Montessorilaan 3
Faculteit der Sociale Wetenschappen
Postbus9104 6500 HE Nijmegen Telefoon+31 243616236 Fax +31243611798 www. ru. nl/fsw
AAN: de voorzitters van de NationaleWetenschapsagenda2015 Postbus93107
2509AC DenHaag
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Telefoon
Datum
fb/DW/cj/15U.006254
024-3616236
30april2015
Betreft
E-mail
DeNationaleWetenschapsagenda2015 Disciplineoverleg SocialeWetenschappen
[email protected]
GeachteBeatrice de GraafenAlexanderRinnooyKan, Het Disciplineoverieg Sociale Wetenschappen (DSW) is een overlegorgaan van de decanen van sociaal wetenschappelijke faculteiten in Nederiand. In het DSW zijn decanen vertegenwoordigd van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Open Universiteit, de Radboud Universiteit, de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Leiden, de Universiteit Maastricht, de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Twente, de Universiteit Utrecht, de Vrije UniversiteitAmsterdam en WageningenUR. Als DSW hebben we enige maanden geleden het Sectorplan Sociale Wetenschappen 2014 aan minister Jet Bussemaker overhandigd. Een van de aanbevelingen van de commissie die dit sectorplan
heeftopgesteldwasdatbinnenhet domein socialewetenschappenmeer gecoordineerd, samengewerkt en afgestemd wordt. De Nationale Wetenschapsagenda heefit hiervoor een eerste, ideale gelegenheid
geboden en biedt voor ons een startpunt voor verdergaande samenwerking tussen instellingen in onderwijs en onderzoek op belangrijke wetenschappelijke en maatschappelijke thema's.
Namens het DSW hebben we via de website van de Nationale Wetenschapsagenda 23 vragen ingediend. In de bijlage zijn deze vragen en de bijbehorende toelichtingen te vinden. De vragen zijn herkenbaar doordat in de toelichting op elke vraag een venvijzing naar het DSW is opgenomen. De DSW-decanen vertegenwoordigen gezamenlijk duizenden onderzoekers m Nederiand die zich
dagelijks met hart en ziel inzetten voor onderzoekdat zichveelal op het snijvlak bevindtvan science for science, science for society en science for competitiveness. De sociale wetenschappenrichten zich in hun onderzoek op het functioneren van het individu, relaties tussen individuen, kleine groepsverbanden zoals gezinsverband, familie, etc., instituties en
organisatieszoalsscholen,religieuzegroepen, (lokale) overheden, etc. en samenlevingen.
Radboud Universiteit "-Owe
Ons kenmerk: «Stuknummer»
Datum: «Datum_poststuk»
Bij het individu heeft dat functioneren met name betrekking op kenmerken en belevingen van gedrag (van kinderen tot oudsren) zoa!s emotie, cognitie, geheugen en taal. Het gaat in de sociale wetenschappen ook om de interactie tussen micro-, meso- en macroniveau: individuen, groepen en samenlevingen en om omgevingsfactoren en hun effecten op maatschappelijkgedragen functioneren van individuen en groepen en vice versa. Het onderzoek in de sociale wetenschappenheefit tot doel kennis, inzicht en kunde op te bouwen om daarmee bij te dragen aan het oplossen van een breed spectrum van maatschappelijke(beleids)vraagstukkenin onze samenleving. Binnen het DSW hebben we recent drie hoofdthema's onderscheiden die wat ons betreft
richtinggevend zijn voor sociaal wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Dezethema's zijn: - Individueleontwikkeling en ontplooiing; Gezondheid,welbevindenen zorg; Veerkrachtigesamenleving.
Met deze thema's sluit het DSWnauw aan op sterktes in het sociaal wetenschappelijk onderzoek m Nederland en bij thema's die eerder benoemd zijn, bijvoorbeeld binnen NWO.
De 23 vragen die namens het DSW ingediend warden voor de nationale wetenschapsagenda zijn alle verbonden met (in ieder geval) een van deze drie thema's. Daarbij sluiten de ingediende vragen aanbij eerderenationale(b.v. KNAW2011)enEuropesewetenschapsagenda's(b.v. Horizon2020). De geselecteerde vragen bieden naar ons idee vele uitdagingen voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Daarbij geldt voor vrijwel alle vragen dat ze direct relevant zijn voor de maatschappij. De vragen zijn op dit moment nog niet beantwoord, maar met de aanwezige wetenschappelijke kennis en kunde verwachten wij dat de komende jaren juist op deze terreinen in Nederland belangrijke vooruitgangkan wardengeboekt. In veel gevallen is daarmeeniet alleen de wetenschapmaar de hele maatschappij gediend.
Wij hopen dat dejury's onze vragen in overweging willen nemen tegen deze achtergrond. Hoogachtend,
DanielWigb^ldu^ (voorzitterJSisciplineoverlegSocialeWetenschappen)
bijlage(n): 2 exemplaren ec:
Radboud Universiteit
De Nationale Wetenschapsagenda 2015 Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen
1
De vragen Thema A. Individuele ontwikkeling en ontplooiing -A1. Hoe kan biologische, sociale, onderwijs- en opvoedingsgerelateerde wetenschappelijke kennis worden gebruikt om het menselijke brein zich optimaal te laten ontwikkelen? -A2. Hoe kunnen wij (geestelijk) gezond ouder worden? -A3. Welke (hersen)processen spelen een rol bij de ervaring van vrije wil? -A4. Hoe kunnen technologie en mensen samenwerken om kennis te creëren uit complexe informatie? -A5. Hoe beïnvloedt mobiliteit (van objecten, personen, en ideeën) de ontwikkeling van culturele identiteit? -A6. Hoe kunnen ouders en leerkrachten onze kinderen het beste voorbereiden op de maatschappij van de toekomst? -A7. Hoe beïnvloedt het samenspel van hersenen en omgeving onze ontwikkeling en ons gedrag? Thema B. Gezondheid, welbevinden en zorg -B1. Hoe kunnen we mensen aanzetten tot fysiek gezond leven? -B2. Hoe kunnen psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk voorkomen worden? -B3. Hoe kan de kwaliteit en organisatie van de (geestelijke) gezondheidszorg verbeterd worden en betaalbaar blijven? -B4. Wat maakt mensen gelukkig? -B5. Hoe kun je sociaal gedrag bevorderen en asociaal gedrag voorkomen? -B6. Hoe kun je slimme technologie (b.v. wearables) inzetten om een gezonde levensstijl te bevorderen? -B7. Wat is het belang van individuele verschillen bij het bevorderen van psychisch en lichamelijk welbevinden? Thema C. Veerkrachtige samenleving -C1. Hoe moeten we markten inrichten en bewaken om deze efficiënt en eerlijk te laten functioneren? -C2. Hoe kunnen we ongewenste oude en nieuwe vormen van sociale ongelijkheid het best tegengaan? -C3. Hoe kan de legitimiteit van de representatieve democratie worden gewaarborgd wanneer bestuursmacht in toenemende mate is verspreid over meerdere lagen (zoals in de EU)? -C4. Hoe en wanneer bevorderen sociale netwerken en instituties een duurzame samenwerking in groepen, organisaties en samenlevingen? -C5. Hoe kunnen we met gedragsinterventies het milieu beschermen? -C6. Hoe voorkomen we agressie in onze maatschappij? -C7. Hoe kunnen (internationale) conflicten voorkomen of opgelost worden? -C8. Hoe beïnvloedt de opkomst van nieuwe technologieën (incl. sociale media) de sociale structuur en dynamiek van de samenleving en het probleem-oplossend-vermogen van het individu en de samenleving? -C9. Hoe kan de diversiteit in een samenleving bijdragen aan de veerkracht van deze samenleving?
