Ten geleide
De publicatie 'In -en uitwijking in Vlaamse steden en gemeenten' hoort thuis in de STATIVARIA-reeks van de administratie Planning en Statistiek. Het doel van deze publicaties is de statistiekgebruikers, in hoofdzaak deze die bezig zijn met beleidsvoorbereiding -en opvolging, te informeren over het
bestaan
van
interessante
statistiekreeksen
en
hen
bij
wijze
van
voorbeeld aan te tonen hoe gegevens geanalyseerd worden aan de hand van statistische methoden. De
studie
over
'In-
en
uitwijking
in
Vlaamse
steden
gebaseerd op de bronbestanden van het Rijksregister.
en
gemeenten'
is
Vooraleer de analyse
kon aangevat worden, is er heel wat voorbereidend werk geleverd inzake de ontsluiting
van
de
bestanden
van
de
verschillende
jaren
en
werd
betrouwbaarheid van de toegepaste algoritmen zorgvuldig onderzocht.
de De
administratie Planning en Statistiek zal op dit vlak haar deskundigheid verder uitbouwen en wil op deze wijze diensten aanbieden aan overheden en organisaties die op dit ontsloten bronmateriaal verder onderzoek willen verrichten. De eerste analyse van de Rijksregistergegevens voor migratie-intensiteiten en
migratiesaldi
leeftijdsspecifieke beleidsinformatie.
met
bijzondere
aandacht
dimensie, Diepgaand
levert onderzoek
voor
de
reeds is
geografische
zeer
evenwel
en
interessante
aanbevolen
om
de
vastgestelde ontwikkelingen verder te kunnen verfijnen en oorzaak-gevolg relaties te kunnen aangeven.
De publicatie 'In- en uitwijking in Vlaamse
steden
op
en
gemeenten'
is
zich
echter
reeds
statistiekpublicatie die het lezen meer dan waard is.
Josée Lemaître Directeur-generaal Administratie Planning en Statistiek
een
volwaardige
2
Samenstelling: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Administratie Planning en Statistiek Edwin Pelfrene Redactiecomité Karel Cattoir, Luk Deschamps, Ann Van Causenbroeck Dataverwerking Frank De Geyndt, Kamran Elyaspour, Michaël Goethals, Yves Impens Verantwoordelijke uitgever: Josée Lemaître Directeur-generaal Boudewijnlaan, 30 1000 Brussel Bestellingen Caroline Temmerman tel. : 02/553.57.84 fax: 02/553.58.08 e-mail:
[email protected]
•
Stativaria 24
•
3
INHOUDSTAFEL I.
INLEIDING
II.
MATERIAAL EN METHODEN
1.
Gegevensbron
2.
Migratie-intensiteit en migratiesaldo
3.
Leeftijdsgroepen
4.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
III.
RESULTATEN
1
Migratie-intensiteit en saldo voor administratieve aggregaten
1.2
Gewesten
1.3
Provincie
1.4
Arrondissement
2
Migratie-intensiteit en saldo voor ruimtelijke structuurgebieden
2.1
Vlaamse Ruit en economische knooppunten
2.2
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
3
Gemeentelijke distributie van migratie-intensiteit en saldo
3.1
Alle leeftijden
3.2
Jongeren (18-24 jaar)
3.3
Jonge gezinnen (25-34 jaar en 0-9 jaar)
3.4
Senioren (55-74 jaar)
3.5
Ouderen (75-plus)
IV.
BESLUITEN
BIJLAGEN •
Statistische leeswijzer
•
Lijst van migratiesaldo per leeftijdsgroep voor gemeenten van het Vlaamse Gewest
•
STATIVARIA op de website 'VLAAMSE STATISTIEKEN'
•
Producten van de administratie Planning en Statistiek
•
Stativaria 24
•
4
•
Stativaria 24
•
5
I.
INLEIDING
Ruimtelijke
ordening
en
ruimtelijk
beleid
aandachtspunten voor de Vlaamse Regering. ruimtelijke ordening
ordening 1
voorop.
In
staat de
het
thans
centrale
In haar beleidsnota over de
realiseren
beleidsnota
zijn
van
wordt
een
duurzame
daarbij
ruimtelijke
verwezen
naar
het
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, waarin een voor de diverse Vlaamse overheden bindende bepaling is opgenomen om de 60/40 regel aan te houden in de verdeling van de behoefte aan bijkomende woongelegenheden in stedelijke gebieden en in het buitengebied.
2
Diverse studies voor het begin der negentiger jaren hebben aangetoond dat het buitengebied als vestigingsplaats in trek is bij jonge gezinnen en dan vooral bij de meer gegoede huishoudens. in de meer recente periode.
3,4
Vraag is thans wat de evolutie is
Is er sprake van een kentering en wat is de
evolutie in onderscheiden leeftijdsgroepen? Uiteraard
zijn
universiteiten
deze en
vragen
kunnen
ook
we
onderwerp
daarover
van
onderzoek
diepgaander
analyses
aan
onze
verwachten.
Niettemin was de beschikbaarheid op onze administratie van databestanden met gegevens van het Rijksregister over de migratiebewegingen tussen steden en gemeenten een goede aanleiding om na te gaan hoe deze bestanden kunnen ontsloten
worden
in
functie
van
actuele
vragen
van
het
beleid.
De
ontsluiting stelt de administratie immers in staat om sneller een zicht te verwerven sturen.
op
een
aantal
Nader
universitaire
of
en
elementaire
meer
andere
parameters
gespecialiseerd
die
haar
onderzoek,
onderzoeksinstellingen,
kunnen
beleid verricht
nadien
dit
kunnen door zicht
vertalen in inzicht. Onderwerp
van
dit
rapport
is
in-
gemeenten in de periode 1996-1998.
en
uitwijking
in
Vlaamse
steden
en
Centraal daarbij staan twee begrippen,
de migratie-intensiteit en het migratiesaldo.
Het eerste concept verwijst
naar de som van de in- en uitwijkingen, het tweede naar de netto balans van de inwijkingen minus de uitwijkingen.
Resultaten worden gepresenteerd voor
bovengemeentelijke administratieve eenheden, voor gebiedsindelingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en voor de Vlaamse gemeenten.
1
Beleidsnota Ruimtelijke Ordening 1999-2004, ingediend door de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, Vlaams Parlement, 12 januari 2000. 2 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Integrale versie, MVG, 1998. 3 Zie o.m. WILLAERT D., Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Steunpunt Demografie, SOCO, Working Paper 1999-2; WILLAERT D., Interne migraties naar LIPRO-huishoudenstypen. De stadsvlucht en verstedelijking nader belicht, Steunpunt Demografie, SOCO, V.U.B., Working Paper 2000-2. 4 VAN HECKE E., Ruimtelijke analyse van de migraties naar leeftijd, Bevolking en Gezin, 1992, 3, 77-103.
•
Stativaria 24
•
6
II.
MATERIAAL EN METHODEN
1. Betrouwbaarheid van bewerkte gegevens De
gegevensbron
vormt
de
CD-ROM
van
het
Nationaal
Instituut
voor
de
Statistiek (N.I.S.) met data over de migratiebewegingen tussen steden en gemeenten voor de jaren 1996, 1997 en 1998.
De gegevens voor de jaren
1990, 1991 en 1992 worden als referentiegegevens gebruikt.
Deze gegevens
werden ingezameld door het Rijksregister en werden door de administratie Planning en Statistiek bij het N.I.S. opgevraagd. In
elk
jaarlijks
migratiebeweging.
bestand
is
de
elementaire
observatie-eenheid
een
Hierin kan aan de hand van codes de deelverzameling van
gemeentegrensoverschrijdende
migraties,
geïdentificeerd
worden.
Dit
betreft ofwel een aankomst in de gemeente of een vertrek uit de gemeente. Voor het Vlaamse Gewest alleen gaat het om bijna een half miljoen records, voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vrijwel om 200.000 eenheden. De variabele ‘migratiecode’ specificeert of het om een inwijking dan wel om een
uitwijking
gaat.
Inwijkingen
omvatten
de
categorieën
‘interne
immigratie’ (code 12), ‘externe immigratie’ (code 13), ‘herinschrijving’ (code
14)
en
‘inwijking
onbekend’
(code
14);
uitwijkingen
omvatten
de
categorieën ‘interne emigratie’ (code 22), ‘externe emigratie’ (code 23), ‘uitschrijving’
(code
24)
en
‘uitwijking
onbekend’
(code
24).
“Externe
migratie” verwijst naar een migratie van of naar het buitenland, “interne migratie” betreft de migratie tussen steden en gemeenten in het land. Ter verificatie van de berekeningen en het daarbij aangewende algoritme werden bij het N.I.S. de tabellen 83.04 A en B met migratiegegevens voor de gemeente Gent, opgedeeld naar leeftijd, aangevraagd.
Per jaar werden 28
kenmerken gecontroleerd, met name de inwijking en de uitwijking bij mannen en bij vrouwen, voor alle leeftijden en voor 6 selecte leeftijdsgroepen. Tabel 1. Vergelijking van het berekende aantal migratiebewegingen buiten de gemeente met N.I.S.-gegevens volgens tabellen 83.04 A en B, voor Gent Jaar
Aantal categorieën met afwijkingen
Maximale afwijking Bewerkte
N.I.S.
Categorie
CD-ROM 1996
5/28
5.075
5.073
1997
0/28
-
-
-
1998
1/28
2.302
2.300
Inwijking, mannen, [25-34/0-9]
•
Stativaria 24
Uitwijking, mannen, alle lft.
•
7
Analoge controles werden uitgevoerd voor de jaren 1990-1992, zij het alleen voor ‘alle leeftijden’ vermits enkel dit aspect ter sprake komt. werden geen afwijkingen waargenomen. tot
een
voldoende
vertrouwen
in
Hier
Deze verificaties gaven aanleiding
het
aangewende
algoritme,
waarna
per
gemeente de gemiddelde waarden voor de periode 1996-1998 berekend werden. Bij
de
controle
van
het
aantal
in-
en
uitwijkingen
in
beide
geslachtsgroepen op het geaggregeerde niveau van de gewesten is gebleken dat geen afwijkingen optreden voor het jaar 1997.
Voor 1996 en 1998 worden
wel afwijkingen genoteerd, in alle subgroepen van dezelfde orde.
Tabel 2. Vergelijking berekening – N.I.S.-tabellen 83.04 A en B. Maximale procentuele afwijking op niveau van gewesten, in subgroepen naar in- of uitwijking en naar geslacht 1996
1997
1998
Vlaams Gewest
+0.26%
-
-0.003%
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
+3.44%
-
-0.01%
Voor het jaar 1998 gaat het om lichte gecumuleerde afwijkingen, die in het kader van onze doelstellingen verwaarloosbaar zijn.
Voor het jaar 1996
zijn de afwijkingen substantiëler van aard, en wel in het bijzonder voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Hiervoor kon geen duidelijke oorzaak
gevonden worden, maar het valt nooit helemaal uit te sluiten dat dit moet gezocht worden in de computermanipulatie van de databanken. Herberekening
van
de
gemiddelde
migratie-intensiteit
en
het
gemiddelde
migratiesaldo per 1000 inwoners met de gegevens uit de N.I.S.-tabellen geeft
geen
verschil
voor
het
Vlaamse
Gewest
op
het
hier
gehanteerde
precisieniveau (ook niet bij afronding op 1 decimaal nauwkeuriger).
Voor
het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt een verschil waargenomen: de herberekende
migratie-intensiteit
is
201‰
versus
203‰;
het
herberekende
saldo is –2.2‰ versus –1.9‰. De
hier
gepresenteerde
verhoudingscijfers
over
migratie-intensiteit
migratiesaldo zijn dus voldoende betrouwbaar voor het Vlaamse Gewest.
en
Voor
het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daarentegen lijkt het aangewezen enig voorbehoud in acht te nemen en de gepresenteerde resultaten dan ook als “voorlopig”
te
kwalificeren.
Zoals
beoordeeld
kan
worden
zijn
de
afwijkingen in beginsel wel te gering om aanleiding te geven tot wijziging van de interpretaties.
Bij implicatie gelden deze beschouwingen ook voor
de enkele gerapporteerde gegevens voor het Rijk, en bij uitbreiding ook voor het Waalse Gewest waarvoor geen controles werden verricht.
•
Stativaria 24
•
8
2. Migratie-intensiteit en migratiesaldo De
migratie-intensiteit
uitwijkingen
is
waargenomen 5
bepaalde gemeente. de uitwijkingen.
gedefinieerd
in
de
loop
als
van
de
de
som
van
de
observatieperiode
in-
en
in
een
Het migratiesaldo is de balans van de inwijkingen minus Dit kan zowel positief als negatief uitvallen, waardoor
sprake is hetzij van een vestigingsoverschot of van een vestigingstekort. Met
het
oog
op
vergelijking
verhoudingscijfer. op
het
aantal
worden
beide
maten
uitgedrukt
als
een
De waargenomen som en het verschil worden dan betrokken
inwoners
in
die
gemeente
en
uitgedrukt
als
een
cijfer
de
waargenomen
promille. In
dit
rapport
worden
gemiddelden
gemeentegrensoverschrijdende observatiejaren.
berekenend
migratiebewegingen
van
van
drie
opeenvolgende
Deze gemiddelden zijn vervolgens betrokken op een soort
“middenpopulatie” die het gemiddelde is van het aantal inwoners geteld op 1 januari van de jaren 1996, 1997, 1998 en 1999. De reden voor deze werkwijze is
dat
aldus
uitgevlakt
meer
worden
atypische en
een
schommelingen
getrouwer
beeld
overheen kan
de
ontstaan
jaren
enigszins
m.b.t.
de
meer
structurele bewegingen. Naast
de
berekening
van
deze
gemiddelde
verhoudingscijfers
voor
de
gemeenten zijn deze maten ook berekend voor geaggregeerde niveaus, hetzij bovengemeentelijke administratieve eenheden, hetzij structuurgebieden van het
Ruimtelijk
Vlaanderen.6
Structuurplan
Wat
het
migratiesaldo
betreft
moet men er rekening mee houden dat dit cijfer berekend voor een groep van gemeenten
uitdrukking
kan
geven
aan
verschillende
situaties
vermits
de
gemeentelijke positieve en negatieve saldi binnen hetzelfde gebied elkander kunnen uitbalanceren.
Ofwel kan het geaggregeerde saldo goed aansluiten
bij de gemeentelijke saldi, ofwel kan het de onderliggende dynamiek in sterke mate verhullen.
In die zin leent het saldo berekend voor een
aggregaat van gemeenten zich minder als referentiecijfer.
3. Indeling in leeftijdsgroepen De indeling in leeftijdsgroepen werd afgestemd op een publicatie van het “Centre d’étude de Gestion Démographique pour les Administations Publiques” (GéDAP) o.l.v. Prof. Dr. M. Poulain van de U.C.L.
5
7
De publicatie hanteert
Ook aangeduid als “mobiliteit”, zie VAN HECKE E., Ruimtelijke analyse van de migraties naar leeftijd, Bevolking en Gezin, 1992, 3, 77-103. 6 Voor gegevens op aggregaatniveau naar leeftijd, zie VAN HECKE E., 1992, op.cit. 7 EGGERICKX T., POULAIN M., Searching for pertinent demographic indicators in order to monitor sustainable development of cities, GéDAP-bijdrage voor de European Population Conference 1999 in Den Haag, U.C.L.
•
Stativaria 24
•
9
o.m. de gecombineerde leeftijdscategorie ‘25-34 & 0-9 jaar’, opgebouwd als een logische unie, bij de studie van de migratiebalans in Waalse gemeenten. Op onze vraag suggereerde Prof. M. Poulain ook om de leeftijdsgroepen ‘1524 jaar’, ‘55-74 jaar’ en ‘75-plussers’ in aanmerking te nemen.8
Deze
categorieën werden overgenomen met het oog op de eventuele vergelijking met resultaten voor het Waalse Gewest, behoudens een nauwere afgrenzing van de jongste leeftijdsgroep tussen ‘18 en 24 jaar’. In
de
tekst
krijgt
de
leeftijdsgroep
‘18-24
jaar’
soms
het
label
“jongeren” mee, de gecombineerde leeftijdsgroep ‘25-34 & 0-9 jaar’ het etiket “jonge gezinnen”, de leeftijdsgroep ‘55-74 jaar’ de “senioren” en ‘75-plussers’
het
etiket
aanduidingen
slechts
“ouderen”.
generieke
leeftijdsgroep te verwijzen.
Het
labels
spreekt
zijn
om
vanzelf kortweg
dat
deze
naar
een
Zo omvat de leeftijdsgroep ‘25-34 & 0-9 jaar’
diverse types van huishoudens, waaronder bijvoorbeeld ‘gehuwd samenwonenden met kinderen’ of ‘alleenstaanden’. interne
migratie
naar
type
van
Voor gedetailleerde analyses over de huishoudens
wordt
verwezen
naar
de
publicaties van het Steunpunt Demografie van de Vakgroep Sociaal Onderzoek (SOCO) van de V.U.B..9
4. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vormt het kader voor de duurzame ruimtelijke
ontwikkeling
van
Vlaanderen
tot
2007.
