuurders van grate N.Y.'s. De overheid, de pers, de vakbonden, de politieke partijen, de kerkgenootschappen: zij aile vormen min of meer belangrijke pressiegroepen. Zij ontlenen hun macht niet zozeer aan hun koopkracht, als wei aan de rechtsbeginselen die ze verdedigen of de zedelijke idealen, die zij voorstaan. Doch zelfs, als de macht wel een gevolg zou zijn van de economische positie, hoeven de machthebbers nog niet 'gespeend te zijn van verantwoordelijkheidsgevoel'. De moderne manager denkt in de eerste plaats vanuit het belang van de onderneming als geheel. En in het belang van de onderneming is, dat de werknemers tevreden zijn. Daarom besteedt men aan de menselijke verhoudingen in bet bedrijf meer aandacht dan vroeger, en laat men, naast de gesmade efficiency, ook psychologische, ethische, en sociale factoren een rol spelen. Men maakt een voorzichtig begin met de arbeiders in de beslissingen te betrekken. Het inzicht wint veld, dat het belang van bet bedrijf grate offers voor bet welzijn van het personeel rechtvaardigt. Er is m.i. onvoldoende grand om zomaar tot de alleenheerschappij van de grate ondernemers te kunnen concluderen. De overheid en de vakbonden hebben belangrijke posities en het concurrentiemechanisme doet haar werk, ook in een monopolistische marktstructuur. De monopolist weet immers nooit zeker of hij in de toekomst zijn monopolie zal behouden en zal zich, vooruitziend als hij is, vaak gedragen alsof hij concurreert. Hij verlaagt zijn prijzen omdat een excessieve winst de concurrentie van andere bedrijven zal aanlokken. Binnen de bedrijven hebben de directies veel van hun oorspronkelijke bevoegdheden aan functionarissen uit lagere regionen moeten afstaan. Het grootbedrijf is niet Ianger een persoonlijk instrument in de hand van enkelen, maar een openbaar instituut onder Ieiding van een groat aantal deskundigen, met een gedecentraliseerd beleid naar bijna aile hierarchische niveaus. De socialisten vergeten maar al te vaak hoezeer de evolutie van de maatschappelijke verhoudingen ertoe bijdraagt, dat hun maat646
schappijbeeld naderbij komt. Niemand minder dan J. M. Keynes wees reeds in 1926 op de eigenaardigheid van de grote onderneming, zichzelf te ... socialiseren. De opstellers doen pogingen de feiten zo voor te stellen dat ze nog stof voor revolutionair elan kunnen opleveren. Deze pogingen zijn echter krampachtig en gekunsteld.
Weinigwol Het manifest besluit tot een 'frontale aanval op de binnenste machtsconcentraties van economische en sociale macht'. En na deze schitterende volzin worden dan ook afgrijselijk revolutionaire voorstellen gelanceerd: 1. Het onderwijs moet het kind opvoeden tot persoonlijkheid en moet het kind gemeenschapsgevoel bijbrengen. 2. De vrijetijdsbesteding moet zinvol worden. 3. De menselijke waardigheid in de arbeid moet worden hersteld. 4. Bij het bestuur van de plaatselijke gemeenten moeten de ingezetenen meer worden betrokken. 5. De economie moet worden gepland. 6. Men moet belastingontduiking tegengaan .. . Wellicht ziet u het: allemaal punten, die ook op het verkiezingsprogram van de KVP zouden kunnen prijken. Ik geloof dat ieder weldenkend mens het inzicht kan delen dat er meer goedkope woningen en betere publieke voorzieningen moeten komen. Om de noodzaak hiervan te bewijzen is het veelvuldig gebruik van aanduidingen als 'bet vieze adverteren', 'het vuile woningprobleem' en 'bet verkeersprobleem is smerig' volmaakt overbodig. Uit de denigrerende opmerkingen over 'efficiency' en 'economische groei' blijkt_dat de opstellers van het manifest niet beseffen wat zij aan deze dingen te danken hebben. Steeds weer bedienen de schrijvers zich van kreten, waarvan de draagwijdte niet voldoende doordacht is. Maar wat geeft dat eigenlijk? De wereld weet nu in ieder geval hoe lekker radicaal wij zijn I
'Nauwere grenzen' 'Welvaart is een relatief begrip,' orakelen de manifestanten. Inderdaad: onze welvaart is een bad in weelde vergeleken bij de hongersnood waarin twee-derde van de wereldbevolking crepeert. Wanneer we dit wat meer beseften, zouden onze klachten wat schaarser worden. Dan past ons slechts een gevoel van schaamte dat wij hier te Iande onze energie verspillen aan gekrakeel over de 647
voetbaltoto en de gedifferentieerde loonpolitiek. Op zichzelf zijn dit misschien uiterst gewichtige zaken, maar ze vallen in het ·niet wanneer men ze vergelijkt met de strijd om de meest primaire levensbehoeften in Afrika en Azie. Als de opstellers werkelijk socialist zijn om deze aarde bewoonbaar te maken, waarom reppen zij dan met geen woord over het lot van een miljard mensen, voor wie de Nederlandse wetten op de dierenbescherming een onwerkelijk toekomstideaal betekenen? Edoch, er is niet aileen de hanger en de koloniale of postkoloniale afhankelijkheid van vele volken en rassen: Wij Ieven bovendien in een tijdperk waarin de wereldvrede bedreigd wordt door het communisme, en de beschaving door de atoombom. Ook, als wij er van uitgaan dat de NATO fundamenteel is voor. de verdediging van onze vrijheid, blijven er nog tal van problemen over. Wij zullen bij voorbeeld, om werkelijk een vernietigingsoorlog te vermijden, aan het begrip 'vreedzame coexistentie' een wezenlijkere en diepere inhoud moeten geven, willen wij niet door de rest van de wereld als huichelaars worden uitgekreten. In het manifest staat te lezen, dat 'de groepen hun sympathieen binnen steeds nauwere grenzen trekken'. W elnu, de opstellers zelf zijn bet meest geslaagde voorbeeld van zo'n groep. Zij schenken. grate aandacht aan de plaatselijke gemeenschap, maar de meest fundamentele problemen van onze westerse beschaving staan niet op het programma van het 'socialisme voor morgen'.
De executie 'Maak het kort,' zei de graaf van Egmond tegen zijn beul op het schavot. Welnu: bij gehrek aan essentiele problemen waarop hun hervormingsgezindheid kan worden uitgeleefd, zijn een stel Engelse jongeren zo gefJ;Ustreerd geraakt als een moeder die geen kind meer heeft om voor te zorgen. Zij hebben een rare, onsamenhangende mengelinoes geproduceerd van de ideeen van Marx, Galbraith, en Packard. Aan de ene kant blijven ze mokken omdat slechts vijf en zeventig procent van de socialistische doelstellingen is verwezenlijkt. Aan de andere kant richten ze zich tegen een abstract flui:dum als macht, evenwel zonder aan te tonen dat de huidige machtsstructuur 6£ ondoelinatig is, 6f veelvuldig tot misbruik aanleiding geeft. Hun competentie is twijfelachtig; hun probleem~elling is, in deze vorm gegoten, verouderd; hun voorstelling van de feiten is gekunsteld; hun programma is te weinig zeggend en hun gezichtsveld is te eng. Kortom: het manifest is een produkt van een grate zelfoverschatting.
648
H.·Lange
Socialisme_voor morgen ofvoor overmorgen?
... t
De eerste algemene indruk die het manifest na lezing achterlaat bij hen die vermoeid of zelfs moedeloos zijn geworden bij .het aanschouwen van wat vroeger nog de 'politieke arena' kon worden genoemd is er een van eensgezindheid met de schrijvers. Daarnaast voelt men dan sympathie voor de redaktie van S. en D. die dit manifest in Nederland publiceert en om commentaar vraagt. Dit is daarom vooral zo sympathiek omdat men niet kan aannemen dat de redactie van S. en D. met haar nauwe banden met de P.v.d.A.-leiding niet heeft moeten denken na bestudering van het geschrift <deze schoen trekken wij aan, want hij past ons'. lmmers, niet aileen vele van de terecht b.oosaardige opmerkingen over de Engelse maatschappij zijn in meer of mindere mate van toepassing op de Nederlandse. In dezelfde verkwikkende taal waarin gesproken wordt over het Labour-partij apparaat kan een boekje worden geschreven over de Partij van de Arbeid! Gezegd en geschreven vanuit dezelfde psychische instelling van ontevredenheid met de huidige maatschappijvorm, van weerzin tegen de verwatering en slappe compromispolitiek op basis van de bestaande kapitalistische orde door de socialistische partij, van ergemis over het gebrek aan fantasie en durf der socialistische 'voormannen' is er ook in Nederland meer. Maar meestal zijn die uitbarstingen van zacht gezegd 'onbehagen' goedlachend of laatdunkend, maar ook kwaaddenkend door de top terzijde geschoven. Dat ook in Engeland, zo goed als in elk W esteuropees land, er onder sommige jonge socialisten duidelijk afkeer bestaat tegen de toestanden in staat een partij wisten we b.v. uit onze contacten met engelse socialistische studenten en de socialistische jeugd. Kortom, het verheugende is niet zozeer dat dit manifest geschreven werd als wei dat het hier via het maandblad van de Partij van de Arbeid in de belangstelling van juist hen geplaatst wordt, tegen wie het geschrift te keer gaat. Nu acht ik een agressieve geestdrift, voorzien van een behoorlijk portie cynisme en rancune tegen het bestaande en de
649
vooraanstaanden van grote waarde. Maar aileen dan, wanneer het niet gaat om bet afreageren ;van prive-gevoelens maar om bet verderliggende doel: de revival van het socialisme. M.i. mag van het manifest gezegd worden dat het inderdaad deze doeleinden client. Nog belangrijker: bet wijst de hoofdvijanden van die doeleinden aan, te weten de machtsconcentraties van de grote industriele ondememingen, van de staat en van de partijapparaten. Elk met hun enorme mogelijkheden ter be'invloeding van de publieke opinie. Maar, en daar draait naast alle lof verder mijn kritiek en twijfel op uit, de middelen om deze machtsconcentraties uit de wereld te helpen worden niet voldoende diepgaand behandeld. Niet alleen in dit opzicht, maar ook in de meer theoretisch-analiserend aandoende opmerkingen blijft men voor mij dikwijls te onduidelijk, nog afgezien van het feit dat sommige gedeelten voor tweeerlei uitleg vatbaar zijn. Op enkele daarvan wil ik in het volgende iets nader ingaan.
