TECHNISCHE VERPLICHTINGEN Deze aanneming omvat: 1.
Het leveren en plaatsen van de installaties:
Deel I – Verlichting en drijfkracht Deel II – Zwakstroominstallaties Deel III – Hoogspanningsinstallatie Deel IV – Uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie
2.
Alle inbouwingswerken en het doorboren van gewelven, muren, plafonds, het uithollen van de groeven voor het blindleggen van de buizen, de inkepingen aan te brengen in het timmerwerk, het geheel zoals hierna bepaald. Het geheel dient zo uitgevoerd dat de brandwerende eigenschappen van de constructie niet verminderd worden.
3.
Het volledig in orde brengen van de schade aan de bouwconstructie teweeggebracht door de arbeiders-monteurs bij het plaatsen van de installatie.
4.
Het verwijderen van het puin, afkomstig van de installatiewerken, alsmede het vervoer naar een vuilnisstortplaats.
5.
De volledige coördinatie tussen de arbeiders elektriciteit en deze van de andere aannemers die gelijktijdig werkzaam zijn op de bouwplaats.
6.
Het in bedrijf stellen, regelen en bedienen van de installatie.
7.
Het aanleren en op de hoogte stellen van de werking en onderhoud van de installatie aan de daartoe aangestelde.
8.
Alle werken hier niet uitdrukkelijk vermeld, maar die nodig blijken tot het volledig voltooien van de installatie.
9.
Het depanneren en onderhouden van de installatie gedurende de waarborgtermijn, waarbij begrepen wordt niet alleen het depanneren, maar ook de uitvoering van alle werken nodig om de goede werking van de installatie te verzekeren, met inbegrip van wisselstukken en uurlonen en dit tot aan de definitieve oplevering. Het onderhoud van de volledige installatie, gedurende de garantieperiode is dus ten laste van de aannemer (tot na de definitieve oplevering). Er is geen afzonderlijke post voorzien in de opmeting. De kosten hiervoor moeten begrepen zijn in de eenheidsprijzen.
10. De hoofdverdeelspanning voor verlichting en drijfkracht is een driegeleidersysteem 3 x 400 V + N - 50 Hz (voor uitvoering te verifiëren). Voedingskabels voorzien van nulgeleider. 11. De werken vangen aan met het tracé der installaties op de wanden en de plafonds der lokalen. Dit tracé heeft voor doel de plaats te bepalen der leidingen, doorbrekingen, borden en toestellen die schematisch op de plannen zijn aangeduid. 12. Alle gebruikte materialen moeten ter goedkeuring voorgelegd worden voor de aanvang der werken. Voor gans het werk moeten dezelfde materialen gebruikt worden. 13. De uitvoering van de werken, voorwerp van deze aanbesteding, zoals ze hierna worden beschreven, en met alles wat er normaal bij hoort, zelfs niet uitdrukkelijk in deze vermeld, zal gebeuren met de grootste zorg, volgens alle regels der kunst en met het beste vakmanschap. Alle voorschriften en regels zijn van strikte toepassing; op de naleving ervan zal nauwgezet toezicht worden gehouden. 14. Opmaken van detail- en uitvoeringsplannen en handleidingen, af te leveren in 3 exemplaren. Er is een afzonderlijke post voorzien in de opmeting. Onder uitvoeringsplannen wordt verstaan HERTEKENDE plannen. 15. Keuring van de installaties door een erkend organisme, aangeduid door de opdrachtgever. Er is een afzonderlijke post voorzien in de meetstaat. Er kan geen voorlopige overname gebeuren zonder dat een keuring van de gehele installatie plaats heeft gehad, en de attesten in het bezit zijn van de Bouwheer (origineel) en de ontwerper (kopie). 16. De opdrachtgever behoudt zich het recht voor gelijk welk artikel niet toe te passen. De inschrijver kan geen enkele vorm van schadevergoeding eisen. 17. Alle materialen dienen te beantwoorden aan de voorschriften van het K.B. van 19.12.1997, met inbegrip van alle recentere van toepassing zijnde aanvullingen, tot wijziging van het K.B. van 07 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. Alle attesten dienaangaande en de uitvoeringsmethodes moeten in dubbel exemplaar bezorgd worden vóór het uitvoeren der werken. 18. De aannemer verzorgt de voorlopige aansluiting op water en elektriciteitsnet door eigen bemoeiingen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 1
19. Het veiligheids- en gezondheidsplan werd in bijlage bijgevoegd. De inschrijver dient zich hiernaar te schikken. Alle in dit document beschreven maatregelen dienen inbegrepen te zijn. Er is een afzonderlijke post voorzien in de samenvattende opmeting. 20. De aannemer dient in te staan voor de praktische regeling omtrent de nieuwe aansluitingen en regelt de nodige contacten met de betrokken nutsmaatschappijen. Het betreft T.V.-distributie, telefoonaansluiting, elektrische voeding, … 21. Akoestische voorwaarden In deel 90 bijlagen is een specifieke technische nota “Akoestische voorschriften technische installaties” toegevoegd. De volledige installatie elektriciteit moet voldoen aan alle eisen vermeld in deze nota. Zowel de maximaal toegelaten geluiddrukniveaus in de verschillende typelokalen, de geluidsniveaus buiten als het vermijden van overspraak tussen de lokalen onderling zijn daarbij essentieel. De aannemer beoordeelt zelf in welke mate de beschreven aanbevelingen moeten toegepast worden in zoverre het eindresultaat voldoet aan de gestelde eisen. Bij het einde van de installatiewerkzaamheden zal aan de hand van controlemetingen moeten aangetoond worden dat aan de eisen wordt voldaan. 22. Inbouw in betonwanden Veel van de binnen- en buitenwanden worden uitgevoerd in beton. Inbouwdozen voor alle elementen die ingebouwd worden in deze wanden (stopcontacten, schakelaars, interfoons, enzovoort), inclusief de nodige bekabeling of wachtbuizen, moeten bij de constructie van deze betonwanden mee ingewerkt en ingegoten worden. Het uitslijpen van sleuven en inbouwopeningen nadien wordt niet toegelaten. Hiervoor is een perfecte coördinatie nodig tussen de uitvoerder van de werken beschreven in onderhavig lastenboek, de uitvoerder van de betonwanden en de uitvoerders van de andere technische installaties. De posities van alle in te bouwen elementen moeten door alle betrokken uitvoerders tevoren vastgelegd en gecoördineerd worden. Door de aannemer moeten tevoren uitvoeringsplannen opgesteld worden met al deze elementen ingetekend. Deze plannen moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan het bestuur der werken, alvorens met de uitvoering van de betonwanden kan gestart worden. Voor bepaling van de aard van de wanden (beton, metselwerk, lichte wanden, …) hebben de architectuurplannen ten allen tijde voorrang op de grondplannen technieken.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 2
BESCHRIJVING DER WERKEN VOORSTELLING VAN HET PROJECT Het project omvat de volledige elektrische installatie (zowel de hoogspannings-, laagspannings-, als zwakstroominstallaties met inbegrip van de securit installaties) van een nieuw te bouwen FPC (Forensisch Psychiatrisch Centrum), dit zowel voor de 3 gebouwen (BU1, BU2 en BU3) als buitenaanleg (INFRA), conform dit bestek en de plannen en schema’s in bijlage. Het onderscheid tussen de gebouwen en meetstaten wordt als volgt gemaakt:
Het gebouw BU1 = De gesloten afdeling (of A blok) met daarin de afdeling ‘Observatie & Oriëntatie’ (A.OO) en ‘Intensieve behandeling’ (A.IB) Het gebouw BU2 = Het centraal gebouw (of B blok) met daarin o.a. het bezoekerscomplex en de administratieve en centrale diensten. Het gebouw BU3 = De open afdeling (of C blok) Het deel INFRA, met daarin de verbindingen tussen gebouw BU1 en BU2, alsook o.a. de buitenaanleg en perimeterbeveiliging.
ALGEMEENHEDEN Deze aanneming omvat het leveren, plaatsen, aansluiten en gebruiksklaar afleveren van volgende installaties: -
-
drijfkracht en verlichting (met inbegrip van een kNX systeem voor de sturing van de verlichting) zwakstroominstallatie, met o.a. tv distributie met gestuurde TV taps data / telefonie, met inbegrip van de telefooncentrale en een IP DECT systeem met lokalisatie branddetectie verpleegoproep toegangscontrole camerabewaking (cctv) cel- en dienstinterfonie alarm- en slotensturing met inbegrip van agressieoproep perimeter beveilging d.m.v. schrikdraad handbagagescanners metaaldetectie enz. … (niet-limitatieve lijst) hoogspanningsinstallatie en noodgroep uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie
De installatie dient volledig conform te zijn aan de huidige voor dit project van toepassing zijnde voorschriften, normen en regels, en dient in het bijzonder te voldoen aan: -
-
Algemeen Reglement op de Elektrische installaties (AREI), laatste uitgave Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB), laatste uitgave K.B. van 19 december 1997, met inbegrip van alle recentere van toepassing zijnde aanvullingen, tot wijziging van het K.B. van 07 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. De eventueel bijkomende eisen gesteld door de lokale brandweer Het typebestek 400 van het Ministerie van Openbare Werken NBN EN 60439-1 : “Laagspanningsschakel en verdeelinrichtingen deel 1: Geheel of gedeeltelijk aan typeproeven ontworpen samenstellingen” NBN EN 12464-1 : “Licht en verlichting – Werkplekverlichting - Deel 1: Binnenwerkplekken” Enz. … (niet-limitatieve lijst)
Alle nodige attesten en certificaten dienaangaande dienen tijdig ter goedkeuring voorgelegd te worden.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 3
DEEL I – VERLICHTING EN DRIJFKRACHT VOORAFGAANDE BEMERKING(EN): In zover er door de hiernavolgende bepalingen van onderhavig bijzonder lastenboek niet wordt afgeweken, wordt verwezen naar de bepalingen en voorwaarden van het typebestek nr. 400, laatste versie. Alle stukken uit metaal die niet tegen corrosie beschermd zijn door metalliseren, verchromen of cadmiëren worden warm verzinkt. Dit geldt echter niet voor geëmailleerde stukken.
01. – ELEKTRISCHE VERDEELBORDEN De prijs van elk bord bevat tevens de bedrading, de aansluitingen, het elektrisch schema, de signalisatieplaatjes en alle toebehoren (zoals o.a., verdeelstaven, klemmen, steunisolatoren, montageprofielen, enz. ...), alle toestellen en apparaten, zoals vermeld op het principeschema, alsook de digitale meetmodules en interne bliksem-/overspanningbeveiliging De borden beantwoorden aan de plannen/schema’s die bij het onderhavige Bijzonder Bestek gevoegd zijn, aan het “Algemeen reglement op de elektrische installaties” en aan de NBN EN 60439-1. De borden zijn van het type TTA (Tyepe-tested Assemblies) Inplanting: De inplanting van de borden is op de plannen weergegeven. Elektrische kenmerken: (voor zowel ‘NORMAAL’ als ‘NOOD’ net) -
Bedrijfsspanning: 3 x 230 / 400V (3F+N) Frequentie: 50 Hz Netsysteem: TN-S
De kenmerken van ieder bord zijn indicatief op de plannen weergegeven. Kortsluitvermogen: Het kortsluitvermogen van alle borden en bijhorende apparatuur dient minstens conform te zijn aan de op het desbetreffende punt van de installatie mogelijks optredende maximale kortsluitstroom. De nodige berekeningen dienen voor uitvoering door de aannemer gemaakt en indien dit door de Bouwheer/Projectcoördinator, de Ontwerpers of zijn afgevaardigden gevraagd wordt, voorgelegd te worden. Uitvoeringsplannen: Vóór de uitvoering van de borden zal de aannemer aan de Bouwheer/Projectcoördinator, de Ontwerpers en zijn afgevaardigden de uitvoerings- en indelingsplannen van het materieel ter goedkeuring voorleggen. De volgende uitvoeringsplannen voor het bord dienen te worden opgemaakt in 3 exemplaren: 1. 2. 3.
Vooraanzicht van het bord zonder deuren met alle apparatuur Bedradingschema’s van het bord met alle herkenningsmerken, nummering, enz. met legende. De door het bord bediende lokalen met aanduiding van de juiste uitvoering en plaatsing der bediende apparaten, dit zijn in feite de aanbestedingsplannen, vervolledigd op nieuwe door de aannemer te maken plannen, volgens de werkelijke toestand.
Een exemplaar van het desbetreffende elektrisch schema, waar de gehele nummering van de contacten staat aangegeven en grondplannen met aanduiding van de toestellen welke het bord voedt, moet in elk bord in een aan de binnenkant van de deur bevestigde planhouder geplaatst worden. De plannen van de borden moeten eveneens worden voorgelegd aan de goedkeuring van het Erkend Organisme naar keuze van de Bouwheer/Projectcoördinator (er is een aparte post voorzien in de samenvattende opmeting). Signalisatieplaatjes, identificatie: De in de borden geplaatste toestellen worden geïdentificeerd door signalisatieplaatjes van kunststof, zwart op wit gegraveerd. Zij moeten verplicht bevestigd zijn met schroeven van roestvrij staal of kunststof.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 4
De lijndikte van de markeringen moet minstens 1 mm zijn. Het model en de tekst van de signalisatieplaatjes moeten aan de goedkeuring van de Bouwheer / Projectcoördinator worden voorgelegd. Op de voorzijde van het bord zijn signalisatieplaatjes in kunststof bevestigd voor de eenvoudige identificatie van de verschillende, samenstellende afdelingen van het bord. De volgende signalisatieplaatjes moeten ook aangebracht worden: -
de naam van de fabrikant het nummer van het bord de bedrijfsspanning het netsysteem
De identificatie van de circuits wordt aangevuld met een lijst, afgedrukt op een zelfklevende plaat uit PVC, aluminium of gelijkwaardig van A4-formaat, die de overeenkomst tussen de circuitnummers en hun bestemming aangeeft. De op deze lijst vermelde teksten worden voorgelegd aan de goedkeuring van de Bouwheer / Projectcoördinator en de Ontwerpers. Deze lijst wordt aan de binnenkant van één der deuren van het verdeelbord aangebracht. Aarding: Alle metalen delen van de borden zoals het plaatwerk, het geraamte, het frame, de deuren, het voorvlak, zijn met de aardrail verbonden. Kleurencode: Voor het railstelsel en voor de bedrading worden de volgende kleuren gebruikt : Fasen: Nulleider: Aarde:
L1: zwart + “L1” of rood L2: zwart + “L2” of bruin L3: zwart + “L3” of zwart lichtblauw groen-geel
Het merken met kleuren van het railstelsel wordt uitgevoerd met banden van glanzende lakverf van 5 cm breed, die in voldoende aantal en op oordeelkundige plaatsen op het railstelsel worden aangebracht. Deze conventie geldt niet alleen voor de hoofd- en verdeelstaven, maar ook voor de klemmen en klemverbindingen. Kabelaansluitingen en draden worden eveneens aangeduid. Alle afwijkingen zullen onherroepelijk opnieuw dienen uitgevoerd. Afstelling, oplevering: De verdelingen van de stroomkringen van alle borden geschieden zo symmetrisch mogelijk over de 3 fasen. Na het onder spanning brengen en vóór de voorlopige oplevering, controleert de aannemer voor elk bord het fazenevenwicht, terwijl al de verlichtingscircuits in werking zijn. Als het evenwicht onvoldoende is, wijzigt de aannemer, op zijn kosten, de verdeling van de circuits zodat een systeem verkregen wordt dat correct uitgebalanceerd is. Het fazenevenwicht van de borden wordt als correct beschouwd als met alle kringen onder spanning en het gebouw normaal functionerend, de minst belaste fase ten minste 80% belast is ten opzichte van de meest belaste fase. Verlichting en stopcontact: Elk elektrisch bord is voorzien, tenzij verder specifiek anders vermeld, van een TL-verlichting en stopcontact (2P+A), aangesloten vóór de lastscheidingsschakelaar, conform het typebestek 400, ook indien deze niet vermeld staan op de schema’s.
01.01.
ALGEMENE LAAGSPANNINGSBORDEN (incl. uitrusting, kast en sokkel)
Constructie: De algemene laagspanningsborden (ALSB’s) zijn van het type staande kast en worden op de vloer geplaatst op een sokkel van +/- 10 cm. De sokkel is uitgevoerd in beton (glad bekist) voor borden in de kelder of in metaal voor borden die elders opgesteld zijn. Deze sokkel maakt deel uit van de huidige aanneming.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 5
Elk ALSB is een gesloten geheel, gebouwd onder vorm 2b, volgens de norm NBN EN 60439-1, bestaande uit een stijf geraamte van geperforeerde profielen dat een frame vormt voor de bevestiging van de apparatuur en dat drager is van het buitenomhulsel. De achter- en zijvlakken zijn afgesloten met platen van 2 mm dikte. De constructie van de algemene laagspanningsborden beantwoordt aan de voorschriften van het typebestek 400.B.03, hoofdstuk f, punt 3. “schakelinrichtingen als kast en als meervoudige kasten.” Het bord wordt verdeeld in compartimenten voor: horizontaal barenstel verticaal barenstel beschermingstoestellen kabels De verschillende compartimenten worden gesloten met één of meer deuren met handvat en sleutelslot. Het slot dient geschikt te zijn voor de inbouw van een europrofielcilinderslot. De slotcombinatie is goed te keuren door de Bouwheer. Per kastbord dienen minstens 2 sleutels geleverd te worden. Alle metalen elementen van het geraamte en het omhulsel zijn gefosfateerd vóór het schilderen. Synthetische verf is toegelaten voor zover het verdunningsmiddel geen water is. De volgorde van uitvoering van de schilderwerken is conform aan artikel B.f.1.6.4.7. van het bestek 400. Elk omhulsel of schot moet een zodanige mechanische stevigheid bezitten dat de spanningen die zich tijdens normaal bedrijf voordoen, kunnen opgevangen worden. De borden zijn in voldoende aantal voorzien van de nodige klemmenstroken en ingangen voor kabels en buizen. De klemmen worden boven en onderaan naast elkaar op rij gemonteerd over de ganse breedte van het bord. Waar nodig worden de borden voorzien van de nodige koelventilatoren. Schikking: De te gebruiken apparatuur (schakelaars, vermogensschakelaars, lastscheidingschakelaars, magneetschakelaars, tijdschakelaars, enz. …) heeft een beschermingsgraad van IP2X, gedefinieerd in de norm NBN C20-001. De apparatuur dient logisch en gelijkmatig te worden geschikt. De toestellen die door verschillende bronnen gevoed worden, worden fysisch gescheiden. De transformatoren (voor bedieningscircuits en andere) zijn steeds boven in het bord aangebracht. Toestellen met dezelfde functie worden zoveel mogelijk op horizontale en verticale rijen gegroepeerd, en de groepen van toestellen stemmen overeen met de logische onderverdelingen van de functies die zij bedienen. De inplanting van de toestellen en de aansluitingen worden uitgevoerd zodat de voeding altijd van dezelfde kant van het aangesloten toestel komt (bijvoorbeeld: vermogensschakelaar altijd gevoed van boven of van rechts). De toestellen moeten geïnstalleerd en aangesloten worden overeenkomstig de instructies van de constructeur (gebruikspositie, te respecteren afstanden voor de onderbrekingsbogen, ...). De montage en de aansluiting van de toestellen moeten zo uitgevoerd zijn dat hun goede werking niet in gevaar komt door onderlinge beïnvloeding (bv. warmte, onderbrekingsbogen, schokken en trillingen, energievelden). De aansluiting van de vermogensschakelaars wordt uitgevoerd zodat de thermische bescherming altijd van de tegenoverliggende kant van de voeding staat (tussenkomst op deze buiten spanning). De toestellen, evenals al de klemmen, moeten zo geplaatst zijn, dat zij bereikbaar zijn voor de eventuele bevestiging, aansluiting, onderhoud en vervanging. De inplanting van de toestellen in de borden moet eveneens zo opgebouwd zijn dat een ampèremetertang kan gebruikt worden zonder dat men kabels of geleiders moet afnemen. De organen voor de regeling en de herwapening, ontworpen om binnen in het geheel bediend te worden, moeten gemakkelijk bereikbaar zijn. De bedienings- en signalisatietoestellen mogen op de deuren van de kasten bevestigd worden, voor zover dat de onder spanning staande delen door een isolerend paneel of door klemmenstoppen beschermd worden. Er wordt een vrije reserve voorzien, die ten minste 30% van de totale inhoud van het bord beslaat, de nodige reserve voor de voorziene wacht-vertrekken niet inbegrepen. Verklikkerlampjes: Elk ALSB dient voorzien te worden van verklikkerlampjes voor aanduiding van de fazen, ook indien deze niet specifiek op de schema’s vermeld zijn.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 6
BORDNAAM ALSB
BORDVORM
3F+N
Vorm 2b
x
MONOFASIG
NORMAAL NET
NOOD NET
x
x
NO BREAK (UPS) NET
Meting: T.P. – G.P.
01.02.
SECUNDAIRE VERDEELBORDEN
Constructie: De secundaire borden worden in huidig project eveneens gebouwd onder vorm 2b van de NBN EN 60439-1, dit met uitzondering van de monofasige bordjes die onder vorm 1 mogen gebouwd worden. De borden zijn van het type met uitneembaar frame en worden met stevige bouten opgehangen in de daartoe voorziene bouwkundige ruimte (bouwkundige nissen met afsluitdeur voorzien in aanneming bouw). Enkele borden worden voorzien van een metalen prefabkast of PVC wandkast. In dat geval wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de meetstaat Deze prefabkasten dienen inbegrepen in de prijs van het desbetreffende bord. In geval een staande metalen prefabkast wordt toegepast, dient deze op een sokkel te worden geplaatst van +/- 10 cm. Deze sokkel is uitgevoerd in beton (glad bekist) voor borden in de kelder of in metaal voor borden die elders opgesteld zijn, en maakt deel uit van de huidige aanneming. De constructie van de secundaire borden beantwoordt aan de voorschriften van het typebestek 400.B.03, hoofdstuk f:
punt 2. ‘open schakelinrichtingen met frontale afscherming’ Voor de borden voorzien in een bouwkundige nis met afsluitdeur punt 3. ‘schakelinrichtingen als kast en als meervoudige kasten.’ Voor de borden voorzien in een staande metalen prefabkast. punt 4. ‘schakelinrichtingen als kastje en als meervoudige kastje.’ Voor de borden voorzien in een metalen prefabkast van het type wandopstelling.
De kastborden worden, tenzij bij uitzondering specifiek vermeld, uitgevoerd in geplooide staalplaat van min. 1,5 mm dikte, voorzien van de nodige verstijvingen en gelast en afgesloten met metalen deur en verchroomde kruk met slot. Het slot dient geschikt voor het inbouwen van een europrofielcilinder. De slotcombinatie is goed te keuren door de Bouwheer. Per kastbord dienen minstens 2 sleutels geleverd te worden. Er mogen geen vijzen of klinknagels op de deuren of deurposten zichtbaar zijn. De borden zijn steeds voorzien van de nodige ingangen voor buizen en kabels. De ruimten onder en boven de borden, zowel voor kastborden als voor deze in de nissen worden gebruikt voor het plaatsen van de buizen in opbouw. Deze buizen zullen afgeschermd worden met metaalplaat 1,25 mm dik, identiek afgewerkt als de borden (inbegrepen in de prijs van het bord). De doorgang van de kabels door de vloer en beton gebeurt in aangepaste buizen die daarna worden afgedicht door de aannemer elektriciteit. Waar nodig worden de borden voorzien van de nodige koelventilatoren. Schikking: Het middengedeelte en het bovengedeelte worden voorbehouden voor de beveiliging en verdeling van de stroomkringen. Bovendien zal een transparante plaat in een geschikte kunststof van 3 mm dikte aangebracht worden ter bescherming van de onder spanning staande delen en die voorzien is van de nodige uitsnijdingen om de apparatuur bedienbaar te houden. Er wordt een vrije reserve voorzien, die ten minste 30% van de totale inhoud van het bord beslaat, de nodige reserve voor de voorziene wacht-vertrekken niet inbegrepen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 7
01.02.01.
IN BOUWKUNDIGE NIS (incl. uitrusting)
Deze post omvat de onderstaande secundaire verdeelborden geplaatst in een bouwkundige nis. NORMAAL NET
NOOD NET
x
x
x
Vorm 2b
x
x
x
EB A.OO.02
Vorm 2b
x
x
x
EB A.IB.00
Vorm 2b
x
x
x
EB A.IB.01
Vorm 2b
x
x
x
EB A.IB.02
Vorm 2b
x
x
x
EB B.00.1
Vorm 2b
x
x
x
EB B.00.2
Vorm 2b
x
x
x
EB B.00.4
Vorm 2b
x
x
x
EB B.00.5
Vorm 2b
x
x
x
EB B.01.2
Vorm 2b
x
x
x
EB B.01.3
Vorm 2b
x
x
x
EB B.02
Vorm 2b
x
x
x
EB B.03
Vorm 2b
x
EB B.04
Vorm 2b
x
x
x
EB B.05
Vorm 2b
x
x
x
EB B.06
Vorm 2b
x
x
x
EB C.00
Vorm 2b
x
x
x
EB C.01
Vorm 2b
x
x
x
EB C.02
Vorm 2b
x
x
x
EB C.03
Vorm 2b
x
x
x
BORDNAAM
BORDVORM
3F+N
EB A.OO.00
Vorm 2b
EB A.OO.01
MONOFASIG
NO BREAK (UPS) NET
x
Opmerking(en):
Alle borden dienen, zoals hierboven beschreven voorzien van een interne contactdoos en bordverlichting. Deze dient afgetakt te worden voor de hoofdbeveiliging / hoofdlastscheidingsschakelaarvan het bord en dient voorzien van een aparte differentieelautomaat (zie schema). De bordverlichting dient bediend te worden door middel van een deurcontact. Voor wat betreft de borden waar ‘NOOD NET’ aanwezig is, dient de voeding van deze te gebeuren vanaf het ‘NOOD’ net.
Meting: F.H. – Stuk (per type bord)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 8
01.02.02.
IN STAANDE METALEN KAST (incl. uitrusting, kast en sokkel)
Deze post omvat de onderstaande secundaire verdeelborden geplaatst in een staande metalen kast (cfr. 400.B.03.f.4.). MONOFASIG
NORMAAL NET
NOOD NET
x
x
NO BREAK (UPS) NET
BORDNAAM
BORDVORM
3F+N
EB Hoofdbord A.OO
Vorm 2b
x
EB Securit A.OO
Vorm 2b
x
EB Hoofdbord A.IB
Vorm 2b
x
EB Securit A.IB
Vorm 2b
x
EB B.-1
Vorm 2b
x
x
x
EB B.00.3
Vorm 2b
x
x
x
EB B.01.1
Vorm 2b
x
x
x
EB Securit B.00
Vorm 2b
x
x
EB Securit B.02
Vorm 2b
x
x
EB Hoofdbord C
Vorm 2b
x
EB Securit C
Vorm 2b
x
x x
x x
x
x x
Opmerking(en):
Ten behoeve van de keuken dient in huidige aanneming een staande metalen kast (cfr. 400.B.03.f.3.) met minimale afmetingen 1800 mm breedte en 2000 meter hoogte voorzien. Enkel het leveren en plaatsen van deze kast alsook de op het schema aangeduide apparatuur maakt deel uit van de huidige aanneming. Ten behoeve van een latere lkeukeninrichting kan het bord EB B.00.3 uitgebreid worden met bijkomende vertrekken en apparatuur. Om hiermee rekening te houden wordt een stelpost voorzien, niet te wijzigen door de inschrijver. Alle borden dienen, met uitzondering van de ‘Securit’ borden die gevoed worden via een UPS, zoals hierboven beschreven voorzien van een interne contactdoos (2P+A) en per kastdeel van bordverlichting. Deze dient afgetakt te worden voor de hoofdbeveiliging / hoofdlastscheidingsschakelaar van het bord en dient voorzien van een aparte differentieelautomaat (zie schema). De bordverlichting dient bediend te worden door middel van een deurcontact. Voor wat betreft de borden waar ‘NOOD NET’ aanwezig is, dient de voeding van deze te gebeuren vanaf het ‘NOOD’ net. Het ‘NO BREAK’ net zal voor elk bord dat hierdoor gevoed wordt, gehaald worden van een in de buurt van het bord opgestelde UPS. Deze UPS’en zullen op hun beurt rechtstreeks gevoed worden vanuit het ‘NOOD NET’ vanaf het ALSB of hoofdbord van het desbetreffende gebouw (zie schema’s). Deze UPS’en zijn voorzien en beschreven in hoofdtuk 3 van dit bestek.
Meting: per type bord: F.H. – Stuk Uitbreiding EB B 00.3 in functie van latere keukeninrichting: Stelpost = 5.000 € 01.02.03.
IN METALEN PREFABKAST, WANDOPSTELLING (incl. uitrusting en kast)
Deze post omvat de onderstaande secundaire verdeelborden geplaatst in een metalen prefabkast voor wandopstelling (cfr. 400.B.03.f.4.). BORDNAAM
BORDVORM
3F+N
MONOFASIG
NORMAAL NET
EB A.OO.03
Vorm 1
x
x
EB A.IB.03
Vorm 1
x
x
EB C.04
Vorm 1
x
x
NOOD NET
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 9
NO BREAK (UPS) NET
Opmerking(en):
Bij uitzondering, op de regel zoals hier hoger in dit bestek beschreven, dienen de monofasige bordjes niet voorzien te worden van een interne contactdoos (2P+A) en bordverlichting.
Meting: F.H. – Stuk (per type bord)
01.02.04.
IN PVC KASTJE, WANDOPSTELLING (incl. uitrusting en kast)
Deze post omvat de onderstaande secundaire verdeelborden geplaatst in een modulair PVC kastje, voorzien van een transparante deur. Deze types bordjes worden voorzien ten behoeve van de kringen van de kamers van de geïnterneerden en worden geplaatst in de nissen in de gang horend bij de respectievelijke kamers. BORDNAAM
BORDVORM
3F+N
MONOFASIG
NORMAAL NET
EB A.OO.00.01
Vorm 1
x
x
EB A.OO.00.02
Vorm 1
x
x
EB A.OO.00.03
Vorm 1
x
x
EB A.OO.00.04
Vorm 1
x
x
EB A.OO.00.05
Vorm 1
x
x
EB A.OO.00.06
Vorm 1
x
x
EB A.OO.01.01
Vorm 1
x
x
EB A.OO.01.02
Vorm 1
x
x
EB A.OO.01.03
Vorm 1
x
x
EB A.OO.01.04
Vorm 1
x
x
EB A.OO.01.05
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.01
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.02
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.03
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.04
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.05
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.06
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.07
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.08
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.09
Vorm 1
x
x
EB A.OO.02.10
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.1
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.2
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.3
Vorm 1
x
x
NOOD NET
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 10
NO BREAK (UPS) NET
EB A.IB.00.4
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.5
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.6
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.7
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.8
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.9
Vorm 1
x
x
EB A.IB.00.10
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.1
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.2
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.3
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.4
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.5
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.6
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.7
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.8
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.9
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.10
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.11
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.12
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.13
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.14
Vorm 1
x
x
EB A.IB.01.15
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.1
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.2
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.3
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.4
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.5
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.6
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.7
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.8
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.9
Vorm 1
x
x
EB A.IB.02.10
Vorm 1
x
x
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 11
EB C.01.1
Vorm 1
x
x
EB C.01.2
Vorm 1
x
x
EB C.01.3
Vorm 1
x
x
EB C.01.4
Vorm 1
x
x
EB C.01.5
Vorm 1
x
x
EB C.01.6
Vorm 1
x
x
EB C.01.7
Vorm 1
x
x
EB C.01.8
Vorm 1
x
x
EB C.01.9
Vorm 1
x
x
EB C.01.10
Vorm 1
x
x
EB C.01.11
Vorm 1
x
x
EB C.01.12
Vorm 1
x
x
EB C.01.13
Vorm 1
x
x
EB C.01.14
Vorm 1
x
x
EB C.02.1
Vorm 1
x
x
EB C.02.2
Vorm 1
x
x
EB C.02.3
Vorm 1
x
x
EB C.02.4
Vorm 1
x
x
EB C.02.5
Vorm 1
x
x
EB C.02.6
Vorm 1
x
x
EB C.02.7
Vorm 1
x
x
EB C.02.8
Vorm 1
x
x
EB C.02.9
Vorm 1
x
x
EB C.02.10
Vorm 1
x
x
EB C.02.11
Vorm 1
x
x
EB C.02.12
Vorm 1
x
x
EB C.02.13
Vorm 1
x
x
EB C.02.14
Vorm 1
x
x
EB C.03.1
Vorm 1
x
x
EB C.03.2
Vorm 1
x
x
EB C.03.3
Vorm 1
x
x
EB C.03.4
Vorm 1
x
x
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 12
EB C.03.5
Vorm 1
x
x
EB C.03.6
Vorm 1
x
x
EB C.03.7
Vorm 1
x
x
EB C.03.8
Vorm 1
x
x
EB C.03.9
Vorm 1
x
x
EB C.03.10
Vorm 1
x
x
EB C.03.11
Vorm 1
x
x
EB C.03.12
Vorm 1
x
x
EB C.03.13
Vorm 1
x
x
EB C.03.14
Vorm 1
x
x
Opmerking(en):
Bij uitzondering, op de regel, hier hoger in dit bestek beschreven, dienen bovenstaande bordjes NIET voorzien te worden van een interne contactdoos (2P+A) en bordverlichting. In de meestaat staan de gelijkaardige bordjes vermeld als één type (zie ook de schema’s), waarvan er het desbetreffende aantal stuks van voorzien dienen te worden.
Meting: F.H. – Stuk (per type bord)
01.03.
APPARATUUR VAN DE BORDEN
De apparatuur van de borden, incl. benodigde montage en overige toebehoren, met kenmerken conform beschrijving en principeschema in bijlage is inbegrepen in de prijs van het desbetreffende ALSB of secundair bord. De beveiligings- en schakeltoestellen zijn van het bloktype in een isolerende kast van persstof, met hefboombediening en aanduiding van de stand, en moeten ongevoelig zijn voor lichte schokken en trillingen. De tweepolige beveiligingstoestellen zijn steeds op de twee polen beveiligd, de vierpolige beveiligingstoestellen zijn steeds op de drie fasen en de nulgeleider beveiligd. Het type en de nominale stroomsterkte van deze beveiligingstoestellen staan op de schema’s van de borden aangegeven. Railstelsel: Het railstelsel, de isolatoren, evenals de aftakkingen, zijn bestudeerd om zonder schade de thermische en dynamische krachten, veroorzaakt door de kortsluitstroom, te ondergaan, rekening gehouden met de geïnstalleerde vermogens, alle uitbreidingen inbegrepen. De doorsnede van de rails wordt bepaald cfr. de NBN C60.001 en EN 60439-1 norm. Het gebruik van geprefabriceerd railstellen (zogenaamde ‘kam’ systemen) die niet toelaten één enkele automaat te vervangen zonder dat de rest van de rij automaten buitendienstgesteld of losgekoppeld dienen te worden is niet toegestaan. Wat betreft de secundaire verdeelborden, of ALSB’s waaruit rechtstreeks kringen verlichting of stopcontacten gevoed worden dienen, tenzij specifiek anders vermeld op het schema in bijlage, minstens naast de aanwezige aardingsrail en het eventueel aanwezig hoofdrailstel voor de primaire verdeling, één apart 3 F+ N railstel (400 V, 50 Hz) voor de verlichting en één apart 3 F+ N railstel (400 V, 50 Hz) voor de contactdozen voorzien te worden. Verklikkerlampjes: Het zijn neonlampjes met koude kathode en met ingebouwde weerstand. Hun levensduur is minimum 50.000 uren. Zij zijn voorzien van een halfbolvormig kapje van kunststof met een diameter van minstens 18mm, in de massa gekleurd in rood, geel, blauw of wit. De vervanging van de lamp of van het geheel moet eenvoudig zijn. De lampjes zijn ingebouwd in de deur van het bord of in de afdekplaat en door signalisatieplaatjes geïdentificeerd.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 13
Lastscheidingsschakelaars: Het type en de nominale stroomsterkte van deze toestellen staan op de schema’s van de borden aangegeven. De lastscheiders dienen te voldoen aan de norm en NBN EN 60947-1 en NBN EN 60947-1. Ze zijn beveiligd tegen toevallige inschakeling en vergrendelbaar in open stand. Op de kop van elk secundair verdeelbord dient, tenzij op de schema’s specifiek anders vermeld, een 4-polige lastscheidingsschakelaar als hoofdschakelaar toegepast te worden. Smeltzekeringen: Beantwoorden aan de normen NBN C63.021 “Smeltzekeringen voor industrieel gebruik”, NBN EN 60269-1 en NBN EN 602692. Zij zijn van het type meszekering met hoog onderbrekingsvermogen. De nominale stroomsterkte van de smeltzekeringen is op de schema’s aangeduid. Hun onderbrekingsvermogen is minstens 110 kA voor een spanning tot 500V (AC). Voor elk type van patroon wordt een aangepaste handgreep geleverd. De smeltzekeringen voor de hulpkringen zijn van het type met cilinderpatroon en met grijpsteun. Zij zijn voorzien van een hoog onderbrekingsvermogen bij een spanning van 400 V (AC). Kleine automatische schakelaars: De kleine automatische schakelaars (ook ‘automaten’ genoemd) zijn geschikt als beveiliging tegen kortsluiting en overbelasting. De nominale waarde en het aantal polen is steeds opgegeven op de schema’s. De automaten die kringen stopcontacten of verlichting voeden, beschikken standaard over een ogenblikkelijke uitschakelkarakteristiek type C. Voor de overige kringen dient de uitschakelkarakteristiek, tenzij specifiek vermeld op de schema’s, door de aannemer bepaald te worden in functie van de aangesloten belasting. Het afschakelvermogen bedraagt minimum 10 kA bij 250 V en Cos phi = 0,70, volgens de industriële norm NBN EN 60947-2 (tenzij hoger vereist). Zij zijn van het type met vooraansluiting zonder klemmenbeschermers, tenzij anders vermeld. Ze worden met clipsen op DIN-rails vastgezet. Standaard worden voor verlichtingskringen steeds tweepolige automatische schakelaars met een nominale waarde van 16A toegepast. Voor kringen met contactdozen 2P+A worden standaard (tenzij specifiek anders vermeld) steeds tweepolige automatische schakelaars met een nominale waarde van 20A toegepast. Differentieelschakelaars: Differentieelschakelaars (verliesstroomschakelaars) onderbreken de spanning over de 3 fasen en de N bij een aardlekstroom volgens waarden opgegeven in de schema's. Ze worden met clipsen op DIN-rails vastgezet en zullen in de hoogte dezelfde afmetingen hebben als de automatische uitschakelaars.. Zij zijn van het type met lage gevoeligheid 1 tot 3A, gemiddelde gevoeligheid 100 of 300 mA, hoge gevoeligheid 30 mA of zeer grote gevoeligheid. Ze voldoen aan de normen NBN EN 61008-1 en NBN 61008-2-1 en dragen het kwaliteitsmerk CEBEC. Zij moeten verplicht van het type A zijn. Het type AC mag niet gebruikt worden. De nominale stroomsterkte en de gevoeligheid worden op de schema’s aangeduid. Wanneer meerdere differentieelschakelaars en/of differentieelautomaten in serie aangesloten zijn, moeten deze wat betreft differentieelbeveiliging volledig selectief zijn. Differentieelautomaten of gecombineerde automatische differentieelschakelaars: Differentieelautomaten (verliesstroomautomaten) zijn geschikt als beveiliging tegen kortsluiting, overbelasting en tegen aardlekstroom. Beide waarden zijn opgegeven op de schema’s der borden. De differentieelautomaten kunnen bestaan uit één geheel of uit een geschikte combinatie van een kleine automatische schakelaars voor de magnetothermische beveiliging en een differentieel module die aan de automaat vastgeklikt wordt. De magnetothermische beveiliging van de differentieelautomaat dient te voldoen aan dezelfde eisen als gesteld in de beschrijving van de Kleine automatische schakelaars hierboven Ze worden met clipsen op DIN-rails vastgezet en zullen in de hoogte dezelfde afmetingen hebben als de automatische uitschakelaars.. Zij zijn van het type met lage gevoeligheid 1 tot 3A, gemiddelde gevoeligheid 100 of 300 mA, hoge gevoeligheid 30 mA of zeer grote gevoeligheid. Ze voldoen aan de normen NBN EN 61009-1 en NBN 61009-2-1 en dragen het kwaliteitsmerk CEBEC. Zij moeten verplicht van het type A zijn. Het type AC mag niet gebruikt worden. De nominale stroomsterkte en de gevoeligheid worden op de schema’s aangeduid. Wanneer meerdere verliesstroomschakelaars en/of differentieelautomaten in serie aangesloten zijn, moeten deze wat betreft differentieelbeveiliging volledig selectief zijn. Vermogenschakelaars: Voor de beveiliging van kringen of vertrekken met nominale stromen hoger dan 63A en/of een onderbrekingsvermogen hoger dan 15 kA zijn in huidig project vermogenschakelaars verplicht toe te passen, tenzij specifiek anders vermeld op de schema’s.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 14
De vermogenschakelaars dienen te voldoen aan de NBN EN 60947-2. Ze zijn aan de voorzijde van klasse II. De nominale stroomsterkte van de vermogenschakelaars is op de schema’s aangeduid, doch mogen evenwel aangepast worden in functie van het voorgestelde materieel. De magnetische en thermische beschermingen zijn van het elektronisch type en regelbaar (Ir = 0,6 tot In). De magnetische en thermische beschermingen zijn afneembaar om het kaliber te kunnen aanpassen zonder de vermogensschakelaar te vervangen. De last- en de vermogensschakelaars moeten een hoog onderbrekingsvermogen bezitten, de vermogensschakelaars door middel van een regelbare thermische uitschakeling met vertraagde werking voor de overbelastingen en door middel van een regelbare, elektromagnetische uitschakeling met onmiddellijke werking voor de kortsluitingen, en met aanduiding van de uitschakeling. Een aantal vermogenschakelaars in het noodgedeelte van het ALSB zijn te voorzien van een motorisatie (zie aanduiding op plannen) teneinde bij noodvoeding deze schakelaars sequentieel te kunnen in- en uitschakelen. Deze motorisatie, samen met de nodige in- en uitschakelspoelen, dient inbegrepen in de prijzen van het ALSB. Hulprelais: De hulprelais worden voorzien voor de automatische bediening van verschillende uitrustingen. De contacten hebben een nominale stroomsterkte van minstens 6 A. Het aantal contacten wordt bepaald in functie van de schema’s. De beveiliging van de stuurking dient aangepast te zijn aan de nominale stroom van de contacten. Contactoren: Het aantal polen en de nominale stroomsterkte van deze toestellen worden opgegeven bij de beschrijving van de borden of op de plannen. Alle contactoren zijn van een type met Ag-Cd contacten en vaste kern en dienen te voldoen aan de norm NBN EN 60947-1 en NBN EN 61095. De spoel van de contactoren is steeds werkend op 230V (netspanning), tenzij bepaalde overige onderdelen van de desbetreffende stuurkring een lagere spanning vereisen. In dat geval dient de spanning van de spoel aangepast te zijn aan de max. toelaatbare waarde van de spanning. De nodige bijkomende geschikte transformatoren en/of voedingen dienen mee in de prijs van het bord inbegrepen te zijn, ook in geval deze niet specifiek op de schema’s werden vermeld of ingetekend. De spoel dient zonder schade continue onder spanning te kunnen blijven en heeft een gering eigen verbruik. De nominale spanning van de schakelcontacten is minstens 230V bij toepassing in monofasige kringen en 400V bij driefasige kringen. De nominale stroom van de hoofdschakelcontacten dient minstens 16A te bedragen, bij gebruikscategorie AC3, aangepast aan de nominale stroom van de desbetreffende schakelkring. De eventuele hulpcontacten hebben een nominale stroomsterkte van minstens 2A. De gebruikscategorie van de contactoren dient steeds te voldoen in functie van het type van de te schakelen belasting, conform de norm NBN EN 60947-4-1. Het aantal contacten wordt bepaald in functie van de schema’s, indien dit aantal groter is dan beschikbaar, moeten meerdere magneetschakelaars voorzien worden, parallel bediend. Levensduur: 100.000 bedieningscycli bij maximum vermogen (AC3). Teleruptoren: Het aantal polen en de nominale stroomsterkte van deze toestellen worden opgegeven bij de beschrijving van de borden of op de plannen. Alle teleruptoren zijn van een type met Ag-Cd contacten en vaste kern en dienen te voldoen aan de norm NBN EN 60669-1 en NBN EN 60669-2 De spoel van de teleruptoren is steeds werkend op 230V (netspanning), tenzij bepaalde overige onderdelen van de desbetreffende stuurkring een lagere spanning vereisen (dit is o.a. van toepassing voor verlichtingskringen aangestuurd door de verpleegoproepinstallatie of bediend van op de oproeppeer). In dat geval dient de spanning van de spoel aangepast te zijn aan de max. toelaatbare waarde van de spanning. De nodige bijkomende geschikte transformatoren en/of voedingen dienen mee in de prijs van het bord inbegrepen te zijn, ook in geval deze niet specifiek op de schema’s werden vermeld of ingetekend. De spoel dient zonder schade continue onder spanning te kunnen blijven en heeft een gering eigen verbruik. Wat betreft de werking, zal bij een eerste onder spanning stelling van de spoel de schakelcontacten gesloten en de kring ingeschakeld worden, bij een tweede onder spanning stellen (na onderbreking dus) worden de contacten terug geopend en de kring terug uitgeschakeld. De nominale spanning van de schakelcontacten is minstens 230V bij toepassing in monofasige kringen en 400V bij driefasige kringen. De nominale stroom van de schakelcontacten dient minstens 16A te bedragen, aangepast aan de nominale stroom van de desbetreffende schakelkring.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 15
De gebruikscategorie van de teleruptoren dient steeds te voldoen in functie van het type van de te schakelen belasting conform de norm NBN EN 60947-4-1. Schakelklokken: De schakelkokken zijn van het digitale type en zijn voorzien van een LCD scherm voor aanduiding en programmatie. Ze zijn modulair uitgevoerd en geschikt voor klikbevestiging op een DIN-rail. Elke schakelklok beschikt over één kanaal, tenzij specifiek anders vermeld op de schema’s. Het schakelcontact is geschikt voor een bedrijfsspanning tot 250V en nominale stroom van 16A bij een Ohmse belasting. Indien de nominale stroom van de te schakelen kring hoger is, dienen bijkomende contactoren in de kring opgenomen. De schakelklokken hebben een gering eigen verbruik en gangreserve bij spanningsuitval van minstens100u. De schakelklok dient rekening te kunnen houden met zomer-/wintertijd. De klok dient te werken op basis van een weekprogramma, de minimale duur van een programma dient 1 minuut te bedragen. Er moeten minstens 40 programma’s beschikbaar zijn. Volgende instellingen moeten minstens mogelijk zijn: -
Tijdsinstelling (uur / minuten) Dag van de week Inschakeltijd Uitschakeltijd
De schakelklokken dienen voorzien te zijn van een bedieningsfunctie waarmee de programma’s voor onbepaalde duur manueel onderbroken en/of overbrugd kunnen worden. Huidige aannemer staat in voor de correcte programmatie en afregeling van de klok. De programmatie dient ter goedkeuring voorgelegd aan de Bouwheer / Projectcoördinator en de Ontwerpers. Schemerschakelaars: Deze bestaan uit een modulaire eenheid, geschikt voor DIN-rail bevestiging die in het elektrisch bord geplaatst wordt en een sensor met foto-elektr ische cel die opgesteld wordt op de plaats waar men de lichtinval wil meten. Deze sensor is geschikt voor buitenopstelling. De exacte inplanting ervan is bij uitvoering te bepalen. Het schakelcontact is geschikt voor een bedrijfsspanning tot 250V en nominale stroom van 16A bij een Ohmse belasting. Indien de nominale stroom van de te schakelen kring hoger is, dienen bijkomende contactoren in de kring opgenomen. De verlichtingssterkte is instelbaar tussen de 2 en 2000 lux. De modulaire eenheid dient voorzien te zijn van een manuele testknop. Stroomtransformatoren: De stroomtransformatoren zijn voorzien van een primaire isolatiespanning van 500 V. Ze zijn van klasse 1. Alle stroomtransformatoren moeten weerstaan aan de kortsluitstroom. De secundaire wikkeling wordt door kortsluitbare klemmen aangesloten. De transformatieverhouding wordt in functie van de primaire stroom gekozen, met een secundaire stroom van 5.A. Bedieningsschakelaars: De bedieningsschakelaars zijn van het nokkentype met draaiende frontale bediening. Het type, aantal standen en nominale stroomsterkte worden op de schema’s aangeduid. Bij gebrek aan aanduiding is de nominale stroomsterkte minstens 16A. Ze dienen te voldoen aan de norm NBN EN 60947-3. Kleine transformatoren: De transformatoren voor spanningsverlagingen beantwoorden aan de voorschriften van Hoofdstuk A van het Typebestek 400, deel B.03. De kenmerken van de transformatoren worden op de schema’s aangeduid. Zij weerstaan zonder schade aan een kortsluiting van de secundaire spoel en hebben een gering eigen verbruik. Automatiseringsunit net/noodschakelaar: De automatiseringsunit stuurt de voedingsschakelaars aan van enerzijds het normale net en anderzijds het noodnet en realiseert een onderlinge elektrische vergrendeling. De spanningsaanwezigheid aan de zijde van het normale net wordt gedetecteerd. Bij het ontbreken hiervan worden de nodige startsignalen gegeven door de unit aan het noodaggregaat. Bij het opkomen van een stabiele spanning aan de noodzijde zal de unit de gekoppelde schakelaars op een juiste wijze aansturen om het bord te voeden met het noodnet. Ook bij het terugkomen van de normale spanning geeft de unit de nodige stuursignalen aan het noodaggregaat en verwezenlijkt de juiste schakelingen. De automatiseringsunit is verder uitgerust met volgende elementen: keuzeschakelaar automatische werking, gedwongen werking op “nood”, gedwongen werking op “normaal”, beide schakelaars open
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 16
-
led-signalisatie van de toestand van de vermogenschakelaars (open gesloten, fout) instellen van vertragingen voor het uitvoeren van de schakelingen bij wegvallen en terugkomen van de normale spanning
Het noodaggregaat en de automatiseringsunit zijn volledig compatibel met elkaar. Toepassing: ALSB Elementen voor parallelwerking:
Meting: Pro Memorie (inbegrepen in de prijs van de elektrische borden)
01.04.
DIGITALE MEETMODULES
Het ALSB en de secundaire (hoofd)verdeelborden ‘EB Hoofdbord A.OO’, ‘EB hoofdbord A.IB’ en ‘EB hoofdbord C’ worden elk uitgerust met digitale meetmodules met LCD-display, voorzien van achtergrondverlichting voor meting en registratie van de diverse elektrische parameters. Het toegepaste systeem is modulair geconcipieerd zodat de meetmodules met de nodige uitbreidingsmodules kunnen uitgerust worden waardoor deze geïntegreerd kunnen worden op het centraal gebouwenbeheersysteem (GBS) zodat via PC en aangepaste software de diverse parameters kunnen uitgelezen worden. De toestellen dienen hiertoe tevens met een communicatiepoort te kunnen worden uitgerust, aangepast aan het GBS zoals beschreven in deel 50 HVAC. De digitale meetmodules worden geïntegreerd in de verdeelborden. Ook indien deze niet specifiek vermeld zijn op de schema’s. De meetmodules en alle noodzakelijke toebehoren, bekabeling, enz. voor een goede werking dienen inbegrepen in de prijs van de elektrische borden. De meetmodules dienen beveiligd. De beveiliging dient aangepast aan het voorgestelde type meetmodule. Voor de meetmodule moet minimaal volgende meetnauwkeurigheid gegarandeerd worden: voor stroom en spanning: 0,5 % voor vermogen en energie: 1 % Minstens volgende parameters dienen geregistreerd te kunnen worden: Voor wat betreft het ALSB (hoofdbord): -
ogenblikkelijke stromen door de fasen en de nulleider ogenblikkelijke spanningen, zowel enkelvoudig als samengesteld ogenblikkelijke frequentie ogenblikkelijk actief, reactief en schijnbaar vermogen, zowel totaal als per fase ogenblikkelijke vermogensfactor, zowel totaal als per fase meting van de actieve, reactieve en schijnbare energie gemiddelde stroomwaarden, zowel huidig als maximaal gemiddeld actief, reactief en schijnbaar vermogen, zowel huidig als maximaal meting van de energiekwaliteit (harmonisch vervormingspercentage op stroom en spanning)
Voor wat betreft de secundaire verdeelborden: -
ogenblikkelijke stromen door de fasen en de nulleider ogenblikkelijke spanningen, zowel enkelvoudig als samengesteld ogenblikkelijke frequentie ogenblikkelijk actief, reactief en schijnbaar vermogen, zowel totaal als per fase
Meting: Pro Memorie (inbegrepen in de prijs van de elektrische borden)
01.05.
INTERNE BLIKSEM- EN OVERSPANNINGSBEVEILIGING
De elektrische installatie dient te worden beveiligd tegen overspanningen afkomstig van directe en indirecte blikseminslag en van overspanningen ten gevolge van op het net optredende schakelhandelingen. Hierbij wordt, conform de NBN EN 61643-11 norm, een onderscheid gemaakt tussen 3 types van afleiders: -
Type 1: Bliksemstootstroomafleider Type 2: Overspanningsafleider Type 3: Overspanningsafleider (toe te passen als fijnbeveiliging)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 17
In huidig project dient de interne bliksem- en overspanningsafleiders minstens als volgt voorzien te worden: -
-
In de algemene laagspanningsborden (ALSB’s), op de hoofdborden van de verschillende afdelingen ( ‘EB hoofdbord A.OO’, ‘EB hoofdbord A.IB’ en EB hoofdbord C), alsook op de verschillende securit-borden (‘EB Securit A.OO’, ‘EB Securit A.IB’, ‘EB Securit B.00’ en ‘EB Secuit B.02’) dient er steeds een bliksemstroomafleider van het type 1 voorzien te worden om de installatie te beveiligen tegen directe of indirecte blikseminslag. Daarnaast moet indien er vanuit het hoofdverdeelbord, behalve de vertrekken naar de secundaire verdeelborden, ook rechtstreeks eindapparatuur, contactdozen of verlichtingskringen gevoed worden, bijkomend een overspanningsafleider van het type 2 worden voorzien. Daar dit in huidig project het geval is, dienen in huidig project op dergelijke borden dan ook steeds gecombineerde bliksemen overspanningsafleiders toegepast te worden. De overige secundaire elektrische borden die zich stroomafwaarts van het ALSB bevinden, dienen enkel voorzien van overspanningsafleiders van het type 2. Op de voeding van bepaalde kritische of gevoelige elektrische apparatuur (zoals brandcentrales, telefooncentrale, patchkasten, verpleegoproep, DECT installatie, lokalisatie, camerabewaking, interfonie en dienstinterfonie, toegangscontrole en deursturingen, KNX installatie, enz., …) dienen er overspanningsafleiders van het type 3 (cfr. NBN EN 61643-1) voorzien.
De energetische coördinatie tussen bliksem- en overspanningsafleiders moet, rekening houdende met hun opstelling, gewaarborgd worden overeenkomstig de NBN EN62305-4, de berekening hiervan dient voorgelegd te kunnen worden. Om zelfde deze reden dienen ook alle in huidig project toegepaste bliksemstroom- en overspanningsafleiders van dezelfde fabrikant te zijn. De huidige aanneming omvat het leveren, plaatsen in de desbetreffende elektrische borden en aansluiten van alle componenten en toebehoren zoals de bijhorende voorzekeringen. Alle componenten zullen van het modulaire type zijn. De opstelling in het bord is uit te voeren conform de instructies en richtlijnen van de fabrikant. Indien de componenten voor interne bliksem- en overspanningsbeveiliging en/of eventueel toebehoren, zoals voorzekeringen niet specifiek op de schema’s of plannen staan vermeld dienen deze eveneens in de huidige aanneming inbegrepen. Beveiligingen voor eindapparatuur van het in een contactdoos (2+A) inplugbare type worden niet aanvaard. De types van de verschillende componenten dienen aangepast te zijn aan het in het gebouw aanwezig netstelsel (ter plaatse te verifiëren voor uitvoering) en voor wat betreft de beveiliging van de eindgebruikers aan het aantal polen (mono- of driefasig). Opmerking(en):
De volledige interne bliksem- en overspanningsbeveiliging, zoals hier beschreven dient voorzien en inbegrepen te zijn in de prijs van de elektrische borden, ook als deze niet specifiek op de elektrische schema’s en/of meetstaat in bijlage vermeld is. Zowel het nood-, normaal als no-break (UPS) net dienen voorzien te worden van een interne bliksem- en overspanningsbeveiliging. Naast de borden elektriciteit, dienen in de borden HVAC eveneens de nodige bliksem- en overspanningsafleiders voorzien. Deze moeten voldoen aan dezelfde bepalingen als die voor de secundaire verdeelborden. Afhankelijk van de aangesloten kringen of apparatuur dient zowel een beveiliging van type 2 als type 1 (indien delen van de aangesloten instalalties zich buiten het gebouw zouden bevinden) voorzien te worden. In de stuurkastjes voor de slotensturing en/of perimeterbewaking op het terrein dient eveneens een geschikte bliksem- / overspanningsbeveiliging voorzien.
Meting: Pro Memorie (inbegrepen in de prijs van de elektrische borden) Gecombineerde bliksem- en overspanningsafleiders Toepassing: Gecombineerde bliksem- en overspanningsafleiders met onderstaande kenmerken zijn te voorzien in o.a. de ALSB’s. In geval van TT / TN-S net: De gecombineerde bliksemstroom- en overspanningsafleider is van het 4-polige modulaire type en geschikt voor 230/400V TT en TN-S systemen. Het toestel bestaat uit een basisdeel en inplugbare beveiligingsmodules en is standaard voorzien van een potentiaal vrij wisselcontact voor afstandsmelding van de bedrijfstoestand. Technische kenmerken: -
afleider van type 1 volgens EN 61643-11 uitgerust met vonkenbrug geschikt voor netvolgstroombegrenzing eenvoudige uitwisselen van modules met behulp van trillingbestendige ontgrendelingsknop visuele statusaanduiding van elke beveiligingsmodule (functie/defect) in zichtvenster
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 18
-
-
gekapselde niet uitblazende uitvoering max. toelaatbare bedrijfsspanning: 255 V AC beschermingsniveau: <= 1,5 kV bliksemstootstroom (10/350): 100 kA volgstroomdoofvermogen [L-N]: 50 kAeff volgstroomdoofvermogen [N-PE]: 100 Aeff volgstroombegrenzing/selectiviteit: een 20A gL/gG zekering spreekt niet aan bij 50 kAeff prospectieve kortsluitstroom aanspreektijd: <= 100 ns tijdelijke overspanning [L-N]: <= 440 V / 5 sec. tijdelijke overspanning [N-PE]: <= 1200 V / 200 ms getest op vibratie- en schokbestendigheid volgens EN 60068-2 sinus vibratie: 5 g (11 Hz – 200 Hz); 4 g (200 Hz – 500 Hz) random vibratie: 1,9 g (5 Hz – 500 Hz) schok: 30 g energetische coördinatie volgens EN 62305-4 met Type 2 en Type 3 afleiders van dezelfde familie, alsook directe coördinatie met eindapparatuur duidelijke beveiligingsmodule-codificatie apparaat voor montage op 35mm rail volgens DIN 43880, 8 modules
Overspanningsafleiders - type 2 Toepassing: Overspanningsafleiders met onderstaande kenmerken zijn te voorzien voor alle secundaire verdeelborden en borden HVAC (tenzij hierboven anders vermeld). In geval van TT / TN-S net: De overspanningsafleider is van het 4-polige modulaire type en geschikt voor 230/400V TT en TN-S systemen. Het toestel bestaat uit een basisdeel en inplugbare beveiligingsmodules en is standaard voorzien van een potentiaal vrij wisselcontact voor afstandsmelding van de bedrijfstoestand. -
-
afleider van type 2 volgens EN 61643-11 gebaseerd op hoogvermogen varistortechnologie basisdeel met ingeplugde beveiligingsmodules eenvoudige uitwisselen van modules met behulp van trillingbestendige ontgrendelingsknop max. toelaatbare bedrijfsspanning: 275 V AC beschermingsniveau: <= 1,25 kV nominale afleidstootstroom (8/20): 20 kA aanspreektijd [L-N]: <= 25 ns aanspreektijd [N-PE]: <= 100 ns kortsluitvastheid: 50 kAeff tijdelijke overspanning [L-N]: 335 V / 5 sec. tijdelijke overspanning [N-PE]: 1200 V / 200 ms getest op vibratie- en schokbestendigheid volgens EN 60068-2 sinus vibratie: 5 g (11 Hz – 200 Hz); 4 g (200 Hz – 500 Hz) random vibratie: 1,9 g (5 Hz – 500 Hz) schok: 30 g energetische coördinatie volgens EN 62305-4 met Type 1 en Type 3 afleiders van dezelfde familie Thermodynamische afschakelinrichting Uitgerust met functie- en defectaanduiding duidelijke beveiligingsmodule-codificatie apparaat voor montage op 35 mm rail volgens DIN 43880, 4 modules
Overspanningsafleiders - type 3 (beveiliging eindapparatuur) Toepassing: Overspanningsafleiders met onderstaande kenmerken zijn te voorzien op de voeding van bepaalde kritische of gevoelige elektrische apparatuur, zoals brandcentrales, telefooncentrales, patch-kasten, verpleegoproepinstallatie, DECT installatie, lokalisatie, camerabewaking, interfonie en dienstinterfonie, toegangscontrole en deursturingen, KNX installatie, enz., (exact lijstje van te voorziene overspanningsafleiders voor eindgebruikers is bij uitvoering te bepalen). In geval van een driefasige voeding v.d. eindgebruiker: 4-polige, steekbare overspanningsafleider voor het beveiligen van eindapparatuur, met potentiaal vrij wisselcontact voor afstandsmelding van de bedrijfstoestand.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 19
-
afleider van type 3 volgens EN 61643-11 combinatie van hoogvermogen zinkoxydevaristor/vonkenbrug basisdeel met ingeplugde beveiligingsmodules eenvoudige module-uitwisseling door trillingsbestendige ontgrendelingsknop doorvoerbedrading max. toelaatbare bedrijfsspanning: 255/440 V AC nominale afleidstootstroom (8/20): 8 kA beschermingsniveau [L-N]: < 1 kV voorzekering: 25 A gL/gG of B 25 A energetische coördinatie volgens EN 62305-4 met type 2 overspanningsafleiders en type 1 combiafleiders van dezelfde familie functie- en defectaanduiding duidelijke beveiligingsmodule-codificatie geschikt voor montage op 35 mm rail volgens DIN 43880, 2 modules
In geval van een monofasige voeding v.d. eindgebruiker: 2-polige, steekbare overspanningsafleider voor het beveiligen van eindapparatuur, met potentiaal vrij wisselcontact voor afstandsmelding van de bedrijfstoestand. -
-
afleider van type 3 volgens EN 61643-11 combinatie van hoogvermogen zinkoxydevaristor/vonkenbrug basisdeel met ingeplugde beveiligingsmodules eenvoudige module-uitwisseling door trillingsbestendige ontgrendelingsknop doorvoerbedrading max. toelaatbare bedrijfsspanning: 255 V AC/DC nominale afleidstootstroom (8/20): 5 kA beschermingsniveau [L-N]: < 1,25 kV voorzekering: 25 A gL/gG of B 25 A tijdelijke overspanning [L-N]: 335 V / 5 sec. tijdelijke overspanning [L/N-PE]: 400 V / 5 sec. getest op vibratie- en schokbestendigheid volgens EN 60068-2 sinus vibratie: 5 g (11 Hz – 200 Hz); 4 g (200 Hz – 500 Hz) random vibratie: 1,9 g (5 Hz – 500 Hz) schok: 30 g energetische coördinatie volgens EN 62305-4 met Type 2 overspanningsafleiders en Type 1 combiafleiders van dezelfde familie functie- en defectaanduiding duidelijke beveiligingsmodule-codificatie geschikt voor montage op 35 mm rail volgens DIN 43880, 1 module
01.06.
ELEMENTEN VOOR PARALLELWERKING IN ALSB
Het noodaggregaat moet geschikt zijn om parallel met het net te werken. De volledige installatie moet voorzien zijn op deze parallelwerking. De sturing zal voorzien zijn van alle nodige componenten om deze parallelwerking mogelijk te maken. Hierbij moet volledig voldaan worden aan de bepalingen van de meest recente versie van de ‘Specifieke technische voorschriften voor de centrale productie-installaties die in parallel werken met het distributienet’ van de Federatie van de Elektriciteits- en Gasnetbeheerders in België (Synergrid C10/11) en de specifieke bepalingen van de distributienetbeheerder. Voor de parallelwerking moeten in het bijzonder de hier onder beschreven elementen voorzien worden in het ALSB. Deze materialen moeten volledig voldoen aan de eisen van de distributienetbeheerder en van een door hen goedgekeurd type zijn. De aannemer zal hiertoe de materialen samen met de stuurschema’s ter goedkeuring voorleggen aan de distributienetbeheerder. Alle eventuele opmerkingen omtrent conformiteit moeten door de aannemer opgelost worden op zijn eigen kosten. De hieronder beschreven artikels omvatten naast het specifieke relais ook alle stuurkringelementen, stuurbedrading en – bekabeling, uitbreiding van vermogenschakelaars met minimumspanningsspoelen en hulpcontacten, enzovoort om de beschreven en door de distribuitienetbeheerder vereiste schakelingen en beveiligingen te realiseren. 01.06.01.
Synchrocheck
Digitaal synchronisatie relais voor het parallel schakelen van het noodaggregaat op het normaal distributienet, met controle van draaizin, faseverschuiving en spanningsverschil. Deze synchrocheck is van een type dat goedgekeurd is door de netbeheerder. Dit relais vergelijkt de spanning opgewekt door het noodaggregaat met de spanning van het net. Indien deze spanningen overeen komen, wordt de parallelschakelaar gesloten door een contact van het synchronisatie relais. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 20
01.06.02.
Ontkoppelingsrelais
Ontkoppelingsrelais voor het ontkoppelen van de dieselaggregaten bij paralleldraaien op het net in geval van een microcoupure van dit net. Dit ontkoppelingsrelais is van een type dat goedgekeurd is door de netbeheerder. In eerste instantie zal het ontkoppelingsrelais de parallelschakelaar openen. Indien de parallelschakelaar weigert om te openen zal binnen een instelbare tijd volgens de richtlijnen van de distributienetbeheerder de koppelschakelaar tussen noodnet en normaal net geopend worden (weigeringscircuit). Het meetsignaal voor het ontkoppelingsrelais wordt opgepikt aan de hoogspanningszijde van de installatie. Hiervoor wordt de meetcel van de hoogspanningscabine uitgerust met de nodige spanningsmeettransformatoren (TP’s). Zie ook artikel 24 Hoogspanningsinstallatie. Meting: T.P. – G.P.
01.06.03.
Terugwatt-beveiliging
Er moet ten allen tijde vermeden worden dat vermogen wordt geïnjecteerd in het distributienet. Daarvoor moet een terugwattbeveiliging of reverse power relais geplaatst worden. Deze terugwatt beveiliging is van een type dat goedgekeurd is door de netbeheerder. Bij meten van een overschrijding van het toegelaten geïnjecteerd actief vermogen (instelbaar van 0 kW tot …. kW) volgt een onmiddellijke uitschakeling van het systeem (noodaggregaat). Het moet mogelijk zijn een hysteresis in te stellen op het relais om het constant in- en uitschakelen van het noodaggregaat te vermijden. Het relais moet een tijdsvertraging toelaten, instelbaar (van 0 sec. tot ….) volgens de vereisten van de distributienetbeheerder. Het meetsignaal voor de terugwatt beveiliging wordt opgepikt aan de hoogspanningszijde van de installatie. Hiervoor wordt de meetcel van de hoogspanningscabine uitgerust met de nodige meettransformatoren (TI’s en TP’s). Zie ook artikel 24 Hoogspanningsinstallatie. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 21
02. – LEIDINGEN 02.01.
LEIDINGEN BINNEN DE GEBOUWEN
De voorschriften van het typebestek nr. 400.B.01, hoofdstuk h. van 1972, welke betrekking hebben op de kabels VVB en VFVB gelden respectievelijk ook voor de kabels XVB-F2 en XFVB-F2. In tegenstelling tot de bepalingen van het typebestek nr. 400.B.01, hoofdstuk h. van 1972, is het gebruik van VOB draad in bepaalde omstandigheden in huidig project in bepaalde gevallen die hieronder beschreven zijn, weliswaar toegestaan. Bedrijfsspanning: Alle types kabels, toegepast als hoofdvoedingskabel of secundaire bekabeling zullen steeds geschikt zijn voor een bedrijfsspanning van minstens 600/1000V. Montage in publiek toegankelijke en bewoonde lokalen: Alle leidingen worden weggewerkt. Het inwerken van de buizen en alle apparatuur zal met de meeste zorg geschieden. Montage in kelders, technische lokalen en zolder: In zicht of in kabelgoten aangelegd, XVB-F2-kabel in Tth-buizen van het versterkt type, kleur zoals de kabels zelf. Leidingen met in zicht aangelegde buizen: De leidingen in zicht aangelegd worden bevestigd door middel van tweedelige PVC-beugels welke rechtstreeks op de wanden worden bevestigd met verzinkte vijzen en nylontappen. De PVC beugels dienen steeds van het geschroefde type te zijn, kliksystemen zijn niet toegelaten. Alle buizen dienen op beide uiteinden afgewerkt te zijn met eindtullen. Leidingen in ingewerkte buizen De leidingen in thermoplastische buizen ingewerkt in de muren en in de ondervloer, worden bevestigd door middel van zadels, dubbel pad. De doorkappingen dienen behoorlijk te worden hersteld. De aandacht van de aannemer wordt er op gevestigd dat doorkappingen in de draagconstructie van beton streng verboden zijn, vooraleer schriftelijke toelating van de leidende ambtenaar is gegeven. In lichte scheidingswanden dienen de thermoplastische buizen met aangepaste bevestigingsmiddelen vastgemaakt teneinde externe beschadiging van de gipskartonplaten te voorkomen. De kabels in de wanden dienen ten alle tijde een verticaal of horizontaal tracé te volgen (niet schuin of diagonaal). Aangezien de vloeropbouw beperkt is,moeten alle leidingen in de vloer zo geplaatst worden dat er nooit meer dan 2 leidingen kruisen. Dit betreft zowel de eigen leidingen als deze van de nevenaannemers (sanitair, verwarming, elektriciteit). Waar nodig dienen de nodige kapwerken te gebeuren teneinde de leidingen te kunnen plaatsen. Uiteraard is een goede samenwerking met de nevenaannemers vereist. Aftakdozen: Het gebruik van aftakdozen is enkel toegestaan voor wat betreft in het zicht aangelegde leidingen. De aftakdozen zijn uitgevoerd in gevormd isolerend materiaal. De ruimte in de aftakdozen moet voldoende zijn om er minstens 20 cm draadreserve per geleider in toe te laten. Wanneer er op één wand meer dan vier invallende buizen zijn, wordt de breedte met 3 cm per bijkomende buis vergroot. Voor de kabels XVB en XFVB-F2 worden steeds stofdichte aftakdozen uit gevormd materiaal gebruikt met pakkingbussen. Alle aftakdozen moeten gemakkelijk toegankelijk blijven. Belangrijke nota: Voor alle wanden, en in het bijzonder voor de wanden van de verticale kokers, zullen alle voorzorgen genomen worden opdat openingen, gaten, boringen, enz. gemaakt voor doorvoeringen van leidingen en apparatuur zorgvuldig zijn dichtgemaakt, zodat de oorspronkelijke brandweerstand van bedoelde wanden gewaarborgd blijft. Dit geldt zowel voor de montage in opbouw als inbouw. Bij inbouwmontage wordt stukadoorswerk niet voldoende geacht om deze brandweerstand te bekomen. Verder zullen ook bij alle andere wanden de openingen zorgvuldig gedicht worden om geluidsdoorgang te beperken. Opmerking(en):
Alle leidingen ten behoeve van het ‘NOOD’ net vanaf de noodgroep tot op het niveau van de elektrische borden en de liften dienen volledig uitgevoerd in Rf. 1h (cfr. NBN 713-020 addendum 3) bekabeling, dit met uitzondering van de voedingskabel van EB hoofdbord A.IB en EB hoofdbord A.OO, daar deze hoofdzakelijk in volle grond verlopen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 22
Idem voor de bekabeling van het ‘NO-BREAK (UPS)’ net tot aan de verschillende ‘Securit’ borden. Er dient in huidig project in het bijzonder aandacht geschonken aan de veelvuldige aanwezigheid van parament en prefab betonwanden. De leidingen die hierin dienen te verlopen dienen mee ingegoten of geplaatst met de opgaande ruwbouw. Een voorafgaandelijke coördinatie met de bouwkundige aannemer is hiervoor vereist. Enkel waar specifiek aangeduid op de plannen, waar er schakelmateriaal van het type hermetisch opbouw (o.h.) wordt toegepast, mogen in het zicht aangelegde leidingen (opbouw buizen) worden toegepast. Dit is o.a. het geval in technische ruimtes, de ondergrondse parking, de technische dienst, de arbeidstherapie (BU2) en bepaalde verbindingsgangen, enz …
02.01.01.
Hoofdvoedingskabels (incl. benodigde buizen)
De hoofdvoedingskabels naar de verdeelborden, borden HVAC, installaties van derden, enz. … zijn uit XVB-F2 kabel, (tenzij anders vermeld in de meetstaat of op schema). De hoofdvoedingskabels dienen zoveel mogelijk in de voorziene kabelkanalen aangelegd. Waar dit niet mogelijk is, worden de kabels in horizontale en verticale gedeelten gesteund door versterkte Tth-buizen met aangepaste diameter. Deze buizen zijn niet afzonderlijk opgemeten maar bij de kabels inbegrepen. Daar waar maar één kabel geplaatst wordt, zal de buis bevestigd worden met PVC beugels, zoals beschreven bij de in het zicht aangelegde leidingen hierboven. Bij meerdere kabels naast elkaar wordt gebruik gemaakt van een kabelrail in warmverzinkt bandstaal, met omgeplooide randen om schuifzadels te dragen en ter versteviging van de rail. Deze rails worden gemonteerd door middel van verzinkte schroeven en nylonpluggen. De buizen worden bij elke bocht of verandering van richting onderbroken en afgewerkt met eindtullen. Op elk uiteinde van iedere kabel wordt de sectie op duurzame wijze aangebracht. Opmerking: Wanneer er meerdere kabels parallel geplaatst worden, is de afstand maar 1 keer opgemeten. Er is wel een speciale vermelding in de meetstaat over hoeveel kabels het gaat. Meting: Per hoofdvoedingskabel m.i.v. de eventuele buis: F.H. – lm
02.01.02.
Secundaire bekabeling
De doorsnede van de geleiders voor de verlichtingskringen, de bedienings- en signalisatiekringen is nooit minder dan 1,5 mm² en is minstens 2,5 mm² voor alle andere stroomkringen, tenzij anders aangeduid op de plannen of schema’s. a) Voor de inbouwmontage van leidingen die volledig in wanden en vloeren verlopen wordt principieel VOB-draad onder Tth-buis gebruikt. Deze buizen mogen van het voorgekableerde flexibele type zijn, doch stevige bevestiging d.m.v. beugels is vereist (2 bevestigingen per meter). Indien de ontruimingsvoorwaarden voor personen moeilijk zijn (waar de uitwendige invloedsfactoren BD2 of BD4 van het AREI van toepassing zijn) is het gebruik van VOB draad, daar deze van de categorie F1 (cfr NBN C30-004) is, niet toegestaan voor leidingen die de grens van het compartiment overschrijden of die zich in een lichte scheidingswand tussen twee compartimenten bevinden. In dat geval dient i.p.v. VOB voor deze leidingen XVB-F2 kabel onder Tth-buis of voorgekableerde flexibele buis toegepast te worden. Voor inbouwmontage in verlaagde plafonds moet XVB-F2-kabel gebruikt worden. Deze kabels vertrekken vanaf de schakelaars ingewerkt in Tth-buizen tot aan de armatuur of kabelgoot. De armaturen onderling worden eveneens verbonden met XVB-F2-kabels in Tth-buis. De Tth-buizen worden hierbij geplaatst op het betonnen plafond of onder de vloer van het bovenliggend verdiep. Tth-buizen aangelegd boven verlaagde plafonds dienen van het versterkte type te zijn. Principieel worden dus alle zichtbare delen in verlaagde plafonds beschouwd als opbouwmontage en wordt verwezen naar b) hieronder. b) Voor opbouwmontage wordt gebruik gemaakt van XVB-kabels onder Tth-buizen versterkt type, kleur zoals de kabels. c) Leidingen aangelegd in kabelbanen dienen eveneens in XVB kabel uitgevoerd. Nota:
De leidingen vanaf het elektrisch bord tot de eerste schakelaar of contactdoos van een kring dienen steeds zo ver mogelijk in de kabelgoten te verlopen en niet via de vloer. Meting:
XVB-F2 kabel: T.P. – G.P. (met sectie en aantal geleiders volgens aanduiding op principeschema, geplaatst in Tthbuis of op kabelbaan, m.i.v. alle toebehoren) VOB-draad: T.P. – G.P. (geplaatst in Tth-buis m.i.v. alle toebehoren) Tth-buizen: T.P. – G.P. (m.i.v. alle bevestigingsmiddelen, eindtullen, enz...) XVB-F2 kabel voor bijkomende aanpassingswerken: V.H. – lm.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 23
02.02.
LEIDINGEN BUITEN HET GEBOUW
De leidingen buiten de gebouwen volgen bij voorkeur het uitgegraven tracé van het op de plannen infrastructuur voorziene wachtbuizenstelsel en de gas- en waterleidingen. Bijkomende sleuven vallen ten laste van de aannemer elektriciteit en zijn apart in de meetstaat opgenomen. Voor de laagspanningskabels mogen enkel kabels van het type EXAVB gebruikt worden. De stuur-, signaal- en voedingskabels ten behoeve van de voeding van terreinkasten van de beveiligingsinstallaties dienen in een gesloten lus rond het terrein aangelegd. De aanleg van deze leidingen dient volledig te gebeuren in het voorziene wachtbuizenstelsel rond het terrein. De zwakstroomleidingen die tussen het ‘centraal blok’ en de ‘gesloten afdeling’ verlopen dienen eveneens aangelegd in de hiervoor voorziene wachtbuizen. Alle overige kabels op het terrein dienen rechtstreeks in volle grond (als hun type en sectie dit toelaat) of in kabelbeschermbuis geplaatst. De bekabeling (zowel sterk- als zwakstroom) voor o.a. de CCTV camera’s en perimeterbeveiliging dient vanaf de terreinkasten steeds in kabelbeschermbuis aangelegd. Deze dient zoveel mogelijk tussen binnenste en buitenste perimeter en parrallel met de omheining aangelegd. Enkel ter hoogte van de respectievelijke componenten mag deze van dit tracé afwijken en in rechte lijn naar de omheining aangelegd. Het verder verticaal verloop dient steeds te gebeuren binnen in de palen (naar gelang van toepassing) van de omheining of verlichting. Voor de beveiligingsinstallaties op de betonnen muur, dient hetzelfde principe gevolgd, doch dient bijkomend de kabelbeschermbuis ingegraven te worden in de bodem van de gracht (waar van toepassing), ten behoeve van de kruising van de gracht en mag deze pas ter hoogte van de muur verticaal omhoog komen. Het verder verloop van de kabelonder beschermbuis moet mee ingegoeten worden in de betonmuur tot aan de bovenzijde. Een voorafgaandelijke coördinatie met de bouwkunidge aannemer is vereist. Kabels geplaatst in volle grond dienen over hun volledige lengte afgedekt te worden met kabeldekpannen. De kabels worden op een bedding van minimum 20 cm aangedamd zavel geplaatst, met een minimum tussenafstand van 15 cm. De dekking dient min. 80 cm te bedragen, waarvan de eerste 20 cm met zavel. Bij de wederaanvulling wordt op 50 cm boven de kabels een plastisch geel lint met de vermelding “kabels – cables” mee ingegraven. 02.02.01.
Hoofdvoedingskabels
Naar de verdeelborden, borden HVAC, installaties van derden, enz. Meting: -
kabel: kabeldekpannen: plastisch waarschuwingslint:
02.02.02.
F.H. – lm. F.H. – lm. F.H. – lm.
Secundaire bekabeling
voor de verlichtingskringen (buitenverlichting), de bedienings- en signalisatiekringen en voor alle andere stroomkringen. Meting: -
kabel: kabeldekpannen: plastisch waarschuwingslint:
02.02.03.
V.H. – lm. V.H. – lm. V.H. – lm.
Graafwerken (m.i.v. wederaanvulling)
Deze post omvat het maken van de nodige sleuven, dienstig voor het plaatsen van o.a. elektrische voedingskabels en wachtbuizen voor zwakstroombekabeling. De breedte van de sleuf dient aangepast te worden aan het aantal te plaatsen leidingen. Ze dient voldoende breed te zijn, zodat alle werkzaamheden voor het plaatsen van de voorziene leidingen kunnen uitgevoerd worden. Van alle sleuven zal vóór uitvoering door de aannemer een principedoorsnede ter goedkeuring voorgelegd worden. Indien meerdere leidingen of kabels in eenzelfde sleuf geplaatst worden, dient tussen de individuele leidingen en/of kabels een tussenafstand van minimum 20 cm gerespecteerd te worden. Diepte van de sleuf: min. 90 cm. De eerste 20 cm wordt aangevuld met een bedding bestaand uit aangedamd zavel. Op deze bedding worden vervolgens de diverse leidingen geplaatst.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 24
Het vullen van de sleuf gebeurt als volgt: de eerste 20 cm met zavel welke aangedamd wordt, de rest met de uitgegraven grond ontdaan van alle stenen. Het heraanvullen van de sleuf mag pas gebeuren: na het uitvoeren van de nodige dichtingsproeven en keuringen; na opmeting van de diverse sleuven en leidingen voor het opmaken van het as-builtdossier; na goedkeuring door het bestuur. Verder dient boven de leidingen een plastisch lint voorzien te worden, namelijk: voor de elektrische kabels (sterk- en zwakstroom). Opmerkingen: -
De inschrijver moet alle nodige voorzorgen nemen om het instorten van de sleufwanden te vermijden. Bij het uitvoeren van de graafwerken dient omzichtig te werk gegaan, ten einde de bestaande ondergrondse bekabeling, riolering, gasleidingen, voedingsleidingen, e.d. niet te beschadigen.
Meting: graafwerk met inbegrip wederaanvulling: lm – V.H.
02.02.04.
Kabelbeschermbuizen
Inbegrepen in deze post zijn de benodigde kabelbeschermbuizen ter bescherming van o.a. de leidingen van de beveiligings- en CCTV installaties en overige stuurkabels die in volle grond dienen te verlopen, doch waarvan het type of de sectie niet geschikt is voor rechtstreekse onbeschermde plaatsing. Deze kabelbeschermbuizen zijn van het dubbelwandige type en vervaardigd uit polyethyleen. De diameter is te bepalen door de aannemer i.f.v. het aantal kabels. De binnenwand zal vervaardigd zijn uit LDPE en de buitenwand uit HDPE. De buizen zullen glad zijn vanbinnen en geribbeld vanbuiten. Meting: V.H. – lm.
02.03.
Kabelgoten en kabelladders
De op de plannen aangeduide kabelbanen zijn een strikt minimum. Wanneer 10 kabels of meer naast elkaar geplaatst dienen te worden, dan zal de Tth-buis vervangen worden door een open kabelgoot, zelfs al is deze niet op de plannen getekend. De kostprijs van deze bijkomende kabelgoten en ladders dient inbegrepen in de totaalprijs van de bekabeling. De breedte van de kabelgoten dient bepaald te worden door de inschrijver en dient minstens 300 mm te bedragen. Na plaatsing van alle kabels (zowel sterk- als zwakstroom) dient nog minstens 30% reserveruimte over te blijven. De kabels dienen ordentelijk op de kabelbanen geplaatst te worden en dienen op regelmatige afstand bevestigd door middel van kunststof spanbandjes. Deze worden na plaatsing op lengte afgeknipt. De kabelgangen worden zo gemonteerd dat steeds op eenvoudige wijze kabels kunnen bijgeplaatst worden, zonder deze te hoeven "weven" (open ophangbeugels). Alle kabels op de kabelgoten worden om de 20 m van hun referentienummer voorzien. Dit geldt zowel bij de sterk- als bij de zwakstroomkabels. Deze nummering gebeurt voor alle kabels in één zone van 1 m kabelbaan. De gebruikte nummers zullen vermeld worden op de principeschema's, en zullen bij elke kabel (zowel voedingskabels, verdeelkabels als zwakstroomkabels) bij elk uiteinde aangebracht zijn, en inbegrepen zijn in de prijs van deze kabels. Er zullen nooit tweemaal dezelfde nummers gebruikt worden per gebouw. 02.03.01.
Kabelgoten
De kabelgoten zijn van het geperforeerde open type, met scheidingsschot sterkstroom / zwakstroom. Enige uitzondering hierop zijn de kabelgoten die door de ondergrondse parking en bijhorende fietsenberging verlopen. Deze dienen om veiligheidsredenen van het gesloten type met deksel te zijn. De kabelgoten voldoen aan de norm EN 61537. Minimum dikte plaat 1 mm, afgedekt met een laag zink van min. 21 micron, aangebracht volgens de Sendzimir-methode. Alle hulpstukken zoals bochten, T-stukken, enz., zullen van hetzelfde merk zijn als de kabelgoten. Vast te schroeven met verzinkte benodigdheden. Meting: F.H. - lm
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 25
02.03.02.
Kabelladders
Kabelladders zullen qua materiaal, afwerking en plaatsing eveneens voldoen aan de beschrijving van de kabelgoten. Meting: F.H. – lm
02.03.03.
Aluminium wandkanalen
De gemonteerde wandgoot beantwoordt aan de voorschriften van het Algemeen Reglement voor de Elektrische Installaties. De levering omvat het wandgootsysteem, bestaande uit standaardlengten wandgoot van 2 m en alle bijhorigheden voor de koppeling en afsluiting van het systeem. Wandgootelementen De gemonteerde wandgootelementen zijn vervaardigd uit naturel geanodiseerd aluminiumprofiel. Standaardlengte: 2 m Afmetingen: ca. 130 x 70 mm Het deksel, met een hoogte van 80 mm, is eveneens vervaardigd uit naturel geanodiseerd aluminium in standaardlengten van 2.00 m. Het wordt op de gootelementen geklikt. Eventuele buiten standaardmaten delen te verzagen in verstekbak, waarbij de lengte van de deksels wordt bepaald door de afstanden tussen de draagringen van het inbouwmateriaal. De uiteinden van de deksels vallen daardoor onder de afdekplaten van de inbouwtoestellen. Daar waar geen toestel aanwezig is, worden de dekseldelen tegen elkaar gezet met tussenplaatsing van een dekselkoppeling. Eventueel worden steunstrippen voor de deksels gebruikt. Met het oog op een snelle montage zijn wandgoot en hulpstukken symmetrisch van opbouw. De hulpstukken omvatten binnenhoeken 90°, buitenhoeken 90°, verticale hoeken 90°, waarbij de laatste 2 typen aangepaste deksels met sluitnaad in verstek hebben. De wandgootelementen worden zonder storende overgang aan elkaar gekoppeld door middel van koppelstiften uit sterke kunststof die in gaten geschoven worden, over de ganse lengte voorzien in het profiel van de goot. Een eindplaat sluit het kanaal af door gebruikmaking van dezelfde montagewijze: 4 stiften in de gaten, waarin de montageschroeven vastgrijpen en waarbij dan de eindplaat op het kanaal aangedrukt wordt. De binnenzijde van de goot is in de achterwand over de hele lengte voorzien van boorkepen. De wandgoot is stijf doordat ze aan de buitenzijde voorzien is van ribben waardoor torderen vermeden wordt. De wandgoot kan zonder gereedschap voorzien worden van een scheidingsschot uit kunststof of in verzinkt plaatstaal dat de wandgoot over de hele lengte in twee kanalen scheidt. De sterkstroom- en zwakstroomleidingen worden aldus van elkaar gescheiden. Hiertoe zijn in de wandgoot twee profielen voorzien. Het wandgootsysteem is dusdanig opgebouwd dat bij gebruik van kabels in het sterkstroomcompartiment en van totaal isolerende inbouwdozen voor het installatiemateriaal, het systeem beantwoordt aan het principe van de dubbele isolatie. Aarding is in dit geval overbodig. Voor de voeding van het systeem wordt eenzelfde stijggoot met twee kanalen geleverd. Inbouwdozen Voor de inbouw van installatiemateriaal (wandcontactdozen, schakelaars) worden universele inbouwdozen geleverd uit thermoplastische isoleerstof, met bijbehorende isolatiekap. Voor verbinding van kabels zijn gesloten lasdozen te gebruiken. De dozen zijn geschikt voor alle standaard ringmontagematerialen, voorzien van een afdekplaat. De dozen zijn voorzien van een klikbevestiging, passend op het profiel in de achterwand van de goot. Door middel van een zwaluwstaartverbinding kunnen de dozen aan elkaar gekoppeld worden. De kanalen worden uitgerust met de nodige montagedozen voor de toestellen. Meting: F.H. – lm
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 26
02.04.