2
De toelichtingen -A1. Hoe kan biologische, sociale, onderwijs- en opvoedingsgerelateerde wetenschappelijke kennis worden gebruikt om het menselijke brein zich optimaal te laten ontwikkelen? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. Het brein ontwikkelt zich als resultaat van de biologische aanleg en invloeden uit de omgeving. Die ontwikkeling gaat het snelst op de kinderleeftijd en in de adolescentie, waardoor het op die leeftijd extra belangrijk is dat omgevingsinvloeden positief zijn. Binnen het onderwijs ligt een grote kans om het didactisch aanbod en het leerklimaat zodanig in te richten dat ontwikkelende hersenen optimaal worden gestimuleerd. De vraag is hoe kinderen kunnen profiteren van kennis over de invloed van opvoeding en sociale interactie op de ontwikkeling van de hersenen. De technologie om deze kennis snel te laten groeien is aanwezig. Deze kennis dient specifiek te zijn voor ontwikkelingsstadia en dient het mogelijk te maken om in toenemende mate rekening te houden met individuele verschillen in aanleg en ontwikkeling. Methoden in onderwijs en opvoeding kunnen hierdoor gericht zijn op het leveren van maatwerk ter optimalisering van de individuele mogelijkheden, ook als er sprake is van ontwikkelingsproblemen.
3
-A2. Hoe kunnen wij (geestelijk) gezond ouder worden? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. Lichamelijke en geestelijke gezondheid zijn nauw verbonden met onze interpersoonlijke relaties. De toename van eenzaamheid, nu bij één op de vier ouderen, is in dat licht een veeg teken. Daar staat tegenover dat mensen steeds makkelijker onderling (digitaal) verbinding kunnen maken. Onder welke condities is de vluchtigheid, vrijblijvendheid en soms vijandigheid van een deel van onze contacten problematisch? Voor een antwoord kan beroep gedaan te worden op longitudinale cohortstudies bij jeugd en volwassenen. Nederlandse cohorten zijn uitstekend gepositioneerd om de komende jaren inzicht te geven in de kwaliteit en kwantiteit van relaties binnen en buiten het gezin, het geestelijk functioneren, en het neurobiologisch substraat. De kernvraag daarbij is hoe kwalitatief goede en slechte sociale relaties ontstaan, hoe dit effecten heeft op gezondheid, en hoe mensen en gemeenschappen deze kennis kunnen benutten om met meer onderlinge genegenheid gezond ouder te worden.
4
-A3. Welke (hersen)processen spelen een rol bij de ervaring van vrije wil? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. Binnen hersenwetenschap en psychologie is debat over de vraag of vrije wil een illusie is. Bewuste gedachten en meningen hebben niet altijd invloed op de keuzes die we maken en ons gedrag wordt op allerlei manieren ongemerkt beïnvloed. In sommige gevallen weet een hersenscanner zelfs beter wat we ‘willen’ dan dat we dat zelf weten. Blijft de vraag of de vrije wil een illusie is en zo ja, waarom die dan bestaat. Mensen hechten sterk aan het idee van vrije wil, en dit suggereert dat het wellicht een functie heeft. Misschien hebben hersenfuncties die ons in staat stellen de wereld om ons heen te begrijpen en te voorspellen als ‘bijwerking’ dat we ook onszelf willen begrijpen en voorspellen. Misschien heeft het idee van de vrije wil ook een sociale functie, en vormt het een grondslag voor moraliteit. Door te onderzoeken welke hersenmechanismen de ‘illusie' van vrije wil genereren, kan een antwoord op deze vragen worden gegeven.
5
-A4. Hoe kunnen technologie en mensen samenwerken om kennis te creëren uit complexe informatie? Science for competitiveness Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. Met de huidige computers en algoritmen kunnen grote hoeveelheden complexe gegevens, vaak aangeduid als Big Data, worden verwerkt en samengevat. Afhankelijk van de toepassing kan dit resulteren in een simpele beschrijving, een patroon van samenhangen, een clustering van gelijksoortige objecten, of een complex voorspellingsmodel. Hoewel machines veel beter dan mensen in staat zijn op een systematische manier extreem grote hoeveelheden gegevens te verwerken volgens vooraf gespecificeerde instructies, zijn ze niet in staat om zelf te bepalen welke informatie relevante kennis oplevert. Ofwel ze zijn niet in staat om de relevante vragen te stellen noch de gevonden patronen te interpreteren. Dit betekent dat mensen de machines moeten aansturen (programmeren) en de verwerkte informatie moeten interpreteren. Twee relevante vragen zijn daarom: Hoe moeten we onze kennisvragen omzetten naar algoritmen waarmee machines Big Data te lijf gaat? Hoe kunnen we de vaak complexe en black-box type output van deze Big Data algoritmen omzetten naar nieuwe, zinvolle en bruikbare kennis?
