ACTUALITÉS DIGITALE
20
PERIODIEK | 27 MAART 2015 | VOORBEHOUDEN AAN HET MEDISCH CORPS | AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X | P605279
ONTMOETINGEN VAN TEMPO De uitdagingen in de gezondheidszorg anno 2015 : de visie van Prof. Dr. Johan Kips
OVERTUIGINGEN EN GERUCHTEN Betreffende onze voeding : voer geen ‘lege stoelpolitiek’
www.tempodigitaal.be
®
(sitagliptine/metformine, MSD)
TEMPO MEDICAL N° 377
RT
TEMPO MEDICAL N° 376
BIN NE NK O
TEMPO DIGITAAL N° 47
BURN-OUT, PTSS EN CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM Wanneer stress pathologisch wordt …
www.tempo30.be
www.tempo30.be
Depuis 1 er mars Vanaf 1 maart 2015 2015
Datum van de laatste revisie: 02/2015 DIAB-1145761-0000
duvan diabète de type is le de traitement behandeling diabetes type 22 est plus simpleenetefficiënter plus efficace éénvoudiger pour al tous patients. voor uw vos patiënten.
Nieuwe
n terugbetalingsvoorwaarde abetes type 2 in de behandeling van di ®
(sitagliptine/metformine, MSD)
HbA1c
®
(sitagliptine/metformine, MSD)
Kijk op de volgende pagina om te ontdekken hoe Janumet de manier waarop u diabetes type 2 behandelt, zal veranderen.
(Sitagliptina, Metformin)
50mg/1000mg
56 Filmtabletten/ Comprimés filmés
Gelieve de wetenschappelijke bijsluiter te raadplegen voordat u het product voorschrijft
20 TEMPO–DIGEST | 1
TDigest_20_nl.indd 1
25/03/15 15:00
Terugbetalingsvoorwaarden
®
(sitagliptine/metformine, MSD)
=
Type 2 diabetes patiënten met HbA1c ≥7% en ≤ 9% Onmiddellijk terugbetaald, geen minimale periode nodig Voor 12 maanden in : Monotherapie
Voor Januvia , alleen 50mg & 25mg
Bitherapie Met metformine of SU** of glinides Tritherapie met metformine + SU** of glinides Met basale insuline met of zonder metformine ** SU = sulfonylurea
JANUMET de éénvoudige oplossing Doseringen Janumet 50 mg / 850 mg
Een tablet, 2x / dag
Janumet 50 mg / 1000 mg
Een tablet, 2x / dag Tabletten zijn niet op ware grote
TDigest_20_nl.indd 2
25/03/15 15:00
ACTUALITÉS DIGITALE
20
PERIODIEK | 27 MAART 2015 | VOORBEHOUDEN AAN HET MEDISCH CORPS | AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X | P605279
TEMPO MEDICAL N° 376
ONTMOETINGEN VAN TEMPO De uitdagingen in de gezondheidszorg anno 2015 : de visie van Prof. Dr. Johan Kips
OVERTUIGINGEN EN GERUCHTEN Betreffende onze voeding : voer geen ‘lege stoelpolitiek’
www.tempodigitaal.be
TEMPO MEDICAL N° 377
BIN NE NK O
RT
TEMPO DIGITAAL N° 47
BURN-OUT, PTSS EN CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM Wanneer stress pathologisch wordt …
www.tempo30.be
www.tempo30.be
EDITORIAAL
INHOUD CONGRESS NEWS
4, 5, 6, 8
Was vroeger alles beter ? Toen ik onlangs een kind van twaalf jaar deze vraag hoorde stellen, was ik verrast. Wat gaat er om in een kind dat zulke vragen stelt ? Moet zo’n kind niet spelen en genieten van de onschuld, van het leven en van de toekomst ? Elke tijd is overal anders maar men kan altijd dromen van een toekomst of er aan werken, toch ? EEN KWESTIE VAN NOSTALGIE
MEDICAL NEWS
9, 10, 12, 13
MULTIMÉDIA
11
"Waarom zeggen volwassenen dan altijd dat het in hun tijd beter was ?", vroeg het kind. "Omdat het idioten zijn", wilde ik zeggen, maar ik hield mijn mond en bedacht dat ik zelf ook met nostalgie aan vervlogen tijden denk. Bij het laatste winteruur dacht ik bijvoorbeeld aan de gezellige winteravonden met de hele familie, de gezelschapsspelletjes en de sprekende klok en dat tot groot jolijt van mijn kinderen die zich laten wekken door hun smartphone (en soms door hun moeder) en die vooral videospelletjes kennen. Ik gaf mijn kinderen meteen ook tekst en uitleg over het woord ‘ijdelheid’ dat uit de hedendaagse woordenschat verdwenen lijkt te zijn, over het belang van onderwijs, over levenswijzen en – stijlen, goede manieren, de waarde van beloften en engagementen en over inspanningen die geleverd moeten worden vooraleer er sprake is van beloningen. En toegegeven, dat alles met een ondertoon van ‘vroeger was het beter’. IS HET ONVERMIJDELIJK ?
ACTUALITÉ
14
Ik ben uiteindelijk ook een nostalgische zeurkous geworden. Toen ik jonger was, had ik me nochtans voorgenomen dat ik nooit zo zou worden en dat ik een volwassene zou zijn die vrij denkt en alle andere mensen ook vrij laat denken. Ik zou elke situatie op een verstandige manier aanpakken en analyseren. Ik zou zeker nooit zagen en nooit iemand zeggen wat hij al dan niet moet doen.
ONTMOETINGEN VAN TEMPO MEDICAL 32STE CIRCUIT-CONGRES
TANZANIE ZANZIBAR 14 > 24.11.15
En wat met alle vrienden en vriendinnen van toen ? Ze zijn ook in de val getrapt ! We zouden het allemaal anders doen, maar dat deden we niet. Soms klinken we zelfs als onze ouders en maken we onze kinderen dezelfde verwijten die we vroeger zelf te horen kregen. Wij dachten dat we het moeilijk hadden en dat we een strijd leverden. Maar wat zeggen dat jongeren van vandaag ? Jullie hadden het makkelijk, jullie hadden vrede, liefde, vrijheid en werk. Wij hebben oorlog, geweld, seksueel overdraagbare ziektes en werkloosheid. En de hippies van de jaren zestig, werden inmiddels ook wijzer en zeggen dat jongeren het leven voor zich hebben en dat ze zelf hun leven moeten leiden en maken, net zoals zij dat gedaan hebben. Maakt dat van hen wijze mensen of ‘oude z…n’ ? Hoe dan ook, ze zijn niet alleen. Het lijkt een natuurlijk verschijnsel te zijn dat men bij het ouder worden graag jongeren wil helpen door hen de weg te wijzen, door te vertellen hoe we het zelf gedaan hebben en de zaken daarbij mooier voor te stellen dan ze waren en ja, ook door de les te spellen en dat allemaal met de beste bedoelingen. Maar soms laat ons geheugen ons in de steek en vergeten we dat we ons net zo gedroegen als de jongeren van vandaag. En wij zouden nooit zeggen dat ‘vroeger alles beter was’. Is het een kwaal van de samenleving of een natuurlijke evolutie ? Naar verluidt zou Socrates gezegd hebben dat ‘Jongeren van luxe houden, geen manieren hebben en geen respect voor leeftijd’. Is de overgang van een ‘domme zak’ naar een ‘wijze oude man’ dan onvermijdelijk ? En is het niet gewoon zo dat sommige dingen vroeger inderdaad beter waren, maar andere helemaal niet ? Wie zou er bijvoorbeeld nog willen leven zonder draagbare telefoon en zonder google ?
D. Léotard ■
VANAF
NIEUWE GROEP
3 990 €* pp
-15%*
TOT 31/03/2015
-5%*
PER PETERSCHAP
REISGENOOT
infos : mpsevents.be/global/Tanzanie/nl/
UITGENODIGD*
20 TEMPO–DIGEST | 3
TDigest_20_nl.indd 3
25/03/15 15:01
CONGRESS NEWS
VOOR U ! IN TEMPO DIGITAAL, TEMPO MEDICAL & TEMPO WELLNESS
ONTMOETINGEN VAN TEMPO De uitdagingen in de gezondheidszorg anno 2015 : de visie van Prof. Dr. Johan Kips
www.tempodigitaal.be
OVERTUIGINGEN EN GERUCHTEN Betreffende onze voeding : voer geen ‘lege stoelpolitiek’
www.tempo30.be
BURN-OUT, PTSS EN CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM Wanneer stress pathologisch wordt …
www.tempo30.be
CONGRESS NEWS SPECIAL ACC
PEGASUS : secundaire preventie met ASA/ticagrelor, bevestigd op lange termijn De PEGASUS-TIMI 54 studie werd voorgesteld in San Diego tijdens de opening van het congres van de ACC op de Late-Breaking Clinical en tegelijkertijd online gepubliceerd in de NEJM. Geleid door de TIMI-groep (prof. Marc Sabatine, Brigham and Women’s hospital, Boston), bestudeerde ze het anti-ischemisch effect en de tolerantie van het ticagrelor in de secundaire preventie op lange termijn aan een myocard infarct. Meer dan 21.000 patiënten werden gerekruteerd (31 landen, 5 continenten) die een myocard infarct doormaakten tussen één en drie jaar voor de inclusie en die op zijn minst risicofactor hadden (leeftijd > 65 jaar, diabetes, tweede myocard infarct, nierinsufficiëntie, diffuse coronaire aandoening). De randomisatie werd uitgevoerd volgens het schema 1 :1 :1 in drie behandelingsarmen : alle patiënten kregen 75 tot 150 mg/dag aspirine (AAS), met daarbovenop ticagrelor aan een klassieke dosis gevalideerd in de SCA van 90 mg tweemaal per dag, of het ticagrelor in een gereduceerde dosis van 60 mg tweemaal per dag of placebo. Het primaire samengesteld eindpunt van de studie was cardiovasculair overlijden, hartinfarct of CVA (MACE). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 65 jaar en 76 % onder hen is man. De patiënten werden geïncludeerd op gemiddeld 1,7 jaar na het optreden van een myocardinfarct, 83 % van de patiënten onderging een percutane angioplastie en 59 % vertoonden meervaatslijden. Het percentage met diabetes varieerde volgens de studie-arm tussen 31,8 en 32,8 %. Na een periode van 33 maanden opvolging (mediaan), werd de kaap van 1.360 majeure cardiovasculaire events bereikt. De resultaten voor het hoofcriterium tonen een daling aan in de orde van -15 % welke statistisch significant is in het voordeel van de ticagrelor-arm. De graad van events was in deze studie in zijn totaliteit laag omdat de patiënten goed werden opgevolgd en optimaal werden behandeld volgens de actuele aanbevelingen met een klein verschil van 1 % tussen de ticagrelor-arm en de placebo-arm. In de aanvullende analyses van de verschillende componenten van het hoofdcriterium, vindt men een sterke trend in de mortaliteit maar die is niet significant. Het percentage recidiverend hartinfarct is significant lager in de ticagrelor-arm 90 en 60 mg in vergelijking met placebo. Het verschil in termen van overleving na CVA is significant voor ticagrelor 60 mg. De analyse van de subgroepen leert dat het voordeel van ticagrelor homogeen en onafhankelijk is van de volgende factoren : de leeftijd, het geslacht, de etniciteit, het lichaamsgewicht, diabetes, het type van myocardinfarct, antecedenten van angioplastie, het voorkomen van meervaatslijden of de aanwezigheid van nierinsufficiëntie. Dit voordeel wordt bereikt tegenover het meer frequent optreden van bloedingen in de ticagrelor arm (TIMI majeur en mineur) maar zonder enig significant verschil voor bloedingen die aanleiding geven tot overlijden of intracraniale hemorragieën. De bloedingen en de ongewenste effecten treden minder vaak op bij een dosis van 60 mg tweemaal per dag. Tot besluit toont deze studie aan dat de associatie van ticagrelor toegediend met laag gedoseerd aspirine bij patiënten met een stabiel antecedent van hartinfarct op significante wijze het risico voor cardiovasculair overlijden, recidief van hartinfarct of CVA doet dalen in vergelijking met een behandeling met alleen laag gedoseerde aspirine. De twee dosissen voor ticagrelor hebben algemeen een vergelijkbare doeltreffendheid maar men verkiest de dosis van 60 mg omwille van veiligheidsredenen. Referenties - Prevention with ticagrelor of secondary thrombotic events in high-risk patients with prior acute coronary syndrome-thrombolysis in myocardial infarction study group aspirin (PEGASUS) TIMI 54. ACC.15 Opening Showcase and the Joint ACC/JACC Late-Breaking Clinical Trials. - Bonaca MP et al. N Engl J Med 2015 DOI : 10.1056/NEJMoa1500857
CORONAIR MEERVAATSLIJDEN : bypass of angioplastiek ? Dr. Bangalore stelde de resultaten voor van een studie die de behandeling van patiënten met meervaatslijden vergelijkt : enerzijds een behandeling met bypass techniek en anderzijds door middel van angioplastie met een stent van de 2de generatie met everolimus. De resultaten verschenen simultaan in de NEJM. Het doel was het effect op de mortaliteit op lange termijn te vergelijken bij patiënten behandeld met bypass met patiënten behandeld met een stent van de 2de generatie die uiteraard meer performant zijn. Het betreft een vergelijkende studie met als principieel eindpunt de mortaliteit. De secundaire eindpunten waren het aantal hartinfarcten, CVA’s en herhaalde revascularisaties. Van de 34.819 geregistreerde patiënten die in aanmerking kwamen werden er 9.223 behandeld door middel van angioplastie met een stent met everolimus en nog eens 9.223 door middel van bypass konden worden geïdentificeerd. Na een opvolging van gemiddeld 2,9 jaren, hadden beide methodes van revascularisatie een gelijkaardig mortaliteitsprofiel (3,1 %/jaar voor angioplastie en 2,9 %/jaar voor bypass ; HR = 1,04 ; IC95 : 0,93-1,17 ; p = 0,50). Angioplastie was geassocieerd met een belangrijk verhoogd risico voor myocard infarct (1,9 %/jaar 1,1 %/ jaar voor de bypass ; HR = 1,51 ; IC95 : 1,29-1,77 ; p < 0,001) en een verhoogd risico voor reïnterventie voor revascularisatie (7,2 %/jaar vs 3,1 %/jaar ; HR = 2,35 ; IC95 : 2,14-2,58 ; p < 0,001), maar een verlaagd risico voor CVA (0,7 %/jaar 1,0 %/jaar voor de bypass, HR = 0,62 ; IC95 : 0,50-0,76 ; p < 0,001). Het hoger risico voor myocardinfarct verdwijnt bij patiënten die een volledige revascularisatie kregen door middel van angioplastie in vergelijking met de patiënten die slechts een gedeeltelijke revascularisatie ondergingen. De auteurs besluiten dat met de actuele technieken van angioplastie, het mortaliteitsrisico tussen beiden technieken equivalent is, maar met nog steeds een hoger risico voor recidief van myocardinfarct en revascularisatie met angioplastie wanneer het gaat om een niet-volledige angioplastie. In tegenstelling is het aantal CVA’s lager met angioplastie dan met bypass. Referenties - Naar Bangalore S et al., ACC 2015, mondelinge bijdrage - S.Bangalore et al., Everolimus-Eluting Stents or Bypass Surgery for Multivessel Coronary Disease, NEJM, March 16, 2015DOI : 10.1056/NEJMoa1412168
MATRIX : de voorkeur voor de radiale slagader en het beperken van bloedingen De keuze voor anticoagulantia tijdens een angioplastie van patiënten met het ernstig coronair syndroom (met of zonder verhoog ST-segment) is al jaren onderwerp van debat en ondanks de talrijke klinische studies blijven de discussies rond de interesse voor bivalirudine open. De Europese studie MATRIX, voorgesteld door Marco Valgimigli (Rotterdam) probeert een antwoord te formuleren op de een dubbele vraag : welke arteriële toegangsweg en welk anticoagulant ? 8.200 patiënten werden geïncludeerd in een dubbel gerandomiseerde radiale of femorale toegangsweg en gefractioneerde heparine of bivalirudine. Voor wat betreft de keuze van het anticoagulantia, het primaire eindpunt is samengesteld uit overlijden, myocardinfarct, CVA en majeure bloedingen tot 30 dagen en de studie toont geen reductie van het samengesteld criterium. Daarentegen toont de studie een verschil in mortaliteit afkomstig van alle oorzaken na 30 dagen in het voordeel van behandeling met bivalirudine (1,7 % versus 2,3 % ; p = 0,042, daling van het relatief risico met 29 %). Deze daling van de mortaliteit wordt verklaard door een aanzienlijke vermindering van het aantal majeure bloedingen met 40 tot 50 % met bivalirudine. Deze studie zet de boodschap kracht bij van veiligheid verbonden aan het gebruik van bivalirudine bij het acuut coronair syndroom, bovendien is de link formeel aangetoond tussen een reductie van de majeure bloedingen en een daling van de mortaliteit. Voor wat betreft de toedieningsweg, de radiale weg heeft overtuigend zijn superioriteit bewezen op de femorale weg. Naar Valgimigli M et al., ACC 2015, Late Breaker Session V
4 | TEMPO DIGEST 20
TDigest_20_nl.indd 4
25/03/15 15:01
CONGRESS NEWS
Prijs geldig vanaf 01/01/2014: 5 mg, 56 tab.: € 54,33 7,5 mg, 56 tab.: € 54,33
len 2 nbevo
ESC
Aa
PCSK9 ANTISTOFFEN : bevestiging van de resultaten van alirocumab op lange termijn Op het congres van het American College of Cardiology 2015 (ACC) kwamen de inhibitoren van het PCSK9 (proproteine convertase subtilisine-kexine type 9) dubbel aan bod. De twee antilichamen, waarvan de ontwikkeling op dit ogenblik schouder aan schouder gebeurt, waren het onderwerp van presentaties die een impact suggereren op de cardiovasculaire events. Voor evolocumab van Amgen zijn deze gegevens onderwerp van het programma OSLER, en voor alirocumab van Sanofi-Regeneron, van de studie ODYSSEYLong Term (Long-term Safety and Tolerability of Alirocumab in High Cardiovascular Risk Patients with Hypercholesterolemia Not Adequately Controlled with Their Lipid Modifying Therapy). De twee papers werden gepubliceerd in hetzelfde nummer van de New England of Medicine.