Vloergootsystemen
In huidig project zijn er, conform de aanduidingen op de plannen verzonken vloergoten en al dan niet uitgeruste universele vloerdozen van een aan de vloerafwerking aangepast type te voorzien. Het vloergootsysteem dient te voldoen aan de EN 50085-2-2 norm. Alle metalen delen van het volledige vloergootsysteem moeten equipotentiaal verbonden zijn. Het vloergootsysteem mag in geen geval zelf als aardgeleider gebruikt worden. Alle in huidig project toegepaste vloerdozen, deksel en vloergoten dienen van éénzelfde fabrikaat te zijn. Huidige aannemer staat, voor wat betreft de aanleg van dit vloergootsysteem in voor de coördinatie met de aannemers ruwbouw, vloeren en overige technieken. Bijzondere aandacht dient geschonken aan eventueel aanwezige vloerverwarming. De exacte vloeropbouw en hoogte zijn door de huidige aannemer voor uitvoering op te vragen en te verifiëren, zodat hij de aanleg van zijn vloergootsysteem hier op kan afstemmen. De plaatsing van het vloergootsysteem dient vanzelfsprekend te gebeuren in coördinatie met de timing van de verschillende stappen van de vloeraanleg. Indien er onvoldoende hoogte beschikbaar is, staat de huidige aannemer, na overleg met de Architect, in voor het nodige inkapwerk in het beton. Op plaatsen waar in de ruwbouw uitzettingsvoegen voorzien worden, dient er een flexibele verbinding tussen de vloergoten gerealiseerd te worden. Teneinde contactgeluiden doorheen de vloerdozen en goten te beperken dient, door de huidige aannemer een trillingsdempende isolerend materiaal voorzien te worden onder en boven de vloerdozen en goten. De montage van de goten moet uitgevoerd worden op een elastische trillingsdempende laag, genre contactfoam. Ook de bovenzijde van de goot moet afgedekt worden. De vloerdozen dienen omwikkeld te worden met randisolatie. Geen harde contactpunten tussen de vloerdozen/goten enerzijds en de ruwbouwvloer anderzijds zijn toegelaten. Tijdens uitvoering dienen de nodige voorzieningen genomen te worden zodat het trillingsdempend materiaal niet verschuift tijdens de werken. De trillingsdempende laag dient water resistent te zijn en chemische niet reactief voor het gespoten PU. De hiertoe benodigde merken en materialen dienen volledig inbegrepen in de prijs van het vloergootsysteem. Indien op het gelijkvloers de hoogte van de vloeropbouw niet toelaat dat de goten en vloerdozen boven op de in het deel ruwbouw voorziene PUR laag aangelegd worden, dan dienen de nodige maatregelen genomen om het ontstaan van koudebruggen te voorkomen. De huidige aannemer staat in dit geval in voor het plaatsen van een bijkomende geschikte thermische isolatie, onder de vloerdozen, die de buitenrand langs alle zijden met minstens één meter overschrijdt. Het toe te passen type isolatie en de dikte ervan dient door de huidige aannemer geselecteerd te worden volgens de toepassing zijnde normen en eisen (o.a. i.v.m. belasting, thermische waarden, …). Bij plaatsing van deze isolatie dient ervoor gezorgd dat bij het gieten van de chape deze zeker niet kan gaan verschuiven. Deze bijkomende thermische isolatie dient tevens inbegrepen in de prijs van het vloergootsysteem. De exacte inplanting van de vloergoten en universele vloerdozen is bij uitvoering te bepalen. Indien bij richtingsveranderingen of om de 10 meter geen uitgeruste vloerdozen voorzien zijn, dienen bijkomend, lege trekdozen voorzien Deze laatste dienen steeds te voldoen aan de bepalingen van de universele trekdozen en dienen, indien niet specifiek vermeld op plannen of in de meetstaat, inbegrepen in de prijs van de vloergoten.
02.04.01.
Vloergoten
De vloergoten zijn vervaardigd uit sendzimir verzinkt plaatstaal conform EN 10124/10143 en bestaat uit een basisprofiel met rechthoekige doorsnede, waarvan de flanken voorzien zijn van een naar binnen geplooide poort en een deksel, dat in het basisprofiel past. De plaatdikte bedraagt voor het basisprofiel minstens 1 mm en voor het deksel minstens 1,5 mm. De vloergoten dienen standaard voorzien van minstens 2 compartimenten, voor gescheiden aanleg van sterk- en zwakstroom. De hoogte van de vloergoten bedraagt 38 mm, de breedte dient bepaald te worden door de inschrijver en dient minstens 250 mm te bedragen. Na plaatsing van alle kabels (zowel sterk- als zwakstroom) dient nog minstens 30% reserveruimte over te blijven. De voor de aanleg benodigde koppelstukken, eindplaten en overige (montage)toebehoren dienen in de prijs van de vloergoot inbegrepen. Al deze onderdelen dienen vervaardigd uit Sendzimir verzinkt plaatstaal. Meting: F.H. – lm
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 27
02.04.02.
Vloerdozen
De universele vloerdozen bestaan uit o.a. een universele bouwdoos, een montageplaat, een geschikte dekselset (met kabeluitlaat in geval van nat te reinigen vloeren) en de elektrische uitrusting (zoals hieronder verder beschreven) Universele vloerdozen die in huidig project gebruikt worden in nat te reinigen vloeren, dienen te voldoen aan alle bepalingen van het AREI met betrekking tot dit type van gebruik. Voor alle vloerdozen is prijs op te geven met inbegrip van de vermelde uitrusting en alle overige noodzakelijke, niet specifiek vermelde benodigde toebehoren. De vierkante universele bouwdozen zijn vervaardigd uit sendzimir verzinkt plaatstaal. Ze worden met pluggen en schroeven vastgezet op de ruwe vloer of op de wapening om het verschuiven tijdens het storten tegen te gaan. De 4 zijden kunnen geopend worden om vloergoten te laten aansluiten. De buitenmaat bedraagt bij benadering 430 x 430 mm. De hoogte van de bouwdoos is regelbaar met een stelring, die met stelschroeven geregeld wordt. Een regelbereik tussen minstens 70 mm en 110 mm dient mogelijk te zijn. Indien een grotere hoogte dient bereikt, dan dient gebruik gemaakt van één of meerdere bijhorende ophoogringen die op de bouwdoos geschroefd worden. Deze ophoogringen dienen vervaardigd te worden uit aluminium of sendzimir verzinkt plaatstaal. Ter voorkoming van het inlopen van betonspecie dienen de bouwdozen bij het gieten / spuiten van de vloer voorzien van een voorlopig deksel. Dit voorlopig deksel dient na het storten van de chape voorzien door een montageplaat met vierkante uitsparing (benaderende afmetingen 292 x 292). Deze montageplaat dient verzonken bevestigd te zijn aan de stel- of ophoogring. In geval van keramische vloeren zullen de vloertegels over de montageplaat aangebracht worden zodat enkel de uitsparing open blijft. Het montageraam heeft drie openingen van bij benadering 80 x 252 mm. Deze zijn zodanig geplaatst dat ze de toegankelijkheid tot het schakelmateriaal vergemakkelijken. De niet gebruikte openingen dienen opgevuld met blinde afdkeplaten. Het montageraam dient het gebruik toe te laten van schakelmateriaal van het type 45x45 (tot 12 stuks per vloerdoos), mits toepassing van de nodige adapters die vervaardigd zijn uit aluminium, alsook van elk merk schakelmateriaal met ringmontage (tot 9 stuks per vloerdoos) door gebruik te maken van bijhorende universele montagedozen. Deze montagedozen dienen voorzien te zijn van een vergrendelingssysteem die, na het eenvoudig vastklikken, verhindert dat de doos uit het raam getrokken wordt. In geval van droog te reinigen vloeren: De vierkante vloerdoos, geschikt voor gebruik in droge lokalen, zal samengesteld zijn uit een vierkante dekselrand, een scharnierend deksel en een montageraam. De vierkante dekselrand, met uitwendige afmetingen van bij benadering 310 x 310 mm, is vervaardigd uit kunststof in een grijze kleur en voorzien van een overboord van +/- 10 mm die rust op de vloerbekleding. Deze overboord zal de rand van de uitsnijding verbergen en de belasting die uitgeoefend wordt op de vloerdoos gelijkmatig. Het scharnierend deksel zal zijn verstevigd met een stalen plaat van +/- 4 mm dik. De uitsparing in het deksel zal toelaten om hierop een vloerbekleding tot 8 mm dikte aan te brengen. Het deksel zal zelfsluitend zijn tot bij +/- 80° opening. Het schanrieersysteem moet toelaten om het deksel op eenvoudige wijze laten openstaan (≥ 90°) of tijdelijk te verwijderen. Het deksel zal 90° of 180° gedraaid teruggeplaatst kunnen worden zonder dat men hiervoor bijkomende aanpassingen van de vloerdoos dient te doen. In het deksel bevinden zich twee uitklapbare snoeruitlaten. Wanneer het deksel gesloten is, zijn de snoeruitlaten in open stand vergrendeld. Er dienen minstens twee open standen mogelijk te zijn, +/- 45° en 90°. De snoeruitlaten zullen voorzien zijn van een mousse die het binnendringen van vuil verhindert. Het deksel zal kunnen worden geopend d.m.v. een verzonken ring in veerstaal, die nooit in opgerichte positie blijft staan. De dekselrand zal aan de vier zijden voorzien zijn van kabelhouders. In geval van nat te reinigen vloeren / keramische tegels: De vierkante dekselset zal vervaardigd zijn uit roestvast staal en zal bestaan uit een dekselrand een deksel een montageraam en een bevestigingsset. In geval van tegelvloeren dient de dekselset steeds vastgezet te worden in de universele bouwdoos. Het deksel zal, voor nat te reinigen vloeren voorzien zijn van een ronde centrale telescopische kabeluitlaat, die voorzien zijn van de nodige afdichtingsringen. De dekselrand zal voorzien zijn van een overboord van 15 mm die rust op de vloerbekleding, waarmee de rand van de uitsnijding wordt verborgen en die de belasting uitgeoefend op de vloerdoos gelijkmatig verdeeld. De inlegdiepte van het deksel is aangepast aan het toegepaste type betegeling. De kabeluitlaten zijn vervaardigd uit aluminium en zullen uit drie onderdelen bestaan. De draagring, met schroefdraad voor de telescopische buis en buitendiameter van maximum 100 mm en hooogte aangepast aan de inlegdiepte van het deksel, wordt aan het deksel vastgeschroefd. De telescopische buis, die volledig verzonken kan worden heeft een buitendiameter van +/- 70 mm en een hoogte van 65 a 70 mm. De kabelcapaciteit is minstens twee keer 480 mm² (twee zijdelingse rechthoekige
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 28
openingen van 480 mm²). Een aluminium schroefdop bovenaan de telescopische buis zal ervoor zorgen dat de stekkers eenvoudig kunnen passeren. Een geschikte dichting uit zwart schuimrubber dient met silicone onder de dekselrand aangebracht. Deze heeft een dikte van bij benadering 6 mm. 02.04.02.a
Vloerdoos type ‘VD0’
Universele vloerdoos conform voorgaande beschrijving minstens voorzien van:
Dekselset voor nat te reinigen vloeren
Toepassing: Dit type doos wordt toegepast als trekdoos, zie aanduidingen op de plannen met ‘VD0’. Meting: F.H. – Stuks
02.04.02.b
Vloerdoos type ‘VD1’
Universele vloerdoos conform voorgaande beschrijving minstens voorzien van:
Dekselset met kabeldoorvoer, voor nat te reinigen vloeren 2 dubbele contactdozen 2P+A (kringverdeling conform plan en schema) 4 dubbele RJ45 outlets voor data, conform de bepalingen van het artikel ‘gestructureerde bekabeling’ van dit lastenboek.
Toepassing: In de landschapsburelen van het centraal gebouw (BU2) en in bepaalde verpleegposten van de open afdeling (BU3), zie aanduidingen op de plannen met ‘VD1’. De bekabeling naar sommige van deze vloerdozen wordt, indien deze niet aangesloten zijn op een vloergoot, voorzien in Tth buis in de vloer. Meting: F.H. – Stuks
02.04.02.c
Vloerdoos type ‘VD2’
Universele vloerdoos conform voorgaande beschrijving minstens voorzien van:
Dekselset met kabeldoorvoer, voor nat te reinigen vloeren 2 dubbele contactdozen 2P+A (kringverdeling conform plan en schema) 2 dubbele RJ45 outlets voor data, conform de bepalingen van het artikel ‘gestructureerde bekabeling’ van dit lastenboek.
Toepassing: In de verhoogde vloer van het CIP-lokaal, waar aangeduid op de plannen met ‘VD2’. Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 29
03. – AARDINGEN & EQUIPOTENTIAALVERBINDINGEN Bij de aanleg van alle leidingen ten behoeve van aardingen of equipotentiaal verbindingen zijn de bepalingen van Artikel 2, zie hierboven, steeds van toepassing. 03.01.
AARDINGEN
Aarding van de verdeelborden: De aardgeleider is een afzonderlijke geel/groene VOB-draad met een sectie aangeduid op de plannen / schema’s en gemonteerd in een versterkte Tth-buis, bevestigd naast de kabel. Voor de voedingskabels met gevlochten beschermmantel tot 10 mm² (zoals vb. XFVB-F2), worden de beschermgeleiders als aardgeleiders gebruikt. Hiertoe worden de draden van deze geleider samengesoldeerd. Evenwel zullen bij elke voedingskabel de beschermgeleiders op beide uiteinden geaard worden. Het frame van het bord, alsook van de eventuele prefabkast worden eveneens geaard. Aarding van de toestellen: De aarding van de toestellen en contactdozen op de aardstaven van de borden geschiedt met een geleider van VOB-draad of van de kabels XVB-F2 met eenzelfde doorsnede als de voedingsgeleiders van deze toestellen, tenzij anders aangeduid of met de beschermmantel van de kabels XFVB-F2 tot 10 mm². De aardingsklemmen bestaan uit 2 isolatoren op een grondplaat gemonteerd. De verbinding gebeurt net koperen plaatjes met inkeping en vast te zetten met bouten. Deze klemmen worden elk met een afzonderlijk rechtstreekse aarding verbonden. Aarding van de kabelgangen: De kabelgangen worden geaard d.m.v. een geel/groene VOB draad van 16 mm². Meting: Pro memorie, inbegrepen in de prijs van de hoofdvoedingskabels en secundaire bekabeling
03.02.
EQUIPOTENTIAALVERBINDINGEN
De aanneming omvat de levering, de plaatsing en de aansluiting van het materieel voor het realiseren van de equipotentiale verbindingen (de realisatie van de aardcontinuïteit van deze verbindingen, als deze nodig is, behoort tot de taak van andere aannemers). De doorsnede van deze equipotentiale verbinding is conform aan het A.R.E.I. Wordt er een verschil van doorsnede vastgesteld tussen de berekening en de plannen / schema’s, dan wordt de grootste doorsnede behouden. Equipotentiaalverbindingen van de andere technische uitrustingen Vanaf de gewone aardklem in het elektrisch bord worden equipotentiale geleiders naar de technische uitrustingen gebracht, conform de voorschriften van het AREI. Het betreft hier alle leidingen HVAC, sanitair, enz. ... Dit gebeurt met VOB-draad 6 mm² onder versterkte Tth-buis tot aan de eerste leiding. De aarddraad wordt niet onderbroken om alle volgende pijpen of andere toestellen te aarden. Equipotentiaalverbindingen in vochtige lokalen Vanaf het bord vertrekken de geleiders 2,5 mm² naar alle toestellen in deze lokalen. Een aarddraad 2,5 mm² meegaande uit het bord zorgt voor de equipotentiale verbindingen. Hiertoe zal vanuit een stopcontact een aardgeleider geleid worden tot onder een sanitair toestel (bv. badkuip). Op deze aardgeleider komt een aardrail. Vanaf deze aardrail worden alle metalen delen (badkuip zelf, radiator, koud- en warmwaterleidingen, metalen deurpost, handdoekdroger, verlaagd plafond) met een geleider VOB 2,5 mm2 verbonden. De geleider MOET beschermd worden met een Tth-buis 5/8”. Eventueel wordt de verlichtingsarmatuur ook aangesloten op dezelfde kring 2,5 mm2. De gebruikte geleiders voor de sanitaire lokalen zijn evenwel verplicht VOB-draad onder Tth-buis of XVB-F2 kabel onder versterkte Tth-buis. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 30
04. – BEDIENINGSTOESTELLEN Alle schakelaars en contactdozen dienen het kwaliteitsmerk CEBEC te dragen. Er dient ten allen tijde vermeden te worden dat inbouwtoestellen, geplaatst in lichte scheidingswanden, rug aan rug geplaatst worden, zelfs al zijn ze zo getekend op de grondplannen. De aannemer zal er steeds voor zorgen dat deze lichtjes geschrankt ten opzichte van elkaar opgesteld worden, ten einde akoestische doorgangen tussen twee lokalen te vermijden. Waar nodig kunnen eveneens akoestisch geïsoleerde inbouwdozen gebruikt worden. Specificaties en uitvoeringsmethode moeten tevoren voorgelegd worden en moeten voldoen aan de akoestische vereisten binnen dit poject. Belangrijke opmerking: In huidig project dient bijzondere aandacht geschonken aan de contactdozen en de schakelaars die ingebouwd dienen te worden in prefab betonwanden en/of wanden in parament. De hiervoor benodigde inbouwdozen (en bijhorende leidingen) dienen ingegoten of mee met de opgaande ruwbouw geplaatst. Latere kap- en slijpwerken in deze wanden zijn niet toegestaan. Overige opmerking(en): -
(VOOR UITVOERING TE BESPREKEN)
Voor de contactdozen, via UPS gevoed op het no-break net (aanduiding met kringnummmers ’SU’ op de plannen), dient het afwerkingskader in een andere kleur voorzien te worden. Voor de contactdozen, dienstig voor de voeding van de PC (aanduiding met kringnummmers ’SW’ op de plannen) dient het afwerkingskader in een andere kleur voorzien te worden. Voor de bediening van de nachtverlichting dient het afwerkingskader in een andere kleur voorzien te worden. Waar de plaatsing dit vereist (vb. in deurprofielen), dienen bepaalde bedieningselementen van het miniatuurtype te zijn.
04.01.
SCHAKELAARS EN CONTACTDOZEN - INBOUW
De schakelaars zijn weegschaalschakelaars. De sluitstand wordt aangegeven door een welbepaald teken. Alle schakelaars zijn geschikt voor een stroomsterkte van minstens 10 A. De contactdozen voor minstens 16 A, voorzien van kinderbeveiliging en aardingspen. Een model van elk type van schakelaar, van de drukknoppen, en van elk type van contactdoos dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het Bestuur. De bouwheer dient voor wat betreft de inbouw schakelaars, contactdozen, enz… zonder meerprijs te kunnen kiezen uit het standaard gamma van tenminste 3 fabrikanten, wat betreft kleuren dient er minstens keuze te zijn uit wit, ivoor en grijs De ingewerkte schakelaars en contactdozen worden geplaatst in inwerkdozen uit gevormd isolerend materiaal conform de NBN C61-111. Bij meerdere schakelaars of contactdozen bij elkaar, worden deze in dezelfde inwerkdoos gemonteerd en afgedicht met eenzelfde plaat. Driefazige contactdozen, van het huishoudelijke type, zijn steeds van het vijfpolige type en geschikt voor een nominale stroom van 16 tot 25A, volgens de aanduidingen op plan en/of principeschema. Ze zijn steeds voorzien van een klapdeksel. Bij elke driefazige contactdoos dient één bijhorende contactstop geleverd. De schakelaars worden op een hoogte van 1.10 m ingewerkt; de contactdozen 0,20 m, tenzij anders vermeld op de plannen (nog voor uitvoering te bevestigen door het Bestuur). Alle contactdozen en schakelaars dienen bevestigd te worden met schroeven aan de inwerkdoos Opmerking: De contactdozen, die in een vloerdoos geïntegreerd zijn, zijn inbegrepen in de prijs van de respectievelijke vloerdozen en zijn bijgevolg ook niet apart vermeld of inbegrepen in de meetstaat bij het huidige artikel. Meting: -
04.02.
Algemeen: F.H. – stuks Contactdozen ingebouwd in vloerdoos (inbegrepen in de prijs van de vloerdozen): pro memorie
SCHAKELAARS EN CONTACTDOZEN – OPBOUW
De schakelaars en contactdozen zijn van het type opbouw, kleur ivoor of wit. Verdere karakteristieken zoals toestellen voor inbouwmontage. Meting: F.H. – stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 31
04.03.
SCHAKELAARS EN CONTACTDOZEN – OPBOUW HERMETISCH
De schakelaars, contactdozen en drukknoppen zijn van het spatwaterdicht type IP55, grijs. Mechanische slagvastheid: IK07 volgens NBN EN50102. Verdere karakteristieken zoals de toestellen voor inbouwmontage. De toestellen (schakelaars en contactdozen) worden geplaatst op een hoogte van 1,10 m boven het afgewerkte peil. Meting: F.H. – stuks
04.04.
SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN – INBOUW HERMETISCH
Schakelaars en stopcontacten geschikt voor inbouw, IP44, slagvast. Enkel de dikte van de afdekplaat komt uit het vlak van de wand. De voeg tussen de wand en het afdekplaatje wordt rondom rond opgespoten met silicone (transparant of wit, naar keuze van de architect). Verdere karakteristieken zoals de toestellen voor inbouwmontage. Meting: F.H. - stuks
04.05.
BEDIENINGSPANELEN
De bedieningspanelen groeperen meerdere bedieningselementen en zijn samengesteld uit een inbouwdoos uit gevormd isolerend materiaal, isolerende monturen en de diverse modules met afmetingen van ca. 25 x 40 mm. Het geheel is afgewerkt met een afdekplaat met kleur naar analogie met het overige schakelmateriaal. De afmetingen van het geheel variëren i.f.v. het aantal aanwezige bedieningselementen. Voor uitvoering is een voorstel met aanduiding van de posities en functies van de verschillende aanwezige elementen ter goedkeuring voor te leggen. De bedieningspanelen zijn voorzien van een statusmelding d.m.v. LED van de werking van de desbetreffende kring. Meting: F.H. – stuks
04.06.
BEWEGINGS- EN AANWEZIGHEIDSDETECTOREN
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bewegings- en aanwezigheidsdetectoren. Bewegingsdetectoren zijn minder gevoelig dan aanwezigheidsdetectoren en reageren dan ook enkel op grote bewegingen. Hierdoor zijn deze beter toepasbaar buiten, daar ze o.a. kleinere dieren niet detecteren. Aanwezigheidsdetectoren reageren op veel kleinere bewegingen en zijn veel gevoeliger, waardoor deze binnen toepasbaar zijn voor detectie in o.a. ruimtes waar zittend werk wordt verricht. Aanwezigheidsdetectie kan op 2 manieren toegepast worden, namelijk als vol- en half- automatische regeling. Bij toepassing van aanwezigheidsdetectie met volautomatische regeling zal, net als bij gewone bewegingsdetectie, indien beweging gedetecteerd wordt en het lichtniveau onder de ingestelde waarde ligt, het contact van de detector sluiten. Als er geen beweging meer in het lokaal aanwezig is, zal na de nalooptijd het contact terug openen. Indien bij aanwezigheid plots het lichtniveau stijgt boven de ingestelde waarde, zal na +/- 5 minuten het contact eveneens terug openen. Bij toepassing van aanwezigheidsdetectie met halfautomatische regeling (ook soms afwezigheidsdetectie genoemd), dient het licht handmatig aangemaakt d.m.v. een op de detector aangesloten drukknop en gaat het, indien er geen aanwezigheid in het de lokaal meer gedetecteerd wordt na een nalooptijd automatisch uit. D.m.v. een 2 maal drukken op de aangesloten druktoets kan het licht eveneens manueel weer uitgeschakeld worden. In de lokalen, waar volgens plan /schema een bijkomende drukknop is aangesloten op de aanwezigheidsdetector dient halfautomatische lichtregeling toegepast. In alle overige lokalen waar aanwezigheidsdetectie aanwezig is, dient volautomatische regeling toegepast. Indien zich meerdere aanwezigheidsdetectoren in eenzelfde lokaal bevinden die éénzelfde lichtkring bedienen, dan dienen deze steeds in master-slave combinatie toegepast te worden om een verkeerde werking te voorkomen. Bij toepassing van verlichtingstoestellen met fluorescentielampen, mag het aantal, door het contact van de detector te schakelen armaturen, het maximum door de fabrikant opgegeven aantal niet overtreffen. Is dit wel het geval dan dienen hulprelais toegepast. Deze dienen in dat geval in de prijs inbegrepen te zijn. De exacte inplanting en afregeling van de detectoren in de lokalen dient bepaald te worden bij uitvoering. Er dienst steeds volledige bewegingsdetectie te zijn over de ganse te bewaken ruimte en in geval van aanwezigheidsdetectie bijkomend ook zittende detectie over de volledige werkzone. Waar nodig dienen bepaalde delen van de sensor afgeschermd te worden door middel van bijhorende lensmaskers om ongewenste detectie in bepaalde zones of vanuit een bepaalde richting te voorkomen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 32
04.06.01.
Bewegingsdetector, wandopbouw (hermetisch) – BD
Opbouw bewegingsdetector geschikt voor wandopbouw zowel voor binnen- als buitenopstelling. Aanduiding BD op de plannen Technische kenmerken: -
voedingsspanning: 230V – 50 Hz eigen verbruik: < 1 W detectiehoek: ≥ 200° (standaard detectie), 360° onderkruipdetectie detectiebereik: minstens 15 m, bij een montagehoogte van 2,5 m. lichtwaarde: instelbaar tussen 5 en 2000 lux nalooptijd: minstens instelbaar tussen 1 en 30 minuten, mogelijkheid tot geven van pulsen (1 seconde) schakelvermogen: 2300W – 10A (bij Ohmse belasting) benaderende afmetingen: hoogte +/- 110 mm, breedte: +/- 80 mm, uitsprong: +/- 140 mm kleur: wit (RAL 9010) of zwart (RAL 9005), naar keuze Bouwheer en/of i.f.v. de toepassing en achtergrondkleuren beschermingsgraad: IP54 isolatieklasse: II behuizing vervaardigd uit UV bestendig polycarbonaat geschikt voor toepassing bij omgevingstemperatuur tussen de -20°C en +50°C.
Meting: F.H. – stuks
04.06.02.
Aanwezigheidsdetector voor semi-plafondinbouw – BD(i)
Aanwezigheidsdetector, geschikt voor (semi-)inbouw in verlaagde plafonds, toepasbaar voor zowel vol- als halfautomatische lichtregeling. Aanduiding BD(i) op de plannen Technische kenmerken: -
voedingsspanning: 230V – 50 Hz eigen verbruik: < 0,5 W detectiehoek: 360° detectiebereik: diameter detectiezone minstens 4 m voor zittende detectie en 8 meter voor bewegingsdetectie, bij een montagehoogte van 3 m. lichtwaarde: instelbaar tussen 5 en 2000 lux nalooptijd: instelbaar tussen 1 en 30 minuten, mogelijkheid tot geven van pulsen (1 seconde) schakelvermogen: 2300W – 10A (bij Ohmse belasting) voorzien van een ingang voor een impulsgever t.b.v. manuele bediening benaderende afmetingen: diameter +/- 110 mm, totale hoogte +/- 60 mm, inbouwhoogte +/- 25 mm kleur: RAL 9010. beschermingsgraad: IP20 isolatieklasse: II
Meting: F.H. – stuks
04.06.03.
Aanwezigheidsdetector voor plafondopbouw – BD(o)
Aanwezigheidsdetector, geschikt voor plafondopbouw, toepasbaar voor zowel vol- als halfautomatische lichtregeling. Aanduiding BD(o) op de plannen Technische kenmerken: -
voedingsspanning: 230V – 50 Hz eigen verbruik: < 0,5 W detectiehoek: 360° detectiebereik: diameter detectiezone minstens 4 m voor zittende detectie en 8 meter voor bewegingsdetectie, bij een montagehoogte van 3 m. lichtwaarde: instelbaar tussen 5 en 2000 lux nalooptijd: instelbaar tussen 1 en 30 minuten, mogelijkheid tot geven van pulsen (1 seconde) schakelvermogen: 2300W – 10A (bij Ohmse belasting)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 33
-
voorzien van een ingang voor een impulsgever t.b.v. manuele bediening benaderende afmetingen: diameter +/- 110 mm, hoogte +/- 70 mm kleur: RAL 9010. beschermingsgraad: IP54 isolatieklasse: II
Meting: F.H. – stuks
04.06.04.
Aanwezigheidsdetector voor semi-plafondinbouw met grote detectiezone – AD(i)
Aanwezigheidsdetector, geschikt voor (semi-)inbouw in verlaagde plafonds, toepasbaar voor zowel vol- als halfautomatische lichtregeling. Aanduiding AD(i) op de plannen Technische kenmerken: -
voedingsspanning: 230V – 50 Hz eigen verbruik: < 0,5 W detectiehoek: 360° detectiebereik: diameter detectiezone minstens 8 meter voor zittende detectie en 24 meter voor bewegingsdetectie, bij een montagehoogte van 3 m. lichtwaarde: instelbaar tussen 5 en 2000 lux nalooptijd: instelbaar tussen 1 en 30 minuten, mogelijkheid tot geven van pulsen (1 seconde) schakelvermogen: 2300W – 10A (bij Ohmse belasting) voorzien van een ingang voor een impulsgever t.b.v. manuele bediening benaderende afmetingen: diameter +/- 110 mm, totale hoogte +/- 70 mm, inbouwhoogte +/- 25 mm kleur: RAL 9010. beschermingsgraad: IP20 isolatieklasse: II
Meting: F.H. – stuks
04.07.
CEE-CONTACTDOZEN (incl. bijhorende stekker)
De CEE contactdozen zijn van het mono- of driefasige type met een nominale stroom conform de aanduiding op de plan / schema. Kleur (contactstop / deksel): rood of blauw (i.f.v. de spanning). Ze voldoen aan de NBN EN 60309-2 en DIN VDE 0623. Ze zijn van het type inbouw, halfinbouw of opbouw volgens aanduiding in de meetstaat. Een model is voor uitvoering ter goedkeuring voor te leggen. Bij elke driefazige CEE contactdoos dient één bijhorende CEE contactstop geleverd. Meting: F.H. - stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 34
05. - DIMMING Volgens aanduiding op plan / schema dienen bepaalde armaturen gedimd te kunnen worden. Alle dimmers zijn van het modulaire digitale type en worden in de desbetreffende verdeelborden voorzien. Dimmodules ingebouwd in het bedieningselement zelf worden in geen geval aanvaard. Ze worden op 1 of meerdere plaatsen (zie plannen) op afstand bediend door middel van drukknoppen. Alle noodzakelijke componenten en bijhorende werken om een goede werking van de dimming, van de op de plannen / schema’s vermelde armaturen mogelijk te maken dienen inbegrepen in de aanneming. De dimmodules dienen inbegrepen in de prijs van de borden. De sturings- en bedieningselementen zijn opgenomen onder de schakelaars. Digitale dimbare voorschakelapparaten zijn inbegrepen in de prijs van de armaturen. Alle stuurbekabeling dient eveneens inbegrepen. Technische karakteristieken (van de dimmodule): -
digitaal uitgangsapparaat met logaritmisch aan het menselijke oog aangepast flikkervrij dimgedrag van 1 tot 100%. geschikt voor de aansturing van max. 100 compatibele hulpapparaten, zoals digitale elektronische voorschakelapparaten, faseaansnijdingsdimmers, faseafsnijdingsdimmers of elektronische transformators. ompoolbare tweedraadsstuurleiding aan de uitgangszijde. behuizing uit vlamwerend halogeenvrij polycarbonaat voor inbouw in de schakelkast op een DIN-rail van 35 mm, overeenkomstig de norm EN 50022 beschermingsgraad: IP54 voorzien van statusled en testtoets benaderende afmetingen: B x H x D = 70 x 90 x 59 mm
Toepassing: In huidig project wordt dimming volgens aanduiding op de plannen o.a. toegepast in de observatielokalen, prikkelarme en isolatiekamers. Meting: Pro Memorie
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 35
06. – VERLICHTINGSTOESTELLEN (m.i.v. bevestigingsmiddelen, voorschakelapparatuur, lampen, transformatoren, inbouwdozen, enz.) Algemeen: Alle verlichtingsarmaturen voldoen aan de norm NBN EN 60598-1 en de laatste versie van de van toepassing zijnde richtlijnen van de Europese Unie i.v.m. elektromagnetische compatibiliteit en CE markering. De CE-markering moet duidelijk aangegeven zijn bij het toestel. Alle toestellen zijn uitgerust met een inwendige aardingsklem, uitgezonderd deze met “dubbele isolatie”, en moeten verbonden worden met de aardgeleider van de kring. Voor toestellen met TL-lampen dient per TL-lamp een speciale lamphouder volgens NBN C71.400 voorzien te worden die de speling in de lengte van de lampen toelaat. Van ieder verlichtingstoestel zal een model ter goedkeuring op de werf voorgelegd worden. Het toestel dient volledig gemonteerd te zijn, inclusief lampen, aansluitsnoer en –stekker, zodat het in werking kan geëvalueerd worden. De inbouwopeningen in verlaagde plafonds worden gemaakt door de aannemer verlaagde plafonds. Onderhavige aannemer dient tijdig de nodige afmetingen door te geven. Alle toebehoren zoals voorschakelapparatuur, transformatoren, lampen, enz. … dienen inbegrepen in de prijs van het toestel. Voor elke voorgestelde verlichtingsarmatuur dienen de lichtkarakteristieken, inclusief CEN/CIE fluxcodes voorgelegd te worden. Deze dienen door de fabrikant opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Eveneens dienen op vraag, door de aannemer verlichtingsberekeningen in een merkonafhankelijk berekeningsprogramma (vb. Dialux, Relux …) van de voorgestelde armaturen toegepast in de aangeduide typelokalen, rekening houdende met de door de Ontwerper opgegeven reflectiewaarden, opgemaakt en voorgelegd te kunnen worden. De norm NBN-EN 12464-1 (Licht en verlichting – Werkplekverlichting – Deel 1: Binnenwerkplekken) dient voor de lokalen waar van toepassing overal nagestreefd te worden. Eventuele uitzonderingen dienen voor uitvoering uitdrukkelijk voorgelegd en goedgekeurd te worden. Rendementen: De bij de verlichtingsarmaturen vermelde rendementen zijn steeds minimale waarden. In de hierna volgende beschrijvingen van de toestellen bedoelen we met het rendement steeds het minimale ‘Light Output Ratio’ (LOR), tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. Dit ‘Light Output Ratio’ is de verhouding tussen de totale hoeveelheid licht die wordt uitgestraald door de armatuur en het totaal van de lichtopbrengsten van de verschillende lampen / lichtbronnen die aanwezig zijn in de desbetreffende armatuur. In geval van toestellen die volgens onze beschrijving voorzien dienen te worden van bijkomende accessoires, zoals vb. deko- of afdekglazen, dienen deze toegepaste accessoires vanzelfsprekend mee in rekening gebracht te zijn bij de bepaling van het ‘Light Output Ratio’. Bij beoordeling van een voorgesteld toestel zal enkel het het cijfer ‘.N5’ (5de cijfer) van de CIE/CEN fluxcode van het desbetreffende toestel beschouwd worden als de door de fabrikant opgegeven waarde voor het ‘Light Output Ratio’. Om deze reden worden dan ook technische fiches zonder aanduiding van CIE/CEN fluxcode niet aanvaard. Voor types van toestellen die toegepast worden met verschillende lampvermogens, dient vanzelfsprekend voor elk lampvermogen deze waarde opgegeven. Elektronische voorschakelapparatuur: De elektronische voorschakelapparatuur moet voldoen aan typebestek 400D04. Tenzij specifiek anders vermeld, dienen alle armaturen met fluorescentie of compacte fluorescentie lampen voorzien te zijn van elektronische voorschakelapparatuur. Het elektronisch hoogfrequent voorschakelapparaat combineert de functies van de ballast en veiligheidsstarter. De lampen werken op een frequentie rond 30 kHz en het starten gebeurt, na voorverwarming, binnen de seconde na het inschakelen. De elektronische voorschakelapparatuur voldoet minstens aan onderstaande technische kenmerken: -
snelle flikkervrije start (< 0,5 s) de elektroden worden voorverwarmd alvorens de lampen gestart worden, ten behoeve van het verlengen van de
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 36
-
levensduur en het beperken van het afzwarten van de lampuiteinden. Automatische uitschakeling bij defecte lamp, met automatische herstart na vervanging Arbeidsfactor > 0,96 Startstroombegrenzer die tot minstens 24 ballasten toelaat op een kring beveiligd met een automaat van 16A met B curve de harmonische vervorming voldoet aan EN 60555-2; de totale harmonische vervorming is minder dan 10%; de derde harmonische is minder dan 8%, voorzien van beveiliging tegen netspanningspieken en verkeerde aansluiting de ballast is geïntegreerd in 1 behuizing, Voedingsspanning: 230-240V (+/- 10%) - 50/60 Hz, ontsteking van de lamp bij –15°C tot 50°C, de maximum testpunttemperatuur van de ballast is 75°C, de elektromagnetische straling blijft beperkt overeenkomstig EN 55015 en EN 55022 (Class B) Constante lichtstroom (onafhankelijk van fluctuaties in de netspanning), stabiele werking van de lampen (geen stroboscopisch effect, geen flikkering van de elektroden, geen lichtgolven of striaties), Energy Efficiency Index (EEI): A2
Het maximaal vermogenverlies van de elektronische voorschakelapparatuur dient beperkt te zijn tot de maximale waarden opgegeven in onderstaande tabel: LAMP TL5 1 x 14W TL5 2 x 14W TL5 3 x 14W TL5 4 x 14W TL5 1 x 24W TL5 2 x 24W TL5 3 x 24W TL5 4 x 24W TL5 1 x 28W TL5 2 x 28W TL5 1 x 35W TL5 2 x 35W TL5 1 x 39W TL5 2 x 39W TL5 1 x 49W TL5 2 x 49W TL5 1 x 54W TL5 2 x 54W TL5 1 x 80W TL5 2 x 80W TL8 1 x 18 W TL8 2 x 18 W TL8 3 x 18 W TL8 4 x 18 W TL8 1 x 36 W TL8 2 x 36 W TL8 1 x 58 W TL8 2 x 58 W
MAXIMAAL VERMOGENSVERLIES 4W 7W 7W 7W 5W 8W 9W 9W 4W 7W 4W 7W 5W 8W 6W 10 W 6W 10 W 8W 15 W 3W 6W 6W 6W 5W 8W 6W 11 W
Waarborgen van de ballasten Gezien de belangrijkheid van de verlichtingsinstallatie, dient de aannemer de voorschakelapparatuur bij de fluorescentieverlichting te waarborgen gedurende twee jaar, te rekenen vanaf de voorlopige oplevering. Onder deze waarborg dient begrepen te worden de onmiddellijke vervanging (levering en plaatsing) van het defecte onderdeel op de kosten van de aannemer. Dimbare elektronische voorschakelapparatuur: De dimbare elektronische voorschakelapparatuur voldoet aan dezelfde kenmerken als deze van de elektronische voorschakelapparatuur hierboven vermeld. De minimale werkfrequentie bedraagt echter 40%. Het controlesignaal dient compatibel te zijn met digitale of 1-10V stuursignalen, i.f.v. het toegepaste controle- / stuursysteem. De lichtbron dient steeds regelbaar te zijn tussen 3 en 100% Laagspanningstransformatoren: Transformatoren gebruikt bij verlichting op lage spanning zullen van het type zijn geschikt voor inbouw in het verlaagd plafond, te monteren langs de montage opening van het verlichtingstoestel (lang, smal model). Ze zijn eveneens inbegrepen in de prijs
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 37
van de armaturen en staan niet noodzakelijk specifiek vermeld in de meetstaat. Alle toestellen op laagspanning worden, tenzij specifiek anders vermeld, voorzien van een individuele transformator per toestel. De transformatoren 230V/12V zijn van het elektronische type, volgens EN 61046 en hebben volgende kenmerken: -
behuizing uit kunststof trekontlastingen primair en secundair aansluitklemmen primair en secundair mogen ingebouwd worden in holle plafonds, vitrines en meubels (MM-classificatie) veiligheidstransformator volgens EN 60742 kortsluitbeveiliging met elektronische uitschakeling en hernieuwde automatische start na opheffing van de kortsluiting beveiligd tegen overspanning (zelfherstellend) beveiligd tegen te hoge temperatuur (zelfherstellend) automatische reductie van het vermogen (softstart) radio-ontstoord volgens EN 55014 laag eigen verbruik (6 W voor 60 VA en 9 W voor 105 VA); bromt niet constante uitgangsspanning, ook bij gedeeltelijke belasting.
Lampen: De lampen moeten voldoen aan typebestek 400D04. De lampen bezitten een kleurweergave index hoger dan 85. De lampkleur dient bij uitvoering besproken (zonder recht op meerprijs). De flux bedraagt voor de TL8 (T26) lampen minstens -
1400 lumen voor 18 W 3300 lumen voor 36 W 5300 lumen voor 58 W
Voor de SL (TC-S / TC-SEL) lampen bedraagt de flux minstens: -
400 lumen voor 7 W 600 lumen voor 9 W 900 lumen voor 11 W
Voor de PL (TC-D, TC-DEL, TC-L TC-T, TC-TEL) lampen bedraagt de flux minstens: -
900 lumen voor 10 W 900 lumen voor 13 W 1200 lumen voor 18 W 1800 lumen voor 24 W 1800 lumen voor 26 W 2400 lumen voor 32 W 2900 lumen voor 36 W 3500 lumen voor 40 W 3600 lumen voor 42 W 4800 lumen voor 55 W 6000 lumen voor 80 W
Voor de TL5 (T16) lampen bedraagt de flux minstens: -
1200 lumen voor 14 W 2600 lumen voor 28 W 3300 lumen voor 35 W
Voor de TL5 (T16) high-output lampen bedraagt de flux minstens: -
1750 lumen voor 24 W 3100 lumen voor 39 W 4300 lumen voor 49 W 4450 lumen voor 54 W 6150 lumen voor 80 W
Voor de ronde TL5 (T16) lampen bedraagt de flux minstens: -
1800 lumen voor 22 W 3300 lumen voor 40 W
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 38
-
4200 lumen voor 50 W
Bevestiging van de verlichtingstoestellen: Alle bevestigingsmiddelen voor de verlichtingstoestellen dienen in de prijs van het toestel begrepen te zijn, ook voor de in- en opbouwarmaturen in en op de verlaagde plafonds. Verlichtingstoestellen die ingebouwd worden in een verlaagd plafond, worden indien nodig eveneens voorzien van de nodige verstevigingen. In geen geval mogen de verlaagde plafonds vervormen door het plaatsen van de toestellen. Deze inbouwtoestellen worden ook steeds voorzien van één of meerdere veiligheidsophangingen (metalen ketting), rechtstreeks bevestigd aan de betonnen plafondplaat. Verder dienen alle bevestigingen te voldoen aan het typebestek par. b.7. Voor wandtoestellen die gemonteerd worden op een lichte scheidingswand dient eveneens een versterking in de wand voorzien te worden door onderhavige aannemer (bvb. multiplexplaat), inbegrepen in de prijs van het verlichtingstoestel. Verder dienen alle bevestigingen te voldoen aan het typebestek 400.D.04 par. b.7.
06.01.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR OPBOUW
Leveren en plaatsen van verlichtingstoestellen voor wand- of plafondopbouw, conform bovenstaande bepalingen en met onderstaande kenmerken. 06.01.01.
Toestel type P1
Algemeen: Slanke slagvaste (IK10), hermetisch gesloten opbouwarmatuur, beschermingsgraad IP68. Samenstelling: Deze armatuur bestaande uit een heldere halfronde polycarbonaat tube van 3 mm dikte, met vlakke zijde tegen het plafond. Deze polycarbonaat tube bevat een epoxy gelakte basisplaat, die tevens dienst doet als reflector, met daarbovenop de elektronische of dimbare voorschakelapparatuur en aansluitklemmen. De lamphouders bevinden zich aan onderzijde van de basisplaat. Deze basisplaat met de T5 lamp schuift in de tube die aan de uiteindes afgesloten wordt door kunststof eindkappen voorzien van dichtingen. Aan één zijde is een eindkap voorzien van een kabeldoorvoer met wurgnippel ten behoeve van de zijdelingse kabelinvoer. Het toestel wordt aan het plafond bevestigd door middel van minstens 2 (of in functie van de stevigheid meerdere) inox bevestigingsbeugels die de tube omsluiten. De sluting van deze beugels zal voorzien zijn van vandaalbestendige ‘Torx’ schroeven. De zijdelingse kabelinvoer en de uit het plafond komende kabel zal in huidig project afgedekt worden met een tegen het toestel geplaatst vandaalbestendig op maat gemaakt inox omhulsel, dat tegen het ruwbouwplafond zal vastgezet worden. Een voorstel / model van dit omhulsel dient voor uitvoering ter goedkeuring voorgelegd. Dit omhulsel alsook de inox bevestigingsbeugels zullen gelakt worden in een RAL kleur naar keuze van de Architect. Technische specificaties:
Beschermingsgraad: IP68 Slagvastheid: IK10 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
1
35 W
1260 x 57 x 55 mm
≥ 80 %
T16
1
49 W
1560 x 57 x 55 mm
≥ 80 %
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 39
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘P1’ toegepast als algemene verlichting in de mono, duo, rolstoeltoegankelijke en prikkelarme kamers van de gesloten afdeling (BU1) en open afdeling (BU3). Een dimbare versie is voorzien in de prikkelarme kamers. Meting: F.H. – stuks
06.01.02.
Toestel type P2
Algemeen: Slagvaste (IK09) ronde opbouwarmatuur met polycarbonaat opalen kap voor compacte fluorescentielampen. Samenstelling: Het armatuur bestaat uit een basisplaat die geschikt is voor wand- of plafondmontage waarop een stevige ronde bolvormige opalen kap wordt bevestigd. Deze twee onderdelen zullen samen de behuizing vormen. De basisplaat is vervaardigd uit plaatstaal, dat elektrostatisch wit is gemoffeld, waardoor deze basisplaat tevens dienst kan doen als reflector. De kap is vervaardigd uit polycarbonaat met een mat oppervlak en wordt aan de basisplaat bevestigd door middel van een eenvoudige bajonetsluiting. De behuizing omvat de elektronische of dimbare voorschakelapparatuur, de lamphouders, de hittebestendige bedrading, de lampen en de lampbeugels die vervaardigd zijn in roestvrije staal. De kabeldoorvoer zal gebeuren doorheen de basisplaat, rechtsreeks uit het plafond of de wand (geen zijdelingse invoer). De voorschakelapparatuur en interne bedrading zal met gesloten kap, ook indien de armatuur ingeschakeld is (m.a.w.als de lampen branden) niet visueel waarneembaar zijn. Ten behoeve van de vandaalbestendigheid wordt dit toestel in huidig project bijkomend voorzien van een bijkomende primaire aluminium bevestigingsring die zich tussen plafond en basisplaat bevindt en een secundaire witgelakte decoratieve aluminium ring die met anti-vandaal ‘Torx’ schroeven vastgezet wordt op de primaire ring. Op deze manier zal de kap vastgezet worden zodanig dat deze kap (bajonetsluting) enkel maar kan afgenomen worden nadat eerst de secundaire ring is verwijderd. Om een propere en esthetische verantwoorde afwerking te bekomen zullen deze bijkomende ringen van hetzelfde fabricaat zijn als de armatuur en uit het standaardgamma van de fabrikant van deze armaturen komen. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP40 Slagvastheid: IK09 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (diameter x hoogte / uitsprong)
Rendement
TC-F
1
36 W
452 x 121 mm
≥ 55 %
TC-F
2
36 W
596 x 146 mm
≥ 57 %
Toepassing: Dit toestel wordt in huidig project toegepast, volgens aanduiding op de plannen met ‘P2’ in o.a. de afzonderingskamers (dimbare) versie van het gedeelte observatie en oriëntatie van de gesloten afdeling (BU1), in bepaalde kleine bergingen (BU1) en in de sanitaire cellen van de rolstoel toegankelijke kamers (BU1 en BU3). Meting: F.H. – stuks
06.01.03.
Toestel type PcF
Algemeen:
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 40
Rechthoekige of vierkante wand- of plafondopbouwarmatuur met opalen kap, beschermingsgraad ≥ IP40. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een behuizing vervaardigd in wit gemoffeld plaatstaal. Aan deze behuizing, die ook de elektrische uitrusting zal omvatten wordt de opalen, rechthoekige of vierkante kap bevestigd. Deze kap is in één stuk vervaardigd uit vergelingsvrij PMMA en voorzien van afgeronde scherpe hoeken. Toestellen met bijkomende afgeschuinde zijvlakken worden om esthetische redenen niet aanvaard. De elektrische uitrusting omvat de lamphouders, elektronische voorschakelapparatuur en aansluitklemmen. Deze bevindt zich in het toestel en is met gesloten kap niet zichtbaar. Zowel de één als tweelampsversie van de toestellen met T16 lampen hebben dezelfde afmetingen. De voorschakelapparatuur van de meerlampsversies van de armaturen die uitgerust zijn met 24W lampen dient tevens geschikt te zijn voor toepassing met 14W lampen. In huidig project worden deze toestellen voorzien van een bijkomende beveiliging waardoor de kap niet gereedschapsloos kan afgenomen worden. Hierdoor worden de kopse kanten van het toestel voorzien van witgelakte metalen plaatjes, die met antivandaal (‘Torx’ ) schroeven aan de basis bevestigd worden en op die manier de kap vastzetten. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP40 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
1
14 W
620 x 120 x 92 mm
≥ 77 %
T16
2
14 W
620 x 120 x 92 mm
≥ 65 %
T16
4
14 W
620 x 620 x 92 mm
≥ 75 %
T16
1
24 W
620 x 120 x 92 mm
≥ 77 %
T16
4
24 W
620 x 620 x 92 mm
≥ 75 %
T16
1
28 W
1220 x 120 x 92 mm
≥ 77 %
T16
2
28 W
1220 x 120 x 92 mm
≥ 65 %
T16
1
35 W
1520 x 120 x 92 mm
≥ 77 %
T16
2
35 W
1520 x 120 x 92 mm
≥ 65 %
T16
1
49 W
1520 x 120 x 92 mm
≥ 80 %
T16
2
49 W
1520 x 120 x 92 mm
≥ 70 %
T16
1
54 W
1220 x 120 x 92 mm
≥ 76 %
T26
2
18 W
660 x 112 x 92 mm
≥ 60 %
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 41
T26
1
36 W
1285 x 112 x 92 mm
≥ 70 %
T26
2
36 W
1285 x 200 x 92 mm
≥ 60 %
T26
1
58 W
1585 x 112 x 92 mm
≥ 70 %
T26
2
58 W
1585 x 200 x 92 mm
≥ 60 %
TC-L
2
18W
310 x 310 x 92 mm
≥ 57 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘PcF’ o.a. toegepast in de wasplaatsen, linnenkamers en bepaalde bergingen. Meting: F.H. – stuks
06.01.04.
Toestel type PhF
Algemeen: Hermetische slagvaste opbouwarmatuur geschikt voor wand en/of plafondmontage, beschermingsgraad ≥ IP65, Samenstelling: Het toestel bestaat uit een slagvaste behuizing vervaardigd in grijs halogeenvrij, moeilijk ontvlambaar en UV bestendig polycarbonaat of glasvezelversterkt polyester. Deze behuizing is standaard in de fabriek voorzien van de nodige uitbreekbare invoeropeningen op de boven en kopse zijden. De bevestiging van de behuizing aan het plafond (of de wand) dient te gebeuren met bijgeleverde roestvrije stalen beugels. Langs binnenzijde van de behuizing is een basisplaat bevestigd waarop de elektrische uitrusting is gemonteerd. Het bevestigingssysteem van deze is zodanig geconstrueerd dat de basisplaat bij het aansluiten van het toestel kan afgehangen worden aan de behuizing. De elektrische uitrusting omvat de lamphouders, elektronische voorschakelapparatuur, hittebestendige bedrading en aansluitklemmen. De optiek bestaat uit een slagvaste kap met halfrond profiel die in één stuk is vervaardigd uit halogeenvrij en UV bestendig polycarbonaat. Deze kap is eveens halogeenvrij en UV bestendig en heeft een gladde buitenzijde. Langs de binnenzijde is de kap voorzien van een structuur die zorgt voor een bredere lichtuitstraling. De kopse zijden van de kap zijn verblindingsbegrenzend afgewerkt. Deze optiek wordt aan de behuizing bevestigd door middel van onverliesbare roestvrije klipsen of door middel van een geïntegreerd nokkensluitsysteem. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP65 Slagvastheid : ≥ IK08 Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
1
14 W
690 x 120 x 110 mm
≥ 90 %
T16
2
14 W
690 x 120 x 110 mm
≥ 90 %
T16
1
28 W
1290 x 120 x 110 mm
≥ 87 %
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 42
T16
2
28 W
1290 x 170 x 110 mm
≥ 85 %
T16
1
35 W
1590 x 120 x 110 mm
≥ 90 %
T16
2
35 W
1590 x 170 x 110 mm
≥ 85 %
T16
1
49 W
1590 x 120 x 110 mm
≥ 87 %
T16
2
49 W
1590 x 170 x 110 mm
≥ 87 %
T16
1
54 W
1290 x 120 x 110 mm
≥ 90 %
T16
2
54 W
1290 x 170 x 110 mm
≥ 87 %
T16
1
80 W
1590 x 120 x 110 mm
≥ 85 %
T26
1
18 W
690 x 120 x 110 mm
≥ 80 %
T26
2
18 W
690 x 120 x 110 mm
≥ 70 %
T26
1
36 W
1290 x 120 x 110 mm
≥ 80 %
T26
2
36 W
1290 x 120 x 110 mm
≥ 70 %
T26
1
58 W
1590 x 120 x 110 mm
≥ 77 %
T26
2
58 W
1590 x 120 x 110 mm
≥ 63 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘PhF’ o.a. toegepast in kelders, kruipkelders, technische ruimtes, de ondergrondse parking, boven de inrit ondergrondse parking, in bepaalde traphallen naar de kelder, in de verbindingsgangen tussen BU1 en BU2, in het gedeelte ‘ontvangst gevangenen’ van het gelijkvloers van het gebouw BU2, in het lokaal arbeidstherapie, de technische dienst, sassen voertuigen, … Meting: F.H. – stuks
06.01.05.
Toestel type T7
Algemeen: Balslagvaste armatuur met matte spiegel met geribbelde lamellen geschikt voor toepassing in sportcentra. Samenstelling: De armatuur met afgeschuinde hoeken is opgebouwd uit:
een witgelakt stalen kader (RAL9010) een mat aluminium reflector, met hoge efficiëntie geprofileerde dwarslamellen voor een verhoogd visueel comfort een beschermrooster uit 4 mm wit gelakt staaldraad.
De armatuur is uitgerust met elektronische voorschakelapparatuur en is voorzien van instelbare lampvoeten waarmee een symmetrische – of een asymmetrische lichtverdeling kan bekomen worden. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 43
Beschermingsgraad: ≥ IP20 Balslagvast: ≥ IK08 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
3
49 W
1532 x 520 x 110 mm
≥ 82 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘T7’ toegepast in de sporthal. Deze armaturen zijn in de sporthal te pendelen met onderkant op zelfde hoogte als de stralingspanelen die voorzien in het deel HVAC. De pendelophanging dient in begrepen te zijn in de prijs van de armaturen en dient te gebeuren door middel van vaste staven, zodat de armaturen niet kunnen slingeren. Meting: F.H. – stuks
06.01.06.
Toestel type McF
Algemeen: Vierkante wandarmatuur met opalen kap, voor compacte fluorescentielampen, beschermingsgraad ≥ IP40. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een behuizing vervaardigd in wit gemoffeld plaatstaal, die tevens dienst doet als reflector. De behuizing is voorzien van de nodige bevestigingsbeugels in roestvrij staal en zal ook de elektrische uitrusting, met inbegrip van o.a. de lamphouders, elektronische voorschakelapparatuur en aansluitklemmen, … omvatten. De interne bedrading is van het hittebestendige type. Op de behuizing wordt een vierkante opalen kap, met fijn gestructueerd oppervalk geplaatst. Deze kap is vervaardigd uit polycarbonaat (slagvast tot ≥ 0,5 Joule) en wordt bevestigd d.m.v. een metalen veerkliksysteem. De afdekkap zal voorzien zijn van een stofafdichting. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP40 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement (*)
TC-L
3
24 W
450 x 450 x 95 mm
≥ 45 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘McF’ toegepast in de binnen traphallen, (met uitzondering van bepaalde traphallen tussen kelder en gelijkvloers). Meting: F.H. – stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 44
06.02.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR INBOUW
Leveren en plaatsen van verlichtingstoestellen voor wand- of plafondinbouw, conform bovenstaande bepalingen en met onderstaande kenmerken. 06.02.01.
Toestel type E1
Algemeen: Vierkante inbouwarmatuur voor modulaire plafonds met gesatineerd aluminium raster, type lage luminantie. Samenstelling: De vierkante inbouwarmatuur omvat 3 of 4 (afhankelijk van het aantal lampen) reflectoren uit geanodiseerd gesatineerd aluminium, type lage luminnatie gescheiden door witgeschilderde afdekplaten. De reflectoren en twee afdekplaten vormen één stevig en zelfdragend geheel. De armatuur is voorzien van perforaties voor valbeveiliging met behulp van kettingen. De basis bestaat uit staalplaat van bij benadering 0.6 mm dik. Alle onderdelen zijn tegen corrosie beschermd en wit gelakt. De armatuur heeft rondom een zichtbare afwerkrand met een constante breedte van +/- 12 mm. De basis is zodanig geconstrueerd dat lichtspleten tussen basis en reflector voorkomen worden. In de basis is boven de lampen een gesatineerde aluminiumreflector gemonteerd. Deze reflectoren zijn vervaardigd uit hoogreflecterende verzilverde aluminium. Hierbij zorgt het deklaagje van zuiver zilver bovenop het basismateriaal voor een extreem hoge reflectiefactor. Elke reflector is samengesteld uit parabolisch gevormde langsreflectoren met variabele kromtestraal en parabolisch gevormde dwarsschotjes. Het geheel, bestaande uit drie reflectoren en twee afdekplaten voor de drielampsversies en uit vier reflectoren en één afdekplaat voor de vierlampversies, is scharnierend opgehangen, automatisch geaard en met schuifslotjes vergrendeld. De reflector heeft rondom rond een gelijkmatige afscherming. Boven de uitstralingshoek is geen reflectie van de lamp zichtbaar op de langsreflectoren en op de dwarsschotjes. De afwerkboord van elke reflector is rondom volledig symmetrisch in aluminium uitgevoerd, deze heeft een constante breedte en ligt in hetzelfde vlak als de boord van de behuizing. De basis bevat de volledige elektrische uitrusting voor 3 of 4 T16 lampen, een elektronisch of dimbaar voorschakelapparaat. En de aansluitklemmen die geschikt zijn voor doorverbinding van 3x2,5 mm². Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP20 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig L < 200cd/m2 in elevatiehoeken boven 65° en alle radiale richtingen, conform de NBN EN 12464-1. UGR ≤ 19, conform de NBN EN 12464-1.
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
3
14 W
596 x 596 x 60 mm
≥ 85 %
T16
4
14 W
596 x 596 x 60 mm
≥ 85 %
Bijkomende eisen: De lichttechnische eigenschappen van de hierboven beschreven armatuur dienen voorzien te zijn om te voldoen aan de bepalingen opgenomen in de norm NBN-EN 12464-1 (licht en verlichting – Werkplekverlichting – Deel 1: Binnenwerkplekken). In alle burelen, landschapsburelen en alle andere administratieve en lokalen, waar armaturen van dit type toegepast worden, dient op werkvlakhoogte een uniformiteit (Emin/Egem) van ≥ 0,5 bekomen te worden voor het volledige lokaal verminderd met een randzone van 0,5 meter en van ≥ 0,7 op het werkblad (bureau) zelf. Vanzelfsprekend dient de optiek van de hierboven beschreven toestellen hierop afgestemd. De nodige berekeningen in Dialux voor deze lokalen met de door aannemer aangeboden armaturen dienen voor uitvoering voorgelegd te kunnen worden.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 45
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘E1’ toegepast in o.a. burelen, landschapsburelen, administratieve ruimtes, verpleegposten, observatieposten (dimbaar), … Deze armaturen dienen in huidig project te worden toegepast in systeemplafonds met tegels 60 x 60 cm, in plafonds met gezaagde openingen, alsook in gesloten lamellenplafonds bestaande uit een combinatie van lamellen 75C, 150C 225C en/of 300C. In dit laatste geval zal ter hoogte van de positie van de armatuur steeds een gecombineerde breedte van +/- 600 mm bekomen worden. Deze armaturen dienen dan ook op bovenstaande plafondtypes afgestemd te zijn. Meting: F.H. – stuks
06.02.02.
Toestel type E2
Algemeen: Inbouwarmatuur met geringe inbouwhoogte met gesatineerd laagluminantieraster en trapsgewijs geprofileerde dwarslamellen voor één of meerdere T5 fluorescentielamp(en), geschikt voor voor modulaire plafondsystemen module 600mm, of gezaagde plafondopeningen. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een armatuurhuis met zeer lage inbouwhoogte, uit witgemoffeld plaatstaal en zijdelingse afdekkingen in de lengterichting voorzien van een decoratief design voor een visueel geleidelijke overgang tussen armatuur en plafond. De armatuur is voorzien van een ophanghaak voor veiligheidsophanging. Voor de kabelinvoer is de basis voorzien van openingen op de bovenzijde en van extra uitbreekopeningen op de kopse zijden. De optiek bestaat uit een gesatineerd spiegelraster voor een diepstralende lichtsterkteverdeling, voorzien van parabolische langsspiegels en van trapsgewijs geprofileerde dwarslamellen voor vermindering van de luminantie. Het raster is vervaardigd uit zuiver aluminium en is mat geanodiseerd. Het raster wordt vergrendeld en automatisch geaard door contactsluitingen en kan aan beide zijden zonder gereedschap worden uitgenomen en afgehangen. Het toestel is uitgerust met een elektronisch voorschakelapparaat, hittebestendige bedrading en een 3-polige verbindingsklem voor netaansluiting en aarding tot max. 2,5mm². Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP20 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
1
28 W
1197 x 297 x 60 mm
≥ 69 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘E2’ toegepast in o.a. de gangen van de 2de, 3de, 4de, 5de en 6de verdieping van het centraal gebouw (BU2). Deze armaturen dienen in huidig project te worden toegepast in gesloten lamellenplafonds bestaande uit een combinatie van lamellen 75C, 150C 225C en/of 300C. Hierbij zal ter hoogte van de positie van de armatuur steeds een gecombineerde breedte van +/- 300 mm bekomen worden. Deze armaturen dienen dan ook op bovenstaande plafondtypes afgestemd te zijn. Meting: F.H. – stuks
06.02.03.
Toestel type E3 / E4
Algemeen: Ronde LED inbouw downlight, met geringe inbouwhoogte 100mm, passief gekoelde vervangbare LED engine en
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 46
gestabiliseerde kleurtemperatuur. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een inbouwring, geschikt voor plafonddiktes van 1 tot 25 mm. Deze inbouwring is vervaardigd uit spuitgiet-aluminium en is voorzien van flensen met regelbare klemveer van roestvrij staal. In deze inbouwring is een wit gelakte optiek bevestigd uit hoogwaardig halogeenvrij zelfdovend polycarbonaat. De bevestiging van de optiek in de inbouwring gebeurd gereedschapsloos door middel van een draaibeweging (bajonetsluiting). De optiek is onderaan met een zeer dunne witte afdekring afgewerkt die de inbouwring verbergt. Deze optiek is tevens, via een bajonetsluiting aan de bovenste kraag van de reflector, met de LED engine verbonden. De LED engine bestaat uit een gesloten lichtkamer met transparante afdekking met micro lenticulaire structuur en met een reflector uit hoogwaardige kunststof met zeer hoge reflectiewaarden. De lichtkamer bevat een printplaat voorzien van witte en rode LED’s ten behoeve van het bekomen van een gestabiliseerde kleurtemperatuur en van een chromaticiteitssensor die via een elektronisch regelsysteem de kleurmenging beheert om voor een stabiele kleurtemperatuur over de hele levensduur te zorgen. Dit bijhorende elektronische regelsysteem bevindt zich naast de armatuur in een externe rechthoekige behuizing uit zwarte polycarbonaat die vast is bekabeld naar de LED engine. Dit regelsysteem is voorzien van een ingebouwde plugconnector ten behoeve van de verbinding met de convertor. Een lichtdicht koellichaam met radiale koelvennen dat zal voor een passieve koeling van de LED’s zorgen. De convertor zal van een type zijn, dat standaard dimming toelaat (ook indien dit momenteel in huidig project niet van toepassing is) en is ondergebracht in een balkvormige behuizing met deksel, die is voorzien van een trekontlasting en verbindingskabel met een geschikte plug ten behoeve van verbinding met het regelsysteem van de LED engine. Deze behuizing is volledig uit polycarbonaat vervaardigd en is voorzien van een 5-polige steekklem die doorvoerbedrading toelaat. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP44 Klasse F-brandveilig Levensduur : L70 = 50.000 branduren bij 70% van de nominale lichtstroom
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Type (*)
Lichtkleur
Lichtstroom armatuur
Vermogen
Benaderende afmetingen (inbouwdiameter x inbouwhoogte)
Rendement
E3
4000 K (neutraal wit)
1200 lm
16 W
150 x 100 mm
≥ 95 %
E4
4000 K (neutraal wit)
2000 lm
23 W
150 x 100 mm
≥ 95 %
(*) = Type aanduiding op plan / meetstaat Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘E3’ en ‘E4’ toegepast in o.a. gemeenschappelijke toiletten / sanitairen, kuisbergingen (waar verlaagd plafond aanwezig), kleedkamers personeel, sas kleedkamers personeel, … Deze toestellen worden in huidig project voornamelijk toegepast in niet uitneembare plafonds met gezaagde openingen. Meting: F.H. – stuks
06.02.04.
Toestel type EcF
Algemeen: Rechthoekige of vierkante inbouwarmatuur voor modulaire plafonds met opalen afdekking, beschermingsgraad ≥ IP40. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een behuizing vervaardigd in wit gemoffeld plaatstaal. Deze behuizing is standaard bij levering reeds voorzien van de nodige bevestigingspunten voor veiligheidsophanging en bevat de elektrische uitrusting bestaande uit de lamphouders, elektronische voorschakelapparatuur, hittebestendige bedrading en aansluitklemmen. De elektrische uitrusting is na plaatsing van de afdekplaat, ook bij werking, niet zichtbaar.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 47
De behuizing wordt onderaan afgesloten door een opalen afdekplaat, bestaande uit een opalen diffusor vervaardigd in vergelingsvrij PMMA, die rondom voorzien is van een aluminium kader met minimale breedte, kleur: wit. In huidig project zijn deze toestellen bijkomend voorzien van een systeem dat het afnemen van de afdekplaat, enkel toelaat met behulp van specifiek gereedschap (zuignap). Per 20 toestellen zal de aannemer één stuk van dit gereedschap bij leveren, inbegrepen in de eenheidsprijs van de toestellen. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP40 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
2
28 W
1198 x 298 x 94 mm
≥ 44 %
T16
3
14 W
598 x 598 x 94 mm
≥ 44 %
T16
4
14 W
598 x 598 x 94 mm
≥ 44 %
T16
3
24 W
598 x 598 x 94 mm
≥ 44 %
T16
4
24 W
598 x 598 x 94 mm
≥ 44 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘EcF’ toegepast in, voor de vierkante versie o.a. polyvalente ruimtes, therapieruimtes, klaslokalen, bepaalde bergingen (linnenlokalen) waar verlaagd plafond aanwezig is en voor de langwerpige versie in de gangen en circulatieruimtes van de gesloten en open afdeling (BU1 en BU3). Deze armaturen dienen in huidig project voornamelijk te worden toegepast in niet uitneembare plafonds met gezaagde openingen, alsook in gesloten lamellenplafonds bestaande uit een combinatie van lamellen 75C, 150C 225C en/of 300C. In dit laatste geval zal ter hoogte van de positie van de armatuur steeds een gecombineerde breedte van +/- 300 mm of 600 mm (afhankelijk van het armatuurtype) bekomen worden. Deze armaturen dienen dan ook op bovenstaande plafondtypes afgestemd te zijn. Meting: F.H. – stuks
06.02.05.
Toestel type EhcF
Algemeen: Rechthoekige of vierkante inbouwarmatuur voor modulaire plafonds met opalen afdekking, beschermingsgraad ≥ IP54 (aan onderzijde) . Samenstelling: Het toestel bestaat uit een behuizing vervaardigd in wit gemoffeld plaatstaal. Deze behuizing is standaard bij levering reeds voorzien van de nodige bevestigingspunten voor veiligheidsophanging en bevat de elektrische uitrusting bestaande uit de lamphouders, elektronische voorschakelapparatuur, hittebestendige bedrading en aansluitklemmen. De elektrische uitrusting is na plaatsing van de afdekplaat, ook bij werking, niet zichtbaar. De behuizing wordt onderaan afgesloten door een opalen afdekplaat, bestaande uit een opalen diffusor vervaardigd in vergelingsvrij PMMA, die rondom voorzien is van een aluminium kader met minimale breedte, kleur: wit.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 48
In huidig project zijn deze toestellen bijkomend voorzien van ‘Torx’ schroefjes die het gereedschapsloos afnemen van de afdekplaat / afdekkader verhinderd. De hiervoor benodigde bijkomende gaten met tapdraad dienen reeds in de fabriek van het toestel aangebracht te worden. Het nadien zelf maken van hiervoor benodigde gaten in de afdekplaat / afdekkader of behuizing door de aannemer zelf is om schade aan de toestellen te voorkomen en om esthethische redenen niet toegestaan. Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP54 (aan onderzijde toestel) Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (l x b x h)
Rendement
T16
3
14 W
597 x 597 x 90 mm
≥ 62 %
T16
4
14 W
597 x 597 x 90 mm
≥ 60 %
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘EhcF’ o.a. toegepast in de gemeenschappelijke doucheruimtes (BU1) en badkamers (BU1 en BU3). Deze armaturen dienen in huidig project voornamelijk te worden toegepast in niet uitneembare plafonds met gezaagde openingen. Meting: F.H. – stuks
06.02.06.
Toestel type T8
Algemeen: Wandinbouwverlichtingstoestel met LED’s, rechtstreeks werkend op 230V netspanning, toepasbaar als nacht- of oriëntatieverlichting. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een lichtmodule met als benaderende afmetingen (h x b x d) van 45 x 45 x 32 mm, die in een metalen inbouwraam geklikt wordt. Het toestel is voorzien van insteekklemmen met een aansluitbereik tot max. 2 x 2,5 mm². De lichtmodule is vervaardigd uit wit, translucent polycarbonaat. Het witte licht wordt voorgebracht door LED’s met een zeer gering vermogen en levensduur van minstens 50.000 branduren. De lichtmodule is schokbestendig en dissipeert geen warmte. De lichthoeveelheid t.h.v. de diffusor bedraagt minstens 830 lux, kleurtemperatuur 6500K. Het modulaire inbouwraam heeft een metaaldikte van +/- 1 mm en verzinkt op alle zijden. Op de horizontale en verticale as heeft het inbouwraam 4 inloopsleuven voor de bevestiging in inbouwdozen met schroeven. De combinatie inbouwraam met lichtmodule) wordt ingebouwd in een standaard inbouwdoos zoals die voor het inbouw schakelmateriaal wordt toegepast, bevestiging steeds met schroeven, bevestiging met spanklauwen is niet toegestaan. Het geheel wordt afgewerkt met een afdekkader, met zelfde kleur en vormgeving als toegepast voor de overige inbouw schakelaars en contactdozen. Technische specificaties: -
beschermingsgraad: IP20 aansluitspanning: 230V – 50 Hz
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 49
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: -
Breedte (afdekkader): 85 Hoogte (afdekkader): 85 Inbouwdiepte: 41 mm.
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘T8’ toegepast als nacht / oriëntatieverlichting in de kamers. Deze armaturen worden in de wand ingebouwd op plinthoogte. Meting: F.H. – stuks
06.03.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR BEVESTIGING OP VOEDINGSRAIL
Nihil
06.04.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR PENDELOPHANGING
Nihil
06.05.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR LICHTLIJN(EN) (m.i.v. bevestigingsmiddelen en alle toebehoren)
Leveren en plaatsen van verlichtingstoestellen en/of lichtprofielen toegepast als lichtlijn (in-, opbouw of pendelophanigng), conform bovenstaande bepalingen en met onderstaande kenmerken. 06.05.01.
Lichtlijn type T1 (inbouw, IP40)
Algemeen: IP40 lichtlijnsysteem voor geschrankte T16 lampen, geschikt voor inbouw, half-inbouw, opbouw en pendelmontage met mogelijkheid tot het vormen van rechthoekige of L-vormige structuren met verlichte hoekelementen van 90°. Het systeem is eveneens verkrijg- en toepasbaar als individuele armatuur. Samenstelling: Balkvormige behuizing bestaande uit trapvormig profiel in geëxtrudeerd aluminium, natuurkleur geëloxeerd, waarboven werktuigloos bevestigingsystemen kunnen bevestigd worden. Dit profiel heeft een uitzettingsfactor van maximum 0,7 mm per lopende meter. Aan de kopse kanten wordt zij door vlakke eindkappen afgesloten die uit drukgegoten aluminium vervaardigd zijn. Deze eindkappen zijn zilvergelakt, worden bevestigd zonder zichtbare schroeven en zijn onderaan van een lip voorzien om de optiek mooi af te sluiten. De behuizing is in 1 lamps-, 2 lamps- en 3 lampslengte gedeclineerd, waarmee ononderbroken doorlopende lichtlijnengevormd kunnen worden. Het profiel heeft bij benadering een breedte van 72mm en een hoogte van 100 mm. In geval van inbouwmontage is het profiel al dan niet randloos afgewerkt of voorzien van een rand van 5 mm. Eventuele hoekelementen worden in steeds verstek samengesteld. Een u-vormige optiek die tot 3 lampslengten uit één stuk bestaat en in de behuizing wordt geklikt. De optiek bestaat in 2 versie met een verschillende uitstralingskarakterisitek, naar gelang de toepassing, met name:
Een diffusor die geschikt is voor algemene verlichting, vervaardigd uit geëxtrudeerd gepareld PMMA. Een optiek met gereduceerde luminantie uit geëxtrudeerd helder PMMA, voorzien van ingeschoven optische plaat met micropiramieden voor toepassing bij werkplekken met beeldschermen.
Een of meer lichteenheden voorzien van lamphouders die een geschrankte positie van de T16 buizen mogelijk maken en hiermee lichtlijnen toelaten met een lampoverlapping van bij benadering 104 mm, waarmee men een zeer hoge uniformiteit (dichtbij 100%) kan benaderen. De lichteenheden bestaan uit een wit gelakte U-geprofileerde staalplaat, die als reflector en drager van de elektrische elementen dient en is voorzien van twee G5 lamphouders en een elektronisch voorschakelapparaat. Na elektrisch aansluiting via een 7-polige steekklem worden ze in het hoofdprofiel ingeklikt. De lichtlijndoorvoerbedrading is van het 7-
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 50
polige type,, halogeenvrij, zonder kabelonderbreking, en hittebestendig tot 105°C, sectie 1,5 mm². Technische specificaties:
Gefabriceerd door een fabrikant met een ISO 9001 kwaliteitcertificaat Beschermingsgraad: ≥ IP40 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Indien gevraagd door de ontwerper dienen bijkomend lichtkarakteristieken voorgelegd te kunnen worden, opgesteld d.m.v. lichttechnische metingen conform de EN 13032-1 en EN 13032-2 norm. Uitvoeringen en benaderende afmetingen (van de lichteenheden): Met diffusor voor lokalen algemeen gebruik: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (lxbxh)
Rendement
T16
1
14
+/- 585 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
1
21
+/- 885 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
1
24
+/- 585 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
1
28
+/- 1185 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
1
35
+/- 1485 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
1
39
+/- 885 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
1
49
+/- 1485 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
1
54
+/- 1185 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
2
28
+/- 2255 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
2
35
+/- 2855 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
2
49
+/- 2855 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
2
54
+/- 2255 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
3
28
+/- 3325 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
3
35
+/- 4225 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
3
49
+/- 4225 x 72 x 100 mm
≥ 50%
T16
3
54
+/- 3325 x 72 x 100 mm
≥ 47%
Met optiek voor lokalen met beeldschermwerkplekken: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (lxbxh)
Rendement
T16
1
14
+/- 585 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
1
21
+/- 885 x 72 x 100 mm
≥ 47%
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 51
T16
1
24
+/- 585 x 72 x 100 mm
≥ 45%
T16
1
28
+/- 1185 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
1
35
+/- 1485 x 72 x 100 mm
≥ 43%
T16
1
39
+/- 885 x 72 x 100 mm
≥ 45%
T16
1
49
+/- 1485 x 72 x 100 mm
≥ 45%
T16
1
54
+/- 1185 x 72 x 100 mm
≥ 46%
T16
2
28
+/- 2255 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
2
35
+/- 2855 x 72 x 100 mm
≥ 43%
T16
2
49
+/- 2855 x 72 x 100 mm
≥ 45%
T16
2
54
+/- 2255 x 72 x 100 mm
≥ 46%
T16
3
28
+/- 3325 x 72 x 100 mm
≥ 47%
T16
3
35
+/- 4225 x 72 x 100 mm
≥ 43%
T16
3
49
+/- 4225 x 72 x 100 mm
≥ 45%
T16
3
54
+/- 3325 x 72 x 100 mm
≥ 46%
Opmerkingen: Voor de doorlopende lichtlijnen die bestaan uit meerdere lichteenheden zijn op het plan het minimale aantal vereiste lichteenheden en hun respectievelijke lampvermogens weergegeven. De exacte lengte van deze lichtlijnen is te bepalen bij uitvoering i.f.v. het plafond. Toepassing: Het toestel T1 (1x)1.14W wordt toegepast als individuele wandinbouwarmatuur t.h.v. de werktablet in de mono, duo en rolstoel toegankelijke kamers van de gesloten afdeling (BU1). De toestellen T1 samengesteld tot een doorlopende lichtlijn, op maat ingebouwd in een verlaagd plafond, worden toegepast in o.a. de leefruimtes, (BU1 en BU3), het bezoekerscomplex en de burelen (1°V van BU2) en de inkom bezoekers (BU2). Meting: F.H. – stuks Prijs op te geven per toestel in geval van individuele toestellen en per het geheel (op maat) in geval van de doorlopende lichtlijnen met meerdere lichteenheden.
06.05.02.
Lichtlijn type T2 (inbouw, IP54)
Algemeen: Idem als lichtlijn / toestel type T1, doch met beschermingsgraad: ≥ IP54. Toepassing: Het toestel T2 (1x)1.14W wordt toegepast als individuele wandinbouwarmatuur t.h.v. de werktablet in de mono, duo en rolstoel toegankelijke kamers van de open afdeling (BU3). Het toestel T2 3x1.28W wordt o.a. toegepast als inbouwarmatuur in het plafond van de badkamers (BU1 en BU3). Daar er in deze lokalen niet uitneembare verlaagde plafonds met gezaagde openingen aanwezig zijn, hoeven deze laatse toestellen dan
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 52
ook niet op maat gemaakt te zijn, maar mogen deze in dit geval toegepast als individueel toestel (3 lampversie) met de standaardafmetingen uit het gamma van de fabrikant. Meting: F.H. – stuks (prijs op te geven per individueel toestel)
06.05.03.
Lichtlijn type T3 (opbouw, IP40)
Algemeen: Idem als lichtlijn / toestel type T1, beschermingsgraad: ≥ IP40, doch in tegenstelling tot de lichtlijnen type T1 en T2 in opbouw toegepast. Toepassing: Verticaal in opbouw (op de wand geplaatst) als bijkomende verlichting t.h.v. het hoofdeinde van het bed in de mono, duo en rolstoel toegankelijke kamers van de gesloten afdeling (BU1). Horizontaal in opbouw (op de wand geplaatst) boven de spiegel in de sanitaire cel van de mono, duo en rolstoel toegankelijke kamers van de gesloten afdeling (BU1). Deze toestellen dienen i.f.v. het meubilair op maat gemaakt te zijn. Meting: F.H. – stuks (prijs op te geven per individueel toestel)
06.05.04.
Lichtlijn type T4 (opbouw, IP40)
Algemeen: Idem als lichtlijn / toestel type T3, doch met beschermingsgraad: ≥ IP54. Toepassing: Verticaal in opbouw (op de wand geplaatst) als bijkomende verlichting t.h.v. het hoofdeinde van het bed in de mono, duo en rolstoel toegankelijke kamers van de open afdeling (BU3). Horizontaal in opbouw (op de wand geplaatst) boven de spiegel in de sanitaire cel van de mono, duo en rolstoel toegankelijke kamers van de open afdeling (BU3). Deze toestellen dienen i.f.v. het meubilair op maat gemaakt te zijn. Meting: F.H. – stuks (prijs op te geven per individueel toestel)
06.06.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR BUITENVERLICHTING (m.i.v. alle toebehoren cfr. bestek)
Leveren en plaatsen van verlichtingstoestellen voor buitenverlichting voor in-/opbouw of paalmontage en bijhorende palen. comform bovenstaande bepalingen en met onderstaande kenmerken. Toestellen (vb. bolderarmaturen) of palen geplaatst in volle grond dienen met beton verankerd. Deze verankering dient eveneens inbegrepen in de prijs van het desbetreffende toestel of paal. De plaatsing van de palen dient als volgt te gebeuren:
Na het plaatsen van de kabels wordt een cementbuis diam. 150 in de grond geplaatst waar de paal ingeplant wordt. De buis steekt 10 cm onder het maaiveld. Opgieten van de rest van de kuil met steenslagbeton. De paal wordt in de cementbuis geplaatst, loodrecht geplaatst door opspieën. Ruimte tussen paal en cementbuis met beton 300 kg cement/m³ aan te vullen.
Opmerking: De exacte inplanting van de buitenverlichtingsarmaturen wordt bij uitvoering definitief bepaald, in functie van het meest recente infra- en groenaanlegplan.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 53
06.06.01.
Toestel type E5 (inbouw onder luifels)
Algemeen: Breedstralende plafondinbouwdownlight voor buitenopstelling, IP 65. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een cilindervormige inbouwhuizing die voorzien is van een afneembare top met en alle overige elektrische componenten, zoals de voorschakelapparatuur, G12 lamphouder en de aanslutiklemmen (2,5mm²). Het toestel wordt vastgezet d.m.v. 2 bevestigingsklauwen met geleidingsschroeven. Voor de aansluiting zijn 2 kabelinvoeringen met dichtingsnippel vaanwezig. De optiek bestaat uit een geanodiseerde aluminium spiegelreflector met breedstralende lichtverdeling Het geheel wordt afgesloten door een veiligheidsglas met optische structuur dat gevat zit in een ronde vlakke edelstalen ring. Deze ring is met schroeven op de inbouwbehuizing bevestigd. Het toestel bestaat uit gegoten aluminium, aluminium en edelstaal. Alle geverfde metalen delen zijn gechromateerd en poedergelakt. Technische specificaties:
Beschermingsgraad: ≥ IP65 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig Balslagvast cfr.de DIN VDE 0710 (deel 13) norm.
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen
Rendement
HIT-CE
1
35 W
Inbouwdiameter: +/- 202 mm Inbouwhoogte: +/- 235 mm Zichtbare diameter: +/- 240 mm
≥ 70%
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘E5’ , toegepast buiten onder de luifels van het gebouw BU3 (open afdeling) Meting: F.H. – stuks
06.06.02.
Toestel type M1 (wandmontage)
Algemeen: Stootvaste wand- en plafondarmatuur voor buitenopstelling, geschikt voor compacte fluorescentielampen. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een cilindervormige gegoten aluminium basis welke voorzien is van de elektrische apparatuur bestaande uit o.a. de lamphouders, voorschakelapparatuur, aansluitklemmen en aardingsklem (2,5 mm²). Ten behoeve van de kabelinvoer gebeurd zijn 2 kabelinvoeringen met dichtingsnippel voor kabels met een sectie van minstens 3 x 1,5 mm² voorzien. De bevestiging gebeurd door middel van minstens 2 bevestigingsgaten. Het geheel wordt afgesloten door een dikwandige, lichtwelvende koepelvormig afscherming met optische structuur, die is vervaardigd in polycarbonaat en die op de basis bevestigd wordt met behulp van een gegoten aluminiumring schroefbevesting met minstens 3 bevestigingspunten. Tussen de basis en het glas zit een siliconen dichtingsring geklemd. Het toestel bestaat uit gegoten aluminium, aluminium en edelstaal. Alle geverfde metalen delen zijn gechromateerd, poedergelakt als grondlaag en afgewerkt met een hoogwaardige structuurlak. Kleur: Grafiet
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 54
Technische specificaties:
Beschermingsgraad: ≥ IP65 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (diameter x uitsprong)
Rendement
TC-T
2
26 W
350 mm x 110 mm
≥ 40%
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘M1’, o.a. toegepast als wandverlichting in de buitengang naast de individuele wandelingen horende bij de isolatiekamers (afdeling observatie en oriëntatie, gebouw BU1) en als wandverlichting op de buitentrappen (BU2 en BU3) Meting: F.H. – stuks
06.06.03.
Toestel type T5 (mastmontage)
Algemeen: Vlakstraler uitgevoerd als mastopzetarmatuur met brandstandinstelling met asymmetrische lichtverdeling. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een platte en afgevlakt balkvormige lampenbehuizing uit gegoten aluminium. Het vooraanzicht van deze behuizing is trapeziumvormig, het zijaanzicht heeft de vorm van een onregelmatige vierhoek, het bovenaanzicht is rechthoekig. Deze behuizing bevat: een hoogwaardig reflectorsysteem uit geanodiseerd aluminium en de elektrische uitrusting bestaande uit o.a. de lamphouders en de voorschakelapparatuur. Het geheel is afgesloten door een scharnierend kader met een helder veiligheidsglas. In het verlengde van de lampenbehuizing bevindt zich een instelbare scharnierbevestiging die verbonden is met een verticaal geplaatste cilinder die over de mast schuift. Bovenaan deze cilinder bevindt zich optisch een verlenging van de mast. In dit geheel bevinden zich de aansluitklemmen (2 x 4mm²) en een aardingsklem. Het toestel is voorzien voor montage op masten met een topdiameter van 76 mm en een insteekdiepte van 95 mm. Het toestel bestaat uit gegoten aluminium, aluminium en edelstaal. Alle geverfde metalen delen zijn gechromateerd, poedergelakt als grondlaag en afgewerkt met een hoogwaardige structuurlak. Het toestel kan naast als enkele mastopzetarmatuur tevens toegepast worden als dubbele mastopzetarmatuur, het mastopzetstuk dient in dat geval aangepast te zijn aan de toepassing. Kleur: Grafiet Technische specificaties:
Beschermingsgraad: ≥ IP66 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
HIT-CE
Aantal lampen
1
Lampvermogen
250 W
Benaderende afmetingen (lxbxh) Armatuurhuis:+/- 435 x 315 x 120 mm Geheel: +/- 600 x 315 x 120 mm (Nota: geheel = armatuurhuis + mastopzetstuk voor enkele armatuur)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 55
Rendement
≥ 65%
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘T5’ , toegepast als buitenverlichting, gemonteerd als enkele of dubbele mastopzetarmatuur op een bijpassende mast, met hoogte 9 m. Deze mast is voorzien in het artikel 06.06.04 hieronder. In huidig project dienen de toestellen type T6 van zelfde vormgeving en design te zijn als de toestellen type T5. Meting: F.H. – stuks Nota: prijs op te geven per enkele mastopzetarmatuur, ook voor de gevallen waar er 2 van dergelijke mastopzetarmaturen op éénzelfde mast toegepast worden. De mastopzetstukken dienen tevens inbegrepen in de prijs van de armatuur.
06.06.04.
Mast voor toestellen type T5
Algemeen: Mast voor toestel type T5 Samenstelling: Conische naadloze stalen mast met ondergronds deel met hoge statische stijfheid overeenkomstig DIN en de norm EN 40-5 De mast is vuurverzinkt en geverfd met een hoogwaardige structuurlak en is voorzien van een kabelinvoeropening en een deurtje van drukgegoten aluminium dat toegang geeft tot een aardverbinding en een glijrail voor de opname van een kabelaansluitkast. Het ondergrondse deel van de mast is extra behandeld voor opname in de grond. Elke armatuur wordt apart beveiligd met 2 schroefveiligheden Neozed E14-4A. Deze beveiliging, gevat in een huis uit kunststof, beschermingsgraad IP44, wordt in de paal op ca. 0,50 m hoog geplaatst en is bereikbaar via het afsluitbaar deurtje. De aansluitkast is geschikt voor een doorvoerbedrading tot 5 x 10 mm². Bekabeling in de paal (na zekeringen) dient inbegrepen in de eenheidsprijs van de armatuur. Bij het aansluiten van de palen op een 3-fazenstelsel, al dan niet met nulgeleider, wordt op de binnenzijde van het deksel de gebruikte lijnen of nulgeleider (vb. L2+N) met verf – onuitwisbaar – genoteerd Kleur: Grafiet Uitvoering en benaderende afmetingen:
hoogte boven het maaiveld: 9000 mm hoogte ondergronds deel: 1500 mm topdiameter: 76 mm diameter boven het maaiveld: 195 mm
Toepassing: Langs de buitenperimeter en op bepaalde andere plaatsen op het terrein, inplanting zie plannen, ten behoeve van de plaatsing van de toestellen type T5. Op bepaalde van deze palen dienen eveneens camera’s gemonteerd. De bekabeling naar deze camera’s dient in dit geval tevens binnenin de paal te verlopen. Kabeldoorvoeropeningen ten behoeve van deze bekabeling dienen tevens voorzien van de nodige dichtingen. Meting: F.H. – stuks
06.06.05.
Toestel type T6 (wandmontage)
Algemeen: Vlakstraler uitgevoerd als wandarmatuur, met asymmetrische breedstralende lichtverdeling voor het aanstralen van wand-, plafond- of vloeroppervlakken. Samenstelling: Het toestel bestaat uit een platte en afgevlakte balkvormige lampenbehuizing uit gegoten aluminium. Het vooraanzicht van deze behuizing is trapeziumvormig met twee gelijk schuin opgaande zijden en waarbij de basis de langste zijde is . Het zijaanzicht is trapeziumvormig met de basis als langste zijde en met twee ongelijk opgaande schuine zijden waarbij de hoek die
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 56
het verst van de wand verwijderd is, het scherpste is. Het bovenaanzicht is rechthoekig. Deze behuizing bevat een hoogwaardig reflectorsysteem uit geanodiseerd aluminium en de elektrische uitrusting bestaande uit o.a. de lamphouders en de voorschakelapparatuur. Het geheel is afgesloten door een veiligheidsglas. Het armatuur wordt aan de muur bevestigd door middel van een wandplaat (met diameter +/- 130 mm) die voorzien is van een montageplaat met minstens 3 bevestigingsgaten en van 2 kabelingangen met dichtingsnippel. De lampenbehuizing is aan deze wandplaat verbonden dmv. een scharnierbevestiging waardoor de lampenbehuizing tov. de horizontale as +90° tot –30° verstelbaar is in stappen van 10°. Het toestel bestaat uit gegoten aluminium, aluminium en edelstaal. Alle geverfde metalen delen zijn gechromateerd, poedergelakt als grondlaag en afgewerkt met een hoogwaardige structuurlak. Kleur: Grafiet Technische specificaties:
Beschermingsgraad: ≥ IP65 Isolatieklasse: I Klasse F-brandveilig
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Lamptype
Aantal lampen
Lampvermogen
Benaderende afmetingen (lxbxh)
Rendement
HIT-CE
1
250 W
Armatuurhuis: +/- 435 x 315 x 120 mm Geheel: +/- 570 x 315 x 120 mm (Nota: geheel = armatuur + wandplaat)
≥ 65%
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘T6’ , toegepast als buitenverlichting, gemonteerd op gevels van de gebouwen (montagehoogte zie plan). In huidig project dienen de toestellen type T6 van zelfde vormgeving en design te zijn als de toestellen type T5. Meting: F.H. – stuks
06.07.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR VEILIGHEIDSVERLICHTING
Leveren en plaatsen van veiligheidsverlichtingstoestellen, comform bovenstaande bepalingen en met onderstaande kenmerken 06.07.01.