6
-A5. Hoe beïnvloedt mobiliteit (van objecten, personen, en ideeën) de ontwikkeling van culturele identiteit? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. Mobiliteit is de smeerolie van een samenleving. Door mobiliteit veranderen samenlevingen, maar veranderen ook mensen binnen een samenleving. Intra- en intergenerationele mobiliteit worden vaak onderscheiden. Bij intragenerationele mobiliteit ervaren mensen binnen hun eigen leven groei of achteruitgang. Zij maken promotie/demotie, gaan liberalere opvattingen aanhangen, of verhuizen. Bij intergenerationele mobiliteit gaat het om overdracht van ideeën, attitudes en hulpbronnen tussen generaties (ouders en kinderen). Een belangrijke kwestie rond ongelijkheid (o.a. Piketty, Putnam, Wilkinson) is de vraag of sociale verschillen tussen mensen blijvend en langdurig zijn. Daarom ook is bestudering van mobiliteit essentieel. Ook op individueel niveau is mobiliteit relevant. Culturele identiteiten worden gevormd door afkomst en bestemming. Dus, in welke gezin en in welke context een persoon opgroeit, en in welke situatie hij/zij door eigen inspanning, achtergrond, of geluk terecht is gekomen. Onzekerheden over wie je bent, en wat je wilt zijn derhalve geworteld in vraagstukken van mobiliteit.
7
-A6. Hoe kunnen ouders en leerkrachten onze kinderen het beste voorbereiden op de maatschappij van de toekomst? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. Het groeiende veranderingstempo van de samenleving doet een groot beroep op het vermogen van kinderen en pubers om zich snel genoeg aan te passen; globalisering, toename van niet traditionele samenlevings- en gezinsvormen, confrontatie met verschillende (sub)culturen, veranderingen in tijdsbesteding, een overvloed aan prikkels door onder meer moderne media, veranderende maatschappelijke verhoudingen; dit alles heeft invloed op de ontwikkeling van kinderen. Op welke manier en met welke gevolgen? Welke hulpmiddelen kunnen ouders en leerkrachten aanreiken om om te gaan met snelle veranderingen en grote hoeveelheden prikkels, en om kinderen optimaal gebruik te laten maken van nieuwe mogelijkheden? Steeds meer kinderen dreigen buiten de boot te vallen doordat ze moeite hebben met de hoge eisen die gesteld worden. Tekenend is de grote toename van psychiatrische diagnoses en medicijngebruik. Ook radicalisering en verslaving baren zorgen. Hoe kunnen ouders en leerkrachten mogelijke problemen herkennen en voorkomen of aanpakken?
8
-A7. Hoe beïnvloedt het samenspel van hersenen en omgeving onze ontwikkeling en ons gedrag? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Individuele ontwikkeling en ontplooiing'. We weten dat de ontwikkeling van een kind bepaald wordt door een groot aantal factoren: zowel de omgeving waarin het opgroeit – ouders, gezin, vrienden en bredere maatschappelijke context – als de aangeboren psychologische en biologische eigenschappen. We veronderstellen dat de hersenontwikkeling een cruciale mediërende rol speelt in de effecten van omgeving en aangeboren kenmerken op de ontwikkeling: het brein bepaalt uiteindelijk de cognitieve en sociaal-emotionele mogelijkheden. Wat we niet goed weten is hoe de verschillende factoren interacteren en de ontwikkeling sturen. Wat gebeurt er in de verschillende ontwikkelingsfasen van het brein, van embryo tot volwassene? Wat is de rol van genen? Welke invloed hebben ouders, en hoe kunnen ze inspelen op individuele verschillen in aanleg? Hoe bepaalt dit samenspel uiteindelijk de ontwikkeling van het gedrag? En hoe kunnen we de kennis over hersenontwikkeling en –plasticiteit gebruiken om richting te geven aan opvoeding en onderwijs?
9
-B1. Hoe kunnen we mensen aanzetten tot fysiek gezond leven? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. Wereldwijd is er een toename van gezondheidsproblemen ten gevolge van ongezond gedrag. Reeds in 1977 maakte George Engel in zijn toonaangevend paper over het biopsychosociaal model (Science) duidelijk waarom niet alleen biologische maar ook psychosociale factoren van belang zijn voor fysieke gezondheid. Gedrag beïnvloedt verschillende processen die gezondheid bepalen: levensstijl (lichaamsbeweging, voeding, roken), stressgevoeligheid, en het aanpakken van gezondheidsproblemen (therapietrouw). Toch zijn nog steeds veel vragen onbeantwoord wat betreft factoren die gezond gedrag bevorderen. Grote uitdagingen voor de wetenschap zijn het bevorderen van motivatie en geloof in belang van gezond leven, het inzichtelijk maken van fysieke effecten van stress, en het verbeteren van therapietrouw bij chronische aandoeningen. Veelbelovende nieuwe, Nederlandse onderzoeksrichtingen bestuderen het beschermend effect van positieve gevoelens, stressreductie door mindfullness training of internetinterventies, en het beter in kaart brengen van belangrijke individuele verschillen in psychosociale gezondheidsrisico’s.
10
-B2. Hoe kunnen psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk voorkomen worden? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. Vroegtijdige signalering en gedragsinterventies kunnen gezondheidsproblemen voorkomen of de gevolgen verzachten. Maar wat zijn vroege indicatoren van ziekte? En wat zijn de oorzaken? Om dat te weten te komen bestuderen we de biologische, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, vanaf de vroegste jeugd tot in de volwassenheid. Ontwikkelingsprocessen en omgevingsfactoren zoals opvoeding, onderwijs en gezondheidszorg hebben invloed op elkaar en op de gezondheid. Onderzoek geeft inzicht in de risico- en beschermende factoren voor psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen. Kennis van deze factoren draagt bij aan betere signalerings- en preventieprogramma’s. Deze kennis is ook nodig voor het ontwerpen van gedragsinterventies waarmee ziekten behandeld kunnen worden of waarin patiënten leren omgaan met hun ziekte, zodat deze hun kwaliteit-van-leven niet te zeer beïnvloedt. De inzet van moderne technologieën en communicatiemiddelen maakt grootschalige monitoring en vroegtijdige signalering mogelijk. Internet en smartphone-apps kunnen bovendien gebruikt worden in de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van preventie- en interventieprogramma’s, die kosteneffectief zijn en voor iedereen toegankelijk.
11
-B3. Hoe kan de kwaliteit en organisatie van de (geestelijke) gezondheidszorg verbeterd worden en betaalbaar blijven? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. Hoe kan de kennis die er is over methoden en technieken die de geestelijke en lichamelijke gezondheid bevorderen toegankelijk worden gemaakt voor iedereen, zonder dat de kosten van deze toegankelijkheid de draagkracht van de maatschappij overstijgt? Hoe kan het accent in de zorg nog meer verschuiven naar preventie en naar bewustwording van risico’s en bevorderende invloeden op de gezondheid? Hoe kan het individu zich meer en meer bewust worden van mogelijkheden om door leefstijl en bewust opvoeden bij te dragen aan de eigen mentale en lichamelijke gezondheid en die van de opgroeiende jeugd? Hoe kunnen instellingen voor geestelijke en lichamelijke gezondheid hun dienstverlening optimaliseren in termen van preventie, toegankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie? De groei van kennis over effectiviteit van methoden van preventie en interventie en de verspreiding daarvan bij professionals is essentieel om de zorgkwaliteit te kunnen laten groeien en steeds specifieker, preventiever en doelgerichter te kunnen interveniëren, licht als het kan, ingrijpend als het moet.