Tal
van
bepalingen
hierover zijn geregeld in de decreten houdende de ruimtelijke planning van 24 juli 1996 en van 6 mei 1999. In het luik over de gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen wordt de afbakening
van
omschreven. het
stedelijke
gebieden
en
van
het
buitengebied
nader
In stedelijke gebieden overheerst de dichte bebouwing en is
wenselijk
om
concentreren.
er
Het
diverse
stedelijk
activiteiten gebied
is
waaronder
aldus
een
de
woonfunctie
beleidsmatig
te
begrip.
Daartegenover staat het buitengebied waarin de open ruimte overweegt en ten aanzien
waarvan
een
meer
terughoudend
beleid
wordt
voorgesteld
m.b.t.
bijkomende ruimte voor woningbouw en economische activiteiten. Op basis van de stedelijke uitrustingsgraad en het voorzieningenniveau, van het belang van het stedelijke gebied voor de omgeving en voor Vlaanderen en
8
E-mail bericht van 22/02/00. Zie o.m. de recente studie: WILLAERT D., Interne migraties naar LIPROhuishoudenstypen. De stadsvlucht en verstedelijking nader belicht, Steunpunt Demografie, SOCO, V.U.B., Working Paper 2000-2.
9
•
Stativaria 24
•
10
op basis van hun interne stedelijke structuur, worden gemeenten of delen van gemeenten beleidsmatig onderverdeeld in vier categorieën10: -
grootstedelijke gebieden (grootstad en gebied eromheen);
-
regionaalstedelijke gebieden (regionale stad en gebied eromheen);
-
structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden: goed uitgeruste kleine steden qua voorzieningen;
-
kleinstedelijke
gebieden
op
provinciaal
niveau:
behoorlijk
of
zwak
uitgeruste kleine steden qua voorzieningen. Verschillende
ontwikkelingsperspectieven
worden
vooropgesteld
verschillende categorieën van stedelijke gebieden.
voor
de
In al deze gebieden
komt dit neer op het consolideren of versterken van de economische, sociale en ruimtelijke draagkracht.
Daarbij staat het tegengaan van de stedelijke
leegloop en van de lintontwikkeling voorop.
Meer expliciet wordt ervoor
geopteerd om de 60/40 verhouding van de woningvoorraad in 1991 tussen de gemeenten die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in de stedelijke gebieden en de gemeenten die tot het buitengebied gerekend worden, te hanteren als te realiseren beleidskeuze in 2007. verdeling
van
de
behoefte
aan
Dit betekent concreet dat bij de
bijkomende
woongelegenheden
60%
in
de
stedelijke gebieden en 40% in de kernen van het buitengebied dient te worden gerealiseerd.
Vraag is of de spontane evolutie inzake migraties
spoort met deze beleidsmatige trendbreuk. De
grens
van
het
administratieve
stedelijke
gebied
gemeentegrens.
De
stemt
meestal
hier
niet
overeen
gehanteerde
met
klassering
de van
gemeenten in diverse gebieden of zones van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet dus beschouwd worden als een vereenvoudigde en praktische indeling.
Uiteraard is de algemeen gangbare indeling die gehanteerd wordt
binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap gevolgd.
11
Tabel 3 geeft
een overzicht van het aantal gemeenten horende bij elk gebied en in de bijlage
is
een
lijst
opgenomen
met
de
ruimtelijke
indeling
voor
elke
gemeente. Uit tabel 3 kan afgeleid worden dat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ook nog de Vlaamse Rand rond Brussel als aparte categorie afbakent.
Alle
14 gemeenten die tot dit gebied behoren zijn opgesomd.
10
Voor de afbakening hiervan is geput uit verschillende wetenschappelijke analyses, zie: VAN DER HAEGEN H., PATTYN M., Stedelijke structuren en hiërarchieën in België, in Ruimtelijke Planning, Afl.9, 1983; VAN HECKE E., m.m.v. VAN DER HAEGEN H., Hiërarchie van de stedelijke kernen in Vlaanderen. Studie uitgevoerd in opdracht van AROHM, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, mei 1997. 11 AROHM, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
•
Stativaria 24
•
11
Tabel 3. Indeling van de 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest in gebieden van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen RSV-zone
Aantal
Grootstad
2
Regiostad
11
Voorbeelden
Antwerpen, Gent Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Turnhout, Sint-Niklaas
Kleinstedelijk-
20
Diest, Lier, Oudenaarde, Tongeren,
structuurondersteunend
Waregem, …
Kleinstedelijk-
24
Asse, Blankenberge, Boom, Maaseik,
Provinciaal
Temse, …
Grootstedelijk
19
Aartselaar, De Pinte, Destelbergen,
(rand)gebied
Kontich, Merelbeke, …
Regionaalstedelijk
20
Denderleeuw, Diepenbeek, Jabbeke,
gebied
Oud-Turnhout, Zonhoven, …
Buitengebied
198
Heuvelland, Kalmthout, Ternat, Voeren, Wortegem-Petegem, …
Vlaamse Rand
14
Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, SintGenesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem
Het
Ruimtelijk
Structuurplan
Vlaanderen
onderscheidt
ook
nog
het
“stedelijke netwerk” als een belangrijke ruimtelijke structuur. Door hun ligging en hun functie zijn bepaalde stedelijke gebieden een onderdeel van een groter geheel, het stedelijk netwerk. De Vlaamse Ruit wordt gezien als een stedelijk netwerk op internationaal niveau. Vlaamse
Het
omvat
stedelijke
de
grootstedelijke
gebied
rond
gebieden
Brussel,
het
Antwerpen
Brusselse
en
Gent,
het
Hoofdstedelijke
Gewest en de vier regionaalstedelijke gebieden Leuven, Mechelen, Aalst en Sint-Niklaas. Zowel binnen als buiten de Vlaamse Ruit worden vervolgens nog netwerken op een
lager
knooppunten” verzameling
niveau
onderscheiden.
geïdentificeerd van
gemeenten
worden. met
een
Onder Een
meer
kunnen
economisch
hoge
concentratie
“economische
knooppunt van
is
een
economische
activiteit (aanwezigheid van omvangrijke bedrijventerreinen, afzonderlijke bedrijven, ontsluitingsinfrastructuur).
•
Stativaria 24
•
12
III.
RESULTATEN
1.
MIGRATIE-INTENSITEIT EN SALDO VOOR ADMINISTRATIEVE AGGREGATEN
1.1
GEWESTEN
1.1.1
Algemeen
Tabel 4.
Totaal der in- en uitwijkingen tussen steden en gemeenten Van het Vlaamse Gewest. Gemiddelde 1996 – 1998 Aantal
Promille
Inwijkingen
248.518
42
Uitwijkingen
241.178
41
Intensiteit
489.697
83
Saldo
+ 7.340
+ 1.2
Het jaarlijkse aantal geregistreerde inwijkingen in steden en gemeenten van het Vlaamse Gewest bedraagt voor de periode 1996-1998 vrijwel een kwart miljoen; daartegenover staat een iets kleiner aantal ‘uitwijkingen’.
De
som van beide bewegingen levert de “migratie-intensiteit”, het verschil geeft uiteraard het “migratiesaldo”.
Dit saldo is positief en voor het
Vlaamse Gewest van dezelfde orde als de “natuurlijke groei” zoals berekend uit het verschil tussen aantal geboorten en sterfgevallen (gemiddeld een positief saldo van 7.133 eenheden op jaarbasis). Deze gegevens laten zich ook in verhouding tot de bevolking uitdrukken. Zowat 8% van de bevolking verhuist jaarlijks naar een andere gemeente, althans
bij
meermaals
veronderstelling
per
jaar
van
dat
niet
woonplaats
steeds
wisselt.
dezelfde De
groep
netto
personen
aangroei
door
immigratie is uiteraard veel beperkter en ligt in de grootteorde van één op duizend. In vergelijking met de overige gewesten van het land ligt de migratieintensiteit positief.
het
Niet
laagst buiten
in
het
Vlaamse
verwachting
is
de
Gewest,
maar
intensiteit
het het
saldo hoogst
blijft in
de
hoofdstedelijke regio; jaarlijks vervoegt of verlaat 1 op 5 inwoners één van de 19 Brusselse gemeenten.
Per saldo echter verliest de hoofdstad
inwoners.
•
Stativaria 24
•
13
Tabel 5. Migratie-intensiteit en saldo per gewest. Gemiddelde voor de periodes 1990-1992 en 1996-1998, in promille Intensiteit 1990-92 1996-98
Saldo 1990-92
1996-98
Vlaams Gewest
75
83
+ 2.5
+ 1.2
Waals Gewest
97
109
+ 3.7
+ 1.0
182
203
- 6.9
- 1.9
92
103
+ 2.0
+ 0.9
Brussels Hfdst. Gewest Het Rijk
De intensiteit van de verhuisbewegingen buiten de gemeente ligt in alle gewesten hoger aan het eind dan aan het begin van het decennium; kortom er wordt meer verhuisd. afgezwakt.
Omgekeerd zijn alle migratiesaldi in absolute waarde
Voor Brussel betekent dit een terugloop van de ‘stadsvlucht’,
zonder dat dit vooralsnog uitmondt in een toeloop.
1.1.2 Interne en externe migratie De in –en uitwijking in steden en gemeenten laat zich opsplitsen in twee componenten:
enerzijds
verhuisbewegingen
tussen
de
‘interne
steden
en
migratie’ gemeenten
die
in
verwijst
België,
naar
anderzijds
de de
‘externe migratie’ van en naar het buitenland. Op het niveau van de gewesten valt het saldo uit ‘interne migratie’ samen met de netto in –of uitstroom tussen de gewesten; het saldo van de ‘externe migratie’ geeft aan of zich in de regio al of niet meer nieuwkomers uit het buitenland vestigen dan omgekeerd inwoners naar het buitenland vertrekken.
Tabel 6.
Migratiesaldo voor interne en externe migratie. Gemiddelde 1996 – 1998, in promille Intern
Extern
Totaal
Vlaams Gewest
+ 0.5
+ 0.7
+ 1.2
Waals Gewest
+ 0.9
+ 0.1
+ 1.0
Brussels Hfdst. Gewest
- 6.4
+ 4.5
- 1.9
0
+ 0.9
+ 0.9
Het Rijk
In het Vlaamse Gewest wordt zowel voor de interne als voor de externe migratie een positief saldo waargenomen, beide min of meer van dezelfde orde.
•
Stativaria 24
•
14
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is per saldo een tegengestelde beweging aan de orde.
De regio verliest inwoners aan de andere gewesten
van het land, maar wint aan nieuwkomers uit het buitenland. stellen
dat
de
stadsvlucht
ten
dele
gemaskeerd
wordt
Men zou kunnen
door
de
‘externe
immigratie’. In het Waalse Gewest zijn beide saldi positief, maar het aandeel in het totale saldo gevormd uit interne migratie overheerst. intergewestelijke
saldo,
wat
doet
vermoeden
dat
Het is het hoogste
de
uitstroom
uit
de
12
hoofdstad voornamelijk naar het Waalse Gewest georiënteerd is.
Tabel 7 vergelijkt de evolutie van de interne en de externe migratie aan het
begin
en
aan
het
einde
van
het
afgelopen
decennium
in
de
hoofdstedelijke regio. Tabel 7. Evolutie van het migratiesaldo voor interne en externe migratie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in promille Intern Extern Totaal Gemiddelde 1990-1992
-13.2
+6.3
-6.9
Gemiddelde 1996-1998
-6.4
+4.5
-1.9
In beide periodes wordt de uitstroom ten dele afgezwakt door de instroom van
migranten
uit
het
buitenland.
Niettemin
is
de
belangrijkste
vaststelling, de terugloop van de stadsvlucht, een gegeven dat helemaal op rekening komt van de interne migratie. De hoger vermelde kanttekening aangaande de nauwkeurigheid van de hier gepresenteerde gegevens, is niet van aard om deze interpretaties in het gedrang te brengen.
1.1.3 Opsplitsing naar leeftijd In beide gewesten worden de hoogste migratie-intensiteiten waargenomen bij de groep der ‘jongeren’ (18-24 jaar) en ‘jonge gezinnen’ (25-34 & 0-9 jaar).
In
de
oudere
leeftijdsgroepen
beduidend lager (4 à 6 keer).
(55-plus)
ligt
de
intensiteit
In vergelijking met het Vlaamse Gewest wordt
in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in alle leeftijdsgroepen een hogere intensiteit (2 à 3 keer) waargenomen.
12
Dit is waargenomen door onderzoekers van het Steunpunt Demografie van de V.U.B. voor het begin der negentiger jaren; de taalgrens bleek ook een migratiegrens. Zie WILLAERT D., Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Steunpunt Demografie, SOCO, V.U.B., Working Paper 1999-2.
•
Stativaria 24
•
15
Tabel 8.
Migratiestromen tussen steden en gemeenten per leeftijdsgroep, per gewest. Gemiddelde 1996 – 1998, in promille
Leeftijdsgroep
Vlaams Gewest
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Intensiteit
Saldo
Intensiteit
Saldo
10 – 17
54
+ 1,4
141
-3.0
18 – 24
161
+ 3,0
348
+ 46,1
(25–34)&(0–9)
146
+ 2,2
320
-4.3
35 – 54
62
+ 0,6
178
-8.9
55 – 74
25
+ 0,4
72
-9.1
75-plus
38
+ 0,03
69
-6.6
TOTAAL
83
+ 1,2
203
-1,9
In het Vlaamse Gewest zijn alle saldi lichtjes positief.
Naar verhouding
ligt de netto instroom iets hoger in de jongere leeftijdsgroepen (tot 35 jaar), waardoor de migratie bijdraagt tot de verjonging van de Vlaamse bevolking.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daarentegen worden naar
verhouding forse netto uitstromen waargenomen. Enkel voor de groep der jongeren lijkt de hoofdstad zeer aantrekkelijk, zelfs in die mate dat zij het vertrek van ‘jonge gezinnen’ en ‘ouderen’ bijna neutraliseert. Voor de hoofdstedelijke regio is de verdere opsplitsing tussen ‘interne’ en ‘externe migratie’ zinvol, omdat het een beperkt aantal gemeenten (19) aggregeert en omdat het een aaneengesloten geografische eenheid vormt. De berekening van leeftijdsspecifieke saldi over binnenlandse en buitenlandse verhuisbewegingen versterkt het beeld van een stadsvlucht met bestemming ergens
in
het
land.
Dit
geldt
inzonderheid
in
de
leeftijdsgroepen
‘gezinnen met kinderen’ (25-34 & 0-9 jaar; 35-54 jaar; 10-17 jaar).
•
Stativaria 24
•
van
16
Tabel 9.
Migratiesaldo voor interne en externe migratie per leeftijdsgroep
voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Gemiddelde 1996 – 1998, in ‰
Interne migratie
Externe migratie
Totaal saldo
10 – 17
-7,8
4,8
-3,0
18 – 24
18,1
28,0
46,1
(25–34)&(0–9)
-12,6
8,3
-4,3
35 – 54
-8,3
-0,6
-8,9
55 – 74
-5,9
-3,2
-9,1
75-plus
-5,2
-1,4
-6,6
TOTAAL
-6,4
4,5
-1,9
Het
buitenlandse
leeftijdsgroepen.
migratieoverschot
treedt
vooral
op
bij
de
jeugdige
Oudere personen verlaten niet alleen Brussel, maar ook
in zeker mate het land.
Dit laatste wijst vermoedelijk op remigratie van
migranten die in het kader van de “gastarbeid” naar hier kwamen.
1.2
PROVINCIE
1.2.1 Algemeen
Tabel 10.
Migratie-intensiteit en saldo per 1000 inwoners per provincie. Gemiddelde 1996 – 1998, Vlaams Gewest Intensiteit
Saldo
106
2,6
Limburg
71
1,8
Oost-Vlaanderen
75
1,3
West-Vlaanderen
77
0,7
Antwerpen
86
0,5
Totaal
83
1,2
Vlaams-Brabant
De intensiteit is naar verhouding het sterkst in Vlaams-Brabant, het zwakst in Limburg. Alle provincies kennen een licht vestigingsoverschot.
Dit positieve saldo
is het meest opmerkelijk voor Vlaams-Brabant; Antwerpen en West-Vlaanderen scoren in dit opzicht lager dan gemiddeld.
•
Stativaria 24
•
17
1.2.2 Opsplitsing naar leeftijd
Tabel 11.