Toestel type Ns
Algemeen: Leveren en plaatsen van een niet-permanente, autonome veiligheidsverlichtingsarmatuur geschikt voor wand- of plafondmontage uitgerust met één TL lamp, geschikt voor koppeling op een centraal test- en beheersysteem. Het toestel voldoet algemeen aan typebestek 400D04 toestel VS8 AUT. Samenstelling: Een basis uit geanodiseerd aluminium, met kabel invoermogelijkheid op de rugzijde en via zijdelingse ingangen. Deze basis is uitgerust met een klemmenstrook voor geleiders met doorsnede van 1,5 mm² en is vooraf monteer- en aansluitbaar. Een reflectordrager uit zelfdovende polycarbonaat op de voorzijde voorzien van een gebrillanteerde reflector, lamphouders en één TL lamp. Op de achterzijde van deze reflectordrager bevinden zich de elektrische componenten en de batterijen. De reflectordrager wordt met de basis verbonden d.m.v. contactpennen. Het elektrisch gedeelte omvat:
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 57
Een voedingsbron bestaande uit 3 gasdichte Ni-Cd cellen (3,6 V / 4 Ah), van het type "hoge temperatuur", voor een langere levensduur. Deze batterijen worden permanent geladen en zijn gemakkelijk te vervangen.. De batterijen zijn voorzien van een ontspanningsventiel welke zich opnieuw sluit als de overdruk verdwenen is en zijn onderhoudsvrij. De elektrische verbindingen tussen voedingsbron en andere elektrische componenten gebeuren via geïsoleerde contactpennen en -bussen die zodanig uitgevoerd zijn dat foutieve schakeling onmogelijk is. Deze voedingsbron verzekert aan de fluorescentielamp een lumenstroom van ten minste 380 lm gedurende 1 h. Bij tussenafstand van 16 m garandeert de armatuur 1 lux horizontale lichtsterkte op de vloer bij plafondmontage. Een elektronische unit vrijwaart de cellen voor een te diepe ontlading na de vereiste autonomie. Het laadsysteem met twee regimes is geschikt om de batterij volledig te herladen in maximum 16 h. en voorzien van een ladingsgetuige, type LED, welke aangeeft dat de batterij geladen wordt. Een elektrische omvormer welke de gelijkspanning van de cellen omzet naar een bruikbare wisselspanning voor de fluorescentielamp. Een elektronische omschakeleenheid welke het armatuur van de waaktoestand naar de werktoestand en omgekeerd omschakelt, van zodra de netspanning gelegen is tussen de 180 en 154 V. Bij het terugkeren van de netspanning blijft het armatuur nog één minuut nabranden vooraleer terug te keren naar de waaktoestand. Een algemene beveiliging en een beveiliging van de apparatuur na de cellen. Een multifunctionele drukknop welke zowel een spanningsonderbreking simuleert als de mogelijkheid biedt om het armatuur om te schakelen van de werkingstoestand naar de rusttoestand en omgekeerd. Een adresseerbare module, ten behoeve van het centrale test- en beheersysteem die d.m.v. een gefaradiseerde tweedraadskabel verbonden wordt met een DCP (Data Collection Point), zie verder in dit bestek. De testresultaten worden eveneens visueel naar buiten gebracht op de armatuur zelf aan de hand van drie LED’s welke elk een verschillend mogelijk defect aanduiden ( LED- batterij- en/of printdefect ). Het toestel wordt langs de onderzijde afgesloten d.m.v. een gebogen koepelvormige heldere diffuser in zelfdovend polycarbonaat met fresnellensstructuur. Technische specificaties: -
beschermingsgraad: IP 40 isolatieklasse: I ENEC gecertificeerd geproduceerd in een bedrijf dat ISO 9001 gecertificeerd is voldoet aan de EN 60598-2-22 norm
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: -
Lengte: 364 mm Breedte: 167 mm Hoogte: 82 mm
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘Ns’ , toegepast als autonoom veiligheidsverlichtingstoestel, waar opbouw, binnen de gebouwen met uitzondering van o.a. de parking, bepaalde technische ruimtes en bijhorende sassen, de verbindingsgangen tussen BU1 en BU2 en het blok ‘ontvangst gevangen’ (BU2). Bepaalde toestellen met aanduiding ‘Ns + beschermkorf’ worden bijkomend voorzien van een bijhorende beschermkorf (van zelfde fabricaat) om deze te beschermen tegen o.a. balinslagen. Deze toestellen met beschermkorf worden o.a. toegepast in de sporthal. De prijs van deze korf dient inbegrepen te zijn in de prijs van de respectievelijke armaturen. Meting: F.H. – stuks
06.07.02.
Toestel type Nse
Algemeen: Leveren en plaatsen van een niet-permanente, autonome veiligheidsverlichtingsarmatuur geschikt voor inbouwmontage uitgerust met één TL lamp, geschikt voor koppeling op een centraal test- en beheersysteem. Het toestel voldoet algemeen aan typebestek 400D04 toestel VS8 AUT + inbouw.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 58
Samenstelling: Een basis uit verzinkt metaal, met mogelijkheid tot kabelinvoer via de rugzijde, voorzien van uitklapbare inbouwvleugels. Deze basis is uitgerust met een klemmenstrook voor geleiders met doorsnede van 1,5 mm² en is vooraf monteer- en aansluitbaar. Een reflectordrager uit zelfdovende polycarbonaat op de voorzijde voorzien van een gebrillanteerde reflector, lamphouders en één TL lamp. Op de achterzijde van deze reflectordrager bevinden zich de elektrische componenten en de batterijen. De reflectordrager wordt met de basis verbonden d.m.v. contactpennen. Het elektrisch gedeelte omvat: Een voedingsbron bestaande uit 3 gasdichte Ni-Cd cellen (3,6 V / 4 Ah), van het type "hoge temperatuur", voor een langere levensduur. Deze batterijen worden permanent geladen en zijn gemakkelijk te vervangen.. De batterijen zijn voorzien van een ontspanningsventiel welke zich opnieuw sluit als de overdruk verdwenen is en zijn onderhoudsvrij. De elektrische verbindingen tussen voedingsbron en andere elektrische componenten gebeuren via geïsoleerde contactpennen en -bussen die zodanig uitgevoerd zijn dat foutieve schakeling onmogelijk is. Deze voedingsbron verzekert aan de fluorescentielamp een lumenstroom van ten minste 380 lm gedurende 1 h. Bij tussenafstand van 16 m garandeert de armatuur 1 lux horizontale lichtsterkte op de vloer bij plafondmontage. Een elektronische unit vrijwaart de cellen voor een te diepe ontlading na de vereiste autonomie. Het laadsysteem met twee regimes is geschikt om de batterij volledig te herladen in maximum 16 h. en voorzien van een ladingsgetuige, type LED, welke aangeeft dat de batterij geladen wordt. Een elektrische omvormer welke de gelijkspanning van de cellen omzet naar een bruikbare wisselspanning voor de fluorescentielamp. Een elektronische omschakeleenheid welke het armatuur van de waaktoestand naar de werktoestand en omgekeerd omschakelt, van zodra de netspanning gelegen is tussen de 180 en 154 V. Bij het terugkeren van de netspanning blijft het armatuur nog één minuut nabranden vooraleer terug te keren naar de waaktoestand. Een algemene beveiliging en een beveiliging van de apparatuur na de cellen. Een multifunctionele drukknop welke zowel een spanningsonderbreking simuleert als de mogelijkheid biedt om het armatuur om te schakelen van de werkingstoestand naar de rusttoestand en omgekeerd. Een adresseerbare module, ten behoeve van het centrale test- en beheersysteem die d.m.v. een gefaradiseerde tweedraadskabel verbonden wordt met een DCP (Data Collection Point), zie verder in dit bestek. De testresultaten worden eveneens visueel naar buiten gebracht op de armatuur zelf aan de hand van drie LED’s welke elk een verschillend mogelijk defect aanduiden ( LED- batterij- en/of printdefect ). Het toestel wordt langs de onderzijde afgesloten d.m.v. een gebogen koepelvormige heldere diffuser in zelfdovend polycarbonaat met fresnellensstructuur. Technische specificaties: -
beschermingsgraad: IP20 isolatieklasse: I ENEC gecertificeerd geproduceerd in een bedrijf dat ISO 9001 gecertificeerd is voldoet aan de EN 60598-2-22 norm
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: Inbouwafmetingen: -
Lengte: 292 mm Breedte: 120 mm Hoogte: 50 mm
Buitenafmetingen: -
Lengte: 364 mm Breedte: 167 mm Hoogte: 40 mm
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 59
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘Nse’ , toegepast als autonoom veiligheidsverlichtingstoestel, binnen de gebouwen, waar verlaagde plafonds aanwezig zijn. Meting: F.H. – stuks
06.07.03.
Toestel type Nsh 1 x 8W
Algemeen: Leveren en plaatsen van een niet-permanente, autonome veiligheidsverlichtingsarmatuur geschikt voor wand- of plafondmontage uitgerust met één TL lamp, beschermingsgraad IP 65, IK10 slagvast. Het toestel is geschikt voor koppeling op een centraal test- en beheersysteem. Het toestel voldoet algemeen aan typebestek 400D04 toestel VSh8 AUT. Samenstelling: Een vandalismebestendige basis, uit slagvast en vlamdovend polycarbonaat, geschikt voor aansluiting op de rugzijde en met 3 zijdelingse ingangen. Deze ingangen zijn voorzien met schroefdraad voor dichtingswartels die standaard worde, meegeleverd. De langs zijden zijn afgewerkt met extra gladde fenders uit geanodiseerd aluminium. Deze basis is voorzien van een klemmenstrook die de aansluiting van 3 geleiders met doorsnede 1,5 mm² mogelijk maakt, vooraf monteerbaar en elektrisch aansluitbaar. Een reflectordrager uit zelfdovende polycarbonaat op de voorzijde voorzien van een gebrillanteerde reflector, lamphouders en een TL lamp. Op de achterzijde van deze reflectordrager bevinden zich de elektrische componenten en de batterij. Dit gedeelte wordt d.m.v. een stekkerbusverbinding vastgezet op de basis. Een lichtgebogen heldere diffuser in zelfdovend polycarbonaat met uitneembare Fresnellens. De diffuser wordt d.m.v. onverliesbare inbus schroeven vastgezet. Om het onderhoud te vereenvoudigen blijft deze na het openen hangen aan de reflectordrager. Bij een ophanghoogte van 10 meter dient slechts minimaal om de 20 meter een armatuur te worden voorzien om de vereiste 1 lux op de grond te bekomen. Het elektrisch gedeelte omvat: Een voedingsbron bestaande uit 3 gasdichte Ni-Cd cellen (3,6 V / 4 Ah) welke permanent geladen worden. Ze zijn na elkaar geplaatst en gemakkelijk te vervangen. Deze cellen zijn van het type "hoge temperatuur" wat resulteert in een langere levensduur. Ingeval van abnormale overlading zijn zij voorzien van een ontspanningsventiel dat zich opnieuw sluit als de overdruk verdwenen is. De cellen vergen geen enkel onderhoud. Deze voedingsbron verzekert aan de fluorescentielamp een lumenstroom van tenminste 340 lm gedurende 1 h. Een elektronische unit die de cellen vrijwaart voor een te diepe ontlading na de vereiste autonomie. Een laadsysteem in twee regimes geschikt om de batterij te herladen in maximum 16 h. en voorzien van een ladingsgetuige, type LED, welke aangeeft dat de batterij geladen wordt. Een elektrische omvormer die de gelijkspanning van de cellen omzet naar een bruikbare wisselspanning voor de fluorescentielamp. Een elektronische omschakeleenheid welke het armatuur van de waaktoestand naar de werktoestand en omgekeerd omschakelt, van zodra de netspanning gelegen is tussen de 180 en 154 V. Bij het terugkeren van de netspanning blijft het armatuur nog één minuut nabranden vooraleer terug te keren naar de waaktoestand. Een algemene beveiliging en een beveiliging van de apparatuur na de cellen. Een drukknop welke een spanningsonderbreking simuleert zodat de armatuur omschakelt van de waaktoestand naar de werkingstoestand. Een adresseerbare module, ten behoeve van het centrale test- en beheersysteem die d.m.v. een gefaradiseerde tweedraadskabel verbonden wordt met een DCP (Data Collection Point), zie verder in dit bestek. De testresultaten worden eveneens visueel naar buiten gebracht op de armatuur zelf aan de hand van drie LED’s welke elk een verschillend mogelijk defect aanduiden ( LED- batterij- en/of printdefect ). Technische specificaties: -
beschermingsgraad: IP65 slagvastheid: IK10 isolatieklasse: II
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 60
-
ENEC gecertificeerd geproduceerd in een bedrijf dat ISO 9001 gecertificeerd is voldoet aan de EN 60598-2-22 norm
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: -
Lengte: 381 mm Breedte: 170 mm Hoogte: 75 mm
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘Nsh 1.8W’, o.a. toegepast in de sassen horende bij de technische ruimtes, buitentraphallen, verbindingsgang tussen BU1 en BU2, het blok ‘Ontvangst gevangenen’ (BU1), ondergrandse parking, buiten aan de vluchtdeuren, … Meting: F.H. – stuks
06.07.04.
Toestel type Nsh 1 x 13W
Algemeen: Leveren en plaatsen van een niet-permanente, autonome veiligheidsverlichtingsarmatuur geschikt voor wand- of plafondmontage uitgerust met één TL lamp, beschermingsgraad IP 65, IK10 slagvast. Het toestel is geschikt voor koppeling op een centraal test- en beheersysteem. Het toestel voldoet algemeen aan typebestek 400D04 toestel VSh13 AUT. Samenstelling: Een vandalismebestendige basis, uit slagvast en vlamdovend polycarbonaat, geschikt voor aansluiting op de rugzijde en met 3 zijdelingse ingangen. Deze ingangen zijn voorzien met schroefdraad voor dichtingswartels die standaard worde, meegeleverd. De langs zijden zijn afgewerkt met extra gladde fenders uit geanodiseerd aluminium. Deze basis is voorzien van een klemmenstrook die de aansluiting van 3 geleiders met doorsnede 1,5 mm² mogelijk maakt, vooraf monteerbaar en elektrisch aansluitbaar. Een reflectordrager uit zelfdovende polycarbonaat op de voorzijde voorzien van een gebrillanteerde reflector, lamphouders en een TL lamp. Op de achterzijde van deze reflectordrager bevinden zich de elektrische componenten en de batterij. Dit gedeelte wordt d.m.v. een stekkerbusverbinding vastgezet op de basis. Een lichtgebogen heldere diffuser in zelfdovend polycarbonaat met uitneembare Fresnellens. De diffuser wordt d.m.v. onverliesbare inbus schroeven vastgezet. Om het onderhoud te vereenvoudigen blijft deze na het openen hangen aan de reflectordrager. Bij een ophanghoogte van 10 meter dient slechts minimaal om de 20 meter een armatuur te worden voorzien om de vereiste 1 lux op de grond te bekomen. Het elektrisch gedeelte omvat: Een voedingsbron bestaande uit 3 gasdichte Ni-Cd cellen (3,6 V / 4 Ah) welke permanent geladen worden. Ze zijn na elkaar geplaatst en gemakkelijk te vervangen. Deze cellen zijn van het type "hoge temperatuur" wat resulteert in een langere levensduur. Ingeval van abnormale overlading zijn zij voorzien van een ontspanningsventiel dat zich opnieuw sluit als de overdruk verdwenen is. De cellen vergen geen enkel onderhoud. Deze voedingsbron verzekert aan de fluorescentielamp een lumenstroom van tenminste 580 lm gedurende 1 h. Een elektronische unit die de cellen vrijwaart voor een te diepe ontlading na de vereiste autonomie. Een laadsysteem in twee regimes geschikt om de batterij te herladen in maximum 24 h. en voorzien van een ladingsgetuige, type LED, welke aangeeft dat de batterij geladen wordt. Een elektrische omvormer die de gelijkspanning van de cellen omzet naar een bruikbare wisselspanning voor de fluorescentielamp. Een elektronische omschakeleenheid welke het armatuur van de waaktoestand naar de werktoestand en omgekeerd omschakelt, van zodra de netspanning gelegen is tussen de 180 en 154 V. Bij het terugkeren van de netspanning blijft het armatuur nog één minuut nabranden vooraleer terug te keren naar de waaktoestand. Een algemene beveiliging en een beveiliging van de apparatuur na de cellen. Een drukknop welke een spanningsonderbreking simuleert zodat de armatuur omschakelt van de waaktoestand naar de werkingstoestand.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 61
Een adresseerbare module, ten behoeve van het centrale test- en beheersysteem die d.m.v. een gefaradiseerde tweedraadskabel verbonden wordt met een DCP (Data Collection Point), zie verder in dit bestek. De testresultaten worden eveneens visueel naar buiten gebracht op de armatuur zelf aan de hand van drie LED’s welke elk een verschillend mogelijk defect aanduiden ( LED- batterij- en/of printdefect ). Technische specificaties: -
beschermingsgraad: IP65 slagvastheid: IK10 isolatieklasse: II ENEC gecertificeerd geproduceerd in een bedrijf dat ISO 9001 gecertificeerd is voldoet aan de EN 60598-2-22 norm
Uitvoeringen en benaderende afmetingen: -
Lengte: 381 mm Breedte: 170 mm Hoogte: 75 mm
Toepassing: Deze toestellen worden in huidig project, volgens aanduiding op de plannen met type ‘Nsh 1.13W’, o.a. toegepast in de kruipkelders en technische ruimtes. Meting: F.H. – stuks
06.07.05
Centraal beheerssysteem
De hierboven beschreven veiligheidsverlichtingsarmaturen dienen gekoppeld te worden op een centraal test- en beheerssysteem. Dit systeem zal webbased zijn en hoofdzakelijk bestaan uit:
De adresseerbare modules die geïntegreerd zijn in de decentrale veiligheidsverlichtingstoestellen Één of meerdere data collectie punten (DCP’s) Een webbased software pakket.
Het systeem zal op één scherm controle bieden over de complete veiligheidsverlichtingsinstallatie . Hiertoe dienen de DCP’s met een netwerk verbonden. Het systeem zal diverse fouten kunnen opsporen die invloed hebben op de correcte werking van een armatuur. Dit kan gaan van een defecte of ontbrekende lamp, een te lage batterij spanning- of capaciteit, de afwezigheid van laadstroom, storing op de communicatie tussen de DCP en de armaturen. Het systeem zal toelaten de armaturen, individueel of per groep, op elk willekeurig tijdstip te testen. Het systeem kan met behulp van de kalenderfunctie zo worden ingesteld dat het op geprogrammeerde tijdstippen geselecteerde testen uitvoert. Daarenboven heeft men de mogelijkheid om op basis van de levensduur van lampen, batterijen en elektronica armaturen preventief te controleren. Bij de indienststelling kunnen verschillende zaken ingegeven worden zodat het armatuur gemakkelijk is terug te vinden: het armatuurnummer, typenummer, de plaatsbeschrijving en omgevingsinformatie.. Deze informatie kan eveneens te allen tijde van op eender welke locatie die voorzien is van een internetconnectie worden opgevraagd via het webbased programma. Na afloop van een test genereert het programma een verslag, waarin de volledige gegevens en resultaten van de uitgevoerde test worden vastgelegd in een logboek op de server. Deze resultaten zijn van het scherm af te lezen via het status rapport en kunnen worden afgedrukt. Bij het optreden van een fout is het mogelijk een een e-mail te versturen naar de desbetreffende verantwoordelijke. Het is instelbaar bij welk aantal foutmeldingen een e-mail wordt gegenereerd. Elk armatuur die op het systeem wordt aangesloten is voorgeprogrammeerd en heeft een uniek nummer. Dit nummer is terug te vinden op de printplaat. De status van de armaturen worden niet enkel via een internetgekoppelde PC gecontroleerd. De toestellen zijn eveneens uitgerust met 3 controle-LED's waarbij de op dat moment geldende status op elk moment kan worden waargenomen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 62
06.07.05.a
Data collectie punt (DCP)
Het data collectie punt (DCP) verzorgt de communicatie tussen een PC voorzien van internet en de op het DCP aangesloten armaturen gekoppeld aan de DCP. Er dienen tot 400 veiligheidsverlichtingsarmaturen op één DCP gekoppeld te kunnen worden. Er kunnen meerdere DCP’s per installatie worden geplaatst, het aantal armaturen per installatie is onbeperkt. In huidig project wordt een individueel data-collectie punt voorzien voor:
De afdeling observatie en oriëntatie van de gesloten afdeling (BU1), geplaatst in het lokaal data & telefonie van de respectievelijke afdeling De afdeling intensieve behandeling van de gesloten afdeling (BU1), geplaatst in het lokaal data & telefonie van de respectievelijke afdeling. Het centraal gebouw (BU2), geplaatst in het lokaal data & telefonie (2°V) van het respectievelijke gebouw De open afdeling (BU3), geplaatst in het lokaal data & telefonie van de respectievelijke afdeling.
De veilgiheidsverlichtingsarmaturen van de respectievelijke afdelingen dienen vanzelfsprekend gekoppeld op het bijhorende datacollectie punt. Het hier vermelde aantal data collectie punten is het minimale aantal. Het aantal data collectie punten kan door de aannemer vermeerderd worden, mits aanvaarding door bouwheer en dat alle kosten inbegrepen zijn. Meting: F.H. – stuks
06.07.05.b
Software
Deze post omvat de nodige sofware en/of bijhorende licentie, voor het gezamenlijk beheer en overzicht van de verschillende DCP’s en bijhorende armaturen. Deze software dient volledig webbased te zijn (geen specifieke software installatie vereist op de PC’s zelf) en dient voor de verschillende afdelingen gezamenlijk aangeroepen te kunnen worden via het ingeven van één enkel IP adres in de een webbrowser. De software dient natuurlijk beveiligd tegen gebruik door onbevoegden door middel van een paswoord Meting: G.P. – T.P.
06.07.05.c
Bekabeling
De bekabeling tussen de DCP’s en de armaturen dient uitgevoerd d.m.v. geschikte twisted pair kabel, conform de eisen van de fabrikant, met een diameter vanaf 0,75 mm² en gecodeerde of gekleurde aders.De totale kabel lengte tussen een armatuur en de DCP mag maximaal 1000 meter bedragen. Indien de afstand groter is dan moet er gebruik gemaakt worden van een grotere sectie. De verbinding tussen de armaturen eonderling en tussen de armaturen en het DCP kan op de volgende manieren verlopen: enkelvoudige lus in of uit stijl met een indeling met aftakkingen en uitlopers. Het aantal aftakkingen en uitlopers is onbeperkt. Deze bekabeling dient aangelegd conform het artiekl ‘LEIDINGEN’ hierboven. Meting: G.P. – T.P. (per gebouw)
06.07.05.d
Programmatie en indienststelling
Deze post omvat de volledige indienststelling en programmatie van alle onderdelen van de installatie om een goede werking te bekomen. De programmatie zal steeds gebeuren in overleg met het Bestuur. Een lijst met een voorstel van de nummering/adressering van de componenten, bijhorende lokaalbenamingen, … dient voor uitvoering door de huidige aannemer vooraf opgesteld en goedgekeurd te worden door het Bestuur. De indienststelling van de installatie, zal geschieden in samenwerking met of door de fabrikant . Meting: G.P. – T.P. (per gebouw)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 63
06.08.
RECUPELBIJDRAGE VERLICHTINGSTOESTELLEN
Conform de geldende milieuwetgeving dient voor de nieuwe verlichtingstoestellen, inclusief de lampen, opgenomen in dit dossier een recupel-bijdrage betaald te worden. Deze recupelbijdrage moet inbegrepen zijn in de eenheidsprijzen van deze verlichtingstoestellen. Meting: Pro Memorie
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 64
07. - KNX SYSTEEM Algemeen: In huidig project dient een KNX systeem toegepast te worden ten behoeve van de sturing van bepaalde verlichtings- en overige kringen, zie aanduiding op de schema’s in bijlage. De hiervoor benodigde componenten dienen geïntegreerd te worden in de respectievelijke elektrische borden. Alle onderdelen van het KNX systeem (o.a. sensoren, actuatoren, koppelaars, …) zullen gecertificeerd zijn door de ‘KNX Association’. De aannemer dient de certificaten van elke component te kunnen voorleggen. Werkingsprincipe: Het KNX systeem bestaat uit een tweeaderige buskabel en buscompatibele installatie-apparaten, zoals sensoren, actuatoren en systeemcomponenten, die ermee verbonden zijn. Sensoren verzenden hun opgenomen informatie naar de bus in de vorm van een datatelegram. Tot de sensoren behoren o.a. KNX drukknoppen en binaire ingangen voor potentiaalvrije contacten. Actuatoren ontvangen datatelegrammen en zetten deze om in bv. schakel-of dimacties. Om de basisfunctionaliteiten te realiseren zijn systeemapparaten en systeemcomponenten noodzakelijk. Deze bestaan hoofdzakelijk uit één of meerdere voedingseenheid die de bus van de correcte spanning zal voorzien, koppelaars om bussegmenten met elkaar te verbinden en interfaces voor de programmering van de verschillende apparaten. Zowel het vermogen nodig voor de elektronische componenten van de busdeelnemers als informatie onder de vorm van datatelegrammen worden verzonden via een 2-aderige buskabel. De buskabel verbindt elke busdeelnemer. In de meeste gevallen hebben sensoren enkel de buskabel nodig om te functioneren. Actuatoren hebben meestal een bijkomende aansluiting op het laagspanningsnet nodig, voor het aansturen van de last. De buskabel en het laagspanningsnet worden strikt van elkaar gescheiden. Sensoren en actuatoren zullen worden geselecteerd afhankelijk van de vereiste toepassing en bestaan uit een buskoppelaar en een applicatiemodule met overeenstemmend applicatieprogramma. De applicatieprogramma’s worden ter beschikking gesteld in een databank van de fabrikant en ze worden in de betreffende apparaten gedownload met behulp van de ETS software via een PC met USB of Ethernet-verbinding. Het KNX systeem functioneert als een gedecentraliseerd bussysteem. Elk KNX-apparaat heeft zijn eigen microcontroller. De apparaten kunnen rechtstreeks informatie uitwisselen, dus zonder een centrale eenheid, door gebruik te maken van de seriële bus. Alle apparaten zijn evenwaardige busapparaten (multi-master werking). Om botsingen van telegrammen en de beschadiging van data te voorkomen, wordt de CSMA/CA-procedure gebruikt. Het systeem werkt met behulp van een zeer lage veiligheidsspanning (ZLVS). De busspanning bedraagt 24V DC (+6/-4V). Wanneer de spanning lager is dan 20V, koppelen de apparaten zich los van de bus. De transmissiesnelheid van de data bedraagt 9.6 kbit/s, hierdoor zijn afsluitweerstanden niet noodzakelijk. Topologie: Het KNX systeem zal verdeeld zijn in segmenten van een hiërarchische structuur. Een lijn is de kleinste eenheid. Op één lijn zullen tot 64 busdeelnemers en een spanningsvoorziening met smoorspoel aangesloten worden. Met behulp van lijnkoppelaars die verbonden zijn met de hoofdlijn, zullen tot 15 lijnen gekoppeld kunnen worden, die op hun beurt een zone vormen. Voor grotere installaties kunnen zone koppelaars toegepast worden die de 15 verschillende zones met elkaar verbinden via een backbonelijn. Hoofdlijnen en backbonelijnen vereisen eveneens een spanningsverzorging met smoorspoel nodig. Indien alle lijnen en alle zones gebruikt worden zullen meer dan 12000 busdeelnemers aangesloten kunnen worden op het KNX-netwerk. In huidig project dient de onderverdeling in zones minstens als volgt te gebeuren:
Zone 1: Gesloten afdeling (gebouw BU1) - Afdeling Observatie & Orientatie Zone 2: Gesloten afdeling (gebouw BU1) - Afdeling Intensieve behandeling Zone 3: Centraal blok (gebouw BU2) Zone 4: Open afdeling (gebouw BU3)
Wat betreft de onderverdeling van zones in lijnen dient er per verdieping minstens één lijn te zijn. Uitzondering hierbij is de 2de, 3de, 4de, 5de en 6de verdieping van het centraal blok (gebouw BU2) die gezamenlijk op 1 lijn mogen worden genomen. Als snelle backbone voor de verbinding tussen de verschillende zones zal gebruik gemaakt worden van het voorziene data-netwerk (zie verder in dit bestek) en de nodige KNX/IP routers ten behoeve van deze verbinding.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 65
Bekabelingsstructuur: De busbekabeling kan zowel als een lijn-, ster- als boomstructuren aangelegd worden. Ook tal van andere structuren zijn mogelijk. Bij installatie van buskabels dienen volgende grenswaarden in acht genomen te worden:
De maximale kabellengte tussen een spanningsvoorziening en een busdeelnemer bedraagt 350 m. De maximale kabellengte tussen 2 busdeelnemers bedraagt 700 m. De totale kabellengte binnen 1 lijnsegment mag niet meer dan 1000 m bedragen.
De KNX-apparaten zijn in parallel verbonden door het rood/zwart aderpaar van de buskabel met behulp van een busaansluitklem. Tot 4 aderparen (rood en zwart) kunnen verbonden worden met elke busaansluitklem. De busaansluitklem kan bovendien gebruikt worden in inbouwdozen als verbindingsklem voor verschillende buskabelsecties. Er dient in het bijzonder opgelet dat in de installatie de polariteit overal gerespecteerd wordt. Bekabelingstypes: Voor wat betreft de bekabeling worden enkel buskabels toegestaan van een type / fabrikaat die gecertificeerd zijn door de ‘KNX Association’. De kabels zullen steeds uit 2 getwiste paren bestaan met rood en zwarte geleiders voor het eerste paar en geel en witte geleiders voor het tweede paar. De mantel van de kabel zal steeds groen zijn. De sectie zal steeds 2 x 2 x 0,8 mm² bedragen. Adressering: Voor de adressering zal een onderscheid gemaakt worden tussen de fysische adressen en de groepsadressen. Het fysische adres is de naam van de busdeelnemer en is geschreven in de vorm ‘Zone punt Lijn punt Deelnemer’ (bv. 5.2.23). Het groepsadres bepaalt de toekenning van de busdeelnemers aan elkaar. Behalve bij onderhouds- en programmeringprocedures, wordt een deelnemer uitsluitend geadresseerd met behulp van zijn groepsadres(sen). Het groepsadres is opgedeeld in hoofdgroepen en subgroepen. Er kan in verschillende niveau’s worden gewerkt. Een opdeling in 2 niveau’s bijvoorbeeld heeft 15 hoofdgroepen met elk maximaal 2048 subgroepen. Het is geschreven in de vorm “Hoofdgroep/Subgroep” (bv. 1/127). Opmerking(en): Meerpolige schakelingen of schakelingen waarvan de belasting te zwaar is om rechtstreeks door de KNX componenten geschakeld te worden dienen uitgevoerd te worden met behulp van geschikte bijkomende contactoren. De hiervoor bneodigde contactoren dienen inbegrepen te zijn in de prijs van de desbetreffende elektrische borden. Bij spanningsuitval dient de laatste stand van de actoren steeds behouden te blijven. Dit wil zeggen kringen die voor de spanningsuitval ingeschakeld waren, blijven ingeschakeld na het terugkeren van de spanning. In huidig project wordt voor lokale bedieningen enkel gebruik gemaakt van gewone klassieke drukknoppen van zelfde design als het overige schakelmateriaal die ingelezen zullen worden door binaire ingangen voor potentiaal vrije contacten. KNX drukknoppen en/of KNX drukknopmodules met geïntegreerde sensor worden in huidig project niet toegepast. Alle drukknoppen die volgens de schema’s éénzelfde kring aansturen zullen parallel worden bekabeld en door de KNX installatie als één enkel contact ingelezen dienen te worden. Om reden van gelijkvormigheid worden in huidig project enkel gebruik gemaakt van gewone (niet KNX) bewegings- / aanwezigheidsdetectoren, waarvan het schakelcontact op een zelfde manier zoals voor de drukknoppen dient ingelezen te worden door de KNX installatie. 07.01.
KNX SYSTEEMCOMPONENTEN
07.01.01.
Busvoedingen
De bussvoeding staat in voor het genereren van de busspanning voor één KNX-lijn. Deze is voorzien van een geïntegreerde smoorspoel voor het ontkoppelen van de spanningsverzorging van de bus en met een drukknop voor het resetten van de op de lijn aangesloten busdeelnemers. Het aantal busdeelnemers aanwezig op de desbetreffende lijn (max. 64) bepaalt mee de uitgangsstroom welke de voeding dient te leveren. Het door de aannemer toegepaste type dient hier dan ook op afgestemd te zijn. De busvoeding zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zullen geplaatst worden in één van de aanwezige elektrische borden.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 66
Technische specificaties:
Netspanning: 110 - 230 V AC, 50-60 Hz Uitgangsspanning: 29V DC +/- 1V Uitgangsstroom: aangepast aan de deelnemers op de lijn Kortsluitvast Voorzien van een LED aanduiding ‘werking (in bedrijf)’, ‘overbelasting’ en reset.
Meting: F.H. – Stuks
07.01.02.
Systeemkoppelaar(s)
De systeemkoppelaars staan in voor het logisch verbinden en galvanisch scheiden van lijnen en zones. De koppelaar bevat een filtertabel die de bustelegrammen van één van de buslijnen of tegenhoudt of doorgeeft aan de andere lijn. Geparametreerd als lijnkoppelaar worden lijnen met de hoofdlijn verbonden, als zonekoppelaar worden zones met de backbone verbonden. De systeemkoppelaar zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zullen waar deze apparaten vereist zijn geplaatst worden in de aanwezige elektrische borden. Meting: F.H. – Stuks
07.01.03.
USB interface
Ten behoeve van de aansluiting van een programmeer- of diagnose-apparaat met USB1.1- of USB2-interface (bijvoorbeeld een PC) op de KNX-installatie dient een USB interface met geïntegreerde buskoppelaar voorzien.. De USB interface zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zal geplaatst worden in één van de aanwezige elektrische borden. In huidig project dient een dergelijke USB interface voorzien te worden in het ALSB en in de hoofdborden van de open en gesloten afdelingen. Meting: F.H. – Stuks
07.01.04.
KNX/IP router
De KNX/IP router maakt het doorsturen van telegrammen tussen verschillende KNX-lijnen mogelijk via een LAN netwerk (IP) als snelle backbone. Het apparaat kan daarnaast dienen als programmeerinterface om een PC met de KNX-bus te verbinden (bijv. voor ETS-programmering met geschikte ETS software). Het IP-adres kan dynamisch via een DHCP-server resp. of door handmatige configuratie (ETS-parameters) worden toegewezen. Het internetprotocol ARP, ICMP, IGMP UDP/IP en DHCP zal worden ondersteund. Het apparaat werkt volgens de KNXnet/IP-specificatie met gebruik van Core, Device Management, Tunnelling en Routing. De KNX/IP router stuurt telegrammen met inachtneming van een filtertabel in beide richtingen door en kan tot 150 telegrammen tussentijds opslaan. De router zal kunnen werken op een voedingsspanning van 12-30V DC of 12-24V AC en zal tevens geschikt zijn om gevoed te worden via POE (power over ethernet). Een LED aanduiding zal voorzijn voor KNX busspanning/telegramverkeer en voor LAN verbinding/dataverkeer. De koppeling met het LAN gebeuren via een RJ45 aansluiting die zich op de voorzijde van het toestel bevindt. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zal geplaatst worden in één van de aanwezige elektrische borden.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 67
In huidig project zal een KNX/IP router voorzien worden in het ALSB en in de hoofdborden van de open en gesloten, ten behoeve van de backbone tussen de verschillende zones Meting: F.H. – Stuks
07.01.05.
KNX binaire ingangsmodule voor potentiaalvrije contacten
De KNX binaire ingangsmodule wordt gebruikt om conventionele laagspanningsdrukknoppen of andere potentiaalvrije contacten met de KNX-bus te verbinden. De module genereert intern een galvanisch van de bus gescheiden signaalspanning van het type ZLVS (zeer lage veiligheidsspanning). Er is per ingang een LED voorzien op de voorzijde van de module om de status weer te geven. De module is voorzien van een geïntegreerde buskoppelaar. Het toestel zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zal geplaatst worden in het elektrische bord waarop de desbetreffende bedieningskringen aangesloten zijn. Volgende software functies dienen met deze module minstens mogelijk te zijn:
Schakelen, dimmen of jaloeziebesturing via 1 of 2 ingangen Zenden positiewaarde voor jaloeziebesturing (8-bit) Flanktriggering met verzenden van 1-, 2-, 4- of 8-bit telegrammen (Onderscheid tussen kort/lang drukken) Flanktriggering met verzenden van 2 byte telegrammen (Onderscheid tussen kort/lang drukken) Cyclisch zenden 8-bit lineaire regelaar Oproepen van scenario’s Opslaan van scenario’s Teller Sperfunctie Instelling anti-dendertijd
Voorzien van 4 of 8 (in functie van het aantal in te lezen contacten) ingangen die instelbaar zijn als maak of verbreekcontact. Deze ingangen worden verbonden via plug-in schroefklemmen Meting: F.H. – Stuks (per type / aantal ingangen)
07.01.06.
KNX lichtsensor
Deze sensor beschikt over een lichtcel voor het meten van de lichtintensiteit op een bepaalde positie. De gemeten waarden worden verstuurd via de bus. De sensor is voorzien van een geïntegreerde buskoppelaar. De koppeling met de bus gebeurt met een busaansluitklem. Volgende software functies dienen met dit apparaat minstens mogelijk te zijn:
3 universele kanalen voor afzonderlijke taken of koppelingen Schemerdrempel Lichtsterktedrempel
Technische specificaties:
Meetbereik lichtsterkte: 1...100.000 lux (±20% resp, ±5 lux) Beschermingsgraad: IP 54 Geschikt voor buitenmontage aan de wand
In huidig project zal per gebouw één van dergelijke sensoren geplaatst worden ten behoeve van o.a. de sturing van de buitenverlichting. De exacte inplanting ervan is te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 68
07.01.07.
4-kanaals KNX jaartijdschakelklok met DCF-77 ontvanger
De KNX jaartijdschakelklok wordt gebruikt om tijdsgecontroleerde opdrachten op de bus te verzenden. De schakelklok is quartzgestuurd. De programmering dient handmatig op het apparaat te kunnen gebeuren, maar daarnaast ook via software op PC met behulp van een bijgeleverde geheugenchip. Het apparaat zal beschikken over een ingebouwde DCF-77 ontvanger die gekoppeld is met een eveneens bijgeleverde DCF-77 antenne zodat de klok via RF- signalen gesynchroniseerd kan worden. De schakelklok is voorzien van een geïntegreerde buskoppelaar en zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail. Het toestel zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zal geplaatst worden in het elektrische bord waarop de desbetreffende bedieningskringen aangesloten zijn. De exacte inplanting van de DCF-77 antenne zal bepaald worden bij uitvoering, zodanig dat een goeie ontvangst van de kloksignalen bekomen wordt. De bekabeling tussen klok en antenne dient eveneens in dit artikel inbegrepen te zijn. Klokfuncties:
Minstens 300 schakeltijden (die niet verloren kunnen gaan) voor het selecteren van dag-, week- en datumopdrachten, impulsopdrachten. Specifieke schakeling voor vakantie-/feestdagen Minstens 8 weekprogramma's voor feest- en vakantiedagen per kanaal Vrije blokvorming van kanalen + weekdagen Handmatige schakelingen zijn mogelijk door schakelvoorselectie en continue schakelaar Activeerbaar toevalsprogramma Grote gangreserve Quartz-gestuurd Automatische zomer-/wintertijdomschakeling Automatische tijdsynchronisatie met DCF
Volgende KNX software functies dienen met deze klok minstens mogelijk te zijn:
Schakelen Dimmen Tijd en datum zenden Scenario’s Prioriteitsfunctie
Technische specificaties:
Aantal kanalen: 4 Loopnauwkeurigheid: ≤ ±1 s/dag Gangreserve: 1,5 jaar bij volledige bedienbaarheid Data blijft bij uitgeschakelde toestand in het geheugen (EEPROM)
In huidig project dient minstens een dergelijke schakelklok voorzien te worden in het ALSB en in de hoofdborden van de open en gesloten afdelingen. Meting: F.H. – Stuks
07.01.08.
KNX Schakelactuatoren
De KNX schakelactuatoren worden gebruikt voor het onafhankelijk schakelen van verbruikers via maakcontacten. De functie van de schakelkanalen is vrij configureerbaar. Een LED aanduding geeft weer dat de module operationeel is. De module is voorzien van een geïntegreerde buskoppelaar. Alle schakeluitgangen kunnen bijkomend met drukknoppen op de voorzijde handmatig worden bediend. De status van elke relaisuitgang wordt weergegeven via een LED aanduiding. Het toestel zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 69
Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zal geplaatst worden in het elektrische bord waarop de desbetreffende te schakelen kringen aangesloten zijn. Volgende KNX software functies dienen minstens mogelijk te zijn
Uitgangen instelbaar als maakcontact of verbreekcontact Instelbare vertragingsfunctie Trappenhuistijdfunctie met of zonder handmatige UIT-functie en met uitschakelwaarschuwing Sferen Centrale functie Sperfunctie Logische functie (EN, OF, XOF) of prioriteitssturing Terugmeldfunctie per kanaal Gedrag bij download instelbaar Gedrag bij busspanningsuitval/-terugkeer instelbaar
Technische specificaties:
Aantal uitgangen: 4, 8 of 12 (in functie van het aantal te schakelen kringen) Nominale spanning: 230V AC, 50-60 Hz Nominale stroom per schakeluitgang: 10 A, bij cos φ tussen 0,6 en 1 Aansluiting belasting: via “plug-in” schroefklemmen
Meting: F.H. – Stuks (per type / aantal uitgangen)
07.01.09.
KNX 0-10 V dimactuatoren
De KNX 0-10 V dimactuatoren worden gebruikt voor het schakelen en dimmen van verlichting voorzien van een dimbaar elektronisch voorschakelapparaat of transformator met een 0-10V of 1-10V interface. Een LED aanduding geeft weer dat de module operationeel is. De module is voorzien van een geïntegreerde buskoppelaar. De schakeluitgangen kan bijkomend met een mechanische schakelaar op de voorzijde handmatig worden bediend. De status van de uitgang wordt weergegeven via een LED aanduiding. Het toestel zal van een type zijn dat geschikt is voor busaansluiting d.m.v. een busaansluitklem, waarbij een specifieke datarail niet vereist is. Het apparaat zal van een modulair type zijn, geschikt voor montage op een DIN-rail en zal geplaatst worden in het elektrische bord waarop de desbetreffende te schakelen kringen aangesloten zijn. Volgende KNX software functies dienen minstens mogelijk te zijn
Dimcurve en dimsnelheden instelbaar Functie ‘gelijke dimtijd’ Geheugenfunctie Instelbare vertragingsfunctie Trappenhuistijdfunctie met of zonder handmatige UIT-functie en aanpassing van het lichtniveau tijdens looptijd Sferen – 8 helderheidswaarden kunnen worden opgeroepen/opgeslagen Centrale functie Sperfunctie Logische functie (EN, OF) of prioriteitssturing Terugmeldfunctie per kanaal Gedrag bij download instelbaar Gedrag bij busspanningsuitval/-terugkeer instelbaar
Technische specificaties:
Aantal kanalen: 1 Nominale spanning schakelcontact: 230V AC, 50-60 Hz Nominale stroom schakelcontact: 16 A, bij cos φ tussen 0,6 en 1 0-10V interface: spanningsbereik: 0 - 10V DC, bvelastbaarheid: 0,12 – 100 mA Aansluiting belastingen: via “plug-in” schroefklemmen
Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 70
07.02.
KNX BUSBEKABELING
Deze post omvat het leveren, plaatsen en aansluiten van de benodigde bus- en eventuele overige benodigde bekabeling tussen de verschillende onderdelen van de KNX installatie. Deze bekabeling zal volledig gebeuren volgens de richtlijnen en specificaties van de KNX standaard en de bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’ van dit bestek. Meting: G.P. – T.P. (per gebouw)
07.03.
PROGRAMMATIE & INDIENSTSTELLING
Dit artikel omvat alle nodige programmatie en overige werken ten behoeve van het testen en indienststellen van de KNX installatie met als doel het bekomen van een goed functionerend geheel. Dit met inbegrip van de eventuele extra benodigde componenten, zoals vb. patchcords of andere materialen die hiervoor vereist zijn, maar die niet specifiek in één van de overige artikels zijn inbegrepen. Voor uitvoering dient de aannemer te informeren naar de wensen van het Bestuur om daarna een voorstel van de programmatie en lay-out van de synoptische bedieningsoverzichten op PC ter goedkeuring voor te leggen. Pas na goedkeuring van dit voorstel door het Bestuur zal de aannemer tot verdere uitwerking en uitvoering overgaan. Indien dit voorstel niet goedgekeurd wordt door het Bestuur, zal de aannemer de nodige bijsturingen doen en dit opnieuw voorleggen. Voor prijsopgave dient de inschrijver minstens rekening te houden met een eerste voorstel volgens de richtlijnen / wensen van het Bestuur en 2 daaropvolgende aanpassingen / bijsturingen. De aannemer dient tevens in zijn prijs minstens rekening te houden met het éénmalig bijsturen en/of oplossen van mankementen van de programmatie volgens wensen van het Bestuur, na een proefperiode van 6 maanden na ingebruikname van de installatie. Programmatie en integratie van het KNX-systeem: Elke KNX-component moet geprogrammeerd worden teneinde actief te zijn op het KNX-netwerk. De programmering wordt met behulp van de ETS Pro-software uitgevoerd. Alle programmering en de bijhorende KNX-diensten zoals integratie-studie, opmaak KNX-aansluitschema’s, opmaak KNX technisch dossier, voorprogrammering, KNX-ingebruikname op de werf, KNX-fine tuning, aanpassingen na de eerste ingebruikname, moeten door de aannemer toevertrouwd worden aan een KNX-integrator (en/of KNX-integrator/distributeur), formeel erkend door de KNX Professionals Belgium, de officiële KNX Userclub van KNX Association. De KNX-integrator moet bovendien zijn ervaring met KNX-integratie voor gelijkaardige projecten bewijzen. Programmatie van de visualisatie software: Deze programmatie laat de implementatie van de beeldschermen toe. De programmering wordt met behulp van de visualisatie-software uitgevoerd, door dezelfde KNX-integrator als diegene verantwoordelijk voor de programmering van alle KNX-componenten en die een officiële erkenning als integrator en verdeler kan voorleggen van de fabrikant van de KNX-Vision software voor de ingebruikname van KNX-Vision projecten in België. Programmatie veldbuscontrollers: Om de communicatie tussen KNX en de veldbussen optimaal te laten verlopen en hiaten te vermijden moet de programmering van de veldbuscontrollers en de link naar de KNX door de aannemer toevertrouwd worden aan het bedrijf dat ook instaat voor de programmering van de algemene KNX programmering en visualisering. Dit bedrijf moet bovendien naast zijn erkenning door KNX Professionals ook een officiële erkenning als building automation solution provider kunnen voorleggen van de fabrikant van de veldbuscontrollers. KNX Professionals Belgium: KNX Professionals Belgium is de door KNX Association officieel erkende KNX Userclub voor België, vertegenwoordigt de KNX Association in België en heeft haar zetel in de kantoren van de KNX Association, De Kleetlaan 5 Bus 11, 1831 Diegem. Functionaliteit van de installatie: Hieronder wordt in grote lijnen de functionaliteit van de KNX installaties beschreven. Deze opsomming is richtinggevend voor de wijze waarop de installatie moet geprogrammeerd worden. Bij uitvoering moet dit verder besproken worden met de bouwheer. Aanpassingen aan de hier beschreven functionaliteiten zijn inbegrepen in de prijs en kunnen in geen geval aanleiding vormen tot het eisen van bijkomende vergoedingen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 71
In huidig project wordt de KNX installatie hoofdzakelijk gebruikt voor het manueel of automatisch (volgens tijdschema) in- en of uitschakelen van verlichtingskringen en/of vrijgeven van de kitchenettes. In een aantal gevallen dient ook dimming mogelijk te zijn. De door de KNX installatie te schakelen kringen zijn aangeduid op de principeschema’s. De bediening van deze kringen zal steeds kunnen gebeuren van op een synoptisch overzichts- en stuurbord op PC, met weergave op grondplan. Ook dient, volgens aanduiding op schema’s en of plannen, voor bepaalde kringen een bijkomende lokale bediening (met vb. drukknoppen) mogelijk te zijn. De status van elke kring moet op het synoptisch overzicht worden weergegeven. Er dienen in functie van de afdeling / deel van het gebouw verschillende synoptische overzichten op PC aangemaakt. Van op de werkposten KNX in het CIP lokaal moet het mogelijk zijn om elk van deze overzichten weer te geven en alle bedieningen uit te voeren. Van op de werkposten op de afdelingen mag enkel de bediening van de respectievelijke afdeling of deel van het gebouw mogelijk zijn. Het moet eveneens mogelijk zijn om bepaalde instellingen / schakelingen enkel toe te laten door bepaalde gebruikers. Er wordt minstens een onderscheid gemaakt tussen volgende afdelingen / delen:
Gesloten afdeling (gebouw BU1) – Deel ‘Observatie en oriëntatie’ - gelijkvloers, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Gesloten afdeling (gebouw BU1) – Deel ‘Observatie en oriëntatie’ - 1°V, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Gesloten afdeling (gebouw BU1) – Deel ‘Observatie en oriëntatie’ - 2°V, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Gesloten afdeling (gebouw BU1) – Deel ‘Intensieve behandeling’ - gelijkvloers, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Gesloten afdeling (gebouw BU1) – Deel ‘Intensieve behandeling’ - 1°V, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Gesloten afdeling (gebouw BU1) – Deel ‘Intensieve behandeling’ - 2°Vc , met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Centraal blok (gebouw BU2) – Bezoekerscomplex, met bediening vanuit het CIP lokaal en het veilig portierslokaal. Open afdeling (gebouw BU3) – 1°V, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Open afdeling (gebouw BU3) – 2°V, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost. Open afdeling (gebouw BU3) – 3°V, met bediening vanuit het CIP lokaal en de desbetreffende centrale verpleegpost.
Alle overige delen van het gebouw alsook de buitenverlichting dienen, voor zover deze kringen voorzien zijn van KNX, bediend te kunnen worden vanuit het CIP lokaal. De synoptische overzichtsborden dienen lokaal als toepassing op de verschillende werkposten te draaien (geen servertoepassing). De nodige licenties als ook een back-up van de software en instellingen op CD of DVD-rom dienen bijgeleverd te worden. De KNX installatie moet ook met uitgeschakelde PC kunnen blijven werken. De communicatie tussen KNX installatie en werkpost dient via de LAN verbinding van de PC te gebeuren. Voor de synoptische overzichtsborden dient in grote lijnen dezelfde lay-out en dezelfde onderlegger toegepast te worden als deze die gebruikt wordt voor het platform voor sloten- en alarmbeheer. De buitenverlichting dient geschakeld te worden door een combinatie van de voorziene KNX lichtsensoren en KNX schakelklokken, dit al dan niet per zone of kring. Het moet mogelijk zijn om van op het synoptisch overzichtsbord deze klok te overbruggen, waarbij er voor elke individuele kring de keuze zal zijn tussen aan / uit of automatisch. Wat betreft de kamers van de geïnterneerden moet het mogelijk zijn om de lokale bediening met de drukknoppen vanuit de kamer zelf per individuele kring uit te schakelen of te overbruggen. Er moet tevens de mogelijkheid zijn om dit automatisch te laten gebeuren tussen bepaalde uren, weliswaar met een gezamenlijke tijdsinstelling per gebouwdeel / afdeling. Voor wat betreft de prikkelarme en isolatiekamers dient naast het in- en uitschakelen van de verlichting de functie dimming eveneens mogelijk te zijn. De verlichting van de gangen en bepaalde sassen dient volgens aanduiding op de plannen en principeschema’s in meerdere kringen (2 per gang) geschakeld te worden, zodanig dat ‘s nachts een deel ervan (+/- 1/3 van de verlichting) apart geschakeld kan worden. De omschakeling tussen dag en nachtregime moet handmatig mogelijk zijn, doch er moet ook gekozen kunnen worden om deze automatisch via een tijdsfunctie te laten verlopen. Wat betreft bepaalde gangen en sassen van het centraal blok (gebouw BU2) moet het, volgens aanduiding op het principeschema, naast bovenstaand principe bijkomend mogelijk zijn om te kiezen om de verlichting van deze gangen naar keuze tijdens het dag- of nachtregime (of voor beide) via de voorziene bewegings- / aanwezigheidsensoren te sturen. De verlichting van de liftsassen van het gebouw BU2, die afgesloten zijn van de gang door middel van een zelfsluitende deur, dienen normaal gezien steeds ingeschakeld te blijven. Tijdelijke uitschakeling door middel van de KNX installatie dient eveneens mogelijk te zijn.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 72
Een alles-uit knop voor alle KNX gestuurde verlichting van bepaalde afdelingen (waar gewenst door het bestuur) dient eveneens tot de mogelijkheden te behoren. De configuratie van de netwerkverbinding (IP adressen e.d.) dient steeds te gebeuren in overleg met het Bestuur of de door hen aangestelde IT verantwoordelijke. Meting: G.P. – T.P. (per gebouw)
07.04.
WERKPOST KNX
Deze post omvat het leveren, installeren en indienstellen van een aantal werkposten ten behoeve van de hierboven vermelde synoptische overzichtsborden. Er dient rekening mee gehouden te worden dat deze werkposten, naast de KNX toepassing, ook geschikt dienen te zijn voor andere toepassingen, zoals vb. de bediening van de TV-distributie (waar van toepassing). Deze PC’s zullen voorzien zijn van de laatste versie van een gebruiksvriendelijk met de software compatibel en courant gangbaar besturingssysteem (vb. Windows). Alle drivers, recovery images, installatiedisks of –pakketten van besturingssysteem en/of andere met de PC meegeleverde software dienen met de PC meegeleverd en aan het Bestuur aan geleverd te worden op CD of DVD-Rom. De nodige licenties voor alle op de PC geïnstalleerde software dienen inbegrepen en meegeleverd. De configuratie van deze PC’s en bijhorende software (zoals IP adressen, automatische updates, eventuele beveiligingspaketten of firewalls, …) dient steeds te gebeuren in overleg met het Bestuur of de door hen aangestelde IT verantwoordelijke. Onderstaande technische specificaties zijn slechts minima eisen, deze dienen aangepast aan de specifieke voor de toepassing gestelde vereisten. De aangeboden materialen dienen ‘recent’ en van een op de markt courant verkijgbaar type te zijn. Technische specificaties: -
Processor: IntelCore i5 Ram geheugen: 4 GB Harde schijf: 250 GB DVD RW lezer minimum 4 USB-aansluitingen Geïntegreerde netwerkkaart: 1 Gbps, met RJ45 aansluiting Azerty toetsenbord USB Optische muis USB Voorzien van geïntegreerde geluidskaart en luidsprekers licentie Windows 7 Pro (32 of 64 bits) TFT monitor 19”
In huidig project dient minstens één werkpost voorzien per centrale verpleegpost, één voor het veilig portierslokaal en één voor het CIP lokaal. Meting: PC met toebehoren: F.H. – Stuks TFT monitor 19” : F.H. – Stuks
07.05.
OPLEIDING PERSONEEL
De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands, zodanig dat deze met het bedienings- en visualisatiesysteem kan omgaan. Deze opleiding zal twee maal ter plaatse worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen en moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. Voor de opleiding dient (ter plaatse) minstens 2 x 4 uur voorzien te worden. Meting: G.P. – T.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 73
08. - DIVERSE ARTIKELS 08.01.
BEDIENING ZONNEWERING
Deze post omvat alle materialen en werkzaamheden ten behoeve van de bekabeling voor de voeding en de sturing van de zonnewering in de kamers. De zonwering zelf, de zonne- en winddetectoren en de relaisdozen, maken geen deel uit van deze aanneming. Inbegrepen in deze post
De voedingskabel (230V) (2 x 2,5 mm² + 2,5 mm²) vanaf het elektrisch bord tot aan de zonnewering (in buis m.i.v. buis of op kabelbaan). Deze voedingspunten zijn aangeduid op plan. De stuurbekabeling (5 x 1,5 + 1,5 mm²) vanaf de bedieningsknoppen en centrale bedieningsknoppen geplaatst in de verpleegposten (in buis m.i.v. buis of op kabelbaan) tot aan de verschillende relaiskasten. Ook de verbindingsbekabeling tussen relaisdozen, motoren en bedieningen en de verbindingskabels naar zonnewachter en windwachter dienen inbegrepen. Er mag verondersteld worden dat deze relaiskasten zich bevinden ter hoogte van ieder lokaal met zonnewering. De bedieningsknoppen, inclusief inwerkbakjes. Het exacte aantal hiervan is te bepalen bij uitvoering, het aantal en de inplanting op de plan is enkel richtinggevend.
Opmerking(en):
De centrale bedieningen in de verpleegposten zijn niet getekend op plan. De centrale bediening van de verschillende afdelingen van het gebouw BU2 en BU3 dient per gevel te gebeuren vanuit de desbetreffende centrale verpleegposten. De centrale bediening (per gevel) van het gebouw BU2 dient van uit het veilig portierslokaal te gebeuren. De exacte inplanting van deze centrale bedieningen is te bepalen bij uitvoering. Bovenstaande kabeltypes en secties zijn enkel richtinggevend en dienen bij uitvoering aangepast aan het toegepaste systeem en de spanningsval. Vanzelfsprekend is een goede samenwerking vereist van de huidige aannemer met de aannemer(s) van de zonnewering.
Meting:
08.02.
Voedingsbekabeling: Stuurbekabeling: Lokale bedieningen: Centrale bedieningen:
T.P. – G.P. T.P. – G.P. V.H. – stuks T.P. – G.P.
STURING BUITENVERLICHTING
De buitenverlichting treedt in werking onder invloed van een schemerrelais en een digitaal programma-uurwerk. Deze sturing en de hiervoor benodigde componenten maken in het huidige project deel uit van het hoofdstuk ‘KNX systeem’ van dit bestek. De tijdsinstellingen en de exacte verdeling van de paalarmaturen over de 3 fasen van de desbetreffende kring(en) zijn te bespreken bij uitvoering. Meting: Pro Memorie
08.03.
AFSCHAKELEN ENERGIETOEVOER KEUKENTOESTELLEN
In de kitchenettes van de afdelingen (gebouw BU1 en BU3) dient de elektrische voeding van bepaalde keukentoestellen (cfr. schema) afgeschakeld te kunnen worden. De afschakeling dient te kunnen gebeuren van op afstand met behulp van het KNX systeem. De hiertoe benodigde (hulp)contactoren dienen inbegrepen in de prijs van de elektrische borden. De programmatie en overige benodigde KNX componenten dienen inbegrepen te zijn in het hoofdstuk ‘KNX systeem’. Meting: Pro Memorie
08.04.
EQUIPOTENTIAALVERBINDINGEN MEDISCHE RUIMTES
In huidig project zullen in het lokaal ‘B 03 MED 1 14 Algemene geneeskunde en verpleegkundige zorgen’ mogelijks medische handelingen worden verricht. Hiertoe moeten een aantal equipotentiaalvereffeningscontactdozen en de bijhorende equipotentiaalverbindingen voorzien worden. Het kader en de afdekplaat van deze equipotentiaalvereffeningscontactdozen zijn van dezelfde kleur als de schakelaars en overige contactdozen in het lokaal.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 74
Deze equipotentiaalvereffeningscontactdozen zullen elk in ster verbonden worden met een ‘centrale lokale aardstrip’. Deze aardstrip (ook indien niet ingetekend op het plan) zal voorzien worden boven het verlaagd plafond van het lokaal. De exacte inplanting van deze aardstrip is te bepalen bij uitvoering. De centrale lokale aardstrip zal vervaardigd zijn uit koper of messing, een doorsnede 60 mm² en een dikte 4 mm hebben en zal geïsoleerd worden opgesteld. Naast de equipotentiaalvereffeningscontactdozen zullen eveneens de vreemde elektrisch geleidende delen binnen het patiëntengebied en de massa’s van de vast opgestelde, en de vast aangesloten, elektromedische uitrustingen met deze aardstrip worden verbonden door middel van potentiaalvereffeningsgeleiders. De beschermingscontacten van de contactdozen en aftakdozen worden met de aardstrip verbonden door middel van beschermingsgeleiders. De doorsnede van de potentiaalvereffeningsgeleiders en de beschermingsgeleiders wordt zodanig bepaald dat de impedantie (gemeten bij 50 Hz) maximum 0,2 Ohm bedraagt met een minimumsectie van 6 mm². De beschermingsgeleider die de aardstrip of de lokale centrale aardstrip met de nette aarding van het stroomnet verbindt, heeft een doorsnede die beantwoordt aan de bepalingen van het AREI, met een minimum van 16 mm². Deze post omvat alle prestaties en materialen om deze equipotentiaalvereffeningscontactdozen en equipotentiaalverbindingen te realiseren. De equipotentiaalverbindingen dienen uitgevoerd te worden conform de voorschriften van de gids T013 Meting: G.P. – T.P. 08.05.
RAILKOKERSYSTEEM EN AFTAKKASTEN
In huidig project dient een railkokersysteem met de nodige aftakasten voorzien te worden in het lokaal ‘B 00 WER 0 02 Arbeidstherapie’. Hudigie aanneming omvat het leveren, plaatsen en aansluiten van dit systeem met onderstaande eigenschappen. 08.05.01
RAILKOKERSYSTEEM VOOR DISTRIBUTIE VAN KLEIN VERMOGEN
Railkokersysteem 63A bestaande uit rechte elementen met een lengte van 2 of 3 m. Deze rechte elementen vormen het frame van de lijn en zijn opgebouwd uit:
Draagprofiel in staalplaat, warm verzinkt met gefelste sluiting. Dit profiel vervult eveneens de functie van beschermingsgeleider (PE). Een isolerend profiel, dat de actieve geleiders draagt. 4 (3F + N) actieve geleiders in aluminium, uitgerust met contactvlakken in gelaagd bimetaal (aluminium koper) en verzilverd ter hoogte van de verbindingen en aftakkingen. Aftaksokkels, met een tussenafstand van 1 m, en voorzien van afsluitingen die automatisch openen en sluiten bij het aanbrengen of verwijderen van de aftakkasten. Elektrisch en mechanisch tussenstuk. De elektrische verbinding gebeurt door middel van soepele klemcontacten in verzilverd koper. Zij verzekert de automatische en gelijktijdige verbinding van alle actieve geleiders en de continuïteit van de beschermingsgeleider. Het railkokersysteem is niet brandverspreidend.
Alle accessoires zoals bevestigingsmiddelen, flexibele elementen voor richtings- of niveauveranderingen, enz … dienen inbegrepen in de prijs. Verder is het railkokersysteem voorzien van de nodige voedingskasten (links, midden of rechts naargelang de noodzaak) En de eindsluitkappen. Beschermingsgraad minstens IP54 Meting: F.H. – lm 08.05.02
AFTAKKASTEN
Type 1 Aftakkast bestaande uit:
Metalen kast, beschermingsgraad IP55 bestand tegen corrosie en chemische stoffen, voorzien van handgreep met sleutelslot (de sleutel dient voor alle aftakkasten dezelfde te zijn).
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 75
Montageraam voor automaten, met inbegrip van alle toebehoren. Algemene differentieelautomaat 16A/300mA – 4p 1 contactdoos CEE – 16A (4p) Signaallampen die de aanwezigheid van spanning aangeven.
De aftakkasten worden aangesloten op het railkokersysteem met behulp van een stroomafnemer 25A met ingebouwde beveiligingsautomaat en aansluitkabel XVB (4 x 6 mm² + 6 mm²). Alle accessoires zoals bevestigingsmiddelen, interne bekabeling, aanduidingsplaatjes, enz … teneinde van de aftakkast een afgewerkt geheel te maken, dienen inbegrepen in de prijs. Type 2: Aftakkast bestaande uit:
Metalen kast, beschermingsgraad IP55 bestand tegen corrosie en chemische stoffen, voorzien van handgreep met sleutelslot (de sleutel dient voor alle aftakkasten dezelfde te zijn). Montageraam voor automaten, met inbegrip van alle toebehoren. Algemene differentieelautomaat 16A/300mA – 2p 1 contactdoos CEE – 16A (2p) Signaallampen die de aanwezigheid van spanning aangeven.
De aftakkasten worden aangesloten op het railkokersysteem met behulp van een stroomafnemer 25A met ingebouwde beveiligingsautomaat en aansluitkabel XVB (2 x 6 mm² + 6 mm²). Alle accessoires zoals bevestigingsmiddelen, interne bekabeling, aanduidingsplaatjes, enz … teneinde van de aftakkast een afgewerkt geheel te maken, dienen inbegrepen in de prijs. Meting:
F.H. - Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 76
09. - VERSCHILLENDE INLICHTINGEN (voor de delen I t.e.m. IV) Onderhavige posten zijn gemeenschappelijk voor de hoofstukken I t.e.m. IV van het deel elektriciteit dit lastenboek. De opgegeven prijs dient dan ook voor alle delen te gelden. 09.01.
UITVOERINGSDOSSIER
Algemeenheden De aannemer geeft alle werken aan op gedetailleerde plannen. Het uitvoeringsdossier omvat de laatste versie van elk plan en schema. Onderhavige aannemer dient daarbij zelf te zorgen dat hij in het bezit komt van gewijzigde architectuur- en stabiliteitsplannen, en dat door middel van zijn uitvoeringsplannen de nodige coördinatie wordt uitgevoerd met de andere aannemers van ruwbouw, technieken en afwerking (in het bijzonder met het meubilair). Het plaatsen van toestellen en materialen kan pas gebeuren na goedkeuring van alle plannen en van de betroffen technische kaarten. De Opdrachtgever weerhoudt zich het recht stalen te vragen telkens hij dat nodig acht. Alle uitvoeringsdocumenten dienen afgeleverd te worden op afdruk en op diskette en dus getekend met een CAD-systeem. Opmerking: Voor de start van de werken moeten de diverse typekamers op de werf uitgetekend worden ter bespreking met de Bouwheer. Zo de aannemer aanvangt met de montage van bekabeling, toestellen, enz. … zonder voorafgaandelijk goedkeuring van de uitvoeringsplannen en/of uitgetekende typekamers, zal hij dat doen op eigen risico en zullen alle wijzigingen, zoals bv. tengevolge van coördinatie met nevenaannemers, gevraagd door de leidende ingenieur, op eigen kosten moeten uitgevoerd worden. Technische kaarten De aannemer dient elk toestel en alle materialen in kaart te brengen met vermelding van merk en type, leverancier en alle ter zake doende technische gegevens. Eventuele certificaten dienen eveneens vermeld. De werkingspunten dienen aangegeven met vermelding van verbruik, rendement, akoestische prestaties, en dergelijke. Berekeningsnota’s De aannemer dient zijn materiaalkeuze te staven met de nodige berekeningsnota’ s voor o.a. : hoofdbekabeling, elektrische borden, e.d. -
berekening van het kortsluitvermogen op elk punt van de installatie berekening van de voedingskabels (spanningsval, sectie nulgeleider en beschermingsgeleider, enz…) berekening van de beveiligingen in functie van de kabellengte (TNS-systeem) opmaken van een vermogensbalans voor elk elektrisch bord berekening van de verlichtingssterkte voor elk (type)lokaal batterijcapaciteit van UPS capaciteit van condensatorbatterijen
De aannemer elektriciteit dient zelf in te staan voor het opvragen van het benodigde vermogen van borden of machines die door derden geleverd worden. Verder dienen de verlichtingsberekeningen voorgelegd te worden van de typelokalen met de aangeboden verlichtingstoestellen. Plannen en schema’s van uitvoering De aannemer dient minstens volgende plannen op te stellen (onvolledige plannen worden niet aanvaard): Schema’s: -
schema’s van elektrische borden schema’s van de zwakstroominstallaties enz. …
Voor uitvoering dienen deze schema’s ter goedkeuring voorgelegd te worden aan een erkend keuringsorganisme naar keuze van de Bouwheer.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 77
Uitvoeringsplannen op 1/50: -
zichtplannen van alle installaties met aanduiding van de organisatie van de leidingen, kabelgoten, met inbegrip van hun afmetingen en aanduiding van elk toestel en toebehoren
Uitvoeringsplannen op 1/20: -
detailplannen van leidingen, kabelgoten, e.d. nodig voor coördinatie
Alle plannen dienen voorzien van de nodige aanduidingen voor: -
het benoemen van de toestellen zoals vermeld door middel van kenplaten kenmerken nodig voor de verduidelijkingen van as-builtdossier en te vermelden op aangebrachte kenplaatjes
Meting:
09.02.
T.P. - G.P.
AS-BUILTDOSSIER (in 3 exemplaren + digitale versie)
Bij het beëindigen van de werken is de aannemer eraan gehouden een as-builtdossier op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen. De opdrachtgever zal de voorlopige oplevering niet toestaan vooraleer in het bezit te zijn van een goedgekeurd asbuiltdossier afgeleverd in drie exemplaren. Dit dossier dient tenminste te bezitten: -
-
beschrijvend deel met aanduiding van de verschillende elementen, hun samenwerking en te bekomen prestaties beschrijving van de werking met uitleg over de werking, uit te voeren handelingen en te nemen voorzieningen. De bijgaande plannen en schema’s dienen de werkingspunten en instelwaarden te vermelden voor een normale werking met aanduiding van waarschuwing, alarmen en hun voorzorgen alle plannen en schema’s in hun laatste versie op afdruk en CD-ROM); een set technische kaarten met vermelding van kenmerken/kenplaten en hun specifieke functie; onderhoudsvoorschriften van de installatie keuringsattesten, (elektriciteit, brandmelding, …); volledig onderhoudsplan op Cd-rom en op papier.
Opmerking: De aannemer dient een volledig as-built dossier op papier te overhandigen (in 3 exemplaren) en tevens op CD-rom (d.w.z. plannen in dwg formaat, materialen, technische fiches en keuringsattesten in pdf formaat). Meting: T.P. – G.P.
09.03.
DOORKAPPINGEN EN DOORBORINGEN
In het algemeen vallen alle metselwerken, betonwerken en schrijnwerken zoals doorboringen, inkappingen, herstellingen en afnemen der beboordingen, enz. ten laste van de aanneming, en moeten uitgevoerd worden door vakkundige werklieden, evenals het maken van de nodige geulen. De beschadigde delen worden zorgvuldig in hun vorige toestand hersteld ten genoegen van het bestuur, schilderwerk inbegrepen. De leidende ingenieur en het bestuur oordelen over het verrichten van bijkomende herstellingen. Bij het gebeurlijke samenvallen van uitvoering dezer werken met andere werken van het bouwconstructie, is de aannemer ertoe gehouden zich te verstaan in de uitvoering van de werken met de aannemer van de bouwconstructie. Nota’(s): -
Alle openingen in beton dienen GEBOORD te worden met diamantboor na voorafgaandelijke goedkeuring door de leidende ingenieur. De vereiste doorvoeren voor het binnenbrengen van de nutsleidingen dienen eveneens inbegrepen Op een aantal plaatsen dient er slijpwerk uitgevoerd te worden in betonwanden (zie plan). Diepte geulen bij uitvoering te bespreken.
Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 78
09.04.
BRANDWERENDE AFDICHTINGEN
Alle aangewende materialen, gebruikt voor het afdichten of het afsluiten van openingen en doorvoeren in wanden die een brandcompartiment afbakenen, worden beproefd volgens de voorschriften van de norm NBN 713.020, “weerstand tegen brand van bouwelementen”. De brandwerende opstop van leidingdoorvoeren door lichte wanden maakt eveneens deel uit van deze aanneming. Wijze van afdichting: a. Leidingen -
Diameters tot 2”: De ruimte rond de leidingen wordt opgevuld door middel van brandwerende, zwellende, soepele stroken. De uiteinden van de mantelbuis worden rondom de leidingen dichtgespoten met een brandwerende silicone. Diameters groter dan 2”: De brandwerende dichting wordt verzekerd door middel van een universeel afdichtingssysteem, bestaande uit rotswol, afgewerkt met brandwerende pasta.
b. Kunststofleidingen Doorvoeren te voorzien van brandwerende manchetten, bestaande uit: -
schaalvormig omhulsel uit gegalvaniseerde plaat; opzwellend product in functie van de diameter; brandwerende plaaster voor opvulling van de ruimten tussen manchet en bouwelement.
c. Kabelbundels en kabelbanen -
Kabelbundels: Worden afgedicht door middel van zwellende, brandwerende stroken. Kabelbanen: worden afgedicht zoals metalen leidingen, groter dan 2”.
Bovendien dienen alle kokers horizontaal gecompartimenteerd te worden door horizontale schermen met volgende kenmerken: -
niet-brandbaar materiaal; ze beslaan de ruimte volledig tussen alle leidingen (sanitair en centrale verwarming); ze hebben een brandweerstand van Rf 1 uur.
Een attest van het compleet toegepast procédé dient voorgelegd, en niet enkel van de gebruikte producten (brandweerstand van de kokers dient na uitvoering geattesteerd te worden). Meting: T.P. – G.P.
09.05.
WATERDICHTE DOORVOEREN VAN KABELS EN BUIZEN
Waterdicht afdichtingssysteem voor kabeldoorvoeren: Alle doorvoeren van kabels en kabelbundels door wanden van kelders en kruipkelders dienen uitgevoerd te worden met een waterdicht afdichtingssysteem specifiek ontworpen voor dergelijke toepassingen. (Het nadien opspuiten van de doorvoer met siliconen of het opstoppen met mortel wordt NIET aanvaard). De doorvoeropeningen in de betonwanden dienen gemaakt te worden door de aannemer van onderhavige aanneming. Enkelvoudige kabels worden in enkelvoudige afdichtingspluggen van flexibel synthetisch rubber (EPDM) geplaatst. De te boren opening dient correct afgestemd op de diameter van de afdichtingsplug. De afdichtingsplug wordt geklemd in de geboorde opening tegen de buitendiameter van de kabel. De afdichtingspluggen zijn zowel aan de binnenkant als aan de buitenzijde voorzien van profileringen volgens het labyrint principe; aan de buitenzijde is de profilering aangebracht onder een hoek wat het plaatsen van de afdichtingsplug vergemakkelijkt. Het afdichtend vermogen is minimaal 10 m. waterkolom. Kabelbundels worden geplaatst in multi-doorvoerpluggen. Deze dienen geplaatst te worden vóór het trekken van de kabels. Nadat de kabels door die doorvoeropeningen van de multi-doorvoerplug zijn gevoerd, worden deze doorvoeringen afgedicht met afdichtingspluggen. Niet gebruikte doorvoeren worden afgedicht met blinde pluggen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 79
Waterdicht afdichtingssysteem voor buisdoorvoeren: De afdichting zal gebeuren met een afdichtingssysteem dat bestaat uit een reeks afzonderlijke, in elkaar passende rubber schakels met een zodanige vormgeving dat ze de ruimte tussen de buis en de wandopening perfect opvullen. De schakels worden bij middel van bouten met elkaar verbonden, zodanig dat ze een rubber ketting vormen rond de leiding met een drukplaat onder elke bout en moer. Na plaatsing van de afdichting in de vrije ruimte tussen leiding en doorvoeropening, worden door het aanhalen van de bouten, de rubber schakels samengedrukt zodat een waterdichte afdichting bekomen wordt. Het geheel dient zodanig geconstrueerd te zijn dat de leiding en de wand elektrisch van elkaar geïsoleerd zijn, zodanig dat het risico op elektrochemische corrosie tot een minimum herleid wordt. Het systeem is toepasbaar voor leidingen uit staal, kunststof, gietijzer, beton, ... en dunwandige buizen. Het afdichtend vermogen bedraagt minstens 14 m waterkolom. Nota: -
het maken van de doorvoeropening behoort tot de onderhavige aanneming de waterdichte doorvoer voor het binnenbrengen van de nutsleidingen dient eveneens inbegrepen
Meting: T.P. - G.P.
09.06.
MERKPLAATJES
Alle toestellen, elektrische borden, e.d. zijn te voorzien van aanduidingsplaatjes, zwart in witte stof gegraveerd en bevestigd met min. 2 schroefjes of klinknageltjes. Bevestiging door middel van kleven is niet toegestaan. Meting: T.P. - G.P.
09.07.
AANLEREN VAN DE INSTALLATIES
Deze post omvat het geven van een degelijke opleiding aan 2 onderhoudsverantwoordelijken. Ter plaatse dient minimum 1 volledige opleidingsdag voorzien te zijn. Meting: T.P. - G.P.
09.08.
KEURING DOOR EEN ERKEND KEURINGSORGANISME (naar keuze van de Bouwheer)
Deze post omvat de keuring van de elektrische installaties, door een erkend keuringsorganisme naar keuze van de Bouwheer. Het betreft (indien van toepassing): -
de hoogspanning, met inbegrip van het afregelen van het algemeen beveiligingsrelais en de relais van de transformatorbeveiligingen de volledige laagspanningsinstallatie (drijfkracht en verlichting) en alle toebehoren de veiligheidsverlichting (enkel de werking) de volledige branddetectie installatie, inclusief de sturingen van vreemde installaties de uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie
Opmerking: De aannemer dient de uitvoeringsplannen ter goedkeuring voor te leggen aan een erkend keuringsorganisme naar keuze van de Bouwheer, en dit vooraleer tot uitvoering over te gaan. Meting: T.P. - G.P.
09.09.
OPKUIS EN ONDERHOUD WERF
In de hiervoor en elders beschreven onderscheiden posten zijn steeds de normale en regelmatige (= wekelijkse) opkuis van alle uitgevoerde werken, als mede het rein houden van de werf en het terrein en het regelmatig wegvoeren van puin, afval en vuilnis naar stortplaatsen inbegrepen. Indien aan de vraag tot opkuis niet voldaan wordt, zal het bestuur op kosten van de aannemer een kuisfirma inhuren. Meting: Pro memorie
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 80
09.10.
BIJKOMENDE AANPASSINGSWERKEN
Tijdens de uitvoering van de werken, worden eventueel nog een aantal bijkomende werken gevraagd door de Bouwheer. Deze post houdt hier rekening mee en is voor iedere inschrijver hetzelfde bedrag. Het artikel kan enkel (geheel of gedeeltelijk) gevorderd worden ofwel op basis van gekende eenheidsprijzen ofwel bij gebrek aan eenheidsprijzen op basis van vooraf welbepaalde en overeen te komen eenheidsprijzen, totale prijzen of regie-uren en enkel na voorlegging van gedetailleerde uitvoeringsvoorstellen door de aannemer. Meting: materialen: Stelpost - BU1 = 5.000 €, BU2 = 15.000 € , BU3 = 5.000 €, INFRA = 2.500 € werkuren: uren - V.H.
09.11.
MODELKAMERS
Voor de uitvoering van de werkzaamheden van de kamers dienen modelkamers ingericht te worden. Als modelkamer wordt de kamer uitgerust met alle technische voorzieningen (inbouwmateriaal, verlichtingstoestellen, sanitaire toestellen, radiatoren, ventilatieroosters, ...) en een standaardopstelling van het meubilair. De installatie van de elementen dient zo nodig op vraag van het bestuur der werken aangepast te worden totdat een goedgekeurd geheel bekomen wordt. De installatie van de andere kamers mag niet beginnen alvorens de installatie van de modelkamer is goedgekeurd. De kosten voor het inrichten van de modelkamers zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van alle posten. Volgende modelkamers worden vooropgesteld en moeten ingericht worden: BU1 gesloten afdeling:
MONO KAMER - A 00 OBS 1 17 DUO KAMER - A 00 OBS 1 16 ROLSTOEL TOEGANKELIJKE KAMER - A 00 OBS 1 06 PRIKKELARME KAMER - A 00 OBS 1 20
BU3 openafdeling:
MONO KAMER - C 01 ALV 1 06 ROLSTOEL TOEGANKELIJKE KAMER - C 01 ALV 1 05 PRIKKELARME KAMER - C 01 ALV 1 11
Meting: Pro memorie
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 81
DEEL II – ZWAKSTROOMINSTALLATIES 10. - TV – DISTRIBUTIE Huidige aanneming omvat de aanleg van een R+TV – distributienet vanaf de hoofdverdeler van de maatschappij naar alle voorziene aansluitpunten, dit met inbegrip van alle werken en materiaal die nodig zijn om tot een goed functionerend geheel te komen dat zowel voldoet aan de in dit bestek gestelde eisen en aan de eisen van de R+TV-distributiemaatschappij. De centrale apparatuur van de binneninstallatie zoals de tv-versterkers, de adresseerbare tussenverdelers / tv-taps en gateway zal door een derde partij geleverd, geplaatst en aangesloten worden. De aannemer is verantwoordelijk voor een voorafgaandelijke coördinatie met deze derde partij en zijn netopbouw en kabeltypes af te stemmen op de vereisten van deze derde partij. Inbegrepen in huidige aanneming is o.a.:
Het leveren en plaatsen van de aansluitkabel tussen rooilijn en de hoofdverdeler van de maatschappij in het gebouw. Het leveren en plaatsen van de hoofdcoaxbekabeling vanaf de hoofdverdeler van de maatschappij naar de diverse versterkers van de verschillende gebouwen. Het leveren en plaatsen van de hoofdcoaxbekabeling vanaf de versterkers naar de tussenverdelers van het respectievelijke gebouw. het leveren en plaatsen van de secundaire coaxbekabeling vanaf de diverse tussenverdelers /TV taps naar de T.V.contactdozen in de lokalen.
Opmerkingen: De T.V.-distributiemaatschappij dient door de aannemers voor uitvoering geconsulteerd te worden omtrent de definitieve netopbouw. Een goedgekeurd kabelschema dient voor uitvoering voorgelegd te worden. Alle gebruikte materialen dienen te voldoen aan en geplaatst te worden conform de eisen van de maatschappij. De TV-distributiemaatschappij zal zelf instaan voor het leveren, plaatsen en aansluiten van de hoofdverdeler. Alle gebruikte materiaal moet van het type klasse A (tegen instraling beschermd) zijn. Dit voor zowel de tv taps, versterkers, splitters, aftakelementen, connectoren, R+TV-aansluitingen,…… Alle F-connectoren dienen van het type met krimp aansluiting te zijn F-connectoren van het geschroefde type zijn niet toegelaten. In huidige concept wordt voorzien dat voor de eventuele latere toepassing van interactieve digitale televisie gebruik gemaakt kan worden van het voorziene netwerk van gestructureerde bekabeling. 10.01.
AANKOMST MAATSCHAPPIJ / HOOFDVERDELER
De aankomst van de maatschappij wordt voorzien in het lokaal B 00 TEC 1 03 (ALSB Lokaal) (gebouw BU2), hier zal de maatschappij een hoofdverdeler plaatsen van waar de verdeling verder zal gebeuren. Meting: Pro Memorie 10.02.
T.V.-VERSTERKERS
Deze worden door een derde partij voorzien. Meting: Pro Memorie 10.03.
ADRESSEERBARE TUSSENVERDELERS / T.V.-TAPS
Deze worden door een derde partij voorzien. De tv-taps worden op goed bereikbare plaatsen opgesteld. Voor de kamers worden ze gegroepeerd in de technische nissen van deze kamers. In de andere gevallen worden ze in de technische nis bij het verdeelbord van de respectievelijke afdeling of gebouwdeel geplaatst. Plaatsing boven verlaagde plafonds is in geen geval toegelaten. Meting: Pro Memorie
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 82
10.04.
GATEWAY
Deze worden door een derde partij voorzien. Meting: Pro Memorie
10.05.
T.V.-CONTACTDOZEN
Deze post omvat het leveren en plaatsen van een inbouwdoos en bijhorend T.V.-stopcontact. De T.V.-contactdozen dienen van hetzelfde merk en design te zijn als de overige schakelaars en contactdozen en dienen bovendien goedgekeurd te zijn door de T.V.-distributiemaatschappij. Meting: F.H. – stuks
10.06.
BEKABELING
10.06.01.
AANSLUITKABEL
Deze post omvat het leveren en plaatsen van de aansluitkabel vanaf de rooilijn tot aan de hoofdverdeler (aankomst van de maatschappij). Binnen het gebouw dient deze te verlopen in de in voorziene kabelgoten en/of in de hieronder voorziene Tth buizen. Buiten het gebouw dient deze kabel in een geschikte kabelbeschermbuis met voldoende diameter in volle grond te verlopen. De leiding in volle grond dient aangelegd conform de bepalingen het ‘LEIDINGEN BUITEN HET GEBOUW’ van dit bestek. De kabel dient aan beide uiteinden voorzien van 3 meter overlengte. Het graven en dichten van de sleuf is inbegrepen het artikel ‘LEIDINGEN BUITEN HET GEBOUW’ van dit bestek. De aansluitkabel, met type en sectie conform de eisen van de maatschappij, de kabelbeschermbuis ter bescherming van de kabel in volle grond en het plastisch waarschuwinglint voor plaatsing boven de leiding zijn in huidige post inbegrepen. Meting: Binnen het gebouw: Buiten het gebouw:
10.06.02.
T.P. – G.P. T.P. – G.P. (incl. kabelbeschermbuis en waarschuwingslint)
HOOFDCOAX BEKABELING
Deze post omvat het leveren en plaatsen van geschikte hoofdcoaxbekabeling tussen hoofdverdeler maatschappij, versterkers en tussenverdelers / TV taps. Vanzelfsprekend dienen hierbij alle tussenverdelers verbonden met de versterker van het (of deel van het) respectievelijke gebouw waar ze bij horen. Deze bekabeling wordt waar mogelijk geplaatst in de voorziene kabelgoten, in de overige gevallen dient deze geplaatst in de hieronder voorziene buizen.. De bekabeling tussen het gebouw BU1 en BU2 dient te verlopen via de op het plan ingetekende en in het deel infrastructuur voorziene wachtbuizen. De sectie en types van deze coaxkabels dienen aangepast te zijn aan de afstand en conform de eisen van de derde partij die de centrale apparatuur levert. De hoofdcoax bekabeling zal echter minimaal aan volgende eisen moeten voldoen: inwendige geleider: solide koperdraad 3,1 mm diëlectricum: cellulair polyethyleen lage densiteit diameter 12,4 mm uitwendige geleider: ggolfd koper diameter 13,7 mm beschermmantel: zwart polyehyleen diameter 16 mm impedantie: 75 Ohm nominale capaciteit: 50 pF/m relatieve voortplantingssnelheid: 88 % maximale longitudinale demping bij 20 °C: o voor 50 Mhz: 1,65 dB/100 m o voor 100 Mhz: 2,35 dB/100 m o voor 200 Mhz: 3,36 dB/100 m o voor 300 Mhz: 4,16 dB/100 m o voor 400 Mhz: 4,84 dB/100 m o voor 600 Mhz: 6,00 dB/100 m o voor 800 Mhz: 7,01 dB/100 m Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 83
10.06.03.
COAX BEKABELING
Deze post omvat het leveren en plaatsen van geschikte coaxbekabeling in ster van de verschillende tussenverdelers / TV taps naar elk van de TV contactdozen. Deze bekabeling wordt waar mogelijk geplaatst in de voorziene kabelgoten, in de overige gevallen dient deze geplaatst in de hieronder voorziene buizen. De sectie en types van deze coaxkabels dienen aangepast te zijn aan de afstand en conform de eisen van de maatschappij. Meting: T.P. – G.P.
10.06.04.
TTH-BUIZEN VOOR DE COAX EN HOOFDCOAX BEKABELING
Deze post omvat het leveren en plaatsen van de nodige Tth-buizen met aangepaste diameter ten behoeve van de coax- en hoofdcoax bekabeling. De Tth-buizen dienen aangelegd conform het artikel ‘LEIDINGEN’ van dit bestek. Alle toebehoren en bevestigingsmiddelen dienen inbegrepen. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 84
11. - GESTRUCTUREERDE BEKABELING In huidig project zullen 2 volledig gescheiden netwerken van gestructureerde bekabeling aangelegd worden, met name één voor de ‘securit’ installaties en één voor de ‘data / telefonie’. Volgende deelinstallaties zijn als volgt verdeeld worden over de 2 verschillende kabelnetwerken: netwerk “data/telefonie”: o telecommunicatie o tv-distributie (voor aansturing adresseerbare tv-taps) o branddetectie (kopeling verschillende brandcentrales) o verpleegoproepinstallatie o knx-installatie o veiligheidsverlichting (testen toestellen) netwerk “securit”: o interfonie o CCTV-installatie o alarmbeheer o slotenbeheer Inbegrepen in huidige aanneming is de aanleg van deze netwerken van gestructureerde bekabeling van het type U/FTP categorie 6A (Augmented Category 6) / klasse EA. Dit systeem van gestructureerde bekabeling zal de overdracht van telefonie-, data-, video- en controlesignalen toelaten, waarbij alle gestandaardiseerde Category 6A – ISO11801:2002 + A1 & A2 Class EA (tot 500 Mhz) applicaties zonder uitzondering zullen worden ondersteund. De gestructureerde bekabeling dient te worden aangelegd conform de volgende normen (incl. bijhorende addenda): -
EIA/TIA 568-B2 + A10 D6.0 - Commercial Building Telecommunications Cabling Standard ISO/IEC 11801:2002 + A1: 2008 & A2 - Information technology - Generic cabling for customer premises EN 50173-1 Ed.2:2007 - Information technology - Generic cabling systems
Bekabeling die enkel getest werd en voldoet aan de EIA/TIA normen wordt niet toegestaan. Er dient tevens volledige conformiteit te zijn met de Internationale ISO/IEC normen en de Europese EN normen. Het gestructureerde bekabelingsysteem dient eveneens te voldoen aan de EMC-vereisten van: -
EN 50288-10-1 - Multi-element metallic cables used in analogue and digital communication and control ISO/IEC 11801 Ed.2 (incl. aanvullingen) - Information technology - Generic cabling for customer premises
De installatie dient volledig te worden aangelegd volgens de richtlijnen en instructies van de fabrikant van de materialen. Indien geen specifieke installatie-eisen worden gesteld, wordt verwezen naar de Europese normen EN 50174-1, EN 50174-2 & EN 50174-3 - Information technology - Cabling installation. De fysieke scheiding tussen sterk- en zwakstroom dient conform de norm EN 50174-2. De installatie dient eveneens te voldoen aan: -
IEC 61935 Ed.2.0 b:2005 - Testing of balanced communication cabling ISO/IEC 14763 – IT – Implementation and operation of customer premises cabling IEC 61156-x:2007 - Multicore and symmetrical pair/quad cables for digital communications ISO/IEC 60793, ISO/IEC 60794 & ISO/EC 60874: Optical fibres : testing, fibre, connectors ISO/IEC 18010:2002/2006 - Information technology -- Pathways and spaces EIA/TIA 606-A - Administration Standard for Commercial Telecommunications Infrastructure EIA/TIA 607 - Commercial Building Grounding and Bonding Requirements ANSI/J-STD--607-A-2002 - Commercial Building Grounding (Earthing) and Bonding Requirements for Telecommunications EIA/TIA 569-B-2004 - Commercial Building Standard for Telecommunications Pathways and Spaces EIA/TIA 758 – CO-OSP Telecommunications Cabling Verder dienen alle lokale voorschriften (AREI/ARAB/NBN/NEN) gevolgd te worden.