12
-B4. Wat maakt mensen gelukkig? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. Onderzoek naar geluk heeft de laatste twintig jaar een enorme vlucht genomen, en hier zijn goede redenen voor. Geluk heeft een positieve invloed op gezondheid, energie, en productiviteit. Longitudinaal onderzoek toont dat de effecten van geluk op levensduur vergelijkbaar zijn met die van roken of obesitas - de 25% gelukkigste mensen (tijdens de vroege volwassenheid) worden 7 tot 11 jaar ouder dan de 25% minst gelukkigen, ook als gecorrigeerd wordt voor zaken als inkomen. Tevens weten we dat 50% van de variantie in geluk in welvarende landen als Nederland verklaard wordt door het gedrag en de keuzes van mensen (de andere 50% door genen en omstandigheden). De uitdaging van het komende decennium is om geluk weer een stevige plaats te geven in het onderwijs. De wetenschap heeft de kennis om mensen gelukkiger te maken, maar nog geen op maat gemaakte en goed geteste programma's voor onderwijs gericht op geluk. Hier is enorme winst te halen.
13
-B5. Hoe kun je sociaal gedrag bevorderen en asociaal gedrag voorkomen? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. De mens is een uitzonderlijk coöperatieve diersoort. Maar soms niet: dan wint eigenbelang het van gemeenschapszin, of worden coöperatieve talenten gebruikt door organisaties die het gemeenschappelijk belang ondermijnen. Dergelijke organisaties hebben soms asociale doelen zoals terrorisme of criminaliteit. Ook in “normale” organisaties kan asociaal gedrag zoals fraude of corruptie endemisch worden. Sociale wetenschap heeft sprongen vooruit gemaakt in de ontdekking van determinanten van goed gedrag. We leerden bijvoorbeeld hoe situaties ingericht kunnen worden dat prosociale keuzes domineren. Van groot belang is zelfregulatie door de ontwikkeling en internalisatie van culturele waarden en sociale normen. Toekomstige uitdagingen liggen vooral in het beter begrijpen van het dynamische samenspel tussen factoren op individueel, groeps- en maatschappelijk niveau. Nederland kan veel meer beleid op deze leest ontwikkelen, signaleerde de WRR onlangs. De toepassing van deze inzichten is goedkoop, efficiënt en biedt grote maatschappelijke voordelen boven toezicht, handhaving, beloning en straf. Met name in snel veranderende en individualiserende samenlevingen is dit belangrijk.
14
-B6. Hoe kun je slimme technologie (b.v. wearables) inzetten om een gezonde levensstijl te bevorderen? Science for competitiveness Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. ‘De persoon die voorheen bekend stond als patiënt’ krijgt een centrale rol in de zelfmanagement van gezondheid. De ontwikkeling van goedkope, perifere sensors en universele toepassing in smartphones en wearables kunnen personen daarbij ondersteunen. Het accent ligt daarbij nu nog op het verzamelen en presenteren van gegevensreeksen uit sensors en gebruikersinput. Zelden zijn deze gegevens afgestemd op persoonlijke behoeften, kenmerken en situatie, waardoor de impact vooralsnog beperkt is. Ook vraagt de integratie van technologie in leefstijl om vaardigheden die ongelijk verdeeld zijn, waardoor de gezondheidskloof tussen bevolkingsgroepen verder toe dreigt te nemen. Daarbovenop komt de ‘preventieparadox’, waarbij de opbrengsten van leefstijlverbetering weliswaar op populatieniveau aanzienlijk kunnen zijn, maar voor het individu nauwelijks concreet waarneembaar. Technologische ontwikkelaars en sociale wetenschappers dienen de komende jaren gezamenlijk hun Big Data te ontsluiten en te verrijken, om zodoende uit te vinden hoe technologie individuen en groepen kan helpen om leefstijlen te optimaliseren naar individuele en situationele kenmerken, wensen en vermogens.
15
-B7. Wat is het belang van individuele verschillen bij het bevorderen van psychisch en lichamelijk welbevinden? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Gezondheid, welbevinden en zorg'. Veel mensen vragen zich af wat ze moeten doen om gezond en gelukkig te worden. Vaak verschilt het antwoord van persoon tot persoon aangezien individuele verschillen een belangrijke rol spelen in het voorspellen van geluk en gezondheid. Nederlandse wetenschappers berekenden recentelijk dat mensen die door hun persoonlijkheid neigen tot piekeren en zelftwijfel jaarlijks miljarden aan gezondheidskosten veroorzaken. Ook andere persoonlijkheidseigenschappen blijken een grote voorspellende kracht te bezitten. Het is dus belangrijk om die eigenschappen goed te meten. Hoe beter een hulpverlener zijn cliënten bijvoorbeeld kent, hoe beter hij hen kan adviseren. Nederlandse wetenschappers spelen een belangrijke rol in het onderzoek naar de psychologische en biologische processen die aan de persoonlijkheid ten grondslag liggen. Kan deze kennis bijdragen aan het nauwkeuriger meten van persoonlijkheidseigenschappen? Kunnen mensen leren om slimmer op sterke en zwakke punten in hun persoonlijkheid in te spelen? En welke keuzes kunnen mensen maken om hun persoonlijkheid gedurende het hele leven optimaal te blijven ontwikkelen?
16
-C1. Hoe moeten we markten inrichten en bewaken om deze efficiënt en eerlijk te laten functioneren? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Welke instituties voor de inrichting en regulering van markten zijn onder hedendaagse omstandigheden optimaal? De kredietcrisis heeft laten zien dat marktwerking bewaakt moet worden en dat een vrije markt niet per se efficiënt en eerlijk functioneert. Anders dan veel economisch beleid van westerse overheden veronderstelt, leidt meer concurrentie niet altijd als vanzelf tot maximalisering van welvaart. Er zijn situaties waarin absoluut niet aan de voorwaarden voldaan is die tot maximalisering van welvaart leiden als ieder individu zijn eigen belang nastreeft op een vrije markt. Het ontbreken van de vereiste institutionele structuur (bijvoorbeeld door scheve machtsverhoudingen), fundamentele onzekerheid en onvoorspelbaarheid, en actoren die hun behoeften op begrensd rationele wijze bevredigen, zijn fundamentele oorzaken van marktfalen. Multidisciplinaire samenwerking van maatschappij- en gedragswetenschappers (economen, sociologen, politicologen, psychologen en juristen) is essentieel voor een beter inzicht in de spelregels (instituties) die bijdragen aan het efficiënt en eerlijk laten functioneren van markten.