Socialisatie 'Oude slagzinnen en de oude maatschappelijke analyse raken hun betekenis kwijt'; dat is in ieder geval een oude slagzin die het in de P.v.d.A. doet, b.v. als er beginselprogramma's 'vernieuwd' moeten worden. Dan gaat het tegen maatschappelijke analyses die hun begin van ontstaan hebben omstreeks 1848. Met zo'n opmerking dreigen de manifestanten dus nogal in net gezelschap te komen. Of moeten we met het oog op wat volgt lezen dat het juist gaat tegen die opvattingen die hun ontstaan danken aan het nai:eve dankbaarheidsgevoel van 1945? Tegen die maatschappijanalyses a Ia 'nu samen alles weer opbouwen, arbeiders de pas inhouden, nationalisatie van wat toch niet meer rendabel is, anti-cyclisch budgetteren en de nieuwe orde is er'? In. dat geval: kom op met jullie nieuwe slagzinnen en maatschappelijke analyses. Bij het bestuderen van jullie manifest moet ik nogal eens denken aan de merkwaardige nieuwbakkenheid en bruikbaarheid van bepaalde 1848-analysesl Zo b.v. bij die bizonder goede opmerking 'de officiele theorie van de nu bestaande gelijkheid i~ een gordijn waarachter enorme machtsconcentraties en enorm machtsmisbruik schuilgaan'. In de eerste plaats vraag ik me dan af waar dit officieel op slaat. Betreft het hier een theorie die de reactie erop nahoudt en dus via haar bei:nvloedingsapparaat tot officieel wordt geproclameerd of is het toch ook een theorie die de partijleiding hanteert om haar
650
1
lamlencligheid te verdecligen en die zo, via haar propaganda, tot officii:He partijtheorie wordt? Maar vervolgens moet dan opheldering worden gevraagd over
hoe men zich nu voorstelt die machtsconcentraties te lijf te kunnen gaan. Opstellers spreken wel van socialisatie, maar wat moet dit woord nu precies dekken? · Stelt men zich (of ons) voor dit te doen op W.B.S.-hervormde manier, wat helaas m.i. neer moet komen op aileen maar vergroting van het aantal bureaucraten binnen de bestaande machtsconcentraties, zogenaamd afkomstig uit de arbeidersbeweging maar in feite ervan vervreemd zoals de Duitse ervaringen leren. Dan heb ik voor de engelse vrienden een goede nieuwe slagzin anno 1961: 'elke vakbondsdoktorandus draagt een arbeidsdirectoraat in zijn ransel'. ·Of wil men a la Gaitskell aandelenpakketten door de Staat laten opkopen? Ik .geloof dat dit soort voorstellen nogal van na'ieviteit getuigt, ten minste als men meer wil dan aileen bier en daar Staatsdeelneming in de verder onaangetaste machtsconcentraties. Bovenclien de Staat als grootkapitalist is een beeld dat op grond van wat we daarvan gezien hebben ook niet zo aantrekkelijk is. Of wil men werkelijk, maar dat is ouder""ets, een centraalgecoordineerde planeconomie met socialisatie in die zin dat een zo groot mogelijke decentralisatie van macht naar lagere publieke organen, naar bedrijfstak, bedrijf en ten slotte naar de producent zelf gewaarborgd is. Men hoeft Joegoslavie heus niet in alles op te hemelen om toe te geven dat daar tot nu toe gunstige, hoopvolle en voor het socialisme leerrijke resultaten op bet economische terrein van socialistische democratie zijn behaald. In deze tijd van discussies over nieuwe beginselprogramma's enerzijds en bet beroven van woorden uit bet socialistisch jargon van hun werkelijke betekenis andet:zijds moet men, zeker in een manifest (dat woord schept sinds 1848 verplichtingen) heel duidelijk zijn. 'Aan de kaak stellen' is niet voldoende. Machtsconcentraties en machtsverhoudingen, daarop stoten we steeds in bet stuk. Gesteld wordt 'voor socialisten is de grote vraag op bet ogenblik hoe we de welvaartsverdeling kunnen aftakken vanuit de persoonlijke naar de publieke sector'. Betekent dit nu dat een richtingverandering in de bestedingen zonder meer nodig is? Dat zou je kunnen doen via een integrale belastingverhoging. Afgezien van bet feit of een aanzienlijke verzwaring der belastingdruk nog mogelijk resp. effectief kan zijn, dit lost in ieder ~51
geval het probleem van de inkomens- en vermogensverdeling niet op. En daardoor ook niet dat van de machtsverhoudingen .. Natuurlijk, Galbraith heeft wei gelijk: meer geld naar de publieke sector. Maar voor socialisten geldt daarmee gepaard gaande: meer publieke sector. En op basis daarvan wijziging der machtsverhoudingen, wijziging der inkomens- en vermogensverdeling. Dus hier weer die vraag 'hoe?' Als ik daamaast lees de wens naar 'reele deelneming' van de burger ook in zijn werkkring, de eis van 'een open systeem waarin de beslissingen openlijk genomen kunnen worden' kan ik aileen maar tot de slotsom komen dat socialisatie in de zin, zoals ik hoven reeds aanduidde, de enige manier is. Want .'een strategisch gerichte planeconomie' waarvan de opstellers spreken zonder meer, dus zonder vergaande decentralisatie, zonder als uiteindelijk doel 'het afsterven van de staat' kan juist een groot gevaar betekenen voor een werkelijke 'werkzame democratie'.
Klasse Het manifest volgt een grote traditie: het spreekt over onze maatschappij als een klassenmaatsohappij. De schrijvers onderscheiden een aantal klassen, welke op een mij aansprekende, geestig-cynische manier beschreven wmden. Maar ook niet meer dan beschreven. Wetenschappelijk gefundeerd worden ze m.i. niet. Ik mis bij die indeling in klassen de relatie tot de maatschappelijke orde. Men brengt ons een aantal groepen met een bepaalde psychische instelling van 'Koningkraaiers' tot ouitenbeentjes'. Maar waar blijft het aantonen van verband met de socio-economische positie van deze groepen. Zoals het nu gepresenteerd wordt, lijkt het erop also£ het behoren tot de een of andere klasse door de prive-mening der manifestschrijvers wordt bepaald in plaats van, zoals gebruikelijk, op grond van een objectief maatschappelijk criterium. Als er dan verder van onze klassenmaatschappij wordt gesproken klinkt dat wei radicaal maar de betekenis ervan blijft vaag en zelfs verwarringwekkend. Te meer waar er verderop verteld wordt dat 'het klasseonderscheid vervaagd is tot een ruwe indeling tussen people en top people'. In verband met de klappen die men eerder uit.deelde is het woord vervaagd onbegrijpelijk. W at kunnen ontevredenen nu doen? Laten we nu verder ervan afzien dat er meer onderdelen van het manifest om opheldering vragen. Laten we rustig aannemen dat
652
..... ~··
.•,.. :-
e n n
n )-
n
t-
n te 1-
le al
e-
er k, 0-
dt .s-
et at
+
er op sommige punten min of meer belangrijke verschillen in opvatting liggen tussen de engelse manifest~chrijvers en die socia~ listische jeugd van Nederland die zich ter onderscheiding links noemt. Laten we ons beperken tot die overeenkomst in mentaliteit: afkeer van de middelmatigheid, lauwheid en gebrek aan durf die onze maatschappij en partij kenmerkt; onze agressiviteit tegenover de noge omes' in de apparaten van staat, vakbond en partij. De grate vraag waar de engelsen- en de nederlanders voor staan is: wat doen we ertegen - hoe krijgen we veranderingen hoe krijgen we ze weg. Dit is het kernpunt. Niet voor niets heeft dit thema onlangs onze discussie met de socialistische jeugd van Duitsland in hun kamp te Callantsoog beheerst. . Men kan wei stellen, zoals het manifest doet, dat we actief binnen allerlei organisaties en op allerlei niveaus onze mening moeten verkondigen, maar zit daar perspectief in? Zodra vastgesteld is dat zich machtsconcentraties gevormd hebben van 'hoge ames' met een bureaucratie om zich heen, ook in de partij die ons eerste werkterrein zou moeten kunnen zijn, dan is tegelijkertijd vastgesteld dat deze concentraties, _evenmin als in de maatschappij, zo gemakkelijk te bevechten zijn, laat staan zich op vrijwillige wijze zullen oplossen. De bureaucratie is verzekerd van de steun der 'passieven die zich de wet laten voorschrijven'. Via de formele democratie oftewel de dictatuur van het getal is de macht der 'excentriekelingen' (en nagenoeg geen betekenis. En jongeren hebben helemaal niets te vertellen. Enkele jaren geleden hield Vrij Nederland een onderzoek onder jongeren. Dat onderzoek _was niet representatief, maar had, naar men mag aannemen, een te zwaar gewicht van politiek-geinteresseerden. Van deze ondervraagden antwoorddde, op de desbetreffende vraag, slechts 21% de indruk te hebben dat ze persoonlijk enige invloed hadden op het politieke beleid in Nederland. De overgrote meerderheid meende (m.i. weet) dat de politieke beslissingen volkomen buiten hen om genomen worden . Het is een vereiste om, in statistische zin, abnormaal (een 'uitbijter') te zijn als je toch wilt blijven vechten tegen apparaten die de beslissingen nemen, waarmee je het niet eens bent. En de huidige maatschappelijke situatie !evert weinig zulke uitbijters op. Vandaar dat ik de meeste en grootste vraagtekens plaats bij de laatste passage van het manifest. Ik ben te weinig optimistisch
653
om te geloven dat enkelingen ook maar een kans maken tegenover 'bet apparaat' met al zijn machtsmiddelen als geld, pers, radio. De meesten van hen die nog niet geloven in het sprookje 'dat de maatschappij zo gecompliceerd is geworden' dat alleen de doktorandussen deze nog kunnen begrijpen, zijn gedesillusioneerd. Dat wil niet zeggen dat latent niet nog steeds een radikalisme onder de oppervlakte kan liggen, maar dan zal een verandering in de maatschappelijke omstandigheden deze te voorschijn moeten roepen. Tot zolang blijft ons, ontevredenen, niets anders over dan op de posten te blijven, maar voorshands zonder al te hoge verwachtingen. Dat wil niet zeggen dat verder aileen maar afgewacht moet worden. lntussen rust op ons de taak een nieuwe jonge garde van socialisten te vormen die als het nodig en mogelijk is taken kan overnemen. Die garde moet duidelijk weten wat ze wil, wat er kan en op welke manier het moet. In dit licht gezien heeft het manifest grote positieve betekenis. Het draagt bij tot de scholing, tot overdenking, tot discussie. Maar slechts voor een gideonsbende. Dat er op dit moment een beroep mogelijk zou zijn op 'het gehele volk' om tot acties over te gaan die het beoogde effect hebben is m.i. helaas een utopie.