Migratiesaldi per 1000 inwoners per provincie. Gemiddelde 1996 – 1998, Vlaams Gewest
Provincie
18-24
25-34 & 0-9
35-54
55-74
75+
Totaal
West-Vlaanderen
-2,2
-1,8
1,7
3,6
0,8
0,7
Oost-Vlaanderen
5,5
2,4
0,0
0,0
0,5
1,3
Vlaams-Brabant
2,3
9,5
0,6
-1,9
-0,8
2,6
Antwerpen
5,4
0,7
-0,2
-0,6
-0,7
0,5
Limburg
2,4
1,6
1,9
1,2
1,1
1,8
Vlaams Gewest
3,0
2,2
0,6
0,4
0,0
1,2
Het globale patroon voor de migratie-intensiteit vindt men min of meer in alle leeftijdsgroepen terug. De hoogste waarden laten zich optekenen voor de leeftijdsgroep der ‘jongeren’ (187) en voor ‘jonge gezinnen’ (193) in Vlaams-Brabant. Binnen de provincies worden wel specifieke patronen van migratiesaldi naar leeftijd waargenomen: –
de kustprovincie verliest per saldo ‘jongeren’ (18-24 jaar) en ‘jonge gezinnen’ (25-34 & 0-9 jaar), maar is aantrekkelijk bij ‘senioren’ (5574 jaar); ook in de middenleeftijdsgroep (35-54 jaar) en in mindere mate ook bij ‘ouderen’ (75-plus) zijn de saldi positief;
–
in Oost-Vlaanderen valt vooral het vestigingsoverschot bij ‘jongeren’ op, en in iets mindere mate van ‘jonge gezinnen’;
–
Vlaams-Brabant
kent
in
de
groep
van
‘jonge
gezinnen’
een
zeer
opmerkelijke netto instroom; de provincie trekt ook ‘jongeren’ aan, maar de saldi bij ‘senioren’ en ‘ouderen’ zijn lichtjes negatief; –
de provincie Antwerpen vertoont in de leeftijdsklasse 18-24 jaar een relatief sterk vestigingsoverschot, maar verliest per saldo ‘senioren’ (55-74
jaar)
en
‘ouderen’
(75-plus).
De
netto
toestroom
van
‘jonge
gezinnen’ (25-34 & 0-9 jaar) is zeer matig te noemen; –
voor
Limburg
zijn
alle
saldi
positief;
in
de
leeftijdsklasse
der
‘ouderen’ wordt het hoogste positieve saldo van alle Vlaamse provincies genoteerd.
•
Stativaria 24
•
18
1.3
ARRONDISSEMENT
1.3.1 Algemeen
Figuur 1. Migratie-intensiteit per arrondissement. Gemiddelde 1996-1998 111
HALLE-VILVOORDE
108
VEURNE OOSTENDE
104 99
LEUVEN 92
ANTWERPEN 83
GENT 79
M ECHELEN
79
BRUGGE EEKLO
76
TURNHOUT
76 73
TONGEREN OUDENAARDE
73
HASSELT
72 71
A A LST KORTRIJK
71
DENDERM ONDE
70
DIKSM UIDE
70 68
TIELT
67
SINT-NIKLA A S
66
M A A SEIK
64
ROESELARE 57
IEPER
0
20
40
60
80
100
120
Intensiteit per 1000 populatie
Migratie-intensiteiten voor de arrondissementen variëren tussen 57 en 111‰. De mediaan van de reeks is 73‰; het gemiddelde 79‰ met standaarddeviatie 14,9‰.13 Hoge
intensiteiten
worden
waargenomen
in
de
arrondissementen
Halle-
Vilvoorde, Veurne, Oostende, gevolgd door Leuven, Antwerpen en Gent; lage intensiteiten in Sint-Niklaas, Maaseik, Roeselare en Ieper.
13
Mediaan = middelste waarde van een geordende rij (helft boven/ helft onder); Rekenkundig gemiddelde = som van de waarnemingen gedeeld door het aantal; Standaarddeviatie = (soort) gemiddelde afwijking t.o.v. het rekenkundig gemiddelde.
•
Stativaria 24
•
19
Figuur 2. Migratiesaldo per arrondissement. Gemiddelde 1996-1998 VEURNE
4,6 3,7
M ECHELEN LEUVEN
3,3
OOSTENDE
3,3
M A A SEIK
3,2 3,0
TURNHOUT DIKSM UIDE
2,4 2,3
OUDENAARDE HALLE-VILVOORDE
2,1
A A LST
2,0
BRUGGE
2,0
DENDERM ONDE
1,6
TONGEREN
1,4
SINT-NIKLA A S
1,2
HASSELT
1,1
EEKLO
1,1
GENT
0,6
ROESELARE
0,2
TIELT
0,2
IEPER
-0,6 -1,7
ANTWERPEN KORTRIJK
-3,0
-2,0
-2,0
-1,0
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
saldo / 1000 populatie
De saldi variëren tussen –2,0 en 4,6‰.
De mediaan is 1,8‰; het gemiddelde
1,6‰ met standaarddeviatie 1,68‰. Naar rangorde plaatsen zich de arrondissementen Veurne, Mechelen, Leuven, Oostende en Maaseik vooraan met een netto instroom.
De arrondissementen
Kortrijk, Antwerpen en Ieper verliezen per saldo inwoners door migratie.
•
Stativaria 24
•
20
1.3.2 Opsplitsing naar leeftijd Inzake
intensiteit
rangorde
wordt
waargenomen.
vrijwel
De
in
alle
allerhoogste
leeftijdsgroepen
waarden
worden
een
zelfde
bereikt
in
de
leeftijdsgroep der ‘jongeren’ in de arrondissementen Veurne (227), Oostende (218) en Leuven (199).
Bij ‘jonge gezinnen’ valt vooral de hoge waarde
voor Halle-Vilvoorde (201) op. De migratiesaldi vertonen een grilliger patroon.
Tabel 12. Arrondissement
Migratiesaldi per 1000 inwoners per arrondissement. Gemiddelde 1996 – 1998, Vlaams Gewest 18-24
25-34 0-9
35-54
55-74
75+
TOTAAL
2,5
-2,4
3,8
5,0
-0,1
2,0
DIKSMUIDE
-2,9
3,0
3,4
1,2
6,0
2,4
IEPER
-5,7
-0,5
0,7
-0,3
-2,4
-0,6
KORTRIJK
-4,4
-3,9
-1,7
-0,5
0,4
-2,0
OOSTENDE
-4,8
-2,0
5,4
11,2
-0,4
3,3
1,2
1,1
-0,8
-0,1
-0,6
0,2
TIELT
-5,6
1,8
-1,0
0,0
8,0
0,2
VEURNE
-2,8
-7,8
9,5
15,7
3,7
4,6
3,7
3,7
1,6
1,0
-1,6
2,0
DENDERMONDE
-0,9
4,0
0,0
1,0
5,0
1,6
EEKLO
-2,8
1,0
2,0
0,5
1,3
1,1
GENT
15,0
0,1
-1,9
-1,0
-0,3
0,6
1,4
1,9
0,9
0,6
0,4
1,2
OUDENAARDE
-5,7
8,7
1,5
-0,6
1,1
2,3
HALLE-VILVOORDE
-9,3
11,7
1,3
-3,5
-1,0
2,1
LEUVEN
16,3
6,9
-0,2
0,1
-0,6
3,3
ANTWERPEN
7,1
-2,8
-2,8
-2,1
-2,6
-1,7
MECHELEN
6,6
6,8
2,3
1,3
2,3
3,7
TURNHOUT
0,9
4,3
3,6
1,7
2,5
3,0
HASSELT
3,6
0,8
0,4
0,6
2,5
1,1
MAASEIK
& BRUGGE
ROESELARE
AALST
SINT-NIKLAAS
-1,0
3,9
4,4
2,5
0,7
3,2
TONGEREN
4,0
0,3
2,1
1,1
-1,1
1,4
Vlaams Gewest
3,0
2,2
0,6
0,4
0,0
1,2
•
Stativaria 24
•
21
–
In
de
leeftijdsgroep
der
‘jongeren’
worden
sterke
positieve
saldi
opgetekend in de arrondissementen Leuven en Gent, gevolgd door Antwerpen en Mechelen.
In Halle-Vilvoorde valt de netto-uitstroom op, evenals in
de West-Vlaamse arrondissementen behoudens Brugge en Roeselare. –
Voor ‘jonge gezinnen’ daarentegen is Halle-Vilvoorde aantrekkelijk. Oudenaarde, Leuven en Mechelen plaatsen zich vooraan.
Ook
Veurne, Kortrijk
en Antwerpen zijn hekkensluiters. –
In de ‘middelbare leeftijdsgroep’ worden minder uitschieters genoteerd, maar
niettemin
vooraan,
plaatst
gevolgd
door
het
arrondissement
Oostende
en
Veurne
zich
afgetekend
De
meer
stedelijke
Maaseik.
arrondissementen Gent, Antwerpen en Kortrijk verliezen inwoners. –
Bij
de
groep
belang.
der
‘senioren’
Halle-Vilvoorde,
winnen
de
Antwerpen
kustarrondissementen en
Gent
zien
nog
per
aan
saldo
jonggepensioneerden vertrekken. –
In de groep der ‘ouderen’ plaatsen nieuwe arrondissementen zich vooraan: Tielt, Diksmuide en Dendermonde.
Antwerpen, Ieper en Aalst verliezen
ouderen. 1.3.3 Samenhang met arbeidsmarktindicatoren In menig opzicht is het arrondissement of het ‘streekniveau’ een geëigend niveau van analyse m.b.t. de arbeidsmarkt; “verhuizen in functie van de werkplaats”
is
veeleer
arbeidsmarktindicatoren
streekgericht. wordt
De
geëvalueerd
samenhang
m.b.v.
de
met
een
set
van
Pearson correlatie-
coëfficiënt (-1 = negatief; 0 = geen; +1 = positief lineair verband). Voor het jaar 1997 zijn volgende arbeidsmarktgegevens beschikbaar:
14
–
werkgelegenheidsgraad = aantal jobs / bevolking 20-64 jaar.
–
werkzaamheidsgraad = aantal werkenden / bevolking 20-64 jaar;
–
werkloosheidsgraad = aantal werkzoekenden (nwwz)/beroepsbevolking 20-64; Tabel 13.
Correlaties tussen saldi en arbeidsmarktindicatoren-1997. Niveau van arrondissement (n = 22) Leeftijdsgroep Werkgelegenheid Werkzaamheid Werkloosheid
*
18-24
+0.055
-0.110
+0.374
25-34 & 0-9
-0.362
+0.262
-0.207
35-54
-0.365
-0.418
+0.147
Alle lft.
-0.510 *
-0.274
+0.113
Correlatie is significant op 0.05 niveau (2-zijdig).
Migratiesaldi sporen niet in positieve zin met de werkgelegenheidsgraad. Geen samenhang wordt vastgesteld met de overige indicatoren.
14
Bron: Steunpunt WAV; bewerking APS.
•
Stativaria 24
•
22
2.
MIGRATIE-INTENSITEITEN EN SALDI VOOR RUIMTELIJKE STRUCTUURGEBIEDEN
2.1
VLAAMSE RUIT EN ECONOMISCHE KNOOPPUNTEN
2.1.1 Algemeen In totaal behoren 84 gemeenten (27%) tot de ‘Vlaamse Ruit’, het kerngebied gelegen tussen Gent, Brussel, Leuven en Antwerpen;
de overige 224 Vlaamse
gemeenten (73%) liggen daarbuiten.
Tabel 14.
Migratie-intensiteit en saldo binnen en buiten de ‘Vlaamse Ruit’.
Gemiddelde 1996-1998, Vlaams Gewest, in ‰ Intensiteit
Saldo
Vlaamse Ruit
92
-0.4
Buiten Ruit
77
+2.3
Totaal
83
+1.2
In de Vlaamse Ruit wordt globaal een iets hogere intensiteit waargenomen dan buiten de Ruit, maar per saldo verliest dit centrale gebied inwoners (4 op 10.000 eenheden).
Het gebied erbuiten wint aan inwoners door migratie.
Binnen het kader van het “Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen” is ook het onderscheid Gemeenten
gemaakt die
horen
tussen tot
wel
de
en
geen
‘stedelijke
‘economische
gebieden’,
tot
knooppunten’. het
‘netwerk
Albertkanaal’ of tot ‘andere knooppunten’ kunnen samengevoegd worden tot ‘economische knooppuntgemeenten’. (51%)
tegenover
152
andere
In totaal gaat het om 156 gemeenten
gemeenten
(49%)
die
buiten
de
‘economische
knooppunten’ liggen. Economische knooppunten treft men zowel binnen als buiten de Vlaamse Ruit aan.
Binnen de Vlaamse Ruit gaat het om 55 gemeenten (66%), buiten de
Vlaamse Ruit om 101 gemeenten (45%).
Tabel 15. Migratie-intensiteit en saldo binnen en buiten ‘economische knooppunten’ en de Vlaamse Ruit. Gemiddelde 1996–1998, Vlaams Gewest, in ‰ Intensiteit Saldo Vlaamse Ruit
Buiten Ruit
Knooppunt
92
-1,1
Geen knooppunt
90
3,1
Knooppunt
74
1,5
Geen knooppunt
82
3,9
•
Stativaria 24
•
23
Zowel binnen als buiten de Vlaamse Ruit is de groep van gemeenten gelegen buiten de ‘economische knooppunten’ het meest aantrekkelijk. naar
gemeenten
met
minder
drukke
economische
Deze beweging
activiteit
is
trouwens
manifester dan de beweging naar gemeenten buiten de Vlaamse Ruit.
Binnen
de Vlaamse Ruit verliest alvast de ‘knooppuntzone’ inwoners door migratie. 2.1.2 Opsplitsing naar leeftijd In alle leeftijdsgroepen ligt de intensiteit iets hoger in de Vlaamse Ruit dan erbuiten, behoudens gelijke waarden voor 75-plussers. Tabel 16. Migratiesaldi per 1000 inwoners binnen en buiten de Vlaamse Ruit. Gemiddelde 1996 – 1998, Vlaams Gewest 18-24
25-34 & 0-9
35-54
55-74
75+
Totaal
Vlaamse Ruit
11.3
-0.2
-2.2
-2.2
-3.4
-0.4
Buiten Ruit
-2.1
3.8
2.5
2.1
2.7
2.3
3.0
2.2
0.6
0.4
0.0
1.2
Vlaams Gewest
De centraal gelegen Vlaamse Ruit trekt per saldo jongeren aan; de oudere leeftijdsgroepen wijken uit naar gemeenten buiten deze centrale zone. Tabel 17. Migratiesaldi per 1000 inwoners binnen en buiten ‘economische knooppunten’ en de Vlaamse Ruit. Gemiddelde 1996 – 1998, Vlaams Gewest
Vlaamse Ruit
Buiten Ruit
18-24
25-34 & 0-9
35-54
55-74
75+
Totaal
Knooppunt
15.7
-2.7
-3.0
-2.4
-4.9
-1.1
Geen
-9.3
12.4
1.5
-0.9
5.2
3.1
1.0
0.2
2.1
2.2
1.4
1.5
-8.1
10.3
3.2
1.9
5.1
3.9
Knooppunt Geen
Binnen
de
diverse
leeftijdsgroepen
profileert
zich
het
scherpere
onderscheid volgens knooppuntgebied nog duidelijker: –
‘jongeren’ wijken per saldo uit naar gemeenten die knooppunten zijn van economische activiteit;
–
‘jonge gezinnen’ verhuizen veeleer naar gemeenten buiten knooppuntzones;
–
de ‘middelbare leeftijdsgroep’ volgt het algemene patroon, weg van de knooppuntzones binnen de Vlaamse Ruit;
–
‘jong gepensioneerden’ verhuizen “weg van de Vlaamse Ruit”;
–
het patroon bij ‘ouderen’ is analoog aan dat van de jonge gezinnen die verhuizen, zij het minder uitgesproken.
•
Stativaria 24
•
24
2.2
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN
2.2.1 Migratie-intensiteit
Figuur 3. Migratie-intensiteit per RSV-zone. Gemiddelde 1996-98 Vlaamse Rand
129
grootstedelijk gebied
103
regiostad
84
grootstad
83 82
regionaalstedelijk
81
buitengebied kleinstedelijk_prov
72
kleinstedelijk_SO
72 0
20
40
60
80
100
120
140
intensiteit / 1000 populatie
Relatief sterke intensiteiten worden waargenomen in de ‘Vlaamse Rand’ rond Brussel en in de randgebieden van Gent en Antwerpen.
Vermeldenswaard is
tevens dat naar verhouding minder in –en uitwijkbewegingen worden geteld in de kleinstedelijke zones (met gemeenten als Oudenaarde, Temse, Asse, etc.) dan in het buitengebied.
2.2.2
Migratiesaldo
Blikvangers
hier
‘regiostad’. aantrekkelijke
zijn
de
negatieve
saldi
voor
de
zones
‘grootstad’
en
Het buitengebied daarentegen rangschikt zich als de meest vestigingsplaats,
‘kleinstedelijk-provinciaal
gevolgd
gebied’
door
(zoals
gemeenten Wetteren,
horende
bij
het
Geraardsbergen,
Maasmechelen, etc.) en het ‘regionaalstedelijk gebied’ (met gemeenten als Izegem,
Diepenbeek,
Denderleeuw,
Oud-Turnhout,
etc.).
Beide
bewegingen
ondersteunen de idee dat de stadsvlucht enerzijds en de druk op de groene zone anderzijds zich doorzetten.