17
-C2. Hoe kunnen we ongewenste oude en nieuwe vormen van sociale ongelijkheid het best tegengaan? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Sinds de Occupy-beweging en Piketty’s boek ‘Kapitaal’ staat ongelijkheid weer hoog op de politieke agenda. De dalende trend van ongelijkheid lijkt te zijn omgebogen en ongelijkheden worden in hedendaagse samenlevingen steeds groter. We weten inmiddels veel over deze trends in oude en nieuwe ongelijkheden. Veel minder is bekend over de fundamentele oorzaken van deze trends. Daardoor is ook weinig bekend over de effecten ― en onbedoelde neveneffecten ― van ongelijkheid reducerende beleidsmaatregelen en interventies. Ongewenste ongelijkheid en het verminderen daarvan is niet alleen een technisch, bestuurlijk of economisch probleem, het is allereerst een maatschappelijk probleem waar dringend een oplossing voor moet komen. Het is daarom belangrijk om dit probleem vanuit diverse sociaalwetenschappelijke disciplines te benaderen. Te grote ongelijkheid haalt veerkracht uit een samenleving. Het antwoord op de vraag hoe ongewenste oude en nieuwe ongelijkheden kunnen worden tegengegaan moet worden gegeven vanuit de sociaal wetenschappelijke disciplines die in Nederland een sterke reputatie hebben op dit terrein.
18
-C3. Hoe kan de legitimiteit van de representatieve democratie worden gewaarborgd wanneer bestuursmacht in toenemende mate is verspreid over meerdere lagen (zoals in de EU)? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Geen politiek stelsel kan altijd de wensen van iedere burger vervullen. Daarom berust de aanvaardbaarheid van politieke macht uiteindelijk op een geloof in de juistheid van het stelsel als geheel. De legitimiteit van nationale representatieve democratie staat onder druk doordat haar instellingen (parlement en regering) voor nieuwe uitdagingen staan. Bestuursmacht moet worden gedeeld met andere landen (bijvoorbeeld in de EU), private partijen en lagere overheden, terwijl het nationale parlement deze niet direct controleert. We weten inmiddels veel over de ontwikkeling van legitimiteit in Westerse samenlevingen. Zo blijkt onder burgers de steun voor democratie nog steeds groot (‘Over Grenzen’ project, KNAW Wetenschapsagenda). Veel minder weten we over de invloed van genoemde fragmentatie van bestuursmacht op legitimiteit, terwijl dit een cruciale ontwikkeling is in het openbaar bestuur. Bij de beantwoording van deze vraag kan worden voortgebouwd op de sterke Nederlandse traditie van vergelijkend politicologisch onderzoek. Speciale aandacht is nodig voor instituties: hoe beïnvloeden uiteenlopende institutionele arrangementen de legitimiteit van democratie?
19
-C4. Hoe en wanneer bevorderen sociale netwerken en samenwerking in groepen, organisaties en samenlevingen?
instituties
een
duurzame
Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Samenwerking is de hoeksteen van veerkrachtige samenlevingen. Dit geldt voor kleinschalige informele, formele of virtuele verbanden, zoals families, buurten, Facebookgroepen en bedrijven, evenals voor gehele samenlevingen. In samenwerkingsrelaties dragen betrokken partijen bij tot het realiseren van een collectief goed: de potentiële opbrengsten door samenwerking zijn hoger dan die individuen zonder samenwerking kunnen realiseren. Daar waar eigenbelang opgeofferd moet worden voor collectief belang, heeft samenwerking per definitie een wankele basis. We weten inmiddels veel over institutionele arrangementen die samenwerking bevorderen, zoals materiële prikkels of sociale controle binnen informele sociale netwerken. Echter, hedendaagse informele, formele en virtuele verbanden zijn vluchtiger. Dit terwijl vele collectieve goederen, zoals een schone buurt of productiviteit in een bedrijf, juist duurzame vormen van samenwerking vereisen. Hoe zorg je ervoor dat materiële prikkels en sociale controle zowel bij vluchtige als duurzame samenwerkingsrelaties standhouden om samenwerking te bevorderen? Nederlandse (sociale) wetenschappers hebben ook internationaal een vooraanstaande positie bij het onderzoek naar de grondslagen van samenwerking.
20
-C5. Hoe kunnen we met gedragsinterventies het milieu beschermen? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Milieuproblemen zoals klimaatverandering bedreigen het welzijn, de welvaart, en de beschikbaarheid van voedsel en water van miljarden mensen. Milieuproblemen worden in belangrijke mate veroorzaakt door het gedrag van mensen, en kunnen dus worden beheerst door mensen te stimuleren om meer milieubewuste keuzes te maken. Voorkeuren en gedrag spelen een rol bij bijna alle oplossingen voor milieuproblemen. Technische oplossingen zijn bijvoorbeeld alleen effectief als mensen deze oplossingen aanvaardbaar vinden en willen gebruiken. Belangrijke sociaal wetenschappelijke vragen zijn: (a) welke factoren beïnvloeden milieugedrag, zoals de keuze voor duurzame energiebronnen, aanschaf en gebruik van milieuvriendelijke technologie, en alledaagse gedragingen die invloed hebben op de milieukwaliteit?; (b) welke interventies zijn effectief om milieuvriendelijk gedrag te stimuleren, welke factoren bepalen de effectiviteit, en hoe kan de effectiviteit worden verhoogd?; (c) welke factoren beïnvloeden de acceptatie van milieubeleid en duurzame technologieën?; en (d) welke gevolgen hebben milieuproblemen en milieubeleid op het welzijn van mensen?