654
- ...,... .,
r
'e· I•
-
D. Dolman
De paradox een paralyse?
e 11
ll
P 1-
:t n n r •· n :r
Commentaar op een manifest, is bet geen paradox? Heeft men bet recht te wroeten in een strijdschrift, dat volgens Koenen-Endepols v66r alles 'duidelijk' is? Moet men zicb niet beperken tot een eenvoudige stemverklaring, een simpel voor of tegen? Ja, inderdaad, wanneer bet manifest werkelijk manifest mag beten; neen echter, als een stelletje beetboofdige, zij bet goedwillende, boze jongelieden blijkbaar niet de manifeste moed kunnen opbrengen om de meest actuele knelpunten zelfs maar te noemen. Vooruit dus: ziebier een commentaar, een bescbouwende kritiek- ingewikkelder, maar tegelijk wellicht veiliger manier van positiebepaling als men tocb een paradox wil. Heethoofdige, zij bet goedwillende jongelieden, beb ik gezegd. Het klinkt als bet oordeel van een rancuneuze oude man en scbept bet risico, betgeen volgt bet merk van de outsider te verlenen. Laat ik daarom allereerst die algemene kwalificatie positiever interpreteren dan men waarscbijnlijk zou verwachten: Het stuk is bepaald origineel. Het parafraseert niet aileen de gebruikelijke aanvallen op foute bezits- en macbtsverboudingen en de daaruit voortvloeiende rampzalige allocatie der maatscbappelijke bulpbronnen; bet treft vooral ook bet bardnekkige standsbesef dat, ten dele onafhankelijk van het economische systeem, blijkt voort te woekeren: 'Een enkele kleinigbeid als iemands accent, iemands opvoeding of een willekeurig aangeleerd maniertje kunnen iemand plaatsen in de groep van de betere of rninder goede stand.' Men moet voortdurend op zijn boede zijn, zich niet door tegenstanders een karikatuur van eigen inzichten telaten opdringen. Het is niet waar, nu minder dan ooit, dat de socialistische beweging zicb enkel zou bezig bouden met 'materiiHe' zaken, noch als_doel in zich zelf, noch zelfs als· middel. In Domineesland occupeert rnisschien bet geestelijke meer dan in Engeland, maar ook daar zij men voorzichtig met verwijten. En toch . . . de rangorde der huidige politieke desiderata geef.t te denken. Begrijp goed, ik zou ook niet goed weten hoe een vraagstuk als
655
"gelijke kansen" tegen andere wensen zou moeten worden afgewogen; des te noodzakelijker echter is het, er de . aandacht op te vestigen. Sommige KVP-ers betogen met vee! tam-tam dat zij 'gelijke kansen voor gelijk begaafden', geen •gelijke kansen voor iedereen' voorstaan. Aanvankelijk heb ik dat een flauwe spitsvondigheid geoordeeld. Langzamerhand vraag ik me evenwel af, of wij het werkelijk zozeer eens zijn. De begaafdheid, de schoolse begaafdheid wei te verstaan, wordt op een troon geplaatst; het diploma is overal goed voor. Vele ambten, zowel in het bedrijfsleven als ook (waarschijnlijk nog sterker) in overheidsdienst worden geschikt geacht niet voor mensen met een bepaalde combinatie van intellectuele en karaktereigenschappen, zelfs niet met uitsluitend een zekere hoeveelheid praktische kennis, maar enkel met dat stomme papiertje. En besliste het diploma nu aileen op dat ene moment, maar niets is minder waar: het blijft zijn aureool gedurende een reeks van jaren uitstralen. Laat een onderofficier eens proberen luitenant te worden; hij zal meestal het gevoel hebben opgenornen te zijn in een kaste, die zich extra pantsert om niet van voosheid in elkaar te vallen. Het geloof in het diploma, de eenmaal beklede waardigheid, de titel schijnt onuitroeibaar. Er zal wei haast geen Nederlander gevonden kunnen worden die de tegenwoordige Koningin geen respect en genegenheid toedraagt. Maarwaarom noemen zovele sodalisten haar nog Majesteit? Hoe vele socialisten zijn lid van een ridicuul standengenootschap als de Rotary? Wie was ook maar weer het PvdA-Kamerlid, dat serieus heeft deelgenomen aan het magister-doctorandus-debat? Wat een prachtige kans om het titelfetisjisme te hekelen ongebruikt gelaten! Men ziet, ik schrij£ liever iets concreter dan het Engelse manifest, allijkt me dit tot dusverre de goede verstaander duidelijk genoeg: 'In iedere denkbare situatie is er wel een buitenstaander die als erkende autoriteit en scheidsrechter moet optreden'. In Nederland heeft men zelfs de paradoxale grap uitgedacht, iedere kritiek op de regering (hetzij verwant, hetzij vreemd aan eigen overtuiging) te ondermijnen met het verwijt: je hebt haar tach zelf gekozen! Ja, onze Engelse opstandigen zijn wei origineel. Zij leggen de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het welslagen van een radicale linkse politiek daar, waar zij hoort: bij de individuele burger. Een overtuigde meerderheid van het volk kan bereiken wat een kibbelend Labourcongres onmogelijk maakt. Zulk een politiek gelukt aileen wanneer het autoriteitsgeloof van de enkeling verdwijnt,
656
e
ij
I'
ij
t
:-
11
e
t
s
11
11
e I,
r
11
r
:-
.-
., s
l
e
e
11
.,
of het nu de Koningin betreft of Karl Marx, meneer pastoor of professor meester doctor I. A. Diepenhorst. Er komt evenwel een moment, waarop de angry young men er voor terugdeinzen hun originaliteit te paren aan stellingname in de aotuele politieke situatie. En daarmee wordt hun schijnbare durf aanmerkelijk minder indrukwekkend. •Er bestaat op dit ogenblik geen politieke partij, die aan bedoelde beweging uitdrukking kan geven'. Het kan nauwelijks hautamer. Vooreerst wordt er op deze wereld zelden iets gezegd dat niet al eerder beweerd werd, zij het misschien in andere woorden en met een ander oogmerk. Maar bovendien is het irreeel en laf, zich zo gemakkelijk af te maken van de verbeten strijd die momenteel binnen de Labour Party woedt, de voeten voor het ogenblik droog houdend, en in de toekomst de eer voor zich opeisend. Geen naam wordt in het manifest genoemd. Wellicht hebben de opstellers zich niet willen blootstellen aan de verdenking in alledaagse details te treden: Maar politici met een dergelijke idealistische toon, een dergelijke intelligen.tie en vooruitziende blik, zouden toch moeten erkennen, dat die ene zo strijdbare en integere figuur, ver uitstekend hoven zijn kriti}Qasters, juist op deze plaats hun steun verdiendel Het is waar dat Gaitskell enkele malen raar heeft gemanoeuvreerd om het compromis veilig te stellen; onze manifesteerders halen er waarschijnlijk hun neus voor op. Maar de nooit verblekende eer kmnt hem toe, op het beslissende moment geweken noch weggelopen te zijn, doch zonder omwegen de onmiddellijk in te slane weg te hebben aangeduid: 'Our object must be to broaden our base, to be in touch always with ordinary people, to avoid becoming small cliques, out of touch with the main stream of social life in our time. We should be missionaries, not monks: a mass partij, not a conspirational group' 1 Kiezershonger of eerlijke democratische overtuiging? Een objectief beschouwer zal het antwoord niet schuldig willen blijven. Het antwoord op een vraag die de mensen van het manifest niet een.s hebben gesteld. Zij blijven liever de grate partij van links, die recht heeft op hun (goede) trouw, op een afstand volgen. Dat wil zeggen: aan het slot lanceren zij toch nog het parool: 'onder aan de ladder te beginnen'. 'Laat men actie voeren via de vakbonden . . . etc.' Ik wrijf mijn ogen uit. Zijn dit de beeldenstormers van zoeven, de principiele democraten, de jofele autoriteitsaantasters? Weten zij werkelijk zo weinig van de politieke praktijk in hun eigen land? lmmers, kent het Verenigd Koninkrijk 1 Congres Blackpool 1959.
657
een groter autoriteit dan Frank Cousins? Is er een andere man, die een miljoen stemmen tegelijk tussen duim en wijsvinger houdt?
Wat bevordert de apathie onder bet kiezerskorps in het algemeen, Labour in bet bijzonder, meer dan ·die bloc vote? De verantwoordelijkheid van de enkeling, dat was onze kans! Of niet? Of blijven we tach liever goede neefjes met Cousins?
EI ve vil vo da E1
aa Ik heb nude parallel met Nederland wei helemaallosgelaten. Het leek mij good, haar zo ver mogelijk te volgen; men moet echter erkennen dat het stuk in kwestie typisch Engelse trekken vertoont. Daar was in de eerste plaats de struotuur van de Labour Par·ty, daar is vervolgens paragraaf 4 der beginselverklaring: de 'nationalisatiepara,g raaf. Ook dit probleem wordt angstig omzeild, maar niet zonder een vieze smaak na te Iaten: 'We moeten ons wei volmondig uitspreken ll:en gunste van socialisatie op de juiste plaats in het hedendaagse socialisme.' Een dappere uitspraak voorwaar. 'Op de juiste plaats'! Inderdaad, hoe komt men er op? En dat nog wei volmondig! In feite schijnt de volledige nationalisatie eerder afgewezen dan geeist te worden. Maar winstmotief en concurrentie behoeven in een centraal geleide economie allerminst te ontbreken; de Sowjet-Unie biedt het schoolvoorbeeld. Laten we het er op houden, dat de dames en heren weinig van eoonmnie weten. Dat is de aardigste uitleg en het poetst mijn eigen autoriteit meteen wat op. En daarmee ben ik dan genaderd tot die in Engeland, meer dan bij ons, zo actuele kwestie, die de historische beweging van het socialiisme meer dan enige andere heefit: begeleid en gekenmerkt: de strijdvraag over aard en mate van macht en bezit in handen der gemeenschap. Hierboven stelde ik, dat men zich van tegenstanders nooit zonder meer een karikatuur mag Iaten welgevallen. Dat betekent intussen niet, dat men met een dergelijk beeld geen rekening zou moeten houden. Dat moet men wei. En ... het is waar, dat socialisten de staat een grotere rol toebedelen dan conservatieven, dat zij preciezer eisen stellen aan het maatschappelijk systeem, dat zij zich meer inspanning getroosten om de toekomst af te dwingen. De vraag is: welke rol, welke eisen, welke toekomst? En over die vraag heeft nimmer overeenstemming bestaan. Ik ben altijd (sit venia verbo) van mening geweest dat een beginse1program, dood beredekaveld en beamendeerd, een politieke partij meer kwaad dan goed doet. Helaas, Domineesland kan het niet stellen zonder idem zoveel artikelen des geloofs, en haven het
658
en
on dE sc w va tr• ef pl w al fa ri' 01
st h:
Engelse tumult behoof ik het helemaal niet te wagen mijn stem 1:e verheffen. Toch blijf ik vinden, dat !eden en kiezers meer steun
vinden in hooken, artikelen, speeches van natuurlijketwijs naar voren gekomen !eiders, dan in uitgekauwde teksten. Stel je voor, dat het Communistisch Manifest aan een congres was voorgelegdl En bovendien ben ik van oordeel, dat een pwgram altijd van deze aarde moet blijven, d.w.z. gesteld dient te zijn in termen van meer en minder, en verstoken van in de Iucht hangende abstracta, die er om vragen belachelijk te worden gemaakt. Laten we eens zien wat de Engelse makkers willen: 'planning, democratie, gelijkheid'. Gelijkheid door een verschuiving van maatschappelijke hulpbronnen, maar tegelijk democratie door onderlinge wedijver, en dus een verschuiving terug. Democratie door controle van onderop, maar tevens planning door centrale controle. Doeltreffende centrale controle, maar ook 'een zekere mate van inefficiency teneinde wat ruimte te Iaten voor de individuele ontplooiing. Ruimte voor individuele ontplooiing, maar evenzeer afwijzing der 'autonomie van de handelswereld, een moreel zo goed als een economisch euvel'. Kwaadwillig commentaar? Rancuneus farize!sme? Och ja, dat schijnt wei zo. Ik begrijp heus wei in welke richting die Engelse kruisvaarders het zoeken willen. Maar waarom toch die brallende, generaliserende stijl? Waarom zich blootstellen aan de paralyse der paradox? Laten wij politici blijven: het hart warm, maar het hoofd koel.