Procoralan
®
bij chronische hartinsufficiëntie:
Referentie : Robinson JG, Farnier M, Krempf M, et al. Efficacy and safety of alirocumab in reducing lipids and cardiovascular events . N Engl J Med 2015 ; DOI :10.1056/NEJMoa501031
INNAME ’S MORGENS
1
INNAME ’S AVONDS
Vermindert de hospitalisaties1,2,3,5 - Verbetert het overleven1,3 - Verbetert de symptomen1,2,3,4,6
BN 15 PA C2 SB PR SP 02 – Goedkeuringsdatum van de medische informatie: 10/03/2015
De resultaten van ODYSSEY-Long Term op 65 weken werden al voorgesteld op het congres van de European Society of Cardiology, begin september 2014. Een post hoc analyse van de overlijdens door coronair lijden, infarct (IM) en ischemisch CVA (fataal of niet), episodes van angina die een ziekenhuisopname vereisen toonden reeds een relatief risico van events van 0,46 (IC95 % [0,26-0,82]) bij patiënten die alirocumab kregen toegediend tegenover de patiënten die een placebo kregen naast de optimale behandeling. Vandaag worden de resultaten na 78 weken voorgesteld en die bevestigen de eerdere resultaten van het ESC 2014. ODYSSEY-Long Term is een gerandomiseerde studie, gevoerd bij 2.341 patiënten met een hoog cardiovasculair risico, een gemiddelde leeftijd van 60 jaar, 60 % is man, 17 % heeft familiale heterozygote hypercholesterolemie, 34 % heeft diabetes, 69 % een coronaire aandoening. De gemiddelde BMI bedraagt 30 en het LDL-C is 122 mg/ dL. Alle patiënten worden behandeld met een statine op de maximaal getolereerde dosis. De patiënten werden gerandomiseerd met een ratio van 2 :1 tussen een supplementaire behandeling met alirocumab (150 mg elke twee weken door middel van subcutane injectie) of een placebo. De evolutie van het LDL-C na 24 weken, het primair criterium in deze studie, toont een supplementaire reductie aan van 62 % onder de patiënten die het anti-PCSK9 kregen tegenover de patiënten die placeboinjectie kregen (48 mg/dL vs. 119 mg/dL ; p<0,001). Na ongeveer 20 maanden opvolging was de kloof voor LDL-C tussen de twee groepen ietwat gedaald (52,4 %). Deze daling was te wijten aan de onderbreking van de behandeling, aldus de auteurs (28,2 % onder alirocumab tegenover 24,5 % onder placebo). En volgens het protocol was de kloof op 78 weken 58 %. Voor wat betreft de secundaire effecten, stelt met reacties vast op de plaats van injectie (5,9 % vs. 4,2 % ; p=0,10), en myalgieën (5,4 % vs. 2,9 % ; p=0,006), evenals neurocognitieve events (1,2 % vs. 0,5 % ; p=0,17) en oftalmologische events (2,9 % vs. 1,9 % ; p=0,65). Deze tendens van overtollige neurocognitieve events (amnesie, geheugenproblemen, verwarde toestand) wordt vastgesteld met het evolocumab, en vraagt natuurlijk bijkomende veiligheidsgegevens.
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek Bijwerkingen voor het rapporteren van bijwerkingen. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Procoralan 5 mg – Procoralan 7,5 mg filmomhulde tabletten. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Procoralan 5 mg: Een filmomhulde tablet bevat 5 mg ivabradine (gelijk aan 5,390 mg ivabradine als hydrochloride). Hulpstof met bekend effect: 63,91 mg lactosemonohydraat. Procoralan 7,5 mg: Een filmomhulde tablet bevat 7,5 mg ivabradine (gelijk aan 8,085 mg ivabradine als hydrochloride). Hulpstof met bekend effect: 61,215 mg lactosemonohydraat. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie de Samenvatting van de productkenmerken. FARMACEUTISCHE VORM: Procoralan 5 mg: Filmomhulde tablet. Zalmkleurige, langwerpige, filmomhulde tablet, met aan beide zijden een breukstreep, met “5” op één kant en op de andere kant. De tablet kan worden verdeeld in gelijke doses. Procoralan 7,5 mg: Filmomhulde tablet. Zalmkleurige, driehoekige, filmomhulde tablet met “7,5” op één kant en op de andere kant. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Symptomatische behandeling van chronische stabiele angina pectoris: Ivabradine is geïndiceerd voor de symptomatische behandeling van chronische stabiele angina pectoris bij volwassenen met coronaire hartziekte die een normaal sinusritme hebben en een hartfrequentie ≥ 70 spm. Ivabradine is geïndiceerd voor gebruik: - bij volwassenen die intolerant zijn of een contra-indicatie hebben voor bètablokkers - of in combinatie met bètablokkers bij patiënten die met een optimale bètablokkerdosis onvoldoende onder controle zijn. Behandeling van chronisch hartfalen: Ivabradine is geïndiceerd bij chronisch hartfalen NYHA-klasse II tot IV met systolische disfunctie, bij patiënten in sinusritme en bij wie de hartfrequentie ≥ 75 spm is, in combinatie met standaardbehandeling, inclusief behandeling met bètablokkers, of wanneer behandeling met bètablokkers is gecontra-indiceerd of niet wordt getolereerd. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: Dosering: Voor de verschillende doseringen zijn filmomhulde tabletten met 5 mg en 7,5 mg ivabradine verkrijgbaar. Symptomatische behandeling van chronische stabiele angina pectoris: Het wordt aanbevolen om de beslissing om de behandeling te starten, dan wel de dosis te titreren, te nemen in aanwezigheid van voorzieningen voor het serieel meten van de hartfrequentie, voor het opnemen van het ECG of voor ambulante 24-uurs monitoring. De startdosis ivabradine mag niet hoger zijn dan 5 mg tweemaal daags in patiënten jonger dan 75 jaar. Na drie tot vier weken behandeling, als de patiënt nog steeds symptomen vertoont, als de startdosis goed wordt verdragen en als de hartfrequentie in rust boven 60 spm blijft, kan de dosering worden verhoogd naar de volgend hogere dosering bij patiënten die tweemaal daags 2,5 mg of tweemaal daags 5 mg gebruiken. De onderhoudsdosering mag niet hoger zijn dan 7,5 mg tweemaal daags. Als er geen verbetering optreedt in de symptomen van angina binnen 3 maanden na de start van de therapie, moet de behandeling met ivabradine worden gestaakt. Voorts moet staken van de behandeling worden overwogen als er slechts een beperkte symptomatische respons optreedt en wanneer er geen klinisch relevante afname van de hartfrequentie in rust optreedt binnen 3 maanden. Als tijdens de behandeling de hartfrequentie daalt tot onder 50 slagen per minuut (spm) in rust of de patiënt symptomen ervaart die verband houden met bradycardie zoals duizeligheid, vermoeidheid of hypotensie, dient de dosering naar beneden worden getitreerd inclusief de laagste dosis van 2,5 mg tweemaal daags (een halve 5 mg tablet tweemaal daags). Na de vermindering van de dosis dient de hartfrequentie te worden gemonitord. De behandeling dient te worden gestopt als de hartfrequentie onder 50 spm blijft of de symptomen van bradycardie voortduren ondanks de vermindering van de dosis. Behandeling van chronisch hartfalen: De behandeling dient alleen te worden geïnitieerd bij een patiënt met stabiel hartfalen. Het is raadzaam dat de behandelend arts ervaring heeft met de behandeling van chronisch hartfalen. De gewoonlijk aanbevolen aanvangsdosis ivabradine is tweemaal daags 5 mg. Na een behandelingsduur van twee weken kan de dosis worden verhoogd tot tweemaal daags 7,5 mg wanneer de hartfrequentie in rust voortdurend boven de 60 spm is of worden verlaagd tot tweemaal daags 2,5 mg (tweemaal daags een halve tablet van 5 mg) wanneer de hartfrequentie in rust voortdurend onder de 50 spm is of bij symptomen in verband met bradycardie zoals duizeligheid, vermoeidheid of hypotensie. Wanneer de hartfrequentie tussen de 50 en 60 spm is, dient de dosis van tweemaal daags 5 mg te worden gehandhaafd. Wanneer tijdens de behandeling de hartfrequentie voortdurend daalt tot onder de 50 slagen per minuut (spm) in rust, of de patiënt symptomen in verband met bradycardie ondervindt, moet de dosis tot de volgende lagere dosis worden getitreerd bij patiënten die tweemaal daags 7,5 mg of tweemaal daags 5 mg krijgen. Wanneer de hartfrequentie voortdurend stijgt tot boven de 60 slagen per minuut in rust, kan de dosis tot de volgende hogere dosis worden getitreerd bij patiënten die tweemaal daags 2,5 mg of tweemaal daags 5 mg krijgen. Wanneer de hartfrequentie lager blijft dan 50 spm of symptomen van bradycardie aanhouden, moet de behandeling worden gestaakt. Speciale populatie: Ouderen: Bij patiënten van 75 jaar of ouder dient, indien noodzakelijk, voordat men titreert naar hogere doseringen een lagere startdosis te worden overwogen (2,5 mg tweemaal daags, d.w.z. een halve 5 mg tablet tweemaal daags). Patiënten met nierfunctiestoornis: Er is geen aanpassing van de dosering nodig bij patiënten met nierinsufficiëntie en creatinineklaring boven 15 ml/ min. Er zijn geen gegevens beschikbaar van patiënten met creatinineklaring onder 15 ml/min. Ivabradine dient daarom voorzichtig gebruikt te worden bij deze populatie. Patiënten met leverfunctiestoornis: Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte leverfunctiestoornis. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van ivabradine bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis. Ivabradine is gecontra-indiceerd voor gebruik bij patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie, omdat dit niet is onderzocht in deze populatie en een grote toename van totale blootstelling wordt verwacht. Pediatrische patiënten: De veiligheid en werkzaamheid van ivabradine bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening: Tabletten dienen tweemaal daags oraal te worden ingenomen, d.w.z. één keer ‘s morgens en één keer ‘s avonds tijdens de maaltijd. CONTRA-INDICATIES: - Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen - Hartfrequentie in rust lager dan 70 slagen per minuut vóór behandeling Cardiogene shock - Acuut myocard infarct - Ernstige hypotensie (< 90/50 mmHg) - Ernstige leverinsufficiëntie - Sick sinus syndroom - Sino-atriaal blok - Instabiel of acuut hartfalen - Pacemakerafhankelijkheid (hartfrequentie uitsluitend bepaald door de pacemaker) - Instabiele angina pectoris - 3e graads AV-blok - Combinatie met sterke cytochroom P450 3A4-remmers zoals azol-antischimmelmiddelen (ketoconazol, itraconazol), macrolide antibiotica (claritromycine, erytromycine oraal, josamycine, telitromycine), HIV-proteaseremmers (nelfinavir, ritonavir) en nefazodon – Combinatie met verapamil of diltiazem welke matige CYP3A4-remmers zijn die de hartfrequentie kunnen doen afnemen - Zwangerschap, borstvoeding en vrouwen die zwanger kunnen worden en niet de juiste anticonceptiemaatregelen gebruiken. BIJZONDER WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK#: Bijzondere waarschuwingen: Ivabradine is uitsluitend geïndiceerd voor de symptomatische behandeling van chronische stabiele angina pectoris omdat ivabradine geen gunstig effect heeft op cardiovasculaire resultaten. Seriële meting van de hartfrequentie, opname van het ECG of ambulante 24-uurs monitoring moeten overwogen worden: - voorafgaand aan het starten van de behandeling – of als een verandering van posologie beschouwd wordt. Cardiale aritmieën: Ivabradine wordt niet aanbevolen bij patiënten met atriumfibrilleren of andere cardiale aritmieën die de functie van de sinusknoop verstoren. Geadviseerd wordt om patiënten die met ivabradine worden behandeld regelmatig klinisch te controleren op het voorkomen van atriumfibrilleren. In patiënten die worden behandeld met ivabradine is sprake van een toegenomen risico op atriumfibrilleren. Wanneer atriumfibrilleren zich voordoet, moet de verhouding tussen de voordelen en de risico’s van het voortzetten van de ivabradine
behandeling zorgvuldig worden heroverwogen. Patiënten met chronisch hartfalen met intraventriculaire geleidingsstoornissen en ventriculaire dissynchronie dienen nauwlettend te worden gemonitord. 2e graads AV-blok: ivabradine wordt niet aanbevolen. Bradycardie: Ivabradine dient niet geïnitieerd te worden bij patiënten met een rusthartfrequentie die voor behandeling lager is dan 70 slagen per minuut. Als tijdens de behandeling de rusthartfrequentie voortdurend daalt tot onder 50 spm of de patiënt symptomen ervaart die verband houden met bradycardie dient de dosering naar beneden te worden getitreerd of de behandeling te worden gestopt als de hartfrequentie onder 50 spm blijft of de symptomen van bradycardie voortduren. Combinatie met calciumkanaalblokkers die de hartfrequentie verlagen (bijv. verapamil of diltiazem): het gebruik is gecontra-indiceerd. Bij patiënten met hartfalen met NYHA functionele classificatie IV: het gebruik van ivabradine dient voorzichtig te zijn. Beroerte: Het gebruik van ivabradine wordt niet aanbevolen onmiddellijk na een beroerte. Gezichtsfunctie: Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten met retinitis pigmentosa. Voorzorgen bij gebruik: Patiënten met hypotensie: ivabradine dient bij deze patiënten met voorzichtigheid te worden gebruikt. Atriumfibrilleren - Cardiale aritmieën: een niet urgente DC-cardioversie dient te worden overwogen 24 uur na de laatste dosis ivabradine. Gebruik bij patiënten met aangeboren QT-syndroom of die behandeld worden met QT-verlengende geneesmiddelen: Het gebruik van ivabradine dient vermeden te worden. Patiënten met hypertensie die aanpassingen van bloeddrukbehandeling nodig hebben: de bloeddruk dient te worden gecontroleerd. Hulpstoffen: de tabletten bevatten lactose. INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN ANDERE VORMEN VAN INTERACTIE#: Contra-indicatie voor gelijktijdig gebruik: krachtige CYP3A4-remmers, matige CYP3A4-remmers (verapamil en diltiazem). Gelijktijdig gebruik niet aanbevolen: Pompelmoessap, QT-verlengende geneesmiddelen,. Gelijktijdig gebruik met voorzorgsmaatregelen: Kaliumsparende diuretica (thiazidediuretica en lisdiuretica), andere matige CYP3A4remmers, CYP3A4-inductoren. VRUCHTBAARHEID, ZWANGERSCHAP EN BORSTVOEDING#: gecontraindiceerd. BEÏNVLOEDING VAN DE RIJVAARDIGHEID EN HET VERMOGEN OM MACHINES TE BEDIENEN#: men dient rekening te houden met mogelijke voorbijgaande lichtverschijnselen. BIJWERKINGEN: Samenvatting van het veiligheidsprofiel: Ivabradine is onderzocht in klinische onderzoeken waarin bijna 45 000 deelnemers betrokken waren. De bijwerkingen die het vaakst voorkomen bij ivabradine, lichtverschijnselen (fosfenen) en bradycardie, zijn dosisafhankelijk en houden verband met het farmacologisch effect van het geneesmiddel. Lijst van bijwerkingen: De volgende bijwerkingen zijn gemeld tijdens klinische onderzoeken en zijn volgens de volgende frequentie gerangschikt: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100 tot <1/10); soms (≥1/1.000 tot <1/100); zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Soms: Eosinofilie. Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Soms: Hyperurikemie. Zenuwstelselaandoeningen: Vaak: - Hoofdpijn, in het algemeen tijdens de eerste maand van de behandeling - Duizeligheid, mogelijk verband houdend met bradycardie. Soms*: Syncope, mogelijk verband houdend met bradycardie. Oogaandoeningen: Zeer vaak: Lichtverschijnselen (fosfenen). Vaak: Wazig zien. Soms*: - Diplopia - Verstoord gezichtsvermogen. Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen: Soms: Vertigo. Hartaandoeningen: Vaak: - Bradycardie - 1e graads AV-blok (ECG verlengd PQ-interval) - Ventriculaire extrasystolen - Atriumfibrilleren. Soms: Palpitaties, supraventriculaire extrasystolen. Zeer zelden: - 2e graads AV-blok, 3e graads AV-blok – Sicksinussyndroom. Bloedvataandoeningen: Vaak: Ongecontroleerde bloeddruk. Soms*: Hypotensie, mogelijk verband houdend met bradycardie. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Soms: Dyspnoe. Maagdarmstelselaandoeningen: Soms: - Misselijkheid – Obstipatie – Diarree - Abdominale pijn*. Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms*: - Angio-oedeem – Rash. Zelden*: - Erytheem – Pruritus – Urticaria. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Soms: Spierkrampen. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Soms*: - Asthenie, mogelijk verband houdend met bradycardie - Vermoeidheid, mogelijk verband houdend met bradycardie. Zelden*: Malaise, mogelijk verband houdend met bradycardie. Onderzoeken: Soms: - Verhoogde creatinine in het bloed - ECG verlengd QT-interval. *Frequentie berekend uit klinisch onderzoek naar geconstateerde bijwerkingen van spontane rapportage. Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen: Waarnemen van lichtverschijnselen (fosfenen) werden gemeld door 14,5% van de patiënten, beschreven als een voorbijgaande verhoogde helderheid in een beperkt gedeelte van het gezichtsveld. Ze worden gewoonlijk veroorzaakt door plotselinge variaties in lichtintensiteit. Fosfenen kunnen ook worden beschreven als een halo, beelddecompositie (stroboscopische of caleidoscopische effecten), gekleurde felle lichten of meerdere beelden (retinale nawerking). Fosfenen beginnen in het algemeen in de eerste twee maanden van behandeling waarna zij herhaalde malen kunnen voorkomen. Fosfenen werden in het algemeen gemeld als zijnde van een lichte tot matige intensiteit. Alle fosfenen verdwenen tijdens of na de behandeling, de meerderheid (77,5%) ervan verdween tijdens de behandeling. Minder dan 1% van de patiënten paste zijn dagelijks leefpatroon aan of stopte met de behandeling in verband met fosfenen. Bradycardie werd gemeld door 3,3% van de patiënten vooral in de eerste 2 tot 3 maanden van het begin van de behandeling. 0,5% van de patiënten had last van een ernstige bradycardie onder of gelijk aan 40 spm. In de SIGNIFY-studie werd atriumfibrilleren waargenomen in 5,3% van de patiënten die werden behandeld met ivabradine vergeleken met 3,8% in de placebogroep. In een gecombineerde analyse van alle fase II/III dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met een duur van ten minste 3 maanden en waarin meer dan 40.000 patiënten waren geïncludeerd, was de incidentie van atriumfibrilleren 4,86% in de met ivabradine behandelde patiënten vergeleken met 4,08% in de controlegroep, hetgeen overeenkomt met een hazard ratio van 1,26, 95% CI [1,15 – 1,39]. Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via: België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten - Afdeling Vigilantie - EUROSTATION II - Victor Hortaplein, 40/40 - B-1060 Brussel - Website: www.fagg.be - E-mail:
[email protected] – Luxemburg: Direction de la Santé - Division de la Pharmacie et des Médicaments - Villa Louvigny-Allee Marconi-L-2120 Luxembourg - Website: http:www. ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html OVERDOSERING#. FARMACODYNAMISCHE EIGENSCHAPPEN#: Ivabradine is een puur hartfrequentie verlagend middel, dat werkt via selectieve en specifieke remming van de cardiale pacemaker If-stroom, welke de spontane diastolische depolarisatie in de sinusknoop en de hartfrequentie bepaalt. De belangrijkste farmacodynamische eigenschap van ivabradine bij mensen is een specifiek dosisafhankelijke verlaging van de hartfrequentie. VERPAKKING#: Aluminium/PVC blisterverpakkingen verpakt in kartonnen doosjes. Verpakkingsgrootte: Kalenderverpakkingen bevatten 56 filmomhulde tabletten. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Les Laboratoires Servier - 50, rue Carnot - 92284 Suresnes cedex – Frankrijk. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Procoralan 5 mg: EU/1/05/316/001-007 - Procoralan 7,5 mg: EU/1/05/316/008-014. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 02/2015. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema. europa.eu). VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN VERBONDEN AAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN HET GEBRUIK: Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel. # Voor een volledige informatie, gelieve de SPK te raadplegen.