21
-C6. Hoe voorkomen we agressie in onze maatschappij? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Agressie is een groot probleem met langdurige negatieve gevolgen voor zowel daders als slachtoffers. Voorkomen ervan begint bij kinderen. Voor kinderen met zware agressieproblematiek (5% van de jongens en 1% van de meisjes) is intensieve zorg nodig. De vraag is hoe we deze kinderen in beeld kunnen krijgen in de voor- en vroegschoolse periode. Om agressie tegen te gaan is universele preventie van belang, maar de beste preventieprogramma’s reduceren agressie hoogstens ten dele. De vraag is hoe bewezen effectieve schoolbrede programma’s gecombineerd kunnen worden met maatwerk voor leerlingen die ondanks alle preventie toch een dader of slachtoffer blijven. Stuitend is dat het wereldwijd ontbreekt aan goede programma’s om agressie bij middelbare scholieren tegen te gaan. De vraag is wat voor hen werkt en of aanpassing van de structuur van scholen nodig is voor een effectieve interventie. Om leerlingen gepaste hulp te kunnen geven, is het monitoren van kinderen en het begrijpen van groepsprocessen binnen interdisciplinair onderzoek geboden.
22
-C7. Hoe kunnen (internationale) conflicten voorkomen of opgelost worden? Science for society Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Oorlog en gewelddadige conflicten in alle hoeken van de wereld zijn de meest verwoestende vorm van politieke interactie – en de meest enigmatische. Maar hoe, en met welke interventies, kunnen we conflicten voorkomen en bestrijden? Welke diplomatieke, economische en militaire interventies van regeringen, van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en van internationale organisaties (EU, VN) zijn effectief? Op wat voor manier kunnen we rekening houden met economische, politieke en culturele aspecten in de oorzaken en gevolgen van conflicten? Zijn er interventies denkbaar die een positief effect, of in ieder geval neutraal effect, hebben op ons welzijn, democratie, vrijheid, en sociale vertrouwen? Nieuwe data (bijv. ‘geocoding’ binnen conflict gebieden) en nieuwe analytische technieken (bijv. spatiale econometrie, experimenten, discours-analysen) bieden grote kansen om deze vragen te beantwoorden. Nederlandse academische en maatschappelijke organisaties zijn belangrijke spelers om deze kennis verder te ontwikkelen en benutten, dankzij jarenlange ervaring met allerlei soorten conflicten en conflict bemiddeling op nationale, regionale en internationale schaal.
23
-C8. Hoe beïnvloedt de opkomst van nieuwe technologieën (incl. sociale media) de sociale structuur en dynamiek van de samenleving en het probleem-oplossend-vermogen van het individu en de samenleving? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Innovaties op het gebied van Informatie- en Communicatietechnologie vormen de basis voor nieuwe (mobiele) communicatiemiddelen en sociale netwerken die mensen, onafhankelijk van tijd en plaats met elkaar in contact kunnen brengen. De huidige generatie hiervan is vooral gericht op bonding: het bijeen brengen van gelijkgestemden middels vrienden, volgers en likes. Tegelijkertijd zijn de vraagstukken op zowel micro- als macroniveau over bijvoorbeeld gezondheid, milieu of innovatie complexer dan ooit. Voor het oplossen van deze complexe vraagstukken is naast bonding juist bridging noodzakelijk: het bij elkaar brengen van groepen met verschillende belangen, kennis en meningen. Hoe kunnen processen van ‘bonding’ en ‘bridging’ via nieuwe technologie naast financieel en sociaal kapitaal ook informatiekapitaal genereren? Deze vraag kan vanuit structuratietheorie worden beantwoord door de (big) data die door de nieuwe technologie zelf worden gegenereerd te bestuderen. Sociale netwerkanalyse is daarbij een zinvolle onderzoeksmethode. Op verschillende Nederlandse universiteiten is de expertise aanwezig om dergelijk onderzoek vorm te geven.
24
-C9. Hoe kan de diversiteit in een samenleving bijdragen aan de veerkracht van deze samenleving? Science for science Deze vraag wordt ingediend namens het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW). Dit overleg vertegenwoordigt via de decanen duizenden onderzoekers vanuit de sociale wetenschappen. De 23 vragen die het DSW indient, zijn onderverdeeld in drie thema's. Deze vraag valt onder het thema 'Veerkrachtige samenleving'. Door internationale mobiliteit wordt onze samenleving steeds diverser. Onderzoek naar integratie en diversiteit heeft zich sterk geconcentreerd op problemen rond diversiteit. Sociale wetenschappers zijn succesvol in het identificeren van factoren die discriminatie tegengaan of integratie van minderheden bevorderen. Dat onderzoek is waardevol maar doet geen recht aan positieve gevolgen van diversiteit voor de samenleving. We weten dat culturele diversiteit kan bijdragen aan creativiteit en innovatie, aan de vitaliteit van steden, aan economische groei en het competitieve voordeel van landen op een globaliserende markt, maar we weten nog te weinig over de condities waaronder dat gebeurt. Binnen de sociale wetenschappen bestaat veel expertise op het terrein van integratie, sociale identiteitsontwikkeling en cognitieve processen die leiden tot creativiteit en innovatie. Interdisciplinair onderzoek laat zien dat nieuwe identiteitsvormen en interactiepatronen kunnen bijdragen aan cohesie en creativiteit in diverse groepen. De volgende stap is om deze kennis te benutten om condities te identificeren waaronder diversiteit bijdraagt aan de veerkracht van de samenleving.
25
Nationale Wetenschapsagenda RUG Sustainable Society & NIDI Vraag: Op welke manier kunnen bedrijven en semipublieke organisaties het beste hun maatschappelijke verantwoordelijkheden vormgeven? Toelichting: Nederlandse burgers zetten steeds meer vraagtekens bij de manier waarop bedrijven en semipublieke organisaties zich gedragen. Hoge bonussen bij banken en woningcorporaties roepen ergernis op. Bestuur dat weinig betrokken is op werknemers of - in het geval van universiteiten - op studenten verzwakt het draagvlak voor de vaak complexe beslissingen die genomen moeten worden. De Nederlandse maatschappij zou wellicht gebaat zijn bij werknemers die meer oog hebben voor maatschappelijke belangen en bestuurders die meer werk maken van het legitimeren van hun beslissingen. Beiden vergoten de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving. Maar kunnen bedrijven wel verantwoordelijkheden worden toegeschreven die buiten het strikt economische domein vallen? En wat voor maatschappelijke verantwoordelijkheden hebben bedrijven en semipublieke organisaties eigenlijk? En hoe kunnen zij die realiseren? Deze kwesties roepen op deze manier zowel theoretische, normatieve en empirische vragen op. Het beantwoorden van deze vragen vereist samenwerking van wetenschappers uit de geestes- en sociale wetenschappen.