:-
659
P.Dankert
Mee manifesteren? 'The chiUfs world is fuU of expectation'- Colin Wilson
Boze jongeren, 'Tien Engelse jongeren versmaden het hun opvattingen en oogmerken te verhelen. Dat de ZIJ-klasse siddere voor hun tienmansrevolutie! De door hun ploegbazen en afdelingschefs geknechten hebben daarbij niets te verliezen dan hun televisie. Zij hebben de wereld te winnen.' Laat Karl und Friedrich het niet horen, jongens. Hun Communistisch Manifest is een heel wat rauwer kreet dan de in puberale stijl aan het papier toevertrouwde rancune van jullie. Hun manifest is echter honderd jaar oud en het slaat als een tang op het varken van deze tijd, dat moet ik jullie toegeven. Maar moeten we nu echt een nieuwe ideologie? Bij de Dr. Wiardi Beckman Stichting vinden ze het aandragen van bouwstenen daarvoor al een hele taak. Wie zijn jullie eigenlijk, wat doen jullie en wat wordt jullie rnisdaan? Geknecht natuurlijk, dat dacht ik al. Slachtoffers van de ZIJ. Net als wij nog niet in staat de politici van vandaag onze politieke inzichten op te dringen. Jonge intellectuelen? Zie je, we komen er wel uit. Bovendien, wie protesteren er tegenwoordig over de gang van zaken in de maatschappij buiten wat anti-militaristen, professoren en stUdenten van A-faculteiten, in de liefde teleurgestelden en gewone kwezels? Als je gezond denkt, denk je aan je baan, je meisje en de scooter of auto die je over een paar jaar bij elkaar gespaard hebt. Een huis? Ja, dat vergeet ik, maar ik doe 66k aan politiek. Jullie willen dus een decade 'van radicaal voelen en een zich richten op eigentijdse problemen'. Welke problemen? vraag ik me a£. Het is nu eenmaal erg gecompliceerd. Ook het gros van de bevolking- onze kiezers!- heeft z'n maatschappelijke problemen. Maar zien jullie werkelijk kans deze het-nu-redelijk-goed-hebbers voor jullie problemen te interesseren? Suurhoff, onze partijvoorzitter, niet. Hij heeft laatst duidelijk laten merken dat hij erg gesteld is op een groot ledental en op ons tweejaarlijks congres kreeg Voskuil ook al een telegram met een hoog getal erop als afscheidsgesohenk.
660
bor par afd pos rad bin uit ter• zit die en nie spr he1 ge1 Wl aa1 En wa Or:
ba: hel
'Li nit
ve: Be op ni1 VO
ee' ka tis ge se zij So op ee n€
ou
'Radicale agitatie,' zeggen jullie. 'Van onder op.' 'Via de vakbonden desnoods.' Jullie vergeten weer helemaal, dat we een nette
partij geworden zijn, dat we de straat niet meer op willen, dat onze afdelingen in feite aileen maar bestaan uit zich hardnekkig op hun posten handhavende bestuurders, die zich lamschrikken van een radicaal geluid, die meteen 88888 zullen bellen als de radicalen binnenkomen. Over de radicale gezindheid van onze bestuurders uit de openbare sector zwijg ik dan nog. Via de vakbonden agiteren? Aan de Ieiding zou je het niet zo afzien, maar misschien zit daar toch wei wat in. Je loopt dan echter het risico, dater van die woeste dingen gebeuren als aan het begin van dit jaar in Belgie en volgens de spelregels van de democratie kan dat nu eenmaal niet. Tenslotte willen jullie de democratie toch ook niet loslaten, spreken jullie zelfs ergens van een 'werkzame' democratie.
r
:-
n e d
h .e .e 1.
:s r-
:g s-
Dat begrip brengt me even verder. De democratie werkt niet, heeft nog nooit gewerkt. Onze huidige samenleving is naar veler gevoel er inderdaad een van de almachtige ZIJ en de onmondige WIJ. Maar hoe is die situatie ontstaan? Ligt het nu aan de ZIJ of aan de WIJ? 'Heros and hero-worship' is een klassiek werk uit de Engelse geschiedschrijving, tot stand gekomen in een periode, waarin de Engelse burgerij geestelijk en politiek wilde emanciperen. Op dit moment leeft het proletariaat in een min of meer vergelijkbare situatie. Van welke politieke overtuiging we ook zijn, onze heiden schijnen we nodig te hebben. Leve dus de koninginnen uit 'Libelle'l En de ZIJ? In 'Het Parool' las ik dezer dagen, dat de nieuwe directeur van de KLM een ambitieus man is. Natuurlijk, de verslaggever temperde dit, door te verklaren, dat drs. Van der Beugel ook capabel is. Maar de vraag blijft, of een ambitieus man op een eindelijk bereikte hoge post ook een democraat in hart en nieren is. Is hij dat niet, dan vormt hij op die post een bedreiging voor de democratie. Lossen we dit probleem nu op door de WIJ een zekere mate van controle op de ZIJ te bieden. Of door 'gelijke kansen'? In plaats van een onmogelijk creeerbare zuiver-democratische maatschappij scheppen we er nu een van gewicht en tegengewicht, een ingewikkeld bascule-apparaat, waarvoor een jaarlijkse beurt door een ijkmeester overigens geen overbodige luxe zou zijn. Blijft de vraag wie de rol van ijkmeester zal mogen spelen. Sommigen menen, dat het parlement, in zijn huidige vorm, ·die rol op zich kan nemen. Het parlement zal volgens mij dan toch eerst een ander gezicht moeten krijgen, het zal uitdrukking moeten kunnen geven aan wat er leeft onder de bevolking. Het college van ouwe mannen - de veertigers zijn de parlementaire jongeren - dat
661
zich druk maakt over futiliteiten, al mogen die dan wei eens een staart hebben, en Nieuw-Guinea, Angola en de onderontwikkelde
gebieden, om me tot de buitenlandse zaken te beperken, in een middagzitting af kan doen, zie ik nog niet in staat een dergelijke taak op de schouders te nemen. Misschien is dit nieuwe systeem te karakteriseren als het stelsel van de directe individuele verantwoordelijkheid. Zodra je je aan je verantwoordelijkheid onttrekt raakt de bascule in het ongerede en krijg je het gewicht op je hoofd. Als men een burger bij de openbare zaak wil betrekken moet men hem niet bij herhaling vier ~aar de kans geven zich daa·r aan te onttrekken. De huidige samenleving is er teveel een van 'pressuregroups', elk met de eigen aanhang. J e zou het kunnen vergelijken met het stelsel van de patricier en zijn clientele in de geschiedenis van Rome. De 'pressuregroup' met het meeste geld of met de grootste aanhang heeft de grootste invloed. Jullie schelden zo op de reclame, maar dat is toch een volstrekt logisch verschijnsel in deze samenleving? Ook vissen bijten in kunstaas. Het is aileen jammer dat overheidsdienaren en politici door hun clienten niet worden gedwongen zich op een dergelijke manier te verkopen. Misschien zouden ook zij dan gezag en invloed hebben. In ernst, ook ik ben bereid mee te helpen aan de afbraak van de in het manifest genoemde heldenverering van de verkoop. Maar ik zie niet in hoe we daarmee de belangstelling voor de openbare zijde van het Ieven in wat actiever banen leiden. En dat is veel belangrijker. Maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef is een weinig beoefende deugd. De maatschappij lijkt te verburgerlijkt, te bekrompen is eigenlijk beter, om veel hoop in deze richting te kosteren. We zullen moeten wachten tot de kleinburgers van nu, de proletariers van Marx en Engels, genoeg hebben van het kleinburger zijn en als de mensen van 1848 volwaardige leden van de maatschappij willen worden. Jullie hebben gelijk, als je vindt dat dit ogenblik niet lijdelijk afgewacht client te worden. Verbeteringen kunnen we blijven aanbrengen tot op de voor die revolutie jongste dag. Dat die verbeteringen een omwenteling tegen zullen houden: Ik geloof het niet. Nu moeten jullie me niet direct voor revolutionair schelden. Dat ben ik veel minder dan jullie zelf zijn. W at jullie willen betekent in feite toch het afbreken van de bestaande maatschappij en het opbouwen van een nieuwe, die dan gebaseerd zou moeten zijn op 'planning, democratie en gelijkheid'. Hoe jullie deze drie begrippen willen combineren is mij een raadsel.
662
On!
gr< va1 VO<
wil me var de1 gra ide hei
In : ste De: SOC.
hec bev het nin onz een slac elk< oft ster 'Wt
J
een je b julli Ik' teg< Die op< crat }1 oud posi
n e
n
e e
:t
!.
n e
t
n e
.,,
1-
.t
n
n
k e ~I
n
e
e
l,
1-
e
.t n
e n
l.
1-
n
l.