1 Samenvatting van de productkenmerken van Procoralan 2 ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure 2012; 14 (8): 803-869 3 Swedberg et al. Lancet 2010; 376: 875-885 4 Ekman et al. Eur Heart J 2011; 32: 2395-2404 5 Borer et al. Eur Heart J 2012; 33: 2813-2820 6 Volterrani et al. Int J Cardiol 2011; 151: 218-224
En LATE BREAKING STUDY voor evolocumab Evolocumab is een monoclonaal antilichaam dat het PCSK9 peptide remt en bruikbaar is in subcutane inspuiting om de twee of vier weken. Het bewerkstelligt een daling van het LDL-cholesterol in de orde van 60 %, of de patiënt nu een sterke of zwakke dosis statine krijgt, of zelfs totaal intolerant is. De OSLER studie die voorgesteld op het ACC en simultaan gepubliceerd werd in de New England Journal of Medecine rapporteert de gebruiksveiligheid op lange termijn evenals de klinische evolutie (criterium dat is samengesteld uit onder meer coronair overlijden, infarct, CVA, ziekenhuisopname omwille van instabiele angor of cardiale insufficiëntie) bij een populatie van 2.341 patiënten met een hoog cardiovasculair risico die reeds behandeld werden met statines in maximaal getolereerde dosis en met een LDL cholesterol van gemiddeld 0,70 g/l. De patiënten behandeld met 150 mg evolocumab om de twee weken hadden een zeer laag LDL cholesterolgehalte (61 % reductie in vergelijking met de basale waarde), en na 72 weken, met relatief weinig secundaire effecten : meer huidreacties op de injectieplaats (5,9 % versus 4,2), meer myalgie (5,4 % versus 2,9 %) en meer neurocognitieve events (1,2 % versus 0,5 %). Parallel toonde de klinische opvolging een significante reductie aan van de ernstige majeure cardiovasculaire events (0,95 % versus 2,18 % ; p = 0,003), gevolg van een significante daling van niet-fataal infarct en een tendens naar minder fatale events (p = 0,08). Deze resultaten bevestigen die van de Odyssey-Long Term studie met alirocumab, een andere PCSK9 inhibitor, waarvan de resultaten simultaan werden gepubliceerd en die een daling aantoonden van de cardiovasculaire events na ongeveer twee jaar behandeling. Voor beide moleculen is er op dit moment geen negatief signaal voor wat betreft de veiligheid bij gebruik en de vermindering van het aantal events in de orde van 50 % is spectaculair. Referentie : Sabatine MS et al., Late Breaker Session II & N Engl J Med 2015 ; DOI :10.1056/NEJMoa1500858
20 TEMPO–DIGEST | 5
TDigest_20_nl.indd 5
25/03/15 15:01
Nie uw
JA
CONGRESS NEWS
PROMISE-STUDIE : welke diagnostische strategie bij thoraxpijn ? De grote PROMISE-studie (PROspective Multicenter Imaging Study for Evaluation of chest pain) evalueert kransslagaders met CT angiografie versus functionele onderzoeken (inspanningsproef, stressecho of myocardscintigrafie) om de meest geschikte behandeling te kunnen bepalen. De aanbevelingen van de ESC stellen voor om de klinische waarschijnlijkheid van een coronair atheroom te bepalen op basis van de beschrijving van de pijn, het geslacht en de leeftijd. Daarna worden er al dan niet onderzoeken gepland om de ischemie op te sporen (inspanningstest, stress echografie of scintigrafie) of wordt er meteen overgegaan tot een coronarografie. In de PROMISE studie werd de weldaad van de onderzoeken beoordeeld na een klinische evolutie van twee en een half jaar (overlijden, infarct, CVA, ziekenhuisopname voor onstabiele angor). Het belangrijkste veiligheidscriterium was het bestralingsniveau van de patiënten en bij de secundaire criteria horen de kosten en de exactheid van de diagnose. Meer dan 10.000 patiënten werden geïncludeerd, allemaal met stabiele thoraxpijn, een waarschijnlijkheid van pre-test atheroom van 50 % en zonder gekende coronaropathie. De patiënten van de testgroep kregen een scintigrafie in 67,5 % van de gevallen, een stressecho in 29,4 % van de gevallen en een inspanningstest in 10,2 % van de gevallen. Na een follow-up van meer dan twee jaar werd er qua klinische evolutie geen verschil gezien tussen beide groepen wat suggereert dat beide strategieën gelijkwaardig zijn. De patiënten van de ‘scanner’ groep kregen meer coronarografieën dan die van de ‘functionele test’ groep, maar er waren wel minder ‘witte’ coronarografieën (3,4 % versus 4,3 %) en meer revascularisaties (6,2 % versus 3,2 %). Wat het criterium van de exactheid van de diagnose betreft, heeft de scanner een licht voordeel. De scanner strategie doet ook het bestralingsniveau dalen omdat de mediane straling lager is in die groep. De bestraling in de ‘functionele test’ groep is vooral te wijten aan de scintigrafie die uitgevoerd werd bij twee derden van de patiënten. Bij wijze van besluit zegt een van de belangrijkste auteurs van het onderzoek, dat "men moet onthouden dat nucleaire onderzoeken nuttig zijn, maar ook duurder en langer, terwijl inspanningstests nog altijd goede indicatoren zijn en minder duur !" Naar Pamela Douglas et al., Late Breaker Session I
OMEGA-3 EN CARDIOVASCULAIRE AANDOENINGEN : de terugkeer
KRANSSLAGADERFIBRILLATIE : de effecten van gewichtsverlies
OMEGA-REMODEL is een prospectieve gerandomiseerde studie bij 358 patiënten die supplementen kregen met poly-onverzadigde vetzuren in een dosis van g/d (Lovaza®, GlaxoSmithKline) of een placebo gedurende zes maanden na een acuut myocardinfarct. De patiënten werden gevolgd via MRI en dosering van de biologische markers. De remodeling van het linker ventrikel was het belangrijkste criterium. Na zes maanden werd een significant impact aangetoond van de suppletie vastgesteld op de telesystolische index. De evoluties van de telediastolische index, de linker ventrikel ejectie fractie (LVEF) de index van de LV massa en de evoluties van de parameters van het rechter ventrikel, maken geen onderscheid tussen de vetzuren en het placebo. Nog altijd wat de morfologische criteria betreft, maar dan wel de secundaire criteria, wordt een significante daling vastgesteld van de extracellulaire volumefractie van het myocard en de fibrose op basis van een MRI van het myocard. Wat de biologische markers betreft, hebben de supplementen geen effect op de totale cholesterol, de LDL-cholesterol, de HDL-cholesterol of de triglyceriden. Hetzelfde voor de NT-proBNP. De twee bestudeerde ontstekingsmarkers, hsCRP en myeloperoxidase, daalden significant, net zoals de maker voor hartfibrose, ST2 (interleukine 33 receptor die de fibrose en de remodeling beperkt na een acuut myocardinfarct). In deze studie blijkt de suppletie met hoge doses poly-onverzadigde vetzuren in staat om een aantal paramaters van remodeling en ontsteking significant te doen dalen in vergelijking met placebo. "Met deze resultaten worden voor de eerste keer de effecten van poly-onverzadigde vetzuren op het hartweefsel beschreven in de herstelfase na een myocardinfarct", aldus de auteurs. Het mechanisme dat gesuggereerd wordt door de auteurs van OMEGA-REMODEL is dat van remodeling via een beperking van de ontsteking. Ze raden wel een groter onderzoek aan met vetzuren in hoge dosis op maat van de klinische criteria.
Kransslagaderfibrillatie (KF) is een aandoening waarvan de incidentie en de prevalentie toeneemt, met een gedeeltelijke doeltreffendheid van antiaritmische behandelingen wat het behoud van het sinusritme betreft. Proefstudies wilden uitzoeken wat de voordelen waren van gewichtsverlies. De LEGACY studie werd uitgevoerd bij 1.415 patiënten met KF. Van de 825 patiënten met een BMI ≥ 27 kg/m², werden 355 patiënten zonder exclusiecriteria weerhouden (constante KF, myocardinfarct of hartchirurgie in het afgelopen jaar, kankerpathologie in behandeling, linker ventrikeldysfunctie, ernstige klepaandoening, hartinsufficiëntie of ernstige leverinsufficiëntie, een auto-immune aandoening, of een chronische ontsteking). De 355 patiënten kregen raad op het vlak van levenshygiëne en dieet, volgden een programma met of zonder de hulp van een arts, en hadden een systematisch consult om de drie maanden. De schommeling van het lichaamsgewicht werd gedefinieerd als een variatie van jaar tot jaar ≥ 1 % van het totale lichaamsgewicht. Aan het einde van de follow-up werden de patiënten geanalyseerd in functie van het lichaamsgewicht : groep 1 (n = 135) verloor meer dan 10 % van de aanvankelijke BMI waarvan 52 tijdens het eerste jaar, bij groep 2 (n = 103) daalde de BMI met 3 à 9 %, en in groep 3 (n=117) daalde de BMI met < 3 % aan het einde van de follow van 48 maanden in de drie groepen. Uit de resultaten blijkt dat groep 1 minder vaak behandeld wordt in vergelijking met de twee andere groepen (45,5 % vs 22, 2 % vs 13,4 % ; p < 0,001). De analyse toont aan dat de intensiteit van het gewichtsverlies (p < 0,001) en de minste verandering van het lichaamsgewicht gepaard gaat met een daling van het aantal episoden van KF. Dat kan verklaard wordt door de daling van de bloeddruk, van de apneu, het LDL cholesterolgehalte, de insulinemie en de cytokines. Deze studie wijst op de weldaad van gewichtsverlies bij KF, vooral als dat verlies constant en regelmatig is. Ze bevestigt de resultaten van eerdere studies bij minder patiënten en moet aanzetten tot het versterken van niet-farmacologische maatregelen bij patiënten met overgewicht en kransslagaderfibrillatie.
Referentie : Heydari B et al. OMEGA-REMODEL study, American College of Cardiology Congres 2015, Scientific Sessions. San Diego.
Referentie : Pathak RK et al., ACC 2015, Late Breaker Session IV
SCIENTIFIC SYMPOSIUM ON COGNITION IN DEPRESSION
SAVE THE DATE
DOLCE - LA HULPE
3 0 M AY 1 5 THE HIDDE N
BE-BRIN-2015.02-00002377
FACE OF DEPRESSION
ACCREDITED EVENT Scientific program & online registration : www.medipress.be
With the kind support of S
PRACTICAL ISSUES
S
SIMULTANEOUS TRANSLATION (FR/NL)
6 | TEMPO DIGEST 20
TDigest_20_nl.indd 6
25/03/15 15:01
duurzame en motiverende aanpak in elk stadium van diabetes type 2 1-3 Insuline-onafhankelijke werking4 Invokana verhoogt Urinaire Glucose Excretie (UGE) met:
77-119 g Glucose/dag
1
Mogelijke patiëntenvoordelen Verlaging van de glycemie
Statistisch significante gewichtsafname
Lichte bloeddrukdaling
Laag risico op hypoglycemie
Invokana
Publieksprijs
300 mg (30 tabletten)
€ 87.80
300 mg (90 tabletten)
€ 197.75
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Invokana 100 mg of 300 mg filmomhulde tabletten. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Elke tablet bevat canagliflozinehemihydraat, overeenkomend 100 mg (30 tabletten) € 61.11 met 100 of 300 mg canagliflozine. Hulpstof(fen) met bekend effect: Elke tablet bevat 39,2 mg of 117,78 mg lactose. FARMACEUTISCHE VORM: Filmomhulde tablet (tablet). 100 mg: De tablet is geel, 100 mg (90 tabletten) € 134.93 capsulevormig, ongeveer 11 mm lang, met onmiddellijke afgifte en filmomhuld, met aan de ene zijde ‘CFZ’ en aan de andere zijde ‘100’. 300 mg: De tablet is wit, capsulevormig, ongeveer 17 mm lang, met onmiddellijke afgifte en filmomhuld, met aan de ene zijde ‘CFZ’ en aan de andere zijde ‘300’. Therapeutische indicaties: Invokana is geïndiceerd bij volwassen patiënten van 18 jaar en ouder met type 2-diabetes mellitus om de bloedglucoseregulatie te verbeteren als: Monotherapie: Wanneer enkel dieet en lichaamsbeweging geen adequate verbetering van de bloedglucoseregulatie geeft bij patiënten voor wie het gebruik van metformine ongeschikt wordt geacht wegens intolerantie of contra-indicaties. Add-on-therapie: Add-on-therapie met andere bloedglucoseverlagende geneesmiddelen inclusief insuline, wanneer deze, samen met dieet en lichaamsbeweging, geen adequate verbetering van de bloedglucoseregulatie geven. Dosering en wijze van toediening: Dosering: De aanbevolen startdosering van canagliflozine is 100 mg eenmaal daags. Bij patiënten die canagliflozine 100 mg eenmaal daags verdragen en die een eGFR hebben van ≥ 60 ml/min/1,73 m2 of een CrCl van ≥ 60 ml/min en die een striktere bloedglucoseregulatie nodig hebben, kan de dosis worden verhoogd tot 300 mg oraal eenmaal daags. Men dient voorzichtig te zijn als de dosis wordt verhoogd bij patiënten met een leeftijd van ≥ 75 jaar, patiënten met een bekende cardiovasculaire aandoening of andere patiënten voor wie de aanvankelijke diurese die door canagliflozine wordt geïnduceerd, een risico betekent. Bij patiënten met aantoonbare volumedepletie wordt aangeraden deze toestand te corrigeren voordat met canagliflozine wordt begonnen. Als canagliflozine wordt gebruikt als add-on-therapie bij insuline of een insulinesecretagoog (bijvoorbeeld een sulfonylureumderivaat), kan een lagere dosis van insuline of het insulinesecretagoog worden overwogen om het risico op hypoglykemie te verlagen (zie de rubrieken Bijwerkingen). Ouderen (≥ 65 jaar oud): Men dient rekening te houden met de nierfunctie en het risico op volumedepletie. Patiënten met nierinsufficiëntie: Bij patiënten met een eGFR van 60 ml/min/1,73 m2 tot < 90 ml/min/1,73 m2 of een CrCl van 60 ml/min tot < 90 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Canagliflozine dient niet te worden gestart bij patiënten met een eGFR van < 60 ml/min/1,73 m2 of een CrCl van < 60 ml/min. Bij patiënten die canagliflozine verdragen en van wie de eGFR aanhoudend lager wordt dan 60 ml/min/1,73 m2 of de CrCl lager wordt dan 60 ml/min, dient de dosis canagliflozine te worden aangepast naar 100 mg eenmaal daags, of daarop te worden gehandhaafd. Canagliflozine dient te worden gestopt als de eGFR blijvend lager is dan 45 ml/min/1,73 m2 is of als de CrCl blijvend lager is dan 45 ml/min (zie de rubriek Bijwerkingen). Canagliflozine mag ook niet worden gebruikt bij patiënten met terminaal nierfalen (end stage renal disease; ESRD) of bij dialysepatiënten, aangezien het bij dergelijke populaties naar verwachting niet werkzaam is. Patiënten met leverinsufficiëntie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte of matige leverinsufficiëntie. Canagliflozine is niet onderzocht bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie en gebruik bij deze patiënten wordt niet aangeraden. Pediatrische patiënten: De veiligheid en werkzaamheid van canagliflozine bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening: Voor oraal gebruik. Invokana dient eenmaal per dag oraal te worden ingenomen, bij voorkeur voor de eerste maaltijd van de dag. Tabletten dienen in hun geheel te worden ingeslikt. Als er een dosis is gemist, dient deze te worden ingenomen zodra de patiënt eraan denkt; men mag echter niet op een en dezelfde dag een dubbele dosis nemen. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Bijwerkingen: Samenvatting van het veiligheidsprofiel: De veiligheid van canagliflozine werd beoordeeld bij 10.285 patiënten met type 2-diabetes, waaronder 3.139 patiënten behandeld met canagliflozine 100 mg en 3.506 patiënten met canagliflozine 300 mg, die het geneesmiddel kregen in negen dubbelblinde, gecontroleerde fase III-klinische studies. De primaire beoordeling van de veiligheid en tolerantie werd uitgevoerd in een gepoolde analyse (N=2.313) van vier 26 weken durende placebogecontroleerde klinische studies (monotherapie en add-on-therapie met metformine, metformine en een sulfonylureumderivaat, en metformine en pioglitazon). De bijwerkingen die tijdens de behandeling het vaakst werden gemeld, waren hypoglykemie bij combinatie met insuline of een sulfonylureumderivaat, vulvovaginale candidiasis, urineweginfectie en polyurie of pollakisurie (d.w.z. frequent urineren). Bijwerkingen die leidden tot stopzetting bij ≥ 0,5% van alle met canagliflozine behandelde patiënten in deze studies waren vulvovaginale candidiasis (0,7% van de vrouwelijke patiënten) en balanitis of balanoposthitis (0,5% van de mannelijke patiënten). Aanvullende veiligheidsanalyses (met inbegrip van langetermijngegevens) van gegevens uit het hele canagliflozineprogramma (placebo- en actief gecontroleerde studies) werden uitgevoerd om gemelde bijwerkingen te beoordelen teneinde bijwerkingen vast te stellen (zie tabel 1) (zie de rubriek Dosering en wijze van toediening). Bijwerkingen in tabelvorm: De bijwerkingen in tabel 1 zijn gebaseerd op de gepoolde analyse van de vier hierboven beschreven 26 weken durende placebogecontroleerde studies (n=2.313). De onderstaande bijwerkingen zijn geclassificeerd naar frequentie en Systeem/ Orgaanklasse (SOK). De frequentiecategorieën zijn als volgt gedefinieerd: Zeer vaak (≥ 1/10), Vaak (≥ 1/100, < 1/10), Soms (≥ 1/1.000, < 1/100), Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Tabel 1: Frequentie van bijwerkingen (MedDRA) in placebogecontroleerde studiesa (Systeem/orgaanklasse, Frequentie, Bijwerking) Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Zeer vaak: Hypoglykemie in combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat. Soms: Dehydratie*. Zenuwstelselaandoeningen: Soms: Duizeligheid houdings-afhankelijk*, syncope*. Bloedvataandoeningen: Soms: Hypotensie*, orthostatische hypotensie*. Maagdarmstelselaandoeningen: Vaak: Constipatie, dorstb, nausea. Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms: Rashc, urticaria. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Soms: Botbreukd. Nier- en urinewegaandoeningen: Vaak: Polyurie of pollakisuriee, urineweginfectief. Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: Zeer vaak: Vulvovaginale candidiasis**,g, Vaak: Balanitis of balanoposthitis**,h. Onderzoeken: Vaak: Dyslipidemiei, hematocriet verhoogd**,j, Soms: Bloed creatinine verhoogd**,k, bloed ureum verhoogd**,l, bloed kalium verhoogd**,m, bloed fosfaat verhoogdn. (* Gerelateerd aan volumedepletie; zie rubriek 4.4. ** Zie rubriek 4.4. a: Veiligheidsdataprofielen uit individuele pivotal studies (waaronder studies in patiënten met matige nierinsufficiëntie; ouderen [leeftijd ≥ 55 jaar tot ≤ 80 jaar]; patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico) waren over het algemeen consistent met de bijwerkingen die in deze tabel geïdentificeerd worden. b: Dorst omvat de termen dorst, droge mond en polydipsie. c: Rash omvat de termen rash erythemateus, rash gegeneraliseerd, rash vlekkerig, rash maculopapulair, rash papulair, rash pruritus, pustuleuze rash, en rash vesiculair. d: Botbreuk werd gerapporteerd in 0,7% en 0,6% voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg, vergeleken met 0,3% voor placebo. Zie de rubriek ‘botbreuk’ verderop voor aanvullende informatie. e: Polyurie of pollakisurie omvat de termen polyurie, pollakisurie, dringende urinelozing, nachtelijke mictie, en urine-output verhoogd. f: Urineweginfectie omvat de termen urineweginfectie, cystitis, nierinfectie, en urosepsis. Er was geen onbalans tussen canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg, en placebo voor nierinfectie en urosepsis. g: Vulvovaginale candidiase omvat de termen vulvovaginale candidiasis, vulvovaginale mycotische infectie, vulvovaginitis, vaginale infectie, vulvitis, en genitale schimmelinfectie. h: Balanitis of balanoposthitis omvat de termen balanitis, balanoposthitis, balanitiscandida, en genitale schimmelinfectie. i: Gemiddelde percentages voor de verhogingen ten opzichte van baseline voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg versus placebo waren: totaalcholesterol 3,4% en 5,2% versus 0,9%; HDL-cholesterol 9,4% en 10,3% versus 4,0%; LDL-cholesterol 5,7% en 9,3% versus 1,3%; non-HDL-cholesterol 2,2% en 4,4% versus 0,7%; triglyceriden 2,4% en 0,0% versus 7,6%. j: Gemiddelde veranderingen ten opzichte van baseline in hematocriet waren 2,4% en 2,5% voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg, tegenover 0,0% voor placebo. k: Gemiddelde percentages veranderingen ten opzichte van baseline in creatinine waren 2,8% en 4,0% voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg, tegenover 1,5 % voor placebo. l: Gemiddelde percentages veranderingen ten opzichte van baseline in BUN waren 17,1% en 18,0% voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg, tegenover 2,7% voor placebo. m: Gemiddelde percentages veranderingen ten opzichte van baseline in kalium in het bloed waren 0,5% and 1,0% voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg, tegenover 0,6% voor placebo. n: Gemiddelde percentages veranderingen ten opzichte van baseline in serumfosfaat waren 3,6% en 5,1% voor respectievelijk canagliflozine 100 mg en 300 mg, tegenover 1,5% voor placebo.) Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen: Bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie: In de gepoolde analyse van de vier 26 weken durende placebogecontroleerde studies was de incidentie van alle bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (bijvoorbeeld houdingsafhankelijke duizeligheid, orthostatische hypotensie, hypotensie, dehydratie, en syncope) 1,2% voor canagliflozine 100 mg, 1,3% voor canagliflozine 300 mg, en 1,1% voor placebo. In de twee actief gecontroleerde studies was de incidentie met Invokana-behandeling vergelijkbaar met de controlegroepen. In de specifieke cardiovasculaire studie, waarin patiënten in het algemeen ouder waren en een hoger percentage aan diabetescomplicaties hadden, waren de incidenties van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie 2,8% met canagliflozine 100 mg, 4,6% met canagliflozine 300 mg, en 1,9% met placebo. Om de risicofactoren voor deze bijwerkingen na te gaan werd een uitgebreidere gepoolde analyse uitgevoerd van patiënten (N=9.439) uit acht gecontroleerde fase III-studies met beide doses van canagliflozine. In deze gepoolde analyse hadden patiënten op lisdiuretica, patiënten met een baseline-eGFR van 30 ml/min/1,73 m2 tot < 60 ml/min/1,73 m2 en patiënten van ≥ 75 jaar in het algemeen hogere incidenties van deze bijwerkingen. Voor patiënten op lisdiuretica waren de incidenties 3,2% met canagliflozine 100 mg en 8,8% met canagliflozine 300 mg, tegenover 4,7% in de controlegroep. Voor patiënten met een baseline-eGFR van 30 ml/min/1,73 m2 tot < 60 ml/ min/1,73 m2 waren de incidenties 4,8% met canagliflozine 100 mg en 8,1% met canagliflozine 300 mg, tegenover 2,6% in de controlegroep. Bij patiënten van ≥ 75 jaar waren de incidenties 4,9% met canagliflozine 100 mg en 8,7% met canagliflozine 300 mg, tegenover 2,6% in de controlegroep (zie de rubriek Dosering en wijze van toediening). In de specifieke cardiovasculaire studie en de uitgebreidere gepoolde analyse was het aantal stopzettingen als gevolg van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie en ernstige bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie met canagliflozine niet verhoogd. Hypoglykemie bij add-on-therapie met insuline of insuline-secretagogen: De frequentie van hypoglykemie was laag (ongeveer 4%) in alle behandelgroepen, inclusief placebo, bij gebruik als monotherapie of als add-on-therapie bij metformine. Als canagliflozine werd toegevoegd aan behandeling met insuline, werd hypoglykemie waargenomen bij respectievelijk 49,3%, 48,2% en 36,8% van de patiënten behandeld met canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en placebo, en kwam ernstige hypoglykemie voor bij 1,8%, 2,7% en 2,5% van de patiënten behandeld met respectievelijk canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en placebo. Als canagliflozine werd toegevoegd aan behandeling met een sulfonylureumderivaat, werd hypoglykemie waargenomen bij respectievelijk 4,1%, 12,5% en 5,8% van de patiënten behandeld met canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en placebo (zie de rubriek Dosering en wijze van toediening). Genitale schimmelinfecties: Vulvovaginale candidiasis (waaronder vulvovaginitis en vulvovaginale mycotische infectie) werd gemeld bij respectievelijk 10,4% en 11,4% van de vrouwelijke patiënten die werden behandeld met canagliflozine 100 mg en canagliflozine 300 mg, tegenover 3,2% bij vrouwelijke patiënten behandeld met placebo. De meeste meldingen van vulvovaginale candidiasis gebeurden tijdens de eerste vier maanden van de behandeling met canagliflozine. Onder vrouwelijke patiënten die canagliflozine gebruikten, kreeg 2,3% meer dan één infectie. In totaal stopte 0,7% van alle vrouwelijke patiënten met canagliflozine vanwege vulvovaginale candidiasis. Candida-balanitis of -balanoposthitis werd gemeld bij respectievelijk 4,2% en 3,7% van de mannelijke patiënten die werden behandeld met canagliflozine 100 mg en canagliflozine 300 mg, tegenover 0,6% bij mannelijke patiënten behandeld met placebo. Onder mannelijke patiënten die canagliflozine gebruikten had 0,9% meer dan één infectie. In totaal stopte 0,5% van de mannelijke patiënten met canagliflozine vanwege candida-balanitis of -balanoposthitis. In zeldzame gevallen werd phimosis gemeld en werd er circumcisie uitgevoerd. Urineweginfecties: Urineweginfecties werden vaker gemeld met canagliflozine 100 mg en 300 mg (respectievelijk 5,9% en 4,3%), tegenover 4,0% met placebo. De meeste infecties waren licht tot matig van aard en het aantal ernstige bijwerkingen nam niet toe. Personen reageerden op de standaardbehandelingen terwijl de behandeling met canagliflozine werd voortgezet. De incidentie van recidiverende infecties was met canagliflozine niet verhoogd. Botbreuk: In een cardiovasculaire studie bij 4327 patiënten met een bekend of een hoog risico op een cardiovasculaire aandoening waren de incidentiepercentages van botbreuken 1,6, 1,6 en 1,1 per 100 patiëntjaren van blootstelling aan respectievelijk 100 mg canagliflozine, 300 mg canagliflozine en placebo, waarbij de onbalans in breuken aanvankelijk optrad binnen de eerste 26 weken van de behandeling. In andere studies met canagliflozine bij type 2-diabetes, waarin een algemene diabetes-populatie van ongeveer 5800 patiënten werd geïncludeerd, werd geen verschil in risico op breuken waargenomen ten opzichte van controlepatiënten. Na 104 weken behandeling had canagliflozine geen ongunstig effect op de botmineraaldichtheid. Bijzondere populaties: Ouderen (≥ 65 jaar oud): In een gepoolde analyse van acht placebo-gecontroleerde en actief-gecontroleerde studies was het veiligheidsprofiel bij oudere patiënten in het algemeen consistent met dat bij jongere patiënten. Patiënten van ≥ 75 jaar hadden een hogere incidentie van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (zoals houdingsafhankelijke duizeligheid, orthostatische hypotensie, hypotensie), met incidenties van 4,9%, 8,7% en 2,6% met respectievelijk canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en in de controlegroep. Afnames van de eGFR (-3,6% en -5,2%) werden gemeld met respectievelijk canagliflozine 100 mg en canagliflozine 300 mg, tegenover -3,0% in de controlegroep (zie de rubriek Dosering en wijze van toediening). Patiënten met nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m² of CrCl < 60 ml/min): Patiënten met op baseline een eGFR van < 60 ml/min/1,73 m² of een CrCl van < 60 ml/min hadden een hogere incidentie van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (bijvoorbeeld houdingsafhankelijke duizeligheid, orthostatische hypotensie, hypotensie), met incidenties van respectievelijk 4,7%, 8,1% en 1,5% met canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en placebo (zie de rubriek Dosering en wijze van toediening). De algehele incidentie van verhoogde serumkaliumconcentratie was hoger bij patiënten met matige nierinsufficiëntie, met incidenties van respectievelijk 7,5%, 12,3% en 8,1% met canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en placebo. In het algemeen waren de verhogingen van voorbijgaande aard en was er geen specifieke behandeling nodig. Met beide doses van canagliflozine werden verhogingen van het serumcreatinine van 10-11% en van BUN van ongeveer 12% waargenomen. Het percentage patiënten met grotere afnames van de eGFR (> 30%) op enig moment tijdens de behandeling was respectievelijk 9,3%, 12,2% en 4,9% met canagliflozine 100 mg, canagliflozine 300 mg en placebo. Op het eindpunt van de studie had 3,0% van de patiënten behandeld met Invokana 100 mg, 4,0% met Invokana 300 mg en 3,3% met placebo dergelijke afnames. Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via: België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten (www.fagg.be), Nederland: Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, Website: www.lareb.nl. Aard en inhoud van de verpakking: Geperforeerde blister van polyvinylchloride/aluminium (PVC/Alu), geschikt voor eenheidsaflevering. Verpakkingen van 10 x 1, 30 x 1, 90 x 1 en 100 x 1 filmomhulde tabletten. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/1/13/884/001 (10 tabletten), EU/1/13/884/002 (30 tabletten), EU/1/13/884/003 (90 tabletten), EU/1/13/884/004 (100 tabletten). AFLEVERINGSWIJZE: Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 25/04/2014. Meer informatie is beschikbaar op verzoek. 1. Voor meer details over specifieke indicatie en gebruik : zie ook SPK Invokana 2: Inzucchi SE, et al. Diabetes Care. 2015;38:140-149. 3: Tahrani AA, Barnett AH, et al. SGLT inhibitors in management of diabetes. Lancet Diabetes Endocrinol. 2013 10/2013;1(2):140-151. 4: A.J. Scheen, Rev Med Liège 2014, 69(12), 692-699.
©Janssen-Cilag NV – PHBE/CAN/0215/0006 – vu/er Erik Present, Antwerpseweg 15-17, 2340 Beerse
JA Nieuw NS va SE n N
▼ Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld.Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek Bijwerkingen voor het rapporteren van bijwerkingen.