•
Stativaria 24
•
25
Figuur 4. Migratiesaldo per RSV-zone. Gemiddelde 1996-1998 buitengebied
3,4
kleinstedelijk_prov
2,7 2,3
regionaalstedelijk Vlaamse Rand
1,8
grootstedelijk gebied
1,7
kleinstedelijk_SO
1,3 -1,0
regiostad grootstad
-6,0 -8,0
-6,0
-4,0
-2,0
0,0
2,0
4,0
saldo / 1000 populatie
2.2.3 Opsplitsing naar leeftijdsgroep
Tabel 18.
Migratiesaldi per zone van het Ruimtelijk Structuurplan
Vlaanderen. RSV-zone
Gemiddelde 1996 – 1998, in promille 18-24 &
25-34 0-9
35-54
55-74
75+
TOTAAL
Grootstad
30,3
-13,8
-9,1
-4,3
-12,8
-6,0
Regiostad
20,4
-10,0
-1,2
1,2
-2,7
-1,0
5,0
-1,2
1,8
2,4
-2,4
1,3
-5,1
4,7
0,7
-1,2
12,0
1,7
-12,1
12,9
1,2
-5,2
-1,2
1,8
-3,9
5,4
1,7
1,3
4,9
2,3
3,1
2,2
2,9
3,0
1,7
2,7
-7,0
9,7
2,7
1,2
4,8
3,4
3,0
2,2
0,6
0,4
0,0
1,2
Kleinstedelijk_SO Grootstedelijk gebied Vlaamse Rand Regionaalstedelijk Kleinstedelijk_prov Buitengebied Vlaams Gewest
•
Stativaria 24
•
26
Naargelang
de
leeftijdsgroep
ontstaat
een
vrij
gedifferentieerd
beeld:
‘jongeren’ die migreren ruilen per saldo het buitengebied en de stedelijke randzones voor de grotere steden, terwijl ‘jonge gezinnen’ veeleer de stad ontvluchten en het groen van het buitengebied of van de randstedelijke gemeenten opzoeken; personen van ‘middelbare leeftijd’, de ‘senioren’ en de ‘ouderen’ ontvluchten eveneens de grootstad.
De ‘Vlaamse Rand’ verliest
jongeren en in mindere mate leden van haar oudere bevolking, maar wint jonge gezinnen. De bijgevoegde figuur mag illustreren dat zich in dit opzicht voornamelijk een
cesuur
ontwikkelt
tussen
‘jongeren’
enerzijds
en
oudere
leeftijdsgroepen anderzijds.
Figuur 5. Migratiesaldo naar RSV-zone en leeftijdsgroep (1996-98)
grootstad
regiostad
kleinstedelijk_SO
18-24
kleinstedelijk_prov
25-34 55-74 regionaalstedelijk
75+
grootstedelijk gebied
buitengebied
Vlaamse Rand -20,0
-15,0
-10,0
-5,0
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
saldo / 1000 populatie (leeftijdsgroep)
•
Stativaria 24
•
25,0
30,0
35,0
27
2.2.4 Interne en externe migratie in de grootsteden Antwerpen en Gent
Tabel 19. Migratiesaldo voor interne en externe migratie per leeftijdsgroep voor Antwerpen en Gent. Gemiddelde 1996 – 1998, in ‰ Grootstad
10-17
18-24
25-34 & 0-9
35-54
55-74
75+
TOTAAL
Antwerpen Intern
-7.2
11.7
-15.7
-8.4
-4.0
-11.2
-7.9
Extern
1.9
13.4
2.2
-1.4
-0.6
-0.9
1.2
Totaal
-5.3
25.1
-13.5
-9.7
-4.6
-12.1
-6.7
Intern
-5.4
28.0
-16.7
-7.7
-3.8
-14.2
-6.6
Extern
3.2
11.9
2.3
-0.2
0.1
-0.1
1.9
Totaal
-2.2
40.0
-14.4
-7.9
-3.7
-14.2
-4.8
Gent
Inzake
Type
migratie
vertonen
de
Vlaamse
‘grootsteden’
Antwerpen
(451.000
inwoners) en Gent (225.000 inwoners) een min of meer gelijk profiel.
Beide
steden verliezen inwoners door migratiebewegingen, waarbij dit verlies per saldo lichtjes getemperd wordt door de influx ingevolge externe migratie. De uitwijking is bovendien scherper dan in het begin der negentiger jaren, met saldi gelijk aan –4.2‰ voor Antwerpen en –2.5‰ voor Gent (gemiddelden 1990-1992). De netto uitstroom is vooral opmerkelijk bij ‘(jonge) gezinnen’ en bij ‘ouderen’.
Anderzijds
zijn
beide
steden
bijzonder
aantrekkelijk
voor
jongeren tussen 18 en 24 jaar, wat des te meer opvalt in de Arteveldestad. Het is altijd leerzaam om ook concrete aantallen in ogenschouw te nemen. Tabel 20.
In –of uitwijking per leeftijdsgroep in de grote Vlaamse steden. Gemiddelde voor de periode 1996-1998
Grootstad
10-17
18-24
25-34 & 0-9
35-54
55-74
75+
TOTAAL
Antwerpen
-201
+899
-1602
-1153
-464
-484
-3005
-41
+772
-893
-480
-172
-257
-1071
Gent
In Antwerpen gaat het om een totaal gemiddeld verlies op jaarbasis van plusminus
3000
inwoners
waaronder
heel
wat
inwoners
van
de
leeftijdscategorie ‘25-34 & 0-9 jaar’; voor Gent gaat het om een gemiddelde uitstroom
van
een
duizendtal
inwoners,
ook
in
hoofdzaak
uit
de
leeftijdsgroep van ‘jonge gezinnen’.15 15
In Gent daalt de netto-uitstroom: resp. -1308, -1135 en -769 in 1996, '97 en '98.
•
Stativaria 24
•
28
2.2.5 Interne en externe migratie in de Vlaamse Rand
Tabel 21. Migratiesaldo voor interne en externe migratie per leeftijdsgroep voor de Vlaamse Rand. Gemiddelde 1996 – 1998, in ‰ Migratietype
10-17
18-24 &
25-34 0-9
35-54
55-74
75+
TOTAAL
Intern
3.1
-11.3
11.0
2.2
-3.4
-0.6
2.1
Extern
0.7
-0.8
1.9
-1.0
-1.8
-0.6
-0.2
Totaal
3.7
-12.1
12.9
1.2
-5.2
-1.2
1.8
De 14 gemeenten die behoren tot de Vlaamse Rand tellen samen meer dan een kwart miljoen inwoners (283.000). De relatief belangrijke inwijking van ‘jonge gezinnen’ (25-34 & 0-9 jaar) komt in hoofdzaak op rekening van de interne migratie.
Het aandeel uit externe migratie is gering.
2.2.6 Het ‘buitengebied’: detail van saldi naar bevolkingsomvang Het buitengebied telt het meeste aantal gemeenten (198) en herbergt bijna de
halve
populatie
van
Vlaanderen
(2,37
miljoen).
Het
aangewezen dit gebied iets nader onder de loep te nemen.
lijkt
dan
ook
Onderscheid werd
gemaakt tussen 4 categorieën: gemeenten met minder dan 5.000 inwoners (13tal);
tussen
5.000
en
10.000
inwoners
(73);
tussen
10.000
en
15.000
inwoners (94); gemeenten met meer dan 20.000 inwoners (18). Naar
intensiteit
worden
geen
beduidende
verschillen
tussen
de
diverse
leeftijdsgroepen waargenomen. Met betrekking tot de saldi zijn de verschillen in het algemeen klein.
De
groep met allerkleinste gemeenten verliest wel ouderen in tegenstelling tot de wat grotere gemeenten van het buitengebied. Tabel 22.
Migratiesaldi naar bevolkingklasse binnen het ‘buitengebied’. Gemiddelde 1996 – 1998, in promille 25-34 0-9
35-54
55-74
75+
TOTAAL
-8.5
6.1
4.9
-0.5
-2.9
1.8
1.5
-6.8
10.6
1.6
0.6
5.3
3.3
10.000 – 19.999
1.8
-6.2
10.0
3.0
1.7
5.6
3.9
> 20.000
1.8
-9.5
7.8
2.8
0.6
2.4
2.5
Buitengebied (RSV)
1.7
-7.0
9.7
2.7
1.2
4.8
3.4
Bevolking
10-17
18-24
-1.6
5.000 – 9.999
< 5.000
•
&
Stativaria 24
•
29
3.
GEMEENTELIJKE DISTRIBUTIE VAN MIGRATIE-INTENSITEIT EN SALDO
3.1
ALLE LEEFTIJDEN
3.1.1 Algemeen
Tabel 23. Verdelingsparameters voor migratie-intensiteit en saldo bij 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest – [alle leeftijden]. Gemiddelde 1996-1998, in promille Mediaan
R.G.
SD
Min.
Max.
% pos.
79.3
84.0
21.62
35
172
-
2.8
2.8
4.47
-11.6
21.2
75.3%
Intensiteit Saldo
* R.G.= rek. gemiddelde, SD=standaardafwijking, % pos.= % positieve saldi. De
gemeentelijke
migratie-intensiteiten
onaanzienlijke spreiding.
en
de
saldi
vertonen
een
niet
De saldi zijn overwegend positief.
Figuur 6. Migraties - alle leeftijden (1996-98) 30 NIEL
BREDENE
20 TREMELO
saldo / 1000 populatie
10
DROGENBOS LINKEBEEK
0 KRAAINEM
HERSTAPPE
-10
-20 0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
intensiteit / 1000 populatie referentielijn = mediaan
Het spreidingsdiagram vertoont geen lineaire samenhang (r=0.088, P=0.123). Wel
laat
zich
een
uitwaaierend
patroon
waarnemen:
intensiteit, des te meer de saldi uitgespreid liggen.
•
Stativaria 24
•
hoe
sterker
de
Niel, Bredene en
Kaart 1: Migratiesaldo per gemeente - alle leeftijden Gemiddelde 1996-1998
ANTWERPEN HASSELT
BRUGGE GENT
KORTRIJK 0
10
LEUVEN 20
BRUSSEL HG
kilometers
migratiesaldo (in promille) 5,0 tot 21,3 2,5 tot 5,0 0 tot 2,5 -11,7 tot 0
(86) (74) (72) (77)
30
Tremelo vertonen de hoogste positieve saldi; Herstappe, Edegem en Mortsel de grootste negatieve saldi. Kaart 1 geeft de grafische weergave van de balans van in- en uitwijkingen per gemeente. Aan de kust, in het residentiële randgebied ten zuiden van Gent, in een brede strook van de Vlaamse Ardennen, in de steden van het Hageland en ten oosten van Mechelen, in de noorderkempen en in noordoost Limburg zijn de vestigingsoverschotten relatief hoog. 3.1.2 Verdeling binnen ruimtelijke structuurgebieden Figuur 7 toont distributies van migratiesaldi binnen en buiten economische knooppuntzones, afzonderlijk in de Vlaamse Ruit en erbuiten.
Afgebeeld
zijn “boxplots”, waarbij de grenzen van een blok gevormd worden door de waarden van het eerste en het derde kwartiel. valt
25%
van
de
geordende
waarnemingen,
Onder het eerste kwartiel
onder
het
derde
75%.
De
horizontale lijn in de box geeft de mediaan aan, waaronder 50% van de geordende waarnemingen valt.
Buiten de box wordt het bereik van de meer
extreme waarnemingen aangeduid, hier met weglating van “uitbijters”.
Figuur 7. Migratiesaldi - alle leeftijden 20
saldo / 1000 bevolking
10
0
knooppunt geen wel
-10
Vlaamse ruit
buiten ruit
• Tweefactor variantieanalyse: P-waarde van “model” = 0.037; P-waarde van hoofdeffect ‘Vlaamse Ruit’ = 0.47; P-waarde van hoofdeffect ‘economisch knooppunt’= 0.023; geen interactie-effect. De distributies liggen significant lager in de economische knooppunten.
•
Stativaria 24
•
31
Fig. 8. Migratiesaldi in RSV-zones - alle leeftijden 20
saldo / 1000 bevolking
10
0
-10 grootstad
grootstedelijk regiostad
kleinstedelijk-SO
regionaalstedelijk
buitengebied
kleinstedelijk-PROV
Vlaamse rand
zone Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen • Referentielijn = globale mediaan (2.8‰) • Mediaantoets: P < 0.001 De saldi in de grootsteden en in regiosteden liggen beduidend lager.
In
het
in
buitengebied
en
in
de
kleinstedelijke-provinciale
gebied
worden
doorsnee hogere saldi aangetroffen. 3.1.3 Drukzones Drukzones kunnen op diverse wijze gedefinieerd worden. worden gepresenteerd. hoge
positieve
saldi
Twee alternatieven
Vooreerst gaat de aandacht uit naar gebieden met in
twee
onderscheiden
periodes,
vervolgens
wordt
gekeken naar gebieden met een hoog positief saldo in de recente periode waarbij dit saldo fors aangroeide sinds de vorige periode. 1) Aanhoudende hoge positieve saldi Vier zones worden onderscheiden op basis van de positie van een gemeente boven of onder de mediaan wat betreft (a) de niet-negatieve migratiesaldi in de recente periode en (b) de niet-negatieve saldi in de vorige periode. Volgen we die opdeling voor het geheel van alle 308 Vlaamse gemeenten, dan komen volgende criteria in aanmerking: (a) boven of onder 3.87‰ voor de periode 1996-98; (b) boven of onder 4.60‰ voor de periode 1990-92. Op die
•
Stativaria 24
•
32
basis rangschikken zich 71 gemeenten in de topgroep met “hoge druk” (boven mediaan van niet-negatieve saldi in beide periodes); 134 gemeenten vallen in de groep met “lage druk” (onder mediaan van niet-negatieve saldi in beide periodes) en 103 gemeenten vallen in de 2 middengroepen (slechts in één van beide periodes boven mediaan van niet-negatieve saldi). De vergelijking van de verdeling van gemeenten volgens drukzone binnen diverse categorieën van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen biedt een inzicht in de gebieden die aan een relatief hoge migratiedruk blootstaan. Ter
vereenvoudiging
werden
een
aantal
categorieën
samengenomen,
zodat
volgende indeling ontstaat: ‘grootstad of regionale stad’; ‘grootstedelijk gebied’
(randgemeenten);
‘regionaal
‘buitengebied’; ‘Vlaamse Rand’.
–of
kleinstedelijk
gebied’;
Evenzo werden de 2 middengroepen van de
indeling naar drukzone samengenomen.
Tabel 24.
Verdeling van 'aanhoudende drukzones' binnen RSV-categorieën, op basis van saldi in 1990-92 en 1996-98 Aanhoudende drukzone Laag
Midden
Hoog
Totaal
Buitengebied
36.4
36.9
26.8
100.0 (198)
Grootstedelijk gebied
31.6
42.1
26.3
100.0
(19)
Regionaal/kleinstedelijk
57.8
23.4
18.8
100.0
(64)
Vlaamse Rand
50.0
42.9
7.1
100.0
(14)
Grootstad en regiostad
92.3
7.7
0
100.0
(13)
Totaal
43.5
33.4
23.1
100.0 (308)
P < 0.001 (x²-toets) Het ‘buitengebied’ en het ‘grootstedelijke gebied’ rond Gent en Antwerpen tellen
naar
migratiedruk.
verhouding
meer
gemeenten
met
een
aanhoudende
hoge
In het geval van het grootstedelijke randgebied gaat het om
Lint, Niel, Schelle, Wommelgem en Merelbeke. In de residentiële gemeenten Aartselaar, Borsbeek, Hove, De Pinte en Destelbergen daalt de druk. In gemeenten horend tot de gecombineerde zone 'grootstad en regiostad' is de druk overwegend laag in beide periodes. Het
‘buitengebied’
kan
verder
opgesplitst
worden
in
‘grote
gemeenten’
(10.000 of meer inwoners) versus ‘kleine gemeenten’ (minder dan 10.000 inwoners).
Hieruit
blijkt
dat
de
distributies
van
de
migratiedruk
kleine en grote gemeenten van het buitengebied parallel lopen.
•
Stativaria 24
•
in
33
Tabel 25.
Verdeling van 'aanhoudende drukzones' in buitengemeenten Aanhoudende drukzone Laag
Midden
Hoog
Totaal
< 10.000 inwoners
39.5
36.0
24.4
100.0
>= 10.000 inwoners
33.9
37.5
28.6
100.0 (112)
(86)
P = 0.68 (x²-toets) 2) Hoog positief saldo in recente periode met sterke stijging van het saldo De
vier
zones
gemeenten
zijn
boven
of
hier onder
afgebakend
op
de
wat
mediaan
basis
van
betreft
de
(a)
positie de
van
een
niet-negatieve
migratiesaldi in de recente periode; (b) de stijging van saldi tussen beide periodes.
Gemeenten
boven
beide
gemeenten met “hoge recente druk”.
medianen
kunnen
gelabeld
worden
als
16
De mediaanwaarden zijn respectievelijk 3.87‰ en 2,49‰ (voor 131 gemeenten met stijgende saldi); 169 gemeenten vallen in de groep met ‘lage recente druk’, 42 in de groep met ‘hoge recente druk’, 97 in de middengroep.