Overigens, de pijlers van de nieuwe maatschappij lijken me nogal ongelijksoortig; in jullie betoog neemt de planning wei een erg grote plaats in. Ik zei echter al, dat ik zel£ niet inzie hoe met de gegevenheden van deze maatschappij ooit tot een ideale structuur te komen. Ik vraag dus ook om een nieuwe ideologie, waarvan ik dan echter bij voorbaat aanneem dat ze strijdig is met deze maatschappij. En toch wil ik deze vorm van samenleving niet kwijt. Ik ben gehecht, nu al, met mijn zevenentwintig jaar, aan het ingewikkelde mechanisme van de maatschappelijke processen, aan de mogelijkheid op te treden als individueel mens in een onvolmaakte samenleving. Ik wil graag in mijn Ieven nog iets te doen kunnen hebben. En ook: aile idealen van het communisme kan ik onderschrijven, de werkelijkheid ervan ligt me niet. In Den Uyls rede over de komende decade, gehouden op ons jongste partijcongres, zijn mijn socialistische idealen geconcretiseerd. Den Uyl heeft in de 'Tien jaren' ook de moeilijkheden voor de socialisten vorm gegeven. Ik geloof, dat hij de kern van de moeilijkheden geraakt heeft in net tekort aan eoht individualisme'. De bewuste keuze, bet zel£ vorm geven aan het Ieven, waar komen we het nog tegen. Ons Ieven wordt van buiten af geregeld, onze meningen worden ons ingegeven door de oppervlakkige koppen van onze partijkrant en onze radiozuil. We hebben ons verkocht aan een groep en Iaten ons verder door die groep exploiteren. De angst slachtoffers te worden als onze ouders weerhoudt vele jongeren van elke keuze, van elke binding. Gevolg is vaak, dat we door traditie of toeval toch ergens bij komen te horen. We krijgen een bepaald stempel te dragen, maar we hebben onze verontschuldiging klaar: 'We doen er niet aan.' Jullie willen de Bastille bestormen, de Labour Party maken tot een werktuig voor jullie politieke inzichten. Maak je niet ongerust, je hoeft er niet eens zoveel voor te doen. Het is alleen jammer, dat jullie inzichten dan beperkt zullen blijven tot het Labour-kader. Ik wil aileen maar voor mezel£ en met mijn Labour Party strijden tegen de dingen die ik als onrechtvaardig zie in deze maatschappij. Die onrechtvaardigheden zijn talrijk. Ze liggen in wezen allemaal op de scheidslijn tussen macht en onmacht. Zolang er geen democratie is heeft een socialistische maatschappij weinig zin. Jullie hebben het over de maatschappelijke machteloosheid van ouden van dagen, weduwen, gepensioneerden en invaliden. Hun positie in de maatschappij is inderdaad 'marginaal' en ik reken
663
het tot de taken van het socialisme hierin voor deze groepen zowel materieel als sociaal een aanzienlijke verbetering aan te brengen.
"
Maar dit probleem is nog een vraagstuk voor het oude socialisme.
h
De werkelijke problemen liggen op het terrein van de sociaal-culturele democratisering. Daar hoort ook de machtsbeperking van de grote bedrijven onder, maar op dit terrein waag ik me liever niet. Onderwijs en vrijetijdsbesteding durf ik nog wei aan. 'Onderwijs is een slagveld. De school is niet neutraal. Het kind leert geen samenwerking en gemeensohappelijke belangstelling te waarderen, in plaats daarvan vinden we snobisme, nederigheid, wedijver en overdreven "status"-gevoel, en dat alles beschouwd als normaal in de verhouding tussen mensen onderling.' Als onderwijsman ben ik geneigd tot protest. Gelukkig verraden jullie jezelf nog in diezelfde alinea met het fraaie: 'Als radicaal denkende mensen zich stoten aan de van buitenaf opgedrongen opinies waarmee een kind van school komt, dan moeten we het systeem veranderen waaruit die opinies voortkomen.' Lef hebben jullie wel. Trouwens, uit de VN-enquete, zoals die werd uitgewerkt in 'De nieuwe volwassenen' van J. Goudsblom, blijkt, dat minder dan 10 pet. van de reagerenden meent dat de school of de studie de grootste invloed op zijn of haar leven had. Wat de leraren betreft, slechts 2 pet. meent, dat hen die eer toekomt. Ik wil daarmee echter allerminst beweren, dat het onderwijs in zijn huidige vorm aan redelijke eisen voldoet. Misschien is het typisch een Nederlands probleem, maar naar mijn mening kan de school te weinig weerstand bieden aan de vervlakking in de maatsohappij door de te grote klassen. Veel meer dan een nieuw onderwijssysteem is een nieuwe klassenorm nodig, een norm die de leraar de mogelijkheid biedt individueel met het kind in contact te treden. Natuurlijk, veel radicalen schuilen er niet onder het onderwijzend personeel. Ook zij zijn vaker statuszoekers. Toch neemt dit niet weg, dat elke school wel zijn wijze leraar heeft, dat er altijd wel eentje te vinden is die zijn pupillen wat gevoel voor proporties en nuances, wat kritisch-de-maatschappij-bekijken bij wil brengen. Er is altijd kans, dat er leerlingen zijn op welke dit invloed zal hebben. De man heeft jullie echter gemist.
v o s g k
Van het onderwijs naar de vrijetijdsbesteding is geen al te grote stap. Want hierin kunnen we het helaas met elkaar eens zijn: het probleem van de vrijetijdsbesteding wordt door het onderwijs onvoldoende opgevangen. Het lijkt me in theorie niet zo moeilijk hierin verbetering aan te brengen. Hoogstens de onderwijsorganisaties zullen zioh verzetten. Het is beslist onwaar, dat de massa 664
g
c
v k " " iJ
li
k "1
b
owel tgen.
,..~--
,
van de cultuurconsumenten vraagt om het lage niveau dat haar geboden wordt. Waarschijnlijk is het net als met de reclame: als je
sme.
hetzelfde maar vaak genoeg aanbiedt, denkt iedereen dat het toch
-cul.n de niet.
wel behoorlijk 'spul' moet zijn. Individuele reacties, al zijn het dan ook "kreten', zijn er te weinig in deze tijd. Die verdomde onverschilligheid ten aanzien van alles wat ons omringt moet eruit. Waar gaan we heen als het bioscooppubliek zich en masse gillend op de knieen slaat wanneer het 'Nederlands Nieuws' onze minister-president de RTC met Suriname en de Antillen laat openen? Zo maken we met z'n allen onze idealen kapot, en niet aileen die welke betrekking hebben op de democratie. Maar jullie gaan te ver, jongens, veel te ver. 'Crooked is the path of the initiate.' Systemen zijn funest voor een functionerende democratie en voor een samenleving waarin de socialistisohe idealen van vrijheid en gerechtigheid verwezenlijkt moeten worden. Eigenlijk heb ik nog een heleboel op jullie manifest aan te merken, maar laat ik eindigen met de woorden van Lawrence Durrell: We should be hunting not for an imaginary equality among men, but simply for a decent equity.'
kind lg te heid, d als wijs: nog nsen l een vaar;, uit wasn de
rloed pet. ninst ~isen
maar . aan Veel
1orm
lueel uilen atus,vijze •illen !hapt zijn mist. ~ote
: het >oneilijk ~ani
lassa
665
I
J.M. Den Uyl
o:
Labour op zoek naar zichzelf
'1
v. d
Sinds de Labour Paarty in oktober 1959 haar vierde achtereenvolgende nederlaag leed, heeft het Engelse socialisme een crisis doorgemaakt, waarvan het thans bezig lijkt zich, zij het moeizaam te herstellen. Dieptepunten in deze crisisgang waren de nederlaag die Gaitskell leed, toen hij in het voorjaar van 1960 trachtte de fameuze 'clause four' uit het beginselprogram, waarin de Labour Party zich veertig jaar geleden voor algehele nationalisatie uitsprak, te wijzigen. En vervolgens, toen het Labourcongres zich in oktober 1960 voor eenzijdige afschaffing van kemwapens door het westen uitsprak.
g. d
rE
S<
al eJ
E Veel eerder dan voor mogelijk was gehouden is het getij echter gekeerd. In het zicht van een totaal bankroet werden eindelijk ook de rustigen en redelijken actief. Tegenover de sinds jaren durende acties binnen de partij van groepen als de Campaign for Nuclear Disarmament, Victory for Socialism en Tribune kwam een tegenbeweging tot stand: de Campaign for Democratic Socialism. De gematigden wapenden zich. Een intensieve voorlichtingsactie in de vakbonden deed binnen een jaar de schaal overslaan naar steun voor het standpunt van Gaitskell. Diens moedige volhouden, het respect dat hij afdwong door een steeds helderder positiekeuze was zeker niet de geringste bijdrage tot Labour's aanvankelijke herstel. Hij kreeg bovendien de wind mee, toen de conservatieve regering zich in een uiterst precaire positie liet dringen tegenover de economische teruggang, waarmee Engeland wordt geconfronteerd. Ten slotte is er een interessante theoretische discussie gevoerd, die al evenzeer tot verheldering heeft bijgedragen. Het nieuwe manifest, dat het Partijbestuur eind juni publiceerde ter discussie op het komende partijcongres (Signposts for the Sixties) draagt duidelijk de sporen van nieuw gewonnen inzicht. Met enkele publikaties en onderzoeken die tot dit inzicht hebben bijgedragen, zullen we ons iets nader bezighouden. 666
S<
A
m g· E ni eE
re
g•
eencriweit de .960 ·aarnaLavan
echndes ja:amTriDettenjaar aitsdoor tgste dien terst 'rugis er .zeer :eer. the icht. >hen
De Londense hoogleraar, Richard M. Titmuss, een deskundige op het terrein van de sociale verzekering sebree£ een brochure 'The irresponsible society', waarin hij aan de hand van de ontwikkeling van het particuliere verzekeringswezen in Engeland demonstreerde dat in de sector van het vermogensbeheer van een toenemend tekort aan controle en verantwoording sprake is. Het zelf doen leidt op het terrein van de sociale verzekering tot een structuur, waarin niet aileen de invloed van de overheid voortdurend geringer wordt, maar waarin in het geheel geen sprake meer is van democratische controle op de besteding van gelden. Hij gebruikte daarvoor de term 'retreat from government'. De overheid geeft haar bevoegdheden prijs en het gevolg is, dat wij in plaats van met ministers die verantwoording schuldig zijn aan het parlement, te maken krijgen met directies van maatschappijen die aan niemand verantwoording schuldig zijn. Het is een ontwikkeling die gemakkelijk optreedt als begeleidingsverschijnsel van het afstoten van overheidstaken en terecht vindt men de term terug in Signposts for the Sixties. Een bijzonder boeiende vergelijking dringt zich op tussen de geschriften, die vorig jaar ongeveer tegelijkertijd verschenen, van Anthony Crosland, Can Labour win? en van Richard Crossman, Labour in the affluent society. Crosland mag met Roy Jenkins, die een helder boekje schreef (The Labour Case), gelden als de meest uitgesproken woordvoerder van wat men de rechtervleugel zou kunnen noemen. Zijn benadering van de positie van Labour is een typisch pragmatische. Hij vergelijkt program en politiek van Labour met opvattingen en mentaliteit van de kiezers. Op grond van een reeks sociologische onderzoekingen constateert hij, dat in de 50-er jaren in toenemende mate kortsluiting tussen beide is opgetreden. Hij gaat ervan uit, dat het een politieke partij erom begonnen is te komen tot verwerkelijking van haar doelstellingen en dat zij dus streeft naar politieke macht en de daartoe noodzakelijke instemming van de kiezers. Hij neemt scherp stelling tegenover de o.a. door Crossman verdedigde opvatting, dat het Labour tot oneer zou hebben gestrekt wanneer het gegeven de huidige mentaliteit van de Engelse kiezers een overwinning zou hebben behaald. Als men niet streeft naar het winnen van verkiezingen doet men beter een profetische beweging op te richten, een organisatie van morele of geestelijke herbewaping, maar dan moet men niet pogen te functioneren als politieke partij.