Uitzonderingen / afwijkingen op hierboven vermelde normen en richtlijnen worden enkel toegestaan mits specifieke goedkeuring van de leidinggevende ingenieur. Inbegrepen in huidige aanneming is o.a.: -
het leveren en plaatsen van de enkele en/of dubbele RJ-45 aansluitdozen. het leveren, plaatsen en aansluiten van de hieronder beschreven bekabeling t.b.v. de data/telefonie het leveren, plaatsen en aansluiten van de hieronder beschreven data-bekabeling (glasvezel) t.b.v. de dataracks van de securit installaties het leveren, plaatsen en aansluiten van de glasvezelbekabeling t.b.v. de terreinkastjes van de securit installaties buiten het gebouw .
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 85
-
het leveren, plaatsen en aansluiten van de koperbekabeling tussen de stuurkastjes van de deursturingen en de dataracks ‘securit’ (binnen het gebouw) . het leveren, plaatsen en aansluiten van de data-bekabeling (koper) ten behoeve van de IP-CCTV camera’s het leveren en plaatsen van de diverse dataracks “data/telefonie” het leveren en plaatsen van de diverse dataracks “securit” het leveren en plaatsen van de patchpanelen in deze dataracks (zowel data/telefonie als securit) voor het aansluiten van de binnenkomende bekabeling het testen en uitmeten van alle aansluitpunten en verbindingen (zowel data/telefonie als securit)
Actieve componenten (servers, switchen, enz...) worden principieel als volgt voorzien: voor het deel bekabeling “data/telefonie”: er worden enkel switches voorzien voor telecommunicatie, mee inbegrepen in deze aanneming. Zie beschrijving in desbetreffende artikels. Actieve apparatuur voor datanetwerk zijn niet inbegrepen in deze aanneming. voor het deel bekabeling “securit”: alle deelinstallaties die gebruik maken van dit kabelnetwerk moeten volledig autonoom kunnen werken. Voor elke deelinstallatie is actieve apparatuur mee inbegrepen in de huidige aanneming. Zie beschrijving in desbetreffende artikels. Alle componenten (outlets, patchpanelen, kabels, …) dienen genummerd, een voorstel van nummering is voor uitvoering in samenspraak met of volgens de richtlijnen de Bouwheer op te maken en ter goedkeuring voor te leggen. De installatie dient geschikt te zijn voor PoE (power over ethernet) en PoEP (power over ethernet plus), conform de IEEE 802.3af en IEEE 802.3at normen. Alle bekabeling dient van het type LSZH (Low Smoke Zero Halogen) te zijn. De kabeltypes dienen voor uitvoering eveneens ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de ICT-verantwoordelijke van de Bouwheer. Nota: Hoewel op de plannen en in de meetstaat een onderscheid wordt gemaakt tussen de aansluitpunten data- en telefonie, worden echter voor beiden dezelfde types kabels en connectoren gebruikt. De keuze tussen data en telefonie wordt centraal gemaakt in de diverse dataracks. 11.01.
BEKABELING
Wat betreft de bekabeling wordt een onderscheid gemaakt tussen: -
horizontale bekabeling: dit is bekabeling aangelegd in ster van datarack naar de aansluitpunten. verticale bekabeling: dit is de backbone verbinding tussen de hoofddatarack en de overige dataracks onderling campus bekabeling: dit zijn de verbindingen tussen de verschillende hoofddataracks van de verschillende gebouwen onderling.
11.01.01.
Horizontale koperbekabeling
Deze post omvat het leveren, plaatsen en aansluiten van de horizontale koperbekabeling, van het type U/FTP categorie 6A, 4 paar, geschikt tot 500 Mhz. Er dient één enkele kabel per RJ45 aansluiting (dus twee kabels voor een dubbele aansluitdoos) voorzien te worden. De lengte mag in geen geval, tenzij specifiek hierop toegestane uitzonderingen, de maximum toegestane afstand van 90 m voor de vaste bekabeling overschrijden. Opmerkingen: Naast de leidingen tussen de dataracks en de data-aansluitdozen, maken ook onderstaande leidingen deel uit van deze post:
de leidingen voor de lifftelefoon(s) en eventuele overige vaste telefoonaansluitingen de leidingen vanaf de dataracks ‘securit’ naar de IP-CCTV camera’s binnen het gebouw of buiten gemonteerd op de gevels de leidingen vanaf de terreinkasten ‘securit’ naar de IP-CCTV camera’s buiten op het terrein / de perimeter (deze dienen in volle grond aangelegd in de in het artikel ‘LEIDINGEN BUITEN HET GEBOUW’ voorziene kabelbeschermbuizen)
Alle data-outlets met aanduiding ‘data (securit)’ dienen verbonden met de respectievelijke dataracks ‘securit’, alle overige data-outlets worden verbonden met de respectievelijke dataracks ‘data / telefonie’. Kabel U/FTP cat. 6A - 4p. De kabels worden aangelegd in de kabelbanen die voorzien zijn in deel I of in de hieronder voorziene buizen. Elk uiteinde van
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 86
een kabel dient voorzien te worden van een onuitwisbare nummering d.m.v. kunststof ringetjes, dit overeenkomstig met de nummering van het desbetreffende aansluitpunt. De buitenmantel is steeds door de fabrikant voorzien van een correcte aanduiding van het type kabel, en dit over de volledige lengte. Elk paar is individueel afgeschermd met een folie, type PIMF (=Pair In Metal Foil), die er voor zorgt dat de overspraak, bij installatie of torsie van de kabel, over de volledige lengte van de kabel constant blijft. Kabels van het type met enkel een gezamenlijke folie rond alle paren (F/UTP) zijn, daar dit een compleet ander type kabel is, vanzelfsprekend niet toegestaan. Meting: V.H. – lm TTh - buizen TTh-buizen, aangelegd volgens de bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’, ten behoeve van de horizontale koperbekabeling. Ten behoeve van de IP-CCTV camera’s buiten, die opgesteld zijn op de betonnen muren dienen de leidingen in inbouw in de muur te verlopen, beschermd d.m.v. TTh-buis. Deze TTh-buis dient aangelegd volgens de bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’. Een goede voorafgaandelijke coördinatie met de uitvoerder van deze betonnen muren is noodzakelijk om deze buizen mee in te gieten. Meting: V.H. – lm
11.01.02.
Verticale bekabeling
Wat betreft de verticale bekabeling wordt een onderscheid gemaakt tussen glasvezel (voor data) en koperbekabeling (voor telefonie en andere analoge toepassingen). De verticale bekabeling wordt aangelegd in de kabelbanen die voorzien zijn in deel I of in Tth buizen aangelegd volgens bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’. De benodigde buizen met geschikte diameter dienen inbegrepen in de prijs van de desbetreffende kabel. Verticale koperbekabeling Deze post omvat het leveren, plaatsen en aansluiten / afmonteren van de verticale koperkabels tussen de verschillende datakasten, telefooncentrale en (hoofd) telefoonverdelers onderling. Er wordt enkel gebruik gemaakt van geschikte en goedgekeurde twisted pair kabels (multipaar U/FTP of VVT) van categorie 3. Indien het aantal paren niet specifiek vermeld is op de meetstaat, plannen of schema’s dient het aantal paren door de aannemer bepaald i.f.v. het maximaal mogelijk aantal en aangesloten toepassingen en ter goedkeuring voorgelegd. Alle paren dienen langs beide zijden steeds volledig afgemonteerd te worden. Meting: F.H. – lm
(incl. eventueel benodigde buizen)
Verticale glasvezelbekabeling Deze post omvat het leveren, plaatsen en afmonteren van de verticale glasvezelbekabeling tussen de verschillende datakasten onderling. De kabels zijn LSZH (low smoke zero halogen), metaalvrij en aangepast aan de situatie (indoor/outdoor) waarin ze toegepast worden. Vanaf 16 vezels dienen de kabels steeds te zijn voorzien van een centraal verstevigingselement. Indien het aantal vezels niet specifiek vermeld is op de meetstaat, plannen of schema’s, dient elke kabel minstens 12 vezels te omvatten. Alle vezels zijn van het type OM3 (50/125 µm) multimode, cfr. de norm IEC 793/2/10 ref. A1a.2. Karakteristieken: -
kern cladding concentriciteitsfout (kern / cladding): niet-circulariteit kern: niet-circulariteit cladding: vezeldemping (attenuation): bandbreedte (OFL Bandwidth):
50, +/- 2,5 µm 125, +/- 2 µm max. 1,5 µm max. 6% max. 2% bij 850 nm: max. 3,2 dB/km, bij 1300 nm: max. 1,2 dB/km bij 850 nm: min. 1500 MHz-km, bij 1300 nm: min. 500 MHz-km
Alle vezels dienen steeds langs beide zijden afgemonteerd te worden op pigtails met LC connectoren. Het afmonteren mag enkel gebeuren door een hiervoor gecertificeerde persoon. De nodige connectoren dienen inbegrepen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 87
Opmerkingen: De verticale bekabeling in gebouw BU2 dient om veiligheidsredenen via het 1°V te verlopen. Meting: F.H. – lm
11.01.03.
(incl. eventueel benodigde buizen)
Campusbekabeling
Deze post omvat het leveren, plaatsen en afmonteren van de glasvezel- en koperbekabeling tussen de hoofddataracks van de verschillende gebouwen. Koperbekabeling Deze post omvat het leveren, plaatsen en aansluiten / afmonteren van de verticale koperkabels tussen de verschillende gebouwen onderling. Er wordt enkel gebruik gemaakt van geschikte en goedgekeurde twisted pair kabels (multipaar U/FTP of VVT) van categorie 3. Kabels die rechtstreeks in volle grond of in wachtbuizen in volle grond verlopen dienen steeds van het type TWAVB te zijn. Indien het aantal paren niet specifiek vermeld is op de meetstaat, plannen of schema’s dient het aantal paren door de aannemer bepaald i.f.v. het maximaal mogelijk aantal en aangesloten toepassingen en ter goedkeuring voorgelegd. Alle paren dienen langs beide zijden steeds volledig afgemonteerd te worden. Glasvezelbekabeling Voor deze verbinding wordt een glasvezelkabel van het type ‘loose tube’ kabel met waterdichte buitenmantel gebruikt. Deze bestaat uit één of meerdere polyester buizen die met gel gevuld zijn en de vezels omvatten. Rondom de buis is een bepantsering in glasvezelweefsel (‘glass yarn armouring’) voorzien, deze doet dienst als trekontlasting en biedt minstens een ‘level 2’ bescherming tegen knaagdieren. Indien het aantal vezels niet specifiek vermeld is op de meetstaat, plannen of schema’s, dient elke kabel minstens 12 vezels te omvatten. Alle vezels zijn van het type OM3 (50/125 µm) multimode, cfr. de norm IEC 793/2/10 ref. A1a.2. Karakteristieken: -
kern cladding concentriciteitsfout (kern / cladding): niet-circulariteit kern: niet-circulariteit cladding: vezeldemping (attenuation): bandbreedte (OFL Bandwidth):
50 +/- 2,5 µm 125 +/- 2 µm max. 1,5 µm max. 6% max. 2% bij 850 nm: max. 3,2 dB/km, bij 1300 nm: max. 1,2 dB/km bij 850 nm: min. 1500 MHz-km, bij 1300 nm: min. 500 MHz-km
Alle vezels dienen steeds langs beide zijden afgemonteerd te worden op pigtails met LC connectoren. Het afmonteren mag enkel gebeuren door een hiervoor gecertificeerde persoon. De nodige connectoren dienen inbegrepen. Opmerkingen: Naast de leidingen tussen de dataracks van de verschillende gebouwen, maakt ook de glasvezelbekabeling t.b.v. de terreinkastjes van de securit installaties buiten het gebouw deel uit van deze post. Deze bekabeling wordt vertrekkend en eindigend op het datarack ‘securit B.00’ , in lus rond het terrein aangelegd, waarbij elk van deze terreinkastjes in de lus is opgenomen. Het tracé buiten het gebouw van deze bekabeling dient via de in het deel infrastructuur voorziene wachtbuizen te verlopen. Voor de glasvezelverbinding tussen gebouw BU2 en BU3 mag, bij uitzondering indien deze niet in wachtbuis of volle grond of rechstreeks in volle grond verloopt, gebruik gemaakt worden van hetzelfde type glasvezelkabel als beschreven bij de verticale glasvezelbekabeling. Het tracé van de campusbekabeling naar gebouw BU3 dient om veiligheidsredenen in het gebouw BU2 zoveel mogelijk over de 1°V te verlopen tot aan de centrale koker bij de liften B1 en B2, vanwaar pas gedaald mag worden naar de kelder zodat de afstand door de ondergrondse parking zo kort mogelijk kan gehouden worden. De overige campusbekabeling tussen de gebouwen , dient voor wat betreft de tracé’s buiten de gebouwen eveneens in de in het deel infrastructuur voorziene wachtbuizen te verlopen. Meting: F.H. – lm (eventuele beschermbuizen benodigd voor verloop binnen de gebouwen dienen inbegrepen te zijn)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 88
11.02.
AANSLUITDOZEN DATA/TELEFONIE
De aansluitdozen voor data- en telefonie zijn van hetzelfde merk en design als de schakelaars en overige contactdozen. In geval van inbouw worden deze eveneens vastgeschroefd in de inbouwdoos. Volgens vermelding op plan zijn deze aansluitdozen van het enkele of dubbele type, respectievelijk voorzien van één of twee (in geval van de dubbele) RJ45 Cat.6A connectoren (outlet jacks) voor U/FTP kabel, dit onafhankelijk van de toepassing (data of telefonie). Deze connectoren dienen wat betreft montage 100% compatibel te zijn met de aansluitdoos en/of montageraam waarin ze geïntegreerd worden. De connectoren zijn van een metaal omsloten type, 360° afgeschermd geaard. In de connectoren dienen de paren gescheiden te worden door een metale schotje. De outlets worden afgeschermd tegen stofindringing door middel van schuifjes. Alle aansluitdozen dienen voorzien te worden van een onuitwisbare benummering d.m.v. kunststofplaatjes. De nummers dienen vanzelfsprekend overeen te stemmen met de nummers op de patchpanelen. Opmerking: De aansluitdozen data / telefonie, die in een vloerdoos geïntegreerd zijn, zijn inbegrepen in de prijs van de respectievelijke vloerdozen en zijn bijgevolg ook niet apart vermeld in de meetstaat bij het huidige artikel. 11.02.01.
Aansluitdozen data
Deze post omvat het leveren en plaatsen van enkele en/of dubbele RJ45 aansluitdozen voor data, conform bovenstaande bepalingen. Meting: Enkele RJ45 aansluitdoos F.H. – stuks Dubbele RJ45 aansluitdoos F.H. – stuks Dubbele RJ45 aansluitdoos, in vloerdoos (inbegrepen in de prijs van de vloerdozen)
11.02.02.
pro memorie
Aansluitdozen telefonie
Deze post omvat het leveren en plaatsen van enkele en/of dubbele RJ45 aansluitdozen voor telefonie, conform bovenstaande bepalingen. Deze aansluitdozen worden op de plannen aangeduid met ‘TEL’. Indien gewenst door de Bouwheer dienen deze gedeeltelijk of dient de nummering ervan in een andere kleur uitgevoerd te zijn dan de aansluitdozen data, zonder recht op meerprijs. Meting: Enkele RJ45 aansluitdoos Dubbele RJ45 aansluitdoos
11.03.
F.H. – stuks F.H. – stuks
DATARACKS (m.i.v. de patchpanelen en overige toebehoren, zoals vermeld in bestek)
De apparatuur wordt volgens de richtlijnen van de leidende ambtenaar geschikt in de dubbele 19" kast. Hiervoor wordt steeds een principeschets ter goedkeuring voorgelegd. Bij de keuze van de capaciteit van de datakast wordt rekening gehouden met de toekomstige noden.
11.03.01.
19”-rack
De datakast bestaat in basis uit een 19”-rack met volgende afmetingenj: Hoogte: 41 Hoogte-eenheden. 800 mm breed; 800 mm diep; Algemene eigenschappen: kleur: minimaal beige of grijs, mogelijkheid tot keuze van een RAL-kleur; Demontabel aluminium frame; geperforeerde voor- en achterdeur met minimaal 58% doorlaat die minimaal 180 graden gedraaid kan worden, standaard rechts scharnierend; set van 2 zijpanelen uitneembaar en niet geleverd in geval van aanbouwkast; op sokkel van minimum 100 mm, met blinde plinten voor- en achteraan en geperforeerde plinten aan de zijden; 2 paar 19” verticale kokerprofielen uit geëxtrudeerd aluminium, voor- en achteraan traploos verstelbaar van binnen uit en belastbaar met minstens 600 kg. het dak is voorzien van minimaal drie uitsparingen ten behoeve van de montage van afdekplaten, kabeldoorvoer borstels en ventilatorunit; het bodempaneel is voorzien van minimaal 3 uitsparingen ten behoeve van de montage van ventilatieplaten, één afdekplaten, één kabeldoorvoer borstels en ventilatie-eenheid met afdichting in schuimrubber; per kast worden minimaal 2 ventilatieunits meegeleverd;
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 89
-
Kabelmanagement door middel van rangeerogen die verticaal gemonteerd worden. Per kast worden minimaal 8 paar rangeerogen voorzien. slot op voor- en achterdeur: tweepuntssluiting kunststof zwenkhevel in te vullen met EK333-slot; voorzien van twee 19” spanningsrail met 9 stopcontacten – aluminium – max. belasting 16A (250V); de racks moeten geaard worden met een koperen geleiding van min 16 mm². Deze komt toe op een aardingsbar in het rack. Alle afzonderlijke platen dienen hiermee verbonden zodanig dat een goede verbinding met de aarding verzekerd is; planhouder DIN A4.
Waar nodig dienen meerdere van deze kasten tegen elkaar gebouwd om voldoende ruimte te bekomen. Elk rack wordt verder uitgerust met de nodige patchpanelen voor het afmonteren van alle binnenkomende koperkabels en glasvezelkabels en overige toebehoren voor een nette montage van de binnenkomende netwerkbekabeling, enz … (zie artikels hierop volgend) Voor wat betreft het ingevulde gedeelte van de kast dient, boven het bovenste patchpanel, onder het onderste patchpanel en daartussen om de 2 patchpanelen van 1 H.E. een kabelgeleidingsprofiel voorzien te worden, voor de ordening van de patchsnoeren. Elk van deze kabelgeleidingsprofielen heeft een hoogte van 1 H.E. Deze kabelgeleidingsprofielen zijn meevervat in de eenheidsprijs van de 19”-racks. Meting: F.H. – stuks
11.03.02.
Patchpanelen horizontale koperbekabeling
De patchpanelen van het afgeschermde (‘shielded’) type voor de horizontale U/FTP Cat. 6A koper bekabeling zijn geschikt voor montage in een standaard 19” rack en zijn uitgerust met 24 ports (1 H.E). Alle ports dienen voorzien te worden van RJ45 connectoren, deze dienen allen van hetzelfde type te zijn onafhankelijk van de toepassing (data of telefonie) en zijn eveneens inbegrepen. De patchpanelen en connectoren dienen van hetzelfde merk en type te zijn als de connectoren toegepast in RJ-45 aansluitdozen. De panelen zijn voorzien van de nodige tekstvakjes om de nodige identificatieteksten op aan te brengen. De individuele connectoren zijn van een metaal omsloten type, 360° afgeschermd geaard. In de connectoren dienen de paren gescheiden te worden door een metale schotje. Voor wat betreft de horizontale koperbekabeling dient voor de dataracks ‘data & telefonie’ een opsplitsing gemaakt te worden tussen de kabels komende van de outlets telefonie en basisstations IP-DECT enerzijds en deze van de outlets data anderzijds. Deze dienen eveneens op aparte patchpanelen afgemonteerd te worden. Ook hier dienen echter voor beide gevallen de panelen van hetzelfde type te zijn. Voor wat betreft de horizontale koperbekabeling dient voor de dataracks ‘securit’ een opsplitsing gemaakt te worden tussen minstens: de bekabeling van de de IP-CCTV camera’s de bekabeling van de de data outlets ‘securit’ de bekabeling van het deel PLC sturing van de besturingsborden alarm- en slotenbeheer Elk van deze dient op aparte patch panelen afgemonteerd te worden. Ook hier dienen echter de panelen overal van hetzelfde type te zijn. Na aansluiting van alle bekabeling, dient het geheel van patchpanelen voor horizontale koperbekabeling nog een reserve van min. 10% aan vrije aansluitingen te bezitten. Meting: F.H. – stuks
11.03.03.
Patchpanelen verticale koperbekabeling
De verticale koperbekabeling dient voor de dataracks ‘data & telefonie’, afgemonteerd te worden op aparte patchpanelen. De patchpanelen zijn van een type UTP cat.3. Ze zijn geschikt voor montage in een standaard 19” rack en zijn uitgerust met 24 ports (1 H.E.). Alle ports dienen voorzien te worden van RJ45 connectoren, deze dienen allen van hetzelfde type te zijn onafhankelijk van de toepassing (data of telefonie) en zijn eveneens inbegrepen. De panelen zijn voorzien van de nodige tekstvakjes om de nodige identificatieteksten op aan te brengen. Na aansluiting van alle bekabeling, dient het geheel van patchpanelen voor verticale koperbekabeling nog een reserve van min. 10% aan vrije aansluitingen te bezitten. Meting: F.H. – stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 90
11.03.04.
Glasvezelpatchpanelen
De glasvezelpatchpanelen voor de verticale glasvezelbekabeling zijn geschikt voor montage in een standaard 19” rack en zijn elk uitgerust met minstens 24 LC koppelstukken. De vezels van de kabels dienen te worden afgemonteerd op LC pigtails. De panelen zijn voorzien van de nodige tekstvakjes om de nodige identificatieteksten op aan te brengen. Meting: F.H. – stuks
11.04.
METINGEN
Na plaatsing en aansluiting van de volledige gestructureerde bekabeling zullen alle verbindingen (links), zowel de koper- als glasvezelverbindingen (met uitzondering van de verticale categorie 3 koperbekabeling) getest en gemeten worden om na te gaan of ze voldoen aan hierboven opgelegde de categorie 6A / klasse EA specificaties. Verbindingen die niet voldoen zullen op kosten van onderhavige aannemer aangepast dienen te worden tot ze voldoen. De meetresultaten, zullen rechtstreeks uit de meettoestellen geëxporteerd worden, met merkonafhankelijke software zonder mogelijkheid tot bewerken van de meetresultaten. De meetrapporten zullen overzichtelijk zijn (d.w.z. met identificatie van elke link, overeenkomstig de op de componenten aangebrachte nummers en duidelijke vermelding van om welke waarde het gaat) en dienen ter goedkeuring voorgelegd te worden. Dit meetrapport dient eveneens aan het as-built dossier toegevoegd te worden. Het rapport wordt overgemaakt in een digitaal formaat opgemaakt in een kabelmerkonafhankelijke software en in pdfformaat. Indien gewenst door de Bouwheer of leidinggevende ingenieur dienen de metingen uitgevoerd in zijn/haar aanwezigheid of de aanwezigheid van hun afgevaardige.
11.04.01.
Voor de horizontale koperbekabeling
De horizontale koperbekabeling dient getest te worden met een meettoestel dat voldoet aan de eisen voor categorie 6 metingen en van het type Level III of hoger is, zoals beschreven in de norm ISO 11801 Editie 2 amendement 1 en 2 en de EIA/TIA 562B2.10. De test is een Permanent Link test waarbij er wordt gemeten in beide richtingen. De instellingen van het meetoestel zullen voldoen aan de vereisten die van toepassing zijn voor het meten en testen van het desbetreffende bekabelingssysteem. Volgende waarden dienen voor 100% van de links gemeten: -
Insertion Loss (signaalverzwakking) Wiremap (pin connectie) NEXT (Near End Crosstalk) PS NEXT (Power Sum Near End Crosstalk) ACR-N (Attenuation to Crosstalk Ratio – Near End) PS ACR-N (Power Sum Attenuation to Crosstalk Ratio – Near End) FEXT (Far End Crosstalk) Attenuation to Crosstalk Ratio – Far end (ACR-F) Power Sum Attenuation to Crosstalk Ratio – Far End (PS ACR-F) Lengte van de getwiste paren Propagation Delay (looptijd) Delay Skew (looptijdverschil) Return Loss (RL)
Een link zal voldoen als voor alle gemeten waarden van de desbetreffende link bij meting een ‘Pass’ wordt behaald. Meting: T.P. – G.P.
11.04.02.
Voor de glasvezelbekabeling
De glasvezelbekabeling dient getest te worden met een hiervoor geschikt meettoestel met een nauwkeurigheid van + of - 0,2 dB of beter. De meting dient te gebeuren overeenkomstig de ISO/IEC 11801 (2nd ed.) norm. Voor multimode bekabeling dient in twee richtingen op een golflengte van 850 en 1300 nm getest te worden. Het meetrapport dient minstens de kabellengte en de dempingswaarde bij 850 en 1300 nm te omvatten. De gemeten waarden van de dempingswaarde (Channel Attenuation) van elke glasvezellink dienen lager te zijn dan de waarden, gebaseerd op de ISO/IEC 11801 (2nd ed.), vermeld in onderstaande tabel .
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 91
OF-300 (voor max. lengte tot 300 m) OF-500 (voor max. lengte tot 500 m) OF-2000 (voor max. lengte tot 2000 m)
Channel Attenuation / Dempingswaarde (dB max) Multimode 850 nm
Multimode 1300 nm
2,55 dB
1,95 dB
3,25 dB
2,25 dB
8,50 dB
4,5 dB
Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 92
12.
TELEFOONINSTALLATIE MET IP-DECT & LOCALISATIE
12.01.
TELECOMMUNICATIE
Voor de interne telefooninstallatie wordt gebruik gemaakt van de gestructureerde bekabeling, hierboven beschreven. De telefoonaansluitdozen en bekabeling tussen deze aansluitdozen, dataracks, telefoonverdeler(s) en telefooncentrale maken dan ook deel uit van voorgaand artikel. De overige onderdelen, horend bij de telefooninstallatie die geen deel uitmaken van de voorgaande artikels, zijn in het huidige artikel inbegrepen. Het gaat hierbij o.a. om: -
de aansluitkabel vanaf de rooilijn tot aan de telefoonverdeler. de telefoonverdeler(s) de telefooncentrale enz. …
De telefooninstallatie dient opgebouwd volgens het principeschema in bijlage. Alle werken en gebruikte materialen dienen conform de eisen / richtlijnen van de telefoonmaatschappij te zijn. Wat betreft de telefooncentrale, en bijhorigheden, dient voor uitvoering het aangeboden systeem, materiaal, en mogelijkheden nogmaals uitvoerig met de Bouwheer besproken. Eventueel kunnen bijsturingen vereist zijn na interne prijs/kwaliteitsevaluatie door de Bouwheer. Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen dienen inbegrepen. 12.01.01.
AANSLUITKABEL
Deze post omvat het leveren en plaatsen van de aansluitkabel, van het type TWAVB met minstens het in de meestaat of op het principeschema opgegeven aantal paren, vanaf de rooilijn tot aan de (hoofd)telefoonverdeler. Binnen het gebouw dient deze te verlopen in de in deel 1 voorziene kabelgoten en/of in Tth buizen van voldoende diameter, aangelegd conform artikel ‘LEIDINGEN’ van dit bestek. Alle toebehoren en bevestigingsmiddelen dienen inbegrepen te zijn. Buiten het gebouw dient deze kabel in volle grond of in de aanwezige wachtbuizen (indien van toepassing) te verlopen. Bij verloop in volle grond dient deze voorzien te zijn van kabeldekpannen. De leiding in volle grond dient aangelegd conform de bepalingen van Art. 2.2 van deel 1 van dit bestek. De kabel dient ter hoogte van de rooilijn voorzien te zijn van minstens 3 meter overlengte. Het graven en dichten van de sleuf is inbegrepen in Art. 2.2. van deel 1. De TWAVB kabel, het plastisch waarschuwinglint en de bijhorende kabeldekpannen voor plaatsing boven de leiding zijn in huidige post inbegrepen. Meting: Binnen het gebouw: Buiten het gebouw: 12.01.02.
V.H. – lm (incl. eventueel benodigde Tth-buizen) V.H. – lm (incl. kabeldekpannen en waarschuwingslint)
TELEFOONVERDELER
Leveren en plaatsen van een geschikte, door de telefoonmaatschappijgoedgekeurde telefoonverdeler, bestaande uit één of meerdere gesloten metalen of kunststof kasten, voorzien van de nodige modules met insteekcontacten. Het aantal contacten dient bepaald te worden i.f.v. het aantal aan te sluiten paren. De op de telefoonverdeler aankomende of vertrekkende kabels dienen volledig afgemonteerd te worden (d.w.z. alle paren dienen aangesloten te worden). De hoofdtelefoonverdeler wordt in huidig project voorzien in het lokaal 'B 00 TEC 1 03 ALSB / NO BREAK'. De exacte inplanting is te bepalen voor uitvoering. Meting: T.P. – G.P. 12.01.03.
TELEFOONCENTRALE
Voorafgaande nota: Alle werken en materialen om een correct functionerend geheel te bekomen, conform de eisen gesteld in dit en de eventuele overige artikels (vb. koppelingen op IP-DECT) van dit lastenboek, dienen, indien deze verder niet specifiek vermeld staan, door de aannemer inbegrepen te zijn in onderstaande artikels.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 93
ALGEMEEN Er wordt een Voice over IP centrale voorzien in het serverlokaal ‘B 00 CON 0 02’. Deze VoIP centrale dient volledig transparant te communiceren en volledig beheersbaar te zijn in 1 webgebaseerde beheerstool die in deze offerteaanvraag standaard moet worden aangeboden. Deze beheerstool moet webbased zijn en geen extra servers vereisen. Het telefoniesysteem zal over een open en modulair architectuur beschikken die de integratie van nieuwe en/of toekomstige interfaces en communicatiemiddelen mogelijk maakt. Het systeem zal een zeer uitgebreid pakket aan geavanceerde faciliteiten bezitten, in verband met algemene diensten, gebruikers, operators, dataverbindingen, netwerken, beheer, … De centrale dient te voldoen aan de geldende bepalingen en normen voor radioapparatuur en telecomapparatuur (EU en nationaal) en over de nodige keuringsattesten te beschikken zodat ze op netwerken van operatoren kan aangesloten worden. Alle toestellen dienen voorzien te zijn van de nodige CE-markeringen en identificatiegegevens. Het systeem moet toelaten dat in het volledige gebouw zonder enige onderbreking kan gewerkt worden met IP DECT toestellen. Het Voice over IP platform dient te worden geleverd op een dedicated controller en mag niet bestaan uit een software die op een PC wordt geplaatst. De software en de controller dienen van hetzelfde merk te zijn. De telefooncentrale dient opgesteld te worden in het datarack ‘data / telefonie B.00’ in het serverlokaal ‘B 00 CON 0 02’. De centrale dient om deze reden geleverd te worden in een 19inch uitvoering. Muurmodellen of towermodellen worden niet aanvaard. De Telefonie infrastructuur moet via standaard LAN netwerken kunnen worden aangesloten. Dit betekent dat er een flexibele opstelling is vereist op vlak van plaatsing/locatie van de centrale ten opzichte van de switchen. Zowel de vaste IP toestellen als de IP DECT basisstations moeten kunnen worden aangesloten op de gevraagde POE switchen hier verder in het bestek beschreven. 1. Principe /Algemene opmerking Het telefoniesysteem is een “full” IP(V6)- en SIP-gebaseerd communicatie platform die gebruik maakt van het gemeenschappelijke netwerk en dit zowel m.b.t. het lokale netwerk (LAN) als de inter-connectie tussen sites (WAN). De keuze van de gebruikte hard- en software is, voor zover deze beantwoorden aan de gevraagde protocollen en standaarden vrij in die zin dat deze keuze geëvalueerd wordt in de beoordeling. De specifieke technische details van de installatie worden in de volgende paragrafen beschreven. 2. Centrale apparatuur Het hardware platform is vrij te kiezen: de hardware functies met de periferie zijn ofwel gecentraliseerd in één chassis gebaseerde hardware ofwel wordt geopteerd voor het gebruik van “standaard” servers met gateways in een client/server architectuur. De datastroom van een gesprek tussen twee IP-telefoontoestellen gebeurt uitsluitend via de data-infrastructuur. Het centraal communicatie systeem zorgt enkel voor de opzet van de telefoon communicatie. Spraak trafiek dient aan het datanetwerk te worden aangeboden als een QoS-client waarbij specifieke settings in het IP pakket aanwezig zijn die toelaten dat de dataswitches en routers prioriteit geven aan het IP spraak pakket. Het communicatie systeem ondersteunt op laag 2 de IEEE 802.1p/Q en op laag 3 TOS en Diffserv. Er is slechts één configuratie database voor het hele netwerk, met één gemeenschappelijk beheerplatform. Alle lokale functies gelden voor het ganse netwerk. Thuiswerkers via IP Softphone behouden hetzelfde telefoonnummer als op kantoor. Dit kan eveneens gebeuren via het internet. De alarmen, veroorzaakt door uitval van schakelnetwerk delen, worden automatisch gesignaleerd aan het beheer systeem. Minimaal volgende basisfuncties zijn ingebed in de basissoftware: Geïntegreerde wachtmuziek en Interface voor wachtmuziek; UC (Unified Communication); CTI (computer telefonie integratie) applicaties; Automatisch afhaaksysteem met aanpasbare boodschappen; Geïntegreerde web gebaseerd management; Open LDAP directory: DHCP-server die wordt gebruikt in geval van een alleenstaande systeem; Opmerking: De licenties voor de SIP-clients van de decttoestellen dienen geleverd door huidige aanneming 3. Beveiliging De implementering van IP-telefonie houdt de noodzaak in om het telecommunicatiesysteem bijkomend te beveiligen op het niveau van de informatiebeveiliging en virussen. Zo dient er encryptie te worden voorzien voor zowel de signalisatie alsook het dataverkeer en dit zonder aanschaf van
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 94
bijkomende (veiligheids)servers noch licenties. Meer specifiek zal de apparatuur en de werking ervan beveiligd moeten worden tegen (in volgorde van belangrijkheid): ongeoorloofde toegang tot beheerfuncties; het afluisteren van telefoongesprekken (zie ook encryptie); de gekende internet "gevaren" zoals virussen, wormen, Span, spyware, adware en denial of services. 4. Standaarden en conformiteit R&TT-richtlijn Voor wat betreft de controle van de apparatuur dient deze te voldoen aan de 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999. ISDN De aannemer levert bewijs dat de media gateways conform zijn met betrekking tot de voor-schriften van “EURO” ISDN en meerbepaald: - de PRA (PRIMARY RATE ACCESS): 2048 kbit/s ofwel "30B+D", hetzij 30 bidirectionele simultane gesprekken; - de BA (BASIC ACCESS): 144 kbit/s ofwel "2B+D", hetzij 2 bidirectionele simultane ge-sprekken. Interoperabiliteitsstandaarden SIP, QSIG, SIPQ, XMPP. Netwerkstandaarden IP, “EURO”-ISDN, Q-Sig/PSS1 BC (Basic Call) / GF (General Functional Procedures) / SS (Suplementary services) , SIP-Q. Applicatiestandaarden TAPI, JTAPI, TSAPI. 5. Gateways Een VoIP gateway is een element dat een standaard, circuit-switched spraak conversatie converteert in pakketten en dan deze verzendt over een pakketten geschakelde netwerk (WAN, LAN of VPN). De signalering naar de gateways zorgt er voor dat de communicatieserver rechtstreeks controle heeft over de gateway-functies. Gatewayfuncties dienen in de mate van het mogelijke, prijsbewust en redundant aangeboden te worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met o.a. de aanwezige passieve bekabeling en de verschillende netoperatorintroducties (indien van toepassing). De Hardwarematig integratie van gateways in apparatuur met ander functies is niet toegelaten o.a. voor: - bestaande en volgens huidige aanneming nieuw te leveren switches; - bestaande routers. Inter-connectie tussen gateways De verbinding tussen 2 systemen over IP LAN/WAN is berekend voor een communicatie capaciteit van 0.15 erlang per gebruiker. Gateway protocollen De gatewayfunctie wordt enkel gebruikt wanneer een IP-toestel een gesprek heeft met een niet-IP-toestel, zoals een analoog binnen toestel of een buitenlijn. Dit wil zeggen dat als twee IP-toestellen met elkaar in gesprek zijn het telefoon systeem enkel gebruikt wordt als IP-gateway om het gesprek op te bouwen, af te sluiten en de functionaliteiten te ondersteunen. De protocollen die gebruikt worden tussen mediagateway en communicatieserver moeten een uitgebreid palet aan functionaliteiten bieden. Op het systeem zijn minstens twee compressie-methoden mogelijk: G.711 en G.729. De gebruikte compressie technieken kunnen ofwel: - vrij en permanent ingesteld in de programmering van de communicatie server; - door het communicatiesysteem gewijzigd in functie van de kwaliteit van een verbinding. Gateway voor analoge toestellen Analoge toestellen kunnen niet rechtstreeks verbonden worden op het IP netwerk. Een analoge gateway zorgt voor de koppeling van analoge toestellen met het IP netwerk. (Gateway voor digitale toestellen) Digitale apparatuur, voor zover dit wordt vereist, wordt minstens als "2B+D" uitgebaat. Elk B-kanaal van de digitale abonnee aansluitingen (zowel de 2-draads als de 4-draads) kan tezelfdertijd steeds (en zonder enige beperking) uitgebaat worden, hetzij enkel als "spraak", hetzij enkel als "data", hetzij een combinatie van beide; Gateway-uitrusting van het communicatiesysteem A = 0 BA-systemen naar de netoperator 2 PRA naar de netopetaror B = 48 abonnees voor het aansluiten van analoge toestellen en apparatuur Of 48 abonnees voor het aansluiten van digitale toestellen Gateway-uitrusting van het communicatiesysteem – gevraagde capaciteit Faciliteiten: Conferentie met 6
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 95
CAPACITEIT - MODULARITEIT De inschrijver dient bij de configuratie rekening te houden met onderstaande aansluitingsmogelijkheden. De inschrijver dient de modulariteit en maximum capaciteit van de voorgestelde oplossing te beschrijven. Externe aansluitingen: Het communicatieplatform moet aangesloten kunnen worden via ISDN-BRA, ISDN-PRA, SIP trunking en analoge lijnen. In eerste instantie zal de VoIP centrale uitgerust worden met volgende externe aansluitingen: -
1 PRA (30 kanalen) 20 standaard analoge lijnen
Deze externe aansluitingen moeten operatoronafhankelijk zijn zodoende het Bestuur ten allen tijd kan kiezen met welke ISDN, Analoge en eventuele SIP operatoren ze willen werken. De hardware mag op geen enkele manier door software gemanipuleerd worden om deze te binden aan een specifieke operator. Interne aansluitingen Het communicatieplatform moet de aansluiting toelaten van analoge, VoIP , SIP en DECT of IP-DECT toestellen. Door toevoeging van kaarten en/of licenties in het communicatieplatform kan de installatie modulair aangepast worden aan de gewenste configuratie. De verhouding tussen de verschillende type aansluitingen moet volledig vrij kunnen bepaald worden. Het exacte aantal telefoontoestellen van elk type zal bij uitvoering bepaald worden. Voor wat betreft de analoge lijnen dient de centrale in basis reeds voorzien te zijn voor:: -
8 analoge binnenlijnen voor de afdeling ‘oriëntatie & observatie’ aangesloten op het datarack ‘data / telefonie A.IB’ van het gebouw BU1 8 analoge binnenlijnen voor de afdeling ‘intensieve behandeling’ aangesloten op het datarack ‘data / telefonie A.OO’ van het gebouw BU1 8 analoge binnenlijnen aangesloten op het datarack ‘data / telefonie B.00’ 8 analoge binnenlijnen aangesloten op het datarack ‘data / telefonie B.02’ 8 analoge binnenlijnen aangesloten op het datarack ‘data / telefonie C’
Voor wat betreft VOIP, zal de centrale erop voorzien zijn om minstens tot 400 VOIP toestellen aan te kunnen. De licenties voor de VOIP toestellen zijn verder in dit bestek voorzien. DIENSTEN - FACILITEITEN
DIENSTEN EN FACILITEITEN Het systeem zal minstens over de volgende faciliteiten beschikken: Inkomend verkeer afkomstig van het openbare telefoonnet: -
Inkomende oproepen via de operator (OT): De mogelijkheid bestaat om inkomende oproepen naar de operator van de telefooncentrale te leiden. Deze oproepen zijn zichtbaar op het toestel van de operator en er wordt een geluidssein gegeven. De operator beantwoordt de oproep en is in staat deze door te schakelen naar een andere aangeslotene op de centrale. Een inkomende oproep die niet onmiddellijk door de telefoniste kan beantwoord worden hoort een vooraf ingesproken welkomstbericht. Van zodra de telefoniste vrij komt wordt de externe oproep doorgeschakeld naar de telefoniste. Het bericht wordt opgeslagen in het geheugen van de centrale. Indien de telefooncentrale opgesplitst wordt in verschillende deelbedrijven moet het mogelijk zijn om een dergelijk bericht voor antwoord per deelbedrijf te programmeren. Het moet ook mogelijk zijn om een inkomende oproep door te schakelen naar een tweede telefoniste indien de eerste telefoniste niet bereikbaar is (in plaats van de wachtrij).
-
Rechtstreekse doorschakeling van inkomende oproepen (DDI): Alle oproepen van inkomende lijnen vanaf het openbare telefoonnet worden rechtstreeks doorverbonden naar de aangeslotenen op de centrale zonder tussenkomst van de operator. Sommige aangeslotenen kunnen echter met een bijzondere instelling beschermd worden tegen rechtstreekse doorschakeling van inkomende oproepen. In dit geval wordt de oproep doorgeschakeld naar de operator of naar een andere bestemming (aangeslotene, antwoordapparaat, algemene bel,…). Wanneer een oproep binnen een vooropgestelde tijd niet beantwoord wordt, zal deze doorgeschakeld worden naar de operator of naar een andere vooropgestelde bestemming (aangeslotene, antwoordapparaat, algemene bel,…). Deze tijd
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 96
kan door de beheerder ingesteld worden tussen 5 en 30 seconden. De inschrijver dient nader toe te lichten of deze tijdsinstelling algemeen is of individueel per aangeslotene. De inkomende oproepen kunnen naar een vooropgestelde groep aangeslotenen doorgeschakeld worden. -
Een inkomende oproep, bestemd voor een aangeslotene van een bepaalde groep, mag onder geen enkele voorwaarde, door overbezetting, terechtkomen bij een andere groep.
Uitgaand verkeer naar het openbare telefoonnet: -
Uitgaande oproepen zonder tussenkomst van de operator: De aangeslotenen die over een bepaalde dienstklasse beschikken, mogen telefoneren naar het openbare telefoonnet zonder tussenkomst van de operator van de telefooncentrale
-
Uitgaande oproepen via de operator: Bepaalde aangeslotenen mogen niet extern telefoneren zonder contact op te nemen met de operator van de telefooncentrale en deze zal de externe verbinding tot stand brengen.
-
Beperking van de uitgaande oproepen: De toegang van een aangeslotene tot het gehele of sommige dele van het openbare telefoonnet kan door analyse van een deel van het gekozen nummer ontzegd worden. Deze beperkingen worden bepaald door de dienstklasse van de aangeslotene. Met de software van de telefooncentrale kunnen er minstens 8 dienstklassen geprogrammeerd worden. De beperking is echter niet van toepassing op de verkorte gemeenschappelijke nummers toegankelijk voor de categorie waar de aangeslotene deel van uitmaakt.
-
Uitgaande oproepen met toelatingscode: Het is mogelijk om aan sommige aangeslotenen een individuele geheime code of machtigingscode toe te kennen. Deze code, voldoende beschermd tegen misbruik, bestaande uit een getal van minstens 3 cijfers, kan aan elke aangeslotene op de telefooncentrale toegekend worden. Door deze toelatingscode in te voeren, kan de aangeslotene: verhinderen dat zijn toestel gebruikt wordt voor externe oproepen externe oproepen toegestaan aan zijn dienstklasse tot stand brengen wanneer de telefooncentrale in nachtdienst werkt externe oproepen toegestaan aan zijn dienstklasse tot stand brengen vanuit elk ander toestel zonder toelating. Het kosten- en tarieven systeem zal rekening houden met deze toelatingscode voor de berekening van de gesprekskosten.
-
Afzonderlijke groepen van aangeslotenen: Met de telefooncentrale kunnen onderling afzonderlijke groepen van aangeslotenen opgericht worden. Elke groep aangeslotenen moet verbonden kunnen worden met een verschillende groep externe analoge PSTN – lijnen en / of digitale lijnen met “basistoegang” BA, te combineren met minstens 3 groepen van externe lijnen. Het minimale aantal groepen (trunk group) is 64. Het aantal aangeslotenen per groep is onbeperkt. Elke aangeslotene heeft toegang tot het openbare telefoonnet via de lijnen verbonden met zijn groep.
Binnenverkeer: -
Een aangeslotene beschikt over de mogelijkheid elke andere interne aangeslotene van de telefooncentrale te bereiken. De telefooncentrale laat het interne verkeer verlopen zonder hapering.
Verkorte nummering: De interne aangeslotenen op de centrale en de operator die dikwijls bellen met bepaalde aangeslotenen van het openbare telefoonnet moeten deze oproepen tot stand kunnen brengen met een verkort nummer dat automatisch in een volledig nummer omgezet wordt. Dit verkorte nummer bestaat uit minstens 3 cijfers en maximum 4 cijfers. -
De gemeenschappelijke verkorte nummering (systeem): De gemeenschappelijke keuze aan verkorte nummers bevat minstens 1000 nummers (van 32 karakters). Deze nummers worden ingevoerd op het toestel van de operator en eveneens door programmering van de telefooncentrale. Dit verkorte nummer bestaat uit minstens 3 cijfers en hoogstens 4 cijfers.
-
De persoonlijke verkorte nummering: Alle aangeslotenen beschikken over een privé-selectie (beschikbaar in het toestel of in de IP PBX) van minstens 10 persoonlijke nummers die vanuit hun eigen telefoontoestel te programmeren en te wijzigen zijn. Deze verkorte nummers bestaan uit 1 of 2 cijfers.
Heroproepen van het laatst gevormde nummer: De gebruiker moet op een eenvoudige wijze het laatst gevormde nummer automatisch kunnen terugbellen zonder zijn volledig nummer uit te sturen (intern of extern nummer). De telefoon moet minstens de 8 laatst gevormde nummers bij houden.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 97
Heroproepen van een inkomend ISDN nummer: Wanneer een gebruiker een oproep krijgt van een ISDN abonnee (op voorwaarde dat zijn nummer niet onderdrukt werd) moet hij de mogelijkheid hebben om dit nummer op te slaan in zijn toestel om het later eventueel terug te kunnen uitsturen. Directeur / Secretaris faciliteiten: De directeur / secretaris functie laat de filtering en het overzicht toe van het directeurstoestel door het secretaristoestel. De configuratie 1 directeur / 1 secretaris kan evolueren via alle mogelijke tussenstappen tot minstens 2 directeurs / 2 secretarissen. Volgende mogelijkheden dienen voorzien te worden: -
filtering van de interne oproepen filtering van bepaalde interne oproepen filtering van de externe oproepen rechtstreekse oproep tussen directeur en secretaris met visualisatie van de bezetconditie van de andere partij melding van de bezetconditie van het andere toestel naammelding van de oproeper afwezigheidtoets voor de secretaris
Meerdere nummers aan één toestel: Het moet mogelijk zijn om aan één toestel verschillende nummers toe te kennen. Elk van deze nummers wordt gevisualiseerd door een eigen toets op het telefoontoestel zodat bij een inkomende oproep onmiddellijk de juiste lijn kan aangenomen worden met de juiste begroeting. Eén nummer met meerdere lijnen: Indien een toestel slechts één nummer heeft, moet het toch mogelijk zijn om verschillende oproepen tegelijkertijd te ontvangen. Elke oproep wordt aangemeld onder een functietoets van het telefoontoestel zodat de gebruiker een duidelijk overzicht heeft over de verschillende lijnen. Faciliteit multilijnen en supervisie De faciliteit multilijnen omvat het simultaan gebruik op één en hetzelfde toestel van de twee hierboven beschreven functies, nl.: -
één nummer met meerdere lijnen meerdere nummers aan één toestel
Via programmatie moet kunnen bepaald worden of een dergelijk toestel als bezet beschouwd wordt wanneer alle lijnen bezet zijn of als slechts één van de lijnen bezet zijn. Met supervisie wordt bedoeld dat oproepen voor één of meerdere andere toestellen aangekondigd worden op het toestel van de gebruiker. Het moet eveneens mogelijk zijn om de bezetconditie van de gesuperviseerde toestellen te controleren. Het superviseren van een andere toestel moet kunnen gebeuren op de volgende manieren: -
in stilte, er is enkel een aanduiding naast de desbetreffende toets of het superviserende toestel belt éénmaal op het ogenblik dat het gesuperviseerde toestel een lijn ontvangt of het superviserende toestel belt mee zolang het gesuperviseerde toestel niet geantwoord heeft
De combinatie van de faciliteit multilijnen en supervisie moet simultaan mogelijk zijn op één en hetzelfde toestel. De multilijnen en supervisie faciliteit moeten mogelijk zijn vanaf minimum het standaard toestel en moeten beschikbaar zijn voor een willekeurige gebruiker en dus niet alleen voor het directeur / secretaris toestel. Faciliteiten ingeval van bezet: -
Automatische wederoproep: Wanneer een lokale abonnee na het sturen van een lokaal nummer hoort dat het nummer bezet is, kan hij een gesprek reserveren. De voorkeur wordt gegeven aan een systeem waarbij deze keuze automatisch op het scherm van het toestel verschijnt en de gebruiker slechts op 1 knop moet drukken. De inschrijver zal aangeven met welke toestellen dit gemakkelijk gaat en zal bij elk ander toestel de procedure uitleggen. Zodra de lijn van de opgeroepen partij vrijkomt, belt het toestel vanwaar de reservatie gebeurde. Wanneer de oproeper nu afhaakt, belt ook het toestel van de opgeroepen partij en kan het gesprek tot stand komen.
-
Oproepherhaling: Wanneer een netoproep zonder gevolg is gebleven (bezet of geen antwoord), kan de oproeper beslissen het uitgestuurde nummer later te herhalen. Dit moet kunnen met 1 druk op de knop. Elk IP toestel moet minstens de laatste 8 nummers herhalen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 98
-
Parkeren op een bezette lijn: Wanneer een lokale abonnee na het sturen van een lokaal nummer hoort dat het toestel bezet is, kan hij na het sturen van een suffix, in afgehaakte toestand wachten tot de opgeroepen partij vrijkomt. De opgeroepen partij, die door een signaal verwittigd wordt dat iemand geparkeerd staat, kan door het sturen van een prefix even de oproeper te woord staan en daarna, met dezelfde prefix, zijn vorig gesprek verder zetten.
-
Inluisteren: Als een lokale abonnee een toestel opbelt dat bezet is, kan hij in het gesprek tussen komen via de faciliteit inluisteren om zo met de opgeroepen persoon in gesprek te komen. Wanneer een persoon inluistert in een conversatie zal er een waarschuwingstoon uitgestuurd worden tijdens de conversatie. In programmatie moet kunnen bepaald worden welke lokale gebruiker het recht heeft tot inluisteren en welk toestel tegen inluisteren dient beschermd te worden.
-
Afwezigheidsfaciliteiten: De centrale moet per toestel de hierna beschreven afleidingsmogelijkheden bieden. De gebruiker die een afwezigheidfaciliteit heeft ingesteld op zijn toestel wordt bij het afhaken steeds gewaarschuwd door een gesproken begeleiding.
-
‘Volg me’: Elk binnentoestel kan alle lokale en netoproepen onmiddellijk laten afleiden naar een willekeurig nummer. De volg-mij naar een DECT telefoontoestel of een voice mail systeem dient ook mogelijk te zijn. Deze "volg me" kan tevens op een willekeurig ander toestel gewijzigd worden.
-
Externe ‘Volg me’: Bovendien moet "volg me" mogelijk zijn naar een onbeperkt aantal netnummers. Vanaf een extern nummer dient deze faciliteit in- en uitschakelbaar te zijn via de faciliteit substitutie.
-
Afleiding van een oproep: Oproepen die niet beantwoord worden binnen een welbepaalde tijdslimiet worden afgeleid naar een vooraf bepaald toestel, of een voice mail systeem of naar de operator. De inschrijver vermeldt of deze faciliteit eveneens van op afstand kan gewijzigd worden en op welke manier dit kan gerealiseerd worden. Dezelfde mogelijkheden worden geboden ingeval van bezet.
-
Automatische wederoproep bij geen antwoord: Wanneer een lokale abonnee na het sturen van een lokaal nummer geen antwoord krijgt, kan hij een gesprek reserveren. De voorkeur wordt gegeven aan een systeem waarbij deze keuze automatisch op het scherm van het toestel verschijnt en de gebruiker slechts op 1 knop moet drukken. De inschrijver zal bij elk ander toestel de procedure uitleggen. Van zodra de opgeroepene zijn eerste gesprek beëindigd heeft, zal de post die de wederoproep gevraagd heeft, opgebeld worden. Wanneer de oorspronkelijke oproeper afhaakt, kan het gesprek tot stand komen. De gebruikers die over een VOIP toestel met scherm beschikken, moeten kunnen zien wie een heroproep aangevraagd heeft zodat ze dan zelf het initiatief kunnen nemen om deze personen te gaan terugbellen. Het terugbellen van deze personen gebeurt automatisch zonder dat de gebruiker het nummer moet vormen.
Elektronisch telefoonboek: De telefooncentrale dient te beschikken over een geïntegreerd telefoonrepertorium. Dit betekent dat dit telefoonrepertorium volledig geïntegreerd is met het beheersysteem zodat geen dubbel beheer nodig is. In dit telefoonrepertorium dienen volgende gegevens opgenomen te worden: -
de naam en het telefoonnummer van elke gebruiker die in de telefooncentrale een telefoonnummer toegewezen gekregen heeft. De verkorte nummers, elk van de verkorte nummers heeft eveneens een naam een aantal externe nummers zodanig dat bij een inkomende oproep indien de CLIP herkent wordt, deze externe nummers omgezet worden naar een naam, vervolgens verschijnt de naam op het scherm van de telefoontoestellen.
Deze types van informatiegegevens moeten beschikbaar zijn in 1 uniek telefoonrepertorium. De inschrijver dient expliciet te vermelden waar de gegevens van het telefoonrepertorium opgeslagen zijn (in de telefooncentrale, in het beheersysteem of in een extra server of … ). Elk vast VOIP toestel kan de telefoongids raadplegen (de naam opzoeken via het alfabetisch klavier) en vervolgens het nummer automatisch uitsturen. De elektronische telefoongids dient zodanig opgesteld te zijn dat de gebruiker op eenvoudige wijze het nodige opzoekwerk kan verrichten. Men kan minimaal opzoekingen verrichten op naam, initialen en telefoonnummer. De mogelijkheid om de telefoongids te exporteren naar bijv. Excel moet mogelijk zijn. Desk sharing: De mogelijkheid moet bestaan om te werken via een systeem van desk sharing op de vaste toestellen. Medewerkers hebben dan geen vaste werkplaats meer. Een medewerker kiest elke dag zijn werkplaats en is daar dan bereikbaar op zijn normale
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 99
telefoonnummer. De inschrijver dient te beschrijven welke handelingen de werknemer moet verrichten (login procedure). Muziek in wacht: Muziek in wacht moet voorzien kunnen worden via zowel interne als externe bronnen. Het moet mogelijk zijn verschillende muziek in wacht te bieden aan verschillende diensten. Belritmes: De centrale moet minstens 2 verschillende belritmes kunnen genereren zodat op alle types telefoontoestellen onderscheid kan gemaakt worden tussen een lokale oproep en een netoproep. Verkeerd ingehaakte hoorn: Wanneer een toestel verkeerd is ingehaakt wordt de gebruiker hiervan verwittigd door een visueel of auditief signaal. Beter is dat het toestel na een korte tijdsspanne terug beschikbaar wordt voor het ontvangen van nieuwe oproepen. De inschrijver dient te specificeren wat mogelijk is met de aangeboden toestellen. Geforceerd beantwoorden van een oproep: Wanneer een opgeroepen toestel over een luidspreker beschikt kan de interne oproeper, indien hij over de juiste lijnklasse beschikt, een antwoord forceren. Het opgebelde toestel geeft dan de stem van de oproeper weer via de luidspreker, waarna de opgeroepene kan afhaken. Elke gebruiker kan zich beschermen tegen deze faciliteit. ISDN faciliteiten: Aangezien de telefooncentrale op het ISDN netwerk kan worden aangesloten, dienen de volgende functionaliteiten extra ondersteund te worden: -
-
Identificatie van de ISDN oproeper via CLIP. Ingeval het nummer van de externe opbeller aanwezig is in het geïntegreerd telefoonrepertorium van de telefooncentrale zal het nummer omgezet worden naar een naam. Het is dan de naam die op het scherm van het toestel verschijnt. Voor alle toestellen geldt dat de conversie van nummer naar naam via een centraal telefoonrepertorium dient te verlopen en dus niet geïntegreerd mag zitten in het toestel (zoals gebruikelijk is bij de telefoontoestellen voor de residentiële markt). Lijst van niet beantwoorde ISDN gesprekken. De inschrijver vermeldt de maximale lengte van deze lijst per gebruiker. Onderdrukken van de eigen identiteit Melding van de gesprekskost tijdens het gesprek
Bovenstaande ISDN faciliteiten moeten mogelijk zijn op alle standaard toestellen met scherm. Dag – nachtdienst – verlof: De centrale kan hetzij manueel hetzij volledig automatisch in 3 modi geplaatst worden. Elke modus kan zijn eigen routing krijgen en Serviceklasse. Bij automatische overschakeling gebeurt de overschakeling van dag op nachtdienst met een elektronische wekelijkse planning. Tijdens alle klassen heeft elk toestel van de installatie toegang tot de nooddiensten. Algemene nachtdienst: De inkomende oproepen worden door een gemeenschappelijk waarschuwingssysteem aangegeven, bijvoorbeeld een bel, en men kan deze beantwoorden vanaf om het even welke binnenlijn door een afhaakcode of door een functietoets in te voeren. De inkomende oproepen worden automatisch op een wachtlijst gezet op het seinsysteem (scherm of verklikkerlampjes). Gemeenschappelijke nachtdienst: Alle inkomende oproepen worden naar een gemeenschappelijke antwoordpost geleid. Dit kan een binnenlijn zijn, een groep binnelijnen of een toestel van de operator zijn. Wanneer de antwoordpost bezet is, worden de volgende oproepen automatisch op de wachtlijn gezet. Groepsfaciliteiten: -
Opvang van oproep: De gebruiker moet de mogelijkheid hebben om op zijn eigen toestel een oproep aan te nemen die wordt aangeboden op een toestel in de nabije omgeving. Hij doet dit door af te haken en een eenvoudige prefix te drukken. Indien meerdere toestellen samen bellen, moet de persoon die de oproep wenst te beantwoorden, kunnen bepalen welk toestel hij wil "oppikken" door na een eenvoudige code het toestelnummer te vormen. Een toestel kan zichzelf ook beschermen tegen deze groepsopvang.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 100
-
Gegroepeerde lijnen: De opdrachtgever kan een aantal groepen van lokale lijnen samenstellen die opgeroepen kunnen worden door een groepsnummer, hetzij via een lokale oproep, hetzij via de doorkiezing. Elke gebruiker kan zich steeds terugtrekken en inschakelen in de groep. Een gebruiker in de groep kan nog steeds rechtstreeks opgebeld worden op zijn persoonlijk nummer. In geval van bezet van de groep kunnen de oproepen in een wachtrij geplaatst worden. De grootte van de wachtrij kan bepaald worden overeenkomstig een bepaalde ratio van het maximum toegelaten wachtenden en het aantal aanwezige personen in de groep. Wanneer de ingestelde drempel bereikt is, zullen de oproepen doorgestuurd worden naar een overloopnummer. De inschrijver vermeldt het totaal aantal groepen evenals het aantal toestellen per groep die door één call server (telefooncentrale) kunnen behandeld worden. De inschrijver dient te specificeren welk type van groepsoproepen er mogelijk zijn (sequentieel, cyclisch, parallel).
-
Conferentie: De centrale dient de mogelijkheid te bieden om in conferentie te treden met zes gebruikers, zijnde elke combinatie van lokale lijnen met netabonnees.
-
Paging: Met paging kan een boodschap via een telefoontoestel op externe luidsprekers, op een groep van toestellen en op alle toestellen doorgegeven worden. Elke gebruiker kan deze oproep beantwoorden vanuit om het even welk toestel van de installatie door een code in te voeren of met behulp van een functietoets.
-
Oproepen via manueel toestel: Zodra de hoorn van een met deze functie uitgerust telefoontoestel afgehaakt wordt, zal automatisch een geprogrammeerd nummer opgeroepen worden. Er kan eventueel een tijdsvertraging worden voorzien zodat de gebruiker eerst de kans heeft om zelf een willekeurig nummer te vormen.
-
Rechtstreeks doorschakelen: Naast de gebruikelijke doorschakelmethode moet de centrale de mogelijkheid bieden een netlijn door te schakelen van het ene toestel naar het andere doordat het ene toestel inlegt nog voor het andere afhaakt. Indien het andere toestel de netlijn niet aanneemt binnen de 20 seconden, wordt de netlijn terug aangeboden op het bedieningstoestel. De operator moet kunnen zien naar welke lokale lijn doorgeschakeld werd.
-
Mislukt doorschakelen: Indien er tijdens het doorschakelen van een netlijn een verkeerde handeling gebeurt, wordt de netlijn aangeboden op het originele toestel.
-
Doorschakelen naar wachtpositie: Een oproep kan tijdelijk doorgeschakeld worden naar een wachtpositie. De gebruiker heeft dan de mogelijkheid zich rustig naar een ander toestel te begeven om daar met een code de oproep terug te nemen.
-
Automatisch afhaaksysteem: De oproepen bestemd voor de operatorpost worden gestuurd naar de boodschappendienst. De boodschappen kunnen minstens 60 s bedragen en ingelezen worden zowel vanaf een telefoontoestel als vanaf een externe bron. Dit systeem laat toe om vooraf opgenomen boodschappen, met of zonder wachtmuziek, in te voeren. De boodschappen (afzon¬derlijk voor de verschillende diensten) omvat verschillen¬de berichten, al naar gelang de oproepsituatie, zoals onder meer voor de rechtstreekse inkomende oproepen, verkeerde oproepen, toestellen buiten dienst, enz..
-
Thuiswerkers: Thuiswerkers aangesloten via IP Softphone behouden hetzelfde abonneenummer als op kantoor. Dit kan gebeuren via het internet.
-
Verwijderde abonnee aansluiting en eennummerfunctie: Verwijderde abonnees bezitten de mogelijkheid die het communicatie systeem biedt om terminals in het algemeen te zien als een abonneenummer. De abonnee kan dan gebruikt worden door: - GSM (G2 en G3); - PSTN; - SIP toestellen.; Bij de éénnummerfunctie wordt een binnen toestel én een telefoon behorend tot een ander netwerk (publiek, GSM, hotel) bereikt via één nummer, die volgens de instelling gelijktijdig opgeroepen kunnen worden. De gebruikers dienen van op afstand het profiel te kunnen wijzigen. Het systeem voorziet specifiek software (een zgn. “app”) voor de volgende operating systemen van smartphones en tablets: - IOS (Apple); - Android; - Microsoft Windows Phone - Blackberry V7.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 101
VOICE MAIL SYSTEEM Het communicatieplatform moet het ook mogelijk maken om een voice mail box in de geïntegreerde voice mail aan te maken voor bepaalde gebruikers, ongeacht het type toestel : analoog, DECT, IP,... Dit houdt ook in dat dit systeem geen enkele externe apparatuur, bekabeling of interface benodigd en dus zowel fysisch als functioneel volledig in het communicatiesysteem is geïntegreerd. Minimaal onderstaande faciliteiten moeten aan voicemail gebruikers geboden worden: -
-
Minimaal 16 Voice mail boxen Lokaal of vanop afstand te beluisteren Dankzij de interactieve toetsen van de digitale of IP-toestellen is het mogelijk om interactief te werken met de voice mail : weergave aantal gelezen ongelezen/ bodschappen op het display van het telefoontoestel, datum en uur van boodschap, mogelijkheid om naar het voorgaande of volgende boodschap te gaan, mogelijkheid om opnieuw te beluisteren of te wissen volgende identificatie en mogelijkheid tot het automatisch wederoproepen van de persoon die een boodschap heeft nagelaten zonder het nummer te moeten vormen. Personaliseerbaar onthaalboodschap per voicemail box Weergave datum en uur van het bericht Beluisteren en wissen van berichten, toegang tot volgend, vorig bericht, herhalen Automatische signalisatie bij een bericht op het display van een digitaal of IP-toestel, via een gesproken boodschap bij het afhaken van een toestel of via een LED Beveiligde toegang tot de voice mail box Programmeren en wijzigen van het paswoord Programmatie van een doorschakelnummer naar keuze (intern of extern)
De toegang tot de voicemail-box is mogelijk voor interne en externe toestellen alsook vanaf de mail-interface van de gebruiker. Een passwoord beveiliging is vereist voor zowel interne als externe toestellen. De gesproken berichten kunnen behandeld worden op PC waarbij aan een e-mail een WAV-file wordt toegevoegd. De ingesproken berichten kunnen minstens worden gewist, bewaard, (opnieuw) beluisterd, beantwoord met een bericht en/of beantwoord met een oproep. De volledige procedure voor het registeren, opvragen en wissen van de gesprekken wordt medege¬deeld op de telefoonlijn tijdens het gesprek. De geregistreerde datum en tijd kan worden beluisterd bij consultatie. De boodschappen worden aangekondigd met een visuele aanduiding op de interne telefoontoestellen en met een e-mail (+ bijlage) op het bestaande mailsysteem. Er is een mogelijkheid voor persoonlijke en algemene verwelkomingen afhankelijk van de situatie (intern/extern/kantooruren/bezet/alternatieve begroeting). De gebruikersgegevens zijn automatisch gesynchroniseerd met de gegevens van de communicatieserver en de LDAP-server. Alle telefooninformatie en de opgenomen gesprekken worden digitaal opgeslagen in de aangeboden hardware. De opslagcapaciteit per gebruiker bedraagt minimaal 10 minuten. De registratie van de gesprekken gebeurt dynamisch met instelbare bi¬trate. Elke gebruiker die niet beschikt over luidsprekers op de PC, kunnen de voice mail berichten behandelen vanuit de mailbox, gebruik makend van bijhorende telefoontoestel als luidspreker. a zijn email box. UNIFIED COMMUNICATIONS De inschrijver dient een universeel systeem voor te stellen voor het versturen, ontvangen en beluisteren van verschillende berichttypes: e-mail; fax: gesproken (voice-mail); sms. Het systeem dient gekoppeld en/of geïntegreerd met het bestaande mailsysteem (Microsoft Outlook of Lotus Notes). UCS is een modulair opgebouwd uit hardware, software en gebruikerslicenties. Bij eindcapaciteit laat het UCS een volledige integratie met het bestaande mail-platform toelaten. Elke vaste IP Phone moet standaard worden uitgerust met een PC Client programma waarbij Standaard Unified Communications toepassingen kunnen worden gebruikt zoals. -
Directe toegang via PC tot telefoonboek Directe toegang via PC tot contact personen uit de emailclient Bellen vanuit PC doormiddel van naam opzoeken en intikken nummer Overview op PC van oproepenlijsten Overwiew op PC van de status van collega’s Programmeren en benoemen van sneltoetsen op de vaste IP phone via PC via grafische interface.
De benodigde licentie(s) voor de unified communcations software dienen inbegrepen te zijn in de prijs van de telefooncentrale,
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 102
waarbij er zich geen limiet bevindt op de door de licentie(s) toegestane aantal gebruikers (vast aangelsoten voip toestellen). Bovendien dient deze software compatibel te zijn met de courant voor PC gangbare softwarepakketen (vb. Outlook) en besturingssystemen (vb. Windows). BEHEERSYSTEEM De centrale dient standaard voorzien te zijn van een webbased gebruiksvriendelijk beheersysteem. Dit beheersysteem moet eveneens toelaten om een netwerk van centrales te beheren. Het beheersysteem dient zeer gebruiksvriendelijk te zijn en webbased te werken. Het beheersysteem zal geen extra servers of PC’s vereisen en standaard in de centrale zijn ingebouwd. Het beheersysteem laat toe om de gegevens, eigen aan de installatie te wijzigen, zoals lokale nummering, dienstklassen, toegang tot bepaalde faciliteiten, geheugen van de verkorte nummersturing, de naam van de gebruikers, creëren van nieuwe gebruikers, …. Het aangeboden beheersysteem moet alle telefoontoestellen kunnen beheren ongeacht het type toestel of technologie. Het MAC-adres en het IP-adres van een IP telefoontoestel moet beschikbaar zijn in het beheersysteem. Het initialiseren van een IP toestel zal volledig automatisch verlopen indien geopteerd wordt voor dynamische IP adressering. Bij voorkeur moeten de toestellen grafisch weergegeven kunnen worden met hun programmeerbare toetsen en dit om deze toetsen op een zeer eenvoudige manier te kunnen wijzigen. Het beheerpakket moet zodanig ontworpen zijn dat een zelfde wijziging voor een groot aantal toestellen in één keer kan gebeuren en niet toestel per toestel moet uitgevoerd worden. Gedurende de periode dat de wijzigingen worden ingebracht mag de normale werking van de centrale niet worden onderbroken. Het beheersysteem dient alarmen te kunnen sturen naar de beheerders via email bij defecten en dit zowel naar interne als externe beheerders. KOPPELING MET IP-DECT Het verder in dit bestek beschreven IP-DECT systeem met localisatie dient gekoppeld op de telefooncentrale , zodat de IPDECTS samen met de vaste toestellen in een intern telefoonnetwerk kunnen geïntegreerd worden. Vanzelfsprekend dient de telefooncentrale compatibel te zijn met het IP-DECT systeem, waarbij een goeie werking gegarandeerd wordt. Een Interoperabiliteitstest tussen telefooncentrale en het IP-DECT systeem dient voor uitvoering te kunnen worden voorgelegd. Deze koppeling zal volledig over het IP netwerk gebeuren waarbij de decttoestellen als een SIP-extensie aanzien worden door de telefooncentrale. Een SIP-gateway (functie) is nodig om het IP-dectsysteem te kunnen koppelen met de telefooncentrale. Deze koppeling gebeurt via VOIP-SIP. De gateway staat eveneens in voor een maximale transparantie van faciliteiten tussen het IP-detc systeem en de telefooncentrale. PRIJSOPGAVE De prijs voor de telefooncentrale dient het leveren, plaatsen en aansluiten te omvatten met inbegrip alle benodIgde hard- en software, licenties, patchcords … om de hierboven beschreven functionaliteiten te verwezenlijken en een correcte werking te bekomen, voor zover deze materialen of werken niet in een van de overige artikels zijn voorzien. De licenties voor de VOIP toestellen zelf maken deel uit van een andere post (zie verder). Meting: T.P. – G.P. 12.01.04.
SWITCHES
Ten behoeve van de VOIP telefonie en de IP-DECT installatie dienen in huidige aanneming een aantal switches voorzien te worden. Het exacte aantal en type hiervan zal bepaald worden i.f.v. het aantal VOIP toestellen en de aan te sluiten componenten van de IP-DECT installatie. Per datarack ‘data / telefonie’ dient in elk geval minstens één switch voorzien te worden. Principe: Er wordt gebruik gemaakt van stapelbare switchen. Om aan de totale capaciteit van een bepaald concentratiepunt te voldoen worden de werkgroep switches gecombineerd tot een stapel of stack. Een stapel, als geheel van een aantal switches gedraagt zich als één logische switch met één IP-adress en één configuratie voor alle tot de stack horende modules. Eén defecte switch, nog de vervanging/reparatie ervan mag geen invloed hebben op de werking van de volledige stapel. In een stapelconfiguratie blijven alle poorten en slots ten allen tijde beschikbaar. Elke switch van de stapel wordt uitgerust met hiervoor bestemde optische modules. Bij een stapel worden bij twee verschillende werkgroep switches één van de optische modules verbonden met de hoofd-switch of een andere accesswitch. Elke switch beschikt over twee modules met een GBIC in gemonteerd. De geselecteerde werkgroep switches worden gebruikt in een IP-tel omgeving met PoE volgens de standaard IEEE802.3af. Alle gebruikerspoorten van de switch dienen PoE en QoS te ondersteunen. Er worden switches van 24 poorten voorzien. Deze worden geconnecteerd met een OM3 glasvezelverbinding via LC-poorten. Algemene parameters - minimum eigenschappen:
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 103
Prestaties: Alle poorten ondersteunen wirespeed op laag 2 en laag 3; Stack capaciteit: 10 Gbps op 2 poorten; Gigabit Ethernet: 2 combopoorten; Switching capaciteit: 148800pps voor een 100Mbps poort; Switching fabric: “non blocking”, alle poorten onder-steunen wirespeeds 100/1000Mbps autosensing BaseTX; PoE IEEE 802.3af. QoS: 8 hardware gebaseerde queues; IEEE 802.1p : Priorisation; Laag 2 tot laag 4 classificatie. Standaarden: IEEE 802.1D (STP); IEEE 802.1p (CoS); IEEE 802.1Q (VLANs); IEEE 802.1ad Q-in-Q (VLAN stacking); IEEE 802.1ag (Connectivity Fault Management); IEEE 802.1s (MSTP); IEEE 802.1w (RSTP); IEEE 802.1X (Port Based Network Access Protocol); IEEE 802.3i (10BaseT); IEEE 802.3u (Fast Ethernet); IEEE 802.3x (Flow Control); IEEE 802.3z (Gigabit Ethernet); IEEE 802.3ab (1000BaseT); IEEE 802.3ac (VLAN Tagging); IEEE 802.3ad (Link Aggregation); IEEE 802.3af (Power-over-Ethernet) IEEE 802.3x : Flow Control; Layer 3 Statisch IPv4 en IPv6; RIP V1 en v2 voor IPv4 en IPv6; Ondersteunde Toegangscontrole 802.1X Multi Client, Multi VLAN, MAC-gebaseerde authenticatie; PKI authenticatie voor SSH Toegang; Ondersteunde Monitoring Ondersteunde netwerk protocollen TCP/IP stack; Address Resolution Protocol (ARP); Dynamic Host Configuration met Protocol (DHCP); DHCP relay to forward client met requests to a DHCP server; Generic User Datagram Protocol (UDP) relay per VLAN; Ondersteunde veiligheid management Radius en LDAP; TACACS+; Secure Shell (SSH), Secure Socket Layer (SSL) voor HTTPS en SNMPv3 voor management; Ondersteunde veiligheid protocollen MD5, RIP, SNMPv3; SSH; Voeding Mogelijkheid tot het exact bepalen van het poortvermogen; Binnen de voorgestelde productfamilie moet een PoE+ switch met hetzelfde operating systeem en management beschikbaar zijn. Omgeveingsvoorwaarden Werking: 5 – 40 °C: Opslag: - 20 – 50 °C. Prijs op te geven met inbegrip van levering, plaatsing en configuratie. Meting: V.H. – Stuks 12.01.05.
TELEFOONTOESTELLEN
Huidige aanneming omvat het leveren van een aantal telefoontoestellen van verschillende types (analoog , VOIP, operatortoestellen, ….). Het exacte aantal toestellen zal bepaald worden bij uitvoering. Het bestuur moet minstens de keuze hebben tussen onderstaande types van telefoontoestellen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 104
Alle benodigde patchcords en aansluitkabels ten behoeve van de verbinding van de toestellen met de centrale, switch en /of datakast, via het netwerk van gestructureerde bekabeling dienen in de prijs van de toestellen inbegrepen te zijn. De licenties voor de VOIP toestellen maken deel uit van een andere post, zie verder. Elk toestel wordt geleverd met een Nederlandstalige handleiding in papieren vorm. Van alle handleidingen wordt er tevens een digitale kopie voorzien op CD-ROM (één CD-ROM voor alle toestellen gezamenlijk). Voor alle toestellen gelden volgende minimumvereisten: -
Alle telefoontoestellen zijn erkend door het BIPT en/of beschikken over een Europees keuringsnummer. Voor alle toestellen moet de mogelijkheid bestaan om DTMF-tonen te kunnen uitsturen die overeenstemmen met de ITU-T aanbevelingen Q23 voor toepassingen zoals raadpleging voice mail. Wanneer het telefoontoestel in rusttoestand verkeert, moet datum en uur zichtbaar zijn.
Voor alle vaste VOIP toestellen gelden volgende minimumvereisten: -
-
-
-
-
het SIP-protocol is algemeen van toepassing Deze toestellen moeten rechtstreeks op het LAN worden aangesloten via een RJ45 Ethernet 10- of 100Base-T-poort. Er is een tweede poort op het telefoontoestel beschikbaar voor de aansluiting van een PC, waardoor het aantal vereiste netwerkverbindingen vermindert. De telefoons moeten door middel van een FTP- of TFTP-server worden bijgewerkt. De communicatie tussen IP-toestellen verloopt peer-to-peer en volledig via het LAN. Zodra de communicatie gevestigd is, moet het communicatieplatform niet meer tussenkomen, waardoor een onnodige verhoging van het netwerkverkeer wordt vermeden. De voeding van het toestel gebeurt via een netwerkswitch. Om de voeding via het LAN te laten lopen, moeten de telefoontoestellen, minimaal, volgende norm ondersteunen: IEEE 802.3af ‘Power over Ethernet‘. Het toekennen van een IP-adres aan het IP-toestel kan zowel op een statische als op een dynamische manier gebeuren. De inschrijver dient te vermelden of hij gebruik maakt van een eigen DHCP-server voor zijn IP-toestellen of dat ook kan gebruik gemaakt worden van een willekeurige DHCP-server die in het datanetwerk aanwezig is. Bovendien is het mogelijk dat de gebruiker voor elk toestel afzonderlijk, bij het aansluiten van het toestel op het LAN, moet inloggen met behulp van een toestelnummer en een persoonlijke code, of dat de telefoon bij het opnieuw opstarten de standaardparameters herneemt. Minstens volgende talen (t.b.v. het functiemenu) dienen beschikbaar en per toestel individueel instelbaar te zijn: Nederlands, Frans, Duits en Engels.
12.01.05.a
Toestel type 1 - VOIP
Vrijstaand VOIP toestel, geschikt voor toepassing als operatortoestel, dat minstens aan onderstaande specificaties voldoet: -
Groot Grafisch display (minimaal 160 x 320 lijnen) met achtergrondverlichting Energiespaarfunctie met automatische uitschakeling van de achtergrondverlichting Minimaal 48 programmeerbare, zelflabelende (via het display) multifunctionele toetsen met LED, waarbij geen kaartjes in het toestel moeten worden toegevoegd voor aanduiding van de functie. Minstens 13 vaste functietoetsen (met inbegrip van o.a. volume, contrast, dempen, luidspreker, redial, doorverbinden, …) Directe toegang tot algemeen centraal telefoonboek waarbij op naam kan worden gezocht. Eventuele omleidingen van de oproepen moeten duidelijk visueel op het display worden getoond Er moet full duplex handsfree op de toestellen mogelijk zijn via geïntegreerde luidspreker.. Het moet mogelijk zijn op een draadloze headset of hoorn in de toekomst op het toestel te integreren op basis van DECT of Bluetooth technologie. Voicemail boodschappen moeten duidelijk door een visuele indicator worden aangetoond op het toestel. Belangrijk hierbij is een directe toegang door middel van een voicemail toets op het toestel De LED toetsen kunnen gebruikt worden voor zowel functies, verkorte nummers als supervisie. Deze toetsen moeten door de gebruiker eenvoudig via toestel en PC applicatie worden benoemd en/of aangepast. Geheugen van minimaal 14 laatste gemiste oproepen + van minimaal 14 laatste gevormde oproepen + van minimaal 14 aangenomen oproepen.
Meting: V.H. – Stuks
12.01.05.b
Toestel type 2 – VOIP
Vrijstaand middenklasse VOIP toestel, dat minstens aan onderstaande specificaties voldoet: -
Groot Grafisch display (minimaal 160 x 320 lijnen) met achtergrondverlichting Energiespaarfunctie met automatische uitschakeling van de achtergrondverlichting Minimaal 8 programmeerbare, zelflabelende (via het display) multifunctionele toetsen met LED, waarbij geen kaartjes in het toestel moeten worden toegevoegd voor aanduiding van de functie.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 105
-
Minstens 12 vaste functietoetsen (met inbegrip van o.a. volume, contrast, dempen,luidspreker, redial, …) Directe toegang tot algemeen centraal telefoonboek waarbij op naam kan worden gezocht. Er moet full duplex handsfree op de toestellen mogelijk zijn via geïntegreerde luidspreker. Voicemail boodschappen moeten duidelijk door een visuele indicator worden aangetoond op het toestel. Belangrijk hierbij is een directe toegang door middel van een voicemail toets op het toestel De LED toetsen kunnen gebruikt worden voor zowel functies, verkorte nummers als supervisie. Deze toetsen moeten door de gebruiker eenvoudig via toestel en PC applicatie worden benoemd en/of aangepast.
Meting: V.H. – Stuks
12.01.05.c
Toestel type 3 – VOIP
Basis VOIP toestel, geschikt voor vrijstaande en wandopstelling dat minstens aan onderstaande specificaties voldoet: -
Grafisch display (minstens 2 regels van 20 tekens) met achtergrondverlichting Energiespaarfunctie met automatische uitschakeling van de achtergrondverlichting Minimaal 7 programmeerbare multifunctionele toetsen Directe toegang tot algemeen centraal telefoonboek waarbij op naam kan worden gezocht.
Meting: V.H. – Stuks 12.01.05.d
Standaard analoog toestel
Standaard vast toestel voor een analoge lijn, dat mistens aan onderstaande specificaties voldoet: -
voorzien van display, met o.a. datum en uurweergave voorzien van grote en stevige druktoetsen voorzien van handenvrije functie met geïntegreerde luidspreker voorzien van regelbaar volume van de hoorn en van de luidspreker geschikt voor vrijstaande (op deks) en wandopstelling intern telefoonboek geschikt tot mnistens 10 nummers
Meting: V.H. – Stuks
12.01.06. SOFTWARE & LICENTIES De bij de telefooncentrale horende software en licenties dienen inbegrepen in de prijs van de centrale. Voor wat betreft de gebruikslicenties van de VOIP toestellen en de gebruikslicenties die vereist zijn ten behoeve van de koppeling van de IP-DECT toestellen op de centrale dient, daar het exacte aantal van deze pas bij uitvoering gekend zullen zijn, prijs gegeven in huidig artikel. Meting: -
Voor de software en licenties benodigd voor de centrale: Pro memorie Voor de vaste VOIP toestellen: V.H. / Stuk (één licentie per aan te sluiten toestel) Voor de te koppelen IP- DECTS: V.H. / Stuk (één licentie per te koppelen IP-DECT toestel)
12.01.07.
PROGRAMMATIE, AANSLUITEN EN INDIENSTSTELLEN
Deze post omvat de aansluiting, indienststelling en programmatie van alle onderdelen van de installatie, met inbegrip van alle overige werken en materialen (vb. benodigde patchsnoeren e.d.), als die niet in de andere artikels zijn inbegrepen doch weliswaar vereist zijn om een goede werking te bekomen. Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen dienen inbegrepen. De indienststelling van de telefooninstallatie, zal geschieden in samenwerking met of door de leverancier van de installatie. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 106
12.01.08.
OPLEIDING GEBRUIKER
De leverancier van de telefooncentrale zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker(s) van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding zal twee maal, ter plaatse, worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen, Deze opleiding moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. De nodige hulpmiddelen ten behoeve van het geven van deze opleiding, zoals vb. het tijdelijk ter beschikking stellen van multimediaprojectoren en bijhorende schermen, dienen inbegrepen. Deze opleiding dient o.a. te omvatten: Basisopleiding gebruik toestellen: Een basisopleiding wordt aangeboden voor het gebruik van de toestellen. Deze opleiding wordt ter plaatse gegeven aan een groep van personen. De inschrijver houdt er rekening mee dat er minstens een 2 tal sessies van ongeveer anderhalf uur dienen gegeven te worden. Opleiding dienst ICT: Er wordt een uitgebreide opleiding ter plaatse gegeven ten behoeve van de dienst ICT, dit voor een tweetal personen, betreffende het management van de telefonieoplossing, de toestellen en de overige componenten alsook rapportering. Deze wordt voorzien op het eigen systeem bij implementatie. Alle mogelijkheden van het technisch bestek dienen aan bod te komen. Voor deze opleiding dient minstens 2 x 4u voorzien te worden. Opleiding telefonistes/ Operatrices; Een uitgebreide opleiding voor het gebruik van de console, het operator toestel en de operator to pc software wordt voorzien voor een twee- à viertal personen. Deze opleiding zal eveneens ter plaatse gegeven worden. Voor deze opleiding dient eveneens minstens 2 x 4u voorzien te worden. Meting: T.P. – G.P.
12.02.
IP-DECT SYSTEEM MET LOCALISATIE
De telefooninstallatie wordt uitgebreid met IP-DECT met lokalisatie. Hiertoe dient door de huidige aannemer o.a. de nodige IPDECT basisstations, locators en centrale apparatuur voorzien. Het IP-DECT systeem zal geschikt zijn voor kwalitatief hoogwaardige spraak/telefonie, berichtenverkeer, persoonsalarmering of een combinatie hiervan en zal geschikt zijn voor beheer op afstand. Daarnaast zal het IP-DECT systeem voorzien zijn van locatiebepaling, waardoor een adequate reactie op calamiteiten (vb. agressie, man-down) kan bekomen worden. Voor de draadloze communicatie zal er gebruik gemaakt worden van gestandaardiseerde en bewezen DECT technologie. Daarbij zullen de optionele mogelijkheden die de standaarden bieden ten volle worden benut. Het IP-DECT systeem dient dus niet alleen een vast aantal spraakkanalen te bieden, maar ook de zekerheid dat berichten en persoonsalarmen altijd verwerkt worden. Door het toepassen van mechanismen voor vercijfering en authenticatie zal het IP-DECT systeem daarnaast een zeer veilig communicatiesysteem vormen. De IP-DECT moet voldoen aan de eisen voor stille alarmering volgens de norm NEN2575. Het IP-DECT systeem zal worden voorzien van een messaging- en persoonsalarmerings platform. Dit platform is in staat om meerdere draadloze communicatiesysteem te combineren tot één systeem. Daarnaast zal dit platform een breed scala aan applicaties en koppelvlakken bieden, waarmee processen binnen de organisatie op een betrouwbare manier ondersteuntd kunnen worden. Voorbeelden zijn bedrijfshulpverlening, brandbeveiliging, zorgverlening, procesautomatisering en gebouwbeheer. Het IP-DECT systeem zal gebruik maken van moderne technologie Voice-over-IP (VoIP), waarbij op basis van gestandaardiseerde protocollen geïntegreerd wordt met bestaande telefonieplatformen. Het systeem zal niet gebonden zijn aan één enkele leverancier/merk voor wat betreft de telefooncentrale. Een Interoperabiliteitstest tussen telefooncentrale en het IPDECT systeem dient voor uitvoering te kunnen worden voorgelegd. Voor het IP-DECT systeem dient gebruik gemaakt te worden van de switches die in de artikels ‘TELEFONIE’ hierboven voorzien zijn. Wat betreft dit IP-DECT systeem met localisatie en bijhorigheden, dient voor uitvoering het aangeboden systeem, materiaal, en mogelijkheden nogmaals uitvoerig met de Bouwheer besproken. Eventueel kunnen bijsturingen vereist zijn na interne prijs/kwaliteitsevaluatie door de Bouwheer. Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen dienen inbegrepen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 107
12.02.01.
BASISSTATIONS
De communicatie van DECT-/IP-DECT-handsets met het centrale systeem vindt plaats via basisstations. Het in de meetstaat aangegeven aantal basisstations en de eventueel op de plannen aangeduide inplanting ervan, dient enkel als richtinggevend beschouwd te worden. Het exacte aantal en de inplanting ervan dient, bij uitvoering, door middel van een meting, bepaald te worden zodanig dat overal binnen het gebouw ontvangst wordt bekomen. Deze meting dient inbegrepen te zijn in de prijs van de basisstations. De IP-DECT-basisstations zullen rechtstreeks worden gekoppeld aan het IP-netwerk. Via dit IP-netwerk maken de basisstations verbinding met het telefonieplatform en met het unite messaging- en berichtenplatform. Dankzij deze scheiding van functies is bedrijfskritische communicatie via tekstberichten ook mogelijk zodra het telefonieplatform niet beschikbaar is. Het IP-Dect station heeft minimum 8 spraakkanalen en apart 2 berichtgevingskanalen. De IP-dectstations die buiten worden opgesteld, dienen in een koffer te worden geplaatst die waterdicht is en voorzien van verwarming. Meting: -
Basisstations binnenopstelling: V.H. – Stuks Basisstations buitenopstelling (incl. buitenkoffer): V.H. - Stuks Ophangen en aansluiten basisstations: V.H. – Stuks
12.02.02.