Tabel 26.
Verdeling van ‘recente drukzones’ binnen RSV-categorieën Recente drukzone Laag
Midden
Hoog
Totaal
Vlaamse Rand
71.4
7.1
21.4
100.0
(14)
Grootstedelijk gebied
52.6
26.3
21.1
100.0
(19)
Buitengebied
48.5
36.9
14.6
100.0 (198)
Regionaal/kleinstedelijk
65.6
25.0
9.4
100.0
(64)
Grootstad en regiostad
84.6
15.4
0
100.0
(13)
Totaal
54.9
31.5
13.6
100.0 (308)
P = 0.038 (x²-toets) Het grootstedelijke randgebied van Antwerpen en Gent plaatst zich opnieuw bovenaan, met Boechout, Niel, Evergem en Melle als "snelle groeiers". De
Vlaamse
Rand
telt
3
"snelle
groeiers",
m.n.
Machelen,
Vilvoorde
en
Linkebeek; samen met Drogenbos vormen zij de groep van gemeenten in de Vlaamse Rand met hoge positieve saldi in de recente periode.
16
Deze methode is aangewend voor “migratiebekkens” door het Steunpunt Demografie van de V.U.B., zie WILLAERT D., Working Paper 1999-2, op.cit.
•
Stativaria 24
•
voor
34
3.2
JONGEREN (18-24 jaar)
3.2.1 Algemeen
Tabel 27. Verdelingsparameters voor migratie-intensiteit en saldo bij 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest – [18-24 jaar]. Gemiddelde 1996-1998, in promille
Intensiteit Saldo
Opvallend
hoge
Mediaan
R.G.
SD
Min
Max
% pos.
158.8
164.2
36.34
83
307
-
-3.5
-4.6
17.92
-148
101
37.7
migratie-intensiteiten
worden
waargenomen
in
deze
leeftijdsgroep; ook het bereik der saldi ligt breder.
Figuur 9. Migraties - 18-24 jaar 200
LEUVEN
saldo / 1000 pop(18-24)
100 GENT ANTWERPEN
0
-100 HERSTAPPE
-200 0
100
200
300
400
intensiteit/1000 pop(18-24) referentielijn = mediaan
Universiteitssteden als Leuven, Gent en Antwerpen vertonen relatief hoge saldi.
In Leuven gaat dit gepaard met een bijzonder hoge intensiteit.
•
Stativaria 24
•
Kaart 2: Migratiesaldo per gemeente - 18-24 jaar Gemiddelde 1996-1998
ANTWERPEN BRUGGE HASSELT GENT
KORTRIJK 0
BRUSSEL
LEUVEN
20 10 kilometers
migratiesaldo (in promille) 10,0 tot 102 (36) 0 tot 10,0 (78) -10,0 tot 0 (92) -149 tot -10,0 (103)
35
Kaart
2
bevestigt
de
trek
naar
de
stedelijke
Uitzondering is wel Kortrijk (saldo = -0,2‰).
centra
bij
jongeren.
Relatief hoge waarden worden
eveneens genoteerd in de Westhoek, inzonderheid in Lo-Reninge (29,1‰). Roeselare alsmede
en
omstreken
gemeenten
in
de
vertonen streek
een van
vestigingsoverschot Aarschot,
van
van
Ook
jongeren,
Leopoldsburg
en
van
Lanaken.
3.2.2 Verdeling binnen ruimtelijke structuurgebieden
Fig.10. Migratiesaldi in RSV-zones - 18-24 jaar 60
40
saldo / 1000 pop(18-24)
20
0
-20
-40
-60 grootstad
grootstedelijk regiostad
kleinstedelijk-SO
regionaalstedelijk
buitengebied
kleinstedelijk-PROV
Vlaamse rand
RSV • Referentielijn = globale mediaan (-3.5‰) • Mediaantoets: P<0.001 De
opdeling
jongeren.
illustreert
de
aantrekkingskracht
van
grote
kernsteden
op
In de gemeenten van de Vlaamse Rand en in de suburbane gemeenten
rond grootsteden en regionale steden ziet men jongeren wegtrekken. geldt ook voor het buitengebied.
•
Stativaria 24
•
Dit
36
3.3
JONGE GEZINNEN (25-34 en 0-9 jaar)
3.3.1 Algemeen
Tabel 28. Verdelingsparameters voor migratie-intensiteit en saldo bij 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest – [25-34 & 0-9 jaar]. Gemiddelde 1996-1998, in promille Mediaan
R.G.
SD
Min.
Max.
% pos.
142.6
148.6
39.51
56
316
-
7.2
7.4
11.01
-25.4
44.6
79.9
Intensiteit Saldo
In doorsnee liggen ook in deze leeftijdsgroep de waarden voor de migratieintensiteit en het saldo hoger dan voor de totale populatie; ook de range van waarnemingen ligt breder dan de range in totale populatie. Het
uitwaaierend
spreidingdiagram
vertoont
geen
lineaire
samenhang,
behoudens effecten van ‘uitbijters’ (r=0.161, P=0.005).
Fig.11. Migraties - 25-34 & 0-9 jaar 50
HOLSBEEK NIEL
40
saldo / 1000 pop(25-34 & 0-9)
LINKEBEEK
30 HERSTAPPE
20 10 0 -10 -20
DE PANNE
BORSBEEK
-30 0
100
200
300
400
intensiteit /1000 pop(25-34 & 0-9) referentielijn = mediaan
Kaart
3
geeft
aan
dat
relatief
belangrijke
concentraties
van
vestigingsoverschotten voor jonge gezinnen waargenomen worden in de streek rond Oudenaarde, in de Vlaamse Rand tussen Brussel en Leuven en in het gebied ten oosten van Leuven. De sterke suburbanisatie van het oostelijk
•
Stativaria 24
•
Kaart 3: Migratiesaldo per gemeente - 25-34 en 0-9 jaar Gemiddelde 1996-1998
ANTWERPEN BRUGGE HASSELT GENT
KORTRIJK 0
10
LEUVEN BRUSSEL HG
20
kilometers
migratiesaldo (in promille) 15,0 tot 44,6 (73) 5,0 tot 15,0 (108) 0 tot 5,0 (59) -25,5 tot 0 (69)
37
gedeelte van het stedelijk kerngebied, zoals beschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, komt hier duidelijk naar voor.17
3.3.2 Verdeling binnen ruimtelijke structuurgebieden Economische
knooppuntgemeenten
vertonen
saldi dan niet-knooppuntgemeenten
in
doorsnee
significant
lagere
(4,1‰ versus 10,8‰; P<0.001).
Fig.12. Migratiesaldi in RSV-zones - 25-34* jaar 60
saldo / 1000 pop(25-34 & 0-9)
40
20
0
-20
-40 grootstad
grootstedelijk regiostad
kleinstedelijk-SO
regionaalstedelijk
buitengebied
kleinstedelijk-PROV
Vlaamse rand
zone Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen • Referentielijn = globale mediaan (7.2‰) • Mediaantoets: P<0.001 Gemeenten in de Vlaamse Rand, in het buitengebied en in het grootstedelijk randgebied
rond
Gent
vestigingsoverschotten.
en
Antwerpen
vertonen
in
doorsnee
hogere
De grotere steden verliezen jonge gezinnen.
De saldi correleren positief met het ‘mediaan inkomen voor 1997 volgens de fiscale
aangifte’
bouwgrondprijs
(r=+0.322,
1996-98'
P<0.001)18;
(r=-0.074,
P=0.196)
niet en
met
zwak
met
de de 19
woningprijs voor een eengezinswoning 1997' (r=0.138, P=0.015) .
17 18 19
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, op.cit., p. 52 N.I.S. Fiscale statistieken. STADIM 25% trimmed-off gemiddelden voor bouwgrond- en woningprijzen.
•
Stativaria 24
•
'gemiddelde 'gemiddelde
38
3.4
Senioren (55-74 jaar)
3.4.1 Algemeen
Tabel 29. Verdelingsparameters voor migratie-intensiteit en saldo bij 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest – [55-74 jaar]. Gemiddelde 1996-1998, in promille
Intensiteit Saldo
Mediaan
R.G.
SD
Min.
Max.
% pos.
21.3
25.1
11.72
0
80
-
0.4
0.7
4.94
-19.0
23.2
55.5%
De migratie-intensiteit en de saldi liggen binnen nauwere grenzen dan voor de totale populatie. patroon,
in
het
De scatterplot vertoont een duidelijk uitwaaierend
bijzonder
hoge
maar
ook
lage
saldi
gaan
gepaard
sterkere intensiteiten (r=+0.288, P<0.001).
Fig.13. Migraties - 55-74 jaar 30 KOKSIJDE DE HAAN
saldo / 1000 pop(55-74)
20
KNOKKE-HEI
10
0 DROGENBOS
-10 KRAAINEM WEZEMBEEK-
-20 0
20
40
60
80
intens / 1000 pop(55-74) referentielijn = mediaan
•
Stativaria 24
•
100
met
Kaart 4: Migratiesaldo per gemeente - 55-74-jaar Gemiddelde 1996-1998
ANTWERPEN BRUGGE
HASSELT GENT
LEUVEN
KORTRIJK BRUSSEL HG 0
10
20
kilometers
migratiesaldo (in promille) 4,0 tot 23,2 (50) 2,0 tot 4,0 (46) 0 tot 2,0 (74) -19,1 tot 0 (139)
39
Het meest markant, en dat blijkt nog duidelijker in kaart 4, zijn de relatief hoge vestigingsoverschotten in de kustgemeenten.
De charme van de
kust zal hieraan niet vreemd zijn. Eveneens worden hogere concentraties opgemerkt in gemeenten ten westen van Gent, in de streek ten oosten van Leuven, alsook in de noorderkempen en in de Limburgse grensgemeenten.
De grote steden behoudens Hasselt en Brugge
verliezen per saldo ‘senioren’.
3.4.2 Verdeling binnen ruimtelijke structuurgebieden
Fig. 14. Migratiesaldi in RSV-zones - 55-74 jaar 20
saldo / 1000 pop(55-74)
10
0
-10
-20 grootstad
grootstedelijk regiostad
kleinstedelijk-SO
regionaalstedelijk
buitengebied
kleinstedelijk-PROV
Vlaamse rand
zone Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen • Referentielijn = globale mediaan (0.4‰) • Mediaantoets: P<0.001 Uit de figuur kan afgeleid worden dat naast Antwerpen en Gent, ook vrijwel uitsluitend Gemeenten
negatieve
geklasseerd
saldi bij
worden
de
waargenomen
kleinstedelijke
in
gebieden
de
Vlaams
(provinciaal
structuurondersteunend) vertonen veelal vestigingsoverschotten.
•
Stativaria 24
•
Rand. of
40
3.5
Ouderen (75-plus)
3.5.1 Algemeen
Tabel 30. Verdelingsparameters voor migratie-intensiteit en saldo bij 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest – [75-plus]. Gemiddelde 1996-1998, in promille Mediaan
R.G.
SD
Min.
Max.
% pos.
39.6
44.1
19.10
0
109
-
1.2
3.4
16.51
-60.9
68.5
56.8%
Intensiteit Saldo
Opnieuw
wordt
Overigens
een
wordt
hogere
een
intensiteit
hogere
en
intensiteit
hogere
bij
dispersie
bejaarde
waargenomen.
vrouwen
(gemiddeld
49.6‰) waargenomen in vergelijking met bejaarde mannen (gemiddeld 34.7‰). Het
verschil
is
significant
(gepaarde
t-toets:
P<0.001)
en
in
de
grootteorde van 14.7‰ (95%CI: 13.6‰ - 16.4‰).
Fig.15. Migraties - 75-plus 80 NAZARETH MAARKEDAL
60
AARTSELAAR ZOERSEL
40 20
saldo / 1000 (75+)
0 -20 -40 SPIERE-HEL
-60 -80 0
20
40
60
80
100
120
intensiteit / 1000 (75+) referentielijn = mediaan
Een aantal gemeenten zetten zich apart met hoge waarden voor migratieintensiteit
en
saldo,
zoals
•
Aartselaar,
Stativaria 24
Dentergem,
•
Maarkedal,
Nazareth,
Kaart 5: Migratiesaldo per gemeente - 75-plus Gemiddelde 1996 - 1998
ANTWERPEN BRUGGE
HASSELT GENT
KORTRIJK LEUVEN 0
10
20 kilometers
BRUSSEL HG migratiesaldo / bevolking (in promille) 15,0 tot 69 (50) 5,0 tot 15,0 (64) 0 tot 5,0 (61) -61 tot 0 (134)
41
Pepingen, Zoersel en Zomergem.
Niet toevallig zijn het alle gemeenten met
één of meerdere rusthuizen. De bijgevoegde kaart 5 geeft aan dat de grotere steden behoudens Hasselt en Kortrijk, ook de ouderlingen zien vertrekken.
3.5.2 Verdeling binnen ruimtelijke structuurgebieden
Fig.16. Migratiesaldi in RSV-zones - 75-plus 60
40
saldo / 1000 pop(75+)
20
0
-20
-40
-60 grootstad
grootstedelijk regiostad
kleinstedelijk-SO
regionaalstedelijk
buitengebied
kleinstedelijk-PROV
Vlaamse rand
zone Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen • Referentielijn = globale mediaan (1.2‰) • Mediaantoets: P = 0.068 Geen significante verschillen worden waargenomen.
De negatieve saldi voor
Antwerpen en Gent en voor gemeenten van de Vlaamse Rand vallen uiteraard op.
•
Stativaria 24
•
42
IV.
BESLUITEN
1. Intensiteit –
De
migratie-intensiteit
van
de
gemeentegrensoverschrijdende
verhuis-
bewegingen is in het Vlaamse Gewest licht toegenomen in de periode 19961998 in vergelijking met de periode 1990-1992.
Thans verhuist jaarlijks
zowat 8% van de bevolking naar een andere gemeente.
Niettemin worden in
het Waalse Gewest maar vooral in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hogere waarden waargenomen. –
De intensiteit is het hoogst in Vlaams-Brabant en het laagst in Limburg. Van
de
arrondissementen
plaatsen
Halle-Vilvoorde,
Veurne
en
Oostende
zich vooraan; Ieper, Roeselare en Maaseik zijn hekkensluiters. –
De
intensiteit
vergelijking Vlaanderen
ligt
met
ligt
hoger
andere de
in
zones
intensiteit
economische van hoger
het in
knooppuntgebieden. Ruimtelijk
de
Vlaamse
In
Structuurplan Rand
en
in
de
grootstedelijke randgemeenten van Antwerpen en Gent. –
De
hoogste
migratie-intensiteiten
worden
waargenomen
leeftijdsgroepen ‘18-24 jaar’ en ‘25-34 & 0-9 jaar’.
in
de
In het Vlaamse
Gewest is ook een lichte stijging van de mobiliteit waar te nemen bij de groep ‘75-plussers’. –
In het algemeen worden meer uiteenlopende saldi waargenomen bij hogere migratie-intensiteiten.
2. Migratiesaldo per Gewest –
Het Vlaamse Gewest kent in de periode 1996-1998 per saldo slechts een lichte
aangroei
natuurlijke
door
aangroei.
migratie, In
een
van
dezelfde
ruimtelijk
of
orde
als
historisch
de
geringe
perspectief
gesteld komt dit vrijwel neer op een nulgroei. –
Het
Brusselse
Hoofdstedelijke
Gewest
daarentegen
vertoont
een
vestigingstekort. Bij opsplitsing tussen ‘interne migratie’ en ‘externe migratie’ komt evenwel een complexer beeld naar voor.
Het saldo van de
verhuisbewegingen tussen gemeenten in het land valt duidelijk negatief uit voor de hoofdstad; het saldo van de verhuisbewegingen van en naar het buitenland is anderzijds positief. Dit betekent dat de stadsvlucht ten dele gemaskeerd wordt door een netto instroom van personen uit het buitenland. de
Niettemin lijkt er sprake van een kentering ten gunste van
hoofdstedelijke
regio.
Vastgesteld
wordt
immers
dat
de
netto
uitstroom op de terugloop is, zonder vooralsnog uit te monden in een netto toeloop. –
Nadere
analyse
van
de
interne
migratie
per
leeftijdsgroep
voor
het
Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, geeft aan dat de stadsvlucht het meest markant is in de leeftijdsgroep van ‘25-34 & 0-9 jaar’, gevolgd door de leeftijdsgroep ‘35-54 jaar’. “Gentrification” of ‘terugkeer van de meer
•
Stativaria 24
•
43
gegoede klasse naar de stedelijke wijken’ (voorbeeld "Dansaertstraat"), is eerder een spectaculair dan wel een massaal gegeven. –
De hoofdstad is wel bijzonder attractief voor jongeren tussen ‘18-24 jaar’, met daarbij een opvallende instroom uit het buitenland.
3. Migratiesaldo voor grote aggregaten –
Per provincie wordt een specifiek patroon van migratiesaldi waargenomen. Zo bijvoorbeeld verliest de kustprovincie inwoners van de leeftijdsgroep ‘25-34 & 0-9 jaar’, terwijl de andere provincies die leeftijdsgroep aantrekken.