667
In de gedachtengang van Crosland behoeft het dus voor een politieke partij geen inbreuk op karakter en beginsel te betekenen, wanneer zij zich nauwgezet rekenschap geeft van opvatting en mentaliteit van de kiezers, en haar program, tactiek en propaganda afstemt op het winnen van de kiezers. Gelet op de welvaartsontwikkeling in het afgelopen decennium en de veranderingen in de mentaliteit van de kiezers, die daarmee gepaard zijn gegaan, trekt hij zijn conclusies. Hij verwerpt de mystiek rondom nationalisatie en wijst op de schadelijke werking van nationalisatie-claims, die op geen enkele wijze weerklank vinden onder de massa van de bevolking en die Labour als het aan de macht zou zijn waarschijnlijk ook niet zou uitvoeren. De partij moet zich verder bevrijden van het beeld, dat zij meer zou voelen voor soberheid en tegen verhoging van de individuele welvaart zou zijn. Dat beeld is voor een deel een overblijfsel uit de periode onmiddellijk na 1945, toen soberheid onvermijdelijk was, voor een ander deel wordt het in Ieven gehou'den door uitspraken van socialisten, die nog altijd niet goed kunnen geloven dat er iets veranderd is in de wereld en dat de welvaart een lange reeks van jaren kan stijgen zonder dat er direct een crisis op de loer ligt. Hogere welvaart op zichzelf is iets nastrevenswaardig omdat het de mogelijkheid tot vrije keuze en levensontplooiing vergroot. De minder aantrekkelijke begeleidingsverschijnselen van de welvaartsgroei, zoals de vulgaire commercialisering, mogen het socialisme niet verleiden tot aanvallen op de welvaartsgroei zelf. De kern is voor Crossland gelegen in de opstelling van nieuwe doelstellingen, nu oude, die een historische functie hebben gehad, zoals volledige werkgelegenheid en sociale zekerheid uitgewerkt zijn. Doelstellingen, die thans actueel zijn omdat zij in de huidige samenleving voortvloeien uit de socialistische beginselen. Hij noemt er vijf: 1. het scheppen van gelijke ontwikkelingskansen; 2. ruimtelijke ordening zowel in de steden als in het land; 3. grotere publieke investeringen om het verbroken evenwicht tussen publieke en particuliere bestedingen te herstellen; 4. bescherming van de consument tegen de belangen van de groot-ondernemers; 5. gecontroleerde wederzijds atoomontwapening en in het voetspoor daarvan algemene ontwapening. Crosland legt er de nadruk op, dat daarmee natuurlijk niet aile doelstellingen zijn genoemd, maar dat het nodig is een keuze te maken, wil het socialisme kans hebben in een situatie gekenmerkt door een grote mate van desinteresse en afkeer
668
I ( 1 J
c I
een beteopctiek :;elet n de ~ ge•t de wer;veerLbour 1eren. tt zij indiover1 on~hou
kunwellirect :s na~e en . lingsJmerm op
:euwe !1 geuitgein de .selen. llingsland; 1t tusschermderen in
( niet 1 keuituatie afkeer
van politiek in het algemeen, tot de kiezers door te dringen. Legt men nu Signposts for the sixties naast het betoog van Crosland dan blijkt, dat zijn ideeen hebben doorgewerkt, al is in het nieuwste Labourprogram de keuze wat anders uitgevallen. Ret beperkt zich eveneens tot een 5-tal punten, t.w.: 1. nieuwe methoden en organen voor de vordering van de economische ontwikkeling; 2. het tegengaan van grondspeculatie en de beheersing van de prijzen van grond, die in aanmerking komt voor de recreatie en stedelijke bebouwing; 3. uitbreiding van enkele sociale voorzieningen; 4. hervorming van het onderwijs ter verzekering van gelijke ontwikkelingskansen; 5. een rechtvaardige belastingheffing met name door invoering van een belasting op vermogenswinsten. Ret nieuwe Labourprogram is ongetwijfeld het produkt van een gistingsproces binnen de Labour Party. Ret offert aanzienlijk minder aan oude dogma's en is veel meer geschreven vanuit de gedachtewereld en de behoeftestructuur van de huidige generatie, dan dit met vroegere programs het geval was. De enkele bladzijden die zich bezighouden met de rol van de overheidssector zijn afgestemd op de behoefte aan initiatieven van overhddswege, zoals deze in een politiek ter bevordering van de economische ontwikkeling zouden kunnen blijken. Nationalisatie van de staalindustrie wordt gemotiveerd uit een oogpunt van de noodzakelijke publieke verantwoording van deze sterk monopolistische bedrijfstak. De nationalisatie van het vervoer over grotere afstanden met een beroep op de chaotische verhoudingen als gevolg van vrije concurrentie in deze bedrijfstak. Daarnaast is de mogelijkheid opengelaten dat de overheid nieuwe ondernemingen opricht dan wei bestaande ondernemingen overneemt, waar dit ter bescherming van de consumenten . geboden lijkt, zoals b.v. in de geneesmiddelen-industrie. Toch kan men zich niet geheel aan de indruk onttrekken dat vooral in de paragrafen handelend over de bevordering van de economische groei, het Labourprogram op twee gedachten hinkt. Dit wordt duidelijk als wij teruggrijpen naar de geheel anders gerichte gedachtengang zoals deze door Crossman in zijn eerder genoemde brochure is ontwikkeld. Crossman (tot het komende congres partijvoorzitter) stelt zich op het standpunt, dat de nederlagen van Labour te wijten zijn aan het ontbreken van ·een radicaal alternatief ten opzichte van de vooruitstrevende
669
Conservatieven in de Labourpolitiek. De kern van dat altematief is voor hem nog altijd integrale nationalisatie. Het punt is oud, maar hij zou niet de intelligentste en meest erudiete woordvoerder van de linkervleugel zijn, als hij er geen nieuwe bewijsvoering bij zou leveren. Die bewijsvoering is bij hem gelegen in de steeds duidelijker suprematie op technisch en economisch gebied van het Russische bloc op basis van centrale planning en genationaliseerde eigendom. De westerse Ianden raken steeds verder achterop, omdat zij hun welvaart verspillen in de particuliere sfeer en in kapitaalvorming zoveel ten achter blijven bij het Russische bloc. Dat is de nieuwe tegenstelling, waaraan het kapitalisme ten onder zal gaan, zoals Marx omgekeerd meende dat het zou stukbreken op te grote kapitaalvorming en onderconsumptie. Deze sluipende crisis zal in de 60-er en 70-er jaren doorbreken en voor dat moment 'dient de Ieiding van de Labour Party zich in reserve te houden, intussen elk compromis weigerend met de 'maatschappij van de overvloed'. Crossman ziet Labour geroepen tot de rol van onheilsprofeet, manend de vinger geheven, wijzend op de naderende ineenstorting, zoals Marx deed een eeuw terug en Churchill toen Hitler in opkomst was.
.
Er zijn bij een beweeglijk man als Crossman natuurlijk ook allerlei formuleringen, die meer naar een compromis met Crossland c.s. neigen, maar het klimaat van waaruit geschreven wordt verschilt als dag en nacht. W at Crossman niet aantoont is, dat zijn nationalisaties nodig zijn voor een economische politiek, die bij communistische economische expansie het hoofd biedt. Evenmin, dat een politiek die de waarde van de welvaartsontwikkeling in het westen zozeer ontkent en minacht, enige kans zou bieden voor een - noodzakelijk - grotere krachtsinspanning van het westen, m.a.w. kiezers zou kunnen overtuigen. In het jongste Labourprogram klinkt iets van het krampachtige pogen tegen de Russen op te bieden in centrale planningmethoden door de eis van het scheppen van nieuwe en het optuigen van bestaande organen van economische politiek. Het lijkt echter op z'n minst waarschijnlijk, dat het tempo van economische groei meer zou worden gestimuleerd door Engelands toetreding tot de Gemeenschappelijke Markt en de onderdompeling van de in vele opzichten verouderde Engelse industrie in het bad van de grote Europese Markt dan door het scheppen van nieuwe organen. Meer nadruk op de noodzaak tot verhoging van de publieke 670
il li
g p
sl
e v tl
n 1: \1
l il
d d sl
h a n f· v Sl
v
I 0
d il
e Sl
d d li z [
v v
1 F
ma-
,t is
:>rdvijs1 in ge: en
: zij :aaltt is zal top crilent den, t de eils~ intoen
ook ross:~ven
oont polioofd artsnige tsin.gen. 1tige ~tho
Ligen :hter ~roei
: tot le in n de men. lieke
investeringen terwille van de prioriteit van de gemeenschappelijke voorzieningen zou het program al evenzeer sterker hebben gemaakt, al ontbreekt de aandacht voor dit essentiele gezichtspunt niet. Engeland passeert een beslissende fase, nu bet op bet punt staat tot de Gemeenschappelijke Markt toe te treden. Het kan een beslissende stap betekenen naar een verfrissende confrontatie van veel wat ouderwets, star en overleefd is met de - uit historische noodzaak - gemoderniseerd instellingen van de continentale Westeuropese Ianden. De , Labour Party kan daar aileen maar voordeel van hebben. Haar moeilijkheden zijn nauw verbonden met de moeilijkheden, waarin Engeland zelf is geraakt. economisch, sociaal en politiek. Uit een door Socialist Commentary geinstigeerd onderzoek 1) in het voorjaar van 1960 bleek ten overvloede, hoe somber op dat ogenblik de vooruitzichten van Labour waren: 'Het beeld van de Labour Party, zowel bij haar aanhangers als bij haar tegenstanders, is dat van een partij, die zichzelf , steeds meer overleeft gemeten aan moderne opvattingen'. (p. 23). 'De huidige aanhang van Labour komt grotendeels voort uit een onberedeneerde identificatie met de arbeidersklasse bij mensen, die in feite andere aspecten van bet politieke Ieven veel belangrijker vinden' (p. 14). 'Jonge kiezers zien de Labour Party nog veel scherper dan ouderen op de manier, die de partij de laatste jaren voor vele kiezers onaantrekkelijk heeft gemaakt' (p. 49). Labour is bezig zich te ontwortelen aan bet stigma, dat veroudering en verstarring op haar hebben gedrukt. Plaatsing van de Engelse economie in een nieuw kader, doorbreking van bet insularisme kan dit proces slechts versnellen. Op de basis van een aanvaarding van de gestegen levensstandaard streeft bet socialisme naar de verbetering van de manier van Ieven. Tegen de verspilling van de nieuw gewonnen welvaart in de sfeer van doelloze weelde stelt bet de uitbreiding van de gemeenschappelijke voorzieningen. Tegen het vuil en de commercialisering, de zorg voor de achtergeblevenen en de kwaliteit van het bestaan. Dank zij bet intensieve denkwerk, dat de afgelopen jaren werd verricht kan men waarnemen, dat Labour op weg is zichzelf te vinden in nieuwe verhoudingen. 1) Must Labour lose, Mark Abrams, Richard Rose, Rita Hinden. Penguin Special, 1960.