BEKABELING BASISSTATIONS DECT
Deze post omvat het leveren, plaatsen en aansluiten van de U/FTP cat. 6a bekabeling (incl. beschermingsmiddelen, zoals eventuele Tth-buitzen), ten behoeve van de verbinding van de basisstations met de respectievelijke dataracks ‘data / telefonie’. Deze bekabeling dient te voldoen aan de eisen en installatierichtlijnen opgegeven door de fabrikant, aan de bepalingen van het artikel ‘GESTRUCTUREERDE BEKABELING’ hierboven en dient aangelegd te worden conform de bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’ van hoofdstuk 1 van het bestek elektricteit. De benodigde geschikte voedingskabels ten behoeve van de verwarming van de buitenkoffers, dienen eveneens in dit artikel inbegrepen. Meting: V.H. – lm
12.02.03.
PTT FUNCTIONALITEIT
Push-To-Talk (PTT) is een walkie-talkie functionaliteit die het mogelijk maakt om een groep mensen in een conferentie sessie te brengen via een simpele druk op een knop op een toestel of via eender welk alarm gegenereerd in het systeem (bv brand). Leden van de groep worden geïnformeerd via een tekstbericht en maken automatisch een oproep met een conference bridge, van waaruit ze met elkaar in verbinding komen te staan. De PTT sessie is standaard ingesteld om in handenvrij modus te openen, maar kan anders worden ingesteld. Ook krijgt de gebruiker de mogelijkheid om een oproep te aanvaarden, te weigeren, of automatisch te antwoorden. De mute knop op het toestel dient om te switchen tussen zenden en ontvangen. Een toestel kan tot 10 conference groepen behoren. Het aanvaarden van een PTT oproep zal de aan de gang zijnde telefoon oproep onderbreken. Indien het toestel op automatisch antwoord staat dan zal dit bij een PTT oproep gedurende 10 seconden een akoestisch signaal genereren, die de gebruiker de mogelijkheid geeft om alsnog de PTT oproep te cancelen. De gebruiker heeft nadien nog de mogelijkheid om deel te nemen aan de PTT sessie. Inbegrepen in huidig artikel is de nodige hardware en de bijhorende licenties. Per licentie dienen minstens 10 gebruikers toegelaten te worden. Meting: -
Hardware: T.P. – G.P. Licenties (voor 10 gebruikers): V.H. – stuks
12.02.05.
HANDSETS
De IP-DECT oplossing dient verschillende type handsets te kunnen bevatten. De focus ligt op handsets specifiek voor de penitentiaire instellingen. Als basis dient er een robuust toestel waarmee u op een gebruiksvriendelijke manier altijd en overal
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 108
telefonisch bereikbaar bent te worden aangeboden. Daarnaast dient ook een handset met berichtenfunctie, waarmee men zowel tekstberichten kan ontvangen als versturen aangeboden te worden. Tenslotte dienen er medewerkers te worden voorzien van toestellen met persoonsbeveiliging. Hierbij dienen deze voorzien van verschillende mogelijkheden voor het genereren van alarmen, en voor verschillende manieren van locatiebepaling. Bij elke handset dient één individuele lader in de prijs inbegrepen. Het exacte aantal van de verschillende types zal bij uitvoering bepaald worden
12.02.05.a
Type 1 (incl. lader)
IP-DECT handset met volgende minimale specificaties: -
GAP/CAP-compatibele handset groot, verlicht monochrome scherm luidspreker met extra hoog volume voor handenvrij bellen lokaal en centraal telefoonboek geheugen voor 250 posities (750 telefoonnummers) oproeplijst met 25 oproepen handmatige en automatische toetsenbordblokkering snelle bediening van veelgebruikte functies door middel van "hot keys" mogelijkheid voor centraal beheer van software updates en instellingen via het laadrek, de intelligente bureaulader of (in een IP-DECT-systeem) "door de lucht" gebruik door meerdere mensen of voor meerdere toepassingen door middel van profielen mogelijkheid voor het tonen van tijd en datum
Meting: V.H. – Stuks
12.02.05.b
Type 2 met lokalisatie (incl. lader)
IP-DECT handset met volgende minimale specificaties: -
GAP/CAP-compatibele handset groot, verlicht kleurenscherm luidspreker met extra hoog volume voor handenvrij bellen Bluetooth-ondersteuning trilfunctie voor discrete meldingen en voor gebruik in luidruchtige omgevingen geschikt voor zeer veeleisende omgevingen: IP65-classificatie voor stof- en waterbestendigheid lokaal en centraal telefoonboek geheugen voor 250 posities (750 telefoonnummers) oproeplijst met 25 oproepen messaging (berichten ontvangen en versturen) met ondersteuning voor prioriteiten Interactive Messaging (geavanceerde, intuïtieve messaging met berichtafhankelijke "soft keys") broadcast messaging (alle gebruikers in het systeem oproepen) handmatige en automatische toetsenbordblokkering snelle bediening van veelgebruikte functies door middel van "hot keys" mogelijkheid voor centraal beheer van software updates en instellingen via het laadrek, de intelligente bureaulader of (in een IP-DECT-systeem) "door de lucht" gebruik door meerdere mensen of voor meerdere toepassingen door middel van profielen mogelijkheid voor het tonen van tijd en datum Alarmfunctie door middel grote oproepknop bovenaan het toestel Licentie voor lokalisatie via basisstation
Meting: V.H. – Stuks
12.02.05.c
Type 3 met lokalisatie en beveiligingsfuncties (o.a. 'man-down') (incl. lader)
IP-DECT handset met volgende minimale specificaties: -
GAP/CAP-compatibele handset groot, verlicht kleurenscherm luidspreker met extra hoog volume voor handenvrij bellen Bluetooth-ondersteuning trilfunctie voor discrete meldingen en voor gebruik in luidruchtige omgevingen
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 109
-
geschikt voor zeer veeleisende omgevingen: IP65-classificatie voor stof- en waterbestendigheid IP65-classificatie ook van toepassing op de connectoren hoge mate van valbestendigheid (12 maal vallen vanaf een hoogte van 2 meter) verhoogde bescherming tegen ESD (elektrostatische ontladingen) te gebruiken bij temperaturen van -10 °C tot +55 °C lokaal en centraal telefoonboek geheugen voor 250 posities (750 telefoonnummers) oproeplijst met 25 oproepen messaging (berichten ontvangen en versturen) met ondersteuning voor prioriteiten Interactive Messaging (geavanceerde, intuïtieve messaging met berichtafhankelijke "soft keys") broadcast messaging (alle gebruikers in het systeem oproepen) handmatige en automatische toetsenbordblokkering snelle bediening van veelgebruikte functies door middel van "hot keys" mogelijkheid voor centraal beheer van software updates en instellingen via het laadrek, de intelligente bureaulader of (in een IP-DECT-systeem) "door de lucht" gebruik door meerdere mensen of voor meerdere toepassingen door middel van profielen mogelijkheid voor het tonen van tijd en datum Alarmfunctie door middel grote oproepknop bovenaan het toestel Alarmfunctie door middel van no-movement functie Alarmfunctie door middel van man-down functie Alarmfunctie functie door middel van trekkoord Licentie voor lokalisatie via dect locators
Meting: V.H. – Stuks
12.02.06.
BERICHTGEVINGSCENTRALE
De berichtgevingscentrale bestaat uit een embedded server met licenties die afhankelijk van de behoeften kunnen worden toegevoegd. Uitbreidingen qua functionaliteiten zijn licentie gebonden. Fysische uitbreidingen (inputs) kunnen centraal of decentraal worden opgesteld. Inputs kunnen zowel via harde contacten, seriële connecties (ESPA, TAP), webapplicaties (xml), of email. Alle licenties en fysische uitbreidingen om tot een goede werking van de installatie te komen dienen inbegrepen. Indien deze niet specifiek apart vermeld staan in één van onderstaande artikels, dan dienen deze inbegrepen in de prijs van de hardware. Deze centrale zal in huidig project alarmen doorgeven aan het IP-DECT systeem, doch eveneens moet alarmdoorgave aan GSM, WiFi, Paging installatie en lichtkranten tot de mogelijkheden behoren. De berichtgevingscentrale dient zeker functionaliteiten zoals multicast and broadcast naar groepen , dienstentoewijzing, centraal handsetbeheer, alarmpresentatie op een plattegrond die specifiek zijn voor het verwerken van kritische alarmen te bevatten. Voor de alarmpresentatie op een plattegrond dienen dezelfde onderleggers gebruikt te worden als deze die toegepast worden voor het het platform voor sloten en alarm beheer. 12.02.06.a
Hardware
Embedded server voor messaging en alarmering. ‘Solid state’, d.w.z. geen bewegende onderdelen zoals ventilatoren of harddisks. Geschikt voor wandmontage en voor 19" montage. In huidig project zal deze geplaatst worden in het datarack ‘Data / telefonie B.00’ . De embedded server heeft volgende in- en uitgangen: -
LAN-poorten 10baseT/100baseT USB-poorten 2.0 full-speed 1 mini-USB device poort 2.0 full speed Foutrelaisuitgang 2 auxiliary uitgangen 2 digitale ingangen Voeding d.m.v. 12-24 VDC of 230 VAC
Overige specificaties: -
Ondersteunt tot 1000 messaging gebruikers Centraal telefoonboek, intern of extern
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 110
-
Messaging van handset naar handset Basis webtool voor messaging Groepen: 500 groepen van 10 nummers, 50 groepen van 100 nummers Tijdsynchronisatie Bewaking van ander Unite modules Activeitenlogging, toegankelijk voor 1 viewer Exporteren van activiteitenlog in CSV-formaat Ondersteunt doorgifte locatie-informatie Multicast en broadcast (IP-DECT) Basisondersteuning Open Access Protocol (éénweg-communicatie)
Meting: T.P. – G.P.
12.02.06.b
Gebruikslicenties (per 10 handsets)
Deze post omvat de gebruikslicenties. Elk van deze licenties zal geldig zijn voor, ofwel: -
Licentie voor 10 bijkomende handsets 10 messaging gebruikers 20 devices voor Centraal Beheer
Het exacte benodigde aantal van deze licenties zal bepaald worden bij uitvoering. Meting: V.H. – Stuks
12.02.06.c
Licentie lokalisatie
Dit artikel omvat het geheel van de voor de berichtgevingscentrale benodigde licenties ten behoeve van de werking van de lokalisatie. De licenties voor wat betreft de handsets t.b.v. de lokalisatie via dect locators of basisstations, dient in de prijs van de respectievelijke types van handsets inbegrepen te zijn en maakt bijgevolg dan ook geen deel uit van deze post. Meting: T.P. – G.P.
12.02.06.d
Licentie lokalisatie – visualisatie
Dit artikel omvat het geheel van de voor de berichtgevingscentrale benodigde licenties ten behoeve van de visualisatie van de lokalisatie. Meting: T.P. – G.P.
12.02.06.e
Koppeling met brandcentrale
Dit artikel omvat de fysische uitbreiding ten behoeve van seriële connectie met, alsook alle benodigde licenties ten behoeve van de koppeling met de brandcentrale. Deze koppeling zal via het ESPA 4.4.4 protocol gebeuren. Meting: T.P. – G.P. 12.02.06.f
Koppeling met verpleegoproep
Dit artikel omvat de fysische uitbreiding ten behoeve van seriële connectie met, alsook alle benodigde licenties ten behoeve van de koppeling met de verpleegoproepinstallatie. Deze koppeling zal via het ESPA 4.4.4 protocol gebeuren. Meting: T.P. – G.P.
12.02.06.g
Koppeling technische alarmen (per 8 stuks)
Dit artikel omvat de fysische uitbreiding van de berichtgevingscentrale met een module voor het aansluiten van 8 hard contacts (NO of NC). Deze module wordt via bus verbonden met de berichtencentrale en is hierdoor decentraal op te stellen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 111
Het exacte benodigde aantal van deze modules dient bepaald te worden bij uitvoering. De nodige licenties en verbindingskabels met de berichtgevingscentrale dienen inbegrepen. Meting: V.H. – Stuks
12.02.07.
LOKALISATIE
Het lokalisatiesysteem zal werken via locators die gebaseerd zijn op de DECT technologie. De bakens worden gebruikt om als de locatie van een persoon te bepalen bij een alarmoproep van de handset . De locator wordt gesynchroniseerd via een IPDECT basisstation en dient dus in het dekkingsgebied van de IP-DECT systeem te worden geplaatst. Een IP-DECT basisstation zal een ongelimiteerd aantal locators kunnen synchroniseren. De locator zal constant zijn locatie ID en zijn veldsterkte doorsturen. De IP-DECT handsets die voorzien zijn van lokalisatie ontvangen deze informatie. Aan de hand van de veldsterkte van de locator wordt de locatie-ID opgeslagen in de handset. De handset onthoudt de laatste 4 locaties. Bij een personenalarm of calamiteit worden deze doorgestuurd naar de berichtgevingscentrale zodat de plaatsbepaling en de richting kan worden afgeleid. De locatie bepaling laat het intelligent berichtgevingsplatform toe de ‘location based services’ toe te passen. Dit wil zeggen dat mensen afhankelijk van de zone waarin ze zich bevinden andere informatie bij een bepaald alarm kunnen krijgen. 12.02.07.a
Locator
De locator wordt aangesloten op een 12V spanningsnet. De locator kan verdekt worden opgesteld in het vals plafond. De locator heeft twee locators ID’s die apart van elkaar kunnen worden gebruikt. Via externe antennes kan het detectiegebied worden vergroot of precies worden afgesteld. Elke locator ID heeft twee antenne aansluitingen voor een externe of interne antennekit. Deze antenne kit zal via een hoogwaardige coaxkabel worden verbonden met de locator. In huidige project worden de locator in hoofdzaak opgesteld in de voorziene nissen en/of boven het verlaagd plafond. De exacte inplanting van de locatoren dient bij uitvoering bepaald te worden. Op de plannen zijn enkel de doorgangen die te voorzien van een locator aangeduid. Deze post omvat het leveren, plaatsen en aansluiten van de locator, met inbegrip van alle bevestigingstoebehoren. Meting: F.H. – Stuks
12.02.07.b
Antennekits
Deze antenne wordt gebruikt om het dekkingsgebied van de locator te vergroten. Hij zal worden ingebouwd in de muur en wordt best geplaatst op 1m60. Elke doorgang dient te worden opgemeten zodat de juiste plaatsing van de antennekit kan worden bepaald. De antennekit wordt geplaatst in een geschikte inbouwdoos, die wordt afgewerkt met afdekplaat en afwerkkader. De exacte inplanting dient dan ook voor uitvoering bepaald te worden. Opmerking: Er dient in huidig project in het bijzonder aandacht geschonken aan de veelvuldige aanwezigheid van parament en prefab betonwanden. De leidingen die hierin dienen te verlopen, alsook de inbouwdozen dienen mee ingegoten of geplaatst met de opgaande ruwbouw. De exacte posities van deze antennes dienen bijgevolg dan ook tijdig vastgelegd te worden. Meting: F.H. – Stuks
12.02.07.c
Coax bekabeling
Deze post omvat het leveren en plaatsen van een hoogwaardige coaxkabel tussen de locator en de antennekit, met aangepaste lengte. Deze kabel zal van een type zijn en in inbouw aangelegd worden conform de richtlijnen van de fabrikant van het lokalisatiesysteem. De benodigde TTh-buizen en eventuele overige beschermingsmiddelen dienen inbegrepen te zijn. Meting: V.H. – lm
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 112
12.02.07.d
Voeding locator
De benodigde voedingen (12V) worden ingebouwd en dienen inbegrepen in de prijs van de elektrische borden. De bekabeling tussen de borden en de locators en bijhorende buizen of beschermingsmiddelen dienen inbegrepen in het artikel ‘LEIDINGEN’ van het eerste hoofdstuk van dit bestek. Meting: Pro Memorie
12.02.08.
PROGRAMMATIE & INDIENSTSTELLING
Deze post omvat de indienststelling en programmatie van alle onderdelen van de installatie, met inbegrip van alle overige werken en materialen (vb. benodigde patchsnoeren e.d.), als die niet in de andere artikels zijn inbegrepen doch weliswaar vereist zijn om een goede werking te bekomen. Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen dienen inbegrepen. De indienststelling van de IP-DECT installatie, zal geschieden in samenwerking met of door de leverancier van de installatie. Meting: T.P. – G.P.
12.02.09.
OPLEIDING GEBRUIKER
De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding zal twee maal, ter plaatse, worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen en moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. Voor de opleiding dient (ter plaatse) minstens 2 x 4 uur voorzien te worden. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 113
13. - AUTOMATISCHE BRANDDETECTIE INSTALLATIE ALGEMEENHEDEN Huidige aanneming omvat de levering, de plaatsing en de indienststelling van een algemene automatische brandmeldingsinstallatie die voldoet aan de hierna beschreven voorschriften. Bijkomend bij dit lastenboek dient de installatie uitgevoerd te worden conform: -
het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB – Artikel 52) de Belgische Norm NBN S21-100 de laatste versie van al van toepassing zijnde KB’s, aangevuld met de eisen van de lokale brandweer
De installatie en al haar onderdelen (met name de centrale en branddetectoren) dient BOSEC gecertificeerd te zijn en conform aan de voorschriften van de norm NBN S21-100. Met het oog op het behoud van de prestaties vereist door deze installatie moeten de ondernemingen die de installaties werkelijk plaatsen, in dienst stellen, onderhouden en herstellen gecertificeerd zijn door een certificatieorganisme dat branddetectie in zijn toepassingsgebied heeft op basis van de Europese normen of bij gebreke daaraan op basis van een Belgisch referentiedocument. Dit certificatieorganisme dient EN 45011 geaccrediteerd te zijn door BELAC of een gelijkwaardig organisme op Europees niveau. De voorgestelde installatie zal de aangeduide lokalen permanent bewaken tegen brand. De bij het lastenboek gevoegde plannen geven enkel een aanduiding van de te beschermen lokalen. De juiste inplanting van de detectoren dient bepaald te worden bij uitvoering. Het hierna beschreven systeem is een analoog, adresseerbaar detectiesysteem met netten, dit is een systeem met identificatie van de detectoren. Het systeem moet bestaan uit een aantal netten die elk afzonderlijk en in een gesloten loopsysteem verbonden zijn met de brandcentrale volgens bijgevoegd blokschema. Per net zijn er maximaal 99 identificeerbare toestellen te plaatsen. Dit loopsysteem moet de communicatie tussen de centrale en de detectors en/of drukknoppen verzekeren in twee richtingen. Dit houdt in dat ingeval van kabelbreuk of kortsluiting tussen 2 toestellen, alle toestellen operationeel blijven. De gebruikte procédés en toestellen moeten aan de striktste veiligheidsnormen voldoen. Met dit doel moeten alle voorzorgen genomen worden om: -
De storingen tot een strikt minimum te herleiden. Men zal dus alleen componenten gebruiken die aan vervroegde veroudering weerstaan. Een gemakkelijke toegang te verlenen aan de onderdelen en verbindingen. De herstellingen te bespoedigen en de mogelijkheid te bieden delen van de installatie uit te schakelen, dit door middel van het modulaire systeem.
Al het materiaal zal standaard, courant, nieuw en van eerste kwaliteit zijn. Een oorsprongscertificaat zal kunnen gevraagd worden bij de levering en zal moeten bewijzen dat de fabricagedatum geen jaar verstreken is. Al het aangeboden materiaal en in het bijzonder de automatische branddetectoren, de handbrandmelders en de brandcentrale zullen afkomstig zijn van één en dezelfde constructeur. Alle materialen moeten CE-gekeurd zijn. De inschrijver dient bij de materiaalvoorstelling een gedetailleerde omschrijving te geven van de voorgestelde installatie en een volledige documentatie in verband met de voorgestelde materialen. OPVATTING VAN DE INSTALLATIE De installatie bestaat in hoofdzaak uit: -
één of meerdere (in master- slave combinatie) centrales (geplaatst in een technische ruimte), een (nood)voedingsblok met batterijen (per centrale) minstens één bedieningspaneel (te plaatsen in een bewaakte ruimte) de nodige herhalingsborden branddetectoren, aangepast aan het brandrisico. waarschuwingsdrukkknoppen sirenes voor evacuatie voeding van gestuurde deurpompen en/of deurmagneten koppeling met vreemde installaties bekabeling van de diverse onderdelen programmatie en indienststelling
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 114
-
keuring van de installatie opleiding personeel
OPVATTING VAN DE WERKING 1. -
Brand wordt gemeld: automatisch d.m.v. de detectoren manueel door middel van het breken van het breekglaasje van één van de waarschuwingsdrukknoppen door detectie van een bijgevoegd of gekoppeld bewakingssysteem (vb. rookdetector in een liftschacht, automatische blusinstallatie keuken, …)
2.
Het meldingssignaal wordt ontvangen door de centrale
De lokalisatie moet mogelijk zijn per detector, handbrandmelder of bewakingspost. De waarschuwingszoemer en de zoemers op het bedieningspaneel van de centrale en de herhaalborden treden in werking, het vooralarm dient tevens doorgegeven naar de draagbare dect-toestellen. 3.
Waarschuwingsniveau’s
De centrale wordt uitgerust met 2 waarschuwingsniveau’s: Niveau 1: Lokale waarschuwing zoals beschreven onder punt 2. (meldingssignaal) Niveau 2: Globale waarschuwing: Het indrukken van de alarmknop of het omdraaien van een sleutelschakelaar (evacuatiealarm) op het bedieningspaneel van de centrale of de evacuatieschakelaar op één van de herhaalborden moet een waarschuwingsniveau 2 veroorzaken (evacuatiesirenes treden in werking) en een automatische oproep van de hulpdiensten (cfr. de afspraken met de Brandweer) langs een rechtstreekse telefoonverbinding bewerkstelligen d.m.v. de telefoondoormelder, die in de prijs van de centrale dient inbegrepen te zijn. Tevens dienen de branddeuren (BBZS deuren) te sluiten van de afdeling waar het alarm is opgetreden. Dit dient te gebeuren door het spanningsloos brengen van de deurpompen en/of deurmagneten. Na een alarm van niveau 1 moet de centrale nagaan of er een respons is van het aanwezige personeel. Dit betekent de bediening van een drukknop of sleutelschakelaar op het bedieningspaneel van de centrale. Indien na een ingestelde tijd geen respons op het niveau 1 alarm gegeven wordt, wordt automatisch overgeschakeld naar niveau 2. (tijd instelbaar tussen 0 en 10 minuten). Het moet mogelijk zijn om vanaf de bedieningspanelen en herhaalborden manueel een niveau 2 alarm op te starten en dit door middel van het omdraaien van een sleutelschakelaar of activeren van de evacuatieschakelaar. 4.
Alarmcentrale
De centrale is uitgerust met ingangsmodules voor analoge detectoren. De beslissingslijn (brand of geen brand) is gesitueerd in de centrale. De gemeten waarde in de open meetkamer van de detector wordt vergeleken met een varieerbare referentiewaarde. Deze varieerbare referentiewaarde wordt softwarematig bekomen. APPARATUUR De hiernavolgende omschrijvingen moeten beschouwd worden als een opsomming van de minimale eisen waaraan de apparatuur moet voldoen. 13.01.
DE BRANDCENTRALE
Algemeen De analoog, adresseerbare brandcentrale is een detectiesysteem met identificatie van de brandmelders en is opgebouwd conform de Europese Normen EN54 en EN50950. De analoog, adresseerbare brandcentrale is in basis minstens geschikt voor het hieronder aantal opgegeven netten en kan steeds uitgebreid worden tot een maximale capaciteit van 16 netten. Het minimaal vereiste aantal netten voor dit project is hieronder opgegeven.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 115
De brandmeldcentrale is decentraal opgebouwd en is samengesteld uit een bedieningspaneel (zie verder), die door middel van een seriële verbinding met de centrale verwerkingseenheid verbonden wordt. Via deze seriële bus kunnen tot 8 bedieningsconsoles, 8 herhaalborden, 8 paneelprinters en 16 uitbreiding relaisprinten op afstand opgesteld worden. De centrale verwerkingseenheid omvat de hoofdprocessorkaart, de netkaarten, de relaiskaarten en de basisvoeding voor het systeem. De verschillende onderdelen van de centrale verwerkingseenheid zijn gemonteerd in een plaatstalen kast met volle deur. De centrale verwerkingseenheid kan in een technisch lokaal van het gebouw opgesteld worden. Alle bekabeling van de brandmeldinstallatie wordt op de centrale verwerkingseenheid aangesloten. Het bedieningspaneel is uitgerust met alle noodzakelijke onderdelen voor de uitlezing van de diverse alarm- en storingsmeldingen, de opvraging van systeemgegevens, het uitvoeren van de basisfuncties en voor het instellen van enkele systeemparameters. Het bedieningspaneel wordt op een permanent bewaakte locatie opgesteld en is met behulp van een seriële verbinding en een voedingslijn met de centrale verwerkingseenheid verbonden. De mogelijkheid voor het versturen van de alarm- en storingsinformatie via SMS-berichten en voor de koppeling met een personenzoeksysteem via het ESPA-protocol zijn eveneens beschikbaar. De detectiecentrale zal uitgerust zijn met een waarschuwingsorganisatiesysteem met 2 niveaus. Een signaal van brandwaarschuwing of alarm heeft steeds voorrang op alle andere signalen. In huidig project zijn meerdere brandcentrales voorzien, die in master-slave combinatie zullen werken. De centrales moeten in een afzonderlijk werkend netwerk met elkaar verbonden worden ommet elkaat te kunnen communiceren. Dit netwerk maakt gebruik van de glasvezelbekabeling het bekabelingsgeheel “data/telefonie”. Bij uitval van deze glasvezelverbinding(en) dienen elk van deze centrales vanzelfsprekend stand-alone te blijven verder werken. De benodigde koper-glasvezel convertoren ten behoeve van deze verbindingen dienen in de prijs van de respectievelijke centrale inbegrepen. Volgende centrales zijn te voorzien: Centrale / gebouw
Type (master / slave)
Geplaatst in lokaal
slave
A K1 CEN 1 04 Lokaal data - telefonie
slave
A K2 CEN 1 04 Lokaal data - telefonie
Brandcentrale B (BU2)
master
B 02 TEC 4 03 Lokaal data - telefonie
Brandcentrale C (BU3)
slave
C K1 TEC 1 04 Lokaal data - telefonie
Brandcentrale A.OO (BU1 afdeling observatie & oriëntatie) Brandcentrale A.IB (BU1 afdeling intensieve behandeling
Volgende (hoofd)bedieningspanelen zijn te voorzien: Centrale / gebouw
Geplaatst in lokaal
Bedieningspaneel brandcentrale A.OO
A 00 CEN 1 02 - Centrale verpleegpost
Bedieningspaneel brandcentrale A.IB (BU1 afdeling intensieve behandeling
A 00 CEN 2 02 - Centrale verpleegpost
(Hoofd)bedieningspaneel brandcentrale B (BU2)
B 00 CON 0 04 - CIP Lokaal
Bedieningspaneel brandcentrale C(BU3)
C 01 CEN 0 02 - Verpleegpost
Verdeling van de netten: Centrale
Brandcentrale A.OO
Brandcentrale A.IB
Netten Net 1: Handbrandmelders Net 2: Detectoren kelder Net 3: Detectoren gelijkvloers Net 4: Detectoren eerste verdieping Net 5: Detectoren tweede verdieping Net 6: Detectoren derde verdieping Net 1: Handbrandmelders Net 2: Detectoren kelder Net 3: Detectoren gelijkvloers Net 4: Detectoren eerste verdieping
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 116
Brandcentrale B
Brandcentrale C
Net 5: Detectoren tweede verdieping Net 6: Detectoren derde verdieping Net 1: Handbrandmelders Net 2: Detectoren kelder Net 3: Detectoren gelijkvloers Net 4: Detectoren gelijkvloers Net 5: Detectoren eerste verdieping Net 6: Detectoren eerste verdieping Net 7: Detectoren tweede verdieping Net 8: Detectoren derde verdieping Net 9: Detectoren vierde verdieping Net 10: Detectoren vijfde verdieping Net 11: Detectoren zesde verdieping Net 1: Handbrandmelders Net 2: Detectoren kelder Net 3: Detectoren gelijkvloers Net 4: Detectoren eerste verdieping Net 5: Detectoren tweede verdieping Net 6: Detectoren derde verdieping Net 7: Detectoren vierde verdieping
Het bedieningspaneel Het LCD-display De bedieningsconsole is standaard uitgerust met een LCD-display (4x40 karakters). Het LCD-display visualiseert naast het waakscherm en een informatieve lijn met de actuele status van het systeem, eveneens het evenementenscherm met alle alarmen storingsmeldingen van de centrale verwerkingseenheid en de verschillende menu functieschermen voor het analyseren en instellen van de diverse systeemparameters. Het waakscherm verschijnt zodra er geen alarm- en storingsmeldingen op de brandcentrale aanwezig zijn. De centrale bevindt zich in rust. Het evenementenscherm geeft de informatie van maximum 2 meldingen weer. Elke melding omvat 2 tekstlijnen. De alarmmeldingen hebben voorrang op de vooralarm- en storingsmeldingen. De bovenste 2 tekstlijnen vermelden de gegevens van de eerst binnengekomen melding. De onderste 2 tekstlijnen geven de informatie van de laatst binnengekomen melding weer. Met behulp van de scroll toetsen kunnen de tussenliggende meldingen op de bovenste tekstlijnen van het scherm weergegeven worden. Met behulp van de menu functieschermen kunnen o.a. één of meerdere brandmelders buiten dienst geplaatst worden, het evenementen geheugen uitgelezen worden en de systeemtijd ingesteld worden. De groepsaanduidingen Alle automatische branddetectoren, handbrandmelders, evacuatiebedieningen en technische controles die zijn aangesloten, kunnen in maximaal 64 groepen ingedeeld worden. Een groep omvat een specifiek deel van de aangesloten melders op het systeem. Elke groep bezit een individueel controlelampje voor brandmelding, technische storing en uit dienst. De controlelampjes van de eerste 8 groepen worden standaard op de bedieningsconsole gemeld. De controlelampjes van de overige groepen kunnen op een afzonderlijk paneel gevisualiseerd worden. De sleutelschakelaar ‘evacuatie’ Met behulp van de sleutelschakelaar ‘evacuatie’ worden de geprogrammeerde evacuatiesturingen onmiddellijk geactiveerd en wordt overgegaan tot de evacuatie van alle personen die in het gebouw aanwezig zijn. Na het terugdraaien van de sleutelschakelaar wordt de evacuatiesturing gedeactiveerd. De beslissing tot evacuatie wordt genomen in het CIP-lokaal. De evacuatie wordt per gebouw bekeken. Daarvoor moeten 3 sleutelschakelaars (BU1, BU2 en BU3) in het CIP-lokaal opgesteld worden bij het bedieningspaneel van de branddetectiecentrale. De sleutelschakelaars worden voorzien van een duidelijke benaming door middel van gegraveerde naamplaat. De sleutelschakelaar ‘bediening’ De brandcentrale is uitgerust met 2 bedieningsniveaus. Beide niveaus worden ingesteld met behulp van de sleutelschakelaar ‘bediening’. In het eerste niveau kunnen enkel de toetsen ‘stilte’ en ‘test led’, samen met de algemene bedieningstoetsen (F1 tot F4, de scroll toetsen, de escapetoets en de toetsen van het numeriek toetsenbord) bediend worden. In het tweede niveau worden eveneens de bedieningstoetsen ‘reset’, ‘evacuatie vertraging’ en ‘sirenes stop/uit dienst’ beschikbaar.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 117
Voeding / noodvoeding De brandcentrale zal voorzien zijn van een voedingsoverwaking. Er zullen 2 voedingen worden aangesloten op deze voedingsoverwaking: de voeding voor het laden van de batterijen en de algemene voeding van de centrale, de detectienetten en de periferie. Zodra de netspanning onderbroken wordt, dient dit in het systeem gelogd te worden. Indien de netspanning gedurende meer dan een half uur onderbroken is, wordt de netspanningsfout gemeld op de bedieningsconsoles en herhaalborden. Een batterijfout dient gemeld te worden als de batterijen niet aangesloten of defect zijn. Als de netspanning uitvalt, wordt er automatisch omgeschakeld op batterijspanning, waardoor de batterijen langzaam beginnen te ontladen. Zodra de batterijen hun kritische ontlaadspanning bereikt hebben, wordt dit gemeld met lage batterij spanningsfout. De batterijen zullen steeds in geladen toestand gehouden worden. Om de toestand van de batterijen te controleren, wordt één maal per week de netspanning intern ontkoppeld, waardoor de brandcentrale omschakelt op batterijspanning. De batterijen zullen van een onderhoudsvrij en gasdichte type zijn en de noodvoeding zal een totale autonomie hebben van minstens 24 uur doorlopende exploitatie + 30 min. uitzenden van waarschuwingssignalen op het einde van de zelfstandige werking conform de NBN S21-100. De berekening van de capaciteit van de noodvoeding, rekening houdende met alle op de installatie aangesloten onderdelen, is voor te leggen aan de plaatselijke brandweer. De voeding, evenals de afzonderlijke kringen, zullen afdoend beschermd zijn tegen overspanningen. De noodvoeding dient in een qua uitzicht zelfde behuizing als de brandcentrale ondergebracht. De printer De paneelprinter wordt serieel gekoppeld met de master brandcentrale via de I/O-bus en maakt een afdruk van alle alarm- en storingsmeldingen en van de uitgevoerde handelingen, samen met datum en tijdstip. Het aantal karakters per lijn is 24. De telefoondoormelder De master brandcentrale wordt gekoppeld met een microprocessorgestuurde telefoonkiezer, geschikt voor het versturen van spraak- en/of tekstboodschappen via een standaard analoge telefoonlijn naar een vast telefoontoestel of GSM. De kiezer is uitgerust met vier ingangen. Elke ingang verstuurt 1 gesproken en/of tekstboodschap naar één of meerdere telefoonnummers uit een lijst die maximum 8 nummers kan bevatten. Elk nummer wordt maximum 10-maal opgebeld. Bij het ontvangen van een oproep kan een bevestiging naar de telefoonkiezer teruggezonden worden. Deze bevestiging zorgt voor het volledig of gedeeltelijk stopzetten van de alarmcyclus. De boodschappen worden opgenomen via een ingebouwde microfoon en zijn te beluisteren via een ingebouwde luidspreker. Via deze microfoon en luidspreker kan de gebruiker van op afstand inluisteren en terugspreken. De programmatie is menu gestuurd en beveiligd via een code. Alle gegevens worden in een niet-vluchtig geheugen opgeslagen zodat deze behouden blijven na een spanningsuitval en eenvoudig gewijzigd kunnen worden. De taal is instelbaar via het bedieningsklavier. De telefoonkiezer bevat een logboek met een lijst van de laatste 64 uitgevoerde meldingen en bedieningen. OPC Interface De master-brancentrale dient via het OPC protocol, gekoppeld met het platform voor sloten en alarm beheer (zie verder in dit bestek), zodat de alarmen en meldingen van de branddetectie (van alle gebouwen) hierop kunnen worden weergegeven. De hiervoor benodigde interface (zowel software als hardware) dient inbegrepen te zijn in de prijs van de centrale. Plaatsing: -
centrale verwerkingseenheid: Zie hierboven voeding / noodvoeding: te voorzien bij elke centrale verwerkingseenheid telefoondoormelder: te voorzien bij de centrale verwerkingseenheid van de master centrale printer: te voorzien bij de centrale verwerkingseenheid van de master centrale bedieningspaneel: het bedieningspaneel wordt in opbouw geplaatst en is daarvoor aangepast. Opstellingsplaatsen zie hierboven
Opmerking: Indien het (hoofd)bedieningspaneel op afstand opgesteld wordt van de centrale, dan dient de bekabeling tussen centrale en (hoofd)bedieningspaneel redundant uitgevoerd te zijn. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 118
13.02.
HERHAALBORD
Het herhaalbord wordt ingebouwd in een kunststof behuizing geschikt voor opbouw montage. Het herhaalbord ontdubbelt de informatie zoals deze op de brandcentrale wordt gemeld, en biedt zo de mogelijkheid deze informatie op verschillende locaties in het gebouw te voorzien. Alle meldingen van de brandcentrale worden simultaan op alle aangesloten herhaalborden weergegeven. Het bedieningsfront van het herhaalbord is standaard uitgerust met een LCD-display (4x40 karakters), een aantal bedieningstoetsen (stilte, reset, enz.), een aantal visuele aanduidingen (alarm- en storingsleds) en een sleutelschakelaar voor het instellen van de 2 bedieningsniveaus en een knop voor evacuatiealarm. De communicatie tussen de analoog, adresseerbare brandcentrale en het herhaalbord gebeurt serieel door middel van een RS485-signaal. Plaatsing: Op volgende plaatsen wordt een herhaalbord voorzien: Centrale / gebouw
Geplaatst in lokaal
Brandcentrale A.OO (BU1 afdeling observatie & oriëntatie) Brandcentrale A.IB (BU1 afdeling intensieve behandeling
A 01 CEN 1 02 - Centrale verpleegpost A 02 CEN 1 02 - Centrale verpleegpost A 01 CEN 2 02 - Centrale verpleegpost A 02 CEN 2 02 - Centrale verpleegpost C 02 CEN 0 02 – Verpleegpost C 03 CEN 0 02 - Verpleegpost
Brandcentrale C (BU3) Meting: F.H. – Stuks
13.03.
DE AUTOMATISCHE BRANDDETECTOREN
De automatische branddetectoren die voor de bewaking zorgen, worden in netten gegroepeerd. Een net strekt zich, in geval er geen verlaagde plafonds aanwezig zijn ten hoogste over twee constructieniveaus uit, in de andere gevallen wordt minstens één net per constructieniveau voorzien. Een net mag in totaal een maximum van 99 identificaties van detectors omvatten. Alle detectoren dienen BOSEC gecertificeerd te zijn in combinatie met de brandcentrale en zijn van het analoog, adresseerbare type. Het adresseringsmechanisme wordt in de sokkel ingebouwd, terwijl de sokkel zelf volkomen elektronicavrij is. De detectoren zijn samengesteld uit een witte, zelfdovende polycarbonaat behuizing. Het te gebruiken type detector dient bepaald te worden in functie van het doel van de te bewaken ruimten. De detectoren mogen geen enkel onderdeel bevatten dat kan oxideren, roesten of slijten door de normale temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden waarin zij zijn opgesteld. De detectoren zullen geminiaturiseerd zijn en esthetisch verantwoord zijn. De detectors zullen zo ontworpen worden dat buitenstaanders deze niet kunnen openen of toegang krijgen tot de diverse onderdelen. Bij het wegnemen van een detector uit de installatie dient op de brandcentrale een storingssignaal in werking te treden. De detectors mogen geen alarm veroorzaken door: -
Normale variaties in de toestand en samenstelling van de lucht. Normale trillingen van het plafond waaraan zij bevestigd zijn. Statische elektriciteit.
De detectors dienen continu gecontroleerd te worden op hun vervuiling. De vervuilingsgraad dient van op de brandcentrale per detector afzonderlijk opgevraagd te kunnen worden. Iedere detector zal bij detectie een individuele flikkerende actie-indicator sturen. Dit mechanisme zal deel uitmaken van de detector. De actie-indicator wordt door manuele reset van op de brandcentrale uitgeschakeld en de detector is dan klaar voor nieuwe detectie. De sokkel dient voor alle detectors dezelfde te zijn, zodanig dat de detectors allen onderling verwisselbaar zijn. Ze dienen ontworpen te zijn voor een tweedraadssysteem. De kap en de sokkel moeten vervaardigd zijn uit zelfdovende kunststof (ABS), de schroeven en de veren moeten vervaardigd zijn van roestvrij staal.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 119
13.03.01.
Analoge, adresseerbare optische rookdetector
De optische detector reageert op zichtbare rookgassen. De werking van de detector is gebaseerd op het lichtverstrooiingsprincipe (Tyndall-principe). De optische detector is uitgerust met een interne, pulserende led en een fotocel. In normale omstandigheden zal de ingebouwde fotocel geen licht afkomstig van de led ontvangen, en zal het analoog signaal afkomstig van de fotocel in een overeenkomstige digitale vorm naar de brandcentrale doorgestuurd worden. Het intern analoog signaal stijgt in waarde naarmate rook de detector binnendringt en licht op de fotocel verstrooid wordt. De microprocessor in de brandcentrale vergelijkt de ontvangen signalen met de opgeslagen gegevens en initieert bij stijgende rookconcentraties respectievelijk een vooralarm of een alarmmelding. De optische detector is uitgerust met een witte led die rood oplicht ingeval van alarm. De optische detectoren dienen te voldoen aan de EN54-7 norm. Plaatsing: Op de plannen aangeduid als ‘RD’ Bepaalde detectoren van dit type dienen boven het verlaagde plafond geplaatst. Deze zijn op de plannen aangeduid met het type ‘RDP’. Meting: F.H. – Stuks
13.03.02.
Kanaaldetector
De kanaaldetector is ontworpen voor gebruik in combinatie met een optische rookdetector. De werking van de kanaaldetector gebeurt door het permanent controleren van stalen van afgezogen lucht van ventilatiekanalen. Een deel van het luchtdebiet in het ventilatiekanaal wordt via een geperforeerde ingangsbuis afgeleid naar de kanaaldetector die boven op het ventilatiekanaal gemonteerd is. Binnenin de behuizing van de kanaaldetector bevindt zich een optische rookdetector, van hetzelfde type als hierboven beschreven, die het afgezogen luchtstaal controleert op de aanwezigheid van rook. De gecontroleerde lucht wordt uit de behuizing van de kanaaldetector verwijderd via een geperforeerde uitgangspijp. Het ontwerp van het buizennet en de behuizing van de kanaaldetector is zo dat de lucht door de kamer passeert, met een snelheid die ongeveer 25% lager ligt dan de luchtsnelheid in het ventilatiekanaal. Een perfecte werking van de kanaaldetector is gegarandeerd voor luchtsnelheden in het ventilatiekanaal van 1 m/s tot 25 m/s. De behuizing van de kanaaldetector is afgesloten met een transparant deksel, zodat de alarmindicatie op de detector zichtbaar blijft. De in de kanaaldetector geïntegreerde optische rookdetector dient vanzelfsprekend in de prijs van dit artikel inbegrepen te zijn. Plaatsing: Exacte inplanting op de kanalen te bepalen bij uitvoering. Voor toepassing voor de lokalen waar aangeduid op de plannen met ‘RDK’ Dit type detector wordt o.a. toegepast in alle kamers van de geïnterneerden en in de hoofdextractiekanaal aan elke luchtgoep. Meting: F.H. – Stuks
13.03.03.
Analoge, adresseerbare thermovelocimetrische warmtedetector
De thermovelocymetrische detector controleert de temperatuur door middel van een enkelvoudige thermistor die een uitgangsspanning genereert in verhouding met de omgevingstemperatuur. Deze uitgangsspanning wordt verwerkt en doorgestuurd naar de analoog, adresseerbare brandcentrale. De thermovelocymetrische detector is uitgerust met een rode led die oplicht ingeval van alarm. De thermovelocymetrische detectoren dienen te voldoen aan de EN54-5 norm.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 120
in lokalen met een hogere vochtigheidsgraad wordt een VOCHTBESTENDIGE TVC detector en sokkel aangewend. Deze materialen zijn behandeld met een waterdichte epoxy, die een beperkte verticale vochtbinnendringing, veroorzaakt door condensatie, verhindert. in lokalen waar grotere hoeveelheden vocht ook onder andere hoeken kan binnendringen wordt een waterdichte TVC detector voorzien. In dit geval is de adresmodule samen met de TVC-melder ingebouwd in een IP55 aftakdoos. Beide printen worden bovendien met een beschermende epoxy opgegoten, zodat elk contact van de elektronische onderdelen met water uitgesloten is. Plaatsing: Op de plannen aangeduid als ‘Tvc’ Meting: F.H. – Stuks
13.03.04.
Analoge, adresseerbare optisch-thermische (multicriteria) detector
De optisch-thermische detector, ook soms multicriteria detector genoemd, is samengesteld uit een witte, zelfdovende policarbonaat behuizing en is uitgerust met een optische detectiekamer en een temperatuursensor. De signalen van de optische detectiekamer en de temperatuursensor worden door een ingebouwde microcontroller onafhankelijk van elkaar verwerkt. De werking van de multi-sensor detector is enerzijds gebaseerd op het licht-verstrooiingsprincipe (Tyndall-principe) en anderzijds op een temperatuursmeting. Het optische detectie-element is uitgerust met een interne, pulserende IR-LED en een fotocel. In normale omstandigheden zal de ingebouwde fotocel geen licht afkomstig van de led ontvangen, en zal het analoog signaal afkomstig van de fotocel in een overeenkomstige digitale vorm naar de centrale doorgestuurd worden. Het intern analoog signaal stijgt in waarde naarmate de rook de detector binnendringt en licht op de fotocel verstrooid wordt. De microprocessor in de brandcentrale vergelijkt de ontvangen signalen met de opgeslagen gegevens en initieert bij stijgende rookconcentraties respectievelijk een vooralarm- of een alarmmelding. De temperatuursmeting geschiedt volgens het thermovelocimetrisch principe en kan ongeacht de aanwezigheid van rook, een alarm genereren bij een plotse temperatuurstoename. De ingestelde gevoeligheid is vanwege de goede relatiesnelheid ten opzichte van smeulende en vlammende brandhaarden geschikt voor de courante toepassingen. De door de microprocessor gebruikte algoritmen bevatten driftcompensatie. De multi-sensor detector is uitgerust met een twee witte leds die rood oplichten ingeval van alarm. Plaatsing: Op de plannen aangeduid als OTh Meting: F.H. – Stuks
13.04.
ADRESSEERBARE WAARSCHUWINGSDRUKKNOPPEN
De waarschuwingsdrukknoppen worden aangesloten op een afzonderlijk net. Eén net mag in totaal een maximum van 99 identificaties van waarschuwingsdrukknoppen omvatten. De waarschuwingsdrukknop dient uitgevoerd in rode, slagvaste, zelfdovende kunststof (ABS). De waarschuwingsdrukknoppen dienen voor de manuele melding bij het vaststellen van een brandgevaar. In rust wordt een microschakelaar ingedrukt gehouden door een plexi-glaasje. Hierbij moet een type met resetbaar glaasje aangeboden worden. Activatie van het resetbare glaasje wordt aangeduid door een gele strip die zichtbaar wordt na activatie. Het contact, bediend door het resetbare glaasje in de drukknop, wordt via een adresmodule ingelezen, waardoor een identificatie per punt mogelijk is. Het moet mogelijk zijn de goede werking van de waarschuwingsdrukknop te testen de drukknop te demonteren, noch gebruik te maken van speciaal gereedschap. De waarschuwingsdrukknoppen dienen voorzien te zijn van een rode indicatie LED die oplicht bij activatie. De waarschuwingsdrukknoppen zullen allen van het inbouwtype zijn, met uitzondering van deze geplaatst in technische ruimtes
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 121
en lokalen waar ook voor het overige schakelmateriaal opbouw wordt toegepast. In technische ruimtes of lokalen waar hermetisch opbouwschakelmateriaal wordt toegepast, dienen de opbouw waarschuwingsdrukknoppen bijkomend voorzien van de nodige invoerwartels. Plaatsing: Bij haspels en volgens aanduiding op plan, montagehoogte: 1,5 m (bij uitvoering te bevestigen) Meting: F.H. – Stuks
13.05.
INLEESMODULES (inbegrepen in de prijs van de koppelingen)
De inleesmodules overwaken en melden de status van een potentiaalvrij contact. De inleesmodules worden via de detectielus gevoed en vereisen geen externe voeding. De inleesmodule wordt ingebouwd in een behuizing van 100x100x50mm. Plaatsing: Te bepalen bij uitvoering Meting: Pro memorie, Inbegrepen in de prijs van de desbetreffende koppeling waarvoor ze vereist zijn
13.06.
KORTSLUITISOLATOREN (inbegrepen in de prijs van de bekabeling)
De kortsluitisolator bewaakt de lusbekabeling op kortsluitingen. De isolator isoleert het gedeelte van de lus waarin de eventuele kortsluiting zich voordoet. Indien zich tussen twee kortsluitisolatoren een kortsluiting voordoet, dan wordt dat gedeelte van de detectielus ontkoppeld. Deze onderbreking van de gesloten lus wordt als lijnfout op de brandcentrale gemeld, waardoor de voedingsspanning zowel via het vertrek als via de retour op de lus geplaatst wordt. Zodoende blijft de rest van de gesloten lus in werking. Zodra de toestand van kortsluiting opgeheven wordt, wordt de ontkoppeling van de lus automatisch opgegeven. Een kortsluitisolator dient om de 32 detectoren en bij iedere doorgang naar een ander Rf. compartiment geplaatst te worden. De kortsluitisolator is uitgerust met een gele LED, die continu oplicht indien geactiveerd. Plaatsing: Te bepalen bij uitvoering Meting: Pro memorie, Inbegrepen in de prijs van de bekabeling
13.07.
DE EVACUATIESIRENES
Evacuatiesirene uitgevoerd in rode, onbrandbare PVC. De geluidssterkte bedraagt minimaal 110 dBA op 1 meter. De sirene werkt op 24 Volt en het stroomverbruik zal niet meer dan 20 mA bedragen. De tonaliteit van de sirenes moet aanpasbaar zijn. De plaats en het aantal sirenes zal zo bepaald zijn dat in alle lokalen van het betreffende gebouw, bij alarm, een minimum geluidsniveau van 70 dBA wordt bereikt zonder echter de 90 dBA in gelijk welk gesloten lokaal te overschrijden. Plaatsing: Zie richtinggevende aanduidingen op plan Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 122
13.08.
BIJ BRAND ZELFSLUITENDE DEUREN
13.08.01.
VOEDING DEURPOMPEN
In huidig project zijn bepaalde BBZS deuren aanwezig die voorzien worden van een elektromagnetische deurpomp. Deze elektromagnetische deurpompen zijn voorzien in het deel binnneschrijnwerk. De sturing van de deurpompen dient per deur te kunnne gebeuren door een contact vanaf de brandcentrale. Er dient softwarematig geprogrammeerd te kunnen worden welke deur ontgrendelt en welke niet. Onderhavige aanneming omvat de voeding 24VDC vanaf de brandcentrale voor en het aansluiten van deze deurpompen. De bekabeling vanaf de brandcentrale tot aan de deuren dient inbegrepen in de prijs. De kabelsectie voor de deurpompen is te bepalen in functie van het stroomverbruik en de kabellengte. Plaatsing: Zie aanduidingen op plan (DS) Meting: F.H. – Stuks 13.08.02.
DEURMAGNETEN
In huidig project zijn bepaalde BBZS deuren aanwezig die voorzien dienen te worden van een deurmagneet. Onderhavige aanneming omvat het leveren en plaatsen van deze deurmagneten, alsook de voeding 24VDC vanaf de brandcentrale voor deze deurpompen. De deurmagneten zullen van het opbouwtype zijn, en zullen geschikt zijn om gevoed te worden met 24V DC. Ze zullen beschikbaar zijn in diverse uitvoeringen naargelang de toepassing. Huidige aannemer staat in voor de selectie van het correcte type i.f.v. karakteristieken van de deur. Elek deurmagneet zal voorzien zijn van een geïntegreerde drukknop, waarmee de deur manueel kan gelost worden. De voeding van de deurmagneten wordt per deur uitgeschakeld door een contact vanaf de brandcentrale. Er dient softwarematig geprogrammeerd te kunnen worden welke deur ontgrendelt en welke niet. De bekabeling vanaf de brandcentrale tot aan de deuren is inbegrepen in de prijs van de deurmagneten. De kabelsectie voor de deurmagneten is te bepalen in functie van het stroomverbruik en de kabellengte. Plaatsing: Zie aanduidingen op plan (DM) Meting: F.H. – Stuks
13.09.
KOPPELINGEN OP VREEMDE INSTALLATIES
Voorafgaande opmerking(en): Alle bekabeling, voor koppelingen op vreemde installaties uitgevoerd met behulp van potentiaalvrije contacten, is aan te leggen in Rf 1 h. cfr. NBN 713-020 addendum 3. De bekabeling alsook alle bijhorende werken en materiaal om een goeie werking van de koppeling met de vreemde installatie conform de beschrijving te bekomen dienen integraal inbegrepen te zijn in de prijs van de desbetreffende koppeling. Voor alle koppelingen wordt steeds ‘positieve veiligheid’ toegepast, tenzij dit hierna specifiek anders is vermeld. Alle koppelingen dienen vanzelfsprekend uitgevoerd met de desbetreffende brandcentrale van het gebouw of deel van het gebouw waarbij de desbetreffende te koppelen installatie hoort.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 123
13.09.01.
Gasdetectie
De alarmen van de gasdetectiecentrale(s) (voorzien in het deel HVAC) dienen op de brandcentrale aangesloten. Bij gasdetectie dient door de brandmeldinstallatie, een akoestisch (zoemers, afstelbaar) en optisch signaal, met melding van eerste of tweede alarmniveau op de displays van het bedieningspaneel, de herhaalborden en DECT toestellen gegeven. Tevens dient door de brandmeldinstallatie een potentiaalvrij contact ter beschikking gesteld te worden die bij evacuatie alarm de magnetische gasafsluiter sluit. te worden Voor de signaaldoorvoering worden, voor elke gasdetectiecentrale, in het lot HVAC enkel de potentiaalvrije contacten (alarmpeil 1 en 2 van de gasdetectie) en aansluitklemmen (evacuatie / gasafsluiter) voorzien in het bord HVAC. De bekabeling tussen de brandcentrale en het bord HVAC, incl. het aansluiten ervan maakt deel uit van onderhavige aanneming. Voor prijsopgave dient rekening gehouden dat er per brandcentrale één gasdetectiecentrale gekoppeld dient te worden. Meting: T.P. – G.P.
13.09.02.
Brandkleppen en ventilatiegroepen
Deze post omvat de sturing van brandkleppen en ventilatoren bij brandmelding in de lokalen. Voor de compartimentering wordt verwezen naar het KB van 19.12.1997: brandbeveiliging in lage en middelhoge gebouwen, inclusief recentere aanvullingen. Bij het functioneren van de branddetectie in een compartiment worden de brandkleppen in dit compartiment automatisch gesloten en worden de betrokken luchtgroepen automatisch gestopt ook als zij naast dit compartiment nog een ander compartiment bedienen. Ten behoeve van deze sturingen wordt per compartiment een potentiaalvrij contact door onderhavige aanneming ter plaatse van de desbetreffende borden HVAC gebracht. Dit contact moet de aannemer HVAC toelaten om de bijhorende luchtgroepen en brandkleppen te sturen. De aansluiting van de kabels in het bord HVAC is ten laste van de aannemer HVAC. De brandkleppen, hun bedieningsmechanismen en alle bekabeling tussen de brandkleppen, ventilatoren en het bord van de centrale verwarming in de technische ruimte zijn voorzien in de aanneming HVAC. Per luchtgroep zal tevens een gemeenschappelijke statuscontrole van de betrokken brandkleppen teruggemeld worden naar de brandcentrale. Voor prijsopgave dient hierbij rekening gehouden met:
Voor brandcentrale A.OO: 2 stuks Voor brandcentrale A.IB: 1 stuk Voor brandcentrale B: 11 stuks Voor brandcentrale C: 1 stuk
De potentiaalvrije stuurcontacten en de bekabeling voor de overname van de statuscontrole brandkleppen worden tot aan de genummerde klemmenstrook van het bord HVAC gebracht, met andere woorden de verbindingsleidingen voor bovenvermelde contacten, tussen de branddetectiecentrale en het bord HVAC, worden aangelegd door de aannemer elektriciteit, doch de aansluiting ervan in het bord HVAC is ten laste van de aannemer HVAC.. Meting: T.P. – G.P.
13.09.03.
Alarmovername van brandkoepels
De rookkoepel(s) m.i.v. spindel, bedieningspaneel en rookkoepelcentrale worden geleverd en geplaatst door de aannemer ruwbouw en maken geen deel uit van het deel elektriciteit. In het deel elektriciteit is echter wel voorzien: -
de voedingskabel(s) voor de rookkoepel(s), vanaf het desbetreffend elektrisch bord (zie schema’s), naar de rookkoepel, uitgevoerd in Rf. 1h. cfr. NBN 713-020. de stuurbekabeling tussen de spindel, rookkoepelcentrale, bedieningspaneel en/of overige onderdelen van de rookkoepel, uitgevoerd in Rf. 1h. cfr. NBN 713-020 conform het schema van de leverancier van de rookkoepel.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 124
-
het aansluiten van de bekabeling op de verschillende componten, conform het schema van de leverancier van de rookkoepel. het inlezen van de status open/dicht van de rookkoepels op de brandcentrale, incl. bijhorende bekabeling en het leveren en plaatsen van een magneetcontact op de koepel.
Meting: T.P. – G.P.
13.09.04.
Ontgrendeling van elektrisch gesloten gehouden deuren
In huidig project mag geen enkele deur of poort die voorzien is van een elektrische (sloten)sturing door de brandcentrale automatisch ontgrendeld of opengestuurd kunnen worden. De ontgrendeling bij brand mag enkel gebeuren van op afstand uit het CIP lokaal via het platform voor sloten en alarm beheer of manueel ter plaatse d.m.v. een mechanische sleutel. Meting: Pro Memorie
13.09.05.
Liftinstallatie(s)
Ten einde aan de aannemer van de liftinstallatie toe te laten de correcte sturingen uit te voeren in geval van branddetectie, dienen door onderhavige aannemer vanaf de brandcentrale volgende spanningsloze contacten ter beschikking gesteld te worden van de liftconstructeur: -
potentiaalvrij contact dat geactiveerd wordt bij branddetectie buiten de lift en zijn onderdelen potentiaalvrij contact dat geactiveerd wordt bij branddetectie in de liftschacht en/of machinekamer van de desbetreffende lift
Omgekeerd wordt een potentiaalvrij contact geleverd door de liftconstructeur (bij detectie in de liftschacht), dat door de brandcentrale is in te lezen. De bekabeling wordt gebracht tot aan het stuurbord van de desbetreffende lift. De bekabeling tussen de brandcentrale en de stuurborden van de liften maakt integraal deel uit van het deel elektriciteit, het aansluiten ervan op de stuurborden van de liften gebeurt door de installateur van de liftinstallaties. Meting: T.P. – G.P.
13.09.06.
Automatische blusinstallatie keuken
In de keuken bevindt zich een automatische blusgroep voor de keukeninstallaties. Bij het inwerking treden van deze automatische blusinstallatie, wordt een contact geactiveerd in deze automatische blusinstallatie. De overname van dit contact vanaf deze installatie tot in de brandcentrale, m.i.v. de bekabeling, maakt deel uit van het deel elektriciteit. Bij het in werking treden dienen de brandkleppen te sluiten en de luchtgroepen stil te vallen (parallel aan het functioneren van de branddetectie), alsook dient een visuele en akoestische melding gegeven op de brandcentrale. Opmerking: De automatische blusgroep in de keuken maakt geen deel uit van de huidige aanneming en zal voorzien worden door derden. Huidige aannemer zal zelf instaan voor de nodige coördinatie met de uitbater van de keuken. Meting: T.P. – G.P. 13.09.07.
DECT-installatie
Zowel brandmeldingen, waarschuwingen als alarmen afkomstig van de brandcentrale of één van de erop gekoppelde vreemde installaties dienen doorgestuurd te worden naar het DECT-telefoniesysteem. Hiervoor dient door onderhavige aannemer een seriële verbinding ter beschikking gesteld te worden aan de berichtgevingscentrale van de DECT-installatie zodat de berichten verschijnen op alle door de Bouwheer aangeduide DECTtoestellen, al dan niet via tijdsafhankelijk schema.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 125
Op de DECT-handsets zal dezelfde tekst verschijnen als op het bedieningspaneel en herhaalborden van de brandmeldinstallatie. Alle benodigde prestaties en materialen vereist om deze verbinding te realiseren tussen de branddetectiecentrale en de berichtgevingscentrale van de DECT-installatie, alsook om de werking correct te laten functioneren zoals hierboven beschreven, dienen inbegrepen in dit artikel. Meting: T.P. – G.P.
13.10.
BEKABELING
Alle leidingen en bedradingen, nodig voor het uitvoeren van de installaties en om een perfecte werking toe te laten, behoren tot de aanneming. Behalve de volgende bepalingen is de elektrische installatie conform het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en de specifieke besluiten met betrekking tot sommige types van gebouwen. Bovendien moet zij verwezenlijkt worden volgens de regels van het goed vakmanschap. De leidingen dienen enkel voor de automatische detectie-installatie. Zij zijn gescheiden van de leidingen gebruikt voor andere doeleinden. Storing op de bekabeling door interferentie van vreemde installaties moet ten allen prijze vermeden worden. De kabelkenmerken zijn aangepast om een abnormale spanningsval te vermijden. Om de mechanische sterkte alsmede de goede werking van de installatie te waarborgen, bedraagt de diameter van de aders minimum 1,5 mm², behoudens bijzondere wettelijke verplichtingen of technische voorschriften bepaald door de leverancier van het materieel. Er dient voor alle leidingen gebruik gemaakt te worden van brandvrije bekabeling Rf 1 h., cfr. NBN 713.020. De isolatiespanning van deze kabels dient steeds aangepast te zijn aan de toepassing. Er dient rekening gehouden te worden met volgend bekabelingsprincipe: -
detectoren: Closed-loop principe, minstens één lus / net per verdieping handbrandmelders: Closed-loop principe evacuatiesirenes: afzonderlijke lijnen,
Equipotentiale verbindingen tussen de verschillende kringen zijn niet toegelaten. Bijkomende aftakkingen parallel op de lusleidingen zijn evenmin toegelaten. Kabels moeten zonder onderbreking van het ene voetstuk naar het andere gaan. Kabelverbindingen zijn enkel toegelaten in de voetstukken van de detectoren. Alle kabels dienen waar mogelijk in inbouw aangelegd in de voorziene kabelgoten of in Tth buizen in vloerplaten en muren. In geval van inbouw in buis boven verlaagde plafonds dienen Tth buizen van het versterkte type toegepast. De bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’ van dit bestek dienen hierbij gerespecteerd. Waar inbouwmontage niet mogelijk is, zullen de leidingen in zicht in opbouw aangelegd worden. In geval van opbouw zal steeds verplichtend gebruik worden gemaakt van Tth buizen van het versterkte type. De bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’ van dit bestek dienen hierbij gerespecteerd. Meting: T.P. – G.P. 13.11.
PROGRAMMATIE & INDIENSTSTELLING
Deze post omvat de volledige indienststelling en programmatie van alle onderdelen van de installatie om een goede werking te bekomen. De programmatie zal steeds gebeuren in overleg met het Bestuur. Een lijst met een voorstel van de nummering/adressering van de componenten, bijhorende lokaalbenamingen en meldingsteksten dient voor uitvoering door de huidige aannemer vooraf opgesteld en goedgekeurd te worden door het Bestuur. Bij de indienststelling moeten alle automatische brandmelders individueel getest worden met een speciaal testtoestel. Alle handbrandmelders dienen eveneens getest. Verder wordt o.a. nagegaan of de juiste meldingen naar de centrale doorkomen, daar de juiste sturingen worden uitgevoerd en alle koppelingen met vreemde installaties correct functioneren. De indienststelling van de brandmeldinstallatie, zal geschieden in samenwerking met of door de fabrikant en in overleg met of aanwezigheid van de nevenaannemers wiens vreemde installaties op de brandcentrale gekoppeld zijn. Een verslag hieromtrent opgemaakt door de leverancier/fabrikant zal voorgelegd worden. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 126
13.12.
KEURING
Alle installatie-elementen van de branddetectie worden bij indienststelling op hun werking getest en goedgekeurd door een erkend keuringsorganisme naar keuze van het Bestuur. Dit in bijzijn van een vertegenwoordiger van het Bestuur en de Brandweer (indien dit laatste specifiek door de brandweer gewenst wordt). Een blanco keuringsattest zonder opmerking dient bekomen te worden. Indien dit niet het geval is, dienen de nodige aanpassingen en een herkeuring, ten laste van de huidige aannemer uitgevoerd te worden. Meting: Pro memorie, inbegrepen in de overige keuringskosten. 13.13.
OPLEIDING GEBRUIKER
De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding zal twee maal, ter plaatse, worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen en moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. Voor de opleiding dient (ter plaatse) minstens 2 x 4 uur voorzien te worden. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 127
14. - BINNEN/BELET (DEURWACHTER) Bepaalde lokalen (inplanting zie plannen) dienen voorzien van een deurwachtersysteem. Dit deurwachtersysteem zal bestaan uit een deur- en binnenpost en zal werken op een spanning van 24V. Werkingsprincipe: De bezoeker drukt op de toets buiten. Een zoemer treedt in werking binnen. Binnen drukt de betrokkene op de toets "binnen" of "bezet". Buiten licht het overeenkomstig venster op en treedt een zoemer in werking bij het signaal "binnen". Vóór het verlaten van zijn bureel kan de betrokkene een schakelaar omleggen, waardoor bij het drukken op de deurset het venster "afwezig" oplicht. Opmerking: Noodzaak bij uitvoering te bespreken. 14.01.
DEURPOST
De deurpost is van het opbouwtype (afmetingen inbouwdoos +/- 10 x 10 cm). De afdekplaat is bronskleurig en wordt vastgeschroefd op de inbouwdoos. De deurpost is voorzien van: 3 veldlampen, elk afgescheiden en afgedekt met diffusor met vermelding bezet (rood licht), binnen (groen licht) en afwezig (wit licht) uitgerust met een zoemer en drukknop met verlicht kader voor naam. klemmenstrook met rijgklemmen. Meting: F.H. – stuk 14.02.
BINNENPOST
De binnenpost is van een type dat geschikt is voor vrijstaande plaatsing op een bureau. Hiertoe wordt de binnenpost voorzien van een geschikt soepel snoer (5 x 0,75 mm2), met lengte van 3 meter. Het uiteinde van dit snoer zal afgewerkt zijn met een geschikte 5-polige contactstop van het miniatuurtype. In de wand (exacte inplanting te bepalen bij uitvoering) zal een 5-polige bijhorende contactdoos voorzien worden ten behoeve van de verbinding met de vaste bekabeling. De binnenpost is voorzien van: chassis in lessenaarvorm. 1 schakelaar (afwezig). drukknoppen (belet - binnen). 1 zoemer (binnen). klemmenstrook met rijgklemmen. Meting: F.H. – stuk 14.03.
VOEDING
De nodige voedingen (24V) dienen inbegrepen in het elektrisch bord van de afdeling. Meting: Pro memorie
14.04.
BEKABELING
De inschrijver zal alle bekabeling en aansluitingen uitvoeren volgens de instructies van de leverancier. Hij volgt de aansluitschema’s en bekabelingsschema’s van de leverancier en houdt rekening met de kabeltypes en kleurcodes. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 128
15. - UURWERKINSTALLATIE In huidig project dient een installatie voor tijdssignalisatie voorzien. Deze installatie, die in hoofdzaak zal bestaan uit een radiogestuurde moederklok en een aantal daarop gekoppelde nevenuurwerken dient geleverd, geplaatst, aangesloten en in dienst gesteld te worden door de huidige aannemer. 15.01.
MOEDERKLOK
Moederklok, geïntegreerd in een kunststof behuizing (IP55) ten behoeve van het aansturen van één of meerdere van de hieronder beschreven nevenuurwerken, met ingebouwde DCF-77 ontvanger en externe DCF-77 antenne, Specificaties:
automatische correctie van zomer/winteruur digitale LED display voor tijdsaanduiding in uren en minuten afwijking maximum 1 minuut/jaar voedings: 230V/50Hz AC (max. 6VA) autonomie van 24 uur bij spanningsuitval geschikt voor het leveren van gepolariseerde 24V DC 1/1 minutenpulsen (pulsduur 2 seconden), geschitk voor een belasting tot 100 mA of minstens 10 van de hieronder beschreven uurwerken
Plaatsing: In huidig project wordt de moederklok voorzien in de nis naast bord EB A.OO.00.16. De exacte inplanting van de antenne van de DCF-77 ontvanger is te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – Stuks
15.02.
NEVENUURWERKEN
Analoog enkelzijdig nevenuurwerk voor binnenopstelling, met onderstaande specificaties :
vierkante metalen, wit gelakte behuizing afmetingen: 230 x 230 mm (hxb) witte wijzerplaat met zwarte cijfers uur- en minutenwijzer voorzien van een vlakke transparante kunststof ter bescherming van de wijzerplaat geluidsloze werking geschikt voor aansturing d.m.v. gepolariseerde 24V DC 1/1 minutenpulsen.
Plaatsing: In huidig project worden er nevenklokken voorzien in de afzonderingskamers van de afdeling observatie & oriëntatie (BU1). Deze neven uurwerken dienen ingebouwd te worden in de voorziene nis en afgeschermd te worden met een slagvaste transparante polycarbonaatplaat. Deze plaat dient vandaalbestendig vastgezet op een zodanig manier dat geïnterneerden er zich niet kunnen aan kwetsen en dient inbegrepen te zijn in de prijs van de klok. Meting: F.H. – Stuks
15.03.
BEKABELING
Deze post omvat alle benodigde bekabeling (incl. beschermingsmiddelen of buizen, …) ten behoeve van de voeding van de moederklok, de signalen naar de nevenuurwerken en de verbinding tussen moederklok en externe DCF antenne. Deze bekabeling dient anagelgd te worden conform de bepaling van het deel ‘LEIDINGEN’. Meting: T.P. – G.P
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 129
16. - BAGAGESCANNERS Op de plannen zijn een aantal x-ray bagagescanners ingetekend. Deze bagagescanners worden geleverd door derden. Deze aanneming omvat enkel de voeding en data-aansluitingen voor deze bagagescanners. Deze zijn vervat in de overeenkomstige posten van dit bestek. Meting: Pro memorie.
17. - METAALDETECTIE Op de plannen zijn een aantal metaaldetectiepoortjes ten behoeve van het controleren van bezoekers, personeel en geïnterneerden ingetekend. Deze metaaldetectiepoortjes worden geleverd door derden. Deze aanneming omvat enkel de voeding en data-aansluitingen voor deze metaaldetectiepoortjes. Deze zijn vervat in de overeenkomstige posten van dit bestek. Meting: Pro memorie.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 130
18. – IP-CCTV INSTALLATIE In huidig project is een IP-CCTV systeem te voorzien. Dit systeem zal opgebouwd zijn uit meerdere IP-CCTV camera’s en de bijhorende actieve apparatuur. Voor deze CCTV installatie zal gebruik gemaakt worden van het netwerk van gestructureerde bekabeling dat voorzien is voor de ‘securit’ installaties. De CCTV installatie zal gekoppeld worden met het platform voor sloten en alarm beheer waarop ook de visualisatie zal gebeuren. Alle camera’s dienen bijgevolg ook compatibel te zijn met de software van het platform voor sloten en alarmbeheer. Huidig artikel omvat het leveren, plaatsen en aansluiten van deze camera’s met inbegrip van alle voor de montage benodigde toebehoren, de benodigde actieve apparatuur (servers, switches, …), de configuratie, indienststelling en de benodigde testen om een goede werking van de installatie te bekomen. De exacte opstelling van de camera’s is te bepalen bij uitvoering. Voor de vaste camera’s met uitzondering van de 360° camera’s , dient het type van lens geverifieerd te worden bij uitvoering i.f.v. de exacte opstelling en te bewaken zone. De bij onderstaande types vermelde eigenschappen zijn steeds de minimale vereisten. Camera’s van het niet IP type zijn niet toegelaten. 18.01.
IP CAMERA TYPE 1
Robuuste, intelligente 360°, megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en zonder bewegende delen, waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken en geschikt voor wandopbouw. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR Objectief: Hemispherisch Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Kleur: 2048 x 1536 (3 Mega) Beeldformaten: Minstens keuze tussen o.a. 2048 x 1536, 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van virtuele PTZ, Digital Pan/Tilt/Zoom, continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoustisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit. Benaderende afmetingen: diameter 160 mm, hoogte 5 cm (excl. de wandopbouwdoos)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 131
verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type worden geplaatst op de wand. De nodige wandopbouwdozen dienen, inbegrepen te zijn. Naar gelang van de toepassing (te bepalen bij uitvoering), dient deze al/dan niet van een type met schuine opstelling (10°) van de camera te zijn. Deze wanddoos dient inbegrepen in de prijs van de camera. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 1’. Meting: F.H. – Stuks 18.02.
IP CAMERA TYPE 2
Robuuste, intelligente 360°, megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en zonder bewegende delen, waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken en geschikt voor plafondinbouw. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR Objectief: Hemispherisch Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Kleur: 2048 x 1536 (3 Mega) Beeldformaten: Minstens keuze tussen o.a. 2048 x 1536, 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van virtuele PTZ, Digital Pan/Tilt/Zoom, continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoustisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit. Benaderende afmetingen: diameter 160 mm, hoogte 5 cm (excl. de wandopbouwdoos)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type worden ingebouwd in de verlaagde plafonds. De hiervoor benodigde inbouwkit dient inbegrepen te zijn. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 2’. Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 132
18.03.
IP CAMERA TYPE 3
Robuuste, vandaalbestendige, intelligente 360°, megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en zonder bewegende delen, waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken en geschikt voor plafondopbouw. Minimale specificaties:
Beeld: ZWART-WIT Objectief: Hemispherisch Min. lichtsterkte: 0,1 Lux (t=1/60 s), 0,005 Lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Zwart/Wit: 1280 x 960 (MEGA) Beeldformaten: Minstens keuze tussen o.a. 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van virtuele PTZ, Digital Pan/Tilt/Zoom, continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoustisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Vandaalbestendige behuizing,vervaardigd in roestvrije staal en 3 mm dik policarbonaat met matte afwerking en voorzien van anti-vandaal schroeven Benaderende afmetingen: diameter 160 mm, hoogte 5 cm (excl. de wandopbouwdoos) op het moment dat de camera werkt en opname van beelden mogelijk is, moet een rode led branden of een andere lokale signalisatie de werking van de camera kenbaar maken
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type, dienen met hun vandaalbestendige behuizing opgebouwd te worden tegen het plafond. De hiervoor benodigde montage toebehoren dienen inbegrepen te zijn. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 3’. Meting: F.H. – Stuks 18.04.
IP CAMERA TYPE 4
Robuuste, onderhoudsvrije intelligente vaste megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en breedbeeldlens (90°), waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 133
Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR Objectief: Breedbeeld: 22 mm (90° H, 67°V) Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Kleur: 2048 x 1536 (3 Mega) Beeldformaten: tot 2048 x 1536, 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoustisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit. Benaderende afmetingen: +/- 14 x 23 x 19 cm (b x d x l)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type, dienen in opbouw geplaatst te worden op het plafond of tegen de wand (te bepalen bij uitvoering. De hiervoor benodigde richtbare wand- of plafondsteun (naar gelang toepassing) en de benodigde montage toebehoren dienen inbegrepen te zijn. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 4’. Opmerking: Type lens bij uitvoering, voor bestelling te verifiëren i.f.v. de toepassing. Meting: F.H. – Stuks 18.05.
IP CAMERA TYPE 5
Robuuste, vandaalbestendige, intelligente 360°, megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en zonder bewegende delen, waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken en geschikt voor wandopbouw. Minimale specificaties:
Beeld: ZWART-WIT Objectief: Hemispherisch Min. lichtsterkte: 0,1 Lux (t=1/60 s), 0,005 Lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 134
Max. beeldresolutie: Zwart/Wit: 1280 x 960 (MEGA) Beeldformaten: Minstens keuze tussen o.a. 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van virtuele PTZ, Digital Pan/Tilt/Zoom, continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoustisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Vandaalbestendige behuizing,vervaardigd in roestvrije staal en 3 mm dik policarbonaat met matte afwerking en voorzien van anti-vandaal schroeven Benaderende afmetingen: diameter 160 mm, hoogte 5 cm (excl. de wandopbouwdoos)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type, dienen met hun vandaalbestendige behuizing opgebouwd te worden tegen de wand. De hiervoor benodigde montage toebehoren dienen inbegrepen te zijn. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 5’. Meting: F.H. – Stuks 18.06.
IP CAMERA TYPE 6
Robuuste, onderhoudsvrije intelligente vaste megapixel IP camera met twee sensoren (dag/nacht) met automatische omschakeling i.f.v. de lichtsterkte en breedbeeldlenzen (90°) waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR (sensor 1, overdag) + ZWART /WIT (sensor 2, nacht) Objectieven: Elke sensor wordt voorzien van een breedbeeldlens (90° H, 67°V) Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) voor de dagsensor, : 0,1 Lux (t=1/60 s), 0,005 Lux (t=1/1 s) voor de nachtsensor Videosensor: 2x 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Dagsensor (kleur): 2048 x 1536 (3 Mega), Nachtsensor (zwart/wit): 1280 x 960 (Mega) Beeldformaten: tot 2048 x 1536 (enkel dagsensor), 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 135
Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoestisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Weersbestendige behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit / grijs. Benaderende afmetingen: +/- 14 x 16 x 17 cm (b x d x l)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type worden, conform de inplanting op plannen, bevestigd tegen de gevel of gemonteerd op de verlichtingsmasten en palen van de omheining of boven op de beton muur rond de gesloten afdeling. Voor de camera’s geplaatst op de palen van de omheining dient een verlengbuis te worden toegepast. De nodige montage toebehoren, bevestigingshulpstukken en steunen alsook de eventuele verlengbuizen dienen inbegrepen te zijn in de prijs van de camera. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 6’. Opmerking: Type lens bij uitvoering, voor bestelling te verifiëren i.f.v. de toepassing. Meting: F.H. – Stuks 18.07.
IP CAMERA TYPE 7
Robuuste, onderhoudsvrije intelligente vaste megapixel IP camera (3 megapixels) met twee sensoren (dag/nacht) met automatische omschakeling i.f.v. de lichtsterkte en breedbeeldlenzen (45°) waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR (sensor 1, overdag) + ZWART /WIT (sensor 2, nacht) Objectieven: Elke sensor wordt voorzien van een breedbeeldlens (45° H, 35°V) Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) voor de dagsensor, : 0,1 Lux (t=1/60 s), 0,005 Lux (t=1/1 s) voor de nachtsensor Videosensor: 2x 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Dagsensor (kleur): 2048 x 1536 (3 Mega), Nachtsensor (zwart/wit): 1280 x 960 (Mega) Beeldformaten: tot 2048 x 1536 (enkel dagsensor), 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 136
o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoestisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Weersbestendige behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit / grijs. Benaderende afmetingen: +/- 14 x 16 x 17 cm (b x d x l)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type worden, conform de inplanting op plannen, bevestigd tegen de gevel of gemonteerd op de verlichtingsmasten en palen van de omheining of boven op de beton muur rond de gesloten afdeling. Voor de camera’s geplaatst op de palen van de omheining dient een verlengbuis te worden toegepast. De nodige montage toebehoren, bevestigingshulpstukken en steunen alsook de eventuele verlengbuizen dienen inbegrepen te zijn in de prijs van de camera. De camera’s op de buitenperimeter dienen volgens het kop-staart principe geplaatst, waarbij de ene camera de achterkant van de andere bewaakt. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 7’. Meting: F.H. – Stuks 18.08.
IP CAMERA TYPE 8
Robuuste, onderhoudsvrije intelligente vaste megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en breedbeeldlens (45°) waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met minstens onderstaande kenmerken. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR Objectief: Breedbeeld: 42 mm (45° H, 34°V) Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Kleur: 2048 x 1536 (3 Mega) Beeldformaten: tot 2048 x 1536, 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoestisch
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 137
alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit. Benaderende afmetingen: +/- 14 x 23 x 19 cm (b x d x l)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type, dienen in opbouw geplaatst te worden op het plafond of tegen de wand (te bepalen bij uitvoering). De hiervoor benodigde richtbare wand- of plafondsteun (naar gelang toepassing) en de benodigde montage toebehoren dienen inbegrepen te zijn. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 8’. Opmerking: Type lens bij uitvoering, voor bestelling te verifiëren i.f.v. de toepassing. Meting: F.H. – Stuks 18.09.
IP CAMERA TYPE 10
Robuuste, intelligente 360°, megapixel IP camera (3 megapixels) met één sensor en zonder bewegende delen, waarbij de intelligentie zich in de camera bevindt, waardoor de verwerking van de beeldgegevens in de camera zelf kan gebeuren, met mnistens onderstaande kenmerken en geschikt voor plafondopbouw. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR Objectief: Hemispherisch Min. lichtsterkte: 1 lux (t=1/60 s), 0,05 lux (t=1/1 s) Videosensor: 1/2" CMOS sensor, met progressive scan Max. beeldresolutie: Kleur: 2048 x 1536 (3 Mega) Beeldformaten: Minstens keuze tussen o.a. 2048 x 1536, 1280 x 960, 1024 x 768, 800 x 600, 768 x 576 (D1), 704 x 576 (TV-PAL), 640 x 480, 384 x 288, 352 x 288, 320 x 240, 160 x 120 of een vrij instelbaar beeldformaat. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): VGA: 25 fps, TV-PAL: 18 fps, MEGA: 8 fps, 3MEGA: 4 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): VGA: 30 fps, TV-PAL: 30 fps, MEGA: 30 fps, 3MEGA: 20 fps Beeldcompressie: xPEG, M-JPEG, JPG, H.263 (Video-VoIP-Telefoon-functie) Intern geheugen: 64 Mb Interne opslag (DVR): Rechtstreeks via Insteekslot voor MicroSD geheugenkaart(tot 32 GB). Een compatibele microSD kaart van minstens 4 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Externe opslag direct op NAS en PC / Server is mogelijk zonder dat hiervoor extra bijkomende soft- of hardware vereist is. Mogelijkheden beeldverwerking: (deze functies dienen te gebeuren door de elektronica in de camera zelf) o Tegenlichtcompensatie, automatische wit balans, o beeldcorrectie o bewegingsdetectie Voorzien van virtuele PTZ, Digital Pan/Tilt/Zoom, continue 8x zoom, zonder bewegende delen. Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering bij gebeurtenissen dankzij meerdere bewegings-detectievelden, via externe signalen, temperatuursensor,… met mogelijk tot notificatie per e-mail, FTP, IP telefonie (VoIP, SIP), visueel/akoestisch alarm, voor-& na-alarmbeelden. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van gebruiker-/Groepmanagement, HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging, digitale beelden signatuur voorzien van een CE keurmerk. Voeding: Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af; Class 0), voorzien van bijkomende mogelijkheid voor
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 138
voeding via netpower-adapter. Beschermingsgraad: IP65 (DIN EN 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -30° tot +60 °C Behuizing vervaardigd uit een slagvaste glasvezelversterkte kunststof, kleur wit. Benaderende afmetingen: diameter 160 mm, hoogte 5 cm (excl. de wandopbouwdoos)
In huidig project worden, doordat deze camera’s gekoppeld worden op het platform voor sloten en alarm beheer en bepaalde verwerkingen van de beelden mogelijks via dit platform zullen gebeuren i.p.v. door de camera zelf, mogelijks niet alle van bovenstaande functies benut. Deze functies dienen echter wel op de camera aanwezig te zijn. Plaatsing: De camera’s van dit type worden opgebouwd tegen het plafond. De nodige montagetoebehoren dienen inbegrepen te zijn. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 10’. Meting: F.H. – Stuks 18.10.
IP CAMERA TYPE 11 PTZ
Gemotoriseerde dome netwerkcamera van het type Point-To-Zero (PTZ), geschikt voor buitenopstelling met dag en nachtfunctionaliteit. Minimale specificaties:
Beeld: KLEUR / ZWART-WIT (automatisch dag / nacht) Objectief: f = 3,6 – 104.4 mm, F1.43 – 367, met autofocus en horizontale beeldhoek: 53°- 2° Min. lichtsterkte: 0,5 lux bij 30 IRE F1.4 (kleur) en 0.01 lux bij 30 IRE F1.4 (zwart-wit) Videosensor: één 1/4" CCD sensor, geschikt voor dag en nacht met progressive scan Max. beeldresolutie: 720x480 (bij 60 Hz), 720x576 (bij 50 Hz) Beeldformaten: Instelbaar tussen 720x480 en 176x120 bij 60 Hz of tussen 720x576 e 176x144 bij 50 Hz Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): Motion JPEG 30 fps (bij 60 Hz), 25 fps (bij 50Hz), voor alle resoluties Max.videofrequentie (Live/opname, zonder audio): H.264 30 fps (bij 60 Hz), 25 fps (bij 50Hz), voor alle resoluties Beeld-/videocompressie: Individueel configureerbare Motion JPEG en H.264 streams met instelbare bandbreedtes en framerates Intern geheugen: 96 Mb (voor voor- en na- alarm) Interne opslag (DVR): via Insteekslot voor SD/SDHC geheugenkaart. Een compatibele SDHC geheugenkaart van minstens 16 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Mogelijk via een externe video- en storage server Mogelijkheden beeldverwerking: o Tegenlichtcompensatie o bewegingsdetectie o privacy-maskering o elektronische beeldstabilisatie o beeldcorrectie Voorzien van PTZ, met minstens tot 29x optische zoom (aangevuld met 12x digitale zoom) 360° graden pan met autoflip en 180° tilt met regelbare rotatiesnelheid (0,2° tot 300°/s). Alarmfuncties: Mogelijkheid tot alarmering d.m.v. temperatuursensor, bewegingsdetectie, PTZE positie en volle geheugenkaart met mogelijkheid tot notificatie per e-mail, HTTP en TCP en beeldoverdracht (bij alarm) via FTP,http of email of lokaal op de geheugenkaart. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van paswoordbeveiliging , HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging en digitale beelden signatuur Normering: Voldoet o.a.aan de normen EN 55022 Class B, EN 61000-3-2, EN 61000-3-3, EN 61000-6-1, EN 61000-62, EN 55024 en is voorzien van een CE keurmerk. ONVIF compatibel Voeding: High Power over Ethernet (High PoE volgens IEEE 802.3at), max 37 W Beschermingsgraad: IP66 (IEC 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -20° tot +50 °C Behuizing vervaardigd uit een robuuste kunststof, kleur wit en zwart. Benaderende afmetingen: diameter +/- 210 mm, hoogte +/- 200 m (excl. het ophangsysteem)
In huidig project worden, deze camera’s gekoppeld op en bediend door het platform voor sloten en alarm beheer. Deze camera’s dienen bijgevolg dan ook compatibel te zijn met dit systeem. De benodigde hard- en software ten behoeve van het opnemen / verwerken van de beelden komende van deze camera’s zal eveneens geïntegreerd en inbegrepen zijn in dit
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 139
platform. Voor voeding van dit type camera moet ter hoogte van de switch (switch zie beschrijving artikel 18.13.02) een voedingsmodule of high PoE-injector bijgeplaatst worden op de desbetreffende poort naar de camera. De injector is voorzien op het correcte vermogen dat nodig is voor de volledige werking van de camera. Deze injector is mee voorzien in de eenheidsprijs van deze camera. Plaatsing: De camera’s van dit type worden, conform de inplanting op plannen, bevestigd tegen de gevel of gemonteerd op de verlichtingsmasten en palen van de omheining of boven op de beton muur rond de gesloten afdeling. Voor de camera’s geplaatst op de palen van de omheining dient een verlengbuis te worden toegepast. De nodige montage toebehoren, bevestigingshulpstukken en steunen alsook de eventuele verlengbuizen dienen inbegrepen te zijn in de prijs van de camera. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 11 PTZ’. Meting: F.H. – Stuks 18.11.
IP CAMERA TYPE 12 THERM
Vaste (IP) netwerkcamera (3 megapixels) met thermische beeldvorming (warmtebeeld camera) voor buitenopstelling. Minimale specificaties:
Beeld: THERMISCH (kleurweergave afhankelijk van de in de software toegepaste kleurenpalet) Objectief: TA lens 10 mm, F = 1,2, horizontale beeldhoek 55°, geschikt voor het herkennen van personen tot op 200 meter. Sensor: niet gekoelde micro bolometer, gevoeligheid NETD < 100 mK Max. beeldresolutie (sensor): 384 x 288 pixels Beeldformaten: opschaalbaar tot 768 x 576 en standaard VGA resoluties. Max. beeldfrequentie (Live/opname, zonder audio): 30 fps Max.videofrequentie (Live/opname, met audio): 30 fps Beeld-/videocompressie: Individueel configureerbare Motion JPEG en H.264 streams met instelbare bandbreedtes en framerates. Intern geheugen: 32 Mb (buffer) Interne opslag (DVR): via Insteekslot voor SD/SDHC geheugenkaart. Een compatibele SDHC geheugenkaart van minstens 8 GB met een geschikte snelheid dient bij elke camera meegeleverd. Externe opslag (DVR): Mogelijk via een externe video- en storage server Alarmfuncties: Voorzien van ‘video’ bewegingsdetectie en mogelijkheid tot geluidsdetectie (mits toepassing van optionele microfoon) met mogelijkheid tot notificatie per e-mail, HTTP en TCP en beeldoverdracht (bij alarm) via FTP, http of email of lokaal op de geheugenkaart. Interfaces: minstens voorzien van Ethernet 10/100 (RJ 45 aansluiting) Beveiliging: voorzien van paswoord beveiliging , HTTPS/SSL, IP adres filter, IEEE802.1x, ‘tamper’ beveiliging en digitale beelden signatuur Normering: Voldoet o.a. aan de normen EN 55022 Class B, EN 61000-3-2, EN 61000-3-3, EN 61000-6-1, EN 61000-62, EN 55024 en is voorzien van een CE keurmerk. ONVIF compatibel Voeding Power over Ethernet (PoE volgens IEEE 802.3af), max 10 W Beschermingsgraad: IP66 (IEC 60529), Geschikt voor omgevingstemperaturen van -40° tot +60 °C Behuizing vervaardigd uit aluminium (grijs), voorzien van een afdekglas in germanium. Benaderende afmetingen: hoogte: +/- 85 – 125 mm, breedte: +/- 80 mm, lengte: +/- 175 mm (zonder bevestigingssysteem)
In huidig project worden, deze camera’s gekoppeld op en bediend door het platform voor sloten en alarm beheer. Deze camera’s dienen bijgevolg dan ook compatibel te zijn met dit systeem. De benodigde hard- en software ten behoeve van het opnemen / verwerken van de beelden komende van deze camera’s zal eveneens geïntegreerd en inbegrepen zijn in dit platform. Plaatsing: De camera’s van dit type worden, conform de inplanting op plannen, gemonteerd op de verlichtingsmasten en palen van de omheining. Voor de camera’s geplaatst op de palen van de omheining dient een verlengbuis te worden toegepast. De nodige montage toebehoren, bevestigingshulpstukken alsook de eventuele verlengbuizen dienen inbegrepen te zijn in de prijs van de camera. Zie aanduiding op de plannen met ‘TYPE 12 THERM’. Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 140
18.12.