Anderzijds is er een opvallende toestroom van senioren uit
de leeftijdsgroep ‘55-74 jaar’ in de kustprovincie. gedifferentieerder voor de arrondissementen. vestigingsoverschot
het
hoogst
is
in
Het beeld is nog
Te noteren valt dat het
de
arrondissementen
Veurne,
Mechelen en Leuven, en de arrondissementen Ieper, Antwerpen en Kortrijk een
vestigingstekort
vertonen.
Geen
eenduidige
correlatie
met
arbeidsmarktindicatoren wordt vastgesteld. –
Het onderscheid ‘Vlaamse Ruit / buiten Vlaamse Ruit’ is niet bijzonder relevant voor wat betreft de migratiegegevens. dat
‘economische
aantrekken.
knooppunten’
naar
verhouding
Wel wordt vastgesteld minder
nieuwe
inwoners
Dit geldt in het bijzonder voor de leeftijdsgroep ‘25-34 &
0-9 jaar’. 4. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen –
Het ‘buitengebied’, hier gedefinieerd door de verzameling van gemeenten met
dit
label
Vlaanderen,
volgens
de
indeling
rangschikt
zich
van
het
als
Ruimtelijk
de
meest
Structuurplan aantrekkelijke
vestigingsplaats, gevolgd door het ‘kleinstedelijk-provinciaal gebied’. De
zones
‘grootstad’
en
‘regiostad’
daarentegen
verliezen
per
saldo
inwoners. –
Het
‘buitengebied’
telt
relatief
veel
gemeenten
migratiesaldi in de periodes 1990-92 en 1996-98.
met
hoge
positieve
Men kan ze labelen als
“aanhoudende drukzones”. –
Het 'grootstedelijke gebied' (randgemeenten van Antwerpen en Gent) en de 'Vlaamse
Rand'
tellen
relatief
veel
gemeenten
met
positieve
migratiesaldi die forser dan gemiddeld gestegen zijn, "snelle groeiers" als het ware. Het gaat vaak niet om de meest residentiële gemeenten uit hun gebied. –
In de Vlaamse Rand is het relatief belangrijke vestigingsoverschot van “jonge gezinnen” (25-34 & 0-9 jaar) opmerkelijk.
Het saldo is in alle
gemeenten positief. –
De
stadsvlucht
getemperd
door
in
de
een
grote
steden
instroom
Antwerpen
ingevolge
en
externe
Gent
wordt
lichtjes
immigratie.
In
tegenstelling tot het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt in beide steden
geen
afzwakking
maar
•
wel
een
Stativaria 24
versterking
•
van
de
stadsvlucht
44
vastgesteld!
De
netto
uitstroom
is
leeftijdsgroep ‘25-34 & 0-9 jaar’. jongeren
aan.
Dit
laatste
is
vooral
opmerkelijk
in
de
Anderzijds trekken beide steden
ook
zeer
markant
voor
Leuven;
de
universiteitsstad schittert in dit opzicht. –
Opmerkelijk is het zich doorzetten van de reeds voorheen waargenomen suburbanisatie ten oosten van het stedelijke kerngebied, in gemeenten van
het
Hageland
en
van
de
Kempen.
Dit
treft
vooral
bij
de
leeftijdsgroepen ‘25-34 & 0-9 jaar’ en ‘55-74 jaar’. –
De aanhoudende stadsvlucht en de druk op het buitengebied en op de randstedelijke gemeenten geven aan dat de vooropgestelde 60/40 regel van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen inderdaad zoals aangekondigd een trendbreuk inhoudt.
5. Migratieprofielen naar leeftijd –
De grote kernsteden oefenen een “grote” aantrekkingskracht op ‘jongeren’ (18-24 jaar) uit.
–
Vele gemeenten van het ‘buitengebied’ trekken ‘jonge gezinnen’ aan, die blijkbaar
de
stad
ontvluchten.
Het
laat
zich
aanzien
dat
de
open
(speel)ruimte, de rust en het groen, belangrijke beweegredenen zijn. Indien
dit
zo
is,
dan
is
aandacht
voor
groen
en
ruimte
in
onze
binnensteden beslist een aandachtspunt. –
Eveneens markant is de “grote trek” van senioren uit de leeftijdsgroep ‘55-74
jaar’
naar
de
kust.
De
Vlaamse
Rand
en
de
grote
steden
daarentegen verliezen leden van deze leeftijdsgroep. –
Bij de groep 75-plussers vallen gemeenten met rusthuizen op door hoge vestigingsoverschotten.
6. Data-analyse –
Op de diverse administraties worden tal van grote bestanden aangemaakt en
bijgehouden.
Het
ontsluiten
hiervan
opent
perspectieven
voor
het
beleid maar vergt ook kennis van meerdere analysetechnieken, tijd en een goede informaticaondersteuning. -
Diepgaander
analyses
moeten
gebeuren
in
functie
van
specifieke
beleidsvragen.
Hierbij is het zaak om een juist evenwicht te vinden
tussen
die
taken
studieopdrachten
die
de
administratie
uitbesteed
zelf
worden
beleidsgericht onderzoek.
•
Stativaria 24
•
kan
binnen
behartigen het
kader
en van
45
Bijlage 1: statistische leeswijzer De observaties (intensiteiten, saldi) in de diverse leeftijdsgroepen kunnen beschouwd worden als de realisaties van een kansveranderlijke.
In die
optiek blijft het zinvol om te toetsen voor waargenomen verschillen, ook al wordt de ganse populatie in aanmerking genomen.20 Uitgangspunt
bij
nulhypothese.
statistische
toetsen
is
het
vooropstellen
van
een
In het geval van verschiltoetsen luidt dit in de regel als
“geen samenhang”.
Vervolgens wordt beoordeeld of die aanname houdbaar
blijft in het licht van de beschikbare gegevens.
Dit laat zich uitdrukken
in kanstermen, door te steunen op een adequate kansverdeling.
Is die kans
klein – bij conventie kleiner dan 5% (P<0.05) -, dan wordt de nulhypothese verworpen en kan het alternatief aanvaard worden. “statistisch
significant”,
dwz.
de
geobserveerde
Het verband is dan verschillen
zijn
niet
louter door toevalsschommelingen verklaarbaar. Volgende toetsen werden aangewend: 1. t-toets
voor
vergelijking
steekproeven.
De
van
nulhypothese
de
gemiddelden
luidt
“geen
van
2
onafhankelijke
verschil”.
Verondersteld
wordt dat de deelpopulaties normaal verdeeld zijn. 2. Gepaarde t-toets voor het vergelijken van gemiddelden van 2 subgroepen waarvan de waarnemingen op één of andere wijze gekoppeld zijn. nulhypothese stelt dat het gemiddelde verschil nul is.
De
Verondersteld
wordt dat de distributie van het verschil tussen gepaarde waarnemingen normaal verdeeld is. 3. Chi-kwadraattoets subgroepen.
(X²)
voor
het
vergelijken
van
verdelingen
in
Volgens de nulhypothese worden in alle subgroepen gelijke
distributies verwacht. 4. Variantieanalyse voor het vergelijken van gemiddelden uit 2 of meer onafhankelijke steekproeven. alternatieve subpopulaties
“minstens met
1
De nulhypothese luidt “geen verschil”; de
gemiddelde
gelijke
verschilt”.
varianties
worden
Normaal
verdeelde
verondersteld.
Bij
meerfactor variantieanalyse wordt getoetst voor de verschillen in de deelpopulaties gevormd uit de combinaties van categorieën van meerdere factoren.
Tevens kan getoetst worden voor “interactie”, dwz. specifieke
combinaties leveren specifieke effecten.
Is dit niet houdbaar, dan
wordt opnieuw getoetst voor het meer simpele model zonder interactie. 5. Mediaantoets voor het vergelijken van het aandeel waarnemingen boven of onder de globale mediaan in de diverse subgroepen. stelt
gelijke
fracties
voorop.
Deze
verdelingsvrije
De nulhypothese toets
is
vrij
algemeen toepasbaar en steunt op de X²-verdeling.
20
Telefonisch advies Prof. Dr. H. Reynaerts, Vakgroep Toegepaste Wiskunde, R.U.G.
•
Stativaria 24
•
46
Bijlage 2: Migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijdsgroep. Gemiddelde 1996-1998 Gemeente / gebied
RSV
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
VLAAMS GEWEST
1,4
3,0
2,2
0,6
0,4
0,0
1,2
Prov. ANTWERPEN
0,5
5,4
0,7
-0,2
-0,6
-0,7
0,5
Prov. VLAAMS-BRABANT
2,4
2,3
9,5
0,6
-1,9
-0,8
2,6
Prov. WEST-VLAANDEREN
1,2
-2,2
-1,8
1,7
3,6
0,8
0,7
Prov. OOST-VLAANDEREN
1,4
5,5
2,4
0,0
0,0
0,5
1,3
Prov. LIMBURG
2,4
2,4
1,6
1,9
1,2
1,1
1,8
-1,4
7,1
-2,8
-2,8
-2,1
-2,6
-1,7
GSG
-0,8
-5,9
-10,5
-3,2
6,0
56,2
-0,5
Arr. ANTWERPEN AARTSELAAR ANTWERPEN BOECHOUT BOOM BORSBEEK BRASSCHAAT
GS
-5,3
25,1
-13,5
-9,7
-4,6
-12,1
-6,7
GSG
8,0
-12,1
10,8
3,6
-5,7
52,4
6,0
KS-prov
13,2
34,0
3,0
9,6
5,0
-7,6
7,1
GSG
-4,8
43,2
-25,4
-3,8
4,6
12,9
-4,2
BG
3,0
-21,3
1,3
1,9
4,2
15,3
1,1
BRECHT
BG
6,7
-15,2
24,1
10,9
3,9
3,1
10,8
EDEGEM
GSG
0,0
-10,6
-20,0
-8,4
0,3
0,2
-8,0
ESSEN
2,5
0,5
12,5
12,0
8,0
12,4
9,4
HEMIKSEM
GSG
BG
-11,6
-8,8
10,9
-1,4
-4,6
-23,6
-2,0
HOVE
GSG
0,3
-26,0
11,8
3,9
-5,0
29,1
2,3
KALMTHOUT
BG
6,4
-11,6
5,4
5,0
0,5
20,4
3,9
KAPELLEN
BG
-1,8
-18,5
8,1
5,8
1,7
13,6
3,4
KONTICH
GSG
-1,8
-22,3
15,4
0,1
-9,6
1,0
0,2
LINT
GSG
6,4
-30,1
18,5
-2,1
5,5
14,3
4,7
MORTSEL
GSG
-7,8
1,9
-15,4
-6,2
-3,8
-10,7
-7,9
NIEL
GSG
7,0
65,3
39,1
16,9
1,4
10,7
21,2
BG
-0,9
-23,8
9,7
4,8
1,6
4,1
2,7
RANST RUMST
BG
-1,2
-13,1
11,0
-1,9
-4,2
11,6
1,1
SCHELLE
GSG
-1,5
-12,2
24,5
4,4
-0,7
-14,0
6,3
SCHILDE
BG
0,2
-38,5
10,7
4,1
-1,6
15,3
0,9
SCHOTEN
BG
7,7
-5,5
13,9
6,7
-1,5
-3,5
5,2
STABROEK
BG
-6,5
-5,9
16,2
-3,7
0,4
-11,3
1,6
WIJNEGEM
GSG
10,2
-16,5
-0,3
5,6
4,3
13,1
3,4
WOMMELGEM
GSG
8,6
1,1
11,5
2,1
-1,3
35,0
6,5
WUUSTWEZEL
BG
2,2
1,3
10,0
6,1
4,3
-2,7
5,8
ZANDHOVEN
BG
5,1
-14,1
18,0
8,2
2,5
28,1
8,5
ZOERSEL
BG
0,9
-28,8
9,6
6,2
4,3
39,3
4,6
ZWIJNDRECHT
GSG
-4,9
4,5
-0,1
-0,6
-3,1
13,4
-0,1
BG
10,4
8,0
9,9
3,2
5,4
49,9
9,0
3,2
6,6
6,8
2,3
1,3
2,3
3,7
BERLAAR
BG
12,9
-1,3
15,2
3,4
4,8
11,7
7,8
BONHEIDEN
BG
8,5
-25,7
34,9
13,2
3,8
31,5
14,5
MALLE
Arr. MECHELEN
•
Stativaria 24
•
47
Gemeente / gebied
RSV
BORNEM DUFFEL HEIST-OP-DEN-BERG LIER
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
BG
-0,2
-2,4
14,3
3,0
1,6
-1,1
4,7
BG
3,9
15,5
2,1
5,4
2,9
-1,2
4,2
KS-prov
4,1
7,6
9,3
3,2
2,9
11,0
5,7
KS-so
2,1
24,0
5,5
2,2
2,8
-11,3
4,0
MECHELEN
RS
1,0
17,4
-5,9
-2,2
-1,3
-12,0
-1,9
NIJLEN
BG
7,6
-12,4
11,8
3,2
2,6
9,8
4,7
PUTTE
BG
6,8
-5,5
21,1
7,4
1,0
-5,5
7,7
PUURS
BG
1,7
4,9
17,6
0,9
-0,9
3,9
5,5
SINT-AMANDS
BG
-5,2
-3,1
12,6
1,1
1,3
43,3
6,3
RSG
12,1
5,4
0,9
6,3
-0,2
29,5
5,6
BG
-5,1
2,3
7,6
-0,9
2,1
3,0
2,2
SINT-KATELIJNE-WAVER WILLEBROEK
Arr. TURNHOUT
2,6
0,9
4,3
3,6
1,7
2,5
3,0
ARENDONK
BG
4,5
-18,2
8,1
6,1
5,4
5,2
4,1
BAARLE-HERTOG
BG
5,2
0,0
-4,0
4,4
14,5
-35,6
1,1
BALEN
BG
4,4
-2,4
8,9
3,5
-0,9
11,2
4,1
RSG
2,4
11,1
15,7
0,1
1,0
22,0
7,1
BG
7,8
1,3
-2,9
2,4
-3,5
21,5
1,0
KS-so
2,3
6,8
3,4
4,4
1,8
1,2
3,5
BEERSE DESSEL GEEL GROBBENDONK HERENTALS HERENTHOUT HERSELT HOOGSTRATEN
-11,4
-14,3
0,5
2,8
1,0
-5,1
-1,3
KS-so
BG
2,0
13,0
0,0
1,2
3,4
-2,1
2,3
BG
-3,8
-0,4
8,8
-2,0
5,3
15,9
3,2
BG
10,2
12,6
21,2
12,6
5,4
15,2
13,2
KS-prov
6,8
5,5
11,3
17,1
3,1
-3,8
9,8
HULSHOUT
BG
7,8
38,8
16,2
6,7
5,2
22,6
12,3
KASTERLEE
BG
1,9
-16,4
4,8
0,3
0,5
-13,2
-0,3
LILLE
BG
4,8
-14,4
9,5
5,8
3,9
10,9
4,9
MEERHOUT
BG
3,5
0,4
-5,5
1,2