Janssen-Cilag NV
TDigest_20_nl.indd 7
25/03/15 15:01
CONGRESS NEWS
ANGOR BIJ 80-PLUSSERS : hoe reageren ? Tachtig-plussers maken ongeveer een derde uit van alle coronaire patiënten met instabiele angor of NSTEMI. De Noorse gerandomiseerde After Eighty (AFTER 80) studie ging na of een invasieve strategie bij patiënten van tachtig jaar of ouder met een acuut coronair syndroom (ACS) zonder ST-verhoging of onstabiele angor een betere prognose opleverde dan een behoudende strategie. De belangrijkste beoordelingscriteria waren overlijden, CVA, myocardinfarct, en urgente revascularisatie. 457 patiënten werden gerandomiseerd in twee armen met een follow-up van drie jaar. De primaire outcome na een follow-up van anderhalf jaar was gedaald met 52 % (RR = 0,48 ; IC95 : 0,37-0,63 ; p < 0,00001) in de groep met een invasieve behandeling in vergelijking met de andere groep. Het aantal events was verhoogd in beide armen met 61 % events na drie jaar in de groep die medisch behandeld werd en 41 % van de patiënten die invasief behandeld werden. Het primair criterium verbeterde vooral door de daling van het aantal recidieven van infarcten (17 % vs 30 % ; p = 0,0003) en urgente revascularisaties (2 % versus 11 % ; p = 0,0001). De globale mortaliteit daalde niet bij de invasieve strategie (25 % vs 27 % ; p = 0,53). Wat bloedingen betreft, waren er weinig events en geen verschillen tussen de beide groepen. Deze studie versterkt de plaats van de invasieve strategie bij patiënten ouder dan tachtig jaar met instabiele angor of NSTEMI bij wie de levensverwachting het uitvoeren van een coronarografie mogelijk maakt. Naar K. Tegn N et al., Late Breaker Session V
ANTICOAGULATIE ON/OFF in het cathlab : vergeten ? De Regulate PCI studie is een klinische studie die het nieuwe anticoagulantium REG1 evalueert. Het is het eerste in zijn klasse met een zeer innoverend en veelbelovend concept. Het is samengesteld uit een anticoagulant en zijn antidotum, zijnde een antagonist en een agonist van de factor IV. Het moet ons toelaten te beschikken over een anticoagulant die men kan in de ON positie zetten bij het begin van een PCI-procedure en in de OFF positie op het einde van de procedure. De studie voorzag de inclusie van 13.200 patiënten gerandomiseerd voor een vergelijking met bivalirudine bij patiënten die een angioplastie ondergaan. De studie werd vroegtijdig stopgezet omwille van ernstige allergische reacties die aan het licht kwamen na de gerandomiseerde inclusie van 3.232 patiënten in Noord-Amerika en Europa. De gerandomiseerde patiënten in de REG1 arm kregen een bolus injectie pegnivacogin 1 mg/kg, vlak voor de angioplastie en vervolgens 0,5 mg/kg antidotum met anivamersen op het einde van de procedure die een inhibitie van het anticoagulant bewerkstelligde van 80 %. In de groep van bivalirudine, kregen de patiënten een bolus van 75 mg/kg voor de angioplastie met een perfusie van 1,75 mg/kg/uur tot aan het einde van de procedure. De criteria voor primaire effectiviteit waren overlijden, IDM, CVA, of dringende revascularisatie in de eerste 3 dagen. Er was geen enkele verschil tussen beide groepen voor een van de individuele componenten, maar een hogere incidentie van trombose van de stent in de studiearm van het bivalirudine (0,8 % vs 0,1 % ; p <0,01). De tendens was extrapoleerbaar tot 30 dagen. Majeure bloedingen ter hoogte van de bypass (BARC 3 of 5) tot 3 dagen waren zeldzaam in beide groepen, met een incidentie van 0,1 % voor het bivalirudine en 0,4 % voor REG1 (p = 0,10). Voor matige bloedingen BARC2, het aantal matige en ernstige bloedingen in de REG1-arm waren significant hoger in de arm bivalirudine (6,5 % vs 4,1 % ; p = 0,002). Ernstige allergische reacties traden op bij 10 patiënten in de REG1-groep waarbij één overlijden van de patiënt tegenover één ernstige allergie in de groep van het bivalirudine. De ontwikkeling en de commercialisatie van deze molecule lijkt dus gecompromitteerd. De toekomst zal moeten uitwijzen of dit al dan niet het einde is van het concept. Naar Merhan R et al., Late Breaker Session II
Een ANTIDOTUM voor rivaroxaban ? De afwezigheid van een specifiek tegengif voor de anticoagulerende werking van van rivaroxaban of apixaban wordt vaak ervaren als een risico voor patiënten die behandeld worden met anticoagulantia. ANNEXA (andexanet-alpha) is vergelijkbaar met een Xa complex zonder anticoagulerend effect (noch pro coagulerend effect) waarop anticoagulante moleculen zich vestigen. De injectie van andexanet leidt tot de consumptie van antiXa moleculen en neutraliseert dus hun biologisch effect. Het tegengif werd getest in verschillende fase II studies en toont de capaciteit aan om de coagulatietests na injectie snel te normaliseren. Wat nog aangetoond moest worden, door een gerandomiseerde studie, was de omkeerbaarheid en de terugkeer naar normale coagulatieconstanten in vergelijking met placebo. Dat was het doel van de ANNEXA-R studie bij patiënten die behandeld werden met rivaroxaban. 41 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 54 jaar die behandeld werden met rivaroxaban werden gerandomiseerd in een placebogroep en een groep met 800 mg andexanet alpha in intraveneuze bolusinjectie. In de actieve groep daalde de anticoagulende activiteit met meer dan 90 % (endpoint p < 0,0001 in vergelijking met de controlegroep) en de plasmaconcentratie van Rivaroxaban met meer dan 80 % zonder thrombinegeneratie. De dalende werking van antiXa blijkt snel doeltreffend te zijn (binnen de twee minuten) gevolgd door een progressieve stijging om de spontane afname (in de controlegroep) te bereiken na rond het derde uur. Na twaalf uur, met of zonder injectie andexanet, verdwijnt de werking van antiXa. De studie valideert, voor rivaroxaban, de werking van de antagonist van antiXa anticoagulantie, door zijn doeltreffendheid aan te tonen en ook zijn snelle werking. Naar Crowther M et al., abstr. 912-08
In België wordt één OVERLIJDEN op de twee MEDISCH VERSNELD Naar aanleiding van de opening van het 35e internationale congres over intensive care in Brussel, deden de professoren Vincent en Créteur een oproep voor een wet die artsen beschermt die het leven van patiënten verkorten en de patiënten voorbereiden op de dood via een medische akte. Dat maakt dat er vandaag sprake is van een juridisch no man’s land terwijl het overlijden in Vlaanderen in 2013 47.8 % van de gevallen voorafgegaan werd door een medische ingreep. Het gaat in die gevallen niet om euthanasie maar wel om een ingreep – in overleg met de naasten van de patiënt – om een einde te maken aan het lijden van patiënten wiens levenseinde sowieso nakend is. Deze studie betrof 6.000 doodscertificaten in Vlaanderen, maar het is een feit dat op intensive care bij de meeste overlijdens sprake is van hulp, sedatie en levensverkorting, aldus professor Jean-Louis Vincent.
Editie, redactie, administratie : MEDIPRESS SERVICES NV - Gustave Demeylaan 57 - 1160 Oudergem Tel : (02) 352 07 80 of (02) 777 03 79 - Fax : (02) 354 59 17 Afgevaardigde beheerders: Stéphane Schor • Creative Director : Pascale Audergon • Verantwoordelijke uitgever: Stéphane Schor Hoofdredactrice : Dominique Léotard • Coördinatie: Marie-Chantal Struelens Commercieel contact: Stéphane Schor • Marie-Kristin de Rochelée • Valérie van den Veen • Vinciane Volpara Foto’s : Fotolia – Thinckstockphotos Drukkerij : Dereume Printing De uitgever kan in geen geval aansprakelijk gesteld worden voor de inhoud van de advertenties in deze publicatie.
8 | TEMPO DIGEST 20
TDigest_20_nl.indd 8
25/03/15 15:01
MEDICAL NEWS
De OPSPORING VAN HEPATITIS C in België
rsé en B
Rembou
Dosage
Emballage
flutiform 50/5 μg
1 aérosol 120 doses
®
Prix Public
€ 34,31
in B rsé en B taaldem R bou
Terugbe
Intervention patient Actif
€ 9,08
rsé en B
1 aérosol €niet 42,97 meer € 11,14 dan € 6,62 In België120 wordt 50 % van de doses 1 aérosol besmettingen Omdat flutiformHCV 250/10 μg € 59,63 geïdentificeerd. € 11,80 € 7,80 120 doses de ziekte lang asymptomatisch is, wordt ze vaak niet gediagnosticeerd als ze niet opgespoord wordt via screening. Maar welke populatie moet gescreend worden ? En hoeveel kost screening in vergelijking met de kosten die gerelateerd zijn aan de ziekte ? Om een innovatief antwoord te bieden op die vraag werd een Belgisch cohort van patiënten HCV (BIRTH cohort) geanalyseerd. Daaruit blijkt dat meer dan de helft van de besmette personen geboren is tussen 1955 en 1974 en 70 % tussen 1950 en 1979. Om de diagnose van hepatitis C te stellen moeten 300 personen gescreend worden, maar moeten er maar 150 personen gescreend worden in de leeftijdscategorie 35-64 jaar. De prijs van screening daalt van 2760 € naar 1730 € als de screening uitgevoerd wordt bij die babyboomers.
Verpakking Dosage
Publieksprijs Emballage
1 aërosol flutiform® 50/5 μg flutiform® 50/5 μg 120 dosissen
aérosol €134,31 120 doses
1 aërosol flutiform® 125/5 μgflutiform® 125/5 μg 120 dosissen
aérosol €142,97 120 doses
Rembou
€ 5,40
flutiform® 125/5 μg
Dosage
Tussenkomst patiënt patient Intervention Prix Public Actief
WIGW Actif
VIPO
9,08 €€34,31
5,40 € €9,08
€ 5,40
11,14 € 6,62 €€ 42,97 €patient 11,14 Prix Intervention 159,63 aérosol Emballage €120 11,80 € 7,80 €€ 59,63 € 11,80 doses Public Actif VIPO
1 aërosol flutiform 250/10 μg ® flutiform 250/10 μg 120 dosissen ®
®
OIX UE
Dosering
VIPO
fluticasonpropionaat / formoterolfumaraatdihydraat propionate de fluticasone / fumarate de formotérol dihydraté
flutiform® 50/5 μg
1 aérosol € 34,31 € 9,08 120 doses
€ 5,40
flutiform® 125/5 μg
1 aérosol € 42,97 € 11,14 120 doses
€ 6,62
flutiform® 250/10 μg
1 aérosol € 59,63 € 11,80 120 doses
€ 7,80
€ 6,62 € 7,80
propionate de fluticasone/fumarate de formotérol dihydraté
EEN UN CHOIX LOGISCHE LOGIQUE KEUZE
BWGE2015, C. Moreno et al., abstract A19
VERKORTE RÉSUMÉ SAMENVATTING COURT DES VAN CARACTÉRISTIQUES DE PRODUCTKENMERKEN DU PRODUIT
ammes/5 microgrammes, suspension pour inhalation en ne et 5 microgrammes de fumarate de formotérol dihyur inhalation en flacon pressurisé contient 125 microde formotérol dihydraté. Flutiform 250 microgrammes/10 nt 250 microgrammes de propionate de fluticasone et apeutiques : En traitement continu de l’asthme, dans les e inhalée associant un corticoïde et un bronchodilatateur ns : Hypersensibilité aux substances actives ou à l’un des glycémie, céphalées, tremblements, étourdissement, dysdysphonie, irritation de la gorge, sècheresse de la bouche, et. Comme Flutiform contient à la fois du propionate de es tels que signalés pour ces substances peut se produire. Chez les adultes et les adolescents âgés de 12 ans et plus: mes. Chez les adultes uniquement : 250 microgrammes/10 mplémentaire : Sur prescription médicale. Numéro(s) d’auFederaal minister van Sociale Zaken en é sur le texte approuvé datant de novembre 2012, pour le Volksgezondheid Maggie De Block heeft de l’autorisation de mise sur le marché : Mundipharma er nooit een geheim van gemaakt dat ze patiënten via de patiëntenverenigingen, wil est betrekken bij politieke besluitvorming. icence. Le “poumon” (logo) une marque deposée de Zo gezegd zo gedaan, de minister heeft ervoor gezorgd dat patiëntenverenigingen een vaste zetel hebben in het Federaal Kenniscentrum (KCE) en ze kent ook een jaarlijkse subsidie toe van 250.000 euro aan de drie ondersteuningsantennes van dicaments (par voie inhalée associant un corticoïde het Vlaamse Patiëntenplatform (VPP) en de BE/FLU-14039a – Date of preparation: February 2015 Ligue des Usagers des Services de Santé (LUSS). Die subsidies moeten bijdragen tot de werking van de vereniging verstevigen zodat ze kwaliteitsvolle diensten kunnen leveren.
750.000 € voor PATIËNTENVERENIGINGEN
et composition du médicament : Flutiform 50 microgrammes/5 microgrammes, suspension pour Naam Dénomination en samenstelling van het geneesmiddel: Flutiform 50 microgram/5 microgram, aërosol, suspensie bevat 50 inhalation micro- en pressurisé contient microgrammes de propionate de fluticasone et 5125 microgrammes fumarate de formotérol gram flacon uticasonpropionaat en 5 50 microgram formoterolfumaraatdihydraat. Flutiform microgram/5demicrogram, aërosol, sus- dihy125 microgrammes/5 microgrammes, suspension pour inhalation en flacon Flutiform pressurisé250 contient 125 micropensiedraté. bevatFlutiform 125 microgram fluticasonpropionaat en 5 microgram formoterolfumaraatdihydraat. microgram/ grammesaërosol, de propionate debevat fluticasone et 5 microgrammes de fumarate formotérol dihydraté. Flutiform 250 microgrammes/10 10 microgram, suspensie 250 microgram fluticasonpropionaat en de 10 microgram formoterolfumaraatdihydraat. Theramicrogrammes, suspension pour inhalation en flacon pressurisé contient 250 microgrammes de propionate de fluticasone et peutische indicaties: Voor de reguliere behandeling van astma waarbij het gebruik van een combinatieproduct (een inhalatiecorti10 microgrammes de fumarate de formotérol dihydraté. Indications thérapeutiques : En traitement continu de l’asthme, dans les costeroïd en een langwerkende bèta-2-agonist) geschikt is. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen situations où l’administration d’une association de médicaments (par voie inhalée associant un corticoïde et un bronchodilatateur of voor één van de hulpstoffen. Bijwerkingen: Soms (≥1/1.000 en <1/100): hyperglycemie, hoofdpijn, tremor, duizeligheid, dysgeubêta-2-agoniste de longue durée d’action) est justifiée. Contre-indications : Hypersensibilité aux substances actives ou à l’un des sie, palpitaties, extrasystolen, exacerbatie van astma, dysfonie, keelirritatie, droge mond,tremblements, perifeer oedeem. Zie verder dysexcipients.ventriculaire Effets indésirables : Peu fréquent (≥ 1/1.000 et <1/100) : hyperglycémie, céphalées, étourdissement, volledige SPC. Omdat Flutiform zowel fl uticasonpropionaat als formoterolfumaraat bevat, kunnen ook de voor deze bestanddelen gueusie, palpitations, extrasystoles ventriculaires, exacerbation d’asthme, dysphonie, irritation de la gorge, sècheresse de la bouche, gemelde bijwerkingen optreden. en wijze van toediening: Tweemaal daags tweeFlutiform inhalatiescontient (pufs). Voor en de oedème périphérique. PourDosering plus d’informations, consultez le SPC complet. Comme à la volwassenen fois du propionate adolescenten vanet12dujaar en ouder: 50 microgram/5 microgram en indésirables 125 microgram/5 microgram. Alleen volwassenen: fluticasone fumarate de formotérol, le même type d’effets tels que signalés pour cesvoor substances peut se250 produire. microgram/10 Dosage et microgram. administration Verpakkingen: : Deux inhalations 120 doses(bouff per inhalator. ées) deuxOverige fois par jour. informatie: Chez lesAlleen adultes opet medisch les adolescents voorschrift. âgés Vergunningde 12 ans et plus: 50 microgrammes/5 microgrammes et 125 microgrammes/5 Chez les adultes uniquement : 250 microgrammes/10 nummers: BE429405, BE429414, BE BE429423. Deze verkorte SPC ismicrogrammes. gebaseerd op de goedgekeurde tekst van november 2012, zie microgrammes. : 120www.fagg-afmps.be pressions par inhalateur. Information complémentaire : Sur prescription Numéro(s) voor de meest recenteEmballage volledige SPC: of contacteer: Houder van de vergunning voor hetmédicale. in de handel bren- d’autorisation : BE429405, BE429414, BE429423. Le présent RCP court basé45sur gen: Mundipharma Comm.VA, Blarenberglaan 3C, 2800 Mechelen, tel +32est(0)15 11le80texte approuvé datant de novembre 2012, pour le RCP complet le plus récent : www.fagg-afmps.be ou contacter: Titulaire de l’autorisation de mise sur le marché : Mundipharma Comm.VA, Blarenberglaan 3C, 2800 Malines, tel +32 (0)15 45 11 80 flutiform® is een geregistreerde merknaam van Jagotec AG en wordt gebruikt onder licentie. De “long” device (logo) is een geregistreerde merknaam van Mundipharma AG. flutiform® est une marque déposée par Jagotec AG et est utilisée sous licence. Le “poumon” (logo) est une marque deposée de Mundipharma AG.
UN CHOIX LOGIQUE
Mundipharma Mundipharma Comm. VAComm. - Blarenberglaan VA - Blarenberglaan 3 C - 28003 CMechelen - 2800 Mechelen TEL: +32TEL: 15 45 +32 1115 8045 - FAX: 11 80 +32 - FAX: 15 45 +32 1115 9045 11 90
® flutiform® isflutiform geïndiceerd voor depour reguliere behandeling vande astma waarbij hetlesgebruik vanoù eenl’administration d’une association de médicaments (par voie inhalée associant un corticoïde est indiqué le traitement continu l’asthme, dans situations combinatieproduct (een inhalatiecorticosteroïd en een langwerkende bèta-2-agonist) is. et un bronchodilatateur. bêta-2-agoniste de longue durée d’action) est justifigeschikt ée.
BE/FLU-14039a BE/FLU-14039a – Date of preparation: – Date of preparation: February 2015 February 2015
OUDEREN in een container in de tuin ? "Vlaanderen bouwt containers voor bejaarden", het leek een grap maar dat is het niet. De containers worden gebouwd voor oudere personen die nog zelfstandig zijn en graag in de buurt van hun kinderen willen wonen. De ‘containers’ zijn flexibele wooneenheden die gekocht en gehuurd kunnen worden en in een tuin of elders geplaatst kunnen worden. Doel van dit initiatief is om een aantal oudere mensen de kans te geven om langer min of meer zelfstandig te wonen, mits toezicht of hulp van een naaste. Een soort moderne versie van het samenwonen met verschillende generaties.