671
Het buitenlandse tijdschrift
Engelse achterlijkheid in Amerikaanse ogen In een discussie over de vraag of een herstel van de Engelse Labour Party mogelijk is, heeft de Amerikaanse politieke socioloog Seymour M. Lipset een bijdrage geleverd. Onder de titel 'Must Tories always triumph?' gaf hij een verklaring van het feit, dat het aandeel van Labour in de stemmen van de arbeiders kleiner is dan in een aantal andere, niet-katholieke Ianden. Daarbij kent hij een overwegende betekenis toe aan de klassestructuur van Engeland. Hij baseert daarop de theorie van de 'deference voter'. Dit is de these dat een groot dee! van de arbeiders in Engeland meent dat de regering moet worden uitgeoefend door !eden van voorname families die gewend zijn te besturen. Hij berust in het lot volledig afgesneden te zijn van contact met de gepriviligeerde klassen, die hij op grond van een soort natuurwet als tot regeren geroepen beschouwt. Dit alles in opvallende tegenstelling met de situatie in de Ver. Staten, waar gelijkwaardigheid als norm overheerst, waar elites met achterdocht worden beschouwd en waar er een wijd verbreid verzet bestaat tegen groepen en partijen, die door elites worden gedomineerd. Volgens Lipset profiteren de Tories in Engeland van de stijging van de welvaart en de groei van het gerniddelde levenspeil omdat de conservatieven historisch verbonden zijn met de aristocratische tradities die nog altijd worden aanvaard. Als men in beter doen komt is er een neiging om conservatief te stemmen, omdat men daarin de bevestiging vindt van .het gestegen zijn op de maatschappelijke ladder. Tenzij Labour erin slaagt om deze overheersing van aristocratische en elite-tradities te doorbreken en in Engeland iets meer van het Amerikaanse gelijkwaardigheidsideaal tot Ieven te brengen, ziet Lipset de toekomst donker in. Hij doet dat vooral op grond van het bestaande onderwijssysteem. 'Er zijn weinig instellingen in Engeland, die een Amerikaan meer treffen als illustratief voor de voortdurende kracht van het 672
:else ICio-
titel het ders aartuur mce sin :loor bet de :oort opvaar 1ter~rzet
edostijspeil arismen t~m
egen laagt lS te ! getoeande kaan het
1
elitestelsel dan het bestaande onderwijssysteem. Dit laatste gaat ervan uit,, dat een land aileen behoefte heeft aan een kleine, zeer goed opgevoede elite, en dat de grote meerderheid aileen een rniddelmatige opleiding behoeft, die hun leert lezen en schrijven en de middelen verschaft om in de industrie te werken en de lagere functies in de rangen van de witte-boorden-werkers te vervullen. Toch is de vraag van de eigendom van de Engelse industrie minder belangrijk vandaag dan de mate waarin er voor iedereen, onverschillig zijn afkomst, gelegenheid bestaat om tot de top door te dringen. Zolang als de opklimming naar de sleutelposities het monopolie is van een kleine elite, zal Engeland min of meer een kastemaatschappij blijven. Ret feit dat sommigen van geringe afkomst erin slagen tot de elite door te dringen, verandert de klasseverhoudingen niet, omdat deze edelen van talent geheel worden opgezogen door de adel door geboorte. Dat is, meen ik, waarover de 'angry young men' boos zijn. Zij zijn niet boos, zoals sommigen hebben gesuggereerd, omdat zij niet worden aanvaard als sociaal-gelijken nadat zij op de beroepsladder zijn gestegen. Nee, zij worden gefrustreerd omdat zij, na eenmaal de elite binnen gedrongen te zijn, worden gedwongen hun eigen verleden te verraden. Een maatschappij streeft aileen naar gelijkwaardigheid als het de culturele verschillen tussen de verschillende klassen tot een minimum reduceert. Ret is met dit doel voor ogen dat men in Amerika verdedigt dat twee-derde van de bevolking een universitaire opleiding behoort te ontvangen, een doelstelling reeds gegeven door de Commissie voor Onderwijs van president Truman in 1948 Met ongeveer 175 miljoen inwoners hebben de Ver. Staten 35 miljoen studenten op inrichtingen voor hoger onderwijs. Ret percentage uit de leeftijdsgroep, die het 'college' bezoekt, is gestegen van 4 pet. in 1900 tot bijna 40 pet. in 1960 en volgens betrouwbare voorspellingen zal het in 1970 ongeveer 50 pet. zijn. In Engeland daarentegen studeren ongeveer 100.000 studenten voor hun bachelors graad, d.w.z. ongeveer hetzelfde percentage van de bevolking als in de Ver. Staten doceert aan een universiteit. En als men zou menen dat dit verschil geheel te verklaren valt uit het verschil in welvaart dan client erop gewezen te worden dat in de Philippijnen, de vroegere Amerikaanse kolonie, met 23 miljoen inwoners thans meer dan 350.000 studenten aan een universiteit voor een graad werken; dat er in Argentinie met een ongeveer even grote bevolking als de Philippijnen ongeveer 180.000 studenten zijn. In Puerto Rico met 2 miljoen mensen
673
meer dan 30.000 en in Japan met een bevolking van 100 miljoen ongeveer 550.000. In Frankrijk en West-Duitsland met een ongeveer even grote bevolking als Engeland zijn er 240.000 resp. 200.000 ingeschreven aan een universiteit. Er kan nauwelijks twijfel over bestaan dat deze verschillen tussen Engeland en andere landen, in het bijzonder de Ver. Staten, een uiting zijn van een fundamenteel verschil in instelling t.a.v. het toegankelijk maken van het boger onderwijs. De belangrijke uitbreiding van de Engelse universiteit, die na 1945 plaatsvond, is slechts het begin van wat nodig zou zijn om het Engelse intellectuele en politieke leven te democratiseren en iets af te doen van het monopolie van degenen die vroeger de universiteit hebben bezocht en thans de sleutelposities in de maatschappij bezetten: Het is natuurlijk waar dat pogingen om de universiteit voor brede groepen toegankelijk te maken stuiten op het feit, dat de lagere inkomensgroepen er niet erg veel voor voelen om voor onderwijs meer te betalen, hetzij persoonlijk hetzij via hogere belastingen. Zij, die het voordeel van een goede .opleiding hebben genoten, zijn eerder geneigd om de verantwoordelijkheid .van de gemeenschap op dit terrein te beklemtonen dan degenen die een dergelijke opleiding niet hebben genoten. Aan de andere kant is er onder een belangrijk deel van de arbeiders een groeiend besef, dat het huidige onderwijsstelsel met zijn public schools en grammar schools in het nadeel is van de kinderen uit arme en cultureel achtergestelde milieus. Uit opinie-onderzoek blijkt een toenemende voorkeur voor een stelsel van ge'integreerde schoolgemeenschappen. Ik gebruik met opzet de term integratie in dit verband, omdat het dezelfde term is die het debat over de rassenverhoudingen en gemengde scholen in de Ver. Staten beheerst. Wat daarbij op het spel staat vertoont grote overeenkomst met wat in Engeland aan de hand is. Er zijn veel aanwijzingen in Amerikaanse onderzoekingen, dat arbeiderskinderen afkomstig van scholen met een gemengde bevolking uit arbeiders- en middengroepenmilieus, op ' de universiteit beter slagen dan kinderen van hetzelfde intellectuele peil afkomstig van scholen, waar de leerlingen aile uit hetzelfde sociale milieu komen. Het samen naar school gaan met kinderen die in een rijker cultureel milieu zijn opgegroeid, draagt ertoe bij iets van die cultuuur en zin voor wetenschappelijke scholing over te dragen op leerlingen uit cultureel schralere milieus. Het scheiden van kinderen op grond van een
674
()
E
a J, }, ~
a c a
c 1< 0
v
i:
s c I1
1<
g
' I
I1
I c d r. r. €
"
l:
1
l: s 1<
a
nil~en
:sp.
len )ta-
ling
bei>45 het iets
miaat•oor : de roor ~ere
ben de een 1t is
1
~sef,
·amcuitoellgendat 1gen arbij ngeanse tolen penbetngen ~hool
•pgeetenureel 1 een
culturele achterstand, wat in feite op grote schaal gebeurt in het Engelse scholenstelsel, betekent een versterking van de culturele achterstelling, die aan het klassestelsel inhaerent is. Het Amerikaanse onderwijsstelsel is vaak bekritiseerd omdat leerlingen op de middelbare school daar veel minder leren dan leerlingen op Engelse public schools, Franse lycea of Duitse gymnasia. Wat men vergeet is, dat deze scholen in Europa erop afgesteld zijn om een kleine heersende groep voor te bereiden op haar taak in de maatschappij en dat de rest van de jeugd is aangewezen op een veel mindere opleiding of zelfs helemaal geen opleiding op het niveau van de middelbare school. Het Amerikaanse stelsel van middelbare scholen is sinds vele generaties opgezet om 'the barbarians to socialize', d.w.z. om kinderen van emigranten of uit de laagste inkomensgroepen op te nemen in een breder sociaal milieu en hun hetzelfde basisonderwijs te geven als degenen uit de meer bevoorrechte groepen. Anders gezegd, deze laatsten worden afgeremd om het de anderen mogelijk te maken vooruit te komen. Het punt waar in het Amerikaanse stelsel het onderwijs op hetzelfde niveau komt als het Europese, is op de universiteit, in het 'college'. Om de klasse-structuur te democratiseren kan het noodzakelijk zijn om het onderwijspeil, dat de Engelse jeugd uit de middengroepen en het milieu van de welgestelden krijgt v66r zij op de universiteit komt, te verlagen. Maar is dit een te hoge prijs voor een open gemeenschap met gelijkwaardigheid?