-2,1
-9,3
-1,6
MERKSPLAS
BG
-1,7
-13,5
1,3
1,4
-3,2
-19,9
-1,9
MOL
KS-so
5,4
4,9
3,1
2,8
-1,2
-5,2
2,1
OLEN
BG
-0,8
-9,3
7,8
-2,3
1,7
8,2
1,1
RSG
4,1
-29,7
5,1
7,6
-3,1
5,0
0,9
RAVELS
BG
-1,7
-13,7
6,7
11,2
9,7
2,9
5,9
RETIE
BG
-1,9
-5,7
7,9
0,9
4,8
-19,4
1,9
RIJKEVORSEL
BG
6,3
-4,0
10,0
-0,6
-2,2
32,1
3,9
TURNHOUT
RS
0,6
31,7
-18,4
2,2
2,8
-6,0
-1,3
VORSELAAR
BG
10,6
-1,5
13,1
0,0
0,0
-11,9
3,9
VOSSELAAR
RSG
1,3
-23,2
15,0
6,9
0,5
10,5
4,6
WESTERLO
BG
0,8
-8,5
6,0
1,9
1,7
7,6
2,1
LAAKDAL
BG
1,2
-0,5
2,6
-1,6
-1,6
14,0
0,7
2,2
-9,3
11,7
1,3
-3,5
-1,0
2,1
OUD-TURNHOUT
Arr. HALLE-VILVOORDE ASSE
KS-prov
6,9
1,2
5,4
0,1
-0,9
-12,7
1,1
BEERSEL
VR
1,2
-30,4
15,6
1,9
-3,4
-14,9
0,5
BEVER
BG
-12,4
-15,5
26,9
10,1
-5,4
-9,4
5,6
DILBEEK
VR
7,9
-11,9
8,6
-0,2
-2,4
14,7
2,2
•
Stativaria 24
•
48
Gemeente / gebied
RSV
GALMAARDEN GOOIK GRIMBERGEN
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
BG
5,4
-5,4
19,2
3,9
-1,3
-7,3
5,3
BG
0,8
-1,8
24,5
7,7
-0,6
-4,5
8,5
VR
-4,7
-1,8
4,9
-1,6
-4,8
3,0
-0,6
HALLE
KS-so
2,2
7,5
1,2
-0,4
0,0
-13,7
0,1
HERNE
BG
8,5
-24,4
13,3
3,9
4,0
7,6
4,7
HOEILAART
BG
-4,6
-18,2
16,1
-6,9
-0,5
2,8
0,0
KAMPENHOUT
BG
0,3
-13,8
21,6
0,3
-1,3
-3,1
4,5
KAPELLE-OP-DEN-BOS
BG
-5,0
-5,3
-9,4
-2,8
-2,8
11,7
-4,2
LIEDEKERKE
BG
-3,1
4,4
-2,1
3,0
1,2
18,8
1,8
LONDERZEEL
BG
1,3
-21,7
8,0
0,8
-0,6
-2,8
0,3
MACHELEN
VR
2,4
19,3
22,1
1,7
-1,4
-4,5
7,4
MEISE
BG
4,4
-15,0
14,6
1,9
-3,9
1,5
3,0
MERCHTEM
BG
-0,5
18,6
3,6
2,5
4,1
3,4
4,3
OPWIJK
BG
5,6
10,9
0,0
4,7
-1,5
2,4
2,7
OVERIJSE
BG
-2,6
-43,4
18,4
0,8
-12,6
12,3
-1,1
PEPINGEN
BG
7,9
0,0
-0,6
9,5
2,2
53,5
8,0
SINT-PIETERS-LEEUW
VR
3,9
-5,3
4,3
1,0
-0,1
0,5
1,4
STEENOKKERZEEL
BG
1,7
-13,7
26,5
4,4
-0,2
10,2
7,5
TERNAT
BG
-2,5
-2,4
12,4
1,7
-1,1
3,1
3,2
VILVOORDE
VR
9,5
10,5
24,5
5,5
-0,9
-2,2
9,4
ZAVENTEM
VR
-0,8
-8,9
15,6
3,7
-7,8
-5,2
2,4
ZEMST
BG
-0,3
-15,9
29,0
5,1
-4,6
-19,1
6,1
ROOSDAAL
BG
5,5
-22,1
12,1
2,7
-1,8
14,4
3,2
DROGENBOS
VR
0,8
18,7
16,3
4,7
-8,3
14,6
6,5
KRAAINEM
VR
9,3
-21,6
5,1
-0,5
-16,7
-12,4
-4,1
LINKEBEEK
VR
6,4
-22,5
30,9
-2,6
-2,8
0,0
5,3
SINT-GENESIUS-RODE
VR
-6,7
-25,8
9,3
-2,0
-11,5
1,7
-3,5
WEMMEL
VR
13,9
3,7
9,6
0,9
-2,2
-4,4
3,3
WEZEMBEEK-OPPEM
VR
3,4
-54,3
19,2
-0,2
-19,0
-4,3
-3,6
LENNIK
BG
3,5
-11,9
15,7
2,1
-0,5
-20,8
2,8
AFFLIGEM
BG
-6,4
-17,8
4,7
-4,5
-6,5
-16,5
-4,6
2,6
16,3
6,9
-0,2
0,1
-0,6
3,3
KS-so
10,5
16,7
-1,8
3,5
3,2
2,6
3,6
Arr. LEUVEN AARSCHOT BEGIJNENDIJK
BG
3,6
-9,7
16,2
-0,5
-2,4
0,6
3,3
BEKKEVOORT
BG
-1,5
3,9
21,9
14,1
-0,8
31,2
11,9
BERTEM
BG
-4,0
-15,2
13,5
-4,6
-8,4
13,1
0,0
BIERBEEK
BG
-4,6
-33,3
13,2
-1,6
8,7
3,6
1,0
BOORTMEERBEEK
BG
-7,8
-16,2
0,6
-0,7
-3,8
-7,3
-3,3
BOUTERSEM
BG
6,4
-5,2
33,7
5,7
-10,6
-11,2
7,7
KS-so
5,7
0,3
6,9
0,3
3,1
-7,5
2,5
GEETBETS
BG
-2,1
10,9
14,8
4,1
0,0
-6,2
5,3
HAACHT
BG
13,8
-9,8
19,8
4,0
2,0
-15,9
6,4
HERENT
BG
-2,9
-5,9
4,3
-0,8
0,1
17,1
1,2
HOEGAARDEN
BG
4,3
-10,1
16,9
8,3
-2,4
-4,6
5,8
HOLSBEEK
BG
6,8
-22,6
44,6
7,7
4,3
1,2
14,2
DIEST
•
Stativaria 24
•
49
Gemeente / gebied
RSV
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
HULDENBERG
BG
9,2
-13,9
30,5
10,0
-1,0
7,8
11,4
KEERBERGEN
BG
-4,2
-16,2
24,0
3,6
1,6
18,5
6,4
KORTENAKEN
BG
3,4
0,6
13,7
0,6
-1,9
-1,8
3,3
KORTENBERG
BG
-3,3
10,0
14,7
-1,6
-0,2
-5,2
3,6
LANDEN
BG
4,7
-5,5
11,2
1,8
1,5
-3,3
3,4
LEUVEN
RS
-3,9
101,1
-15,5
-12,5
-2,2
-5,2
-0,1
LUBBEEK
BG
1,8
-13,4
16,8
1,7
5,7
24,2
6,1
OUD-HEVERLEE
BG
1,9
-30,0
14,2
0,1
-10,6
-17,7
-2,0
ROTSELAAR
BG
8,1
-8,0
20,0
0,9
-0,1
-12,5
5,3
TERVUREN TIENEN TREMELO
VR
8,9
-38,3
14,6
2,8
-7,6
-15,9
-0,1
KS-so
11,2
10,6
-4,3
2,3
0,9
-3,8
1,3
BG
4,6
-2,5
29,0
7,6
9,2
49,7
15,0
ZOUTLEEUW
BG
10,0
0,5
11,7
3,2
3,7
17,3
6,8
LINTER
BG
1,2
-15,9
17,4
1,5
2,3
-12,3
3,7
SCHERPENHEUVEL-ZICHEM
BG
3,7
1,2
14,2
3,2
1,6
-8,6
4,8
TIELT-WINGE
BG
1,4
-9,2
15,1
1,1
6,9
0,0
5,0
GLABBEEK
BG
-3,4
-11,5
22,6
3,4
0,6
2,6
5,8
3,3
2,5
-2,4
3,8
5,0
-0,1
2,0
Arr. BRUGGE BEERNEM BLANKENBERGE BRUGGE
BG
1,6
-13,8
10,0
4,0
3,9
-5,2
3,1
KS-prov
13,7
-4,8
-13,3
8,5
22,0
14,0
6,8
RS
4,4
14,4
-7,6
2,1
0,7
-4,3
0,1
DAMME
RSG
1,6
-12,0
11,4
0,0
0,8
14,9
3,2
JABBEKE
RSG
-5,6
-24,2
16,9
1,8
1,5
16,6
3,5
RSG
-1,2
-3,9
0,6
0,5
-0,6
-1,9
-0,4
TORHOUT
OOSTKAMP
KS-prov
5,5
5,2
-7,2
2,2
3,4
7,2
0,9
ZEDELGEM
RSG
0,6
-12,0
15,5
1,6
0,8
-2,1
4,1
BG
8,6
-38,9
6,2
15,1
-11,5
-60,9
-1,4
KS-so
3,3
2,5
-12,7
13,6
18,0
0,6
5,9
2,8
-2,9
3,0
3,4
1,2
6,0
2,4
6,7
5,3
3,4
-10,7
4,2
ZUIENKERKE KNOKKE-HEIST
Arr. DIKSMUIDE DIKSMUIDE
KS-prov
8,2
2,9
HOUTHULST
BG
-0,7
-20,2
1,4
2,8
0,4
19,1
0,9
KOEKELARE
BG
8,9
8,4
1,5
9,6
1,0
24,3
6,4
KORTEMARK
BG
-3,2
-11,7
-0,9
-1,1
-2,6
0,8
-2,4
LO-RENINGE
BG
-5,1
29,1
6,9
-2,3
7,3
20,8
6,7
1,1
-5,7
-0,5
0,7
-0,3
-2,4
-0,6
KS-so
1,4
-8,2
-8,0
-1,4
0,9
0,8
-2,8
Arr. IEPER IEPER MESEN
BG
-3,0
-63,3
-2,7
7,9
-2,9
-38,1
-7,5
KS-prov
4,7
-8,5
2,1
2,1
1,8
-0,5
1,1
WERVIK
BG
-0,2
-1,2
2,4
1,9
1,0
-3,3
1,0
ZONNEBEKE
BG
-2,8
3,7
6,1
0,8
-3,2
8,0
2,0
HEUVELLAND
BG
0,0
-8,6
-2,3
2,4
-6,1
-20,6
-3,4
POPERINGE
LANGEMARK-POELKAPELLE
BG
2,9
-3,1
13,2
1,6
-1,9
-14,3
3,0
VLETEREN
BG
-0,8
0,0
-7,4
2,3
-2,6
-2,6
-2,3
•
Stativaria 24
•
50
Gemeente / gebied
RSV
Arr. KORTRIJK ANZEGEM
BG
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
0,1
-4,4
-3,9
-1,7
-0,5
0,4
-2,0
-3,8
8,0
9,5
-1,0
0,9
0,0
2,9
AVELGEM
BG
1,9
1,7
2,2
2,0
3,2
-5,3
1,7
DEERLIJK
RSG
-2,4
-13,7
-1,6
-1,3
-1,2
-1,0
-2,7
HARELBEKE
RSG
-1,7
4,5
-4,0
-1,5
-1,9
-9,9
-2,2
RS
0,9
-0,2
-14,8
-2,4
-0,9
4,3
-4,3
RSG
-3,5
-11,1
-11,8
-5,4
-3,6
7,4
-6,5
BG
-7,0
-10,2
3,6
-3,7
-0,6
13,5
-1,0
KS-prov
-2,2
-6,3
-3,6
-1,5
-0,9
3,2
-2,1
KORTRIJK KUURNE LENDELEDE MENEN WAREGEM
KS-so
4,2
-5,5
-3,7
-1,2
1,3
-8,9
-1,7
WEVELGEM
RSG
1,6
-16,3
4,5
-1,1
0,6
2,6
-0,1
ZWEVEGEM
RSG
1,1
-7,1
9,6
-0,8
-0,5
1,9
1,9
BG
-5,2
0,0
-9,4
0,7
-5,1
-57,8
-7,3
0,6
-4,8
-2,0
5,4
11,2
-0,4
3,3
RSG
16,5
18,3
28,7
14,4
17,8
29,3
20,3
BG
4,9
9,2
29,2
10,6
4,8
-1,0
13,5
SPIERE-HELKIJN
Arr. OOSTENDE BREDENE GISTEL ICHTEGEM
BG
-0,2
-24,4
4,5
-0,5
-2,7
-9,1
-2,1
RSG
4,7
-1,7
5,2
14,2
17,9
6,9
10,6
OOSTENDE
RS
-4,9
-2,2
-20,0
1,6
10,7
-4,6
-2,4
OUDENBURG
BG
0,8
-19,2
7,8
3,9
5,6
-7,1
2,4
DEHAAN
BG
-2,5
-30,5
-5,0
7,7
19,9
9,2
3,9
0,6
1,2
1,1
-0,8
-0,1
-0,6
0,2
MIDDELKERKE
Arr. ROESELARE HOOGLEDE
BG
5,8
-9,2
12,5
-1,3
-3,0
-4,4
2,2
INGELMUNSTER
RSG
2,0
1,0
-3,3
-3,2
-3,2
13,4
-1,2
IZEGEM
RSG
1,5
2,8
-0,4
0,4
-1,6
-10,0
-0,6
LEDEGEM
BG
-6,3
-8,6
-1,6
-4,8
-0,3
-5,8
-3,6
LICHTERVELDE
BG
-2,6
-3,7
11,7
-1,6
0,6
-5,1
2,1
MOORSLEDE
BG
0,6
-13,4
5,7
-1,7
1,8
15,5
1,3
ROESELARE
RS
0,2
7,9
-1,9
0,5
0,8
0,8
0,6
STADEN
BG
2,5
1,1
2,7
-2,7
2,8
-4,9
0,7
-0,8
-5,6
1,8
-1,0
0,0
8,0
0,2
Arr. TIELT DENTERGEM
BG
-5,2
4,4
7,9
-3,9
5,5
68,5
7,5
MEULEBEKE
BG
-0,3
-2,8
7,2
-2,6
2,5
0,4
1,5
OOSTROZEBEKE
BG
-0,5
7,9
-0,2
1,2
-0,5
0,0
0,9
PITTEM
BG
-0,9
-18,2
1,3
-0,8
1,0
3,1
-1,2
RUISELEDE
BG
-7,4
-16,0
1,9
-4,8
-2,8
2,7
-3,1
KS-so
-0,3
1,5
-12,3
-2,2
-2,1
5,3
-3,7
WIELSBEKE
TIELT
BG
1,1
-3,2
19,9
5,3
-1,4
-12,3
5,9
WINGENE
BG
0,6
-10,5
12,0
-0,7
-1,3
6,2
2,5
ARDOOIE
BG
0,7
-24,0
-11,9
0,0
0,8
-3,2
-5,2
0,9
-2,8
-7,8
9,5
15,7
3,7
4,6
BG
-11,6
2,5
6,6
3,9
-4,1
-22,2
-1,2
Arr. VEURNE ALVERINGEM
•
Stativaria 24
•
51
Gemeente / gebied
RSV
DEPANNE KOKSIJDE NIEUWPOORT VEURNE
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
BG
5,0
-19,9
-23,5
-0,1
12,9
-2,7
-3,7
BG
-0,8
1,1
-12,4
19,6
23,2
-5,5
8,4
BG
-2,4
-2,1
-14,9
10,3
21,5
16,1
4,9
KS-prov
7,9
2,0
10,6
1,2
4,9
26,4
7,3
2,5
3,7
3,7
1,6
1,0
-1,6
2,0
RS
3,8
17,1
-3,3
0,9
0,3
-5,5
0,8
Arr. AALST AALST DENDERLEEUW
RSG
-0,4
5,5
-1,4
-1,1
0,1
-8,8
-0,7
KS-prov
4,3
3,3
6,2
3,0
1,7
1,5
3,6
HAALTERT
BG
-3,9
-6,7
12,2
1,2
-0,6
-4,7
2,2
HERZELE
BG
2,0
3,5
12,4
3,3
-1,6
2,0
4,6
LEDE
BG
-1,9
-7,7
4,7
1,1
-0,7
-20,8
-0,8
GERAARDSBERGEN
NINOVE
KS-prov
6,8
3,4
4,5
3,2
2,9
1,4
3,7
BG
-2,1
-18,3
10,8
0,4
0,3
7,4
1,9
ZOTTEGEM
KS-prov
3,3
2,0
3,2
4,3
3,2
2,6
3,4
ERPE-MERE
BG
1,7
-14,2
11,2
-2,2
2,6
13,8
2,6
SINT-LIEVENS-HOUTEM
Arr. DENDERMONDE BERLARE BUGGENHOUT
1,6
-0,9
4,0
0,0
1,0
5,0
1,6
BG
6,4
-2,4
24,6
4,1
6,2
28,8
11,1
BG
-2,1
-2,5
-0,8
-1,2
1,9
0,8
-0,6
KS-so
3,6
3,7
1,7
-0,5
1,3
5,7
1,6
BG
2,9
-4,1
-2,5
-0,2
2,5
0,9
-0,3
LAARNE
BG
-7,8
-16,2
7,7
-1,4
-2,9
-8,7
-1,8
LEBBEKE
BG
4,4
8,2
15,6
1,2
-1,5
-2,9
5,2
DENDERMONDE HAMME
WAASMUNSTER
BG
2,9
-16,6
18,9
7,8
0,3
7,8
6,6
WETTEREN
KS-prov
-0,7
11,2
0,4
-2,0
-1,4
13,4
1,1
WICHELEN
BG
2,2
-0,7
0,9
-1,1
2,7
-1,7
0,5
ZELE
BG
0,0
-7,7
-7,7
-1,6
1,0
1,7
-3,1
3,8
-2,8
1,0
2,0
0,5
1,3
1,1
BG
7,5
-13,2
5,4
2,5
1,3
11,3
2,8
KS-so
2,6
2,2
-9,1
0,3
1,7
4,0
-1,0
KAPRIJKE
BG
13,8
4,9
6,9
7,0
-2,7
13,1
6,0
MALDEGEM
BG
1,9
-5,7
1,1
2,6
2,8
-1,7
1,1
SINT-LAUREINS
BG
-10,1
1,8
11,1
-5,5
-5,5
-8,5
-1,4
ZELZATE
BG
7,3
-1,3
2,7
4,0
-1,6
-9,6
1,2
Arr. EEKLO ASSENEDE EEKLO
Arr. GENT
-0,3
15,0
0,1
-1,9
-1,0
-0,3
0,6
AALTER
BG
1,9
-1,6
20,7
6,7
4,8
11,1
9,5
DEINZE
KS-so
2,5
9,9
7,7
2,1
5,0
16,7
5,9
DEPINTE
GSG
1,2
-27,1
8,9
1,4
-3,9
-3,8
-0,5
DESTELBERGEN
GSG
-0,4
-18,2
-3,3
-0,1
-0,9
-5,7
-2,9
EVERGEM
GSG
3,2
-1,3
18,7
2,0
2,3
31,8
8,4
BG
5,8
0,0
17,2
5,1
1,8
4,7
7,5
GENT
GS
-2,2
40,0
-14,4
-7,9
-3,7
-14,2
-4,8
KNESSELARE
BG
0,0
-15,2
2,4
-2,7
1,5
2,6
-1,2
GAVERE
•
Stativaria 24
•
52
Gemeente / gebied
RSV
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
LOCHRISTI
BG
7,6
-1,3
24,1
8,0
5,3
31,0
12,4
LOVENDEGEM
BG
-0,4
-10,9
6,0
2,9
0,4
6,0
1,8
MELLE
GSG
17,8
-2,7
1,6
11,7
3,2
10,6
6,5
MERELBEKE
GSG
4,7
-0,8
20,1
7,6
-3,8
14,5
8,2
MOERBEKE
BG
-15,7
-16,0
4,4
2,0
3,5
-0,8
-0,5
NAZARETH
BG
4,5
-16,9
8,8
1,7
-0,2
67,1
6,5
NEVELE
BG
1,6
1,1
13,6
4,2
0,7
-9,0
4,8
OOSTERZELE
BG
-2,3
-22,8
11,6
-2,2
-2,5
0,8
0,2
SINT-MARTENS-LATEM
BG
-9,0
-15,1
26,4
4,3
-1,9
-19,8
3,5
WAARSCHOOT
BG
-4,3
17,7
6,1
-0,9
2,8
10,9
3,8
WACHTEBEKE
BG
-10,1
-29,8
-1,7
-7,9
5,6
37,0
-2,8
ZOMERGEM
BG
-8,2
-21,4
15,5
-1,7
4,4
52,9
5,5
ZULTE
BG
-3,4
4,0
12,2
2,6
-2,0
-6,7
3,5
Arr. OUDENAARDE
2,4
-5,7
8,7
1,5
-0,6
1,1
2,3
KRUISHOUTEM
BG
0,0
-6,8
21,6
-2,4
-4,2
5,5
4,5
OUDENAARDE
KS-so
5,6
9,8
1,5
2,5
1,5
-6,2
2,3
RONSE
KS-so
-3,3
-8,6
-6,5
-0,8
-1,7
-17,0
-4,7
ZINGEM
BG
-3,6
1,2
20,0
2,1
-1,0
-11,4
4,7
BRAKEL
BG
2,5
-16,3
10,4