RÉSUMÉ COURT DES CARACTÉRISTIQUES DU PRODUIT
éé eenn BB s r u o b RReemmbours Dosage Dosage
flutiform®® 50/5 μg flutiform 50/5 μg flutiform®® 125/5 μg flutiform 125/5 μg flutiform®® 250/10 μg flutiform 250/10 μg
Prix Intervention patient Emballage Prix Intervention patient Emballage Public Actif VIPO Public Actif VIPO 1 aérosol € 34,31 € 9,08 € 5,40 1 aérosol 120 doses € 34,31 € 9,08 € 5,40 120 doses 1 aérosol € 42,97 € 11,14 € 6,62 1 aérosol 120 doses € 42,97 € 11,14 € 6,62 120 doses 1 aérosol € 59,63 € 11,80 € 7,80 1 aérosol 120 doses € 59,63 € 11,80 € 7,80 120 doses
Dénomination et composition du médicament : Flutiform 50 microgrammes/5 microgrammes, suspension pour inhalation en flpropi aconopressuri conticasone ent 50/fumarate microgrammes de propidiohnate de fluticasone et 5 microgrammes de fumarate de formotérol dihynate dedeséfluti dede formotérol ydraté propi o nate fluti c asone / fumarate formotérol di h ydraté draté. Flutiform 125 microgrammes/5 microgrammes, suspension pour inhalation en flacon pressurisé contient 125 microgrammes de propionate de fluticasone et 5 microgrammes de fumarate de formotérol dihydraté. Flutiform 250 microgrammes/10 microgrammes, suspension pour inhalation en flacon pressurisé contient 250 microgrammes de propionate de fluticasone et 10 microgrammes de fumarate de formotérol dihydraté. Indications thérapeutiques : En traitement continu de l’asthme, dans les
20 TEMPO–DIGEST | 9
TDigest_20_nl.indd 9
25/03/15 15:01
MEDICAL NEWS
Sauna om het CARDIOVASCULAIR MORTALITEITSRISICO TE VERLAGEN
Veel slaap verhoogt HET RISICO OP BEROERTES bij oudere mensen
Een spectaculaire daling van het cardiovasculair mortaliteitsrisico werd vastgesteld in Finland bij mannen die bijna elke dag naar de sauna gaan. Een Finse studie, waarvan de resultaten onlangs gepubliceerd werden in de JAMA, die uitgevoerd werd bij 2.315 mannen van 42 tot 60 jaar over een periode van 21 jaar, toont aan dat het risico op een dodelijk cardiovasculair event 22 % lager is bij mannen die twee tot drie keer per week naar de sauna gaan. Het risico daalt zelfs met 63 % bij deelnemers die vier tot zeven keer per week een sauna nemen, aldus de auteurs. Maar naast de frequentie speelt ook de duur een grote rol. In vergelijking met mannen die minstens elf minuten in de sauna zitten, was het risico op een dodelijk cardiovasculair accident 7 % lager bij mannen die 11 à 19 minuten doorbrachten in de sauna. Het risico is zelfs 52 % lager bij Finnen die per beurt meer dan 19 minuten in de sauna zaten. "Er moet nog meer onderzoek uitgevoerd worden om het potentieel mechanisme te bepalen dat het verband tussen vaak naar de sauna gaan en de cardiovasculaire gezondheid kan verklaren", aldus de auteurs van de studie. Referentie : T. Laukkanen et al., Association Between Sauna Bathing and Fatal Cardiovascular and All-Cause Mortality Events. JAMA Internal Medicine, 2015 ; DOI : 10.1001/ jamainternmed.2014.8187
EPIDEMIOLOGIE : cardiovasculaire ziekten doden 51 % van de vrouwen in Europa Cardiovasculaire aandoeningen kosten in Europa het leven aan 51 % van alle vrouwen terwijl borstkanker verantwoordelijk is voor 3 % van de overlijdens bij vrouwen. Die cijfers maken duidelijk dat er komaf gemaakt moet worden met het vooroordeel dat hart- en vaataandoeningen vooral een mannelijke aangelegenheid zijn en ook dat de European society of Cardiology (ESC) meer werk moet maken van preventie bij vrouwen. Dr. Susanna Price, lid van de ESC en cardiologe in het Royal Brompton Hospital of London, stelt dat "cardiovasculaire aandoeningen de belangrijkste doodsoorzaak zijn bij vrouwen in Europa en dat het risico onderschat wordt door zowel het grote publiek als artsen omdat oestrogenen bescherming bieden tegen cardiovasculaire aandoeningen. Maar die hormonen stellen het risico alleen uit met tien jaar uit en bij al te veel vrouwen worden de cardiovasculaire risicofactoren niet behandeld. Dat maakt dat vrouwen meer kwetsbaar zijn voor cardiovasculaire aandoeningen na de menopauze (1). Bovendien wordt het risico verhoogd door nicotine omdat nicotine bij mannen sneller gemetaboliseerd wordt dan bij vrouwen. Ook orale anticonceptie doet het risico toenemen. Type 2 diabetes tenslotte verdubbelt het cardiovasculair risico bij mannen maar verdrievoudigt het risico bij vrouwen." (1) Referentie : Nichols M, Townsend N, Scarborough P, Rayner M. Cardiovascular disease in Europe 2014 : epidemiological update. European Heart Journal. 2014 ;35(42) :2950-2959. doi : 10.1093/eurheartj/ehu299. Epub 2014 Aug 19.
BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA VZW
06.06.15
Personen die meer dan acht uur per dag slapen, zouden een hoger risico op een beroerte hebben dan andere mensen, zo blijkt uit een prospectieve studie van de universiteit van Cambridge onder leiding van professor Kay-Tee Khaw. De conclusies werden gepubliceerd in het tijdschrift Neurology. Een team van onderzoekers volgde 9.692 personen van 42 tot 81 jaar (een gemiddelde leeftijd van 62 jaar) van de Europese cohort Prospective Investigation of Cancer-Norfolk (EPIC-Norfolk) gedurende tien jaar. De deelnemers vulden twee vragenlijsten in tussen 1998-2000 en 2002-2004, de ene over het aantal uren slaap, de andere over de kwaliteit van de slaap. Daarna werden de variabelen aangepast in functie van de leeftijd, het geslacht, de sociale klasse, de opleiding, de alcoholconsumptie, de familiale voorgeschiedenis op het vlak van beroertes, het druggebruik, de fysieke activiteit, depressie, een voorgeschiedenis van myocardinfarct, diabetes en het gebruik van antihypertensiva. Zowat 2.022 personen zeiden minder dan zes uur per nacht te slapen, 6.684 tussen 6 en 8 uur en 986 meer dan acht uur. Mensen die minder dan zes uur en meer dan acht uur per nacht slapen, zijn meestal oudere, weinig actieve vrouwen met een depressie die een antihypertensivum nemen. In de tien jaar die de studie duurde, kregen 346 deelnemers een beroerte en overleden 67 personen. Na aanpassing van de gegevens stelden de onderzoekers vast dat personen die meer dan acht uur slapen een risico op een CVA hadden dat 46 % hoger was dan het risico van mensen van dezelfde leeftijd die tussen zes en acht uur slapen. Dat risico stijgt als het aantal uren slaap stijgt. De studieresultaten suggereren overigens dat een overmaat aan slaap gepaard gaat met een risico op een hemorragisch CVA. Eerdere studies toonden het tegendeel aan, namelijk dat een tekort aan slaap gecorreleerd is met een verstoorde cortisolsecretie wat kan leiden tot hypertensie en dus tot een verhoogd risico op een beroerte. Voorlopig is de conclusie van de studie dat de slaap een marker kan zijn voor een verhoogd risico op een CVA bij oudere mensen. Referentie : Yue Leng et al., Sleep duration and risk of fatal and nonfatal stroke : A prospective study and meta-analysis, Neurology feb 2015, doi 10.1212/WNL.0000000000001371
16DE EDITIE
CARDIO ‘015
“BENADERING VAN DE HARTPATIËNT IN DE HUISARTSGENEESKUNDE” STEIGENBERGER GRANDHOTEL (EX CONRAD) BRUSSEL ORGANISATOREN : • DR. L. MISSAULT (BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA) DR. J. DE SMEDT (DOMUS MEDICA)
Algemene accreditatie werd aangevraagd.
10 | TEMPO DIGEST 20
TDigest_20_nl.indd 10
25/03/15 15:01
MULTIMEDIA
Een lamp met LICHAAMSENERGIE
1STE ONTMOETINGEN VAN TEMPO
De zoektocht naar energiebronnen die zowel ecologisch als goedkoop zijn, dateert niet van vandaag, maar de jonge Amerikaan Sean Hodgins bedacht onlangs een ring die verlicht wordt met een LED-lampje op lichaamsenergie. De ring is gemaakt van aluminium, een metaal dat een uitstekende geleider is. De menselijke warmte wordt via het metaal door een Peltier-element omgezet in elektriciteit waardoor het LED lampje gaat branden. Dit is een primeur : het is de eerste energie op basis van de recuperatie van menselijke lichaamswarmte, 24 op 24 uur en ongeacht het weer. Ann Makosinski, laureaat van de Google Science fair, ontwikkelde dan weer een zaklamp die op handwarmte werkt. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
DARWIN MEDISCHE& ACTUALITEIT THE HOTEL BRUSSELS (EX HILTON)
09.05.15 WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA :
VAN DARWIN TOT VANDAAG
DARWIN EN DE MEDISCHE ACTUALITEIT IN 2015 Accreditatie werd aangevraagd Programma uitgewerkt door het Wetenschappelijk Comité van MPS WETENSCHAPPELIJK COMITÉ : Prof. B. Tombal (UCL) - Prof. J. Braeckman (UZ Brussel) - Prof. S. Rozenberg (ULB St-Pierre) INLEIDING Wat "vertellen" de recente internationale studies over "gender sensitieve geneeskunde" ? of "Het nut van Darwin in de geneeskunde"
ADDICTIE Welke houding innemen ten opzichte van het nieuwe fenomeen van sociale netwerkenverslaving ? Prof C.Vanheeringen UZGent
Prof. Johan Braeckman (UZ Gent)
TWEE ZIEKTES, één film In Still Alice speelt actrice Julianne Moore de rol van een vijftigjarige vrouw die getroffen wordt door een vroegtijdige vorm van de ziekte van Alzheimer. Het is een sentimentele en eerder brave film, maar toch wordt een realistisch beeld geschetst van de ziekte, ook al gaat het om een Amerikaanse carrièrevrouw die haar gezinsleven combineert met een prestigieuze baan aan een al even prestigieuze universiteit. "Het lijkt wel alsof mijn hersenen aan het sterven zijn", zo zegt professor Alice Howland in de film. De prestatie van Julienne Moore werd bekroond met een Oscar. De film is des te ontroerender als men weet dat schrijver en regisseur van de film Richard Glatzer aan de ziekte van Charcot leed (ALS) en tijdens het maken van de film enkel nog kon communiceren via een tablet. Glatzer overleed inmiddels. Hij was 63 jaar oud.
CARDIOLOGIE Welke verschillen kan men vaststellen in de fysiopathologie, de risicofactoren en de therapeutische respons bij aandoeningen als hypertensie, het coronair syndroom of hartinsufficiëntie ?
Verschillen tussen jongens en meisjes mbt de nieuwe zelfmoordtrent SEKSUOLOGIE Hoe positief reageren tegen erectiele dysfunctie en verminderde libido ? Prof Dirk Michielsen
ENDOCRINOLOGIE Reageren man en vrouw hetzelfde op overgewicht en obesitas ?
HORMONOLOGIE Recentste richtlijnen over de evolutie van de behandelingen van prostaataandoeningen ?
Prof. Van Gaal / Prof De Block AZAntwerpen
Prof Johan Braeckman (UZ Brussel)
NUTRITIE Welke geloofwaardige en efficiënte raad geven we aan de vele patiënten wiens gezondheid een aanpak van hun overgewicht of obesitas vergt ?
HORMONOLOGIE Stand van zaken en nieuwe ontwikkelingen ivm contraceptie ?
MENOPAUSE - ANDROPAUSE De reële impact en zinvolle richtlijnen voor een betere levenskwaliteit ?
09u00 – 13u00 / 13u30 walking lunch
Prof Depypere UZGent
PLAATS : The Hotel (EX HILTON) – Bd de Waterloo 38 - 1000 Brussel SECRETARIAAT : Medipress Services s.a. – e-mail :
[email protected] – Tel : +32 (0)2 352 07 80
Still Alice, nu in de bioscoop.
Een e-Call IN ALLE WAGENS In maart 2018 moeten alle nieuwe wagens uitgerust zijn met het autoalarmsysteem eCall, zo besliste het Europese Parlement. Bij een ongeval of een ander probleem stuurt het systeem automatisch een signaal naar de hulpdiensten met informatie over onder meer de plaats en het tijdstip van het ongeval waardoor hulpdiensten sneller ter plaatse kunnen zijn. Doel van het alarmsysteem is het verhogen van de verkeersveiligheid en het verlagen van de letsels en de mortaliteit.
20 TEMPO–DIGEST | 11
TDigest_20_nl.indd 11
25/03/15 15:01
MEDICAL NEWS
Nieuwe generatie DNA-ANALYSE-TECHNIEKEN brengt gepersonaliseerde kankerbehandeling in stroomversnelling Kankerbehandelingen op maat, met geneesmiddelen die zeer doelgericht de kanker aanvallen, bieden vandaag reeds voor een aantal kankers een grote meerwaarde ten opzichte van de klassieke, ‘blinde’ chemotherapie. Voorwaarde is dat men de ‘doelwitten’ in de kankercel op een betrouwbare en efficiënte manier kan opsporen. Dit is de rol van de diagnostische testen, ‘companion diagnostics’ genoemd. Het Kankercentrum van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) en het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) onderzochten de nieuwe Next Generation Sequencing gene panel testen. Ze kunnen meerdere genen gelijktijdig onderzoeken, en dat zorgt voor een stroomversnelling bij de aanpak van kanker. Het vergoeden van de testen binnen het huidige RIZIV-budget lijkt mogelijk als ze gecentraliseerd worden uitgevoerd in gespecialiseerde laboratoria die een voldoende groot aantal testen uitvoeren. Daarnaast moet het garanderen en controleren van hun kwaliteit de grootste prioriteit krijgen. TESTEN SPOREN DNA-FOUTEN OP Gepersonaliseerde geneeskunde (ook gerichte behandelingen genoemd) wordt al een tijd beschouwd als dé doorbraak bij de behandeling van kanker. Kanker ontstaat door fouten in het DNA van cellen, die daardoor gaan woekeren. Bij een gerichte behandeling krijgt de patiënt geneesmiddelen die net op die fouten inwerken. Deze behandeling is doeltreffend en heeft voor de patiënt minder nevenwerkingen dan de traditionele chemotherapie. Lang niet alle tumoren kunnen vandaag op deze manier worden aangepakt, maar toch zijn er al een aantal succesverhalen, zoals de behandeling van een uitgezaaide kwaadaardige huidkanker (melanoom), gekenmerkt door een bepaalde DNA-fout. Er bestaan testen die bepaalde DNA-fouten of eiwitten, kenmerkend voor het kankertype, (vb HER2 bij bepaalde vormen van borstkanker) opsporen. Ze identificeren de patiënten die in aanmerking komen voor een gerichte behandeling. De testen worden ‘companion diagnostica’ genoemd. Het gaat hier dus niet om testen die erfelijke aandoeningen opsporen. NEXT GENERATION SEQUENCING (NGS) GENE PANEL TESTEN MAKEN OPGANG De meeste DNA-testen bekijken maar één klein stukje van het DNA (1 gen) bij een kankercel. De gesophisticeerde Next Generation Sequencing (NGS) gene panel testen, die nu opgang maken, kunnen echter meerdere genen gelijktijdig onderzoeken, en dat zorgt voor een stroomversnelling bij de aanpak van kanker.
apparatuur en testen worden echter stilaan betaalbaar, zodat nu ook andere ziekenhuizen in de technologie beginnen te investeren, voor het gebruik ervan in de routinezorg. KWALITEIT VOOR ALLES De onderzoekers gingen, samen met een werkgroep van o.a. pathologen, klinisch biologen, genetici en oncologen na wat het nut, de kwaliteit en kosten van de NGS panel testen zijn. De testen zijn nuttig, maar er moeten kwaliteitsgaranties komen. Bij het controleren van die kwaliteit zou het WIV een belangrijke rol moeten spelen. Ook de registratie van de testresultaten bij het Kankerregister is van belang, om te kunnen opvolgen hoe vaak bepaalde DNA-fouten voorkomen, zodat klinische onderzoeken erop kunnen worden afgestemd. De NGS panel testen doen het budget niet stijgen als de testen gecentraliseerd worden uitgevoerd in gespecialiseerde laboratoria die een voldoende groot aantal testen doen. Ze kosten dan niet meer dan de andere diagnostische testen die vandaag al worden gebruikt.
dat een DNA-fout wordt ontdekt bij een darmtumor, die voordien enkel werd gevonden bij een longkanker. Kankerspecialisten staan dan wel voor een dilemma, want het is niet bewezen dat het geneesmiddel voor longkanker ook nuttig is bij de behandeling van de darmkanker. Als de betrokken patiënt er toch mee wordt behandeld wordt hij/zij het beste opgenomen in een groot, liefst internationaal, klinisch onderzoek. Enkel zo kan worden nagegaan of die behandeling voor deze nieuwe indicatie doeltreffend is. BIJ BESLISSING TOT TERUGBETALING VAN DE BEHANDELING OOK REKENING HOUDEN MET BETROUWBAARHEID EN KWALITEIT VAN DE DIAGNOSTISCHE TESTEN Het KCE onderzocht ook het effect van een aantal companion diagnostica op de kosteneffectiviteit van de behandelingen op maat. Deze nieuwe doelgerichte behandelingen zijn doorgaans erg duur. Het is dus zeer belangrijk dat alleen de patiënten die er echt baat bij zullen hebben ze toegediend krijgen. Daarom is de juistheid van de companion diagnostica heel belangrijk voor de kosteneffectiviteit. Het KCE pleit er daarom voor dat het RIZIV bij de beslissing om de betrokken behandelingen al dan niet terug te betalen, rekening houdt met de betrouwbaarheid en de kwaliteit van de diagnostische testen, wat momenteel nog niet gebeurt.
SOMS ONVERWACHTE GEVOLGEN Tot nu toe werden de NGS testen vooral gebruikt in hooggespecialiseerde centra, om na te gaan of een kankerpatiënt in aanmerking kwam voor één van de nieuwe gerichte behandelingen, in het kader van een klinische studie. De
Een onverwacht gevolg van het toenemend gebruik van de NGS testen in de routinezorg is dat men DNA-fouten zal vinden die voordien niet opgespoord werden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk
Tenslotte is er een grote noodzaak tot bijkomende vorming van de zorgverleners in deze moleculaire diagnostiek bij kanker. ■ Naar een communiqué van het KCE
AAN UW AGENDAS 2015 ! BESTEMMINGEN ONTMOETINGEN VAN TEMPO 29
31
STE
STE
30
CRUISE CONGRES
RONDREIS CONGRES
STE
ZOMER CONGRES
MIDDELLANDSE ZEE
ALICANTE
10 > 17.05.15
23 > 28.09.15
TANZANIE ZANZIBAR
14 > 24.11.15
WWW.MEDIPRESS.BE
12 | TEMPO DIGEST 20
TDigest_20_nl.indd 12
25/03/15 15:01
MEDICAL NEWS
Geen "yoghurt" als benaming van producten OP BASIS VAN SOJA De Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ) trok samen met een aantal van haar leden naar het Hof van Beroep omdat Alpro gebruik maakt van de term "yoghurt" om haar plantaardige producten voor te stellen. Dit is in strijd met de Belgische en Europese wetgeving, die de consument beschermt en die de regels omtrent het gebruik van zuivelbenamingen vastlegt. Dat heeft het Hof van beroep van Brussel eind vorige week bevestigd. De rechter heeft beslist dat Alpro haar website en haar verpakkingen op korte termijn moet aanpassen. Er moet, volgens de zuivelindustrie een duidelijk onderscheid zijn voor de consument tussen zuivelproducten enerzijds en plantaardige producten anderzijds. De consument heeft recht op correcte, niet misleidende informatie en met kennis van zaken kunnen kiezen tussen deze twee verschillende producten.