Vraag: Hoe en op welke manier vormen verschillende bewegingen en verplaatsingen in het ruimtelijk gebied onze levens en reflecteren zij diep gewortelde veranderingen op economisch, sociaal-cultureel, ruimtelijk en politiek niveau? Toelichting: Mobiliteit is een geroemd concept in de 21e eeuw. Verschillende vormen van mobiliteit en soorten bewegingen hebben grote invloed op de samenleving: toeristen, diegenen die in de industrie werkzaam zijn, zakelijke reizigers, migranten, asielzoekers, studenten, terroristen, criminelen en ga zo maar door. Deze verschillende bewegingen en mobiliteiten kunnen een complex netwerk van culturele, politieke en economische en ook sociale gevolgen hebben voor diegenen die juist niet bewegen. Mobiliteit kan zorgen voor versterking maar ook voor destabilisering.
Vraag: Hoe kunnen verschillende wetenschappelijke disciplines bijdragen aan de ontwikkeling van serious games als platform voor onderzoek en educatie naar de dynamiek van complexe maatschappelijke vraagstukken met betrekking tot de energie transitie en de transitie naar een duurzame samenleving? Toelichting: De energietransitie behoeft naar inzicht en kennis op technologisch gebied ook nieuwe inzichten en kennis op vanuit de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen. Om verdere innovatie en transitie te bevorderen is het nodig om meer te weten over het menselijk gedrag. De inzet van serious gaming geeft ons nieuwe inzichten in gedrag in relatie tot de energie transitie en verdere verduurzaming van de samenleving als geheel.
Vraag: Welke factoren bevorderen of bedreigen culturele duurzaamheid op lange termijn? Toelichting: Om te onderzoeken wat culturele duurzaamheid nu daadwerkelijk inhoudt, is het noodzakelijk om sociaal-culturele ontwikkelingen vanuit een langetermijnperspectief te bekijken. Deze lange termijn kan zich uitstrekken van enkele generaties tot meerdere millennia. Door inzichten vanuit verschillende onderzoeksgebieden te vergelijken, kan bepaald worden welke factoren van invloed zijn op herstelkracht of kwetsbaarheid van specifieke soorten van sociaal en cultureel leven. Daarbij valt te denken aan bijv. overlevingsstrategieën, vestigingssystemen, collectief cultureel bewustzijn, burgerschapszin en communicatiemechanismen. Mogelijke toepassingen: op deze wijze is het bijvoorbeeld mogelijk om vroegere culturele reacties op gebeurtenissen die samenhangen met klimaatsverandering te reconstrueren en te evalueren, en te kijken in hoeverre hieruit conclusies over de hedendaagse situatie te trekken zijn. Ook geeft deze vraag aanleiding om de impact van eigentijdse technologieën op sociaal-politieke structuren te beoordelen of om de genealogie van vroegere en huidige noties van menselijke identiteit te onderzoeken, om zo te bepalen wat het betekent om mens te zijn.
Vraag: Wat zijn de randvoorwaarden voor een geslaagde participatiesamenleving? Toelichting: In 2014 werd in de troonrede het begrip Participatiesamenleving genoemd. Iedereen heeft een bepaald beeld bij de participatiesamenleving, maar welke ingrediënten zijn nodig om te kunnen spreken van een geslaagde participatiesamenleving. Kun je eigen meten in welke mate er sprake is van een dergelijke samenleving en welke data is er dan nodig om dat te meten. Burgers zijn steeds beter in staat om zich te verenigen in een collectief anders dan de reguliere horizontale organisatie van overheden en andere organisaties. Een terugtrekkende overheid zou meer participatie van burgers in de samenleving zelf behoeven. Is dit een zelf-organiserend principe of moet er actie worden ondernomen om de participatiegraad te verhogen en zo ja hoe dan.
Vraag: Hoe kan de transformatie van de jeugdzorg en daarmee de eigen kracht en zelfstandigheid van kinderen en hun ouders gestimuleerd worden en hoe kunnen duurzame interventies bijdragen aan structurele oplossingen in het jeugdveld? Toelichting: Kinderen staan centraal in de ontwikkeling naar een meer duurzame samenleving. In het kader van de transitie en transformatie van de jeugdzorg wordt geprobeerd om de eigen kracht en zelfstandigheid van kinderen en hun ouders te stimuleren. Om deze transformatie te laten slagen is het echter wel noodzakelijk om de sociale condities waarin zij leven beter te leren begrijpen. In het bijzonder achtergestelde groepen in zowel stedelijke als landelijke gebieden zullen verder achterop raken als we onvoldoende grip krijgen op deze condities en er geen nieuwe kennis ontwikkeld wordt. Er zijn nieuwe inzichten nodig om bestaande interventies duurzamer te maken en andersoortige interventies met een duurzaam karakter te introduceren.
Vraag: Op welke manier kan het huidige politieke systeem in Nederland beter voldoen aan de democratische waarden van de huidige samenleving en wat is er voor nodig om dat te bereiken? Toelichting: Het democratisch tekort zal in de loop der tijd verder toenemen. Er is nog onvoldoende aansluiting van burgers bij de politiek. In politieke partijen is slechts 1 procent van de totale bevolking actief, en uit die ene procent kan onze vertegenwoordiging worden gekozen. Tegelijkertijd zijn er allerhande dynamieken gaande in de samenleving die laten zien dat er veel meer horizontaal kan worden gewerkt, is er sprake van zelfsturing en worden innovatieve oplossingen gevonden voor maatschappelijke dilemma’s zonder tussenkomst van de overheid.
Vraag: Op welke manier kunnen uitkomsten van de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen beter worden betrokken bij co-creatie processen voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken in het bijzonder met overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties? Toelichting: Het creëren van impact vanuit wetenschappelijk onderzoek gaat niet vanzelf. Voor de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen ligt de betrokkenheid met de maatschappij voor de hand, toch is het ook voor deze disciplines niet als vanzelf dat uitkomsten van onderzoek worden hun weg vinden in die gremia waar het van grote meerwaarde zou kunnen zijn. Het is nodig om te onderzoeken welke drempels er zijn en welke katalysatoren er zijn die kunnen bijdragen aan het vergroten van impact.
Vraag: Hoe kunnen we de werktijden dusdanig aanpassen aan de natuurlijk bio-ritmische tijden van de mens en zo een stap maken naar het werkelijke nieuwe werken? Toelichting: In onze Westerse cultuur zijn wij gewend aan bepaalde werktijden. Tegelijkertijd is er een hang naar innovatie en verdere economische groei. Om het werkrendement te optimaliseren is onderzoek nodig naar het natuurlijke bioritme van verschillende groepen mensen. Met deze kennis kunnen we een nieuwe fase bereiken in het nieuwe werken en de verdere groei bevorderen.