VOORZIENINGEN VOOR LATERE PLAATSING CAMERA
Op enkele plaatsen dient momenteel nog geen camera voorzien, doch dienen de voorzieningen wel aanwezig te zijn voor eventuele latere plaatsing. Voor deze punten dient de huidige aannemer een inbouwdoos met blinde afdekplaat te voorzien, met daarin het uiteinde van de UTP kabel komende van het datarack securit, voorzien van voldoende overlengte en een RJ45 stekker. Bijzondere aandacht dient geschonken aan deze punten die voorzien zijn tegen ruwbouwplafonds. Hier dient deze inbouwdoos ingegoten in het beton. Plaatsing:
Zie aanduiding op de plannen met camera type ‘WACHT’
Meting: F.H. – Stuks 18.13.
ACTIEVE APPARATUUR
Belangrijke voorafgaandelijke opmerking: Alle actieve apparatuur is hier beschreven rekening houdend met de beschreven camera’s van het intelligente type. Dit houdt in dat een groot deel van de verwerking van de beelden lokaal in de camera’s zelf gebeurt waardoor het netwerkverkeer in grote mate gereduceerd wordt. Ook de capaciteit van de servers is hieraan aangepast. Voor het glasvezelnetwerk is er op gerekend dat gelijktijdig tot 64 camera’s kunnen aangesloten worden op 1 vezelpaar. Indien de inschrijver camera’s van een ander type zou gebruiken met een grotere belasting van het netwerk, zal hij automatisch de actieve apparatuur en de netwerkbekabeling overeenkomstig aanpassen zodat hetzelfde aantal camera’s kan verwerkt worden. De inschrijver is in alle gevallen verantwoordelijk voor een volledig werkend en sluitend geheel. Alle eventuele aanpassingen of uitbreidingen om tot dit geheel te komen, zijn inbegrepen. Er kunnen in geen geval meerwerken hiervoor geëist worden. 18.13.01.
Recording server
Hardware recording servers : Operating System : Windows 2008 R2 server Capaciteit disks Operating System : 2x 300GB SAS (hoge throughput) Capaciteit disks storage : 5x 2TB S-ATA- 7.2k rpm Video-uitgang : 1x VGA / 1xDVI Ethernet : 4x NIC 1000Base-T Processor : QuadCore, min. 2.4GHz, 8M Cache Geheugen : 8GB DDR3 SDRAM FB DIMM (uitbreidbaar tot 128GB) – 1333MHz
Smart Array : P410i/256 MB USB 2.0 : 5 Slots : 3x PCIe G2 Dvd-rw : Intern, 16x Voeding : 230 Vac, 50Hz, uitgerust met dubbele voedingseenheid Model : 19” rackmontage Gemiddeld stroomverbruik : ca. 750W In de VMP hardware servers zullen 5 S-ATA II hot-plug hard disks van elk 2TB geplaatst worden. Ten behoeve van de live database, zullen er 2 schijven van elk 300GB geplaatst worden, die in RAID1 geconfigureerd worden. Het Video Management Platform draait op deze hardware servers. De camera’s worden ‘live’ gevisualiseerd aan minimaal 25bps op de werkstations. De opnames van alle camera’s dient te gebeuren aan minimum 12bps op een resolutie van 4CIF gedurende 5 dagen. De export van beelden moet mogelijk zijn in minimum volgende formaten : JPEG, AVI. Daarbij moet de export ook in een formaat met hoge kwaliteit kunnen gebeuren waarbij de player mee wordt weggeschreven in het export bestand. Aan geëxporteerde beeldfragmenten moet een encryptie en paswoord protectie kunnen gekoppeld worden. De servers zijn per stuk voorzien voor het verwerken en opslaan van de beelden van 64 camera’s van om het even welk van de beschreven types. De servers worden allen centraal opgesteld in het technisch Securit-lokaal (B00 CON 0 05) bij het CIP Meting: F.H. – Stuks
18.13.02.
Netwerkswitch camera-netwerk
De 24-poorts Layer-2 netwerkswitch 10/100 met inline PoE-voedingseenheid verzorgt de voeding van de IP-apparatuur via de Cat6 Ethernetbekabeling. De switch heeft standaard 2x 1000 Base SPF-poorten (fiber) voor backbone-interconnectie en vier Gigabit poorten. Management tools zijn beschikbaar via de webserver.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 141
Er kunnen 24 IP-camera’s gevoed worden over PoE via deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een auto-sensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. Technische specificaties : Standaard : Voeding Poorten
: :
VLAN PoE Gegevensoverdracht Protocol Routingprotocol Data RAM buffer MAC Voorzieningen
: : : : : : :
Systeemmeldingen Security Voeding Afmetingen
: : : :
IEEE 802.3 10BASE-T IEEE 802.3u 100BASE-TX IEEE 802.3af PoE 15.4W per PoE poort 24x 10/100 auto-negociating Half/Full Duplex mode per poort 4x Gigabitpoorten 2x SPF 1GBit poort : 256 poortgebaseerde VLAN-configuraties op 24 poorten 100 Mbps CSMA/CD > Ethernet/Fast Ethernet layer 2 500KB 1k geheugen / MAC4000 Datatransport, Layer 2-omschakeling, automatische onderhandeling, BOOTP-ondersteuning, ARP-ondersteuning, trunking, VLANondersteuning poort status LED 10/100 – power – stackmode – basismode RADIUS authenticatie 230Vac voor de switch 1HE, (BxDxH) 44 x 38 x 4,5 cm
Alle switchen en componenten worden ondergebracht in 19” racks met afsluitbare deur. De voeding wordt betrokken vanaf het dichtst bijzijnde elektrisch bord. De switches worden gekoppeld op de noodstroomvoorziening. Opmerking: De camera’s die buiten opgesteld staan, voornamelijk langsheen de perimeter, worden bekabeld naar de besturingsborden voor beheer terrein/perimeter (SSP). In dit bord moet telkens een netwerkswitch camera-netwerk opgesteld worden. Deze switch is mee inbegrepen in de eenheidsprijs van artikel 21.02.07.e. Meting: F.H. – Stuks
18.13.03.
Netwerkswitch netwerk werkstations camerabewaking
Er moet een afzonderlijk netwerk gecreëerd worden voor de werkstations en de recording servers voor het bekijken en behandelen van de beelden. In principe zijn enkel in het CIP-lokaal werkstations voorzien voor het behandelen van de CCTV. De 16-poorts Layer-2 netwerkswitch 1 Gigabit. De switch heeft standaard 2xGigabit GBIC-poorten voor backboneinterconnectie met andere switches. Er kunnen 16 IP-apparaten aangesloten worden op deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een autosensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. De switches zijn te monteren op DIN-rail. Technische specificaties : Standaard
:
Poorten
:
VLAN Gegevensoverdracht Protocol Routingprotocol Data RAM buffer MAC Voorzieningen
: : : : : :
IEEE 802.3 10BASE-T IEEE 802.3u 100BASE-TX 16x 1 GBit auto-negociating Half/Full Duplex mode per poort 2x GBIC 1GBit poort : 256 poortgebaseerde VLAN-configuraties 1 Gigabit voor koperpoorten, 1 Gigabit voor fiberpoorten CSMA/CD > Ethernet/Fast Ethernet layer 2 96Bytes 1k geheugen / MAC4000 Datatransport, Layer 2-omschakeling, automatische onderhandeling,
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 142
Systeemmeldingen Security Voeding Afmetingen
BOOTP-ondersteuning, ARP-ondersteuning, trunking, VLANondersteuning poort status LED 10/100 – power – stackmode – basismode RADIUS authenticatie 230Vac voor de switch 1HE, (B x D x H) 44 x 38 x 4,5 cm
: : : :
Meting: F.H. – Stuks
18.13.04.
Werkstation Videomanagement Platform
De beelden van het VMP zullen per operator-PC met 2 LCD schermen gevisualiseerd worden via een aparte viewer. Op bepaalde werkstations, die door de systeemadministrator worden bepaald, zullen ook de geregistreerde beelden kunnen opgevraagd worden. Elk werkstation heeft een dubbele DVI video-uitgang voor aansluiting van de 2 LCD monitoren. Dit werkstation heeft minimum de volgende specificaties : Processor : IntelCore i5 Systeembus : 800 MHz front site bus Memory : Ram geheugen 4 GB Geheugenslots: 2 DIMM Hard disk : 250 GB, uitbreidingsslot voor extra harde schijf Media : DVD RW writer geïntegreerde geluidskaart en luidsprekers USB : minimum 4x USB 2.0 minimaal VGA : Dual grafische kaart met 512MB DDR RAM PCIe X16, 2x DVI aansluiting, Direct X9.0 NIC : 1x Ethernetpoort 1 Gbps, met RJ45 aansluiting OS : licentie Windows 7 Pro (32 of 64 bits) Azerty toetsenbord USB Optische muis USB Meting: F.H. – Stuks
18.13.05.
LCD-scherm 26”
De visualisatie gebeurt op 26” (66”) hoge definitie breedbeeld LCD schermen met volgende specificaties : Scherm Resolutie Contrast
26” (66cm) LCD 1920x1080 pixels 50000:1
Helderheid Reponstijd Kijkhoek H/V
300cd/m² 5ms 170°/160°
De monitor biedt een minimale resolutie van 1920x1080 pixels en een reactietijd van 5 ms (zwart naar wit) voor scherpe en heldere beelden bij de weergave van snel bewegende video's. Hij biedt ook een hoge contrastverhouding van maximaal 50000:1 die scherpere, helderdere lijnen en beelden genereert terwijl de bredere kijkhoek de mogelijkheid biedt om het scherm weer te geven vanuit verschillende posities zonder de beeldkwaliteit nadelig te beïnvloeden. Scherpe en heldere weergave van tekst en afbeeldingen met een minimale resolutie van 1920x1200 pixels.
De contrastverhouding van 50000:1 staat garant voor bijzonder nauwkeurige en uniforme kleuren De standaard DVI (Digital Video Interface) connector helpt de hoge beeldkwaliteit te garanderen Meegeleverd : ophangbeugel type wand of plafond naargelang situatie
Meting: F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 143
18.14.
SOFTWARE VIDEOMANAGEMENT PLATFORM
De opdracht omvat de levering, installatie, programmatie en indienststelling van een ‘open’ video management platform (VMP) voor het bekijken van live- en opgenomen beelden en de analyse en verwerking van gebeurtenissen. Het systeem zal een ‘open’ platform zijn dat het gebruik zal toelaten van vaste en beweegbare IP camera’s van diverse merken. De volledig open architectuur moet ook toelaten het platform te installeren op standaard hardware (servers en werkstations). Dit om de continuïteit op langere termijn te garanderen. Software en hardware dienen van elkaar losgekoppeld te zijn. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een live database en een archive database. De live database zal de opnames na een in te stellen tijd doorsturen naar de archive database. Dit zijn fysiek gescheiden databases (schijfniveau). Een dynamische archivering moet mogelijk zijn. Een Single Management applicatie zal een geconsolideerd beheer van alle recording servers vanaf één punt verzorgen. De configuraties gebeuren via wizards en rules. Via intelligente bulk configuratie functies kunnen de settings meerdere camera’s met één commando gelijktijdig aangepast worden. Het platform zal voorzien in de gelijktijdige consultatie van live- en opgenomen beelden toelaten in hetzelfde venster, evenals de onmiddellijke visualisatie van alarmen. Alle karakteristieken die in deze sectie worden opgegeven zijn deel van de minimum vereisten van de Opdrachtgever en zijn dan ook verplicht aanwezig. Het VMP moet in staat zijn om video-streams en alarmen weer te geven die afkomstig zijn van uitrustingen van derden (protocolmatig). Het VMP zal gebaseerd zijn op een Full client-server architectuur waarbij de video -streams evenals de activering van de alarmen van de verschillende componenten direct gekoppeld worden aan de recording servers en waarbij de systeem servers verantwoordelijk zijn voor het beheer en de distributie van streams afkomstig van de opnameserver naar de clients naargelang van hun aanvragen, en dit rekening houdend met de toelatingen waarover ze beschikken. Web-based clients moeten ook standaard mogelijk zijn. Systeem Vereisten Hieronder zijn de verschillende Functionele en Operationele vereisten beschreven waaraan het VMP als systeem moet voldoen: Het open platform laat toe om profielen aan te maken waarmee de gebruiker kan aanloggen op eender welk werkstation van het camerabewakingssysteem. Er kan op de werkstations een client applicatie geïnstalleerd worden, maar er kan ook gevisualiseerd worden via webclients. Er mag geen beperking zitten op het aantal clients dat gelijktijdig gebruikt wordt. Functionele vereisten van het VMP systeem. Het VMP moet gebaseerd zijn op een softwareplatform dat compatibel is met Microsoft Windows en Linux, en zal de hieronder vermelde mogelijkheden bieden : Het platform heeft een geïntegreerde OPCDA server (OPC data access) voor interfacing (HMI) met het sloten- en alarmbeheer. De op maat ontwikkelde client-interface dient inbegrepen te zijn. De data-uitwisseling dient real-time te gebeuren. ONVIF en PSIA dienen standaard ondersteund te worden in het VMP. Het platform heeft een geïntegreerde Video Motion Detection per camerakanaal, dat kan gebruikt worden voor alarmering, opname van de beelden, of aansturing van andere systemen Het platform bestaat uit een basislicentie en een licentie per aangesloten camera of encoder. De inschrijver zal tevens een update/upgrade contract voorzien voor het basisplatform en alle cameralicenties, en dit voor een periode van 3 jaar. De prijs hiervoor dient inbegrepen te zijn in de Inschrijving. De clients zelf zullen licentievrij zijn,ook voor toekomstige uitbreidingen. De client software is .NET gebaseerd. Het VMP zal voorzien zijn voor minimaal 5 recording servers van elk 64 camera’s en een onbeperkt aantal gelijktijdige clients. Op elke server zal een VMP serverapplicatie geplaatst worden. Het VMP zal het gebruik van een onbeperkt aantal layouts en een onbeperkt aantal PTZ preselecties toelaten (naargelang de mogelijkheden van de hardware). Het zal een bediening van de PTZ camera’s via virtuele controle en een controle via bedieningsklavier met joystick toelaten; over een virtuele console beschikken die is samengesteld uit pijltjes die de besturing toelaat van de meeste PTZ camera’s beschikbaar op de markt. Het zal de presentatie van meerdere schermen toelaten. Het zal de mogelijkheid bieden om live beelden te bekijken die embedded zijn in een locatie map (met daarbij de mogelijkheid om hierop in te zoomen waarbij rekening wordt gehouden met
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 144
de resolutie en het aantal frames per seconde) met minsten 10 pregeselecteerde embeddings per plan. Er kan ingezoomd op de plannen door aanwijzing met de cursor van de muis gevolgd door scrolling. Het zal de creatie realiseren van virtuele links tussen de camera’s, die de operator toelaten om door het aanklikken met de muis in het beeld een object of persoon te volgen die op de locatie circuleert. Het tot stand brengen van deze verbindingen moet eenvoudig zijn en onmiddellijk uitvoerbaar zodat ze direct geactiveerd worden en zichtbaar zijn voor alle operatoren die met hun respectieve client werkstations verbonden zijn met het systeem. Het zal beveiligde netwerken ondersteunen , alsmede de verbinding van meerde clients op afstand via één enkele standaard poort van de firewall. Het zal functioneren op werkstations in netwerk ,voorzien van standaard uitrustingen. Het zal wisselwerking mogelijk maken met meerdere systemen van derden waaronder het beheer van sloten en alarmen, het branddetectiesysteem, en het zal beschikken over een virtuele interface die de verbinding toelaat met elk systeem van derden. Bij het ontvangen van een alarm zal het mogelijk zijn om:
de opname te starten van meerdere video-streams vooraf bepaalde video streams, mappen, overzichten onmiddellijk weer te geven (pop-up), eventueel in matrix views
onmiddellijk een gepersonaliseerd plan/schema op een vooraf bepaald scherm weer te geven
Apparatuur te bedienen die in output op het systeem aangesloten zijn. PTZ camera’s onmiddellijk en automatische te positioneren op vooraf bepaalde presets
De GUI moet het Nederlands zijn. De installatie en activering van nieuwe IP camera’s en/of IP video encoders/decoders moet mogelijk zijn via het scannen van het netwerk door het VMP. Het instellen van de parameters van deze apparaten moet op een logische en intuïtieve manier mogelijk zijn. Het VMP moet in staat zijn om op elke encoder of IP camera een re-set uit te voeren vanaf om het even welke werkpost, mits hiervoor toelating toegekend wordt. Operationele omgeving. Het VMP moet kunnen werken in een Multi-task omgeving waarbij een groot aantal camera’s en uitrustingen aangesloten zijn een uitgestrekte zone. Het VMP zal in staat zijn om één of meerdere alarmen te behandelen op basis van de criteria opgesteld door de gebruiker. Er zal een rangorde voor de alarmen en de hieraan verbonden acties moeten kunnen vastgelegd worden door het VMP , met daarbij – naargelang van het geval – de activering van overzichten, schema’s en videobeelden. Het VMP zal beschikken over web services, evenals de mogelijkheid van een centrale controle die het gelijktijdig beheer van meerdere locaties toelaat op een totaal onafhankelijke wijze en dit voor elke gebruiker met de juiste machtigingen vanaf om het even welk werkstation. Deze installatie software zal tevens alle documentatie en handleidingen bevatten met daarbij een online hulpfunctie voor elke toepassing. De updates van het systeem zullen geen enkele impact hebben op de ingestelde parameters van het systeem en kunnen uitgevoerd worden op elke server. Video standaarden en formaten gebruikt in het VMP Het VMP ondersteunt meerdere video compressie algoritmen waaronder minimaal M-JPEG,MxPEG, MPEG-4, H.263 en H.264. Deze standaarden moeten allen kunnen verwerkt worden door het VMP. Elke recording server kan minimaal 64 video-streams verwerken en beheren. Voor elk IP videokanaal kan een debiet van 10Kbps tot 8 Mbps vastgelegd worden. Het VMP zal het beheer toelaten een onbeperkt aantal onafhankelijke meervoudige subsystemen vanaf één enkele remote interface ter beheren, met daarbij de gelijktijdige visualisatie van live beelden, het ontvangen van alarmen en het bekijken van archiefbeelden. Het VMP laat de behandeling toe van 4CIF beelden aan 25fps. Megapixel camera’s en HD camera’s kunnen op het systeem verwerkt worden. Het platform zal standaard ook hemisfeercamera’s met 360° kijkhoek ondersteunen, en de streams verwerken volgens de aangeleverde video-codec (M-JPEG,MxPEG, MPEG-4 en H.264) van de camera’s. Alle views moeten zowel 4:3 als 16:9 ratio’s aankunnen. Opname en weergave Het VMP laat het manueel opstarten toe van opname van om het even welke video-stream, vanaf om het even welk werkstation, de continu opname, opname van gebeurtenissen vanaf een voorprogrammering van een specifieke gebeurtenis, de vooraf geprogrammeerde opname door een gebruiker. Het VMP laat een Multi-disk beheer toe van zowel lokale- als van netwerk drives.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 145
Het laat toe beelden onmiddellijk terug te bekijken in het “live” venster vanaf 10 seconden tot 10 minuten voor de actuele tijd, en dit op gebruiksvriendelijke en eenvoudige wijze. Het VMP laat toe om in het venster van live beelden tenminste 30 kanalen simultaan te bekijken, of het nu gaat om live beelden of opgenomen beelden, al dan niet gesynchroniseerd. De duur van de weergave en de snelheid ervan is onafhankelijk instelbaar. Het VMP laat via zijn web-interface de gelijktijdige visualisatie toe van vier video streams, live en/of opgenomen, al dan niet gesynchroniseerd. De weergavesnelheden zijn de volgende : normaal, x2, x4, x8, x16, achteruit en beeld per beeld. Opzoeken van beelden kan geschieden op basis van selectie van het kanaal en/of van datum en tijd en/of van Video Motion Detection (VMD). Het VMP ondersteunt de standaard Microsoft technologie voor de archivering. Het VMP ondersteunt systeem ontdubbeling. Logboek en rapporten Op het vlak van logboek en rapporten voorziet het VMP het volgende: Opslag van alle parameters en instellingen die nodig zijn om een snel herstel van het systeem toe te laten. Een systeem logboek met daarin alle gebeurtenissen en alle alarmen resulterend uit zijn programma van zelfdiagnose. Het laat de productie toe van rapporten waarin alle pogingen tot connectie, alle connecties aan en de connecties door het systeem worden geregistreerd. Het neemt het geheel van gebeurtenissen op. Een geavanceerd filtersysteem zal ervoor zorgen dat gegevens op een gerichte manier kunnen opgezocht worden, en in de rapporten kunnen weergegeven worden. Beheer van de gebruikers. Het beheer van de gebruikers is gebaseerd op een bestand waarin de identificatie van de gebruikers, paswoord en de nodige gegevens van de gebruiker opgenomen zijn. Het laat het gebruik van gebruikersprofielen toe waarin toegangsrechten en instelbare bevoegdheden worden opgenomen. Er dienen 2 hoofdgroepen te zijn, namelijk Administrators en Gebruikers. Er moeten per hoofdgroep nog subprofielen kunnen aangemaakt worden met elk hun eigen rechten. Integraties In de software moeten de IP toestellen (encoders en IP camera’s) alsook van meerdere leveranciers kunnen geïntegreerd worden. Deze integratie moet uitgevoerd zijn op een manier die toelaat om alle parameters van de betreffende toestellen in te stellen via eenzelfde interface zonder te moeten rekening houden met de leverancier van de toestellen. De software laat de integratie toe van de meeste PTZ protocollen en laat de virtuele besturing toe van de PTZ camera’s , of de besturing via joystick ’. De software laat de naadloze integratie toe van video content analysis modules. Het systeem laat het activeren en desactiveren van de analyse regels toe via een grafische gebruikersinterface (GUI). Generische events moeten per TCP/IP kunnen gecommuniceerd worden naar het VMP toe. De thermische camera’s op de buitenperimeter worden uitgerust met real-time analytische software. Daarenboven worden de thermische camera’s voorzien van een analytische lijndetectie waarbij in het zichtsveld van de camera een lijn wordt gedefinieerd. Bij overschrijding van de lijn door een bewegend object, wordt automatisch een alarm gegenereerd en het beeld van de camera opgeroepen. Afbeeldingen Het platform kan een virtuele matrix beheren gebaseerd op een standaard client. Het VMP ondersteunt “drag and drop” vanaf en naar het scherm van de operator. Het ondersteunt een oneindig aantal opdelingswijzen van het gebruikersscherm, waarin schema’s, plannen en video kanalen met vooraf geconfigureerde verbindingen worden opgenomen. Het VMP zal een onbeperkt aantal vooraf bepaalde voorstellingen en schermopdelingen (views) toestaan, met video kanalen toegewezen door de gebruiker. Het VMP zal een onbeperkt aantal persoonlijke en vooraf configureerbare voorstellingen toelaten die kunnen bevatten: live of opgenomen beelden, controle eenheden voor PTZ camera’s, een onbeperkt aantal iconen die verbonden zijn aan de activering van om het even welk element van het systeem, een achtergrond plan. Het VMP voorziet in configureerbare kaarten van de locatie met embedding van videobeelden. Het VMP laat toe om te navigeren in de kaart met – indien nodig – automatische activering van de camera’s die zich in de nabijheid bevinden. Hierdoor kunnen alle gebruikers een duidelijk en volledig overzicht krijgen van alle camera’s die op een bepaalde locatie geplaatst zijn.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 146
De configuratie van de kaarten moet mogelijk zijn via “drag and drop”. Het VMP zal een layer voorzien die specifiek bestemd is voor de kaarten. Het VMP laat toe om meerdere monitors te gebruiken op eenzelfde PC (minimaal 2 per werkstation). Het laat het gebruik van een web interface toe voor het bekijken van 4 videostreams in real time vanaf om het even welke PC die verbonden is aan het netwerk en over de nodige machtigingen beschikt. Export van de beelden Het VMP laat toe om beelden uit te voeren in een AVI formaat waardoor deze kunnen bekeken worden met de Windows Media Player, zonder om het even welke bijkomende software te installeren Het laat tevens uitvoer toe in het origineel formaat; deze beelden kunnen bekeken worden met een stand-alone toepassing en vergt geen installatie van bijkomende software. Alle beelden moeten kunnen gemarkeerd worden met een watermerk. Beheer van de alarmen. Het VMP aanvaardt de communicatie van de alarmen via XML bestanden en maakt het mogelijk de alarmen te verbinden met vooraf bepaalde video streams, met schema’s, kaarten of andere uitrustingen van het systeem. De alarm console van het VMP wordt permanent afgebeeld op het scherm van de operator. Het VMP moet alle alarmen in real time afbeelden op het operatorscherm voor het beheer van de alarmen met de vermelding van het event in kwestie. Het VMP moet een instelbare activering toelaten van elk element in het systeem of in een systeem van derden via een API (Application Programming Interface). Het VMP laat toe om een bestand met gebeurtenissen voor een welbepaalde periode op te laden. Het VMP laat een door de administrator geprogrammeerd beheer van de alarmen toe. Het VMP laat de uitvoering van acties a posteriori toe, waaronder de visualisatie voor en na het incident op hetzelfde scherm. Het VMP laat toe om alarmen terug te vinden door simpele rechterklik op de muis op de uitrusting in kwestie; de alarmen zullen in tekst mode getoond worden en onder video clip vorm met de mogelijkheid om de gewenste clips onmiddellijk te exporteren. Het VMP moet het gebruik toelaten van een specifieke monitor die enkel en alleen instaat voor de alarmen (spot monitor). Deze monitor zal ofwel gebruik maken van het eerst beschikbare venster in de huidige scherm layout of zal automatische uitbreiding van de scherm layout activeren (bijvoorbeeld van 1 naar 4 naar 9 naar 16 zoals vastgelegd door de systeem administrator. Bestaande en toekomstige camera’s Het VMP moet toekomstbestendig zijn en moet kunnen afgesteld worden om veel analoge en digitale, vaste of PTZ camera’s te beheren en te besturen, en dat ook in de toekomst. Het VMP moet de PTZ controle interface ondersteunen via het deel-venster voor de PTZ camera vanaf om het even welk punt op het deel-venster en door klikken, glijden van de muis. De zoom functie van de camera gebeurt door simpele verplaatsing van de muis in het venster van het deel-venster. Het VMP laat de vergrendeling van de PTZ camera’s toe volgens het toelatingsniveau van de gebruiker (dat kan variëren van 1 tot 255 niveaus); de vergrendeling van de camera kan opgeheven worden door een gebruiker met hogere rang orde of op basis van een vooraf bepaald scenario. Configuratie, afstelling en beheer van de video-streams. Het VMP wordt gestuurd via een grafische gebruikersinterface (GUI), en dat zowel voor de gebruiker als voor de beheerder/installateur. De grafische interface laat de beheerder een gemakkelijk gebruik van het systeem toe door toevoeging van de uitrustingen en bepaling van de rechten in functie van het profiel van elke gebruiker. De eindgebruiker moet de mogelijkheid hebben om alle beheers- en bewakingsfuncties uit te voeren vanaf om het even welk werkstation dat verbonden is met het netwerk (binnen de grenzen van zijn rechten bepaald door zijn profiel). Het VMP moet beschikken over de nodige voorzieningen om een veilige toegang tot het systeem te verzekeren (log-in beheer met niveau’s). Groepering van de middelen: elke groep bevat de toegang tot verscheidene middelen zoals de camera’s, de ingangen, de uitgangen, de schema’s, de video muren, en de kaarten. Profielen: de beheerder bepaalt de groepen van functionaliteiten per profiel (bijv.operator, bewaker, beheerder,…) Elk profiel krijgt de toelating voor toegang tot een of meerdere groepen van functionaliteiten, zoals: - Enkel bekijken: de gebruiker kan enkel de live video bekijken van elke kanaal binnen deze specifieke groep - Afspelen: de gebruiker kan live beelden en opgenomen beelden bekijken voor elk kanaal van de groep en kan gegevens ophalen uit de bestanden met opgeslagen beelden. - PTZ: de gebruiker kan live beelden bekijken en kan PTZ camera’s aansturen - Web Client: de gebruikers kunnen alle groepen verbonden aan het overeenkomstig profiel bekijken via de web interface. - Configuratie: binnen een profiel zullen alle gebruikers alle administratieve rechten hebben. - Gebruikers: er wordt een profiel toegekend aan elke gebruiker Het systeem moet toelaten om aan toestellen een rangorde van 1 tot 255 toe te kennen, evenals aan gebruikers teneinde toegang te geven tot opgenomen beelden en tot PTZ controle. Het moet over een tweede grafische log-in interface beschikken teneinde een hoger toelatingsniveau toe te laten voor eenzelfde gebruiker ,zonder dat die genoodzaakt is om eerst een log-out uit te voeren.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 147
Uitbreidbaarheid. Het VMP moet gebaseerd zijn op een client/server infrastructuur. De gebruiker moet de mogelijkheid hebben om het systeem te laten evolueren om een onbeperkt aantal camera’s te ondersteunen door toevoeging van opname servers in het netwerk. Deze procedure moet kunnen uitgevoerd worden zonder onderbreking van het systeem. De evolutie van het systeem moet mogelijk zijn op het vlak van: - Aantal camera’s - Bijkomende client werkstations - Web clients Op de werkstations kunnen de beelden van alle camera’s gevisualiseerd worden, afhankelijk van het toegekende profiel. Indien via profiel toegestaan moeten ook de opgenomen beelden kunnen opgevraagd worden. Meting: softwarepakket VMP: T.P. – G.P. licentie VMP per camera: F.H. – Stuks licentie thermische camera analytische lijndetectie: F.H. – Stuks 18.15.
PROGRAMMATIE, INDIENSTSTELLING EN TESTEN VAN DE INSTALLATIE
De exacte werking en lay-out van het videomanagement platform zal onderwerp uitmaken van een aantal vergaderingen met het bestuur, aannemer van deze opdracht en de Leidende ambtenaar. Pas na deze vergaderingen en goedkeuring door het bestuur zal de aannemer overgaan tot programmatie van de werking van het systeem. De aannemer moet uitgaan van minimaal 6 vergaderingen van telkens 4 u. Na een eerste verkennende bespreking moet de aannemer uitgaan van een voorstel van werking dat hij voorlegt en dat stap voor stap wordt besproken en afgetoetst met de wensen en de gewoonten van de gebruikers. Na de voorlopige oplevering zal het systeem gedurende 6 maanden door het bestuur geëvalueerd worden. Na deze gebruiksperiode zal het bestuur een evaluatie maken van de programmatie en eventuele aanpassingen doorgeven aan de aannemer. De herprogrammatie van het systeem zal dan gebeuren door de aannemer. Alle kosten voor de voorafgaande besprekingen, de programmatie en de eventuele herprogrammatie zijn inbegrepen in de aanneming. Tot deze aanneming behoort ook nog : -
De programmatie en indienststelling van de installatie Testen van de volledige installatie in aanwezigheid van de opdrachtgever Opleiding personeel Opleiding systeembeheerder Handleidingen in het Nederlands
Meting: T.P. – G.P. 18.16.
BEKABELING
De camera’s op de gevel- en in de gebouwen zullen met U/FTP Cat.6a kabel bekabeld worden naar de respectievelijke bijhorende dataracks ‘securit’. De overige camera’s op het terrein zullen met U/FTP Cat.6a kabel verbonden worden met de in terreinkasten van de beveiligingsinstallaties voorziene switchen. Voor camera’s gemonteerd op de verlichtingspalen of op de palen van de omheining dient de bekabeling verticaal te verlopen in de paal. Deze U/FTP Cat.6a kabels zijn inbegrepen in het artikel ‘GESTRUCTUREERDE BEKABELING’. Meting: Pro Memorie 18.17.
OPLEIDING GEBRUIKER
De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding zal twee maal, ter plaatse, worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen en moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. Voor de opleiding dient (ter plaatse) minstens 2 x 4 uur voorzien te worden. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 148
19. – VERPLEEGOPROEPINSTALLATIE In het project zal een afzonderlijk netwerk worden voorzien, dat de mogelijkheid tot de volgende functies biedt: -
Zorgoproep met oproepsignalisatie Intelligente koppelingen met aanverwante systemen, zoals DECT
De centrale modules van het netwerk moeten volledig compatibel zijn met de TCP/IP-standaard , zodat ze probleemloos op bestaande IP-netwerken kunnen worden gekoppeld. Hierdoor zal het mogelijk zijn op het netwerk in te loggen vanaf om het even welke netwerk-PC binnen de verzorgingsinstelling. Het netwerk zal voldoen aan de volgende internationale en nationale standaarden : DIN41050, deel 1 en 2 (visuele en akoestische signalering) VDE0834 - VDE0839 (systeembeveiliging), 89/336/EEG (EMC/EMI) Het gehele netwerk op de verpleegafdelingen zal in bus worden bekabeld. Er wordt alleen gebruik gemaakt van Cat. 5e kabel (4 p. UTP) en in bepaalde gevallen een extra kabel voor de voedingsdistributie. Het netwerk dat alle centrale apparatuur met elkaar verbindt zal een IP-netwerk zijn. Opmerkingen: Alle prestaties en materialen vereist voor een goede werking van deze in basis voorziene functies, zoals verder beschreven in dit lastenboek, van de verpleegoproepinstallatie dienen inbegrepen, ook in geval indien deze niet specifiek vermeld zijn. Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen met betrekking tot de programmatie dienen inbegrepen. Uiteraard dient steeds het meest recente materiaal voorgesteld te worden (onafhankelijk van de volgende algemene beschrijving).
VEPLEEGOPROEP Algemeen Het systeem zal tot 1600 kamers of woningen kunnen bevatten. In elke kamer of woning zal een kamerinterface worden geplaatst die intelligent is en zelfstandig (zonder communicatie met andere interfaces of centrale apparatuur) de basisfuncties kan controleren en sturen. De bus tussen de kamerinterfaces zal gebaseerd zijn op de LON-standaard. Alle aangesloten kamers moeten willekeurig ingedeeld kunnen worden in verpleegafdelingen en verpleeggroepen. In totaal moeten tot 64 afdelingen kunnen worden gedefinieerd en elke afdeling moet in 8 verpleeggroepen te verdelen zijn. Voor elk van deze afdelingen en groepen zullen diverse parameters kunnen worden ingesteld. Bovendien zal het mogelijk zijn deze afdelingen en/of groepen op bepaalde periodes van de dag (bvb. ’s Nachts, bij verminderde personeelsbezetting) samen te schakelen. Deze omschakeling moet manueel, maar ook volledig automatisch kunnen gebeuren, via de ingebouwde real-time clock van het systeem. De ingebouwde real-time clock moet automatisch de zomer/winteruur-aanpassingen doorvoeren. De oproeptoestellen binnen in de kamer zullen, afhankelijk van het type, in bus of in ster met de kamerinterface kunnen worden verbonden. De kamerbus zal toelaten tot 20 oproeptoestellen in de kamer via een bus (2 paar) met elkaar en uiteindelijk met de kamerinterface te verbinden. De oproeptoestellen binnen in de kamer dienen, in huidig project in ster met de kamerinterface verbonden, tenzij dit voor bepaalde componenten specifiek anders wordt vermeld. Het systeem zal minimaal de volgende oproeptypes/oproepniveaus toelaten. Indien de vereiste hard- of software voor bepaalde van onderstaande oproeptypes/oproepniveaus momenteel niet in basis in huidig project vereist is, dan dient deze functie mits uitbreiding van de installatie met de desbetreffende bijkomende componenten steeds tot de mogelijkheden te behoren. -
Normale oproep (patiënt roept verpleegkundige) Sanitaire oproep (patiënt bevindt zich in toilet/sanitaire ruimte en roept verpleegkundige) Assistentieoproep (verpleegkundige roept andere verpleegkundige om assistentie) Sanitaire assistentieoproep (verpleegkundige roept andere verpleegkundige om assistentie, vanuit toilet/ sanitair)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 149
Systeemoproep: Meldingen voor service en technische dienst (foutmeldingen, onderhoudsindicaties, …) Technische alarmen (automatische oproep door externe met het systeem verbonden apparatuur naar vb. de technische dienst). Beletmelding (patiënt of verpleegkundige geeft aan dat bezoekers en familie in de kamer niet binnen mogen)
-
Voor elk van deze oproeptypes afzonderlijk, en per verpleegafdeling, moeten volgende zaken kunnen worden gedefinieerd: Naamgeving in het systeem en op de displays (tot 12 karakters) Individuele routing (waar moeten de oproepen worden getoond : displays, dect, …) Oproepprioriteiten Signalisatie-ritme op lampen en buzzers DECT nummers: voor 8 verschillende dagperiodes (‘verpleegregimes’) zullen voor elk oproeptype de juiste DECTnummers kunnen worden ingesteld. Voor elk verpleegregime moet kunnen worden gedefinieerd welke oproeptypes actief zijn. Het moet mogelijk zijn bepaalde types gedurende een bepaalde dagperiode niet-actief te zetten Het moet op een eenvoudige manier mogelijk zijn voor het verplegend personeel om ALLE oproeptypes van een kamer tijdelijk buiten dienst te stellen. Bepaalde oproeptypes binnen één kamer moeten inactief kunnen worden gesteld, van zodra het verplegend personeel aanwezig is in de kamer (vb. monitoring oproepen). Er moet een relatie mogelijk zijn tussen de oproeptypes verpleegoproep en de geïntegreerde technische alarmen/domotica (zie verder).
-
Signalering van de oproepen De oproepen zullen zowel visueel als akoestisch kunnen worden gesignaleerd aan het verplegend personeel. Het systeem moet minstens onderstaande mogelijkheden toestaan. Indien de vereiste hard- of software voor bepaalde van onderstaande functies momenteel niet in basis in huidig project is voorzien, dan dient deze functie mits uitbreiding van de installatie met de desbetreffende bijkomende componenten steeds tot de mogelijkheden te behoren. Visuele signalering op de kamerlamp (“kamerprisma”), geplaatst bij de kamerdeur -
-
De signalering zal gebeuren volgens de normen VDE 0834 / DIN 41050, waarbij steeds van drie lichtvelden (groen, rood, geel) gebruik wordt gemaakt : o Groen, vast brandend : aanwezigheid verplegend personeel o Groen, kort onderbrekend : aanwezigheid verzorgend personeel of beletmelding o Geel: oproep afkomstig uit sanitair o Rood: normale verpleegoproep o Rood, traag onderbrekend: monitoring oproep o Groen (vast) + Rood (onderbrekend): assistentie-oproep o Groen (onderbrekend) + Rood (onderbrekend): reanimatie- of doktersoproep o Groen, snel knipperend: Foutmelding in de kamer De kamerprisma’s zullen een lange levensduur en laag stroomverbruik hebben. Ze zullen verplichtend uitgerust zijn met LEDS (De kleuren zullen enkel zichtbaar zijn bij oproep, zodat inval van zonlicht niet met een oproep kan worden verward. De oproepen moeten vanuit elke hoek van de gang (180°), en van op grote afstand goed zichtbaar zijn.
Visuele signalering op een overzichtsbord, geplaatst in verpleegpost of dienstlokaal -
Op een overzichtbord zal per kamer een veld met drie leds en indicatiestrook zijn voorzien. De signalering zal gebeuren volgens de normen VDE 0834 / DIN 41050, waarbij steeds van drie leds (groen, rood, geel) gebruik wordt gemaakt. De signalering zal identiek zijn als deze op de kamerprisma’s..
Visuele signalering op displays (Kamerposten, DECT-toestellen, …) -
-
Via alfanumerieke tekst zullen eenduidige berichten kunnen worden getoond op de diverse displays in het systeem De opbouw van de berichten (lengte, formaat) zal vrij programmeerbaar zijn per afdeling. Er zal keuze zijn uit korte berichtformaten, die een volledig bericht in één enkele lijn tonen (bvb. 01 ASS K102 B1, of langere berichtenformaten, die volledig uitgeschreven info geven over de oproep (bvb. 01 Assist. kamer – bel 1). Beide formaten zullen gelijktijdig kunnen worden toegepast, bvb. Kort formaat op de Kamerposten in de kamers waar het verplegend personeel is aangemeld, lang formaat op de DECT-toestellen. De keuzemogelijkheden zullen afhankelijk zijn van de grootte van de resp. displays Een bericht zal minimaal bestaan uit de volgende parameters : Oproep volgnummer (indien verschillende gelijktijdige oproepen). De oproepen zullen steeds in volgorde van prioriteit worden getoond
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 150
-
Soort oproep (normale, assistentie, technische, … ) Herkomst van de oproep: Afdelingsnaam, kamernummer, herkomst binnen de kamer (bednummer, toilet, …)
Visuele signalering op een PC-scherm -
Via een softwarepakket, dat op elke met het IP-netwerk verbonden PC kan worden geplaatst, zal op het PC scherm een overzicht van de oproepen kunnen worden gegeven. Het overzicht zal in tekstvorm gegeven worden, en in visuele synoptische vorm op een plattegrond van de afdeling.
Akoestische signalering -
-
Alle oproeptypes zullen ook akoestisch worden weergegeven, op de diverse “buzzers” in het systeem. De volgende toestellen moeten steeds, standaard, met een buzzer zijn uitgerust: Alle apparatuur voor de verpleging : overzichtsborden, displayposten, kamerposten, afstelunits in de kamer. De buzzer op de afstelunit of de kamerpost wordt echter pas actief nadat de aanwezigheid van de verpleging is gemeld. Er zal per afdeling vrij kunnen worden bepaald welke oproeptypes op welke buzzers worden weergegeven, Elk oproeptype zal met een specifiek oproepritme worden weergegeven, volgens de VDE 0834 standaard
Systeembeveiliging Van de goede werking van het oproepsysteem kunnen levens afhangen. Het systeem behoort tot dezelfde klasse als systemen voor branddetectie en evacuatie, en zal maximaal zijn beveiligd. -
-
-
-
In geen geval mag de zorgoproep afhankelijk zijn van de goede werking van een PC of server. PC’s en de bijhorende software en databases zullen in het systeem ‘ondersteunend’ worden gebruikt (bvb. overzichten, registratie, enz). De intelligentie voor de zorgoproep zal echter lokaal verspreid zijn over het systeem. Het eventueel blokkeren of uitvallen van een PC of server zal geen gevolg hebben voor de basiswerking van het oproepsysteem. Het netwerk voor zorgoproep zal niet voor niet medische communicatie-toepassingen worden gebruikt. Het is niet toegelaten zorgoproep over een ander netwerk, vb. het interne telefoonnetwerk, te gaan doen. Alle op het netwerk aangesloten interfaces moeten continu worden gecontroleerd op hun goede werking. Bij het niet antwoorden van een interface zal dit lokaal worden gesignaleerd, en zal een bericht worden verstuurd naar de display/dect-handset van de verantwoordelijke (bvb. Technische dienst) Alle afwijkingen worden gemeld en geregistreerd. Intelligente kamerinterfaces : Indien een kamerinterface niet meer communiceert met naburige interfaces of centrale apparatuur, blijft de basissignalisatie van de kamer toch stand-alone verder werken.. De stekkers van oproepperen en handunits zullen van een speciaal “zelfontgrendelend” type zijn : de stekkers zullen zich tijdens het inpluggen automatisch vergrendelen in het betreffende stopcontact, bij uitoefening van een lichte drukkracht. Bij uitoefening van een grote trekkracht op het snoer zal de stekker vanzelf loskomen. Dit om beschadiging aan snoer, stekker of stopcontact te vermijden. Indien de stekker loskomt uit het stopcontact zal het systeem hiervan worden verwittigd en zal het verplegend personeel automatisch opgeroepen worden. Seriële koppelingen met aanverwante systemen (bvb. dwaaldetectiesysteem) zullen intelligent en bidirectioneel zijn. Voor elk verstuurd bericht naar het gekoppeld systeem, zal een ontvangstbevestiging worden afgewacht. Indien een oproep te lang blijft staan, zal hij, na x herhalingen om de y seconden, worden doorgestuurd naar een andere verpleger/verpleegkundige, en dit tot 3 maal toe. Geen enkele oproep mag verloren gaan, zelfs niet bij gelijktijdigheid of stroomonderbreking.
19.01.
DECENTRALE APPARATUUR
19.01.01.
Kamerinterface(s) met 8 vrij programmeerbare in- en uitgangen
De kamerinterface(s) zullen alle op de interface aangesloten kamertoestellen voor verpleegoproep en/of technische alarmen beheren en zullen bestaan uit een micro-elektronische schakeling, opgebouwd rond een netwerkprocessor. Deze netwerkprocessor moet zorgen voor de bidirectionele datacommunicatie tussen de kamers en de centrale apparatuur en zal alle kamerfuncties besturen en beheren. De kamernode zal minimaal beschikken over 8 in- en uitgangen en een interface voor de kamerbus. De functies van de 8 ingangen en 8 uitgangen zullen volledig vrij programmeerbaar zijn (zowel verpleegoproep als technische alarmen). Naast deze in- en uitgangen zal de kamernode ook voorzien zijn van een symmetrische interface voor kamerbus. Om defecten en service tot een minimum te beperken moet de kamernode optimaal elektronisch beveiligd zijn: -
-
Alle aansluitingen van de netwerklus moeten beveiligd zijn tegen overspanning en kortsluitingen De kamernode zal gevoed worden met 24 VDC en zal beveiligd zijn tegen polariteitsinversie en overspanning op de 24VDC-aansluitklemmen. Ze zal over een eigen DC/DC-convertor beschikken om de 5Vvoedingsspanning aan te maken. De uitgangen zullen beveiligd zijn tegen kortsluiting en de ingangen beveiligd tegen te grote ingangsstromen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 151
De kamerinterface zal met de bedrading verbonden zijn via plugbare schroef-aansluitconnectoren. De bedrading zal op voorhand kunnen gerealiseerd worden. De bedrading zal op een dusdanige manier met de connectoren verbonden worden, dat er probleemloos kamernodes kunnen bij- of afgekoppeld worden, zonder het netwerk te onderbreken of te hinderen. De connectoren zullen als aparte set worden geleverd, zodat de bedrading en aansluiting kan gebeuren vooraleer de elektronische module geïnstalleerd wordt. Plaatsing: De kamernodes voor de bewonerkamers worden voorzien bij het elektrisch bord van de kamer in de nissen in de gangen. De kamernodes van de overige lokalen (zoals vb. badkamers) worden voorzien in één van de nissen in de nabijheid van het lokaal. De exacte inplanting van deze laatste is te bepalen bij uitvoering. Deze kamernodes zullen ingebouwd worden in een geschikte opbouwbehuizing die in de prijs van de node dient inbegrepen. Meting: F.H. – stuks
19.01.02.
Kamerlamp met 3 velden - type E
De kamerlamp zal de vorm hebben van 1/4 van een bol, waarbij de 2 vlakke kanten zich tegen de wand en naar boven gericht bevinden en zal uitgerust zijn met drie rijen leds (groen, rood, geel). De constructie is zodanig opgevat dat oproepen duidelijk zichtbaar zijn vanuit alle richtingen. De kamerlamp zal vervaardigd zijn uit een milieuvriendelijke hoogwaardige kunststof. Deze kunststof zal slagvast, krasvrij en zelfdovend zijn. De kamerlamp zal zelfstandig op de muur kunnen worden gemonteerd (zonder inbouwdoos). Plaatsing: Bij de kamerdeuren (exacte inplanting te bepalen bij uitvoering), zie aanduiding met type E op de plannen. Meting: F.H. – stuks
19.01.03.
Oproep- en afstelunits voor sterbedrading
Alle oproep- en afstelunits voor sterbedrading zullen bestaan uit een metalen draagkader dat op een universele inbouwdoos kan worden bevestigd, waarin de elektronische schakeling kan worden geclipst. De units zullen afgesloten worden met een vandaalbestendig frontpaneel, in geborsteld inox van 3 mm dikte dat de verschillende oproep- en afsteltoetsen zal bevatten en dat met vandaalbestendige schroeven aan de inbouwdoos bevestigd wordt.. De oproep- en afstelunits voor sterbedrading zullen voorzien zijn van vaste connectoren met schroeven.
19.01.03.a
Afsteleenheid - type A
Afstel conform bovenstaande beschrijving met volgende functies: -
Anti-vandaal aanwezigheidsknop met rode geruststellingsled Anti-vandaal afstelknop met groene geruststellingsled Ingebouwde zoemer voor roepachtervolging
Plaatsing: Zie aanduiding met type A op de plannen. Meting: F.H. – stuks
19.01.03.b
Oproepeenheid - type B
Oproepeenheid conform bovenstaande beschrijving met volgende functies: -
Anti-vandaal oproepknop met rode geruststellingsled
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 152
Plaatsing: Zie aanduiding met type B op de plannen. Meting: F.H. – stuks
19.01.03.c
Oproepknop geïntegreerd in de celinterfoons
De oproepknop die zich op de celinterfoons bevindt, dient apart bekabeld en in plaats van aangesloten op de elektronica van de interfoon naar buiten gebracht en aangesloten als oproepknop op de kamernode. Meting: Pro Memorie
19.02.
CENTRALE APPARATUUR
19.02.01.
Controller (voor 100 kamers) met protocolconvertor
Geheel bestaande uit een metalen opbouwbehuizing (grondplaat en geaard deksel), met daarin: een centrale processorkaart, die de interface naar het centraal IP-netwerk én het LON-netwerk op de afdelingen realiseert. Deze kaart zal eveneens beschikken over 16 ingangen en 16 uitgangen voor het koppelen van technische alarmen en het realiseren van diverse sturingen. een verbindingseenheid met datarepeater voor aansluiting van 4 netwerklussen een voedingssplitter, voor het aansluiten van 4 afzonderlijke gezekerde voedingslussen 24VDC een protocolconvertor met 4 seriële kanalen (RS232/RS485) voor het koppelen van aanverwante systemen, zoals personenzoek, DECT, of brandcentrale (protocols afzonderlijk te voorzien) Plaatsing: In technische ruimte, exacte inplanting te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks
19.02.02.
Controller (voor 100 kamers)
Geheel bestaande uit een metalen opbouwbehuizing (grondplaat en geaard deksel), met daarin: een centrale processorkaart, die de interface naar het centraal IP-netwerk én het LON-netwerk op de afdelingen realiseert. Deze kaart zal eveneens beschikken over 16 ingangen en 16 uitgangen voor het koppelen van technische alarmen en het realiseren van diverse sturingen. een verbindingseenheid met datarepeater voor aansluiting van 4 netwerklussen een voedingssplitter, voor het aansluiten van 4 afzonderlijke gezekerde voedingslussen 24VDC Plaatsing: In technische ruimte, exacte inplanting te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks 19.02.03.
Actieve datarepeater(s)
Ten behoeve van het herconditioneren, versterken en/of opslitsen van de bus over de verschillende afdelingen, dienen conform de richtlijnen van de fabrikant de nodige actieve datarepeaters voorzien te worden die tevens een galvanische scheiding vormen tussen het lokaal en centraal LON netwerk. Deze actieve datarepeaters bestaan uit een metalen opbouwbehuizing (grondplaat en geaard deksel), met daarin: -
een verbindingseenheid met datarepeater voor aansluiting van 4 netwerklussen een voedingssplitter, voor het aansluiten van 4 afzonderlijke gezekerde voedingslussen 24VDC
Plaatsing: In technische ruimtes of nissen, exacte inplanting te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 153
19.02.04.
Voeding(en)
Voeding voor interfaces en systeemelementen, ingebouwd in een metalen opbouwbehuizing -
geschakelde voeding, omzetting 230VAC naar 24VDC stroomverbruik 24VDC tot 10 A Voorzien voor DIN-rail montage rendement > 85% elektronische kortsluitbeveiliging ontstoring volgens EN550011 potentiaalscheiding volgens EN60950
Plaatsing: In technische ruimtes of nissen, exacte inplanting te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks
19.02.05.
Noodvoeding
De veprleegoproepinstallatie dient gevoed te worden vanuit het ‘NOOD NET’ zodanig dat deze bij spanningsuitval van het normaal net gevoed wordt door het noodaggregaat. Om de opstarttijd van de noodgenerator te overbruggen dient de de verpleegoproepinstallatie tijdelijk ondervangen te worden door één (of meerdere) statische noodvoeding(en). Hiertoe dient minstens één aparte no-break voeding voorzien voor de verpleegoproep van het gebouw BU3, één voor de verpleegoproep van de afdeling ‘intensieve behandeling’ van het gebouw BU1 en één voor de verpleegoproep van de afdeling ‘observatie & oriëntatie’ van het gebouw BU1. Huidige aannemer staat zelf in voor de selectie van het correcte type i.f.v. de toepassing. Plaatsing: Bij uitvoering te bepalen Meting: F.H. – stuks
19.02.06.
Netwerkcomputer
PC bestemd voor de installatie van de basis- en logging software, met onderstaande minimale kenmerken aangepast aan de voor de desbetreffende software benodigde systeemvereisten. -
Processor: IntelCore i5 Ram geheugen: 4 GB Harde schijf: 250 GB DVD RW lezer minimum 4 USB-aansluitingen Geïntegreerde netwerkkaart: 1 Gbps, met RJ45 aansluiting Azerty toetsenbord USB Optische muis USB Voorzien van geïntegreerde geluidskaart en luidsprekers licentie Windows 7 Pro (32 of 64 bits) TFT monitor 19”
De PC dient compleet, geïnstalleerd en gebruiksklaar geleverd inclusief alle bij het systeem behorende licenties, drivers en recovery CD/DVD’s. Plaatsing: Te bepalen in overleg met het Bestuur Meting: PC met toebehoren: F.H. – Stuks TFT monitor 19” : F.H. – Stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 154
19.02.07.
Netwerkswitch
8-poorts Layer-2 netwerkswitch 10/100, geschikt voor interconnectie met de switches. Er kunnen 8 IP-apparaten aangesloten worden op deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een autosensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. De switches zijn te monteren op DIN-rail. Technische specificaties : Standaard
:
Poorten VLAN Gegevensoverdracht Protocol Routingprotocol Data RAM buffer MAC Voorzieningen
: : : : : : : :
Systeemmeldingen Security Voeding
: : :
IEEE 802.3 10BASE-T IEEE 802.3u 100BASE-TX 8x 10/100 auto-negociating Half/Full Duplex mode per poort 256 poortgebaseerde VLAN-configuraties 100 Mbps voor koperpoorten, 1 Gigabit voor fiberpoorten CSMA/CD > Ethernet/Fast Ethernet layer 2 96Bytes 1k geheugen / MAC4000 Datatransport, Layer 2-omschakeling, automatische onderhandeling, BOOTP-ondersteuning, ARP-ondersteuning, trunking, VLANondersteuning poort status LED 10/100 – power – basismode RADIUS authenticatie 230Vac voor de switch
Plaatsing: In technische ruimte, exacte inplanting te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks
19.03.
SOFTWARE
19.03.01.
Basissoftware
Softwarepakket voor het programmeren van de diverse instellingen voor de kamers en afdelingen, systeemcontrole, overzicht van de systeeminstellingen, gebruik makend van een SQL-database. Met een gebruiksvriendelijke user-interface. Het softwarepakket zal ook dienen voor de centrale besturing van het systeem: instellingen en benamingen van kamers, afdelingen, oproepen, regimes, verlofregelingen, enz. zullen hiermee probleemloos kunnen ingevoerd worden. Een aantal van deze parameters zullen ook vanaf het programmeerbord op de afdeling doorgevoerd kunnen worden.De volgende zaken zullen minimaal in het pakket verwerkt zijn: -
programmering van alle parameters voor iedere individuele kamer programmering van alle parameters voor de afdeling definitie van iedere interface op het systeem installatie-programma voor indienststelling van een kamer instellen van alle algemene systeemparameters programmering van de relatie tussen DECT-handsets/personenzoekontvangers en verpleegoproep programmering van de relatie tussen DECT-handsets/personenzoekontvangers en technische alarmen programmering van functies per afdeling en regime
Eens deze basisinstellingen zijn gebeurd, zullen alle configuratieparameters lokaal bewaard worden in het geheugen van de centrale controllers en diverse nodes op de afdelingen. Het zal dus niet nodig zijn een PC blijvend op het netwerk aan te sluiten. Het hele softwarepakket zal met paswoorden op 4 verschillende niveau’s beveiligd zijn. Het softwarepakket zal modulair opgebouwd zijn en zal uitgebreid kunnen worden met: -
een module voor oproepregistratie en statistiek een module voor service op afstand een module voor centrale oproepafhandeling een module voor synoptisch oproepoverzicht
De uitbreidingsmodule voor oproepregistratie en statistiek dient standaard reeds met de basissoftware meegeleverd. Met deze
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 155
module, dient men in staat te zijn om alle acties (oproepen, oproepafstellingen, technische alarmen, foutmeldingen …) op het netwerk te registreren, te sorteren en te filteren, ten behoeve van het aanmaken van basisstatistieken, met o.a. onderstaande mogelijkheden: -
-
-
real-time monitoring van het netwerk, zodat men steeds kan zien wat er op het netwerk gebeurt logging en registratie van alle acties: o alle verpleegoproeptypes o alle handelingen binnen de basissoftware (log-ins, wijzigingen van parameters, enz.) o technische alarmen o foutmeldingen o seriële koppelingen met andere systemen (vb. brandcentrale en dect) statistische analyse van de geregistreerde gegevens : een aantal basisstatistieken zullen reeds in het pakket zijn verwerkt : bv. gemiddeld aantal oproepen per afdeling, per kamer, per patiënt, gemiddelde interventietijd, … enz. De “historiek”-module zal toelaten bepaalde gegevens uit de geregistreerde database op te halen, te filteren volgens verschillende criteria en vervolgens opnieuw statistisch te analyseren. Exporteren van de gegevens naar een standaard formaat (bvb. Excel of access )
De inschrijver zal een extra opleiding voorzien voor de systeembeheerder om de mogelijkheden van deze uitbreidingsmodule aan te leren. Plaatsing: Op de hierboven voorziene netwerkcomputer. Meting: T.P. – G.P.
19.03.02.
Software programmeerbord voor een (synoptisch) overzicht van de verpleegafdeling
Uitermate gebruiksvriendelijk softwarepakket te bedienen via keyboard en muis. Het pakket moet aan de verpleging de minstens de volgende mogelijkheden bieden: -
-
Visueel, duidelijk overzicht van alle oproepen op de afdeling: Blokken die de 3 velden van een kamerlamp weergeven, zijn naast elkaar geplaatst op het scherm. Mogelijkheid om een overzicht te hebben van 1 tot 100 kamers op de eigen afdeling. Bijkomende weergave van bovenstaand overzicht in synoptische vorm op een plattegrond van de afdeling, waarbij de zelfde onderleggers worden toegepast als voor het platform van sloten- en alarmbeheer. Alfanumeriek tekstoverzicht van alle oproepen op de afdeling Overzicht van alle ingestelde parameters. Instellen van alle afdelings-gebonden parameters : indeling van de kamers van de afdeling in tot 8 verpleeggroepen, definiëren van verpleegregimes en hiermee gerelateerde personenzoek/DECT nummers, buiten dienst stellen van een kamer, kiezen van het actuele verpleegregime,…
Het pakket zal op verschillende niveaus met paswoorden zijn beveiligd : paswoord voor het verplegend personeel, paswoord voor de hoofdverpleging, paswoord voor de technische dienst. In huidig project dienen naast de alarmoproepen ook minstens de aanwezigheid van het personeel in de patiëntenkamers weergegeven te kunnen worden op het synoptisch overzicht. Plaatsing: Op de werkposten KNX (zie het deel KNX) in de gebouwen BU1 en BU3 en minstens op één (bij uitvoering te bepalen) werkpost in het CIP lokaal. Meting: T.P. – G.P.
19.04.
BEKABELING
De inschrijver zal alle bekabeling en aansluitingen uitvoeren volgens de instructies van de leverancier. Hij volgt de aansluitschema’s en bekabelingsschema’s van de leverancier en houdt rekening met de kabeltypes en kleurcodes. Vooraleer de actieve componenten van het systeem worden geïnstalleerd, zal de inschrijver alle bekabeling testen met de door de leverancier ter beschikking gestelde testapparatuur. Ook voor de bekabeling van de verpleegoproepinstallatie zijn de bepalingen van het deel ‘LEIDINGEN’, hier hoger in dit bestek dit bestek van toepassing. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 156
19.05.
KOPPELING OP DECT
Om de in dit hoofdstuk beschreven functionaliteit te bekomen dient de verpleegoproepsinstallatie gekoppeld te worden op de DECT-installatie. Hiervoor dient door onderhavige aannemer een seriële verbinding ter beschikking gesteld te worden aan de de telefooncentrale Alle benodigde prestaties en materialen vereist om deze verbinding te realiseren berichtgevingscentrale van de DECTinstallatie, dienen inbegrepen in het artikel ‘BEKABELING, INDIENSTSTELLING EN OPLEIDING’ hierboven. Meting:
19.06.
T.P. – G.P.
KOPPELING MET ALARM- EN SLOTENBEHEER
Er moet een koppeling gerealiseerd worden tussen het verpleegoproepsysteem en het alarm- en slotenbeheer zoals beschreven onder artikel 21. Hiervoor moet de installatie voorzien zijn van een OPC-interface. De nodige protocolovereenkomsten om beide systemen met elkaar te laten communiceren, zijn inbegrepen. Via deze koppeling moet er een alarm gegenereerd worden zodra er een tijdsoverschrijding is van de aanwezigheid van een personeelslid op de kamer van een patiënt. Bij een kameroproep moet een personeelslid zijn aanwezigheid melden op de afsteleenheid aan de ingang van de kamer. Indien de tijd alvorens het personeelslid zich weer afmeldt aan de afsteleenheid te lang duurt, wordt het alarm gegenereert. Deze tijd moet via de programmatie ingesteld kunnen worden. Elk alarm moet op PC in het CIP-lokaal gevisualiseerd worden met aanduding van de juiste kamer waar het incident zich voordoet. Meting:
19.07.
T.P. – G.P.
INDIENSTSTELLING
De programmatie en indienststelling zal gebeuren door- of in samenspraak met de leverancier van de verpleegoproepinstallatie. Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen dienen inbegrepen. Indien de centrale modules op een in de instelling bestaand IP-netwerk worden gekoppeld, zal overleg gebeuren met de resp. netwerkbeheerder voor de toekenning van de IP-adressen. Meting: T.P. – G.P.
19.08.
OPLEIDING GEBRUIKER
De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding zal twee maal, ter plaatse, worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen en moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. Voor de opleiding dient (ter plaatse) minstens 2 x 4 uur voorzien te worden. Daarnaast zal de aannemer instaan voor een meer uitgebreidere, aparte opleiding ter plaatse, voor de door het Bestuur aangeduide systeembeheerder. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 157
20. – INTERFONIE 20.01.
CEL- EN DIENST INTERFONIE
ALGEMEEN In huidig project dient er een interfonie installatie voorzien te worden voor cel- en dienstinterfonie. Deze volautomatische, digitale, elektronische duplex interfonie zal van het gecentraliseerde 4-draads type zijn en werken op basis van centrale verwerkingseenheden (centrales), die gestuurd worden door en onder toezicht van in het geheugen opgenomen softwareprogramma’s. In elk van de ‘Securit’ lokalen van BU1 (2 stuks) en BU3 (1 stuk), alsook in de technische ruimte van het CIP lokaal van het gebouw BU2 zal een interfonie centrale voorzien worden. Deze interfonie centrales zullen zowel gebruikt worden voor cel- als dienstinterfonie. Doch dienen met virtueel gescheiden groepen te kunnen functioneren zodat:
De dienstinterfoons enkel kunnen communiceren met de hoofdposten dienstinterfonie in het CIP lokaal. De celinterfoons enkel kunnen communiceren met de hoofdposten celinterfonie van de centrale verpleegpost horend bij de respectievelijke afdeling. De hoofdposten celinterfonie van alle centrale verpleegposten overgenomen kunnen worden door de hoofdposten celinterfonie in het CIP lokaal.
De verschillende centrales zullen voorzien zijn van een koppelingsunit die toelaat om deze via de glasvezelbekabeling die voorzien is in het deel ‘GESTRUCTUREERDE BEKABELING’ met elkaar te koppelen zodat deze één functionerend geheel vormen. Bij uitval van de netwerkverbinding tussen de centrales dient de celinterfonie van elke afdeling lokaal te kunnen blijven werken. De koppelingsunits zullen minstens een gelijktijdige communicatie over 8 lijnen toelaten tussen de centrales In huidig project zal de communicatie enkel van op de hoofdposten opgestart kunnen worden. De oproeptoetsen geïntegreerd in de kamerposten celinterfonie en de dienstinterfoons zullen niet op het interfoniesysteem aangesloten zijn, maar naar buiten gebracht en gekableerd naar de verpleegoproepinstallatie voor wat betreft de celinterfonie en naar de stuurkastjes van het sloten- en alarmbeheer voor wat betreft de dienstinterfoons. BESCHRIJVING DER MATERIALEN 20.01.01.
CENTRALE APPARATUUR
De centrale apparatuur zal bestaan uit de verschillende centrales met hun gestabiliseerde voeding en koppelingsuntis. De centrales zullen worden ondergebracht in 19” dataracks, die inbegrepen zullen zijn in de prijs van de centrale en die naast de dataracks Securit zullen geplaatst worden. De centrales zullen worden geleverd met een gestabiliseerde lineaire voeding. De inwendige bezetting van de installatie moet op ieder ogenblik kunnen aangepast worden aan de minimum gevraagde eindcapaciteit door een eenvoudige uitbreiding van het gesprekskanaal- en abonneemodules, echter zonder de geheugencapaciteit van de centrale verwerkingseenheid, noch deze van de hulpgeheugens, interfaces of busverbindingen te moeten aanpassen. De vooraf bedrade centrales zullen mechanisch opgebouwd worden uit een kunststofchassis met stalen deksel. Ze zullen voldoen aan alle gangbare normen inzake elektromagnetische immuniteit en compatibiliteit. Ze zullen voorzien zijn van de nodige rails en van gemakkelijk vervangbare in te pluggen elementen of blokken met automatische blokkering van het type Eurocard formaat en met klemmenstroken in de kastrug voor aansluiting van de bandbekabeling. De toevoerkabels zullen in de kast gebracht worden langs universele kabelinvoeropeningen. Indien de centrale voorzien wordt van een natuurlijke verluchting moet de boven- en onderverluchting afgedekt worden met een rooster. De volledig statisch en geruisloos werkende interfoniecentrale, onafhankelijk van alle trillingen, zal opgebouwd zijn volgens de meest moderne en vooruitstrevende technieken op gebied van professionele microinformatica en voorzien zijn van alle nodige schakelelementen voor blokkering en onderdrukking van in- en uitwendige interferenties, milieuinvloeden en parasitaire spanningen, dit zowel op de in- als uitgangs- als buslijnen. Er zal één gesprekskaart met 2 kanalen en één oproepnummer uitleeseenheid per gespreksverbinding zijn en elke abonneekaart zal uitgerust zijn met 6 aansluitnummers zodat de bezetting van de centrale steeds uitgebreid kan worden met 6 abonneenummers.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 158
De centrale dient toegankelijk te zijn voor ieder vrij kanaal terwijl verschillende abonnees willekeurig door elkaar moeten kunnen oproepen (nummer drukken zonder de centrale te blokkeren). Bovendien moet ieder toestel in een bepaalde groep worden kunnen ingedeeld. Elk gesprekskanaal zal voorzien zijn van een wachtschakeling welke een oproep van een in gesprek zijnde post automatisch in het geheugen plaats. Indien het opgeroepen toestel binnen een instelbare tijd van 30 tot 120 seconden vrij komt, zal de verbinding alsnog automatisch tot stand gebracht worden, voorafgegaan door een waarschuwingssignaal voor beide gesprekspartners. Alle abonneekaarten zullen steeds uitgerust zijn met een lijncontrolesysteem zodat bij een fout in de lijn enkel die bepaalde lijn afgekoppeld wordt. Een defect toestel mag geen enkele invloed hebben op de werking van het systeem. De centrale zal standaard voorzien zijn met hierna vermelde minimale functies welke kunnen geprogrammeerd worden vanaf de centrale. Alle mogelijkheden zullen programmeerbaar zijn met behulp van een gebruiksvriendelijk softwarepakket. Alle nodige licenties dienen inbegrepen te zijn. De centrale(s) moeten onderstaande functionaliteiten aankunnen: Oproep Oproep met 3 of 4 cijfers, aangekondigd met oproeptoon en branden van rode led. Indien opgeroepen toestel bezet wordt een bezettoon gegenereerd. Handbediende gesprekswisseling in simplex om microfoon uit te schakelen. Oproepen vanuit het bestaande systeem moet mogelijk zijn. Verkorte oproep Oproep met één enkel cijfer voor directe verbinding. Oproepoverdracht Overdragen van oproepen naar een voorgeprogrammeerd toestel of naar een willekeurig toestel door op het gewenste overdrachttoestel het abonneenummer in te toetsen. Abonnee hoofdpost/bijpost relatie Een kamerpost kan enkel zijn specifiek geprogrammeerde hoofdpost celinterfonie oproepen (post geplaatst in verpleegpost van de desbetreffende afdeling). De hoofdposten celinterfonie geplaatst in de verpleegposten, moeten enkel in verbinding kunnen komen met de kamerposten van de respectievelijke afdeling en verdieping. Een dienstinterfoon kan enkel een hoofdpost dienstinterfonie (post geplaatst in CIP-lokaal) oproepen. De hoofdposten dienstinterfonie geplaatst in het CIP-lokaal moeten in verbinding kunnen komen met alle interfonieposten in alle gebouwen: alle kamerposten, alle hoofdposten celinterfonie en alle dienstinterfoons. Algemene en groepsoproepen Elke kamerpost en elke dienstinterfoon kan in één van 4 of 8 groepen ingedeeld worden. Algemene en groepsoproep worden voorafgegaan door een 2-tonig gongsignaal. De groeps- of algemene oproep kan automatisch beantwoord worden door op het dichtstbijzijnde hoofdtoestel een vooraf bepaald codenummer te vormen. Algemene en groepsoproepen vanuit het bestaande systeem moeten mogelijk zijn. Meting: T.P. – G.P.
20.01.02.
INTERFONIEPOSTEN
20.01.02.a
KAMERPOST CELINTERFONIE (CI)
De cellen zullen uitgerust worden met vandaalbestendige oproepposten, die zullen ingebouwd worden in stalen inbouwdozen. De vastzetting van de oproepposten in de inbouwdoos zal gebeuren met behulp van verzonken schroeven die enkel met speciaal gereedschap kunnen verwijderd worden (Thorx-schroeven. De kamerposten celinterfonie dienen minimaal aan de volgende specificaties te voldoen:
Frontplaat uit geborsteld inox minimum 3mm dikte Een vandaalbestendige oproeptoets met rode led voor verpleegoproep die uitgekableerd wordt naar de verpleegoproepinstallatie. Een communicatie led Een microcel gemonteerd in een haakse luchtsluis ter belemmering van rechtstreekse toegang tot de microfoon Een luidspreker zodanig opgesteld dat hij niet bereikbaar is vanaf het frontpaneel Ingebouwd tampercontact voor indicatie op de centrale afhandelingspost dat het frontpaneel verwijderd wordt.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 159
Plaatsing: In de cellen / kamers geïnterneerden, volgens aanduiding op de plannen met ‘CI’. Meting: F.H. – stuks
20.01.02.b
HOOFDPOST CELINTERFONIE (CIH) MET ZWANEHALSMICRO
Iedere celinterfoniehoofdpost is volkomen identiek, onderling verwisselbaar zonder aanbrengen van wijzigingen. De verbinding is volledig duplex zonder telkens de spreek-luistertoets te moeten bedienen. De hoofdposten zullen van het tafeltype zijn en worden aangesloten op een 5-polig stopcontact. De interfoniepost is uitgerust met:
donkergrijze met zwarte behuizing een druktoetsenklavier 0 tot 9 met moderne vormgeving die een snelle en foutloze bediening toelaat een toets voor handbediening van de spreek/functie of om oproepen te aanvaarden als de post in privé geschakeld staat een toets voor het beeindigen van het gesprek een 1.6W luidspreker met een zeer natuurgetrouwe weergave van de stem met een impedantie van 50 Ohm en een frekwentie van 300 tot 7000Hz informatiestatus, richtlijnen en menu’s worden weergegeven op een grafische display een gevoelige electretmicrofoon welke alle mechanische trillingen uitsluit, met een frequentieweergave van tot 1KHz en een microversterker met een uitgangsspanning van 100 tot 300mV een automatische begrenzer welke het ingangssignaal constant houdt een rode led voor aanduiding der lijnbezetting een regeling van het geluidsvolume een privéschakelaar welke het afluisteren onmogelijk maakt, maar de toegang tot de post toelaat door een herhaalde toon die na 5 seconden op een lager geluidsniveau overschakelt en na 15 seconden wordt uitgeschakeld 40 programmeerbare toetsen voor direct in verbinding komen met een vooraf geprogrammeerd nummer Een verlicht display met 10 lijnen Een aansluitsnoer van 2 m lengte voor aansluiting op een 5-polig stopcontact Standaard voorzien van een zwanehals microfoon
Plaatsing: In de centrale verpleegposten en in het CIP lokaal, volgens aanduiding op de plannen met ‘CIH’. De exacte inplanting binnen het lokaal is te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks
20.01.02.c
DIENSTINTERFOON, BINNENOPSTELLING (DI)
De dienstinterfoons voor binnenopstelling zullen van het vandaalbestendige type zijn en worden ingebouwd in stalen inbouwdozen. De vastzetting van de oproepposten in de inbouwdozen zal gebeuren met behulp van verzonken schroeven die enkel met speciaal gereedschap kunnen verwijderd worden (Thorx-schroeven). Er dient rekening gehouden dat bepaalde dienstinterfoons zullen moeten worden geïntegreerd in het schrijnwerk / de deuromkastingen. Huidige aannemer staat hierbij in voor de coördinatie met de nevenaannemer schrijnwerk. De dienstinterfoons dienen minimaal aan de volgende specificaties te voldoen:
Frontplaat uit geborsteld inox minimum 3mm dikte Een vandaalbestendige oproeptoets met gele led voor deuraanvraag aan het CIP, die uitgekableerd wordt naar de besturingsborden voor sloten- en alarmbeheer. Op het frontpaneel staat de tekst “AANVRAAG” gegraveerd boven de oproeptoets Een communicatie led Een microcel gemonteerd in een haakse luchtsluis ter belemmering van rechtstreekse toegang tot de microfoon Een luidspreker zodanig opgesteld dat hij niet bereikbaar is vanaf het frontpaneel Ingebouwd tampercontact voor indicatie op de centrale afhandelingspost dat het frontpaneel verwijderd wordt.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 160
Plaatsing: Zie aanduiding op de plannen met ‘DI’. Meting: F.H. – stuks
20.01.02.d
DIENSTINTERFOON, BUITENOPSTELLING (DIB)
De dienstinterfoons voor buitenopstelling zullen van het vandaalbestendige type zijn en worden ingebouwd in stalen inbouwdozen of inox opbouwdozen, naar gelang de toepassing (bij uitvoering te bepalen). De vastzetting van de oproepposten in de in- of opbouwdozen zal gebeuren met behulp van verzonken schroeven die enkel met speciaal gereedschap kunnen verwijderd worden. Er dient rekening mee gehouden te worden dat bepaalde dienstinterfoons zullen moeten worden geïntegreerd in het schrijnwerk / de deuromkastingen. Huidige aannemer staat hierbij in voor de coördinatie met de nevenaannemer schrijnwerk. De dienstinterfoons dienen minimaal aan de specificaties van de dienstinterfoons voor binnenopstelling te voldoen, doch dienen bijkomend weerbestendig te zijn. Plaatsing: Zie aanduiding op de plannen met ‘DIB’. Meting: F.H. – stuks
20.01.02.e
HOOFDPOST DIENSTINTERFONIE (DIH) MET ZWANEHALSMICRO
Idem aan de hoofdposten celinterfonie, doch in dit geval toegepast voor de dienstinterfonie. Plaatsing: In in het CIP lokaal, volgens aanduiding op de plannen met ‘DIH’. De exacte inplanting binnen het lokaal is te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks
20.01.02.f
PAALTJE VOOR OPSTELLING VAN DIENSTINTERFOONS (DIB) T.H.V. DE LOGISTIEKE INRIT
Ter hoogte van de logistieke inrit, dienen 2 dienstinterfoons voor buitenopstelling voorzien te worden. De eerste hiervan dient opgesteld op een hoogte zodanig dat deze bereikbaar en geschikt is voor communicatie met personen die zich zittend in een personenwagen bevinden en de tweede op een hoogte geschikt voor personen die zich zittend in een vrachtwagen bevinden (exacte hoogtes te bepalen bij uitvoering). Daar deze interfoons zich ‘te velde’ bevinden dient door de huidige aannemer een geschikt paaltje voorzien te worden waarin deze op de juiste hoogte geïntegreerd kunnen worden. Dit paaltje zal vandaal- en weerbestendig zijn en vervaardigd uit roestvrij staal, voorzien van een hoogwaardige structuurlak. De montage zal, naar gelang de toepassing (ondergrond) gebeuren met ofwel een vloerplaat of rechtstreeks in volle grond waarbij in het laatste geval het ondergronds deel wordt ingegoten in een betonnen sokkel. Huidig artikel omvat het leveren en plaatsen van dit paalje. Plaatsing: Zie plan, exacte inplanting te bepalen bij uitvoering. Meting: F.H. – stuks (Prijs op te geven voor leveren en plaatsen van het paaltje. De geïntegreerde dienstinterfoons dienen inbegrepen te zijn in het artikel ‘DIENSTINTERFOON VOOR BUITENOPSTELLING’ hierboven)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 161
20.01.03.
BEKABELING
De bekabeling tussen de interfonieposten en de centrales wordt in ster uitgevoerd door middel van FTP 4p. (cat. 5e) kabel. Het leidingwerk en de bekabeling zijn uit te voeren overeenkomstig het door de inschrijver ingediende concept en volgens de richtlijnen van de fabrikant of leverancier. Alle materialen, toebehoren en werkprestaties hiervoor zijn als globale prijs op te geven in de samenvattende meetstaat . Alle kabels dienen met een uniform systeem gelabeld te worden. Deze markeringen zullen aan de Opdrachtgever ter goedkeuring voorgelegd worden. De aannemer volgt de aansluitschema’s van de leverancier en houdt rekening met kabeltypes en kleurcodes. Vooraleer de actieve componenten van het systeem wordt geïnstalleerd, zal de aannemer alle bekabeling testen met de door de leverancier ter beschikking gestelde testapparatuur. Er wordt voldaan aan de wettelijke reglementering m.b.t. deze technieken. De bepalingen van het artikel ‘LEIDINGEN’ van, dit bestek zijn voor huidig artikel eveneens van toepassing. Meting: T.P. – G.P.
20.01.04.
PROGRAMMATIE, AANSLUITEN EN INDIENSTSTELLEN
De programmatie en indienststelling zal gebeuren door- of in samenspraak met de leverancier van de verpleegoproepinstallatie. Inbegrepen is tevens het testen van de goede werking van de installatie Alle werken met betrekking tot programmatie dienen voor uitvoering met de Bouwheer besproken. Een voorstel dient door de aannemer in samenspraak of volgens de richtlijnen van de Bouwheer uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele bijsturingen dienen inbegrepen. Meting: T.P. – G.P.
20.01.05.
OPLEIDING PERSONEEL
De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding zal twee maal, ter plaatse, worden gegeven aan de door het Bestuur aangeduide personen en moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering. Voor de opleiding dient (ter plaatse) minstens 2 x 4 uur voorzien te worden. Meting: T.P. – G.P.
20.01.06.
NETWERKAPPARATUUR VOOR INTERFONIE
Om veiligheidsredenen dient de interfonie over zijn eigen TCP-IP 100 MB Ethernet beveiligingsnet te beschikken. Deze post omvat alle hardware, netwerkapparatuur, enzovoort om dit beveiligingsnetwerk te realiseren, conform de voorschriften van de fabrikant. Alle netwerkapparatuur voor het koppelen van de centrales in de verschillende gebouwen dient eveneens inbegrepen. Voor de switches wordt uitgegaan van een type dat minimaal voldoet aan volgende specificaties. 8-poorts Layer-2 netwerkswitch 10/100. De switch heeft standaard 2xGigabit GBIC-poorten voor backbone-interconnectie met andere switches. Er kunnen 8 IP-apparaten aangesloten worden op deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een autosensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. Technische specificaties : Prestaties: Alle poorten ondersteunen wirespeed op laag 2 en laag 3; Gigabit Ethernet: 2 combopoorten; Switching capaciteit: 148800pps voor een 100Mbps poort; Switching fabric: “non blocking”, alle poorten onder-steunen wirespeeds 100/1000Mbps autosensing BaseTX; Standaarden: IEEE 802.1D (STP); IEEE 802.1p (CoS); IEEE 802.1Q (VLANs); IEEE 802.1ad Q-in-Q (VLAN stacking); IEEE 802.1ag (Connectivity Fault Management); IEEE 802.1s (MSTP); IEEE 802.1w (RSTP);
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 162
-
IEEE 802.1X (Port Based Network Access Protocol); IEEE 802.3i (10BaseT); IEEE 802.3u (Fast Ethernet); IEEE 802.3x (Flow Control); IEEE 802.3z (Gigabit Ethernet); IEEE 802.3ab (1000BaseT); IEEE 802.3ac (VLAN Tagging); IEEE 802.3ad (Link Aggregation); IEEE 802.3af (Power-over-Ethernet) IEEE 802.3x : Flow Control;
Meting: T.P. – G.P.
20.02.
DECENTRALE INTERFONIE
Ten behoeve van de interne communicatie tussen bepaalde lokalen en aan bepaalde balies dient in huidige aanneming een eenvoudig full duplex, handenvrij interfoniesysteem aangeboden te worden. Dit systeem moet voor elk van deze lokalen stand alone kunnen werken, zodat er enkel een gesprek kan plaatsvinden tussen 2 zijden. Het systeem zal voorzien zijn van een mogelijkheid tot tijdelijke volumetoename en automatische uitschakeling wanneer het gesprek is beëindigd . Hiertoe wordt voor elk van deze lokalen een centrale eenheid voorzien met daarop aangesloten:
Aan de bedieningszijde een interfoniepost bestaande uit een vrijstaande unit met zwanehals microfoon, in de voet geïntegreerde luidspreker, volumetoename en aan-/ uitknop en LED controlelampjes. Aan de klantenzijde een geschikte in het meubel vandaalbestendige geïntegreerde luidspreker en directionele microfoon. De exacte types en inplanting van deze zijn te bepalen bij uitvoering.
De microfoongevoeligheid van zowel de klantenzijde als de bedieningszijde dient individueel instelbaar te zijn op de centrale eenheid. De exacte inplanting van de centrale eenheid boven het verlaagd plafond, of in een nis is te bepalen bij uitvoering. De nodige voedingen, geïntegreerd in het desbetreffende elektrisch bord, de bekabeling, het aansluiten en indienststellen dienen inbegrepen te zijn. Een dergelijke interfoniesysteem wordt in huidig project voorzien voor :
De balie van het 'Veilig portierslokaal' (B 00 INK 0 04), met bedieningspost in het portierslokaal en klantenzijde aan de kant van de controlestraat bezoekers. De balie van het 'Veilig portierslokaal' (B 00 INK 0 04), met bedieningspost in het portierslokaal en klantenzijde aan de kant van de controlestraat personeel. De balie van het 'Controle sas voertuigen' (B 00 TDI 0 06) met bedieningspost binnen in het lokaal en klantenzijde aan de kant van de logistieke inrit. Het 'Loket griffie' (B 01 BEZ 0 19 / B 01 BEZ 0 19), met bedieningspost aan de kant van griffier en de klantenzijde aan de kant van de patiënt. Het 'Individueel bezoeklokaal' (B 01 BEZ 0 15) ), met bedieningspost aan de kant van de bezoeker en de klantenzijde aan de kant van de patiënt. Het 'Individueel bezoeklokaal' (B 01 BEZ 0 16) ), met bedieningspost aan de kant van de bezoeker en de klantenzijde aan de kant van de patiënt.
Meting: T.P. – G.P. (per lokaal)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 163
21. – ALARM- EN SLOTENBEHEER 21.0.
ALGEMEEN
Het slotenbeheer en alarmbeheer worden volledig gecontroleerd door PLC-systemen. Deze systemen bestaan uit programmeerbare logische controllers met voedingen, controleservers, operator PC’s (thin clients) met professionele 19” aanraakschermen (CIP-lokaal) en 22” LCD schermen (verpleegposten), de nodige input- en outputmodules (I/O’s) en stuurrelais. De communicatie van het PLC stuursysteem met de controleservers verloopt over het beveiligingsnetwerk, fysiek gescheiden van de andere technieken. De PLC’s zijn de controle-eenheden voor de I/O’s, de client PC’s verzorgen de visualisatie en bediening. De communicatie tussen de I/O modules verloopt over een buslijn. Er wordt één PLC voorzien voor de sloten en één PLC voor de alarmen. Elke PLC heeft zijn eigen aparte busklemmodule met ethernet- en busconnectie. PLC 1 wordt op switch 1 aangesloten, PLC 2 op switch 2. De PLC’s worden geplaatst in dezelfde rack als de controleservers. Slotenbeheer Bij het activeren van een deuraanvraagtoets zal de betreffende ingang aangestuurd worden. De PLC-eenheid zal dan de informatie doorsturen naar de servers. De visualisatiesoftware zal bestaan uit een plan-area voor hoofdplannen en subplannen, een navigatie-area. Op het aanraakscherm zal de deuraanvraag gevisualiseerd worden via een oplichtend en knipperend blauw icoon en de PLC zal een signaal met flash op het scherm activeren, evenals gelijktijdig een apart akoestisch signaal. De operator heeft dan de mogelijkheid om de deuraanvraag te bevestigen door op het betreffend icoon op het aanraakscherm te drukken. De PLC activeert dan de digitale uitgang, die op zijn beurt een relais aanstuurt die de deur ontgrendelt. Het moet ook mogelijk zijn elke deur te ontgrendelen via het aanraakscherm zonder dat er een aanvraag gebeurt. De operator kan steeds alle uitgevoerde handelingen volgen d.m.v. de kleurveranderingen van de iconen. Op het basisplan in het CIP-lokaal dient een knop te staan voor ‘overname/overgave”. Hiermee kan het CIP-lokaal de PCbedieningen van andere (alle) operatorlocaties overnemen. Deze laatste kunnen dan geen enkele bediening meer uitvoeren totdat het CIP-lokaal de clients terug vrijgeeft. Wanneer het statusicoon groen is, kan men werken. Een rood diagonaal kruis op het scherm van de client wil zeggen dat de bediening geblokkeerd of overgenomen is. Elke operatorlocatie moet zijn eigen PC-bediening ook zelf kunnen blokkeren, dit door middel van een blokkage toets. De overname gebeurt dan automatisch door het CIP-lokaal. De vrijgave kan dan enkel nog gebeuren door het CIP-lokaal. Wanneer een Client de communicatie verliest met de server zal de operator hiervan ook verwittigd worden door een rood diagonaal kruis en een schaduw scherm met de vermelding dat de communicatie verbroken is. Het hoofdscherm op het Touch Screen geeft een overzichtsplan van de ganse site weer. Via softwarematige navigatietoetsen op het plan kan genavigeerd worden naar subplannen. Deze navigatietoetsen moeten vrij benoemd kunnen worden. Elke operatorlocatie zal zijn eigen plannen toegewezen krijgen. Tijdens de werkzaamheden moet door de opdrachtgever vrij kunnen bepaald worden hoe de lay-outs voor elke client er zullen uitzien en hoeveel subplannen er aan elke client toegewezen worden. Er dient uitgegaan te worden van minimaal 20 subplannen. Elke deur op de plannen bezit een statusicoon met kleurindicatie waaraan kan gezien worden of er een deuraanvraag is (blauw icoon), of de deur ontgrendeld en geopend wordt (rood icoon), of dicht en gesloten is (groen icoon). Wanneer een deur mechanisch met sleutel ontgrendeld wordt, komt er een alarmsignaal en een visuele aanduiding met kleurverandering op het scherm. Elke deuraanvraag wordt gevisualiseerd op het betreffende plan. De navigatietoetsen lichten op in een in te stellen kleur op bij een deuraanvraag, zodat men weet op welk plan er een deuraanvraag geactiveerd is. Er moeten sasfuncties gecreëerd worden tussen buitendeuren en binnenzones. Per sas, per sasgroep of algemeen moet deze functie uitschakelbaar zijn, ook met een timer. Dit moet ook duidelijk gevisualiseerd worden. De deuren moeten individueel, per verdieping of algemeen vrij gezet kunnen worden. In noodgevallen moet de mogelijkheid bestaan om compartimenteringssassen op te heffen voor onbepaalde tijd en eventueel vluchtwegen vrij te zetten. De opdrachtgever heeft het recht om tijdens de uitvoering van de werkzaamheden deze programmatie te wijzigen. Een aantal deuren worden enkel gebruikt in geval van evacuatie. In normale situatie kunnen deze deuren niet geopend worden. Er staan ook geen aanvraagknoppen voor opening bij deze deuren opgesteld. De evacuatiedeuren kunnen enkel geopend worden door een operator in het CIP-lokaal en dit met een speciale procedure: in normale toestand is het bedieningsicoon voor de evacuatiedeur niet zichtbaar op het scherm, pas na een speciale handeling wordt het bedieningsicoon zichtbaar en kan dit geactiveerd worden. Voor de gewone deuren wordt er functioneel een onderscheid gemaakt tussen de deuren van de kamers van de patiënten en de overige deuren zijnde doorgangsdeuren in de gangen, naar traphallen, enzovoort. De toegangscontrole wordt gekoppeld met het PLC-systeem en dit op een hardwarematige wijze. De uitgangsrelais van de
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 164
toegangscontrolecontrollers worden verbonden met de inputmodules van de PLC-installatie. De deuren van de patiëntenkamers en de doorgangsdeuren worden ontgrendeld door de PLC, niet rechtstreeks door de controllers van de toegangscontrole. De drukknoppen in de patiëntenkamers worden ook rechtstreeks aangesloten op de I/O-modules van het slotenbeheersysteem, zodat de werking van deze drukknoppen intelligent beheerd wordt door dit systeem. Het toegangscontrolesysteem en het PLC-systeem zijn fysiek gescheiden van elkaar en zijn enkel input/output-matig met elkaar verbonden via relaiscontacten. Procedure kamerdeur : De bedieningselementen aan de deur voor openen en sluiten (badgelezer, drukknop kamerzijde) werken met een togglefunctie: bij een eerste bediening wordt het elektrisch slot ontgrendeld en blijft in de ontgrendelde positie staan, bij een volgende bediening wordt het elektrisch slot bij gesloten deur weer vergrendeld. Dagregime : -
kamerdeur kan van buitenaf door de patiënt met een badge geopend en gesloten worden. kamerdeur kan door de verpleging van buitenaf geopend en gesloten worden met een badge kamerdeur kan ook vanaf de verpleegpost geopend of gesloten worden via het werkstation van het PLC-systeem kamerdeur kan van binnen af door de patiënt elektrisch afgesloten worden door middel van de drukknop, maar kan ten allen tijde van buitenaf geopend worden door de verpleging met badge (of sleutel = mechanisch) kamerdeur kan van binnen af door de patiënt elektrisch weer geopend worden door middel van de drukknop kamerdeur kan ten allen tijde door de verpleger in de verpleegpost via het werkstation gesloten worden en indien nodig vergrendeld zodat ze niet meer door de patiënt kan geopend worden (werking drukknop aan kamerzijde opgeheven) de status van de deur (open of gesloten, vergrendeld of ontgrendeld) kan gevolgd worden dmv signalisatie-LED’s op het touchscreen in het CIP-lokaal en het LCD-scherm in de verpleegpost de controle over de deur kan ten allen tijde overgenomen worden door de toezichter in het CIP-lokaal
Nachtregime : -
kamerdeur kan niet meer van buitenaf door de patiënt met een badge geopend of gesloten worden. kamerdeur kan wel door de verpleging van buitenaf geopend en gesloten worden met een badge kamerdeur kan ook vanaf de verpleegpost geopend en gesloten worden via het werkstation van het PLC-systeem kamerdeur kan van binnen af niet meer door de patiënt elektrisch afgesloten of geopend worden door middel van de drukknop de status van de deur (open of gesloten, vergrendeld of ontgrendeld) kan gevolgd worden dmv signalisatie-LED’s op het touchscreen in het CIP-lokaal of het LCD-scherm in de verpleegpost de controle over de deur kan ten allen tijde overgenomen worden door de toezichter in het CIP-lokaal
De overgang van dagregime naar nachtregime of omgekeerd gebeurt door een actieve handeling van de verpleger op het werkstation in de verpleegpost. Alle kamerdeuren van de desbetreffende afdeling wisselen gelijktijdig om van regime. Nachtregime of bepaald dagregime voor de badgen worden in de toegangscontrole gekoppeld aan kalenders of dagindeling, Procedure doorgangsdeur : De bedieningselementen aan de deur voor openen en sluiten (badgelezer) werken met een impulsfunctie: het elektrisch slot wordt gedurende een korte instelbare tijd (bv. 3 seconden) ontgrendeld. Wordt binnen deze periode de deur niet open gedraaid, zal het slot automatisch terug vergrendelen. Aan een aantal doorgangsdeuren staan badgelezers opgesteld. Volgens de autorisatie van de badge (patiënt, verpleger, bezoeker, …) en het tijdstip van de dag zal er wel of niet automatisch doorgang verleend worden. Indien de badgelezer geen doorgang verleend of voor die deuren waar geen badgelezers zijn opgesteld, moet een aanvraag tot openen van de deur geactiveerd worden door het indrukken van de drukknop CIP of de drukknop op de dienstinterfoonpost bij de deur. Het openen van de deur kan dan gerealiseerd worden door een toezichter in het CIP-lokaal via het touchscreen. Doorgangsdeuren worden enkel beheerd door het personeel in het CIP-lokaal. De status van de deur (open of gesloten, vergrendeld of ontgrendeld) kan gevolgd worden d.m.v. signalisatie-LED’s op het touchscreen in het CIP-lokaal Alarmbeheer Het alarmbeheer zal duidelijk fysiek gescheiden zijn van het slotenbeheer. In het complex worden alarm- of agressieknoppen geplaatst. Deze hebben tot doel een alarm te genereren bij problemen, noodsituatie of oproer. Ze zijn in een vandaalbestendige uitvoering en in een rode kleur uitgevoerd . Per alarmknop zal er naar de I/O-modules toe één paar voorzien worden in de bekabeling. Bij alarmmelding zal op het scherm het plan met locatie waar het alarm zich voordoet weergegeven worden, het alarm wordt gemeld met een rood alarmicoon en een vrij te kiezen alarmtoon. Tevens wordt de benaming van het alarmpunt gelogd, met vermelding van tijd en datum. Bij meerdere gelijktijdige alarmen kan de operator zelf kiezen welk alarm hij eerst afhandelt.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 165
Het alarmbeheersysteem omvat ook de visualisatie en de bediening van de overklimbeveiliging voor alle zones en de visualisatie van het branddetectiesysteem. Het alarm- en slotenbeheer wordt op dezelfde plannen weergegeven. Voor elk zullen verschillende types iconen en attentietonen aangemaakt worden. 21.01.