Een eenvoudige bloedafname voor het karakteriseren van BORSTKANKER Het grensverleggend onderzoek aan het Instituut Jules Bordet, geïntegreerd referentiecentrum voor de strijd tegen kanker in België en in het buitenland, toonde voor de eerste maal aan dat de analyse van in het bloed circulerend tumor-DNA (ctDNA) door sequentiebepaling van een panel van 50 genen toelaat om genetische afwijkingen van de primaire tumor en van metastasen op te sporen bij metastatische borstkanker. Een leidend onderzoek uitgevoerd door Dokter Michael Ignatiadis en biologe Françoise Rothé bevestigde het enorm potentieel van vloeibare biopsies. De onderzoekers hopen dat het in de toekomst mogelijk zal zijn om via een eenvoudige bloedafname genetische afwijkingen bij borstkankers op te sporen, de evolutie van de ziekte op te volgen, gemakkelijk de doeltreffendheid van een behandeling te evalueren of de keuze voor een nieuwe behandeling te oriënteren.
Oproep tot indienen van projecten voor de "Well Done – MSD Health Literacy Awards" via www.welldoneawards.be 14 partners uit de gezondheidssector in België kondigen de lancering aan van de derde editie van de Well Done - MSD Health Literacy Awards. Iedereen uit de gezondheidssector kan deelnemen. De winnaar uit elke categorie krijgt niet alleen naambekendheid, maar ook 3000 Euro. http://www.welldoneawards.be 3 Belgen op de 10 hebben een beperkte kennis over gezondheid en 1 op de tien heeft zelfs te weinig vaardigheden om gezonde keuzes te maken. Kortgeschoolden hebben het het moeilijkst. Dit fenomeen zien we ook in de rest van Europa want 47,6 % van de Europeanen heeft een te zwak niveau van gezondheidswijsheid. Gezondheidswijsheid ("Health Literacy") is een term die verwijst naar de capaciteit van mensen om gezondheidsinformatie op te zoeken, te begrijpen en te gebruiken. Gelukkig zijn er mensen en organisaties die zich inzetten om deze problemen aan te pakken. Al deze organisaties kunnen zich tot 24 april 2015 inschrijven op www.welldoneawards.be.
20 TEMPO–DIGEST | 13
TDigest_20_nl.indd 13
25/03/15 15:01
ACTUALITEIT
IDIOPATHISCHE LONGFIBROSE : doeltreffend behandelen kan ! Idiopathische longfibrose (ILF) is een ernstige ziekte met een niet zo beste prognose : een mediane overleving na de diagnose van drie tot vijf jaar. Het is een ziekte waarbij de longfunctie onopgemerkt verzwakt en waardoor de patiënt de dagdagelijkse activiteiten hoe langer hoe minder goed kan uitvoeren. De achteruitgang is onvermijdelijk, maar kan sterk verschillen van patiënt tot patiënt. Tot voor kort was het therapeutisch arsenaal beperkt en konden patiënten vaak alleen hopen op een longtransplantatie. Maar inmiddels werd een nieuwe behandeling, nintedanib, goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelenagentschap voor de behandeling van idiopathische longfibrose waardoor er meer hoop is voor patiënten die aan de ziekte lijden.
Medipress redactie Professor Vincent Cottin (Lyon, France)
Idiopathische longfibrose (ILF) is een zeldzame aandoening. "Volgens Orphanet zijn er 85.000 gevallen van ILF in Europa, maar dat is vermoedelijk een onderschatting omwille van slechte diagnoses", zo stelt professor Vincent Cottin (Lyon, France). De prevalentie van de ziekte neemt toe, waarschijnlijk door pollutie en roken en door gastro-oesofageale reflux. Maar ILF is zoals gezegd een ernstige aandoening en de mortaliteit is vergelijkbaar met die van kanker met een overleving van gemiddeld 31 maanden. De evolutie van de ziekte kan sterk wisselen van patiënt tot patiënt en ze is ook onvoorspelbaar. Bovendien is 50 % van de acute exacerbaties dodelijk. "Het is dan ook van het grootste belang dat de diagnose van de ziekte vroeger gesteld wordt zodat de gepaste behandeling zo snel mogelijk ingesteld kan worden. Huisartsen, longartsen, maar ook radiologen kunnen op dat vlak een cruciale rol spelen".
patiënten atypische weefselaandoeningen en is het aantonen van honeycombing door onderzoek met een scan met hoge resolutie (TDM-HR) niet altijd mogelijk. In dat geval is een longbiopsie noodzakelijk om de diagnose van idiopathische longfibrose te kunnen stellen. "Huisartsen en radiologen moeten gesensibiliseerd worden voor het bestaan van idiopathische longfibrose omdat een snelle diagnose de onomkeerbare degradatie van de longen kan vertragen", benadrukt professor Cottin. De aanwezigheid van interstitiële afwijkingen die opgespoord worden door de radioloog of het krakend geluid dat de huisarts hoort bij een auscultatie kan tijdswinst opleveren die op haar beurt levensverlengend kan zijn. Het gebeurt niet zelden dat men alarmerende symptomen genoteerd ziet staan in een dossier van een patiënt, voordat de diagnose gesteld wordt. Symptomen waaraan destijds onvoldoende aandacht geschonken werd.
verdragen en diarree, een van de belangrijkste nevenwerkingen, leidt in 5 % van de gevallen tot het stopzetten van de behandeling. INPULSIS-ON blijft bijna 90 % van de patiënten volgen. Kortom is er weer hoop voor patiënten die aan idiopathische longfibrose lijden. Naar een persconferentie met de professoren V. Cottin (Lyon) et L. Richeldi (Southampton), - 13 maart 2015 Referentie : Richeldi L. et al., NEJM 2014 ;370 :2071-2082
EEN GEPASTE BEHANDELING Een vroegtijdige behandeling door artsen die gespecialiseerd zijn in idiopathische longfibrose is essentieel. De ziekte kan snel evolueren (degraderen) en acute exacerbaties zijn in 50 % van de gevallen dodelijk. Er zijn in België een aantal referentiecentra voor de behandeling van ILF waarnaar de patiënten met de ziekte zo snel mogelijk doorverwezen moeten worden. Bovendien zijn er nieuwe behandelingen om de degradatie tegen te gaan, naast de bestaande symptomatische behandelingen. Voor de eerste keer is er echt hoop op significante vooruitgang in de behandeling van interstitiële fibrose. OFEV®, DE EERSTE BEHANDELING VAN EEN NIEUWE SOORT
SNELLER DIAGNOSTICEREN De belangrijkste symptomen van idiopathische longfibrose zijn dyspneu, kortademigheid bij inspanning, een aanhoudende droge hoest, enz. De symptomen kunnen overigens op een aantal verschillende ziekten wijzen. Heel wat van de oudere patiënten met de ziekte klagen niet omdat ze ervan uitgaan dat het om banale ouderdomsverschijnselen gaat. De diagnose van ILF berust op auscultatie met een krakend geluid bij het inademen. Als dat ‘kraken’, net zoals het geluid bij het openen van een velcrosluiting, constant en symmetrisch is dan moet de patiënt doorverwezen worden naar een longarts voor onderzoeken zoals bijvoorbeeld een scanner van de thorax. Een CT scan-HR is een must en zorgt ervoor dat wijzigingen van de longweefsels opgespoord kunnen worden. Honingraatvormige afwijkingen (honeycombing) wijzen op longfibrose met multipele cysten zoals dat vaak het geval is bij gevorderde stadia van longfibrose, en zijn een hoogst belangrijk diagnostisch criterium. In sommige zeldzame gevallen hebben
Idiopathische longfibrose is een ernstige ziekte die vaak dodelijk is en waarvoor de behandelingen tot nog toe niet veel opleverden. In de jaren 2000 was er de consensus van ATS/ERS experts die een tritherapie voorstelde van corticoïden/azathioprine/N-acetylcysteine. Maar sindsdien werd duidelijk dat die therapeutische aanpak tot een bijkomende mortaliteit zorgde in vergelijking met het placebo, waardoor clinici eens te meer ontwapend waren wat de behandeling van de ziekte betreft. De laatste maanden brachten een aantal studies meer informatie en kreeg de eerste behandeling van een nieuw type (OFEV®, nintedanib, Boehringer-Ingelheim) toestemming om op de markt te komen in Europa. Nintedanib is een ‘klein molecuul’-tyrosinekinaseremmer van de PDGF, FGFR en VEGF receptoren. In twee onafhankelijke studies kon een duidelijke daling van de achteruitgang van de forced vital capacity (FVC) aangetoond worden. Die studies, INPULSIS 1 et 2 genaamd, de eerste fase III studies met deze molecule, waren niet groot genoeg om een effect op de mortaliteit te kunnen aantonen, maar er werd wel een statistisch niet significant op de mortaliteit geregistreerd. Dat is een bemoedigende vaststelling die nog moet bevestigd worden door andere studies. Maar de resultaten van de INPULSIS 1 en 2 studies wijzen op een daling van de achteruitgang van de longfunctie met 50 % en, heel belangrijk, een significante daling van ernstige exacerbaties (68 %). Exacerbaties die in heel wat gevallen de dood tot gevolg hebben. Het geneesmiddel wordt goed
14 | TEMPO DIGEST 20
TDigest_20_nl.indd 14
25/03/15 15:01
V.U.: MSD Belgium BVBA, Lynx Binnenhof 5, 1200 Brussel
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Janumet 50 mg/850 mg filmomhulde tabletten, Janumet 50 mg/1000 mg filmomhulde tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke tablet bevat sitagliptinefosfaatmonohydraat equivalent aan 50 mg sitagliptine en 850 mg of 1000 mg metforminehydrochloride. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Filmomhulde tablet (tablet). 50/850 mg Capsulevormige, roze, filmomhulde tablet met aan één zijde ’515’. 50/1000 mg Capsulevormige, rode, filmomhulde tablet met aan één zijde ‘577’. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Voor volwassen patiënten met type 2-diabetes mellitus: Janumet is geïndiceerd, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging, voor verbetering van de bloedg- lucoseregulatie bij patiënten die niet optimaal gereguleerd zijn met de maximale verdraagbare dosis van metformine alleen of patiënten die al behandeld worden met een combinatie van sitagliptine en metformine. Janumet is geïndiceerd in combinatie met een sulfonylureumderivaat (een drievoudige combinatiebehandeling), als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging, bij patiënten die niet optimaal gereguleerd zijn met de maximale verdraagbare dosis van metformine en een sulfonylureumderivaat. Janumet is geïndiceerd als drievoudige combinatiebehandeling met een peroxisome proliferator-activated receptor gamma (PPAR )-agonist (een thiazolidinedion) als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging bij patiënten die niet optimaal gereguleerd zijn met de maximale verdraagbare dosis van metformine en een PPAR -agonist. Janumet is ook geïndiceerd als toevoeging bij insuline (drievoudige combinatiebehandeling) als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging voor verbetering van de bloedglucoseregulatie bij patiënten die niet optimaal gereguleerd zijn met stabiele doses insuline en metformine alleen. 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering De dosis van de bloedglucoseverlagende therapie met Janumet moet individueel worden ingesteld op geleide van het huidige medi- catieschema, de werkzaamheid en de verdraagbaarheid, waarbij de maximale aanbevolen dagelijkse dosis van 100 mg sitagliptine niet overschreden mag worden. Voor patiënten die onvoldoende gereguleerd zijn met de maximale verdraagbare dosis van metformine als monotherapie Voor patiënten die onvoldoende gereguleerd zijn met metformine alleen, is de gebruikelijke aanvangsdosering tweemaal daags Janumet met 50 mg sitagliptine (totaal 100 mg per dag) plus de dosis metformine die de patiënt al gebruikt. Voor patiënten die overstappen van sitagliptine en metformine als aparte tabletten Bij patiënten die overstappen van sitagliptine en metformine als aparte tabletten, wordt aangeraden om als aanvangsdosering dezelfde doses sitagliptine en metformine te kiezen die de patiënt al gebruikt. Voor patiënten die onvoldoende gereguleerd zijn op een combinatiebehandeling met de maximale verdraagbare dosis van metformine en een sulfonylureumderivaat De dosering van Janumet moet sitagliptine leveren in een dosis van 50 mg tweemaal daags (totaal 100 mg per dag) en een dosis metformine die ongeveer gelijk is aan de dosis die al wordt gebruikt. Als Janumet wordt gebruikt in combinatie met een sulfonylureumderivaat, kan het nodig zijn om de dosering van het sulfony- lureumderivaat te verlagen om de kans op hypoglykemie te verminderen (zie rubriek 4.4). Voor patiënten die onvoldoende gereguleerd zijn op een combinatiebehandeling met de maximale verdraagbare dosis van metformine en een PPAR -agonist De dosering van Janumet moet sitagliptine leveren in een dosis van 50 mg tweemaal daags (totaal 100 mg per dag) en een dosis metformine die ongeveer gelijk is aan de dosis die al wordt gebruikt. Voor patiënten die onvoldoende gereguleerd zijn op een combinatiebehandeling met insuline en de maximale verdraagbare dosis van metformine De dosering van Janumet moet sitagliptine leveren in een dosis van 50 mg tweemaal daags (totaal 100 mg per dag) en een dosis metformine die ongeveer gelijk is aan de dosis die al wordt gebruikt. Als Janumet gebruikt wordt in combinatie met insuline, kan een lagere dosis insuline nodig zijn om het risico op hypoglykemie te verminderen (zie rubriek 4.4). Janumet is verkrijgbaar in sterkten van 50 mg sitagliptine met 850 mg metforminehydrochloride of 1000 mg metforminehydrochloride, zodat de dosering van metformine gevarieerd kan worden. De patiënten moeten hun dieet met een goed over de dag verdeelde koolhydraatopname voortzetten. Patiënten met overgewicht moeten doorgaan met een energiebeperkt dieet. Speciale populaties Nierfunctiestoornis Voor patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring [CrCl] ≥ 60 ml/ min) is geen dosisaanpassing nodig. Janumet mag niet worden gebruikt bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 60 ml/min) (zie rubrieken 4.3 en 4.4). Leverfunctiestoornis Janumet mag niet worden gebruikt bij patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3 en 5.2). Ouderen Bij oudere patiënten moet Janumet voorzichtig worden gebruikt omdat metformine en sitagliptine door de nieren worden uitgescheiden. Met name in deze groep is controle van de nierfunctie noodzakelijk om metforminegerelateerde lactaatacidose te helpen voorkomen (zie rubrieken 4.3 en 4.4). Er zijn slechts beperkte veiligheidsgegevens beschikbaar over sitagliptine bij patiënten ouder dan 75 jaar, zodat sitagliptine in deze groep met voorzichtigheid gebruikt moet worden. Pediatrische patiënten De veiligheid en werkzaamheid van Janumet voor gebruik bij kinderen vanaf de geboorte en jongeren tot 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen ge- gevens beschikbaar. Wijze van toediening Janumet moet tweemaal daags bij de maaltijd worden ingenomen om de gastro-intestinale bijwerkingen van metformine te verminderen. 4.3 Contra-indicaties Janumet is gecontra-indiceerd bij patiënten met: - overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen (zie rubrieken 4.4 en 4.8); - diabetische ketoacidose, diabetisch precoma; - matige en ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 60 ml/min) (zie rubriek 4.4); - acute aandoeningen waarbij een risico van verandering van de nierfunctie bestaat, zoals:1. dehydratie, 2. ernstige infectie, 3. shock, 4. intravasculaire toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen (zie rubriek 4.4); - acute of chronische aandoeningen die weefselhypoxie kunnen veroorzaken, zoals: 1. hartfalen of respiratoire insufficiëntie, 2. recent myocardinfarct, 3. shock; - leverfunctiestoornis; - acute alcoholvergiftiging, alcoholisme; - borstvoeding. 