Vraag: Welke gevolgen hebben geïnduceerde aardbevingen voor het welbevinden van burgers en de duurzaamheid van gemeenschappen; welke maatregelen helpen om negatieve gevolgen te bufferen en positieve gevolgen te benutten? Toelichting:
In Groningen voltrekt zich een ramp in slow motion. De bevingen eisten nog geen mensenlevens, maar bewoners en gemeenschappen krijgen nu reeds zware klappen. Dat komt deels omdat de omgeving op geen enkele wijze op aardschokken is voorbereid of ingericht. Zorgelijk is dat de verwachtte intensiteit van de bevingen toeneemt. Emoties hierover kunnen sterk oplopen, want deze bevingen zijn “geïnduceerd” en dus het gevolg van keuzes van rijksoverheid en bedrijfsleven. De escalerende problematiek bedreigt meer dan alleen het vertrouwen van Groningers in de overheid en rechtsstaat. Het probleem schaadt een kleine 200.000 huishoudens en kent een bijzonder complex multidisciplinair karakter. De onderzoeksraad voor de veiligheid pleitte onlangs voor een minder technocratische benadering van de bevingsproblematiek waarin het burgerperspectief centraal staat. Dat vraagt om een coherent onderzoeksprogramma waarin individuele, medische, sociale, ruimtelijke en economische effecten van de aardbevingen worden geïntegreerd. Dit onderzoeksprogramma moet gericht zijn op de ontwikkeling van effectieve interventies en oplossingen, die de duurzaamheid van de Groninger gemeenschap versterken.
Vraag: Welke factoren spelen een rol bij verminderde inzetbaarheid en mobiliteit van ouderen? Hoe kunnen sociaal welzijn en veiligheid worden gewaarborgd en hoe kunnen we ouderen meer betrekken bij duurzame oplossingen en interventies Toelichting: De geestelijke gezondheid en algemeen welzijnsbevinden van de ouder wordende mens zijn nauw gelieerd aan het behoud van de mogelijkheid tot het onderhouden van sociale contacten, in de ruime zin van het woord. De mogelijkheid om zich te verplaatsen is daarvoor cruciaal. Met het klimmen der jaren gaat de capaciteit die nodig is om zich veilig en voldoende vlot door het verkeer te begeven bij de ouder wordende mens achteruit. Of het nu gaat om het besturen van auto’s, fietsen of zelfs lopen, het verkeer lijkt steeds complexer te worden, grotendeels omdat uit onderzoek is gebleken dat het steeds lastiger wordt om alle informatie die op de verkeersdeelnemer afkomt afdoende snel te verwerken als je ouder wordt. Er zijn vele mogelijkheden om de ouder wordende mens hierin te ondersteunen, zoals training, hulpmiddelen, aanpassing van de omgeving en organisatie van hulp. Moderne informatietechnologie, vooropgesteld dat deze aangepast wordt aan de hulpbehoevende individu, kan hierin een rol van betekenis spelen. De vraag is welke van de mogelijkheden voor de individu het beste werkt, en hoe de informatietechnologie bij al deze mogelijkheden zou kunnen worden ingezet, zodanig dat het optimaal afgestemd kan worden om de individuele mobiliteitsbehoefte te bevredigen.
Nationale wetenschapsagenda (NIDI april 2015)
Vraag: Wat is het effect van demografie op duurzaamheid? Ofwel: Op welke manier kunnen individuele demografische keuzes een bijdrage leveren aan de transitie naar een duurzame(re) samenleving en op welke manier, en op welk regionaal schaalniveau, zijn de omvang en samenstelling van de bevolking van belang voor duurzaamheid?
Toelichting: Duurzaamheid leeft. Steeds meer overheden, organisaties en burgers willen zich inzetten voor een duurzame(re) samenleving. Tegelijkertijd is het nog alles behalve duidelijk hoe we dit kunnen bereiken. Duurzaamheidsonderzoek is sterk gericht op het streven naar een groene economie, waarbij de P’s van 'Profit' en 'Planet' centraal staan. De sociale kant, de P van 'People', is minder belicht. Zo ook de relatie met demografie. Demografische keuzes, zoals het moment waarop iemand uit huis gaat, de samenlevingsvorm waarin iemand leeft of de keuze al dan niet te verhuizen (migratie), zijn echter wel degelijk van belang voor het bereiken van een duurzame samenleving. Dit geldt ook voor keuzes op het gebied van onderwijs, werk en gezondheid. Op macro niveau speelt de omvang en samenstelling van de bevolking een belangrijke rol. Een evenwichtige leeftijdsverdeling van de bevolking kan bijdragen aan de totstandkoming van een duurzame samenleving, terwijl een sterk vergrijsde bevolking of een bevolking met een zogenaamde 'youth bulge' juist een bedreiging kunnen vormen. Demografische projecties vormen een belangrijke basis voor toekomstvisies over duurzaamheid. Meer duidelijkheid omtrent de relatie tussen demografie en duurzaamheid zal dan ook een extra impuls geven aan scenariostudies waarin verschillende paden naar een ecologisch en economisch duurzamere wereld worden verkent.
Vraag: Zal vergrijzing en krimp van de bevolking tot grotere regionale en internationale economische verschillen leiden? Toelichting: De vergrijzing en krimp van de bevolking heeft een belangrijke invloed op economische groei. Zo leidt een afname van het aandeel van de werkende beroepsbevolking tot een lagere economische groei. Tegelijk leidt een toename van het aandeel ouderen tot een toename van de kosten van zorg en pensioenen. Landen en regio’s die met een sterke vergrijzing en krimp te maken krijgen, hebben hierdoor slechtere economische vooruitzichten dan landen en regio’s met een groeiende en jongere bevolking. Hoewel alle Europese landen te maken hebben met vergrijzing, zijn er grote verschillen in de mate van vergrijzing. Ook tussen regio’s bestaan grote verschillen. Een aantal regio’s groeit sterk, terwijl andere krimpen. Dit zal leiden tot een toename van verschillen in welvaart tussen landen en regio’s in Europa. Als mensen verhuizen van krimp- naar groeiregio’s kan er zelfs sprake zijn van een neerwaartse spiraal voor krimpgebieden. Leiden krimp en vergrijzing onvermijdelijk tot een doemscenario voor een aantal landen en regio’s? Of kan de wetenschap helpen om een zonnigere toekomst te realiseren?