1,0
2,6
13,6
3,3
KLUISBERGEN
BG
-7,6
10,2
22,3
-2,3
-3,9
15,1
5,9
WORTEGEM-PETEGEM
BG
7,6
-18,8
19,5
1,6
-7,1
-3,9
3,1
HOREBEKE
BG
8,4
-21,7
21,1
15,7
3,4
27,8
11,7
LIERDE
BG
9,4
-2,5
19,4
2,9
-0,7
-11,0
5,6
MAARKEDAL
BG
15,9
-23,7
13,9
11,3
0,8
59,5
11,8
ZWALM
BG
3,3
-22,0
17,3
-0,8
-1,8
1,9
2,5
Arr. SINT-NIKLAAS
2,0
1,4
1,9
0,9
0,6
0,4
1,2
KS-prov
0,2
3,9
8,0
1,7
3,6
-2,3
3,6
KRUIBEKE
BG
6,5
-15,7
2,4
1,8
1,0
14,8
1,6
LOKEREN
KS-so
4,7
15,9
3,7
1,3
0,4
-9,9
2,9
BG
2,0
-14,0
11,4
0,8
0,6
8,3
3,0
BEVEREN
SINT-GILLIS-WAAS SINT-NIKLAAS
RS
2,1
3,2
-6,7
0,7
-0,1
3,0
-0,9
STEKENE
BG
-1,6
-16,5
-4,7
-2,0
-2,6
-0,4
-4,0
KS-prov
1,1
1,0
7,3
1,1
0,1
-1,6
2,5
1,9
3,6
0,8
0,4
0,6
2,5
1,1
TEMSE
Arr. HASSELT AS
BG
14,2
-4,1
4,8
-0,3
-0,5
-19,6
1,5
BERINGEN
BG
1,7
-5,6
6,6
-0,1
0,0
6,7
1,7
DIEPENBEEK
RSG
-0,2
-1,6
6,9
-1,9
-1,5
7,7
1,2
GENK
RS
2,2
-0,9
-8,6
-1,2
-0,6
1,5
-2,7
GINGELOM
BG
2,1
-6,0
13,6
8,2
-1,9
-5,1
4,8
HALEN
BG
-4,2
4,4
14,8
1,3
0,6
21,5
5,7
HASSELT
RS
2,5
17,6
-10,2
-0,5
2,7
4,9
0,0
BG
2,1
-1,2
7,2
0,6
1,1
-4,6
2,2
KS-prov
-4,6
8,8
-4,6
-5,8
-2,2
-15,8
-3,8
HERK-DE-STAD LEOPOLDSBURG
•
Stativaria 24
•
53
Gemeente / gebied
RSV
10-17
18-24
25-34*
35-54
55-74
75+
alle lft.
LUMMEN
BG
3,2
0,9
10,5
-0,2
-1,4
-0,5
2,9
NIEUWERKERKEN
BG
13,5
-5,0
39,2
3,1
0,8
21,9
13,1
OPGLABBEEK
BG
4,3
9,6
11,3
3,2
-0,5
-6,2
5,8
SINT-TRUIDEN
KS-so
-1,5
-1,4
-6,0
2,8
2,1
4,4
-0,2
BG
6,1
7,6
19,5
4,9
0,7
-5,3
8,0
ZONHOVEN
TESSENDERLO
RSG
2,9
15,9
4,5
3,6
1,3
5,4
4,6
ZUTENDAAL
BG
4,6
-7,1
-2,0
1,3
5,5
37,1
1,6
HAM
BG
6,5
21,3
15,0
5,3
3,1
4,1
9,0
HEUSDEN-ZOLDER
BG
-1,0
-3,1
2,0
-1,7
-0,9
-7,6
-0,8
3,7
-1,0
3,9
4,4
2,5
0,7
3,2
BG
-0,5
-4,6
12,0
2,3
2,9
0,7
4,3
Arr. MAASEIK BOCHOLT BREE
KS-prov
4,7
21,2
-0,4
4,1
1,6
0,0
3,9
KINROOI
BG
4,1
-8,4
6,4
3,7
2,6
6,2
3,4
LOMMEL
KS-prov
5,4
-0,9
0,0
6,0
5,1
-0,9
3,1
MAASEIK
KS-prov
2,4
-0,5
3,5
6,1
6,6
6,1
4,5
NEERPELT
KS-prov
4,1
-4,4
2,8
6,1
6,3
-13,7
3,2
OVERPELT
KS-prov
4,2
7,2
1,7
10,2
1,9
12,3
5,3
PEER
BG
0,4
-4,6
5,0
1,9
-0,7
22,7
2,5
HAMONT-ACHEL
BG
6,8
5,8
-1,7
9,9
3,8
8,1
4,6
HECHTEL-EKSEL
BG
4,3
2,5
9,0
2,9
-0,2
-19,3
3,6
HOUTHALEN-HELCHTEREN
BG
0,8
-6,1
2,0
-2,3
-0,8
1,2
-0,7
MEEUWEN-GRUITRODE
BG
4,6
-3,3
0,0
2,5
-0,8
-21,1
0,2
DILSEN-STOKKEM
BG
9,0
-7,9
15,7
7,5
0,0
-6,8
6,5
1,6
4,0
0,3
2,1
1,1
-1,1
1,4
4,4
3,9
1,7
-4,0
2,5
1,6
Arr. TONGEREN ALKEN
BG
2,2
BILZEN
KS-prov
-1,1
9,6
0,2
-0,2
2,4
13,6
1,9
BORGLOON
BG
5,6
-3,1
17,2
4,2
-0,3
-1,9
5,5
HEERS
BG
0,7
-0,6
-4,6
3,8
3,4
7,4
1,2
HERSTAPPE
BG
0,0
-148,1
18,5
-10,7
0,0
0,0
-11,6
HOESELT
BG
1,9
-6,6
1,9
1,5
1,4
3,9
0,9
KORTESSEM
BG
11,1
-15,0
11,5
1,3
-0,8
6,7
3,4
LANAKEN
BG
6,1
13,7
1,4
11,4
5,8
-8,9
6,4
RIEMST TONGEREN
BG
-0,7
36,0
1,3
2,7
2,5
1,5
5,3
KS-so
3,0
-2,0
-0,3
2,2
-0,6
-3,1
0,4
BG
1,1
2,3
16,5
1,4
-1,1
-9,7
4,6
WELLEN MAASMECHELEN
KS-prov
-1,5
-4,1
-10,8
-2,3
0,4
-11,1
-4,6
BG
-5,1
-21,3
3,9
-2,8
-1,8
-20,4
-3,2
VOEREN
Legende RSV = Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; GS
=
grootstad;
RS
=
regionale
stad,
KS-so
=
structuurondersteunend
kleinstedelijk gebied; KS-prov = provinciaal kleinstedelijk gebied; GSG = grootstedelijk gebied; RSG = regionaalstedelijk gebied; BG = buitengebied; VR = Vlaamse Rand; 25-34* = 25-34 & 0-9 jaar.
•
Stativaria 24
•
54
STATIVARIA • STATIVARIA is de titel van een publicatiereeks van de administratie Planning en Statistiek, departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. • Aan de ambtenaren van de diensten van de Vlaamse regering wordt originele informatie bezorgd die nuttig is bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het Vlaamse beleid. STATIVARIA wordt sinds 1993 uitgegeven. Publicaties vanaf 1996 zijn: Nr.
Titel en uitgave
12
Prognoses als beleidsinstrument. Wegwijzer voor het beschikbaar aanbod, 1996, 107 blz.
13
Vlaamse overheidskredieten in de bouw en de infrastructuur: investeringskredieten 1995-1996, 1996, 38 blz.
14
De bodembezetting in Vlaanderen. Regionale en gemeentelijke evolutie tussen 1985 en 1995, september 1996, 78 blz.
15
Kansarmoedecijfers volgens het decreet op het Sociaal-Impulsfonds, september 1996, 19 blz. + bijlagen.
16
Middellange termijnvooruitzichten voor de economische groei in Vlaanderen 1994-1997, januari 1997, 11 blz.
17
De duale samenleving: percepties van de Vlamingen anno 1996. Resultaten op basis van de APS-survey ‘Culturele verschuivingen in Vlaanderen’, juni 1997, 22 blz. De bebouwde oppervlakte in Vlaanderen: regionale en gemeentelijke evolutie tussen 1985 en 1995, augustus 1997, 170 blz.
18 19
De Economic Decision Power (EDP) in Vlaanderen: Geo-economische kencijfers voor de periode 1993-1995, november 1997, 129 blz.
20
Evolutie van het aantal WIGW’s in Vlaanderen tussen 1993 en 1997, Gewest – Arrondissement – Gemeenten, maart 1998, 160 blz.
21
De Economic Decision Power (EDP) in Vlaanderen: Geo-economische kencijfers voor de periode 1993-1995, januari 1999, 105 blz.
22
Kansarmoedecijfers volgens het decreet op het Sociaal Impulsfonds. Geactualiseerde cijfers 1998, september 1999, 86 blz.
23
Weerslag van de dioxinecrisis op de Vlaamse economie. Analyse van de periode januari 1998 - februari 2000, april 2000, 28 blz.
• Recente STATIVARIA-nummers zijn raadpleegbaar op de website 'VLAAMSE STATISTIEKEN'. De opgenomen publicaties zijn downloadbaar als pdf. • Van STATIVARIA-24 zijn downlaadbare Excel-bestanden met tellingen van leeftijdsspecifieke migratie-intensiteiten en saldi per gemeente opgenomen. ð
Zie: www.vlaanderen.be/statistiek
•
Stativaria 24
•
55
PRODUCTEN VAN DE ADMINISTRATIE PLANNING EN STATISTIEK De website VLAAMSE STATISTIEKEN is raadpleegbaar op de site www.vlaanderen.be. Ze bevat een schat aan Vlaamse overheidsstatistieken. Deze site is een ideaal startpunt voor wie in de openbare statistiek een eigen weg zoekt. De acht rubrieken zijn: 1. ‘Statistische onderwerpen’: een overzicht per beleidsdomein van contactpersonen 'statistiek' en van statistische publicaties binnen de Vlaamse overheid, met hyperlinks naar statistiekpagina’s in binnen- en buitenland. 2. ‘FRED’: de metadatabank met beschrijvende informatie over welke statistische reeksen er bestaan, waar ze te vinden zijn, wat de kwaliteit ervan is enz. 3. ‘Conjunctuur’: bevat de downloadbare Conjunctuurnota voor Vlaanderen van APS alsook meer dan 500 hyperlinks naar conjunctuurinfo in binnen- en buitenland. 4. 'Profiel Vlaanderen': bevat de publicatie 'Profiel Vlaanderen', tal van downloadbare tijdreeksen en hyperlinks naar analoge informatie op andere sites. 5. ‘Tips voor een goed gebruik van statistiek’. 6. 'Publicaties' van APS, is downloadbaar; zie de lijst hieronder. 7. ‘Basisstatistieken’: bevat de ‘Basiskaart Vlaanderen’ die de mogelijkheid biedt om sociaal-economische statistieken interactief te bevragen m.b.v. een kaart van Vlaanderen met verschillende gebiedsindelingen. Het is mogelijk om statistische rapporten op te vragen of gebieden volgens bepaalde criteria in kaart te brengen; bevat tevens tal van downloadbare gemeentelijke statistieken. 8. ‘Statistisch nieuws’: een overzicht van en commentaar bij nieuwe statistieken. De administratie Planning en Statistiek geeft volgende publicaties uit: -
VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren) geeft aan de hand van interessant cijfermateriaal een concreet beeld van wat de Vlaamse overheid doet, op welke terreinen zij actief is en welke resultaten zij behaalt. Het VRIND-rapport 1999 kan schriftelijk besteld worden bij de administratie Planning en Statistiek. U betaalt vooraf 500 frank (12,39 euro) door storting op rekeningnummer 091-2202012-44 van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement AZF, afdeling Algemene Administratieve Diensten, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel. Zie ook: www.vlaanderen.be/statistiek onder de rubriek ‘Publicaties’.
–
PROFIEL VLAANDEREN is een onmisbare steun voor wie zich snel wil oriënteren over Vlaanderen op gebieden zoals bevolking, gezondheidszorg, maatschappelijk welzijn, cultuur, onderwijs, arbeidsmarkt, macro-economie, verkeer en vervoer, huisvesting, milieu en andere. Profiel Vlaanderen 2000 is gratis verkrijgbaar (ook via mailinglist) bij de administratie Planning en Statistiek, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.57.84. U kan de statistiekreeksen uit de brochure ook downloaden; ook downloadbaar vanuit de website 'Vlaamse Statistieken' (www.vlaanderen.be/statistiek, onder de rubriek ‘Publicaties’).
-
VLAANDEREN IN CIJFERS 2000 is een vouwfolder met de voornaamste socio-economische data over Vlaanderen. Deze vouwfolder is gratis verkrijgbaar (ook via mailinglist) bij de administratie Planning en Statistiek, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.57.84. U vindt geactualiseerde cijfers op de website ‘Vlaamse statistieken’ (www.vlaanderen.be/statistiek, onder de rubriek ‘Publicaties’.
-
CONJUNCTUURNOTA VOOR VLAANDEREN verschijnt per kwartaal en geeft actuele informatie over de Vlaamse conjunctuurindicatoren, naast een situering in een ruimere, internationale context. De ‘Conjunctuurnota voor Vlaanderen’ is als pdf downloadbaar op de website ‘Vlaamse statistieken’, rubriek ‘Conjunctuur’. U kan eventueel ook gratis een gedrukte versie bekomen (ook via mailinglist) bij de administratie Planning en Statistiek, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.57.84.
-
STATIVARIA is een publicatiereeks die aan de ambtenaren van de diensten van de Vlaamse regering, maar ook aan andere belangstellenden, originele informatie bezorgt die nuttig is bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het Vlaamse beleid. De publicaties zijn gratis verkrijgbaar (per nummer of via mailinglist) bij de administratie Planning en Statistiek, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.57.84. De recentste uitgaven vindt u ook terug op de website ‘Vlaamse statistieken’ (www.vlaanderen.be/statistiek) onder de rubriek ‘Basisstatistieken’. Soms is er zelfs uitgebreidere informatie beschikbaar op de website.
•
Stativaria 24
•