HARDWARE VOOR BESTURING SLOTEN EN ALARMEN
21.01.01.
Programmeerbare logische controller (PLC)
De PLC-eenheid met ethernet- en businterfaces dient als koppeling naar andere besturingen resp. systemen. Met de IEC 61131-5-communicatiebouwstenen kunnen de gegevens van besturing tot besturing worden uitgewisseld.. De controller wordt transparant geconfigureerd en geprogrammeerd met een softwaretool volgens IEC 61131 en werkend volgens OPC-protocol. Voor integratie met GUI-applicaties en technieken zoals camerabewaking en interfonie. De programmeerbare PLC automaten dienen op DIN-rail bevestigd te worden. De voedingsvoorzieningen zijn geschikt voor werking op 24VDC. Een gescheiden 24 VDC voedingsaansluiting voor de elektronica en de periferie is noodzakelijk. Elke PLC eenheid heeft standaard een groot kleurendisplay voor diagnose en een resetknop. Er is een duidelijk onderscheid tussen een werkende operationele mode : RUN (groen display met melding RUN) en een ERROR (rode display met melding ERROR). Het PLC gedeelte moet standaard uitgerust zijn met een busmaster die zowel 500 kBd als 2 MB snelheid aankan (instelbaar) en ethernetconnectie 10/100Mbit. De bedrijfstoestanden van deze on-board periferie zijn interrupt-ingang, snelle teller en pulsgenerator. De logische controller heeft naast een INTERBUS-master- en een PROFINET IO-controller-interface, ook drie 10/100 MbitEthernet-interfaces voor de eenvoudige integratie van de besturing in het netwerk. Een uitneembaar en steekbaar flash EEPROM van het type Compact Flash (CF) kaart dient voor opslag van het programma. Lezen en schrijven bestanden op CF-kaart moet mogelijk zijn. Deze CF-kaart wordt meegeleverd. Mogelijkheid ter diagnose van de PLC via een ingebouwde webbrowser is standaard. Een uitneembare batterij ter voeding van het geheugen van het programma en/of remanente variabelen is niet toegestaan. De bewerkingssnelheid voor deze projectapplicatie bedraagt typisch 0.005 ms voor 1k-mix instructies. Het programmeer RAM geheugen omvat 1 MB, typisch 85k instructies, het data/remanent geheugen betreft 16 MB/240kB NVRAM. Het runtime systeem volgens IEC 61131 kan minimaal 16 besturingstaken aan. Mogelijkheid ter voorwerking van procesdata moet standaard ter beschikking zijn. Eenvoudige dataverwerking van seriële periferiekaarten met het Peripherals Communication Protocol (PCP) adhv functiebouwstenen. Een geïntegreerde real-time klok via interne accubuffer is voorzien en deze accu moet minimum 120 dagen opslag kloktijd zonder externe 24 VDC spanning garanderen. Het programmeren van de automaat geschiedt volgens de IEC 61131 standaard en moet minimum standaard mogelijk zijn met de volgende talen: Instruction List (IL), Function Block Diagram (FBD), Structure Text (ST), Sequential Function chart (SFC) en Ladder (LAD). Een CF flash kaart van 8MB wordt standaard meegeleverd per PLC-eenheid. De PLC zal communiceren met en overwaakt worden door de OPC (Linked en Embedded) server. Mechanische opbouw: hoogte breedte interface omgevingstemperatuur (bedrijf) norm beschermklasse
: 140 mm : 182 mm : busmode en TCP/IP : -25 °C tot +55 °C : PC/104-standaard voor embedded-PC-systemen : IP20
Data-interfaces: interface
: Localbus Interbus (master), RS232 D-SUB en 3x Ethernet via RJ45 : datarangeerder : min. 1 ms
aansluitmethode update-rate Voeding: stroomopname typ.
:
voedingsspanning voedingsspanningsbereik rimpel
: : :
250 mA (bij nullast geen localbusdeelnemer aangesloten, bus niet actief) 24 V DC ±5 % 20,4 V DC ... 30 V DC ±5%
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 166
aantal besturingstaken datageheugen remanent datageheugen
: : :
minimum 16 16 Mbyte 240 kbyte (NVRAM)
De PLC-eenheden worden gekoppeld op de noodstroomvoorziening. Naast elke PLC-eenheid zullen 2 servicestopcontacten 230Vac geplaatst worden. Ingang : nominale ingangsspanning : ingangsspanningsbereik : stroomopname : buffertijd : ingangszekering :
24 V DC DC 22,5 V DC ... 30 V DC ca. 0,1 A 0,5 A (laadproces) 10,5 A (max.) 1,5 min (10 A) 20 min (2 A) 15 A (traag, intern)
Uitgang : nominale uitgangsspanning : uitgangssstroom :
24 V DC 10A
Meting: F.H. – stuks
21.01.02.
Digitale busklemmodule
Busklemmodule, 24 V DC, compleet met toebehoren (connector encoderingsveld), montage op rail. Deze module verbindt de input/outputmodules met de PLC-eenheden en de visualisaties. In de bus voert deze eenheid de volgende functies uit : - Regenereren van de remote-bussignalen, - Afschakelen van de uitgaande remotebus of de aangesloten I/O-modulen met behulp van een softwarecommando, - Voeden van de aangesloten I/O-modulen door een geïntegreerde voeding. - Automatisch aarden van het station door bevestiging op de montagerail. Statuscontrole gebeurt via geïntegreerde LED’s. Technische specificaties : interface voedingsspanning aansluitmethode overdrachtssnelheid interface aantal poorten overdrachtssnelheid voedingsspanning rimpel stroomopname typ. stroomopname max. breedte hoogte diepte beschermklasse materiaal behuizing
: profinet : 24 V DC (via connector) : Inline-datarangeerder : 500 kBit/s : bus :1 :10/100 MBit : 24 V DC (via connector) : 3,6 Vtt (Rimpel binnen het toelaatbare spanningsbereik) : 92 mA :1,25 A : 85 mm : 120 mm : 75 mm : IP20 : PA 6.6
Meting: pro memorie, deze elementen worden ingebouwd in de besturingsborden en zijn mee vervat onder artikel 21.01.07.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 167
21.01.03.
Digitale inputmodule (inlezen status sleutelcilinder, schieterstand, deurstand)
Deze digitale module is een terminal block voor aansluiting van ingangen, voorzien voor montage op rail. Via interne doorloopcontacten kunnen meerdere modules met elkaar gekoppeld, en gevoed worden. Sturing 24VDC, met 4draadsconnectie. De module wordt aan een busklemmodule, in- of outputmodules geklikt, langs waar de voedingsspanning en het signaal loopt. De overdrachtsnelheid bedraagt minimum 500 kBaud. De module bestaat uit een basisframe en een los klikbaar connectieblok met controle LED”s en activatie LED’s De module wordt als inputmodule gekenmerkt door een blauwe markering. Technische specificaties : Type connector Aantal inputs Reponstijd ingang Ingangsspanning Verbruik Logicaspanning Inductieve belasting Protectie IP Protectie
: : : : : : : : :
inline potential distributor 32, digitaal <1ms 24Vdc max. 60mA (via local bus) 7,5V via potentiaalrangeerder 12W kortsluitbeveiliging en overbelastingsbeveiliging minimaal IP20
Meting: pro memorie, deze elementen worden ingebouwd in de besturingsborden en zijn mee vervat onder artikel 21.01.06.
21.01.04.
Digitale ouputmodule
Deze digitale module is een terminal block voor aansluiting van 8 uitgangen, voorzien voor montage op rail. Via interne doorloopcontacten kunnen meerdere modules met elkaar gekoppeld, en gevoed worden. Sturing 24VDC, met 4draadsconnectie. De module wordt aan een busklemmodule, in- of outputmodules geklikt, langswaar de voedingsspanning en het signaal loopt. De overdrachtsnelheid bedraagt minimum 500 kBaud. De module bestaat uit een basisframe en een los klikbaar connectieblok met controle LED”s en activatie LED’s. De module wordt als outputmodule gekenmerkt door een rode markering. Technische specificaties : Type connector Aantal outputs Reponstijd uitgang Ingangsspanning Verbruik Logicaspanning Inductieve belasting Max. uitgangsstroom Verbruik Protectie IP Protectie
: : : : : : : : : : :
inline potential distributor 8, digitaal <1ms 24Vdc max. 90mA (via local bus) 7,5V via potentiaalrangeerder 12W 500mA per kanaal, 8A per module max. 35mA (via local bus) kortsluitbeveiliging minimaal IP20
De verbinding tussen de outputmodules en relais gebeurt via verbindingskabels met steekconnectoren om een snelle omwisseling bij defecten te kunnen garanderen. Meting: pro memorie, deze elementen worden ingebouwd in de besturingsborden en zijn mee vervat onder artikel 21.01.07.
21.01.05.
Relaisinterface
Kleminterface, bestaande uit basisklem met schroefaansluiting en steekbaar miniatuurrelais met vermogenscontact, voor montage op DIN-rail, wisselcontact, ingangsspanning 24 V DC. Technische gegevens: Spoelzijde: nominale ingangsspanning Un: nominale ingangsspanning Un: contactuitvoering:
24 V DC 24 V DC enkelvoudig contact, 1 wisselcontact
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 168
nominale ingangsstroom bij Un: continue grensstroom: aanspreektijd typ.: contactmateriaal:
9 mA 6A 5 ms AgSnO
afvaltijd typ.: schakelspanning maximaal: beveiliging: beveiligingsschakeling/-component:
8 ms 250 V AC/DC polariteitsbeveiliging polariteitsdiode
Contactzijde: contactuitvoering: contactmateriaal: schakelspanning maximaal:
enkelvoudig contact, 1 wisselcontact AgSnO 250 V AC/DC
schakelspanning minimaal: schakelstroom minimaal: continue grensstroom: afschakelvermogen (ohms) maximaal: afschakelvermogen (ohms) maximaal: afschakelvermogen (ohms maximaal: isolatiespanning spoel/relaiscontact: normen / bepalingen:
12 V AC/DC 10 mA 6A 140 W (bij 24 V DC) 40 W (bij 220 V DC) 1500 VA (bij 250 V AC) 4 kV AC (50 Hz, 1 min.) IEC 60664/IEC 60664 A
Meting: pro memorie, deze elementen worden ingebouwd in de besturingsborden en zijn mee vervat onder artikel 21.01.07.
21.01.06.
Voedingseenheid voor de elektrische sloten
De voedingseenheid moet volledig compatibel zijn met de elektrische sloten van de binnendeuren en de buitendeuren, zoals voorzien en beschreven in de delen gesloten ruwbouw en voltooiing. De spanningsniveau dat geleverd wordt, moet volledig afgestemd zijn op deze sloten om een onberispelijke werking toe te laten. Daarbij zal ook de nodige aandacht besteed worden aan de bekabeling om geen ongewenste spanningsvallen te creëren. De voedingseenheid zal ook telkens in de nabije omgeving van de te voeden sloten opgesteld worden. Het leverbaar vermogen van de voedingseenheid is ook volledig afgestemd op de te voeden sloten. Speciale aandacht moet daarbij besteed worden aan de deuren van de patiëntenkamers. Deze sloten moeten langdurig kunnen ontgrendeld blijven waarbij dus een permanente stroom moet geleverd worden. De voedingseenheid moet de nodige stroom hiervoor onbeperkt kunnen leveren zonder oververhittingsverschijnselen. Specificaties: gestabiliseerde voeding 24 V DC aansluitspanning 230 V één voedingseenheid is geschikt voor het voeden van 2 sloten kortsluitbeveiliging aanwezig beveiligd tegen oververhitting afstandstrimmer voor stroomcompensatie (bij grote afstand tussen voeding en slot) Meting: pro memorie, deze elementen worden ingebouwd in de besturingsborden en zijn mee vervat onder artikel 21.01.07.
21.01.07.
Besturingsborden
Verspreid in de gebouwen en op het terrein worden besturingsborden opgesteld. Deze borden bevatten de nodige input- en outputmodules, busklemmodules, relaisschakelingen en voedingen voor enerzijds inlezen van statuscontacten en vrijgavecontacten van deuren, uitsturen van openingscontacten voor het elektrisch slot van de deuren en anderzijds voor inlezen van alarmcontacten en contacten voor aanvraag deuropening. De op te stellen elementen in deze borden zijn afhankelijk van de functie, zoals hieronder beschreven. De borden voor binnenopstelling zijn volledig metaal omsloten kasten voor wandmontage met afschroefbaar deksel. Ze worden opgesteld in technische nissen en technische lokalen. De borden voor buitenopstelling zijn volledig metaal omsloten kasten, type voetpadkast, met beschermingsgraad IP65. Een sokkel voor montage in de grond is inbegrepen. Deze kasten zijn afgesloten met draaideuren. Alle kabelinvoeren worden afgewerkt met wartels, inbegrepen in de prijs van het bord.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 169
In het centraal blok BU2 en op het terrein zijn er elektrisch bediende poorten aanwezig. Deze poorten worden op dezelfde wijze gecontroleerd als deuren, dus door het aansluiten van input- en outputcontacten. In dit geval echter worden de contacten uitgewisseld met het stuurbord van de respectievelijke poort. Voeding voor het elektrisch slot komt in dat geval niet van het besturingsbord maar is onafhankelijk voorzien. Elke poort wordt als de aansluiting van één deur geteld bij de besturingsborden SS4, SS8 en SSP. 21.01.07.a.
Besturingsbord slotenbeheer voor 4 deuren (SS4)
Dit bord is geschikt voor het sturen en controleren van 4 deuren. Het bord is bedoeld voor binnenopstelling, opgesteld in een technische nis in de nabijheid van de te controleren deuren.. Per deur moeten volgende contacten ingelezen worden: 3 inputcontacten komende van de interface van het elektrisch slot. Deze contacten signaleren volgende elementen: o stand deur: open of gesloten o stand schieter: open of vergrendeld o status sleutelcilinder: signalering mechanisch openen deur met sleutel 1 inputcontact van drukknop voor bediening deurslot (voor de deuren van de patiëntenkamers, drukknop opgesteld aan kamerzijde) 1 inputcontact van de deurcontroller toegangscontrole Per deur moeten volgende contacten uitgestuurd worden: 1 outputcontact voor ontgrendelen van het elektrisch slot Het bord bevat volgende elementen: busklemmodule gestabiliseerde voedingseenheid 220V / 24 V, geschikt voor de busklemmodule inputmodules 16 inputs outputmodules 16 outputs relaisschakelingen voedingseenheden 6 A voor de elektrische sloten (2 sloten per voeding) automaat 16 A Meting: F.H. – stuks
21.01.07.b.
Besturingsbord slotenbeheer voor 8 deuren (SS8)
Dit bord is geschikt voor het sturen en controleren van 8 deuren. Het bord is bedoeld voor binnenopstelling, opgesteld in een technische nis in de nabijheid van de te controleren deuren.. Per deur moeten volgende contacten ingelezen worden: 3 inputcontacten komende van de interface van het elektrisch slot. Deze contacten signaleren volgende elementen: o stand deur: open of gesloten o stand schieter: open of vergrendeld o status sleutelcilinder: signalering mechanisch openen deur met sleutel 1 inputcontact van drukknop voor openen deur (voor de deuren van de patiëntenkamers, drukknop opgesteld aan kamerzijde) 1 inputcontact van de deurcontroller toegangscontrole Per deur moeten volgende contacten uitgestuurd worden: 1 outputcontact voor ontgrendelen van het elektrisch slot Het bord bevat volgende elementen: busklemmodule gestabiliseerde voedingseenheid 220V / 24 V, geschikt voor de busklemmodule inputmodules 16 inputs outputmodules 16 outputs relaisschakelingen voedingseenheden 6 A voor de elektrische sloten (2 sloten per voeding) automaat 16 A Meting: F.H. – stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 170
21.01.07.c.
Besturingsbord voor alarmbeheer agressieknoppen en deuraanvraagknoppen (SSA)
Dit bord is geschikt voor het inlezen van alle alarm- of agressieknoppen en alle aanvraagknoppen voor openen van doorgangsdeuren van een gebouwdeel. Het bord is bedoeld voor binnenopstelling, en wordt centraal opgesteld in het Securitlokaal van het desbetreffende gebouwdeel.. Het bord bevat volgende elementen: busklemmodule gestabiliseerde voedingseenheid 220V / 24 V, geschikt voor de busklemmodule inputmodules 32 inputs outputmodules 8 outputs relaisschakelingen automaat 16 A Meting: F.H. – stuks
21.01.07.d.
Besturingsbord voor alarmbeheer overklimbeveiliging perimeter (SSO)
Dit bord is geschikt voor het inlezen van alle alarmcontacten van het overklimbeveiligingssysteem zoals beschreven onder artikel 23. Het bord is bedoeld voor binnenopstelling, en wordt centraal opgesteld in het Securitlokaal van het CIP in het centraal blok BU2. De overklimbeveiliging perimeter is voorzien voor minimaal 11 zones. Alle alarmcontacten voor deze 11 zones moeten kunnen ingelezen worden. Het systeem beschreven onder artikel 23 gaat uit van hekcontrollers per 3 zones. Alarmen worden daarbij per hekcontroller gegenereerd. In het totaal worden dus 4 hekcontrollers gekoppeld. Dit omvat volgende contacten per hekcontroller: algemeen alarmcontact alarmcontact detectie 1e zone e alarmcontact detectie 2 zone alarmcontact detectie 3e zone sabotage alarmcontact low battery alarmcontact Het bord bevat volgende elementen: busklemmodule gestabiliseerde voedingseenheid 220V / 24 V, geschikt voor de busklemmodule inputmodules 32 inputs outputmodules 8 outputs relaisschakelingen automaat 16 A Meting: F.H. – stuks
21.01.07.e.
Besturingsbord voor beheer terrein/perimeter (SSP)
Dit bord is geschikt voor het sturen en controleren van poorten op het terrein en zijn daarvoor ook uitgerust met de nodige netwerkapparatuur voor de communicatie naar de centrale PLC. Het bord is bedoeld voor buitenopstelling, en wordt opgesteld langsheen de perimeter van het terrein. Deze borden bevatten daarenboven ook de nodige netwerkapparatuur voor de koppeling van de camera’s op het terrein. Het bord bevat volgende elementen: busklemmodule gestabiliseerde voedingseenheid 220V / 24 V, geschikt voor de busklemmodule inputmodules 16 inputs outputmodules 8 outputs relaisschakelingen automaat 4 A overspanningsbeveiliging
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 171
-
verwarmingselement glasvezelswitch voor netwerk slotenbeheer switch Power over Ethernet (Poe) voor netwerk camera’s voor koppeling van 24 camera’s, volgens beschrijving van artikel 18.13.02.
Meting: F.H. – stuks
21.01.08.
Drukknop voor bediening deurslot (BDS)
Deze drukknoppen worden opgesteld aan de deuren van de patiëntenkamers aan de kamerzijde en ziojn bedoeld voor het openen en sluiten van de deur door de patiënt. Deze drukknoppen behoren tot dezelfde serie als het overige inbouw schakelmateriaal en voldoen volledig aan de beschrijving van artikel 04.01. De bedieningsknop van de drukknop is voorzien van een gegraveerd sleutelsymbool. Meting: F.H. – stuks
21.01.09.
Drukknop voor deuraanvraag (CIP)
Deze drukknoppen worden opgesteld aan doorgangsdeuren waar geen dienstinterfoons staan opgesteld maar toch een aanvraag tot openen van de deur moet kunnen gegeven worden. De drukknoppen zijn vandaalbestendig. De drukknop zal bestaan uit een inox frontpaneel met een inox drukknop met gele lens, te monteren in een speciaal geschikte inbouwdoos met behulp van Thorx-schroeven. Op het frontpaneel staat de tekst “AANVRAAG” gegraveerd. Meting: F.H. – stuks
21.01.10.
Oproepknop alarm / agressie (AG)
Deze drukknoppen worden opgesteld op regelmatige afstanden verspreid in de gangen, in de verpleegposten en in alle burelen en lokalen waar personeel samen met patiënten aanwezig kan zijn. De drukknoppen zijn vandaalbestendig. De drukknop zal bestaan uit een inox frontpaneel met een inox drukknop met rode lens, te monteren in een speciaal geschikte inbouwdoos met behulp van Thorx-schroeven. Op het frontpaneel staat de tekst “ALARM” gegraveerd. Meting: F.H. – stuks
21.01.11.
Aansluiting elektrisch slot
De elektrische sloten met bijhorende SRC-interfaces van de binnendeuren en de buitendeuren worden geleverd door de leverancier van de deuren zelf, zoals beschreven in de respectievelijke delen 10 A Gesloten ruwbouw en deel 20 Voltooiing. Plaatsing van de sloten is ook bij de aannemer van de deuren voorzien. Het aansluiten van dit elektrisch slot met inbegrip van de SRC-interface op de bekabeling zoals beschreven onder artikel 21.4 echter is voorzien in dit artikel. Ook de plaatsing van het SRC-interface is inbegrepen in dit artikel. Het interface moet mee geïntegreerd worden in de besturingsborden SS4 en SS8. De SRC-interface zorgt voor een seriële communicatie met het elektrisch slot zodat op deze interface door middel van potentiaal vrije contacten de nodige signalisaties van het slot beschikbaar worden, zijnde: o stand deur: open of gesloten o stand schieter: open of vergrendeld o status sleutelcilinder: signalering mechanisch openen deur met sleutel Het outputcontact uit het besturingsbord voor de respectievelijke deur voor ontgrendelen van het elektrisch slot wordt eveneens op deze interface aangesloten. Meting: F.H. – stuks
21.01.12.
Deurcontacten buitenpoortjes
Een deel van de poortjes in de buitenomheiningen en enkele binnendeuren worden louter mechanisch bediend en geopend met sleutel. Voor de signalisatie van de stand “open / gesloten” van deze poortjes of deuren moet een deurcontact geplaatst worden.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 172
De deurcontacten zijn van het type magneetcontact. Deurcontacten voor de buitenpoortjes zijn geschikt voor buitenopstelling met beschermingsgraad IP65. Deze deurcontacten worden aangesloten op het slotenbeheer via de besturingsborden (SS4, SS8 of SSP). Dit artikel omvat levering, plaatsing en aansluiting van het deurcontact. De plaatsing van het deurcontact moet in coördinatie met de installateur van de buitenpoortjes of de installateur van de desbetreffende binnendeuren uitgevoerd worden. Meting: F.H. – stuks
21.02.
NETWERKAPPARATUUR VOOR BESTURING SLOTEN EN ALARMEN
21.02.01.
Server OPC
Deze rackserver heeft minimum de volgende specificaties : Processor Systeembus Memory Geheugenslots I/O slots Hard disk USB NIC OS Afmetingen
: : : : : : : : : :
QuadCore, 2.6GHz, 1 MB L2 cache of gelijkwaardig, dual processor socket 1333 MHz front site bus 8GB DDR3 RAM uDIMM - 1333Mhz 2x u DIMM PCIe G2 slots (3) 2x1TB Serial ATA – 7200 rpm 2x USB 2.0 minimaal 2x Ethernetpoort 10/100/1000Mbit Legitieme versie Windows 2008 R2 Server met 10 CAL’s 3HE 19” rackmontage
De server dient uitgerust te zijn met 2 hot-plug hard disks en 1 voeding. In de server worden 2 gemirrorde schijven (RAID1) voorzien waarop het OS, Teminal Services en de werkstation-applicaties worden geïnstalleerd. Ten behoeve van de controleservers zal een geïntegreerde LCD monitor (SXGA 19”)-keyboard-muis telescopische lade voorzien worden, geschikt voor 19” rackmontage. Een KVM switch is meegeleverd, inclusief alle systeemkabels. De rackservers zullen in het CIP-lokaal in een afsluitbare 19” rack van 42HE geplaatst worden. Deze serverkast zal beveiligd zijn met een statuscontact. De servers worden aangesloten op een UPS en een netwerkswitch die in het rack gemonteerd worden. De controleservers worden uitgerust met OPC Server en SQL Server tbv de database. De licenties hiervoor worden met de servers meegeleverd. Eveneens worden alle device CAL’s en remote CAL’s voor de clients meegeleverd. Er wordt gewerkt met Terminal Services waardoor de werkstation-applicaties draaien in het geheugen van de servers en niet in het geheugen van de werkstations. Enkel beeldscherminformatie en muis/toets-aanslagen worden doorgestuurd. Op elk werkstation zal een Terminal Services Client geïnstalleerd worden. De licenties hiervoor dienen inbegrepen te zijn. Meting: F.H. – stuks
21.02.02.
Fiber switch 6 poorts 10/100 Mbit + 2SFP
De 6-poorts Layer-2 netwerkswitch 10/100. De switch heeft standaard 2xGigabit GBIC-poorten voor backbone-interconnectie met andere switches. Er kunnen 6 IP-apparaten aangesloten worden op deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een autosensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. De switches zijn te monteren op DIN-rail. Technische specificaties : Standaard
:
Poorten
:
VLAN Gegevensoverdracht
: :
IEEE 802.3 10BASE-T IEEE 802.3u 100BASE-TX 6x 10/100 auto-negociating Half/Full Duplex mode per poort 2x GBIC 1GBit poort 256 poortgebaseerde VLAN-configuraties 100 Mbps voor koperpoorten, 1 Gigabit voor fiberpoorten
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 173
Protocol Routingprotocol Data RAM buffer MAC Voorzieningen
: : : : :
Systeemmeldingen Security Voeding
: : :
CSMA/CD > Ethernet/Fast Ethernet layer 2 96Bytes 1k geheugen / MAC4000 Datatransport, Layer 2-omschakeling, automatische onderhandeling, BOOTP-ondersteuning, ARP-ondersteuning, trunking, VLANondersteuning poort status LED 10/100 – power – stackmode – basismode RADIUS authenticatie 230Vac voor de switch
Afmetingen Breedte Diepte Hoogte
: : : :
1HE 44 cm 38 cm 4.5cm
Meting: F.H. – stuks
21.02.03.
Switch 8 poorts 10/100 Mbit
De 8-poorts Layer-2 netwerkswitch 10/100, geschikt voor interconnectie met de switches. Er kunnen 8 IP-apparaten aangesloten worden op deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een autosensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. De switches zijn te monteren op DIN-rail. Technische specificaties : Standaard
:
Poorten VLAN Gegevensoverdracht Protocol Routingprotocol Data RAM buffer MAC Voorzieningen
: : : : : : : :
Systeemmeldingen Security Voeding
: : :
IEEE 802.3 10BASE-T IEEE 802.3u 100BASE-TX 8x 10/100 auto-negociating Half/Full Duplex mode per poort 256 poortgebaseerde VLAN-configuraties 100 Mbps voor koperpoorten, 1 Gigabit voor fiberpoorten CSMA/CD > Ethernet/Fast Ethernet layer 2 96Bytes 1k geheugen / MAC4000 Datatransport, Layer 2-omschakeling, automatische onderhandeling, BOOTP-ondersteuning, ARP-ondersteuning, trunking, VLANondersteuning poort status LED 10/100 – power – basismode RADIUS authenticatie 230Vac voor de switch
Meting: F.H. – stuks
21.02.04.
Werkstation bediening sloten en beheer alarmen
Deze werkstations werken als thin client. De applicatie zelf draait op de centrale server Dit werkstation heeft minimum de volgende specificaties : Processor Systeembus Memory Geheugenslots Hard disk Media
: : : : : :
USB VGA
: :
NIC OS
: :
IntelCore i5 800 MHz front site bus Ram geheugen 4 GB 2 x DIMM 250 GB, uitbreidingsslot voor extra harde schijf DVD RW writer geïntegreerde geluidskaart en luidsprekers minimum 4x USB 2.0 grafische kaart met 256MB DDR RAM PCIe X16, 1x DVI aansluiting, Direct X9.0 1x Ethernetpoort 1 Gbps, met RJ45 aansluiting licentie Windows 7 Pro (32 of 64 bits)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 174
Azerty toetsenbord USB Optische muis USB De werkstations in het CIP-lokaal worden aangesloten op de 19” Touch Screens, voor deze in de verpleegposten is er een 22” LCd scherm Meting: F.H. – stuks
21.02.05.
Touch screen 19”
Voor het sloten- en alarmbeheerssysteem worden 19” LCD aanraakschermen voorzien. Het aanraakgedeelte bestaat uit een glazen krasvrij paneel met aan de zijkanten reflectoren, ingebouwde zenders en ontvangers. Deze zetten het elektrisch signaal om in geluidsgolven die over het scherm worden geleid. Wanneer men het scherm met de vinger aanraakt, zullen op die plaats de geluidsgolven geabsorbeerd worden en zal de intelligente controller dit herkennen als een aanraking. De controller is in staat de stay time van vuil, stof en waterdruppels, krassen en andere oneffenheden te bespeuren en deze te negeren. Het scherm zal een OSD menu bezitten als instellingsmenu, met volgende functies : aanpassen helderheid, contrast, V-positie, H-positie kleurbalans, scherpte, audio volume, fase en ingang. De aanraakschermen worden via een seriële kabel of USB, en een VGA kabel verbonden met het werkstation. Ze zijn gemonteerd op een zware tafelvoet met inclineerbare steun. De robuuste schermen bezitten een krasvrije glasplaat. Een klassieke LCD met touch voorzetframe is niet toegelaten. De schermen hebben een grote kijkhoek van minimum 135° x 140° Technische specificaties : Schermtype technologie Schermgrootte Resolutie Puntresolutie Helderheid Kijkhoek Contrast ratio Aantal kleuren Connectie Menu Verbruik Afmetingen
: : : : : : : : : : : : :
LCD SAW (surface acoustic wave) 19” (48cm) 1280x1024 (SXGA) controllerresolutie 4096 x 4096 en 255 drukniveau metingen 275 cd/m² (300cd/m² voor LCD) 178° verticaal / 178° horizontaal 1300:1 16,7 miljoen serieel en USB OSD max. 50W 429x386x207mm
Toepassing: voor de werkposten in CIP-lokaal B00 CON 0 04 Meting: F.H. – stuks
21.02.06.
LCD-scherm 22”
Voor het sloten- en alarmbeheerssysteem worden 22” LCD schermen voorzien. De visualisatie gebeurt op 22” hoge definitie breedbeeld LCD schermen met volgende specificaties : Scherm Resolutie Contrast
22” (56cm) LCD 1280x1024 (SXGA) 50000:1
Helderheid Reponstijd Kijkhoek H/V
300cd/m² 5ms 170°/160°
De monitor biedt een minimale resolutie van 1280x1024 pixels en een reactietijd van 5 ms (zwart naar wit) voor scherpe en heldere beelden bij de weergave van snel bewegende video's. Hij biedt ook een hoge contrastverhouding van maximaal 50000:1 die scherpere, helderdere lijnen en beelden genereert terwijl de bredere kijkhoek de mogelijkheid biedt om het scherm weer te geven vanuit verschillende posities zonder de beeldkwaliteit nadelig te beïnvloeden. Scherpe en heldere weergave van tekst en afbeeldingen met een minimale resolutie van 1280x1200 pixels. De monitor is gemonteerd op een tafelvoet met inclineerbare steun.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 175
De contrastverhouding van 50000:1 staat garant voor bijzonder nauwkeurige en uniforme kleuren De standaard DVI (Digital Video Interface) connector helpt de hoge beeldkwaliteit te garanderen
Toepassing: voor de werkposten in verpleegposten Meting: F.H. – stuks
21.03.
SOFTWARE VOOR BESTURING SLOTEN EN ALARMEN
21.03.01.
Softwarepakket beheer sloten en alarmen
Het centraal overkoepelend veiligheidsbeheerssysteem heeft als doel één centraal platform te creëren met grafisches interfaces (GUI) voor de controle, beheer en bediening van de intelligente controlesystemen : Alarmbeheer Slotenbeheer Overklimbeveilging Interface met Videomanagement Platform Het beheerssysteem biedt minimaal volgende functionaliteiten :
Een volledig real-time overzicht van de volledige systeem Het genereren rapporten Het genereren logging Interacties tussen verschillende systemen. Deze triggers zijn eenvoudig te configureren en zorgen ervoor dat geavanceerde automatische procedures opgesteld kunnen worden Adminstrator log-in voor beheer van het platform De grondplannen en technische plannen worden in slechts één centrale plaats opgeslagen De toevoeging van een grafisch werkstation geeft toegang tot alle geconnecteerde systemen De uniforme manier voor het oproepen van menu’s voor controlecommando’s, het beheren van alarmen, het visualiseren van de alarmstatussen, ... Werkend onder Windows 2008 R2 Server OPC protocol (ook voor integratie externe systemen zoals Videomanagement Platform en branddetectie) Alle client-applicaties draaien op de centrale hardwareserver (thin client principe)
De taken van het beheersysteem zijn:
Het visualiseren van alle statussen en alarmen: dit betekent het visualiseren van objecten op grondplannen, met de nodige grafische en auditieve meldingen.
Afhandeling van alarmen: dit gebeurt door de toestand van een alarm op een eenvoudige manier over te brengen aan de operatoren. Het desbetreffende object in alarm zal van kleur veranderen. Het moet tevens mogelijk zijn te werken met geanimeerde objecten waardoor een object zal knipperen, afhankelijk van zijn toestand. Om de aandacht van de operator op het scherm te richten moet er per alarmtype een flash object en een geluidsbestand afgespeeld kunnen worden. Deze functionaliteit moet eenvoudig te configureren zijn in de software en de voorstelling ervan is te bepalen door de Opdrachtgever. Procedures te volgen door de operator in geval van anomalie moeten toegevoegd kunnen worden door de administratoren van het systeem. Voor elk alarmtype moet een procedure voorzien kunnen worden . Bij het optreden van een alarm op een grondplan moet ook de navigatiedrukknoppen die leiden naar dit plan van kleur veranderen. Hierdoor kan de operator op een eenvoudige manier vanaf een algemeen overzichtplan navigeren naar het grondplan waar het alarm zich voordoet. Het alarm moet ook verschijnen in een rëele alarmbuffer (stack) die steeds zichtbaar is op het scherm. Tevens moet het ook mogelijk zijn om bij alarm automatisch naar het grondplan te navigeren.
Belangrijk is dat alle systemen autonoom zullen werken en de programmatie in de verschillende subsystemen zelf gebeurd. De systemen van slotenbeheer en alarmbeheer zijn volledig fysiek gescheiden.
De software van het beheersysteem voor sloten en alarmen bestaat minstens uit de volgende componenten: Serversoftware OPC server Database SQL Clientsoftware (draaiend op de centrale hardwareserver)
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 176
De serversoftware verzorgt de communicatie tussen de systemen en de grafische werkstations (GUI’s). De kern van het systeem bestaat uit een centrale database. In deze centrale database zitten alle projectgegevens opgeslagen. De projectgegevens bestaan uit configuratiegegevens (grondplannen, objecten, geconfigureerde gebruikers, ...) en operationele gegevens (actuele status van objecten, lijst met alarmen, ...). De serverprocessen zijn Communicatie- en Event Server. Deze processen behandelen meldingen (events), commando’s en interacties. Controlesoftware moet voorzien zijn die de goede werking van de de serversoftware garandeert. Database SQL Het hart van de software is de centrale SQL- database die alle projectgerelateerde informatie bevat, zoals: Grafische gegevens zoals grondplannen, objecten, alarmstatus, commandomenu's, ... Gebruikersinformatie (user-id, paswoord, taal, toegangsrechten tot het systeem) Systeemconfiguratie (informatie op de servers en werkstations) Alarmconfiguratie en alarmbuffers Archief van meldingen Volgende eigenschappen moeten minstens beschikbaar zijn: maken van een back-up van de database Automatische archievering De clients bouwen de grafische schermen dynamisch op vanuit de centrale server, zodanig dat er bij een aanpassing van de GUI geen client software veranderd dient te worden. Alle applicaties draaien op de server. Elke client bezit een eigen licentie. De database moet standaard SQL2008 ondersteunen. De volledige configuratie van de database dient te gebeuren vanaf de centrale server Rapporten Het systeem beschikt over een tool dat toelaat op een eenvoudige en gebruiksvriendelijke manier rapporten te maken van alarmen, objecten en operator acties. Alarmrapporten omvatten meldingen komende van het PLC-systeem, acties genomen door de operator op een object, acties genomen door de operatoren in het systeem (bvb het aanloggen/afloggen in het systeem). Elk alarm wordt gekenmerkt door minstens volgende data: tijd/datum van het optreden van het event, de sectie van het gebouw waar het event zich voordoet, het unieke adres van het object in alarm, de omschrijving van het object in alarm, eventueel het parent object, de omschrijving van de alarm status, extra data gerelateerd aan het alarm, eventuele relatie van het alarmobject met een object in een ander systeem. Objectrapporten omvatten alle objecten geconfigureerd in het systeem. In een object rapport moet minstens volgende data aanwezig zijn: het unieke adres van het object, de omschrijving van het object, tot welk type dit object behoort, de sectie van het gebouw waar het object zich bevindt, de naam van de layer waar het object geconfigureerd is , eventuele parent van het object. Operator actie rapporten omvatten alle acties die genomen zijn door de operator. Tot operator acties behoren o.a. het uitvoeren van commando’s (het resetten van een alarm, het openen van een deur, het buitendienst zetten van een detector,....), het aanloggen/afloggen in het systeem, en andere. In een operator actie rapport moet minstens volgende data aanwezig zijn: tijd/datum van de genomen actie, de omschrijving van de actie, het IP-adres van de PC waarop de actie is uitgevoerd werd en de naam van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd. Volgende type alarm rapporten moeten minstens standaard voorzien zijn: een algemeen alarm rapport met hierin een chronologische opsomming van alle meldingen komende van alle aangesloten subsystemen, een alarm rapport met alle alarmen van een bepaalde sectie van het gebouw of site, een alarm rapport van een bepaald sub-systeem, een alarm rapport van alle alarmen op objecten van een bepaald type, een alarm rapport van een bepaald object. Volgende type object rapporten moeten minstens standaard voorzien zijn: een algemeen object rapport met hierin een opsomming van alle objecten van alle aangesloten subsystemen, een object rapport met alle objecten van een bepaalde sectie van het gebouw of site, een object rapport van een bepaald sub-systeem, een object rapport van alle objecten van een bepaald type, een object rapport van een bepaald object. Volgende type operator actierapporten moeten minstens standaard voorzien zijn: een algemeen rapport met hierin een opsomming van alle acties genomen door alle operatoren, een rapport per operator met enkel de genomen acties door de geselecteerde operator. Na aanmaak van een rapport kan het rapport geprint worden of opgeslagen worden in een standaard quick report formaat. De rapporten kunnen tevens geëxporteerd worden naar tekst bestanden, HTML bestanden, komma gescheiden bestanden voor gebruik in Microsoft Excel.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 177
Visualiseren Alle objecten worden voorgesteld op grafisch layouts. Bij een toestandswijziging van een object verandert de vorm, de kleur en de grafische voorstelling van het object. Het moet mogelijk zijn een relatie te leggen tussen objecten en navigatie knoppen. Gebruikersbeheer Om toegang te krijgen tot het systeem is aanloggen vereist. De gebruikersbeheerder biedt de mogelijkheid om gebruikers te configureren. Elke gebruiker behoort tot een gebruikersgroep. De gebruikersgroep bepaalt de toegangsrechten tot het systeem zoals de navigatie, het ontvangen van events, het oproepen van commandomenu’s, enz. De toegangsrechten per gebruikersgroep kunnen tevens gekoppeld worden aan het werkstation waarop de gebruiker aanlogt Tevens moet het ook mogelijk zijn dat als een operator van een bepaalde gebruikersgroep zich aflogt op een bepaald werkstation zijn alarmen automatisch overgenomen worden door een andere gebruikersgroep op een ander werkstation. Elke gebruikersgroep krijgt een omschrijving en een toegangsniveau. Per gebruikersgroep kunnen er dan gebruikers aangemaakt worden. Elke gebruiker wordt geïdentificeerd door: Een gebruikersnaam Een gebruikerspaswoord (gebruikt tijdens log-on) Sectiebeheer Elk grondplan kan toegekend worden aan een sectie. Op basis van deze secties kunnen achteraf op een eenvoudige manier rapporten aangemaakt worden per sectie. Een sectie kan zijn: een verdieping in het gebouw een blok van het gebouw het totale gebouw Per sectie kan er informatie bewaard worden in de centrale database. Deze sectie-informatie kan getoond worden in een sectie viewer en kan de operator voorzien van extra informatie bij alarmen in een bepaalde sectie Communicatie De communicatie tussen de verschillende systemen gebeurt via ethernet, gebruik makend van het TCP/IP protocol. De data die gaat over het ethernet moet geëncrypteerd zijn met een encryptie-algoritme dat voldoende veilig is . Alle intelligente subsystemen zullen hetzij verbonden worden met het netwerk, om zodoende communicatie mogelijk te maken met het centraal overkoepelend beheersysteem. Koppeling externe systemen Branddetectiesysteem Het branddetectiesysteem dient gekoppeld te worden met het platform voor alarmbeheer. De brandcentrale dient een geïntegreerde OPC-communicatie te bezitten voor softwarematige communicatie met de controleserver van het platform. De inschrijver staat in voor het aanmaken en programmeren van de interface. Alle informatie over alarmen, evacuatie, sturingen, technische storingen van centrale en/of adresseerbare elementen, enz. dient overgebracht te worden naar het platform, waar het zal gevisualiseerd en gelogd worden. De visualisatie gebeurt op GUI’s die op maat gemaakt zullen worden, inclusief de navigatie tussen de verschillende plannen. Bij een alarm of storing zal er automatisch een grafisch en akoestisch signaal gegenereerd worden op het betreffende werkstation. Een pop-up van het subplan waar de alarmmelding of storing zich voordoet, moet mogelijk zijn. Verpleegoproepsysteem Het verpleegoproepsysteem dient gekoppeld te worden met het platform voor alarmbeheer. De centrale van het verpleegoproepsysteem dient een geïntegreerde OPC-communicatie te bezitten voor softwarematige communicatie met de controleserver van het platform. De inschrijver staat in voor het aanmaken en programmeren van de interface. Alle informatie over alarmen, sturingen, technische storingen van centrale enz. dient overgebracht te worden naar het platform, waar het zal gevisualiseerd en gelogd worden. De visualisatie gebeurt op GUI’s die op maat gemaakt zullen worden, inclusief de navigatie tussen de verschillende plannen. Bij een alarm of storing zal er automatisch een grafisch en akoestisch signaal gegenereerd worden op het betreffende werkstation. Een pop-up van het subplan waar de alarmmelding of storing zich voordoet, moet mogelijk zijn. Videomanagement Platform Een deuraanvraag wordt ook op een softwarematige wijze doorgegeven aan het platform van de camerabewaking via de OPC
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 178
server van de PLC-sturing die via een interface communiceert met de geïntegreerde OPC server van het camerabewakingsplatform. Hierdoor kunnen bepaalde camera’s of groepen van camera’s getoond worden in een matrix-vorm op vooraf bepaalde werkstations. Deze integratie is ten laste van deze aanneming. De inschrijver dient vooraf aan te tonen hoe deze koppeling gerealiseerd wordt aan de hand van een gedetailleerde beschrijving, documentatie en schema’s. De inschrijver is volledig verantwoordelijk voor de koppelingen en de goede werking. Meting: T.P. – G.P.
21.03.02.
Clientsoftware GUI
De clientsoftware is de Grafische-User-Interface (GUI) tussen de operator en het geconnecteerde PLC subsysteem. Deze GUI is overzichtelijk, intuïtief en wordt snel opgebouwd. De GUI is zodanig gebruiksvriendelijk dat de operator zijn acties eenvoudig kan uitvoeren. De applicatie draait als Terminal Services op de server. De complete configuratie van grondplannen, objecten, navigaties, en gebruikers, gebeurt op een eenvoudige manier door gebruik te maken van configuratiemenu’s. De operatoren gebruiken de clientsoftware om het geconnecteerde PLC- subsysteem te controleren en visualiseren. De operatoren moeten snel kunnen navigeren tussen afdelingen, controlecommando’s verzenden, alarmbuffers oproepen, rapporten genereren,… De grafische user interface (GUI) is opgebouwd op basis van logische vensters . Van elk venster kan de grootte en de positie aangepast worden in functie van de behoeften van het project. De vensters kunnen ook individueel ingeschakeld of uitgeschakeld worden in functie van de behoeften van het project. Hierdoor wordt het mogelijk om de GUI op te bouwen over meerdere monitoren verbonden met één grafisch werkstation. Minstens volgende vensters moeten gelijktijdig op het scherm getoond worden: het venster met plattegronden en objecten, het venster met openstaand reële alarmen, navigatievenster, venster met informatie over het desbetreffend plan, venster met informatie over de te nemen actie bij alarm. De grafische plattegronden van het gebouwencomplex zijn voorzien in JPG- formaat. Deze JPG-bestanden kunnen via de centrale server geladen worden in de database en vormen de achtergrond van de grafische voorstelling. Voor elk ingevoerd plan kunnen er layers aangemaakt worden. Op de layers worden de uiteindelijke objecten geplaatst, maar ook navigatieobjecten (dit zijn objecten die toelaten tussen de verschillende plattegronden of schema’s te schakelen of navigeren). Het aantal layers per achtergrond wordt niet beperkt door het systeem. Voor elk systeem dat geladen is in de centrale database is er een library voorzien. Deze objecten kunnen geplaatst worden op de plattegronden. Elk object krijgt dan een omschrijving en een uniek adres. De configuratie van alle objecten van het PLC subsysteem gebeurt door op een volledig identieke en transparante manier. Toegang tot de functies van het systeem gebeurt via een eenvoudig systeemmenu, paswoord beveiligd. Het systeem menu wordt zowel gebruikt in de operationele fase als in de configuratie fase van het systeem. Afhankelijk van de toegangsrechten zijn de menu items van het systeem menu al dan niet toegankelijk. Om het recht te bekomen voor het gebruik van de GUI moet de gebruiker steeds aanloggen in het systeem. De toegangsrechten van de groep waartoe de gebruiker behoort bepalen welke functionaliteit hij kan uitvoeren in het systeem. Indien er geen gebruiker is ingelogd op een grafisch werkstation, dan kan hier niets uitgevoerd worden. Indien er op dat ogenblik een alarm binnenkomt zal dit wel getoond worden met de aanmaning om zich aan te loggen in het systeem om zodoende verdere acties uit te voeren. Meting: aantal werkposten : F.H. – stuks
21.04.
BEKABELING
De bekabeling van de besturingskasten naar de centraal opgestelde switchen en de verdere netwerkbekabeling behoort tot het gestructureerd bekabelingsnetwerk zoals beschreven onder artikel 11 en is daar ook voorzien. Dit artikel omvat enkel de plaatselijke bekabeling tussen de deurelementen en de besturingsborden. Daarbij moeten volgende kabeltypes gebruikt worden: tussen elektrisch slot en SRC-interface: alarmkabel 2 x 1,5 mm² + 4 x 0,22 mm² tussen besturingsbord en SRC-interface voor openingscontact: VVT-kabel 2 paar tussen besturingsbord en SRC-interface voor 24V-voeding: XVB-F2 kabel 2x 1,5 tussen drukknop voor bediening deurslot (BDS) en besturingsbord: VVT-kabel 2 paar tussen oproepknop alarm / agressie (AG) en besturingsbord: VVT-kabel 2 paar tussen aanvraagknop aan doorgangsdeur (ofwel geïntegreerd in dienstinterfoon, ofwel afzonderlijke drukknop CIP) en besturingsbord: VVT-kabel 2 paar tussen deurcontact en besturingsbord: VVT-kabel 2 paar tussen sturingskast van elektrisch gevoede poort en besturingsbord: VVT-kabel 10 paar Alle bekabeling wordt over het ganse traject onder beschermingsbuis TTh geplaatst.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 179
Aanleg van de bekabeling voor de besturingsborden en elementen binnen opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.01. Aanleg van de bekabeling voor de besturingsborden en elementen buiten opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.02. Meting: de bekabeling wordt vermeld per opgesteld element dat bekabeld wordt naar de besturingsborden: Bekabeling voor elektrisch slot en SRC-interface: F.H. – stuks Bekabeling voor drukknop voor bediening deurslot (BDS): F.H. – stuks Bekabeling voor oproepknop alarm / agressie (AG): F.H. – stuks Bekabeling voor aanvraagknop aan doorgangsdeur (CIP): F.H. – stuks Bekabeling voor deurcontact: F.H. – stuks Bekabeling voor sturingskast van elektrisch gevoede poort: F.H. – stuks
21.05.
PROGRAMMATIE EN INDIENSTSTELLING
De exacte werking en lay-out van het slotenbeheerssysteem en alarmmeldsysteem zal onderwerp uitmaken van een aantal vergaderingen met het bestuur, aannemer van deze opdracht en de Leidende ambtenaar. Pas na deze vergaderingen en goedkeuring door het bestuur zal de aannemer overgaan tot programmatie van de werking van het systeem. Alle nodige visualisatieschermen voor de verschillende gebruikers en werkstations moeten aangemaakt worden. De volledige installatie moet getest worden. Na de voorlopige oplevering zal het systeem gedurende 6 maanden door het bestuur geëvalueerd worden. Na deze gebruiksperiode zal het bestuur een evaluatie maken van de programmatie en eventuele aanpassingen doorgeven aan de aannemer. De herprogrammatie van het systeem zal dan gebeuren door de aannemer. Alle kosten voor de voorafgaande besprekingen, de programmatie en de eventuele herprogrammatie zijn inbegrepen in de aanneming. Tot deze programmatie en indienststelling behoren volgende delen : het slotenbeheer het alarmbeheer van deuraanvragen, agressieknoppen en overklimbeveiliging de koppeling met brandcentrale en visualisatie van de brandalarmen de koppeling met het Videomanagement Platform Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 180
22. – TOEGANGSCONTROLE 22.0.
ALGEMEEN
Het algemeen systeem van de toegangscontrole is volledig afgestemd op het sloten- en alarmbeheer zoals beschreven onder artikel 21. De toegangscontrole wordt gekoppeld met het PLC-systeem en dit op een hardwarematige wijze. De uitgangsrelais van de toegangscontrolecontrollers worden verbonden met de inputmodules van de PLC-installatie. De deuren van de patiëntenkamers en de doorgangsdeuren worden ontgrendeld door de PLC, niet rechtstreeks door de controllers van de toegangscontrole. Onderhavige aanneming omvat hoofdzakelijk : de centrale hardware/PC-server de software en database voor de toegangscontroleserver de toegangscontrollers de badgelezers type Myfare alle bekabeling t.b.v. het toegangscontrolesysteem programmatie en indienststelling van het toegangscontrolesysteem volgens de wensen van de klant Alle toebehoren en prestaties om tot een goed functionerend en afgewerkt geheel te komen, dienen inbegrepen in de prijs van de offerte. Het te leveren basissysteem moet bestaan uit een systeem voor toegangsbeheer en toegangsbewaking dat is gebaseerd op een open architectuur, gebruikmakend van een TCP/IP-netwerk als voornaamste communicatiemiddel. Dit betekent dat het te leveren basissysteem volledig moet voldoen aan de standaarden voor integratie met en communicatie in een standaard UTP 100 MB switched Ethernet-netwerk. Om optimale functionaliteit van het geïntegreerde kaart- en veiligheidsbeheersysteem te garanderen, moeten verscheidene huidige en toekomstige technologieën integreerbaar zijn op het moment dat ze op de markt komen. Te denken valt aan internettoegang tot voor de gebruiker in te stellen activiteiten (zoals bezoekersregistratie en urenregistratie) en aan functies voor veiligheidsbeheer .Dit stelt zeer hoge eisen aan de flexibiliteit en openheid van het systeem voor verscheidene netwerk- en identificatietechnologieën, zonder dat de onderstaande eisen aan de intrinsieke (gegevens)veiligheid in het geding komen. Het systeem dient geschikt te zijn voor het autoriseren en beheren van minimaal 2.000 badges en 1.000 doorgangen en dient voorbereid te zijn op het uitbreiden van de bevoegdheid, om een systeem op te zetten voor het bedienen van een onbeperkt aantal gebouwen en terreinen in een lokaal of wide area TCP/IP-netwerk. In verband met de eisen qua beveiliging en beheer, wordt aanbevolen dat alle systeem- en personeelsgegevens zijn opgeslagen op een eigen centrale computer. De configuratie van het toegangsbeheersysteem moet zijn gebaseerd op volledig gedistribueerde toegangscontrollers voor elke ingang, zodat de toegangscontrole onder alle omstandigheden kan worden voortgezet (ook in het geval van een storing van de beheercomputer, de centrale database en/of het netwerk). De toegangscontrollers dienen geschikt te zijn voor zowel offline (stand-alone) als online bediening en dienen hot swappable te zijn (d.w.z. vervangbaar zonder dat het systeem gedeeltelijk of geheel moet worden uitgeschakeld). Elke autonome toegangscontroller moet daarom aan het beheersysteem zijn gekoppeld via een bus-netwerk. In verband met de veiligheid beschikt het systeem over een eigen (beveiligd) IP-netwerk. Om de intrinsieke veiligheid van het toegangscontrolesysteem te waarborgen, wordt gebruik gemaakt van een eigen routing- en schakelfunctie, en van een firewall-architectuur of een eigen virtueel netwerk. Alle systeemcomponenten moeten worden ontwikkeld en geproduceerd om onderling te communiceren en te functioneren, zodat het hoogste niveau van prestatie en systeemcontinuïteit gewaarborgd is. 22.01.
HARDWARE VOOR TOEGANGSCONTROLE
Alle hieronder genoemde hardware voor toegangscontrole moet onderling kunnen samenwerken en over één gemeenschappelijke architectuur beschikken. Afhankelijk van de veiligheidseisen voor een bepaalde ingang, worden losse eenheden gecombineerd om de feitelijke lokale functionaliteit voor die ingang te bepalen. Alle logische eenheden op lokaal niveau moeten voldoen aan de volgende specificaties: Eenheden zijn hot swappable en kunnen worden afgekoppeld, vervangen en aangesloten zonder het systeem af te sluiten, zodat het onderhouden, upgraden en problemen oplossen snel kan geschieden Als een eenheid is vervangen door een gelijkwaardige of andere unit, dan laadt deze automatisch en zonder ingrijpen van de gebruiker de benodigde instellingen van de toegangscontroller en start dan automatisch De eenheid maakt zich automatisch kenbaar aan het beheersysteem en haar omgeving en meldt dat ze actief en bedrijfsklaar is
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 181
Na het monteren van een nieuwe of vervangende eenheid, kan deze in ALT-testmodus worden gezet zonder een laptop- of softwareverbinding met de eenheid te maken. Ze test dan haar lokale functionaliteit en omgeving en geeft automatisch de resultaten weer. Bovendien worden de testresultaten opgeslagen in een lokaal testbestand om opgevraagd te kunnen worden door het beheersysteem Alle stroomafwaartse eenheden, zoals badge-lezers en interfaces kunnen worden omgeruild met een gelijkwaardige eenheid zonder dat daarop vooraf speciale software geladen hoeft te worden. Hierdoor kan de eindgebruiker zelf eenheden vervangen zonder dat gedetailleerde kennis van de vervangende eenheid of de software zelf noodzakelijk is Alle LED's van de eenheid moeten zichtbaar zijn zonder dat een schroevendraaier gebruikt hoeft te worden voor het openen van de eenheid of de behuizing zelf Op elke eenheid moeten het adres van de logische bus en het type eenheid duidelijk vermeld staan, leesbaar en adresseerbaar zonder dat een schroevendraaier gebruikt hoeft te worden voor het demonteren of openen van de eenheid.
Voor elke ingang moeten de volgende parameters door de gebruiker zijn in te stellen: Ontgrendeltijd Tijd ingang-te-lang-open-melding, met de mogelijkheid vooraf de lokale gebruiker te waarschuwen (waarna de melding wordt doorgegeven aan het beheersysteem) Geblokkeerde tijd, gedurende welke de badge-reader geen nieuwe badges accepteert Automatisch ontgrendelen (ingang altijd open tijdens kantoortijd) Vastgestelde vergrendeling (ingang vergrendelt en gaat over op toegangscontrole op een bepaalde datum en tijd of gedurende een bepaalde tijdsinterval) Tijdsafhankelijke pincode met zeven niveaus en een alarmcode Veiligheidsniveaus Anti-Pass-Back Te versturen berichten en meldingen In/uit-registratie. Alle badge-lezers geven de volgende berichten door: Communicatiefout Verkeerde afstemming of verbindingsfout met de detectieantenne Opsporingsberichten Communicatie onderbroken Antennefout Onbevoegde badge gedetecteerd. 22.01.01.
Deurcontrollers
Er moet een deurmodule (interface module) beschikbaar zijn voor elke gecontroleerde deur of poort en deze moet de mogelijkheid bieden om twee kaartlezers of toegangsapparaten aan te sluiten en moet minimaal : 1 potentiaal vrij contact voor aansturen van een elektrisch deurslot; 1 vrij configureerbare potentiaal vrij contact (dat eveneens kan gebruikt worden voor het aansturen van een elektrisch slot). 3 vrij configureerbare ingangen ter beschikking hebben om extra componenten aan te sluiten; Indien een deur uitgerust wordt met badgelezers aan beide zijden (doorgangsdeuren), zal de deurcontroller voor slechts één deur kunnen gebruikt worden en wordt dus 1 elektrische slot aangestuurd (via besturingskasten slotenbeheer). Indien een deur uitgerust wordt met één badgelezer aan bv. gangzijde (kamerdeuren), zal de deurcontroller voor twee deuren kunnen gebruikt worden en worden dus ook 2 elektrische sloten aangestuurd (via besturingskasten slotenbeheer). De potentiaal vrije contacten moeten vrij kunnen geprogrammeerd worden met een toggle-functie of met een impulsfunctie, afhankelijk van de aard van de te overwaken deur (kamerdeur of doorgangsdeur) Alle gebeurtenissen bij de deur moeten door de deurmodule aan de centrale controller gemeld worden. Deze zal vervolgens onmiddellijk de gebeurtenissen doorsturen naar het centrale toegangscontrolesysteem. De communicatie met de lezers dient via een RS485 protocol te gebeuren die de communicatielijnen met de lezers permanent overwaakt. Toch dient het zonder extra interfaces ook mogelijk te zijn om ook lezers aan te sluiten met een standaard Wiegand/clock-data verbinding. Beide communicatiemogelijkheden, RS485 en Wiegand/clock-data, dienen aanwezig te zijn op de deurinterface modules. Tenslotte moet de deurmodule ook de mogelijkheid bieden om offline te werken indien de communicatie me de centrale controller is uitgevallen, waarbij een aantal gespecificeerde kaarten toch nog moet worden geaccepteerd als geldig voor de deur(en) die de deurmodule aanstuurt. Het aantal deurcontrollers en de inplanting ervan dient door de inschrijver bepaald te worden in functie van de gevraagde functionaliteiten.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 182
De deurcontrollers moeten zo dicht mogelijk bij de te overwaken deuren / badgelezers geplaatst worden en steeds bereikbaar in technische nissen. Bij voorkeur worden ze opgesteld op dezelfde plaatsen als de besturingsborden slotenbeheer. Meting: T.P. – G.P.
22.01.02.
Toegangscontrollers afdelingen
Alle toegangscontrollers dienen volledig autonoom en decentraal te functioneren. Hiermee wordt bedoeld dat, indien er om welke reden dan ook geen communicatie meer is met de centrale computer, de toegangscontrole onverlet blijft functioneren. Terugval naar een lager niveau is onacceptabel. Indien de communicatie wordt onderbroken, moet de toegangscontroller alle berichten en meldingen opslaan in een eigen intern geheugen, zodat deze automatisch kunnen worden verwerkt op het moment dat de communicatie is hersteld. Zoals gespecificeerd in de algemene omschrijving van het systeem, is het van belang dat de toegangscontrollers deel uitmaken van het TCP/IP-netwerk. Voor het communiceren van en met de toegangscontroller moet gebruik worden gemaakt van een snel en betrouwbaar protocol dat gebaseerd is op open standaarden (maar volledig is versleuteld en geverifieerd). De toegangscontrollers van de afdelingen worden individueel verbonden met afzonderlijke netwerkapparatuur. Via dit netwerk wordt de communicatie gerealiseerd met het centraal beheerssysteem van de toegangscontrole. Aan de andere zijde verzorgen deze toegangscontrollers de communicatie met de lokaal opgestelde deurcontrollers via een buscommunicatie. Het aantal toegangscontrollers afdelingen dient door de inschrijver bepaald te worden in functie van de gevraagde functionaliteiten. De toegangscontrollers afdelingen worden centraal opgesteld in de Security lokalen van elk gebouw. Meting: T.P. – G.P.
22.01.03.
Badgelezers Myfare
Kaartlezermodule voor gebruik in situaties waar een korte leesafstand vereist is. Afhankelijk van de gekoppelde antenne, zorgen deze eenheden voor contactloze badge-herkenning over een afstand van tot 5 cm. De contactloze eigenschappen van dergelijk leeseenheden waarborgen minimale slijtage van zowel de badge-lezer als de badges en verhogen het gebruiksgemak. De badgelezers moeten voldoen aan de volgende eisen: badgelezer met geïntegreerde antenne volledig afgestemd op de Myfare-technologie. De badgelezer moet daarenboven de mogelijkheid laten om eventueel later een upgrade naar een volgende technologie (evolution) uit te voeren ledindicatie met verschillende kleurindicaties voor “doorgang verleend”, “doorgang geweigerd”, “defect” correcte werking gegarandeerd bij omgevingstemperatuur tussen – 30 °C en +50 °C en een relatieve vochtigheid tussen 0 en 90 % voeding voor de badgelezer wordt geleverd door de deurcontroller Aan een aantal deuren moet de badgelezer op het schrijnwerk van de deuromlijstingen geplaatst worden. De aannemer is verantwoordelijk voor een tijdige coördinatie voor plaatsing van de elementen en het trekken van de bekabeling in de profielen van het schrijnwerk. Een aantal badgelezers moeten buiten opgesteld worden. De behuizing van de badgelezer is dan ook geschikt hiervoor met een beschermingsgraad IP65. Dit wordt afzonderlijk vermeld in de meetstaat. Meting: F.H. – stuks
22.01.04.
Netwerkapparatuur
Om veiligheidsredenen dient het toegangcontrolesysteem over zijn eigen TCP-IP 100 MB Ethernet beveiligingsnet te beschikken. Deze post omvat alle hardware, netwerkapparatuur, enzovoort om dit beveiligingsnetwerk te realiseren, conform de voorschriften van de fabrikant. Alle netwerkapparatuur voor het koppelen van de controllers met de server en de clients dient eveneens inbegrepen. Voor de switches wordt uitgegaan van een type dat voldoet aan volgende specificaties. 6-poorts Layer-2 netwerkswitch 10/100. De switch heeft standaard 2xGigabit GBIC-poorten voor backbone-interconnectie met andere switches.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 183
Er kunnen 6 IP-apparaten aangesloten worden op deze module. Elke poort kan afzonderlijk beheerd worden naar netwerksettings en powersettings. Alle UTP poorten hebben een autosensing functionaliteit. Alle aansluitingen gebeuren via RJ45 connectoren. Technische specificaties : Standaard
:
Poorten
:
VLAN Gegevensoverdracht Protocol Routingprotocol Data RAM buffer MAC Voorzieningen
: : : : : : :
Systeemmeldingen Security Voeding
: : :
IEEE 802.3 10BASE-T IEEE 802.3u 100BASE-TX 6x 10/100 auto-negociating Half/Full Duplex mode per poort 2x GBIC 1GBit poort 256 poortgebaseerde VLAN-configuraties 100 Mbps voor koperpoorten, 1 Gigabit voor fiberpoorten CSMA/CD > Ethernet/Fast Ethernet layer 2 96Bytes 1k geheugen / MAC4000 Datatransport, Layer 2-omschakeling, automatische onderhandeling, BOOTP-ondersteuning, ARP-ondersteuning, trunking, VLANondersteuning poort status LED 10/100 – power – stackmode – basismode RADIUS authenticatie 230Vac voor de switch
Afmetingen Breedte Diepte Hoogte
: : : :
1HE 44 cm 38 cm 4.5cm
Meting: T.P. – G.P.
22.01.05.
Centrale hardware – PC/server
De centrale PC-server t.b.v. het toegangscontrolesysteem wordt opgesteld in het CIP-lokaal. Technische specificaties: -
Processor: IntelCore i5 Ram geheugen: 4 GB Harde schijf: 250 GB DVD RW lezer minimum 4 USB-aansluitingen Geïntegreerde netwerkkaart: 1 Gbps, met RJ45 aansluiting Azerty toetsenbord USB Optische muis USB Voorzien van geïntegreerde geluidskaart en luidsprekers licentie Windows 7 Pro (32 of 64 bits) TFT monitor 19”
Meting: PC met toebehoren: F.H. – Stuks TFT monitor 19” : F.H. – Stuks
22.02.
SOFTWARE VOOR TOEGANGSCONTROLE
Vereisten beheersysteem Het systeem moet eenvoudig te beheren zijn vanaf verscheidene locaties met een in een netwerk verbonden PC-werkstation (thin client). Voor het beheer van het systeem vanaf deze werkstations is geen extra client-software nodig. In het systeem voor toegangscontrolebeheer moet het mogelijk zijn om per gebruiker in te stellen rechten te verlenen. Met andere woorden, het moet mogelijk zijn toegestane handelingen te selecteren per gebruiker (systeemfuncties en -instellingen, personeelsgegevens, autorisatie van badges, etc.) en in te stellen op welke gebruikers, groepen gebruikers, ingangen of groepen ingangen deze rechten van toepassing zijn. Daarnaast moet het mogelijk zijn om per gebruiker in te stellen welke berichten op het scherm worden weergeven. Deze volledig gebruikersafhankelijke functies kunnen alleen gewijzigd worden door de systeembeheerder en worden beschermd met wachtwoorden en gebruikersnamen. Rechten, tijdzones en functionaliteit kunnen per groep vooraf worden ingesteld voor badges, zones, huurders en groepen
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 184
bezoekers. Meerdere gebruikersprofielen zijn vooraf ingesteld: zoals voor beveiligingspersoneel, receptiepersoneel, alledaags systeembeheer (om bezoekers vooraf te registreren), zodat het gebruik van het systeem voor iedere gebruikersgroep eenvoudig en duidelijk blijft. De software voor het centrale beheer moet platformonafhankelijk zijn en moet kunnen draaien op welk modern serverbesturingssysteem dan ook, zoals Windows NT, 2000 Server of Linux. De werkstations (clients) beschikken niet over specifieke toepassingsoftware maar slechts over een standaard internetbrowser. Gebruikersinterfaces voor het systeem moeten door de gebruiker geconfigureerd kunnen worden. Bijvoorbeeld: indien personeelsleden hun bezoekers vooraf inschrijven via een veilige intranetverbinding, dan loggen ze in op een intranetsite met de juiste opmaak en logo's om ze door de mededelingen te leiden. Er dient aan de volgende specificaties te worden voldaan: Het aantal gebruikers met rechten om te beheren/in te loggen moet minimaal 50 zijn. Het moet voor iedere gebruiker mogelijk zijn om specifieke functies en systeemfuncties te kiezen: Het maken en activeren van profielen voor gebruikers, identificatiemiddelen, toegangszones en tijdzones Autorisatie van personeel, tijdelijk personeel, extern personeel, en patiënten Het aanwijzen van groepen ingangen waarvoor de gebruiker autorisatie kan verlenen Gebeurtenissen en meldingen (afhankelijk van de toegewezen zones) Windowsopdrachten zoals verwijderen, bewerken en kopiëren Systeemfuncties zoals: het raadplegen van geschiedenisbestanden, instellingen van de controller en rapporten Op basis van deze vereisten dient het mogelijk te zijn per gebruiker specifieke rechten te configureren met betrekking tot het beheren van (delen van) het systeem. Functies (rechten) dienen beschermd te zijn met een gebruikersnaam en wachtwoord. Het beheer van deze wachtwoorden en rechten mag alleen toegankelijk zijn voor een geautoriseerde systeembeheerder. Het aantal gelijktijdig functionerende werkstations (thin clients) moet tenminste 10 bedragen. De toegangscontroletoepassing moet gestructureerd zijn volgens het principe dat bekend is als doel-actiedialoog. Dit betekent dat belangrijke functies en andere specifieke functies en hun acties en menu's, direct op het scherm geselecteerd kunnen worden. Gegevens van het vaste personeel en de patiënten dienen gescheiden ingevoerd en verwerkt te worden. Het moet mogelijk zijn andere toepassingen te laten draaien op hetzelfde werkstation (thin client) als waar de toepassing voor toegangscontrole is geïnstalleerd. (Windows multitasking). De systeemsoftware moet speciale jobs kunnen draaien die automatisch uitgevoerd moeten worden, zoals het automatisch ongedaan maken van de autorisatie van badges na een bepaald tijdsverloop of het maken van een volledige of stapsgewijze back-up. Er moet automatisch tussen zomertijd en wintertijd geschakeld worden. Gegevensverwerking De toegangscontrolesoftware draait als toepassing op een TCP/IP-netwerk. Het dagelijkse beheer, de controle en de gebruikersverwerking geschiedt via een veilige TCP/IP-verbinding vanaf elk willekeurig apparaat met een webbrowser. Het moet mogelijk zijn alle berichten (zoals meldingen) en bewegingen met naamindicatie, voorletters, badge-nummer, tijd en datum, en – indien nodig – de reden voor toegangsweigering in een geschiedenisbestand te registreren. Alle door de gebruiker uitgevoerde systeemacties moeten compleet met een omschrijving en de inloggegevens van de betrokken gebruiker in een logboek worden geregistreerd. Het systeem dient een waarschuwing te geven in het geval dat de centrale schijf volloopt. Het beheer van toegangscontrolegebruikers en identificatiemiddelen Voor elk personeelslid en voor elke patiënt moeten meerdere persoonsgegevens kunnen worden geregistreerd en verwerkt zoals naam, voornaam, identificatiennummer, afdeling, geldigheidsdatum per identificatiemiddel (dd/mm/jjjj), vervaldatum per identificatiemiddel (dd/mm/jjjj), autorisatiegegevens per identificatiemiddel (toegangsprofiel), enzovoort. Uitgegeven bezoekers-badges moeten standaard slechts één dag geldig zijn en de volgende dag zijn geblokkeerd. Patiënten-badges en personeels-badges moeten automatisch door het systeem worden geblokkeerd op het moment dat de geldigheid van deze badges vervalt. Om de uitgifteprocedure voor badges te vereenvoudigen, moet het mogelijk zijn om standaard autorisatieprofielen toe te passen, gebaseerd op algemene profielen voor personeel en patiënten. In elk profiel worden toegangszones en tijdzones opgenomen. Het afhandelen van meldingen De gebruiker moet kunnen onderscheiden of een bericht een melding of een gebeurtenis betreft. Het systeem moet beschikken over een gebruikersinterface waardoor meldingen en gebeurtenissen zodanig worden verwerkt en weergegeven dat meldingen (prioriteitslabel) worden geïdentificeerd en te allen tijde aan de gebruiker worden getoond, zelfs indien andere programma's (b.v. tekstverwerker) dan het toegangsbeheerprogramma actief zijn.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 185
Berichten met betrekking tot de toegangscontrole dienen voorzien te zijn van datum, tijd, badge-nummer, naam en, indien vereist, de bewegingsrichting (in/uit) en de locatie (beschrijving) van de ingang. Berichten over het identificeren van een geweigerde badge moeten de reden voor het weigeren van toegang vermelden: weigering op grond van achterwaarts doorgeven (ook bekend als Anti-Pass-Back , indien een badge al toegang heeft verleend bij een bepaalde ingang, signaleert APB dat gebruikers hun badge aan een gebruiker achter zich hebben doorgegeven), weigering vanwege gebruik buiten de toegestane tijd, badge geblokkeerd, etc. Het moet mogelijk zijn om bepaalde per gebruiker in te stellen geluiden en kleuren toe te kennen aan gebeurtenissen en meldingen. Rapporten De gebruiker moet kunnen kiezen welke printlocatie hij wenst te gebruiken. Het systeem moet meerdere printers op verschillende locaties kunnen aansturen. Het systeem dient te beschikken over standaardrapporten en door de gebruiker in te stellen rapporten. In dit verband is het noodzakelijk dat vrij te kiezen zoekcriteria kunnen worden gebruikt. Anders gezegd, het moet ook mogelijk zijn om te zoeken in de door de gebruiker ingestelde velden. Specifieke eisen aan het toegangsbeheer Het systeem moet beschikken over de volgende specifieke functionaliteit op het gebied van toegangsbeheer: Controle over alle geautoriseerde badges binnen de context van de criteria tijd, datum, ingang en gebouw Eenvoudige bediening door middel van per gebruiker in te stellen autorisatieprofielen (combinaties van datum, tijd en ingang) Het aantal per gebruiker in te stellen autorisatieprofielen is praktisch onbeperkt (>1.000) Het aantal per gebruiker in te stellen tijdschema's is praktisch onbeperkt Het is mogelijk om meerdere tijdschema's per badge toe te wijzen In/uit-registratie voor elke ingang Anti-Pass-Back (APB) voor tenminste 15 verschillende veiligheidsniveaus Door de gebruiker in te stellen blokkeerperiode waarin de badges niet opnieuw geprogrammeerd kunnen worden Door de gebruiker in te stellen collectieve en persoonlijke vakantieperiodes (voor elke badge-drager). Het moet mogelijk zijn het systeem te gebruiken voor het controleren van specifieke individuen, hetgeen betekent dat er in dat geval zelfs voor geautoriseerde bewegingen meldingen moeten worden gegenereerd De software moet over een functie beschikken om met behulp van OPC-interface gegevens te importeren uit en te exporteren naar externe databases en toepassingen De software beschikt over een duidelijke logfunctie en een duidelijke procedure voor het afhandelen van meldingen, waarin de aangewezen beveiligingsbeambte prioriteiten aan meldingen kan toekennen en ze kan doorsturen, verifiëren en afhandelen Het systeem dient meldingen of gebeurtenissen te genereren in het geval de aangesloten contacten gesaboteerd worden of de communicatie met de controllers en/of badge-lezers verloren gaat Meting: T.P. – G.P.
22.03.
BEKABELING
De bekabeling van de toegangscontrollers afdelingen naar de centraal opgestelde switchen en de verdere netwerkbekabeling behoort tot het gestructureerd bekabelingsnetwerk zoals beschreven onder artikel 11 en is daar ook voorzien. Dit artikel omvat enkel de tussen de deurbadges, de deurcontrollers en de toegangscontrollers afdelingen. Daarbij moeten volgende kabeltypes gebruikt worden: tussen badgelezer en deurcontroller: datakabel FTP cat.5E busbekabeling tussen deurcontrollers onderling tot aan de toegangscontrollers afdelingen: datakabel FTP cat.5E Alle bekabeling wordt over het ganse traject onder beschermingsbuis TTh geplaatst. Aanleg van de bekabeling voor de elementen binnen opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.01. Aanleg van de bekabeling voor de elementen buiten opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.02. Meting: de bekabeling wordt vermeld per opgesteld element dat bekabeld wordt: badgelezers naar deurcontrollers: T.P. – G.P. busbekabeling deurcontrollers en toegangscontrollers: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 186
22.04.
PROGRAMMATIE EN INDIENSTSTELLING
De exacte werking en lay-out van het toegangscontrole beheerssysteem zal onderwerp uitmaken van een aantal vergaderingen met het bestuur, aannemer van deze opdracht en de Leidende ambtenaar. Pas na deze vergaderingen en goedkeuring door het bestuur zal de aannemer overgaan tot programmatie van de werking van het systeem. Na de voorlopige oplevering zal het systeem gedurende 6 maanden door het bestuur geëvalueerd worden. Na deze gebruiksperiode zal het bestuur een evaluatie maken van de programmatie en eventuele aanpassingen doorgeven aan de aannemer. De herprogrammatie van het systeem zal dan gebeuren door de aannemer. Alle kosten voor de voorafgaande besprekingen, de programmatie en de eventuele herprogrammatie zijn inbegrepen in de aanneming. Tot deze aanneming behoort ook nog : De programmatie en indienststelling van de installatie Testen van de volledige installatie in aanwezigheid van de opdrachtgever Opleiding personeel Opleiding systeembeheerder Handleidingen in het Nederlands Meting: T.P. – G.P.
22.05.
SPECIFIEKE ELEMENTEN M.B.T. TOEGANGSCONTROLE
22.05.01.
Bekabeling voor bediening uitschuifbare beveiligingspaaltjes
Aan straatzijde voor de ingang van het vrachtwagensas bevindt zich 1 uitschuifbaar beveiligingspaaltje. Aan straatzijde voor de ingang van de parkeergarage bevinden zich 2 uitschuifbare beveiligingspaaltjes. Al deze paaltjes moeten bediend kunnen worden vanuit het CIP-lokaal (B00 CON 0 04). Levering van de paaltjes, stuurkasten en bedieningselementen zijn voorzien in deel 40 Infrastructuur. Dit artikel omvat enkel de bekabeling tussen de verschillende elementen volgens de specificaties van de fabrikant. Alle bekabeling wordt over het ganse traject onder beschermingsbuis TTh geplaatst. Aanleg van de bekabeling voor de elementen binnen opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.01. Aanleg van de bekabeling voor de elementen buiten opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.02. Meting: T.P. – G.P.
22.05.02.
Bekabeling voor bediening hydraulisch roadblock
In het vrachtwagensas van het centraal blok BU2 bevindt zich een hydraulisch roadblock. Dit roadblock moet bediend kunnen worden vanuit het CIP-lokaal (B00 CON 0 04). Levering van de roadblock, stuurkasten en bedieningselementen zijn voorzien in deel 10 A Gesloten ruwbouw. Dit artikel omvat enkel de bekabeling tussen de verschillende elementen volgens de specificaties van de fabrikant. Alle bekabeling wordt over het ganse traject onder beschermingsbuis TTh geplaatst. Aanleg van de bekabeling voor de elementen binnen opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.01. Aanleg van de bekabeling voor de elementen buiten opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.02. Meting: T.P. – G.P.
22.05.03.
Verkeerslicht aan ingang vrachtwagensas
Aan de ingang van het vrachtwagensas van het centraal blok BU2 aan straatzijde moet een verkeerslicht opgesteld worden om toegang tot het sas te signaleren aan de vrachtwagenchauffeur. Dit artikel omvat het verkeerslicht, stuurbord, bedieningsknoppen van het verkeerslicht opgesteld in het CIP-lokaal en alle onderlinge bekabeling. Het verkeerslicht is voorzien van een rode lampeenheid en een groene lampeenheid, beide met een minimale diameter van 125 mm. Beide eenheden zijn uitgerust met leds met een monochromatische, intense en heldere lichtbundel. De lampeenheden zijn
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 187
boven elkaar gemonteerd in een zwart gelakte stalen behuizing met beugel voor wandbevestiging. Het gehele verkeerslicht heeft een beschermingsgraad IP65. Het stuurbord is voorzien van een aangepaste voedingseenheid voor aansluiting van de beide ledlampen. Daarenboven is het stuurbord voorzien voor een externe bedieningsschakelaar waarmee hetzij het rode, hetzij het groene licht kan ontstoken worden. De voedingsspanning voor dit stuurbord is 230 V AC. De externe bedieningsschakelaar is voorzien van 3 standen: groen – O – rood. De schakelaar is gemonteerd in een opbouwdoos geschikt voor wand- of tafelmontage. Alle bekabeling wordt over het ganse traject onder beschermingsbuis TTh geplaatst. Aanleg van de bekabeling voor de elementen binnen opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.01. Aanleg van de bekabeling voor de elementen buiten opgesteld, voldoet volledig aan de bepalingen zoals beschreven onder artikel 02.02. Meting: T.P. – G.P.
22.05.04.
Opto-elektrische bediening poort
Een aantal poorten van de parkeergarage moeten bediend worden door middel van een opto-elektrische sensor. De sensor werkt op basis van een gepolariseerd infrarood lichtsignaal dat wordt uitgezonden door de sensor, gereflecteerd op een tegenoverliggende reflectorplaat en opnieuw ontvangen door de sensor. De sensor voldoet aan volgende specificaties: - voeding 230 V AC - werkingsbereik minimaal 5 m - met relaisuitgang wisselcontact - opgesteld in behuizing IP65 met kabelinvoer via wartel Dit artikel omvat levering, plaatsing en in dienst stelling van de sensor, de reflectorplaat, alle roestvrije bevestigingsmaterialen met plaatsing van reflectorplaat op vrijstaande steun met minimale hoogte 60 cm boven rijweg en plaatsing van de sensor tegen de wand, kabel onder beschermbuis geplaatst voor voeding van de sensor en overbrenging van het schakelcontact tussen de sensor en de besturingskast van de poort. Meting: stuks – F.H.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 188
23. – OVERKLIMBEVEILIGING HOOGSPANNING 23.0.
ALGEMEEN
De buitenperimeter van het terrein moet beveiligd worden met een overklimbeveiliging werkend op hoogspanning met detectiesysteem. Hierbij worden impulsen met een hoge piekspanning (7 kV) en met beperkt en gereguleerd vermogen (maximaal 5 Joule bij 500 Ohm) op een netwerk van geïsoleerd opgestelde stroomgeleidende draden geplaatst. Alarm treedt op als het raster van draden wordt onderbroken, als de totale weerstand boven een bepaalde waarde stijgt af als er draden onderling of ten opzicht van de aarde worden kortgesloten. Aanraking van de draden van het raster veroorzaakt een volledig veilig, maar hevig en onplezierig schokeffect. Knippen of kortsluiten van de stroomvoerende draden veroorzaakt alarm. De systeemdelen en de wijze van installeren dienen te voldoen aan de geldende versie van de norm EN 60335-2-76. De systeemdelen moeten voorzien zijn van een CE-markering. De impulsgever en de supervisie eenheid moeten daarenboven ook voldoen aan de INCERT eisen. 23.01.
HEKCONTROLLERS
Een hekcontroller omvat een impulsgever, geschikt voor 3 gescheiden zones, en een supervisie eenheid inclusief aansluitklemmen. De impulsgenerator omvat 3 onafhankelijk functionerende HS-uitgangskanalen. Alle 3 kanalen leveren volledig synchroon een hoogspanningspuls: 2 van de kanalen leveren een HS-impuls van gelijke polariteit, de derde levert een HS-impuls van tegengetselde polariteit. De HS-impulsen hebben een niveau van 7000 Volt met een impulsduur van ongeveer 300 à 350 microseconden. De impulsherhaling zal niet hoger zijn dan 60 impulsen per minuut. Daarnaast heeft de impulsgever nog een ingang voor de referentiespanning (aarde). De supervisie eenheid in de hekcontroller zorgt onder andere van de synchronisatie van de HS-impulsen op de verschillende zones. Door middel van RS485-verbinding worden meerdere hekcontrollers met elkaar verbonden zodat alle zones op het terrein volledig gesynchroniseerd worden. Daarnaast zal de supervisie eenheid de nodige alarmcontacten ter beschikking stellen, zijnde: algemeen alarmcontact alarmcontact detectie 1e zone e alarmcontact detectie 2 zone alarmcontact detectie 3e zone sabotage alarmcontact low battery alarmcontact Deze relaiscontacten worden als inputs gebruikt voor het besturingsbord voor het alarmbeheer overklimbeveiliging perimeter, zoals beschreven onder artikel 21.01.7.d. Op de hekcontroller is een klavier met uitleesscherm aanwezig voor programmatie van het geheel. Voeding: voedingsspanning hekcontroller: 90 – 265 V 50 Hz maximaal opgenomen vermogen pêr hekcontroller: 40 Watt voorzien van interne batterij 12 V / 7 AH, voor 8 uur noodvoeding Bij uitval van de primaire spanning wordt onmiddellijk een alarm gegenereerd, schakelt het systeem automatisch over op de noodvoeding en blijft het systeem minimaal 8 uur operationeel met hoogspanningspulsen met normale waarden en pulsfrequentie op elke zone. De supervisie eenheid bewaakt continu de accuspanning. Bij een vooraf in te stellen minimum waarde van deze accuspanning wordt een tweede alarm “low battery” gegenereerd. Opstelling: Alle hekcontrollers worden samen gecentraliseerd opgesteld in de technische ruimte (B00 CON 0 04) van het CIP-lokaal. Daarbij wordt per zone een sleutelschakelaar in opbouwdoos voorzien. Deze sleutelschakelaars zijn verbonden met de hekcontrollers en zorgen voor een duidelijk in- of uitschakelen van de desbetreffende zone. Elke sleutelschakelaar is met gegraveerde tekst gemerkt ter identificatie en een gegraveerde synoptiek geeft een duidelijk overzicht van de zones. Schakelaars en synoptiek zijn inbegrepen in de prijs van de hekcontrollers. Meting: F.H. – stuks
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 189
23.02.
SYSTEEMDRAAD
Op de buitenperimeter worden meerdere draden parallel geplaatst, opgedeeld in zones zoals aangegeven op de plannen. De draden zelf bestaan uit corrosievrij metaal met de nodige treksterkte. De systeemdraad wordt geplaatst in isolatoren en afstandshouders die als beugels worden gemonteerd op de omheining. Waar nodig worden eindspanisolatoren geplaatst die er voor zorgen dat het ganse systeem onder alle weersomstandigheden en zonder verdere tussenkomst opgespannen blijft. Tussen de spanningsgeleiders die parallel geplaatst worden, wordt ook steeds één aardingsgeleider geplaatst die mee voor een correcte detectie zorgt. De houders zijn uit kunststof vervaardigd die bij een belasting van meer dan +/- 15 kg (bv. uitgeoefend door hangend persoon) zullen afbreken, waardoor tevens alarm gegenereerd wordt. Alle bevestigingsmiddelen zijn vervaardigd uit roestvrij staal. Speciale aandacht wordt besteed aan de houders en afwerking ter hoogte van de hoekpunten van de omheining en muur. Aangepaste houders zullen worden toegepast. In alle geval moet het systeem volledig aangepast zijn aan het hekwerk en de muur zoals beschreven in deel 40 Infrastructuur. Toepassing: voor open afdeling: op het hekwerk van de buitenperimeter worden 3 parallelle geleiders voorzien in verticaal geplaatste houders geplaatst bovenop het hek. voor gesloten afdeling: op de muur van de buitenperimeter 1 meter onder de bovenzijde worden 5 parallelle geleiders voorzien in horizontaal geplaatste houders geplaatst tegen de muur In de eenheidsprijs van de systeemdraad zijn alle houders, isolatoren, eindspanners, bevestigingsmiddelen, enz. inbegrepen. Eveneens zijn hier de wettelijk verplichte waarschuwingsbordjes inbegrepen. Deze waarschuwingsbordjes zijn uitgevoerd in gele kleur met zwarte opdruk met minimale afmetingen van 100 x 200 mm. Op deze bordjes is ofwel het officiële symbool voor schrikdraad, ofwel de tekst “Elektrisch Beveiligingshek” weergegeven. De bordjes worden goed leesbaar voor zowel de beveiligde zone als de buitenzone opgehangen: bij elke poort en minimaal om de 10 meter. Meting: F.H. – m
23.03.