V ergeliikingen met Amerika Degenen die de waarde betwijfelen van goed onderwijs voor de massa nodig ik uit eens een vergelijking te maken tussen de populaire Londense dagbladen en die in New York. Zonder van chauvinisme te worden beschuldigd kan men rustig zeggen, dat de New-Yorkse kranten met hun miljoenen oplagen werkelijk nieuwsbladen zijn van geheel ander niveau dan de Londense massa-pers. De college-opleiding heeft met al zijn beperkingen een luisteraarskring in het leven geroepen voor heruitzending van programma's uit het Third Program, die in verhouding tot de bevolkingsomvang veel groter is dan de luisteraarskring van het Third Program in Engeland zelf. De enorme markt voor zgn. high brow boeken, die in Amerika na de tweede wereldoorlog is ontstaan, is al evenzeer een uiting van de grote vlucht van het Amerikaanse culturele leven, die volgde op de vorming van miljoenen aan de universiteit opgeleide mensen.
675
Het elite-stelsel in het Engelse onderwijs is slechts een van de instellingen die onder de Enge1se arbeiders s1aafsheid in stand houdt. Het mag ouderwets lijken om er nu nog over te praten, maar voor een outsider lijken instellingen als de monarchie, de erfelijke adel en het Hogerhuis al evenzeer bij te dragen tot het politieke en sociale conservatisme in Engeland. Monarchie en adel verloren hun politieke invloed niet, toen zij hun wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden kwijt raakten. Het bestaan van slaafse stemmers en de hardnekkigheid van de Britse Establishment, de aanvaarding van het feit dat het land geregeerd wordt door een partij, waarvan de leiders bijna allen afkomstig zijn van public schools en oude universiteiten, moet ten dele worden verklaard door de wijd verbreide aanvaarding van erfelijke privileges, gesymboliseerd in het voortbestaan van instellingen als de monarchie en de adel. Natuurlijk wil niemand, die enig begrip heeft voor de waarde van de stabiliteit van de Engelse democratie en haar parlementaire instellingen, pleiten voor afschaffing van de monarchie. In Engeland is de Kroon en zijn instellingen nauw verweven met het respect voor grondrechten en onderlinge verdraagzaamheid. Maar de erkenning daarvan behoeft niet te betekenen, dat de rol van deze instellingen en de positie van de Labour Party daartegenover geen verandering zou verdragen. In Scandinavie en de Lage Landen accepteren de socialistische partijen een monarchie, maar tegelijk zijn zij voor het grootste deel republikeins, d.w.z. dat het proces van geleidelijke democratisering in deze landen gedurende de laatste halve eeuw heeft meegebracht, dat de publieke uitstraling van de monarchie en de betekenis van de adel aanzienlijk verminderd is. Voorzover ik kan zien is b.v. een in de adelstand verheven socialist ondenkbaar buiten het Ver. Koninkrijk. Het gebruik van titels, al of niet erfelijk, heeft geleidelijk aan betekenis ingeboet in de westerse monarchieen evenzeer als in de landen van het Commonwealth. Dat de Labour Party in feite de betekenis van titels onderstreept, doordat sommigen van haar bekwaamste leiders een verheffing in de adelstand accepteren, schijnt in strijd zowel met de grondslagen van socialistische moraal als met een goed inzicht in de opvattingen van de kiezers. Misschien bekijk ik dit alles te rationalistisch, maar het staat voor mij vast dat een linkse partij in Engeland grondig client na te gaan hoe het elite-geloo{ in Engeland kan worden veranderd'.
]
L 81
A L
d ir K
d S)
w ]'\
1€ ri eJ a:
eJ
w zi VI
ir
w ri
1€ a]
m
ho m 01
OJ Vf
2: is
gt
676
1
a~~
Boekbespreking
ten, , de het en mde van
lish-
ordt zijn
:den pril als
arde arle~hie.
met 1eid. t de 'arty
1avie
een ubli-
.g in ~ege
!
be-
kan :baar
niet terse lalth. eept, ffing :ondn de
staat client lerd'.
Dr. G. ]. Harmsen, Blauwe en Rode feugd, een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse ]eugdbeweging tussen 1853 en 1940. Acad. proefschrift Amsterdam. Uitg. Van Gorcum Camp. Assen 1961 Levendig kan lk rnij voorstellen dat een wat kritische oudere ah hij dit hoek met 382 bladz. tekst en bijna 1900 noten ter hand neemt en de irrhoudsopgave doorneemt, een 'VI'ij stevige skepsis voelt opkomen: Kan dat wat zijn? Twee zakelijke motiven voor de skepsis liggen voor de hand. Ten eerste: uit het geheel van de jeugdbeweging worden speciaal de blauwe en de rode onder het zoeklicht ,gezet. Ter zijde wordt wei even aandacht geschonken aan het Ned. Jongelingsverbond, aan NCSV en VCSB, maar daar blijft het dan ook bij. En kan men nu stellen, dat de blauwe en rode jeugd - bont allegaartje van allerlei sectarische groepjes - een cultuurbeweging hebben betekend? Moet een emstig historicus nu ook nog bijdragen tot de zelfoverschatting waaraan de lui die uit de jeugdbeweging kwamen in vrij hevige mate leden, en die zij gewoonlijk nooit kwijt raakten? Ten tweede: de auteur waagt zicil. aan wat men noemt eigentijdse ges
677
len dus buiten de jeugdbeweging de -groepen jongeliedenbonden door ouderen geleid met de bedoeling de jongeren in te leiden in de gedachtenwereld der ouderen en ze gesohikt te maiken om stra:ks het kader der oudere beweging te vormen (de socialistische jongerenbonden der 19e eeuw, de Zaaier e.d.) Het begint met de vrije jeugdbeweging omstreeks 1900 (Kwekelingenbeweging, JGOB later NBAS, PIA) om vooral in de vorm van de AJC een belangrijke groep arbeidersjeugd te vormen. Het is een veel breder veld dan in deze paar namen wordt onthuld; de schrijver heeft dit veld nauwkeurig onderzocht en in kaart gebracht. Hij plaatst de verschillende vormen in een bepaald kader: deze jeugdbeweging is een schakel in het democratiserings proces eind 19e begin 20e eeuw en is innig verbonden met emancipatiestreven van arbeiders, vrouwen; zij maakte duidelijk zonder het prograrnmatisch zo te steilen, dat de jeugdfase een eigen 1k arakter iheeft, dat leidt
678
oonden in de ks het .gerenjeugdlater groep 1 deze ·keurig urmen .e t deerbonnaakte gdfase re ·ge:le naop de l etc.) d.w.z. ·al het achten ~non
malige ~.Met
jeugdek de aaraan :en indat zij
behoud van de wereldvrede is niet minder actueel dan het voor de oorlog was - maar ook voor haar hebben de vooroorlogse vormen hun betekenis verloren.' De tweede passage waarbij ik aanknoop spreekt van 'de ontwiidkelingswet van de vrije jeugdbeweging' (biz. 370) die evolueert in drie fasen: de vlucht uit de wereld der volwassenen, het streven naar innerlijke verdieping, radicaal pacifisme en socialisme dat zich tegen partijpolitiek en materialisme keert. Bij deze stellingen twee kritische opmerkingen. Wat ibedoelt de sdbr. met 'linkse' jeugdbeweging? Alleen pacifisme? Men zou dat uit de tekst kunnen opmaken, maar dan rijst de vraag: waarom dan niet die term gebruikt? Als de schr. iets meer hedoelt, laat zich dat niet verdedigen op grand van de argumenten door de schr. zelf bijeengebracht, dat voor een Hnkse revolutionaire beweging de voorwaarden zijn vervallen (althans in Nederland)? Bovendien: wat betekent de term 'de ontwikkelingswet' van de vrije jeugdbeweging? Een aanwijzing van elkaar opvolgende fasen heeft in een historische verhandeling haar recht; men constateert dan achteraf: zo is het gegaan, zo moest het ook wei gaan, gegeven deze beweging in deze situatie. Maar is dat 'ontwikkelingswet?' op grond waarvan eventueel prognoses te •geven zijn? Ik daoht dat de ervaring die wij nebben opgedaan met 'de ontwikkelingswetten van het kapitalisme' naar Marxistische interpretatie ons wat voorzichtiger hebben gemaakt. Is het niet genoeg om te spreken van 'tendenties?' Intussen: dr. Harmsen verdient met dit proefschrift de lof die de Amsterdamse universiteit ihem toekende: het is heel oonscientieus werk. Mijnerzijds voeg ik toe de dank van een oudjeu:gdbeweger voor deze beschrijving van een stuk Ieven waaraan ik veel te danken heb - al voeg ik er de verwondering bij, dat al die eigenwijze praatjesmakers nog eens in een dissertatie zouden worden bijgezet ... PROF. DR. W. BANNING
=
1d van mijne punten ~oker
praten ject:ief' ten in dingen knoop 'Progherleweer~elden. ~ link-
an het
679:
REDACTIONEEL Het in dit nummer gepubliceerde manifest 'Socialisme voor morgen' is de enigszins bekorte vertaling van 'Socialism for tomorrow', a manifesto by a group of young people in their twenties. Het werd geschreven door Philip Abrams, James Cornford, Colin Edwards, Mike Graves, Stephen Hatch, Adrian Lyttelton, Henrietta Roberts, David Saunders, Jasper Ungoed-Thomas en Philip Williams. De commentators van dit manifest zijn tussen de 24 en 27 jaar. Enige biografische notities over hen: H. Brandt Corstius heeft economie gestudeerd aan de Amsterdamse Gemeente Universiteit. L. ]. Bartelds studeert sociologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen. L. Brouwers studeert aan de politieke en sociale faculteit te Amsterdam. ]. -van den Doel studeert economie aan de Vrije Universiteit. H. Lange studeerde economie aan de economische hoge school te Rotterdam·. Is nu verbonden aan een instituut voor marktonderzoek. D. Dolman studeerde economie aan de Gemeente Universiteit te Amsterdam. Is momenteel in militaire dienst. P. Dankert studeert geschiedenis en is als leraar werkzaam.
680