4.8 Bijwerkingen Samenvatting van het veiligheidsprofiel Er is geen therapeutisch klinisch onderzoek verricht met tabletten Janumet, maar de bio-equivalentie van Janumet met een combinatie van sitagliptine en metformine is aangetoond (zie rubriek 5.2). Ernstige bijwerkingen, waaronder pancreatitis en overgevoeligheids- reacties, zijn gemeld. Hypoglykemie is gemeld in combinatie met sulfonylureumderivaten (13,8 %) en insuline (10,9 %). Sitagliptine en metformine Tabel met bijwerkingen Bijwerkingen worden hieronder vermeld als de MedDRA-voorkeursterm per systeem/orgaanklasse en absolute frequentie (tabel 1). De frequenties zijn gedefinieerd als: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, <1/10), soms (≥ 1/1000, <1/100), zelden (≥ 1/10.000, <1/1000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Sitagliptine met metformine (tijdpunt 24 weken): - Immuunsysteemaandoeningen: overgevoeiligheidsreacties waaronder anafylaxie*, † (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen: hypoglykemie† (vaak), - zenuwstelaandoeningen: slaperigheid (soms), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastenumaandoeningen: interstitiële longziekte* (niet bekend), - maag-darmstelselaandoeningen: diarree (soms), misselijkheid (vaak), flatulentie (vaak), obstipatie (soms), pijn in de bovenbuik (soms), braken (vaak), acute pancreatitis*, † (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis*, † (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen: angio-oedeem*, † (niet bekend), uitslag*, † (niet bekend), urticaria*, † (niet bekend), cutane vasculitis*, † (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder het Stevens-Johnson-syndroom*, † (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: artralgie* (niet bekend), myalgie* (niet bekend), pijn in de extremiteiten* (niet bekend), rugpijn* (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen: verminderde nierfunctie* (niet bekend), acuut nierfalen* (niet bekend), - onderzoeken: verlaagde bloedglucose (soms). Sitagliptine met metformine en een sulfonylureumderivaat (tijdpunt 24 weken): ): - Immuunsysteemaandoeningen: overgevoeiligheidsreacties waaronder anafylaxie*, † (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen: hypoglykemie† (zeer vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastenumaandoeningen: interstitiële longziekte* (niet bekend), - maag-darmstelselaandoeningen: obstipatie (vaak), braken (niet bekend*), acute pancreatitis*, † (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis*, † (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen: angio-oedeem*, † (niet bekend), uitslag*, † (niet bekend), urticaria*, † (niet bekend), cutane vasculitis*, † (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder het Stevens-Johnson-syndroom*, † (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: artralgie* (niet bekend), myalgie* (niet bekend), pijn in de extremiteiten* (niet bekend), rugpijn* (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen: verminderde nierfunctie* (niet bekend), acuut nierfalen* (niet bekend), Sitagliptine met metformine en een PPAR -agonist (pioglitazon) (tijdpunt 26 weken): - Immuunsysteemaandoeningen: overgevoeiligheidsreacties waaronder anafylaxie*, † (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen: hypoglykemie† (vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastenumaandoeningen: interstitiële longziekte* (niet bekend), - maag-darmstelselaandoeningen: braken (niet bekend*), acute pancreatitis*, † (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis*, † (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen: angio- oedeem*, † (niet bekend), uitslag*, † (niet bekend), urticaria*, † (niet bekend), cutane vasculitis*, † (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder het Stevens-Johnson-syndroom*, † (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: artralgie* (niet bekend), myalgie* (niet bekend), pijn in de extrem-iteiten* (niet bekend), rugpijn* (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen: verminderde nierfunctie* (niet bekend), acuut nierfalen* (niet bekend), - algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: perifeer oedeem (vaak). Sitagliptine met metformine en insuline (tijdpunt 24 weken): - Immuunsysteemaandoenin- gen: overgevoeiligheidsreacties waaronder anafylaxie*, † (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen: hypoglykemie† (zeer vaak), - zenuwstelaandoe- ningen: hoofdpijn (soms), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastenumaandoeningen: interstitiële longziekte* (niet bekend), - maag-darmstelselaandoeningen: braken (niet bekend*), droge mond (soms), acute pancreatitis*, † (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis*, † (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen: angio-oedeem*, † (niet bekend), uitslag*, † (niet bekend), urticaria*, † (niet bekend), cutane vasculitis*, † (niet bekend), exfolia- tieve huidaandoeningen waaronder het Stevens-Johnson-syndroom*, † (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: artralgie* (niet bekend), myalgie* (niet bekend), pijn in de extremiteiten* (niet bekend), rugpijn* (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen: verminderde nierfunctie* (niet bekend), acuut nierfalen* (niet bekend). *Bijwerkingen werden vastgesteld door middel van postmarketingsurveillance. † Zie rubriek 4.4 Aanvullende informatie over de individuele werkzame bestanddelen van de vaste dosiscombinatie Sitagliptine In studies met sitagliptine 100 mg eenmaal daags als monotherapie in vergelijking met placebo, werden de volgende bijwerkingen gemeld: hoofdpijn, hypoglykemie, obstipatie en duizeligheid. Bij deze patiënten werden de volgende bijwerkingen die niet direct in verband konden worden gebracht met het geneesmiddel, gemeld bij ten minste 5 % van de patiënten: bovensteluchtweginfecties en nasofaryngi- tis. Daarnaast werden osteoartritis en pijn in de ledematen gemeld met de frequentie ‘soms’ (> 0,5 % vaker bij sitagliptinegebruikers dan in de controlegroep). In meerdere klinische studies is een geringe toename in het aantal witte bloedcellen (WBC) waargenomen (ongeveer 200 cellen/µl verschil in WBC versus placebo; gemiddeld uitgangswaarde-WBC ongeveer 6600 cellen/µl) als gevolg van een verhoging in het aantal neutrofielen. Deze waarneming werd in de meeste maar niet alle studies gedaan. Deze verandering in laboratoriumparameters wordt niet klinisch relevant geacht. Metformine Tabel 2 geeft de bijwerkingen weer naar systeem/ orgaanklasse en frequentiecategorie. De frequentiecategorieën zijn gebaseerd op gegevens uit de Samenvatting van de Productkenmerken van metformine, beschikbaar in de EU. Bijwerking: - voedings- en stofwisselingsstoornissen: lactaatacidose (zeer zelden), vitamine B12-deficiëntiea (zeer zelden), -zenuwstelselaandoeningen: metaalsmaak (vaak), - maag-darmstelselaandoeningen: maag-darmklachtenb (zeer vaak), - lever- en galaandoeningen: leverfunctiestoornissen, hepatitis (zeer zelden), - huid- en onderhuidaandoeningen: urtecaria, erytheem, pruritus (zeer zelden). a Langetermijnbehandeling met metformine wordt in verband gebracht met een afname van de absorptie van vitamine B12 wat in zeer zeldzame gevallen kan leiden tot klinisch significante vitamine B12-deficiëntie (bijv. megaloblastaire anemie). b Maag-darmklachten als misselijkheid, braken, diarree, buikpijn en verlies van eetlust komen het meest voor in het begin van de behandeling en verdwijnen in de meeste gevallen spontaan. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem: voor België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Afdeling Vigilantie. EUROSTATION II. Victor Hortaplein, 40/ 40. B-1060 Brussel. (Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected]). 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Merck Sharp & Dohme Ltd. Hertford Road, Hoddes- don Hertfordshire EN11 9BU Verenigd Koninkrijk 8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Janumet 50/850 mg EU/1/08/455/001 EU/1/08/455/002 EU/1/08/455/003 EU/1/08/455/004 EU/1/08/455/005 EU/1/08/455/006 EU/1/08/455/007 EU/1/08/455/015 EU/1/08/455/017 EU/1/08/455/019 EU/1/08/455/020 50/1000mg EU/1/08/455/008 EU/1/08/455/009 EU/1/08/455/010 EU/1/08/455/011 EU/1/08/455/012 EU/1/08/455/013 EU/1/08/455/014 EU/1/08/455/016 EU/1/08/455/018 EU/1/08/455/021 EU/1/08/455/022 9. DATUM EERSTE ® VERGUNNINGVERLENING/VER- LENGING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 juli 2008 Datum van laatste verlenging: 13 maart 2013 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 09/2014 Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau(http://www.ema.europa.eu). Aflevering: enkel op medisch voorschrift.
(sitagliptine/metformine, MSD)
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Januvia 25 mg filmomhulde tabletten. Januvia 50 mg filmomhulde tabletten. Januvia 100 mg filmomhulde tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 25 mg : elke tablet bevat sitagliptinefosfaatmonohydraat, equivalent aan 25 mg sitagliptine. 50mg : elke tablet bevat sitagliptinefosfaatmonohydraat, equivalent aan 50 mg sitagliptine. 100 mg : elke tablet bevat sitagliptinefosfaatmonohydraat, equivalent aan 100 mg sitagliptine. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Filmomhulde tablet (tablet). 25 mg : Ronde, roze filmomhulde tablet met aan één zijde ‘221’. 50 mg : Ronde, lichtbeige filmomhulde tablet met aan één zijde ‘112’. 100 mg : Ronde, beige filmomhulde tablet met aan één zijde ‘277’. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Bij volwassen patiënten met type 2-diabetes mellitus is Januvia geïndiceerd voor verbetering van de bloedglucoseregulatie : als monotherapie : voor patiënten bij wie met dieet en lichaamsbeweging alleen de glucosespiegel onvoldoende onder controle kan worden gebracht en voor wie metformine ongeschikt is omdat het gecontra-indiceerd is of niet verdragen wordt. als orale duotherapie in combinatie met : - metformine als met dieet en lichaamsbeweging plus alleen metformine de glucosespiegel onvoldoende onder controle kan worden gebracht. - een sulfonylureumderivaat als met dieet en lichaamsbeweging plus de maximale verdragen dosis van alleen een sulfonylureumderivaat de glucosespiegel onvoldoende onder controle kan worden gebracht en als metformine ongeschikt is omdat het gecontra-indiceerd is of niet verdragen wordt. - een peroxisome proliferator-activated receptor gamma (PPAR)-agonist (een thiazolidinedion) als gebruik van een PPAR-agonist aangewezen is en als met dieet en lichaamsbeweging plus de PPAR-agonist alleen de glucosespiegel onvoldoende onder controle kan worden gebracht. als orale tripeltherapie in combinatie met : - een sulfonylureumderivaat en metformine, als met dieet en lichaamsbeweging plus behandeling met deze beide geneesmiddelen de glucosespiegel onvoldoende onder controle kan worden gebracht. - een PPARγ-agonist en metformine, wanneer gebruik van een PPARγ-agonist aangewezen is en als met dieet en lichaamsbeweging plus gecombineerde therapie met deze geneesmiddelen de glucosespiegel onvoldoende onder controle kan worden gebracht. Januvia is ook geïndiceerd als toevoeging aan insuline (met of zonder metformine) als dieet en lichaamsbeweging plus stabiele dosis van insuline onvoldoende glucoseregulatie geven. 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering De dosis van Januvia is 100 mg 1 dd. Als Januvia in combinatie met metformine en/of een PPARγ-agonist wordt gebruikt, moet de dosis van metformine en/of de PPARγ-agonist onveranderd blijven en moet Januvia gelijktijdig worden toegediend. Als Januvia in combinatie met een sulfonylureumderivaat of met insuline wordt gebruikt, kan een lagere dosis van het sulfonylureumderivaat of de insuline worden overwogen om de kans op hypoglykemie te verminderen (zie rubriek 4.4). Als een dosis Januvia wordt overgeslagen, moet deze worden ingenomen zodra de patiënt eraan denkt. Op dezelfde dag mag geen dubbele dosis worden ingenomen. Speciale populaties Nierfunctiestoornis Wanneer gebruik van sitagliptine in combinatie met een ander antidiabetisch middel wordt overwogen, moeten de voorwaarden voor gebruik van dit middel bij patiënten met een nierfunctiestoornis worden gecontroleerd. Voor patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring [CrCl] ≥ 50 ml/min) hoeft de dosis van Januvia niet te worden aangepast. Voor patiënten met een matige nierfunctiestoornis (CrCl 30 tot < 50 ml/min) is de dosis Januvia 50 mg 1 dd. Voor patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) of eindstadium nierfalen (ESRD) die hemodialyse of peritoneale dialyse nodig hebben, is de dosis Januvia 25 mg 1 dd. Januvia kan worden toegediend ongeacht het tijdstip van de dialyse. Omdat de dosis op basis van de nierfunctie moet worden aangepast, wordt aanbevolen vóór instelling van Januvia en periodiek daarna de nierfunctie te beoordelen. Leverfunctiestoornis Voor patiënten met een lichte tot matige leverfunctiestoornis hoeft de dosis niet te worden aangepast. Januvia is niet onderzocht bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis.Ouderen De dosis hoeft niet op grond van leeftijd te worden aangepast. Er zijn beperkte veiligheidsgegevens beschikbaar bij patiënten ≥ 75 jaar ; met deze groep moet voorzichtigheid worden betracht. Pediatrische patiënten Januvia wordt niet aanbevolen voor het gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar vanwege een gebrek aan gegevens over veiligheid en werkzaamheid. Wijze van toediening Januvia kan met of zonder voedsel worden ingenomen. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen (zie rubrieken 4.4 en 4.8). 4.8 Bijwerkingen Samenvatting van het veiligheidsprofiel Ernstige bijwerkingen, waaronder pancreatitis en overgevoeligheidsreacties, zijn gemeld. Hypoglykemie is gemeld in combinatie met sulfonylureumderivaten (4,7 % 13,8 %) en insuline (9,6 %). In 11 grootschalige klinische onderzoeken die tot 2 jaar duurden zijn meer dan 3200 patiënten behandeld met Januvia 100 mg 1 dd alleen of in combinatie met metformine, een sulfonylureumderivaat (met of zonder metformine), insuline (met of zonder metformine) of een PPARγ-agonist (met of zonder metformine). In een gepoolde analyse van 9 van deze studies was de frequentie van stopzettingen wegens bijwerkingen 0,8 % met 100 mg/dag en 1,5 % met andere behandelingen. Tabel met bijwerkingen Bijwerkingen staan hieronder per systeemorgaanklasse en frequentie. De frequenties zijn gedefinieerd als : zeer vaak (≥ 1/10) ; vaak (≥ 1/100, < 1/10) ; soms (≥ 1/1.000, < 1/100) ; zelden (≥ 1/10.000, < 1/1000) ; zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Tabel 1. De frequentie van bijwerkingen in placebogecontroleerd klinisch onderzoek en postmarketingervaring. Monotherapie met sitagliptine (24 weken) : - infecties en parasitaire aandoeningen : bovensteluchtweginfectie (vaak*), nasofaryngitis (vaak*), - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (vaak), - zenuwstelaandoeningen : hoofdpijn (vaak), duizeligheid (soms), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : constipatie (soms), braken (niet bekend†), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : osteoartritis (vaak*), pijn in extremiteiten (vaak*), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend). Sitagliptine met metformine (24 weken) : - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (vaak), - zenuwstelaandoeningen : slaperigheid (soms), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : diarree (soms), misselijkheid (vaak), winderigheid (vaak), constipatie (soms), pijn in de bovenbuik (soms), braken (vaak), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : pijn in extremiteiten (niet bekend†), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend), - onderzoeken : verlaagde bloedglucose (soms). Sitagliptine met een sulfonylureumderivaat (24 weken) : - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : braken (niet bekend†), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : pijn in extremiteiten (niet bekend†), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend). Sitagliptine met een sulfonylureumderivaat en metformine (24 weken) : - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (zeer vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : constipatie (vaak), braken (niet bekend† ), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : pijn in extremiteiten (niet bekend†), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend). Sitagliptine met een PPARγ-agonist (pioglitazone)(24 weken) : - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedings- en stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : winderigheid (vaak), braken (niet bekend† ), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : pijn in extremiteiten (niet bekend†), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend), - algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen : perifeer oedeem (vaak), - onderzoeken : verlaagde bloedglucose (vaak). Sitagliptine met een PPARγ-agonist (pioglitazone) en metformine (26 weken) : - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedingsen stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : braken (niet bekend†), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : pijn in extremiteiten (niet bekend‡), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend), - algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen : perifeer oedeem (vaak). Sitagliptine met insuline (+/- metformine) (24 weken) : - infecties en parasitaire aandoeningen : influenza (vaak), - immuunsysteemaandoeningen : overgevoeligheidsreacties waaronder anafylaxie†,‡ (niet bekend), - voedingsen stofwisselingsstoornissen : hypoglykemie‡ (vaak), - zenuwstelaandoeningen : hoofdpijn (vaak), - ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen : interstitiële longziekte† (niet bekend), - maagdarmstelselaandoeningen : droge mond (soms), constipatie (soms), braken (niet bekend† ), acute pancreatitis†,‡ (niet bekend), fatale en niet-fatale hemorragische en necrotiserende pancreatitis†,‡ (niet bekend), - huid- en onderhuidaandoeningen : angio-oedeem†,‡ (niet bekend), uitslag†,‡ (niet bekend), urticaria†,‡ (niet bekend), cutane vasculitis†,‡ (niet bekend), exfoliatieve huidaandoeningen waaronder Stevens-Johnson-syndroom†,‡ (niet bekend), - skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen : pijn in extremiteiten (niet bekend‡), artralgie† (niet bekend), myalgie† (niet bekend), rugpijn† (niet bekend), - nier- en urinewegaandoeningen : verminderde nierfunctie† (niet bekend), acuut nierfalen† (niet bekend). * Gebaseerd op incidentie ongeacht enig causaal verband. † Bijwerkingen werden vastgesteld door middel van postmarketingsurveillance. ‡Zie rubriek 4.4. In meerdere klinische studies is een geringe toename in het aantal witte bloedcellen (WBC) (ongeveer 200 cellen/µl verschil in WBC versus placebo ; gemiddeld baseline-WBC ongeveer 6600 cellen/µl) waargenomen als gevolg van een verhoging in het aantal neutrofielen. Deze waarneming werd in de meeste maar niet alle studies gedaan. Deze verandering in laboratoriumparameters wordt niet klinisch relevant geacht. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem : voor België : Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Afdeling Vigilantie. EUROSTATION II. Victor Hortaplein, 40/ 40. B-1060 Brussel. (Website : www.fagg.be, e-mail :
[email protected]). 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Merck Sharp & Dohme Ltd. Hertford Road, Hoddesdon Hertfordshire EN11 9BU Verenigd Koninkrijk 8.NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EU/1/07/383/001, EU/1/07/383/002, EU/1/07/383/003, EU/1/07/383/004, EU/1/07/383/005, EU/1/07/383/006, EU/1/07/383/007, EU/1/07/383/008, EU/1/07/383/009, EU/1/07/383/010, EU/1/07/383/011, EU/1/07/383/012, EU/1/07/383/013, EU/1/07/383/014, EU/1/07/383/015, EU/1/07/383/016, EU/1/07/383/017, EU/1/07/383/018, EU/1/07/383/019, EU/1/07/383/020. 9.DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/ HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning : 21 maart 2007 Datum van laatste hernieuwing : 21 maart 2012 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 09/2014Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http ://www.ema.europa.eu). Aflevering enkel op medisch voorschrift.
TDigest_20_nl.indd 15
25/03/15 15:01
®
(sitagliptine/metformine, MSD)
Eenvoud
Flexibiliteit
Janumet.be
TDigest_20_nl.indd 16
25/03/15 15:01