HS-KABEL
De HS-kabel zorgt voor de overbrenging van de spanningsimpulsen vanaf de centraal opgestelde hekcontrollers tot aan het begin van elke zone. Per zone wordt een afzonderlijke HS-kabel getrokken. Langsheen de perimeter is binnen het deel 40 Infrastructuur een stelsel van 2 parallelle wachtbuizen met trekputten in de bodem voorzien. de HS-kabels worden gezamenlijk doorheen 1 van deze buizen getrokken. Vanaf de dichtst bijzijnde trekput wordt de HS-kabel dan naar het aansluitpunt van de desbetreffende zone getrokken. Over dit laatste tracée wordt de HS-kabel in een beschermingsbuis geplaatst, mee vervat in de eenheidsprijs van de HS-kabel. Het plaatsen van deze kabels zal voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven onder artikel 02.02 van dit lastenboek. De HS-kabel heeft een koperen draadkern met diameter 1,6 mm. De isolatie van de kabel is aangepast aan de te voeren spanning van 7 kV. De kabel is geschikt voor plaatsing in de volle grond. Meting: F.H. – m
23.04.
POORTSCHAKELAAR
Bij de verschillende poorten op het terrein wordt de systeemdraad aansluitend met het hekwerk voort geplaatst. Door middel van aangepaste poortschakelaars wordt de spanning van de systeemdraad op het hekwerk doorgeschakeld naar de systeemdraad op de poort. Wanneer de poort wordt geopend, wordt de schakelaar geopend en daardoor het gedeelte bovenop deze poort stroomloos geschakeld. De poortschakelaars dienen zo ontworpen te zijn dat sabotage onmogelijk is of eveneens een alarm genereert. Bij de poort moet een stuk HS-kabel geplaatst onder beschermbuis voorzien worden om de spanning van de systeemdraad op het hekwerk voor de poort over te brengen naar de systeemdraad op het hekwerk achter de poort. Deze verbinding is eveneens inbegrepen in de eenheidsprijs van de poortschakelaar. Meting: F.H. – stuks
23.05.
AARDING
Een goede aarding is essentieel voor de goede werking van het geheel. Per hekcontroller dienen minimaal 3 aardpennen met een lengte van 2 meteren een diameter van 10 mechanisch in de grond gedreven te worden. Het aardingssysteem wordt door middel van speciale klemmen en grondkabel aan het systeemverbonden. De aardpennen worden minimaal 3 meter uit elkaar geplaatst. Dit aardingssyteem wordt gescheiden gehouden van andere aardingen met een scheidingsafstand van minimaal 2 meter. Er dienen aardpennen bijgeplaatst te worden tot een perfecte
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 190
werking bekomen wordt. Om sabotage van het aardsysteem te voorkomen wordt per impulsgever een referentie aardpen met een lengte van 0,5 meter en een diameter van 8 mm in de grond gedreven en op de desbetreffende ingang van de impulsgever aangesloten. Deze referentie aarding wordt op minimaal 3 meter van alle andere aardingsstelsels geplaatst. Het supervisie systeem van de hekcontroller bewaakt de spanning van deze referentie aarde en genereert een alarm indien de spanning stijgt boven een vooringestelde waarde. Meting: T.P. – G.P.
23.06.
BLIKSEMBEVEILIGING
Elke hekcontroller moet beveiligd zijn tegen blikseminslagen. Bliksemafleiders moeten voorzien worden op alle kabels die vanaf de hekcontroller naar de zones op hekwerk of muur leiden. Een surge protector moet geplaatst worden op de primaire voeding. Het volledig gescheiden aardingssysteem voor deze bliksemafleiding moet minimaal 10 meter verwijderd zijn van alle andere aardingssystemen. Meting: T.P. – G.P.
23.07.
PROGRAMMATIE EN INDIENSTSTELLING
Dit artikel omvat de programmatie van alle nodige instelparameters van het systeem volgens de wensen van het bestuur en de Leidende ambtenaar, alle onderlinge verbindingen van hekcontrollers en het operationeel maken van het volledige systeem tot een correct werkend geheel. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 191
DEEL III – HOOGSPANNINGSINSTALLATIE EN NOODSTROOMVOORZIENINGEN 24 - HOOGSPANNINGSINSTALLATIE 24.01.
BESCHRIJVING VAN DE INSTALLATIE
Onderhavige aanneming omvat de levering en plaatsing van een nieuwe hoogspanningsinstallatie voor het FPC. De nieuwe hoogspanningscabine dient te voldoen aan de meest recente versie van de ‘Technische voorschriften voor aansluiting op het HS-distributienet’ van de Federatie van de Elektriciteits- en Gasnetbeheerders in België (Synergrid). Alle noodzakelijke prestaties en materialen om hieraan te voldoen dienen inbegrepen. De nieuwe hoogspanningscabine zal worden uitgerust met de cellen voor: -
cel 1: aankomst distributiemaatschappij cel 2: vertrek distributiemaatschappij cel 3: algemene beveiliging cel 4: meetcel cel 5: Beveiliging transformator 1 cel 6: Beveiliging transformator 2 Transformator 1 (800 kVA) Transformator 2 (800 kVA)
De telling zal op H.S. gebeuren. De HS-cellen worden gebouwd in overeenstemming met de IEC 62271-200. Zij zijn van het geprefabriceerde type onder metalen omhulsel. Het materiaal zal behoren tot de klasse AA10 zoals gedefinieerd door de Federatie van de Elektriciteits- en Gasnetbeheerders in België (Synergrid). Enkel dat materiaal zal gebruikt worden waarvoor er geen beperkingen bestaan om het te gebruiken in de geprefabriceerde cabine, die ook deel uitmaakt van deze aanneming. De vermogenschakelaars zijn van het type met onderbreking onder vacuüm of SF6, uitgerust met indirecte beschermingsrelais. Het materiaal weerstaat aan de thermische en mechanische effecten van het kortsluitingsvermogen door de distributienetbeheerder voorgeschreven (500 MVA). Alle items vermeld onder dit Artikel, zijn pro memorie en dienen inbegrepen te zijn in de verschillende delen van Art. 2 ‘Uitrusting van de hoogspaningscabine’ van dit hoofdstuk. Alle prestaties, materialen om een correct functionerend geheel te bekomen dienen inbegrepen, ook indien deze niet specifiek vermeld zijn. Meting: Pro Memorie
UITVOERINGSPLANNEN Voor het uitvoeren van de werken, moet de aannemer ter goedkeuring aan de Bouwheer/Projectcoördinator en Erkend Organisme, evenals aan de stroomleverende Maatschappij, de uitvoeringsplannen en -schema’s van de hoogspanningscabine voorleggen. De werken mogen alleen uitgevoerd worden na goedkeuring, zonder opmerkingen, van de hiervoor vermelde documenten door alle betrokken partijen. ELEKTRISCHE KENMERKEN -
HS-netspanning: 15 kV (+/- 5 %) Minimale isolatiespanning van het materieel: 17,5 kV Kortsluitvermogen: 500 MVA LS distributiespanning : 3 x 400V + N - 50 Hz. Netsysteem: TN-S
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 192
REGELINGEN - OPLEVERINGEN - TESTEN Regelingen: De regeling van de relais, voor de vermogenschakelaars, wordt in samenwerking met een Erkend Keuringsorganisme en de distributienetbeheerder uitgevoerd en het verslag van de regeling wordt aan de Bouwheer/Projectcoördinator overgemaakt. De regeling gebeurt met injectie op de primaire wikkelingen van de stroomtransformatoren. Opleveringen: De HS-cabines en de transformatoren moeten opgeleverd worden bij de leveranciers. -
routine testen gedeeltelijke ontladingen (max 20 pico C)
Voor het onder spanning zetten van de cabines, moeten deze door een Erkend Keuringsorganisme opgeleverd worden en het verslag wordt aan de Bouwheer/Projectcoördinator afgegeven. Testen: Voor de cellen en de HS-uitrustingen moet een testcertificaat van een afzonderlijk laboratorium afgeleverd worden. De testen gebeuren op de naleving van de normen en de beperking van de inwendige bogen (CEI 298 - bijlage 1A, criteria 1 tot 6). Keuring: De keuring van de installatie gebeurt ter plaatse door een Erkend Keuringsorganisme en door Bouwheer/projectcoördinator. BESCHRIJVING VAN DE HS-CABINE De HS-cabine is van het blok type met gescheiden stavenstelsel voor binneninstallatie. Zij beantwoordt aan: -
IEC 62271-200, uitrusting onder metalen omhulsel plannen en schema’s bij het bestek gevoegd bijgaande beschreven eigenschappen.
CONSTRUCTIE EIGENSCHAPPEN De verschillende onderdelen van de cellen worden gesloten door wegneembare sluitplaten. De transformatorcellen worden door een dubbele deur gesloten. Elke deur wordt met 3 scharnieren bevestigd en de opening van de deur naar de binnenkant van de cellen wordt onmogelijk gemaakt. Alle metalen delen worden met drie lagen verf geschilderd : een fosfaterende antiroestlaag, een grondlaag en een afwerkingslaag. De voorschriften van art. B.c.2 en, B.e.2 van het Type Bestek 400, Deel B.02 zijn van toepassing, maar de norm EN 62271-200 heeft hier op voorrang. Het geheel wordt zodanig ontworpen dat het binnenbrengen in het lokaal gemakkelijk is. Alle voorbereidingen moeten door de aannemer genomen worden om het intreden van het materieel in het lokaal toe te laten en worden in de leveringsprijs ingerekend. De cellen bevatten afzonderlijke compartimenten, door isolerende of metalen panelen afgescheiden, voor: -
kabeleinde schakelingsapparatuur barenstel bedieningsmechanisme van het schakelingsapparatuur L.S.-uitrusting (bedieningen en beschermingen).
De voorzijde van de cellen is voorzien van een synoptisch schema en de bedieningsinstructies. De verschillende cellen worden met vensters voorzien om de kortsluitindicatoren na te kijken. De stand van de verschillende onderbrekingsorganen kan op de voorzijde gezien worden. Alle aansluitingen worden vanaf de voorkant uitgevoerd; aan de achterzijde van de cellen dienen geen werken uitgevoerd te worden, zodat deze tegen een wand kunnen geplaatst worden. De vloer van de hoogspanningslokalen wordt over de ganse oppervlakte bedekt met een isolerend tapijt. De cellen steunen op het tapijt en worden volledig geïsoleerd opgesteld ook wat de isolatie ten opzichte van de muur betreft.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 193
H.S.-BARENSTEL Het driepolige barenstel wordt door platte baren uit elektrolytisch koper met een minimum doorsnede van 60 x 10 mm voorzien. De contactoppervlakten worden zorgvuldig gepolijst. De aardingsbaar met een doorsnede van minimum 120 mm² wordt in geel/groen aangeduid. De verbindingen tussen de baren worden zodanig verwezenlijkt dat geen zwakke punten ontstaan voor de thermische en dynamische krachten. Bovendien is er een inrichting voorzien om het losdraaien van de moeren te vermijden. De stalen bouten worden tegen roest beschermd. Na ineenzetting mag geen enkele elastische spanning blijven bestaan, behalve deze die veroorzaakt worden door het eigen gewicht van de baren. Het HS-barenstel wordt voorzien (afstand tussen de baren en afstand tussen de isolatoren) om te weerstaan aan de thermische en dynamische krachten hierboven vermeld. BESCHRIJVING EN UITRUSTING VAN DE CELLEN De plannen en schema’s worden in bijlage aan het Bestek gevoegd. VEREISTEN DISTRIBUTIENETBEHEERDER De cellen moeten verder volledig uitgerust worden volgens de vereisten van de distributienetbeheerder. Daarbij horen onder meer volgende specifieke elementen die door de aannemer moeten geleverd en geplaatst worden, inbegrepen in de prijs voor de HS-cabine: een testbox die gebruikt wordt om teststromen te injecteren in het schakelmateriaal om het correct uitschakelen van de beveiliging te controleren de meettransformatoren (3 TP’s en 3 TI’s) en de bijhorende meetleidingen conform lastenboek TST 27-1 / 05 03 HSmeettransformatoren en de nauwkeurigheidsvereisten voor de meetinrichting conform bijlage III van het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit 04/04/2007 tabel 2. De ijkcertificaten van deze TI’s en TP’s moeten overhandigd worden bij de installatie van de meetgroep de meettransformatoren en bijhorende meetleidingen voor het leveren van de nodige meetsignalen voor het ontkoppelingsrelais en de terugwatt-beveiliging (in functie van parallelwerking op het net van het noodaggregaat). Eventueel kan voor de spanningsmetingen mee afgetakt worden van de normale TP’s en voor stroommetingen gebruik gemaakt worden van TI’s met dubbele wikkelingen. Dit is evenwel afhankelijk van het akkoord te geven door de distributienetbeheerder op de materialen door de aannemer ter goedkeuring voor te leggen. In elk geval moeten conforme materialen toegepast worden. leveren en plaatsen van de verbindingskabels tussen stroom-spanningsomvormers en de meterkast, uitgevoerd in LIYY leveren en plaatsen van de meterkasten (rug + deksel) type 25S60 leveren en plaatsen van 2 gladde, rechte en dikwandige wachtbuizen (minimale binnendiameter 200 mm) met trekdraad tussen rooilijn en cabine het realiseren van de muurdoorvoeringen voor het binnen brengen van de kabels van de distributienetbeheerder en het (na het plaatsen van de kabels) afwerken en waterdicht maken van deze muurdoorvoeringen De aannemer is verantwoordelijk voor de volledige coördinatie met de distributienetbeheerder. Hij zal tijdig de nodige materiaalkenmerken, schema’s, constructietekeningen en keuringen ter goedkeuring voorleggen aan de distributienetbeheerder. Alle verdere aanpassingen ten gevolge van opmerkingen van de distributienetbeheerder zijn ten laste van de aannemer. De aannemer zal ook alle vereiste werken tijdig uitvoeren in functie van de planning van de distributienetbeheerder en zo geen enkele vertraging veroorzaken om de elektriciteitsaansluiting te realiseren. H.S.-SCHAKELAAR De H.S.-schakelaars met onderbreking onder SF6 worden in een levenslang verzegeld isolerend omhulsel geplaatst. De schakelaars zijn van het type onderbreking onder belasting. Een aardingsscheider wordt in de schakelaar met 3 standen (gesloten-open-geaard) voorzien. De bedieningsschakelaar en aardingsscheider zijn afzonderlijk en worden samen vergrendeld. Het inschakelvermogen van de aardingsscheiders is gelijk aan deze van de schakelaars. Eigenschappen: -
Nominale isolatiespanning: Dienstspanning: Nominale stroomsterkte: Nominale frekwentie: Uitschakelvermogen: Inschakelvermogen:
Un 17,5 kV minimum 15 kV 630 A 50 Hz 630 A 50 kA onder 15 kV.
HS-VERMOGENSCHAKELAAR De HS-vermogenschakelaar is van het type met onderbreking onder vacuum of SF6, overeenkomstig de NBN C64-141 tot 146.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 194
-
Nominale isolatiespanning: Dienstspanning: Nominale stroomsterkte: Nominale frekwentie: Dynamische kortsluitweerstand: Therm. Kortsluitweerstand: Inschakelvermogen: Symmetrisch uitschakelvermogen: Bliksemstoot houdspanning:
Un 17,5 kV minimum 15 kV 630 A 50 Hz minimum 60 kA p.t.p. onder 15 kV minimum 20 kA, 1 sec. onder 15 kV 50 kA volgens cyclus 0-0,3 s. - Co - 3 min - Co - 20 kA/15 kV 95 kV.
De vermogenschakelaar wordt op elke fase uitgerust met een indirekte relais met maximale stroom. De relais worden door de stroomleverende Maatschappij goedgekeurd. Het mechanisme om de veren te spannen wordt handbediend, de richting van deze bediening moet aangeduid worden. De vermogenschakelaar of het bedieningsmechanisme moet een inrichting bevatten die aanduidt wanneer de veren volledig gespannen zijn. Het sluiten van de vermogenschakelaar mag niet beginnen vooraleer de veren volledig gespannen zijn. De vermogenschakelaar is van het vaste type. De polen zijn gescheiden. Elke pool bevat een isolerende cylinder met het actieve deel van de vermogenschakelaar. Een carter bevat de mechanische bedieningen. De ingeschakelde en uitgeschakelde standen moeten duidelijk aangeduid worden en moeten mechanisch aangesloten worden. De aanduidingen moeten zichtbaar zijn vanaf de dienstgang voor een persoon die voor het toestel staat. Opmerking: De vermogenschakelaars van de transformatorbeveiligingen moeten elk voorzien worden van minimumspanningsspoelen, volgens de verplichting van de distributienetbeheerder. VERMOGENTRANSFORMATOR(EN) VAN HET VLOEISTOFGEVULDE TYPE De transformatoren zijn van het vloeistofgevulde (minerale olie) type en beantwoord aan de voorschriften van: -
NBN C52-101 tot 105 NBN C52-223 NBN C52-401 NBN C52-726 HD 428.1 – S1 CEI 76.1 tot 5 typebestek 400B04 deel a
Technische kenmerken: Transformator 1: -
Vermogen: Klasse: Primaire spanning : Secundaire spanning : Frequentie: Spanningsregeling : Kortsluitspanning : Maximale inschakelstroom : Dielectricum :
800 kVA 17,5 kV 15 kV 3 x 400 V, met uitwendig nulpunt, Dyn 11 type. 50 Hz 0; + 2,5 %; + 5 % in de 5 standen van de regelingsbaren. 6% 10 x In minerale olie, vrij van PCB’s
Transformator 2: -
Vermogen: Klasse: Primaire spanning : Secundaire spanning : Frequentie: Spanningsregeling : Kortsluitspanning : Maximale inschakelstroom : Dielectricum :
800 kVA 17,5 kV 15 kV 3 x 400 V, met uitwendig nulpunt, Dyn 11 type. 50 Hz 0; + 2,5 %; + 5 % in de 5 standen van de regelingsbaren. 6% 10 x In minerale olie, vrij van PCB’s
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 195
De ijzer- en koperverliezen zijn beperkt en conform de voorschriften van de distributienetbeheerder. Toebehoren: -
Thermische beveiliging (DMCR-relais), bekabeld via de vertraagde mininaspoel Spanningsregelingsbaren Temperatuurindicator
Opmerkingen: De inwendige aansluitingen aan de wikkelingen worden verplichtend gelast. Als de wikkelingen uit aluminium gemaakt worden, mogen deze nochtans gefelsd worden op voorwaarde dat een attest van verouderingstesten van de omhulste aansluitingen, in overeenstemming met NFC 63.061, klasse A-aansluiting, geleverd wordt. Aansluiting: De transformator is aan HS-zijde voorzien voor aansluiting met volledig geïsoleerde Elastimold stekkers. Levering en aansluiting van deze stekkers is mee vervat in de prijs van de transformator. Opstelling: De transformatoren worden in cellen met verluchtingsroosters geplaatst. Zij worden van trillingsdempers voorzien. Onder de transformatorcel dient een olie opvangbak voorzien te worden, inbegrepen in de prijs van de transformator. De inhoud van deze olie opvangbak is minimaal 1,2 maal de hoeveelheid olie in de transformator. VERGRENDELINGEN Een elektrische vergrendeling veroorzaakt automatisch, in geval van opening van de HS-vermogenschakelaar, de onmiddellijke opening van de LS-vermogenschakelaar. Het sluiten van de LS-vermogenschakelaar is onmogelijk wanneer de HS-vermogenschakelaar open is. Mechanische vergrendelingen weigeren het openen van een celdeur wanneer de schakelaar voor aansluiting op het barenstel niet open is en de aardingsscheider niet gesloten is. Het thermische defect 1 van de transformator wordt op klemmen aangesloten voor afstandsignalisatie. Het thermische defect 2 van de transformator 10°K hoger dan thermisch defect 1 bedient het uitschakelen van de vermogenschakelaar. De bedieningen van de aardingsscheider en de schakelaar worden mechanisch vergrendeld om alle gelijktijdig sluiten te vermijden. De deuren van de transformatorcellen bevatten contacten die het openen van de vermogenschakelaar veroorzaakt bij opening van een deur. De bediening van de aardingsschakelaars van de private lus worden door sloten met aangepaste gekruiste sleutels voorzien om elke verkeerde handeling te vermijden. KENMERKEN - INLICHTINGEN - AANDUIDINGEN Op de deur van alle cellen wordt een zwart op wit gegraveerd kunststoffen etiket geplaatst, die de funktie van de cel aanduidt, alsmede een synoptisch schema van de toestellen. De tekst zal later bepaald worden. Plaatjes met aanduiding van de dienstspanning worden op het geheel van de cellen geplaatst. Zij worden verplichtend met onroestbare vijzen bevestigd. De volgende signalisatieplaten worden op blijvende wijze verwezenlijkt (afdruk op PVC, aluminium, enz): -
eerste zorgen bij elektrocutie in de HS cabine geplaatst; reglementaire aanduiding (levensgevaar + dienstspanning) op de buitendeur van de HS-cabine geplaatst; ééndraad schema van de HS-installatie in de HS-cabine geplaatst.
SLUITEN VAN DE CELDEUREN De deuren van alle cellen worden voorzien van een inrichting om hun vergrendeling toe te laten door middel van een hangslot (elke cel moet afzonderlijk gesloten kunnen worden). SPANNINGSAANDUIDING De cellen worden voorzien van getuigenlampen voor spanningsaanduiding, die door isolatoren met capacitieve ontlading gevoed worden. De getuigenlampen zijn van het neontype met ingebouwde weerstand en van het afneembare type.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 196
HOOGSPANNINGAANSLUITING De hoogspanningaansluiting wordt door Netmanagement uitgevoerd en maakt geen deel uit van de huidige aanneming. Meting: pro memorie
24.02.
UITRUSTING VAN DE HOOGSPANNINGSCABINE
24.02.01.
AANKOMSTCEL(LEN) (Cel 1 & 2)
Dit artikel omvat alle werken en materialen met betrekking tot het verwezenlijken van de aankomstcellen (cel 1 en 2 op het principeschema) in de hoogspanningscabine, conform de bepalingen vermeld bij ‘beschrijving van de installatie’ hierboven. Meting: T.P. – G.P.
24.02.02.
ALGEMENE BEVEILIGING (Cel 3)
Dit artikel omvat alle werken en materialen met betrekking tot het verwezenlijken van de vertrekcel (cel 3 op het principeschema) in de hoogspanningscabine, conform de bepalingen vermeld bij ‘beschrijving van de installatie’ hierboven. Meting: T.P. – G.P.
24.02.03.
MEETCEL (hoogspanningstelling) (Cel 4)
Dit artikel omvat alle werken en materialen met betrekking tot het verwezenlijken van de meetcel (cel 4 op het principeschema) in de hoogspanningscabine, conform de bepalingen vermeld bij ‘beschrijving van de installatie’ hierboven. Meting: T.P. – G.P.
24.02.04.
BEVEILIGINGSCELLEN (Cel 5 & 6)
Dit artikel omvat alle werken en materialen met betrekking tot het verwezenlijken van de beveiligingscellen (cel 5 en 6 op het principeschema) in de hoogspanningscabine, conform de bepalingen vermeld bij ‘beschrijving van de installatie’ hierboven. Meting: T.P. – G.P.
24.02.05.
TRANSFORMATORCELLEN (INCL. OLIETRANSFORMATOREN 800 kVA)
Dit artikel omvat alle werken en materialen, met betrekking tot de transformatorcellen in de hoogspanningscabine, met inbegrip van de transformator, conform de bepalingen vermeld bij ‘beschrijving van de installatie’ hierboven. Meting: T.P. – G.P.
24.02.06.
LAAGSPANNINGSBEVEILIGING (voor beide transformatoren)
Dit artikel omvat alle werken en materialen met betrekking tot de laagspanningsbeveiliging in de hoogspanningscabine, met inbegrip van o.a. de vermogenschakelaar, montagetoebehoren, … Meting: T.P. – G.P.
24.02.07.
ISOLEREND TAPIJT
De hoogspanningslokalen worden over de ganse vloeroppervlakte bedekt met een isolerend tapijt. Het tapijt beantwoordt aan de voorschriften van IEC 78. Het wordt uit rubber vervaardigd en bevat de volgende eigenschappen: -
Dikte:
minstens 3 mm
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 197
-
Gewicht: Oppervlakte: Shore hardheid: Breukweerstand: Verlenging: Diëlectrische weerstand:
minstens 6 kg/m² glad en niet-slippend 69 ± 5 minstens 60 kg/cm² 400 % minimum 30 kV (getest volgens IEC 243-1).
Meting: T.P. – G.P.
24.02.08.
TOEBEHOREN
De toebehoren uit onderstaand lijst, aangevuld met de vereisten van Synergrid, dienen geleverd en in de HS-cabine geplaatst. Het betreft o.a.: -
-
Extrasoepele handschoenen (conform CEI 903) tussen duim en wijsvinger versterkt met beschermingsmanchette voor de voorarm. De totale lengte van de handschoenen bedragen minstens 300 mm. Isolatiespanning: 30 kV. Aan de wand te bevestigen metalen kastje met scharnierdeksel, om de handschoenen en talk op te bergen. Isolerend bankje o Vorm: (conform NBN 761-01 en 761-02 ) vierkantig o Afmetingen: kant minstens 500 mm - hoogte minstens 240 mm o Met 4 voeten uit isolatoren gemaakt. o Tablet in eikenhout o Isolatiespanning: 17,5 kV. Een zelfwerkende, draagbare lamp met batterij en lader inbegrepen
Alle toebehoren nodig voor de bediening van alle toestellen van de cabines worden aan de wand bevestigd. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 198
25 – AARDINGEN Conform aan het AREI en aan de voorschriften van art. 188 van het ARAB. De aarding wordt verwezenlijkt door een HS, nulpunt en LS-aarding, de verschillende algemene laagspanningsborden zijn onderling verbonden. De weerstand dient < 1 Ω. Het laagspanningsnetschema is van het TN-S type. De bijkomende equipotentiële verbindingen zijn voorzien voor de volledige installatie. De aarding wordt verwezenlijkt door in de grond gedreven koperen geleiders in overeenkomst met de voorschriften van § k van het type Bestek 400 deel B.01. Deze aanneming bevat de uitvoering van de aarding. De laagspanningsaarding, uitgevoerd door middel van in de grond gedreven koperen geleiders dient in huidig project boven gebracht te worden ter hoogte van het ALSB (BU2). Ter hoogte van de borden ‘EB hoofdbord A.IB’ (BU1), ‘EB hoofdbord A.OO’ (BU1) en ‘EB hoofdbord C’ (BU2) dienen ten behoeve van de equipotentialen bijkomend extra aardingen te worden voorzien die op dezelfde manier gerealiseerd worden. Vanzelfsprekend dienen deze telkens equipontiaal verbonden te worden met de laagspanningsaarding. 25.01.
HOOGSPANNINGSAARDING
De H.S.-aarding, uitgevoerd volgens de bepalingen voorzien in art. 188 van het ARAB (Staatsblad 01.05.71), evenals in art. 69 t/m 73, 86 en 154 van het AREI (KB van 10.04.81), heeft betrekking op de metalen delen van de HS-installaties (cellen, wanden, transformator en voor de 2 cabines) die door een defect of een elektrische boog in contact met de delen onder spanning kunnen komen. Meting: T.P. – G.P.
25.02.
LAAGSPANNINGSAARDING
De L.S.-aarding, uitgevoerd volgens de bepalingen voorzien in artikel 188 van het A.R.A.B. (Staatsblad 1.5.71), evenals in de artikels 69 t/m 73, 86 en 154 van het A.R.E.I. (K.B. van 10.04.1981), heeft betrekking op de algemene LS-borden, op de verdeelborden, de onderstellen en geraamten van de machines. Meting: T.P. – G.P.
25.03.
AARDINGSKLEMMENBORDEN (H.S. + L.S)
Deze aardingsklemmenborden zijn voorzien voor de verbinding met de HS-cabines, transformator, ALSB evenals voor de equipotentiale verbindingen. Het aardingsklemmenbord bestaat uit een koperen verbindingslat met voldoende verbindingsmogelijkheden voor alle te verbinden leidingen met een reserve van 30% en een mesonderbreker naar aardingselektrode. Meting: T.P. – G.P.
25.04.
AARDGELEIDERS VOB GEEL/GROEN
De geleiders voor aansluiting op de aarding, evenals de bijkomende equipotentiale verbindingen worden uitgevoerd met geelgroene VOB-geleiders, waarvan de doorsnede in overeenkomst met het AREI bepaald wordt. Meting: T.P. – G.P. 25.05.
EQUIPOTENTIAALVERBINDINGEN
De aanneming omvat de levering, de plaatsing en de aansluiting van het materieel voor het realiseren van de equipotentiale verbindingen. De doorsnede van deze equipotentiale verbinding is conform aan het A.R.E.I.. Wordt er een verschil van doorsnede vastgesteld tussen de berekening en de plannen, dan wordt de grootste doorsnede behouden. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 199
26 – CONDENSATORBATTERIJEN Deze aanneming bevat de levering, plaatsing en aansluiting van automatische condensatorenbatterijen om de arbeidsfactor tot 0,95 te verbeteren en van vaste condensatorenbatterijen om de nullastverliezen van de transformatoren te compenseren. Alle prestaties, materialen en (eventuele) programmatie vereist voor een goede werking van de condensatorbatterijen dienen inbegrepen, ook in geval indien deze niet specifiek vermeld zijn. 26.01.
AUTOMATISCHE CONDENSATORBATTERIJ (120 kVAr)
De condensatoren beantwoorden aan de voorschriften van de NBN 201 en CEI 70. Zij worden met ontladingsweerstanden voorzien om de spanning op de klemmen, na één minuut, te doen dalen tot een waarde van 50 V. Zij worden in volledig gelaste dozen geplaatst en zijn met onontvlambare en zelfherstelbare isolatie voorzien. Het gebruik van PCB (clofen, askarel, pyralene) is verboden. De condensatorenbatterij wordt uit een Bf. 3 (cfr. lastenboek 400 van de regie der gebouwen) kast gemaakt, die de condensatoren, apparatuur en barenstel bevat. De apparatuur bevat de contactoren en de regelinrichting om de bediening in stappen toe te laten. Het bord bevat ook getuigenlampen om de inschakeling van de verschillende stappen aan te duiden. De batterijen bevatten een aantal regelstappen zoals hierna voorzien. De verschillende stappen worden gemaakt uit modulaire platen die de bescherming, de bedieningscontactor en de condensator draagt. De condensatoren worden uit eenfasige capaciteiten samengesteld. Elke capaciteit bevat een inwendige bescherming volgens CEI 831. De verliesfactor is 0,3 x 10-3 dit is : 0,4 W per kVAR, ontladingsweerstanden inbegrepen. De condensatoren zijn van het type met versterkte isolatie en bestand tegen harmonischen tot een maximum van 10 % van de totale stroomvervorming. De condensatorbatterij is van een type of uitgerust met de nodige componenten die ervoor zorgen dat de bedieningsfrequentie van de distributienetbeheerder (CAB-signalen) niet beïnvloed wordt. Het vermogen van de batterijen is: Voor het ALSB: 6 x 20 kVAr (noodzaak bij uitvoering d.m.v. meting te bepalen) De automatische regelaar moet permanent het reactievermogen van de installatie controleren, alsmede het aan- en uitschakelen van de condensatortrappen om de gewenste vermogenfactor te bekomen. Zij wordt afzonderlijk ( niet in de borden) geplaatst in het ALSB-lokaal. Zij wordt tussen de fasen aangesloten en is totaal ongevoelig voor de richting van de aansluiting van de stroomtransformator en voor de draairichting van de fasen. De voorkant van de regelaar bevat een alfanumeriek display met 16 tekens en de programmatie toetsen. Het display duidt aan : -
de gekozen vermogensfactor de gemeten vermogensfactor de ingeschakelde trappen de alarmen de instellingsparameters en regelingen
De alarmmelding blijft op het display ook na het verhelpen van de storing tot de manuele vrijmaking. De trappen worden automatisch uitgeschakeld bij spanningsval of micro-onderbrekingen (> 15 msec). De automatische regelaar bedient voor elke trap contactoren die de condensatoren in- en uitschakelen. Deze worden in het bijzonder voor de bediening van condensatoren ontworpen. De levensduur bedraagt 300.000 bewegingscycli onder 400 V – 50 Hz.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 200
Het afregelen en instellen van de parameters is vereenvoudigd en bevat: -
-
afstellen van de gekozen vermogensfactor (0,80 inductief tot 0,90 capacitief) automatisch of manueel instellen van de C/K factor (0 tot 1,99) keuze van het programma: vaste trap + lijnvormig aan- en uitschakeling kringvormig aan- en uitschakeling vaste trap + kringvormig aan- en uitschakeling lijnvormig aan- en uitschakeling afstellen van de waarde van de trappen (7 mogelijkheden) in functie van de geïnstalleerde condensatoren.
De manuele bediening van de trappen is eveneens mogelijk om werkingstests uit te voeren. Opmerking:
Exacte inplanting in het ALSB lokaal van het gebouw BU1 bij uitvoering te bepalen.
Meting: T.P. – G.P.
26.02.
VASTE CONDENSATORBATTERIJEN (20 kVAr)
Vaste condensatorenbatterijen om de nullastverliezen van de transformatoren te compenseren (+/- 20 kVAr).
Conform de gehomologeerde norm EN/IEC 60831-1 & -2 100% droog, zonder impregnerings- of koelvloeistof en gegarandeerd PCB-vrij Zelfherstellend d.m.v. een dun Zn-Al laagje gemetalliseerd op de PP-film Vervaardigd uit gemetalliseerde polypropyleenfilm 3-fasige aansluiting per condensatorbus (aansluitklemmen = IP20) Condensatorafwikkelingen zijn omgeven door een inert en onbrandbaar gas ter bescherming tegen uitwendige invloeden Diëlectrische verliezen < 0,2 W / kVAr Totale vermogendissipatie = ± 0,3 W / kVAr Temperatuur klasse : -40° C / D (+55°C = absoluut maximum) Gemiddelde omgevingstemperatuur over 24 uur = 45°C; over 365 dagen = 35°C Uitgerust met geïntegreerde ontladingsweerstanden voor ontlading tot < 50 V in 60 s Routine diëlectricum test uitgevoerd op elke condensator : 3000 V / 10 s
Meting: T.P. – G.P.
26.03.
BEKABELING TEN BEHOEVE VAN DE CONDENSATORBATTERIJ(EN)
Dit artikel omvat benodigde bekabeling ten behoeve van het aansluiten en de werking van de vaste en automatische condensatorbatterij. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 201
27 – NOODSTROOMVOORZIENINGEN 27.01.
NOODSTROOMGROEP - 500 kVA
27.01.01.
Algemeen
In huidig project dient ten behoeve van het ‘nood net’ een noodstroomaggregaat voorzien dat geschikt is voor de autonome productie van elektrische energie in laagspanning en dat automatisch in werking gesteld wordt bij het wegvallen van de spanning van het ‘normaal’ net. Daarnaast zal dit noodstroom aggregaat tevens geschikt zijn voor parallel werking op het net. Dit noodstroomaggregaat zal worden opgesteld in het in het lokaal ‘noodgroep’ (B 00 TEC 1 02) van het centraal blok (gebouw BU2). De aanneming omvat de studie, het leveren, de testen in de fabriek, het plaatsen en indienststellen van een noodstroomaggregaat van het stationaire type met al zijn toebehoren, zoals de startinrichting, de inrichtingen voor automatische regeling, de controle- en alarmtoestellen, de eigen middelen om verse lucht toe te voegen en om verbrandingsgassen af te voeren, de inrichtingen bestemd om het geluid en de trillingen te beperken, de koelingsinrichting, de brandstofreservoirs en de overeenstemmende leidingen. De electrogeengroepen worden geleverd met II-A CE attest, wat impliceert dat de installaties zullen conform zijn aan de van toepassing zijnde specifieke voorschriften, en in het bijzonder aan alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen (of aan hun omzetting in nationale wetgeving), zoals naargelang het geval:
de richtlijn “Machines” 89/392/EEG de richtlijn “Laagspanning” 73/23/EEG de richtlijn “Elektromagnetische compabiliteit (EMC)” 89/336/EEG
… en de daaropvolgende aanvullingen en wijzigingen zoals verschenen in het publicatieblad van de EU. De opdrachtnemer overhandigt de opdrachtgever een “EG-verklaring van conformiteit” conform deze reglementaire bepalingen. Dit afzonderlijke document maakt integraal deel uit van de levering De volledige instructies aangaande alle aspecten van het in werking stellen, het gebruik, het onderhoud en de inspectie van de machine(s) dienen bij het aggregaat geleverd te worden. Vermogen en spanning van het aggregaat:
Vermogen: 500 kVA, 400 kW effectief bij cos phi = 0,8 Geleverd spanning: 400V, 50 Hz (TN-C) Type: prime power zoals gedefinieerd in ISO 8528-1; 10% overbelastbaar iedere 12 u zonder beperking in het aantal draaiuren per jaar.
Inbegrepen in deze post (niet limitatieve lijst):
Geluidsdempers en kleppenregister gemonteerd op de lucht in- en afvoeropeningen. Gasuitlaat traject met thermische isolatie voor het traject in het technische lokaal van het aggregaat, muur / dakdoorvoer en RVS traject aan de buitenzijde. RVS regenklep. Brandstofleidingen tussen (buffer)tank en motor Bedienings- en controlebord. Onderlinge elektrische aansluitingen tussen bedieningsbord, aggregaat en dagtank, inclusief de equipotentiaalverbindingen. Test en afname in de werkplaats (het aggregaat, gekoppeld aan de bedieningskast, wordt getest onder vollast, in het bijzijn van de klant. Een volledig proefverslag wordt opgemaakt.) Inbedrijfstelling, instructies en assistentie bij proeven gedurende minstens halve werkdag. Leveren van de nodige documenten zoals grondplannen, elektrische schema's, technische steekkaarten, gebruikshandleidingen. Enz. …
Materialen: Alle gebruikte materialen en onderdelen gebruikt in de constructie zijn nieuw, van hoge kwaliteit en vrij van fouten. Garantie: Op alle materiaal geldt een garantie van minimum 2 jaar zonder draaiurenbeperkingen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 202
Service en onderdelen:
De fabrikant moet kunnen garanderen dat onderhoud en reparaties steeds mogelijk zijn, zonder dat de opdrachtgever verplicht is een voorraad reserveonderdelen aan te leggen noch dat hij onderworpen wordt aan lange periodes van onbeschikbaarheid van het aggregaat ten gevolge van problemen bij de aankoop van deze reserveonderdelen. De fabrikant van het noodstroomaggregaat moet de leverbaarheid van reserveonderdelen kunnen garanderen voor een periode van minimum 10 jaar na de ingebruikname van het aggregaat. De leverancier van het noodstroomaggregaat dient aan te tonen zelf over een geschikte organisatie en de middelen te beschikken met betrekking tot hogergenoemde garanties voor ondersteuning. De leverancier dient aan te tonen te beschikken over een goed georganiseerde service afdeling in eigen beheer, die kan tussenkomen 24u/24u en 7d/7d. Dit houdt onder meer in dat onderhoudscontracten moeten kunnen aangeboden worden die deze diensten waarborgen. De kwaliteit van te leveren service wordt gewaarborgd door de ISO9001/2000 gecertificeerde kwaliteitsbeheersing. Het is niet toegestaan belangrijke serviceprestaties aan te bieden waarbij beroep gedaan wordt op derden die zich op hun beurt niet schriftelijk tegenover de eindklant garant stellen voor de door de leverancier aan de klant aangeboden ondersteuning 24u/24u en 7d/7d, bijvoorbeeld de motorfabrikant. De leverancier dient over alle nodige en originele licenties te beschikken voor alle software die deel uit maakt van de levering met inbegrip van o.a. motormanagement, enz.
Meting: Voor het volledige artikel 27.01, T.P. – G.P. 27.01.02.
Werking
Het dieselnoodstroomaggregaat heeft tot doel het voorzien van elektrische energie aan een deel van of de volledige belasting bij het wegvallen van de normale voedingsspanning.
Bij het wegvallen van de spanning of bij spanningsafwijking t.o.v. de nominale waarde, gedetecteerd door een netwachter (zie paragraaf 6.3), regelbaar tussen 0 tot 5 s, wordt de noodgroep automatisch in werking gesteld. Zodra de noodgroep de vereiste spanning- en frequentie grenswaarde heeft bereikt, wordt aan de net/nood omschakelaar in het laagspanningsbord het signaal gegeven voor de omschakeling van netvoeding naar noodvoeding. De omschakeling van net naar nood moet gebeuren binnen de 15 seconden. Na terugkeer van de netspanning (regelbaar van 0 tot 5 minuten) worden de disjonctoren terug omgeschakeld naar netvoeding. De noodgroep blijft een instelbare tijd (0 tot 5 minuten) onbelast nadraaien.
27.01.03.
Technische specificaties van de installatie
Dieselmotor:
Normen: ISO 3046/1 tot en met /6 en ISO 8528. type: met inwendige verbranding, 4-takt starten: elektrisch, door middel van batterij met voldoende vermogen om minstens 10 maal, gedurende 15 sec, te kunnen starten binnen 3 minuten bij een omgevingstemperatuur van -10 °C. Het elektrisch startsysteem omvat minimum de volgende elementen: Startmotor 12 of 24 V en laadalternator volgens de specificaties van de motorfabrikant, van voldoende vermogen Startbatterij(en), 12 of 24 VDC, type loodbatterijen, volledig onderhoudsvrij, met controleindicator dat onmiddellijk de laadtoestand weergeeft, met lage zelfontladingskarakteristiek, opgesteld in accubak met verluchting, voor montage nabij de elektrogeengroep. Accukabels en klemmen Complete motorbedrading een automatische lader met 2 regimes: onderhoudslading om kleine verliezen te compenseren + snelladen als de spanning van de batterij een waarde van minder dan 2,1 V per element bereikt Voeding: turbo-compressor met of zonder tussenkoeling van de inlaat is toegelaten. Toerental: 1.500 tr/min Aantal cilinders: vrij te kiezen Vermogen: Het vermogen van de motor wordt bepaald door de constructeur in functie van de voorschriften van artikel 3.2 betrekking hebbende op de alternator en in functie van de plaatselijke voorwaarden, voor een temperatuur van de verse lucht van 25°C, voor een relatieve vochtigheid van 30% en voor een luchtdruk van 100 kPa. Toelaatbare overbelasting: Overbelasting van min. 10 % is toegestaan 1 uur alle 12 uren onder referentiecondities zonder beperking in het aantal draaiuren per jaar.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 203
Snelheidsregeling: Het systeem voor regeling van de snelheid van de motoren voldoet aan de normen ISO 3046/IV, ISO 8528/5 en BS5514 pt.4. De snelheidsregelaar van het elektronisch type moet er voor zorgen dat de frequentie van 50 Hz + of – 1% behouden blijft. Bekabeling: de motorbekabeling en -bedrading is voldoende warmte- en oliebestendig uitgevoerd en oordeelkundig aangebracht. Emissie: De gasuitlaatemissies van de motor moeten voldoen aan de lokale milieuvoorschriften (VLAREM II – afdeling 5.31.2 Vast opgestelde machines met minder dan 360 bedrijfsuren per jaar) Filters : brandstoffilters, smeeroliefilters en luchtfilters werken met vervangbare patronen en moeten zodanig geplaatst worden dat geen enkele aansluiting dient te worden verbroken om de onderdelen te vervangen. Alle hete onderdelen moeten afgeschermd worden.
Alternator:
Normen: NBN C51-101, V.D.E. 0530, IEC 34.1(2), BS 4999 en 5000, NEMA MG 1-22, ISO 8528.3, CSA Toerental: identiek aan dat van de aandrijfmotor - geen enkele reductor is toegestaan. Nominaal vermogen: o Nominaal vermogen: 500 kVA (bij cos phi 0,8) o Het nominaal vermogen is het elektrisch vermogen dat werkelijk beschikbaar is aan de klemmen van de alternator bij een arbeidsfactor van 0,80 en dit zonder tijdslimiet. Bekrachtiging: voeding gescheiden van de statorwikkeling Regeling: elektronisch. Frequentie: 50 Hz. Beschermingsklasse: IP23 minimum. Isolatieklasse: Klasse H minimum met anti-slijtbehandeling en schimmelwerende behandeling. Beveiliging: via thermo-magnetische vermogenschakelaar geplaatst nabij de klemmen van de alternator in een afzonderlijke geschikte schakelkast IP54. de alternator is voorzien van een anti-condensatieverwarming de X’d-waarde van de alternator moet in functie van de gevraagde parallelwerking op het net voldoen aan de bepalingen van de meest recente versie van de ‘Specifieke technische voorschriften voor de centrale productie-installaties die in parallel werken met het distributienet’ van de Federatie van de Elektriciteits- en Gasnetbeheerders in België (Synergrid C10/11).
Koeling- en verluchting:
Volgende koelingssystemen moet toegepast worden: koeling door water-lucht De primaire koelkring moet gesloten zijn. Het water van deze koelkring moet voorzien zijn van een elektrische verwarming bediend door een thermostaat dat bij stilstand de temperatuur van het koelwater van de motor op een temperatuur van min. 30°C houdt. Het gebruik van een circulatiepomp is verplicht (natuurlijke circulatie niet toegestaan) Bij defect van de koelwaterverwarming en dus bij té lage motortemperatuur dient een foutmelding gegeven te worden. De stilstandsverwarming moet, in geval van defect, vervangen kunnen worden zonder dat het koelwater moet worden afgelaten en zonder dat de motor daarvoor uit dienst moet. In het lokaal zal een opening, waarvan de afmetingen overeenstemmen met de aanbevelingen van de motorfabrikant, voorzien worden voor de aanvoer van verse lucht. De radiator wordt geplaatst in de buurt van de afvoeropening die aangebracht is in een wand van het lokaal, en wordt hiermee verbonden door middel van een aangepast flexibel tussenstuk, dat de trillingen van het aggregaat opvangt. Een ventilator aangedreven door het aggregaat of door een elektrische hulpmotor blaast de lucht van in het lokaal door de radiator naar buiten De openingen voor toevoer en afvoer van de koellucht dienen aan de binnenzijde voorzien te worden van gemotoriseerde, afsluitbare luchtroosters. Regeninslagvrije gevelroosters op de openingen voor toevoer en afvoer van de koellucht zijn voorzien in het deel gesloten ruwbouw De openingen dienen zo gekozen dat er geen circulatie van de koellucht mogelijk is (m.a.w. dat het niet mogelijk is dat de warme lucht terug in het lokaal gezogen wordt.) Afhankelijk van de geluidseisen dienen aangepaste geluidsdempers op de openingen voor toe- en afvoer van de koellucht voorzien te worden. Deze moeten zo gekozen worden dat ze een correcte koeling van het aggregaat niet belemmeren. Het luchtverversingssysteem moet zodanig opgevat zijn dat de omgevingstemperatuur in het lokaal van de groep, tijdens de werking van de groep, de 40°C niet overschrijdt.
Opstelling en koppeling:
Motor en alternator worden in lijn gemonteerd op een gemeenschappelijk frame. Dit frame is geconstrueerd uit profielijzers. De alternator is vast verbonden door middel van een aansluitflens aan het vliegwielhuis van de motor, dit om een stevig geheel te vormen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 204
De krachtoverbrenging van het vliegwiel naar de rotor gebeurt door middel van flenskoppeling. Het geheel wordt gedragen door trillingsdempers met een anti-trillingsrendement van minstens 90%. Berekeningen hiervan dienen door de constructeur van het aggregaat bijgevoegd te worden. Het gebruikte materiaal is bestand tegen water, olie of gasolie en behoud zijn kwaliteiten doorheen de tijd. Alle draaiende of bewegende delen worden afgeschermd in overeenstemming met de bepalingen in het A.R.A.B. Het geheel is afgewerkt met hoogwaardige kwaliteitslak.
Geluidsbeperking:
Akoestische omkasting voor binnenopstelling type “drop-over” o Samenstelling: Buitenbeplating van sendzimir verzinkt plaatstaal afgewerkt met primer en eindlaklaag. Geluidsabsorberend materiaal (rotswol) Aan beide langszijden bevinden zich afsluitbare deuren voor eenvoudige toegang voor nazicht & onderhoudswerken. o
Op de lucht in- en uitlaatopeningen worden geluiddempende elementen gemonteerd waarvan de oppervlakte en de lengte berekend zijn in functie van: Luchtdebiet Luchtweerstand Geluidseis
o
De afblaaszijde van de radiator wordt via een soepele verbindingsbalg verbonden met het luchtafvoerkanaal
Geluidsdemping : Hiervoor wordt verwezen naar de specifieke technische nota “Akoestische voorschriften technische installaties” in deel 90 bijlagen. Er moet voldaan worden aan alle vereisten beschreven in deze nota. Dit resulteert onder andere in volgende eisen: o In het lokaal met het noodstroomaggregaat: Het equivalent geluiddrukniveau, niet gecorrigeerd naar ruimtedemping is maximaal 80 dBA ( LAeq,T: De bovengrens van het gecombineerde gestandaardiseerde installatielawaai van alle langdurig hoorbare technische installaties in een ruimte wanneer deze installaties in werking zijn) o Buiten aan de luchtroosters: maximum 73 dBA gemeten op 1 m afstand van de openingen voor luchtaan- en afvoer. In elk geval moet er voor gezorgd worden dat voldaan wordt aan de eis van het maximaal toegelaten geluiddrukniveau Lsp (dBA) van 60 dBA tijdens de dag op 1.5 m voor de meest geluidbelaste gevelvlakken met ruimtes waar geluideisen zijn gesteld en dit voor het eigen gebouw en de aanpalende bouwblokken.
In het gasuitlaatcircuit worden één of twee dempers voorzien teneinde de akoestische voorschriften niet te overschrijden.
Het gasuitlaattraject wordt trillingsvrij opgehangen in het lokaal. De verbinding met de motor geschiedt door middel van een elastisch tussenstuk (compensator) teneinde uitzettingen en trillingen op te vangen. De uitlaatleiding is voorzien van één of twee efficiënte geluidsdempers. Zij moeten overeenkomen met de aanbeveling van de fabrikant van het aggregaat (diameter, bochten, enz…). Op het laagste punt van het traject wordt een aftapkraan voor het condensatiewater voorzien. Rekening houdend met de temperaturen van de buis na onbeperkte bedrijfsduur, dienen er al dan niet, naargelang de glijmogelijkheden der beugels, extra compensatoren te worden voorzien teneinde de uitzetting op te vangen. Alle bereikbare delen van de uitlaatleiding binnen het gebouw zijn vervaardigd uit staal, thermisch geïsoleerd door een laag thermisch isolerende wol en afgeschermd door een aluminium mantel. (dubbelwandige leiding) Het gedeelte van de uitlaatleiding buiten het gebouw is vervaardigd uit roestvrij staal (inox)
Uitlaat:
In huidig project zal de uitlaat via het dak voorzien worden. Hiertoe dient de uitlaatleiding door de bovenliggende technische ruimte te verlopen. Het exacte tracé hiervan is te bepalen bij uitvoering in coördinatie met de overige technieken. Inelk geval moet het gedeelte van de uitlaatleiding dat verloopt doorheen de bovenliggende technische ruimte brandwerend afgekast en gecompartimenteerd worden met een brandweerstand van Rf 2 h. Deze afkasting is mee vervat in dit artikel.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 205
Brandstofopslag en transfert:
De Brandstofopslag en transfert dient te voldoen aan de lokale wetgeving en Vlarem De brandstoftank dient zodanig te worden opgesteld dat op gelijk welk ogenblik de brandstoftoevoer door gravitatie gebeurt. Daarom zijn bijvoorbeeld onder het aggregaat gemonteerde platte brandstoftanks niet toegestaan. Eventueel kan ook een brandstofpomp gebruikt worden, volgens eigen keuze van de aannnemer. In dt geval moet parallel over een elektrisch gevoede pomp ook een handpomp voorzien worden. De brandstofleidingen tussen dagtank en aggregaat moeten met soepele verbindingen worden aangebracht teneinde de trillingen van het aggregaat op te vangen. De brandstofdagtank is dubbelwandig, inhoud miniomaal 2.500 L (een autonomie van het noodaggergaat op vollast van min 24 uren moet kunnen gegarandeerd worden) volledig conform lokale milieuwetgeving (conformiteitsattest af te leveren door leverancier). Het geheel wordt gedragen door een metalen stoel op een hoogte die toevloeiing van de brandstof door gravitatie verzekert. De tank is voorzien van de volgende componenten: o laag niveau vlotterschakelaar. o waterafscheider - branstoffilter. o peilglas. o lekdetectiesysteem. o aftapkraan. o De nodige aansluitmoffen voor vulling, ontluchting, voeding en retour. o Continue niveaumeting (4…20mA) De brandstoftank wordt in huidig project opgesteld in het lokaal ‘noodgroep’ (B 00 TEC 1 02). De aannemer zal vóór uitvoering de toegangswegen tot het lokaal en het lokaal zelf nagaan om het binnen brengen van de reservoirs te controleren. Zo nodig zal hij de afmetingen van de reservoirs en de combinatie in functie daarvan aanpassen zonder de hierboven vermelde totale inhoud te wijzigen. De aanpassing van de combinatie zal in geen geval prijsconsequenties met zich mee kunnen brengen.
In huidig project dient een vulleiding voorzien te worden tot aan de buitengevel van de binnenkoer (inplanting zie plan). Deze vulleiding zal voorzien zijn van een geschroefde stop. De nodige voorzieningen tegen overlopen worden eveneens voorzien. De beluchting van de brandstoftanks zal rechtstreeks in het lokaal zelf uitmonden. Bediening en controle: Het noodstroom aggregaat zal netparallel kunnen werken, dit o.a. voor: testen onder belasting. Een aantal componenten vereist bij parallelwerking zijn voorzien in het ALSB, zoals beschreven onder artikel .1.06. Het stuurbord van het aggregaat moet een perfecte werking met deze elementen garanderen. Het controle- en bedieningsbord voor automatische start, synchronisatie en netparalellelwerking, sturing en beveiliging voldoet aan onderstaande kenmerken:
Metalen kastbord, PLC gestuurd, geleverd met losstaande voet voor trillingsvrije opstelling, bescherming IP55, met vergrendelbare deur.
De uitrusting omvat:
Beveiligingssysteem voor het aggregaat met noodstop Controle en verwerking van alarmen, start/stop via PLC Een automatische batterijlader met 2 regimes SNELLADING/DRUPPELLADING Potentiaalvrije contacten voor afstandssignalisatie (5 programmeerbaar naar keuze) Bedieningsterminal voor bediening en visualisatie van alarmen, bedieningsinstructies Universeel meettoestel voor visualisatie alternatorparameters zoals 3-fasenspanning, 3-fasenstromen, actief vermogen, arbeidsfactor (cos phi), frequentie, enz… (zie 6.1.6) Communicatiebus voor remote control mbv modem automatisch synchronisatietoestel belastingsverdelingstoestel
De bediening omvat:
Een werkingskeuze: AUTO, TEST, OFF
Volgende alarmen zijn voorzien waarbij de motor moet worden stilgelegd. Deze alarmen moeten gepaard gaan met een auditief signaal.
Te hoge watertemperatuur Te lage oliedruk Overbelasting Onder / oversnelheid
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 206
Algemene fout aggregaat Te laag brandstofniveau (indien brandstoftank voorzien van laagniveaudetectie)
Onderstaande overige alarmen zijn eveneens vereist en afleesbaar op de PLC:
Naderen te hoge motortemperatuur (vooralarm) Naderen te lage oliedruk (vooralarm) Startfout Fout batterijlader Lage spanning batterij Lek brandstofreservoir (indien brandstofreservoir voorzien van lekdetectie) terugstroom synchronisatiefout
Vereiste status signalen:
Net aanwezig / Netfout Groep in OFF / AUTO / TEST mode Groep draait Alternatorspanning aanwezig Groep koelt na Groep draait netparallel
Overige vereiste signalisaties:
Aantal draaiuren (h) Aantal startpogingen (impulsen) Brandstofpeil (indien brandstoftank voorzien van niveaudetectie) (liter). Batterijspanning (VDC) Batterijlaadstroom (ADC) Oliedruk (Bar) Watertemperatuur (°C)
M.b.v. een universeel meettoestel moeten minimum onderstaande waarden afgelezen kunnen worden:
Spanningen tussen de fases x3 (V) Spanningen tussen de fases en de nulgeleider x3 (V) Fasestroom x3 (A) Driefasenstroom (A) Frequentie (Hz) Arbeidsfactor - cos phi Actief vermogen driefasig netwerk (kW) Schijnbaar vermogen driefasig netwerk (kVA) Reactief vermogen driefasig netwerk (kVAr) Maximale waarden voor actief vermogen en stroom
Voor alle geleiders worden de standaard kleurencodes gebruikt (bvb. blauw = nulgeleider, rood = + DC, zwart = - DC, groen/geel = P.E. , enz…). Alle draad- en klemnummering in het bord moet overeenstemmen met het bijhorende schema. Opmerking(en): T.b.v. het netparallelbedrijf dient de generator bijkomend voorzien te zijn van een 3-functiespanningsregelaar voor o.a. bijkomende spanningsregularisatie en cos phi regeling. Beveiligingsschakelaar alternator: Vermogenschakelaar met thermomagnetische beveiliging met laagmagnetische drempel geplaatst op of bij de alternator. Net/noodomschakelaar en netwachter (netdetectierelais): De net/noodomschakelaar en het netdetectierelais worden voorzien in het algemeen laagspanningsbord (ALSB) en dienen inbegrepen in de prijs van dit bord. Een contact van de netwachter naar het controle- en bedieningsbord voor automatische start, sturing en beveiliging wordt door de huidige aannemer voorzien, dit dient met inbegrip van de bijhorende bekabeling inbegrepen te zijn in deze post.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 207
27.01.04.
Testen, opleiding en technische documentatie
Op de proefstand van de fabrikant; Het aggregaat wordt getest, gekoppeld aan het bijbehorende bedieningsbord in het bijzijn van de Bouwheer (of zijn afgevaardigde) op de proefstand van de fabrikant. Minimum volgende testen zijn te voorzien:
belastingsproef gedurende 1,5 uur; tijdens deze proef wordt het vermogen in stappen van 25% opgevoerd en wordt een overbelasting van 10% gedurende ½ uur aangelegd. herhaalde startproeven bepaling van het gedrag van alternator en motor bij overgangsregimes controle van de veiligheidsinrichtingen
De nodige meettoestellen en inrichtingen evenals de brandstof nodig voor het uitvoeren van de testen en werkuren van het personeel dat de testen uitvoert, zijn inbegrepen in onderhavige aanneming. Alle gebruikte meettoestellen dienen gekalibreerd te zijn. Een geldig attest van de kalibrering moet kunnen voorgelegd worden. Op de werf:
27.01.05.
Proefdraaien op de werf (met de aanwezige belasting). Onderricht over het gebruik van het stroomaggregaat aan technisch personeel gedurende een halve dag. Leveren van de nodige documenten zoals inplantingsplannen, elektrische schema’s, technische steekkaarten, handboeken en veiligheidsinstructies. Vullen van de brandstoftank
De brandstof voor de testen van de noodgroep, dient inbegrepen en wordt door de aannemer geleverd. Na volledig uitvoeren van de bovenstaande testen dient het hoofdreservoir (opnieuw) volledig gevuld door en op kosten van de aannemer van dit perceel.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 208
27.02.
Statische no-break voedingen
ALGEMEEN In huidige project zijn een aantal statische ononderbroken voedingen voorzien ten behoeve van het ‘UPS / NO BREAK’ net. Deze UPS’en dienen de borden ‘EB Securit A.OO’, ‘EB Securit A.IB’, ‘EB Securit B.00’, ‘EB Securit B.02’ en ‘EB Securit C’ te ondervangen en dienen bij deze opgesteld in de respectievelijke securit lokalen. Huidige aanneming omvat, het leveren, plaatsen, aansluiten, indienstellen en testen van de goede werking van deze UPS’en conform onderstaande bepalingen.
UPS
T.b.v. bord
Input / Output
Minimaal vermogen
Minimale autonomie (bij vollast)
UPS A.OO
EB Securit A.OO
3 x 400 V + N
25 kVA
4 uur
UPS A.IB
EB Securit A.IB
3 x 400 V + N
30 kVA
4 uur
UPS B.00
EB Securit B.00
3 x 400 V + N
25 kVA
4 uur
UPS B.02
EB Securit B.02
3 x 400 V + N
15 kVA
4 uur
UPS C
EB Securit C
3 x 400 V + N
25 kVA
4 uur
Onderstaande specificaties beschrijven de elektrische en mechanische karakteristieken en vereisten van een continu belaste, driefasige, ononderbreekbare stroomvoeding met halfgeleidertechniek. De ononderbreekbare stroomvoeding, hierna kortweg UPS (of in het Nederlands OSV) genoemd, zal een wisselspanning van hoge kwaliteit afleveren voor aangesloten gevoelige elektronische apparatuur, zodat de stroomvoorziening niet onderbroken wordt. De UPS moet samenwerken met het bestaande elektrische systeem van het gebouw om de elektronische apparatuur te vrijwaren van stroomstoringen die kunnen plaatshebben in het openbare net, zoals spanningsfluctuaties, frequentieschommelingen, totale stroomuitval, spanningspieken en -dalen. WERKINGSPRINCIPE Het UPS systeem zal als een ‘dubbele conversie’ UPS werken, met de volgende bedrijfsmodi: Normaal: Tijdens de "normale" of dubbele conversiemodus moet de gelijkrichter zoveel stroom als nodig afnemen van het commerciële wisselstroomnutsbedrijf of de generatorbron, en gefilterde en geregelde gelijkstroom leveren aan de online-invertor. De invertor moet de gelijkstroom omzetten in hoog geregelde en gefilterde wisselstroom voor de kritieke belastingen. Batterij: Na het uitvallen van de wisselstroom aan de ingang moet de kritieke belasting verder gevoed worden door de invertor zonder enige vorm van schakelen. De invertor moet zijn stroom halen bij de batterij. Er mag geen stroomonderbreking naar de kritieke belasting zijn na het uitvallen of herstellen van de wisselstroom aan de ingang. Opladen: Na het herstellen van de wisselstroom aan de ingang, moet de gelijkrichter/batterijlader de batterij opladen. De invertor moet de stroom naar de kritieke belasting zonder stroomonderbreking regelen. Automatische bypass: De statische bypassschakelaar moet gebruikt worden om de kritieke belasting zonder onderbreking om te schakelen op het stroomnet. De automatische omschakeling naar normale werking moet gebeuren zonder stroomonderbreking naar de kritieke belasting. De statische bypassschakelaar moet manueel bediend kunnen worden. Externe bypass voor onderhoud van de UPS: Een integrale onderhoudsbypass is een minimale vereiste. Deze wordt gebruikt om de belasting rechtstreeks vanaf het stroomnet te voeden, terwijl de UPS geïsoleerd is voor onderhoud.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 209
SAMENSTELLING VAN HET SYSTEEM Het UPS systeem zal minstens uit volgende componenten bestaan: Convertor (gelijkrichter): Convertor (gelijkrichter): De inkomende stroom moet gefilterd en omgezet worden in gelijkstroom met een sinusgolfgelijkrichter. De gelijkstroom wordt daarna behandeld met een hoogfrequentconvertor om stroom te leveren aan de invertor. De convertor corrigeert de input power factor tot 0,99, en betrekt sinusoïdale stroom (met minder dan 5% totale harmonische vervorming bij 2% harmonische vervorming van het stroomnet en bij 75% nominale belasting) van het openbare stroomnet. Bij uitval van dat openbare stroomnet moet de convertor zonder onderbreking stroom krijgen van de interne of externe batterijen. Tijdens de normale werking zullen de batterijen opgeladen worden via de gelijkrichter. Overbelastingscapaciteit: De convertor zal geschikt zijn om tot 150% van de nominale belasting te leveren gedurende minstens 5 seconden, als er geen bypass aanwezig is. Omvormer: De omvormer converteert de gelijkspanning naar geregelde wisselspanning voor de kritische apparatuur.
Uitgangsspanning: De uitgangsspanning van de omvormer is gespecificeerd in sectie 2.03. Spanningsregeling: De spanningsregeling van de omvormer bedraagt +/- 2% in stationaire toestand en +/5% bij een overgang van 0 tot 100% belasting. Frequentieregeling: De frequentieregeling van de omvormer bedraagt +/-0.005 Hz vrij lopend in stationaire toestand. De UPS is in de normale werkingswijze gesynchroniseerd met de netstroom.
Batterijen: De loodaccu’s (werkend volgens het lood-zuur principe) zullen gesloten zijn, onderhoudsvrij en snel ontladende cellen hebben. Zij zullen volledig opgeladen gehouden worden door de batterijlader. Zij hebben een verwachte levensduur van 200-300 volledige herlaadcyclussen, indien zij volgens de specificaties worden gebruikt en onderhouden. Batterijlader: De batterijlader (of gelijkrichter) is verantwoordelijk voor de oplading van de batterijen en het behoud van een volle batterijlading terwijl de UPS onder wisselspanning staat. Automatische Bypass (Statische bypass): In geval van overbelasting, fout in de gevoede apparatuur of een interne fout in de UPS, zal de UPS een alternatief pad voorzien naar het commerciële spanningsnet of generator. Ten einde een correcte werking van het systeem te waarborgen moeten in- en uitgang overeenstemmen in spanning, frequentie en aarding. Paneel voor gebruikersinterface: De UPS zal een gebruiksvriendelijk interface paneel bevatten dat de gebruiker toelaat om: van werkingswijze te veranderen, systeemparameters in te voeren, alarmlogs te raadplegen, enz. Dit LCD scherm moet van het type met achtergrondbelichting zijn en de mogelijkheid bieden om minstens Engels, Frans, Duits azls voorkeurstaal te kunnen gebruiken. Seriële (RS-232) Communicatie Interface: Een 9-pin sub-D connector zal de mogelijkheid bieden voor communicatie met door de constructeur geleverde software. De UPS zal eveneens signalen genereren ter indicatie van een algemeen UPS alarm. Slots voor communicatiekaarten: De UPS zal aan de voorzijde voorzien zijn van minstens 2 slots voor communicatiekaarten die bijkomende connectiemogelijkheden bieden, inbegrepen SNMP/Web, AS400 relais, en Modus/Jbus, enz.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 210
In- en uitgangsconnecties:
Aansluiting voor het uitschakelen van de Bypass-werking: Indien actief wordt de automatische overgang naar de statische bypass verhinderd. Er wordt geen synchronisatie met de Bypass uitgevoerd (default). ABM ‘in rust’ connectie: Indien actief worden de batterijen losgekoppeld van de UPS. De ontlading wordt niet verhinderd, maar het opladen zal niet starten. Aansluiting ‘AAN/UIT’ op afstand: Indien actief schakelt de UPS de uitgang uit, ongeacht de werkingswijze. Communicatie, hulpstroom en gelijkrichter/batterijlader blijven functioneren. Externe bypass connectie: Indien actief wordt de UPS gedwongen om te schakelen naar de statische bypass, ongeacht de status van de bypass. Externe batterijschakelaar status: Indien actief weet de UPS dat de batterijen geconnecteerd zijn. Aansluiting ‘Go To Bypass’ op afstand: Indien actief schakelt de UPS om naar de bypass indien de spanning, frequentie en synchronisatie van de bypass ok zijn. Aansluiting ‘Go To Normal’ op afstand: Indien actief schakelt de UPS om naar de gelijkrichter indien er geen verhindering door een noodstop bestaat of er geen alarm-voorwaarde bestaat. Programmeerbare ingang connecties: De UPS zal minstens 2 ingebouwde ingangen hebben voor connecties ter plaatse (omgevingsingangen). De parameters van de ingangen zullen programmeerbaar zijn om te voldoen aan de vereisten van de toepassing.
Alle UPS toestellen zullen geschikt zijn voor het gebruik van vast bedrade in- en uitgangen. De externe bijpassende batterijkasten zullen met de UPS worden verbonden door middel van een bijgeleverde kabel. Internet-/SNMP-/Hubadapter: Interne communicatiekaart die netwerkcommunicatie biedt via SNMP-protocol en Ethernet-hub. Externe bijpassende batterijkasten: De benodigde geschikte batterijkasten (64 en 96 blokken 7Ah 12V) dienen te worden voorzien ten behoeve van het bekomen van de gewenste autonomie. BATTERIJEN Batterij type: Noodaccu met klepregeling (VRLA), levensduur minimum 3-5 jaar bij een constante omgevingstemperatuur van 20 °C. Autonomie van UPS (Runtime): Het UPS systeem, zal minstens één batterijkast (bestaande uit minstens 32 of 36 blokken, afhankelijk van het type) bevatten die minstens gedurende 5 minuten stand houden . De bijkomende batterijen om de gewenste autonomie te bekomen zullen geïntegreerd zijn in één of meerdere bijpassende batterijkasten. De aannemer staat zelf in voor het bepalen van het benodigd aantal batterijen ten behoeve van het bekomen van de vereiste autonomie. Op vraag dienen deze berekeningen, samen met een berekeningstabel van de fabrikant, te worden voorgelegd. Tijd voor herladen van batterij: Een basis UPS systeem met één of meerdere batterijen zal in maximaal 10 uren kunnen herladen worden tot 90% van zijn bruikbare capaciteit bij nominale spanning na een volledige ontlading. Batterij bescherming: De batterijen zijn minstens voorzien van volgende beveiligingen:
Kortsluitbeveiliging: een overstroombeveiliging moet de batterijen beschermen tegen alle kortsluitingen en polariteitsomkeringen. Zekering van de batterijmodule: interne batterijsturingzekeringen moeten aanwezig zijn. Onderspanningsbeveiliging: o invertoruitschakelspanning: de werking op batterijen moet beëindigd worden wanneer de batterijspanning daalt tot het batterij-volt-per-celinstelpunt 1,75; o beveiligende uitschakelspanning: de invertor moet uitschakelen bij 1,67 V per cel of na 1 min. wanneer de batterijspanning daalt onder 1,75 volt per cel karakteristiek. Overspanningsbeveiliging: als de spanning van de batterijbus van de UPS-systemen het vooraf geregelde instelpunt overschrijdt, dan moet de UPS de lader uitschakelen en een alarm geven.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 211
Batterijbeheer:
Na het herladen van de batterijen tot de volledige capaciteit zal de batterijlader in ruststand geschakeld worden ten einde de levensduur te verlengen in overeenstemming met de ABM cyclus. Bijgevolg zal het continu schommelend laden van de batterijen niet toegelaten zijn. De actieve toestanden van de batterijlader zijn: constante stroomsterkte (bijlaadmodus), constante spanning (schommelmodus) en niet bijladen (rust). De UPS zal de werking van de batterijen opvolgen en de status aan de gebruiker kenbaar maken via het bedieningspaneel, via seriële communicatie, of beide. De berekening van de werkingstijd moet gebaseerd zijn op de bijlaadbehoefte en de analyse van de batterijgezondheid. Weergave van de gezondheid van de batterij: de UPS moet periodiek de batterijgezondheid testen en weergeven en visueel, hoorbaar of serieel waarschuwingen geven wanneer de batterijcapaciteit daalt onder 80% van de aanvankelijke capaciteit. Het testen van de batterijen kan ook in gang worden gezet door de gebruiker via het frontpaneel of de seriële communicatie.
GEBRUIKERSINTERFACE De gebruikersinterface dient minstens te voldoen aan / te beschikken over volgende mogelijkheden: Frontaal bedieningspaneel: De UPS zal een frontaal paneel bevatten waarop een grafisch LCD scherm met achtergrondverlichting, vier status-led’s, en een toetsenbord met 4 toetsen.
Grafisch LCD scherm ten behoeve van het tonen van de UPS functie en werkingsparameters. Het zal gebruikt worden om de werkingsstatus van de UPS aan te duiden, om alarmen aan te duiden, om controleparameters ivm de werking te wijzigen en om referentiepunten vast te leggen. Vier status LED’s, die aanduiden: o Alarmen, met een Rood LED o ‘Op batterij’, met een Geel LED o ‘On bypass’, met een Geel LED o ‘UPS ok’, met een Groen LED Multifunctioneel toetsenbord met 4 toetsen: De UPS zal beschikken over een toetsenbord om de gebruiker toe te laten parameters aan te passen, om de logs van alarmen en van de omvormer te bekijken, om de werkingswijze van de UPS te wijzigen, om de UPS aan en af te zetten.
Beheerssoftware: De UPS zal een interface voor seriële communicatie omvatten die de volgende communicatiemogelijkheden biedt:
Controleren en grafisch voorstellen van de ingangs- en uitgangsspanning en andere werkingskarakteristieken. Aan eindgebruikers kennis geven van een anomalie via netwerk, e-mail of oproepsysteem.
Communicatie Poorten:
Seriële communicatie (via RS-232) met door constructeur meegeleverde “Power Management” software. De software moet op een PC in het CIP-lokaal geïnstalleerd worden en de nodige bekabeling voor communicatie tot daar geplaatst worden. De UPS zal tevens optioneel van op afstand gecontroleerd kunnen worden door de fabrikant via een via de bestaande IT-infrastructuur. Hiertoe zal de eindgebruiker enkel de outbound firewall-poort TCP5222 dienen te openen naar de centrale dataserver die instaat voor de datacollectie. Er zal geen manipulatie of bediening mogelijk zijn van het UPStoestel via deze communicatie module. Klassieke modemverbindingen zullen niet aanvaard worden.
TECHNISCHE SPECIFICATIES EN WERKINGSKARAKTERISTIEKEN Systeemingang:
Ingangsspanningbereik: o Het nominale ingangsspanningsbereik is 220-240 V fase-nulleider of 3 x 380-400 V tussen fasen onderling. o De spanningstolerantie van de gelijkrichter zal 230/400V -15%/+20% bedragen bij 100% belasting. o De spanningstolerantie van de gelijkrichter zal 230/400V -40%/+20% bedragen bij 50% belasting. o De spanningstolerantie van de statische bypass zal 230/400V -15%/+10% bedragen. Ingangsfrequentie: o 45 tot 65Hz o Zelfdetecterend Input Power Factor 0,99 bij uitgang van 25-100% van belastingsbereik. Ingangsstroomvervorming: 5% totale harmonische vervorming bij een nominale belasting van 75% en bij een harmonische spanningsvervorming van 2% van het lichtnet.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 212
Inschakelstroom: 100% van ingangsstroom bij volle belasting Beveiliging tegen overspanning cfr. De norm EN 50091-2
Systeemuitgang, normale modus:
Nominale uitgangsspanning: 380/220, 400/230 en 415/240 VAC bij driefasige ingang. Spanningsregeling: +/-3% van geselecteerde uitgangsspanning in stationaire toestand Stootspanningsrespons (transient voltage response): +/- 3% maximum tijdens dubbele conversiemodus bij resistieve stapbelastingen van 0% tot 50%, 50% tot 100%, 100% tot 50% en 50% tot 0%. Of, +/-5% maximum tijdens dubbele conversiemodus met resistieve stapbelastingen van 0% tot 100% of 100% tot 0%. Stootspanningshersteltijd (Transient Recovery Time): tot 1% van de uitgangsspanning bij stationaire werking binnen 50 milliseconden. Totale harmonische spanningsvervorming (THD): o Maximum 3% THD voor 100% lineaire belasting. o Maximum 5% THD voor 100% niet-lineaire belasting. Nominale frequentie: 50 of 60 Hz selecteerbaar Frequentieregeling: Synchronisatie met netspanning binnen +/-3 Hz van de nominale fasefrequentie, of overdracht naar batterijstroom met frequentie van +/-0.1 Hz van de geselecteerde nominale frequentie, indien buiten de +/-3 Hz specificatie. Uitgangsstroomsterkte: De maximale uitgangsstroomsterkte (bij nominale uitgangsspanning) voor de UPS zal zijn: o Voor een 8 kVA systeem: 11,6A per fase @ 400V o Voor een 10 kVA systeem: 14.5A per fase @ 400V o Voor een 12 kVA systeem: 17.4A per fase @ 400V o Voor een 15 kVA systeem: 21.8A per fase @ 400V o Voor een 20 kVA systeem: 6 kW / 29A per fase @ 400V o Voor een 30 kVA systeem: 9 kW / 43A per fase @ 400V o Voor een 40 kVA systeem: 12 kW 57A per fase @ 400V Stroomsterkte overbelastingscapaciteit zonder bypass: o 150% gedurende 5 seconden o 220% gedurende 300ms voor de 8 tot 15 kVA systemen o 110A gedurende 300 ms zekeringssmelttijd (fuse clearing) en selectiviteit voor de 20 & 30kVA versies. o 145A gedurende 300 ms zekeringssmelttijd (fuse clearing) en selectiviteit voor de 40kVA versie. Bypass: o De automatische bypass moet een alternatief pad naar stroom bieden in het geval van overbelasting, defect aan de omvormer of andere fouten in de UPS. o Een standaard interne of externe bypass voor onderhoud kan met de UPS worden gebruikt voor alle onderhoudswerkzaamheden van de UPS. o De omschakeltijd naar en van om het even welke interne bypass moet zonder onderbreking zijn. Rendement: o Typisch 98% in energiebesparing- werkingswijze o Nominaal 92% in normale modus met volledige resistieve belasting en volledig geladen batterijen.
Systeemuitgang,batterijmodus:
Nominale uitgangsspanning: Idem aan de door de gebruiker geselecteerde uitgangsspanning. Spanningsregeling: +/-3% van geselecteerde nominale spanning: Stootspanningsrespons (transient voltage response): Stootspanningsrespons: +/- 3% maximaal tijdens batterijmodus met resistieve stapbelastingen van 0 % tot 50%, 50% tot 100%, 100% tot 50% en 50% tot 0%. Of, +/-5% maximaal tijdens batterijmodus met resistieve stapbelastingen van 0% tot 100% of 100% tot 0%. Totale harmonische spanningsvervorming (THD): o Maximum 3% THD voor 100% lineaire belasting. o Maximum 5% THD voor 100% niet-lineaire belasting. Frequentieregeling: +/-0.005 Hz van de geselecteerde nominale frequentie. Capaciteit overbelasting: o 150% gedurende 5 seconden o 220% gedurende 300ms voor de 8 tot 15 kVA systemen o 110A gedurende 300 ms zekeringsmelttijd (fuse clearing) en selectiviteit voor de 20 & 30kVA versies. o 145A gedurende 300 ms zekeringsmelttijd (fuse clearing) en selectiviteit voor de 40kVA versie.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 213
Mechanische Constructie: Alle materialen en componenten waarmee de UPS is samengesteld zullen nieuw zijn, van een courante fabricatie, en zullen voorheen nog niet in bedrijf geweest zijn, tenzij indien vereist tijdens fabriekstesten. De UPS zal samengesteld zijn met vervangbare subsamenstellingen. Alle actieve elektronische componenten zullen van het type ‘solid-state’ zijn. Het UPS-toestel dat bestaat uit ingangsgelijkrichter /batterijlader, invertor, bypass en batterij (bestaand uit het geschikte aantal afgesloten batterijmodules), moet ondergebracht zijn in één enkele vrijstaande behuizing. De UPS-kast moet gereinigd zijn, voorzien zijn van een laag grondverf, en gelakt zijn in . Wieltjes en regelvoetjes moeten standaard meegeleverd worden. Ten behoeve van he uitbreiden van de autonomie zullen bijpassende externe batterijkasten toegepast worden. Hoorbaar geluid: Minder dan 50 dBA op een afstand van 1 meter, aan alle zijden, in alle werkingswijzen. Omgevingsomstandigheden:
Omgevingstemperatuur: o In werking: UPS 0 °C tot +40 °C; batterij 20 °C tot 30 °C voor optimale prestatie. o Opslag: UPS -40 °C tot +60 °C; batterij 0 °C tot 32 °C Relatieve Vochtigheid: o In werking: 5 tot 95% zonder condensering. o Opslag: 5 tot 95% zonder condensering. Elektrostatische ontlading: De UPS zal geschikt zijn om zonder schade te kunnen weerstaan aan minstens 8 kV en zal de kritische belasting niet beïnvloeden.
NORMEN De UPS zal ontworpen zijn in overeenstemming met de van toepassing zijnde hoofdstukken van de meest actuele versie van de volgende documenten. In geval van tegenstrijdigheden tussen deze documenten of tussen beweringen in deze documenten, dan hebben de bepalingen van het hudige bestek voorrang.
De normen IEC 62040-1-1 of EN 62040-1-1 De norm EN 60950 De norm EN 50091-2 (Emissieklasse A en Harmonischen) De norm(en) EN61000-4-2,-3,-4,-5 o Trage hoge ernergie pieken in ingangs- en uitgangslijnen: 1 kV lijn/aarde, 0.5 kV lijn/lijn (IEC 61000-4-5) o Snelle lage energieovergangen in voedingslijnen: 2 kV lijn/aarde (IEC 61000-4-4) o Snelle lage energieovergangen (lawine) in regel- en signaalleidingen: 1 kV lijn/aarde (IEC 61000-4-4) o Elektrostatische ontlading: 8 kV luchtontlading, 6 kV contactontlading (IEC 61000-4-2) o Elektromagnetische velden: IEC 61000-4-3 level 3
Het toestel zal voorzien zijn van een CE-markering (Europa) De UPS zal voor de emissies beantwoorden aan CISPR22 Class A (EN50091-2) en aan EN50091-2 (IEC610003-2 voor 16 AMP of minder) voor de Harmonischen. Meting: T.P. – G.P.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 214
DEEL IV – UITWENDIGE BLIKSEMBEVEILIGINGSINSTALLATIE 28 – UITWENDIGE BLIKSEMBEVEILIGINGSINSTALLATIE 28.01.
BESCHRIJVING VAN DE INSTALLATIE
Volgens de uitgevoerde risico-analyse is een uitwendige bliksemopvanginrichting klasse III vereist voor de gebouwen BU1en BU3. Naast de uitwendige bliksemopvanginrichting zijn ook andere maatregelen noodzakelijk zoals bliksemstroomafleiders op alle binnenkomende bekabeling (zowel sterkstroom als zwakstroom). Dit is echter reeds beschreven onder artikel 01.05. van dit lastenboek en inbegrepen in de overeenkolmstige posten. De installatie voor uitwendige bliksemopvanginrichting is gebaseerd op het principe van een kooi van FARADAY en omvat de beveiliging van het volledige gebouw. Zij heeft betrekking op een zuivere “UITWENDIGE” beveiliging. Zowel het ontwerp als de uitvoering van de bliksembeveiliging en de aardingen voldoen aan de de norm NBN EN 62305 “Bliksembeveiliging”. De afleiderinstallatie bestaat hoofdzakelijk uit een opvanginrichting voor het opvangen van directe inslaande bliksem, en een aardingsinstallatie voor het afleiden van de ontladingstromen naar de aarde. Bij een degelijk ontworpen installatie bevindt het te beschermen object zich steeds in de beschermde zone rondom de opvangers; daartoe is de opvanginrichting zo verwezenlijkt dat bij inslaande bliksem het risico dat de inslag niet door de opvanginrichting wordt opgevangen en langs de voorgeschreven weg naar de aardingsinstallatie wordt afgeleid, miniem is. De afleiderinstallatie wordt zo aangebracht dat het gevaar voor afslag binnenin het gebouw zoveel mogelijk vermeden wordt. Opvangers worden in voldoend aantal voorzien, op plaatsen waar de kans op inslaande bliksem groot is, zoals op uitspringende delen. De opvanger en leidingen worden over de nok en langs de randen en vorsten van het dak gelegd en langs de hoeken van het gebouw naar beneden gevoerd, zodat de opvanginrichting zoveel mogelijk een kooi vormt die het te beschermen object omgeeft, zonder dat het noodzakelijk is, behoudens uitzonderlijke gevallen, een werkelijke kooi van Faraday te verwezenlijken. De op de plannen aangegeven leidingen voor deze bliksembeveiligingsinstallatie zijn een ontwerpvoorstel. Dit ontwerp zal bij uitvoering echter door de uitvoerder van de installatie aangepast worden naar de werkelijke toestand en mogelijkheden van het gebouw en eventuele bijkomende verplichtingen om zo een uitvoering volgens de norm te bekomen. Er kunnen echter in geen geval meerprijzen geëist worden door de aannemer om tot een reglementaire installatie te komen. De installatie zal uitgevoerd worden door een gespecialiseerde firma.
28.02.
HORIZONTALE OPVANGERS – MAASNETSTRUCTUUR 15 x 15 m
De opvanginrichting moet met de aardingsinstallatie verbonden worden en dient om een atmosferische ontlading, zonder schade aan het beveiligd object aan te richten, naar de aardingsinstallatie af te voeren. De opvanginrichting moet voldoen aan de norm NBN EN 62305 De constructie voor een veilige en doeltreffende opvanginrichting moet aan volgende voorwaarden voldoen: - opvangers moeten voorzien worden op het hoogste deel en langs de buitenomtrek van een te beveiligen gebouw. - geen enkel punt van een dakvlak of van de bovenzijde van een gebouw mag meer dan 7,5 meter verwijderd zijn van de opvanginrichting. - vanuit ieder punt in de ruimte van waaruit een atmosferische ontlading het beveiligde gebouw kan treffen, moet een deel van de opvanginrichting zichtbaar zijn. - de opvangers moeten vervaardigd zijn uit hard elektrolytisch koper met een sectie van 50 mm². - de horizontale opvangers moeten op een minimale hoogte van 50 mm boven het dakoppervlak gemonteerd worden. - de randen van de daken of randmuren moeten horizontale opvangers worden aangebracht zodat dat de oppervlakte van de mazen niet groter is dan 15 x 15 m. De leidingen bestaan uit elektrolytisch Cu half-zacht met een diameter van 8 mm of sectie 50 mm2, met volgende kenmerken: - Treksterkte tussen 22 en 25 kg/mm2 - Maximale rekgrens:10 kg/mm2 - Elektrische weerstand bij 203 Celsius: 1,671 micro-ohm/cm - Lineaire Uitzettings Coefficient van 0 gr.C - 100 gr.C : 0,0000170 per 3 graad Celsius De leidingen worden zoveel mogelijk in gehele lengten aangebracht en worden getorst en gestrekt om een zo strak mogelijke aanleg te bekomen. Leidingen met een lengte van meer dan 25 meter worden voorzien van een soepele uitzettingsbrug zodat de leidingen strak blijven bij uitzetten en inkrimpen ten gevolge van de temperatuursschommelingen.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 215
De horizontale leidingen worden vastgezet met aangepaste beugels aan de natuur van het gebouw. De vastzettingen staan maximaal 1,00 m van elkaar verwijderd. Op platte daken wordt met een betonblok gewerkt die vastgekleefd wordt op de dakbedekking. Aan de bovenzijde is dit blok voorzien van een vastzetinrichting voor de geleider Leidingen op de daken worden in zo groot mogelijke lengtes geplaatst om overgangsweerstanden te vermijden. Evenwel zijn verbindingen noodzakelijk om enerzijds maasnet met afgaande leidingen te verbinden, en anderzijds de leidingen onderling in het maasnet te verbinden. Verbindingen moeten een goed geleidend contact waarborgen en mogen niet los komen. Zij moeten een treksterkte hebben van 2 kN. Alle verbindingen moeten beschermd zijn tegen corrosie en oxideren en moeten verwezenlijkt zijn uit materialen van dezelfde aard, en moeten tevens gemakkelijk zijn voor toezicht. De verbindingen moeten hydraulische persverbindingen zijn waarbij de werkdruk 12 ton bedraagt. In de eenheidsprijs van de horizontale opvangers zijn alle bevestigingsmiddelen, koppelingen, uitzetinrichtingen, enzovoort inbegrepen. Meting: F.H. – lm
28.03.
DAALLEIDINGEN
De afgaande leidingen worden geplaatst in één stuk. De leidingen bestaan uit elektrolytisch Cu half-zacht met een diameter van 8 mm of sectie 50 mm2 en voldoen aan dezelfde kenmerken als de leidingen beschreven onder artikel 28.02. De verticale leidingen worden vastgezet met aangepaste beugels aan de natuur van het gebouw. De vastzettingen staan maximaal 1,00 m van elkaar verwijderd. Op METSELwerk WITSTEEN, ARDUIN en dergelijke worden de leidingen vastgezet met messing beugels, die geplaatst worden door boren in voile steen en toepassing van kunststofpluggen en koperen of R.V.S. houtvijzen. Deze koperen beugels houden de leidingen niet méér dan 5 mm van de gevels verwijderd zodat storende schaduwwerking wordt vermeden. Waar mogelijk zullen de daalleidingen aan het zicht onttrokken worden. In de eerste plaats zullen de leidingen in de spouw van de buitengevel geplaatst worden. Daarvoor is tijdig een goede coördinatie nodig tussen de uitvoerder van de ruwbouwwerken en de installateur van de uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie. Voor het gebouw open afdeling BU3 is er voor een deel van het gelijkvloers niveau geen gesloten ruwbouw ten opzichte van de buitenomtrek. De daalleidingen zullen daar tegen de onderzijde van het niveau +1 verlopen boven de verlaagde buitenplafonds vanaf de buitenomtrek naar de kolommen toe. Ook hiervoor is tijdig een goede coördinatie nodig tussen de uitvoerder van de buitenplafonds en de installateur van de uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie. ledere afgaande leiding wordt aan de basis in zoverre dat ze zichtbaar is opgesteld, beschermd tegen mechanische beschadiging door de plaatsing van de afgaande leiding tussen maaiveld en de meetkoppeling in een hard-koperen staaf dia. 12 mm, lengte +/- 2,25 m. Vastzetting van deze uitvoering gebeurt met tussenafstanden van max. 0,50 m. In de eenheidsprijs van de daalleidngen zijn alle bevestigingsmiddelen, koppelingen, uitzetinrichtingen, beschermbuizen, enzovoort inbegrepen. Meting: F.H. – lm
28.04.
MEETKOPPELINGEN
In iedere afgaande leiding wordt een meetkoppeling opgenomen. De meetkoppelingen zijn van het type KONISCHE BUSKLEM, zijn vervaardigd uit brons en waarborgen een goed blijvend elektrisch contact na verscheidene loskoppelingen. Meting: F.H. – stuks
28.05.
AARDINGEN MET DRAADELEKTRODE CU 50 MM² (R < 10 Ohm) INCLUSIEF BOREN
De afgaande leidingen worden aangesloten aan een ononderbroken koperen aardelektrode. Deze aard-elektroden worden bekomen door het vertikaal indrijven van elektrolytisch Cu met een sectie van 50 mm2. De minimum diepte waarop men indrijft bedraagt 8 meter.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 216
De globale verspreidingsweerstand van de installatie moet lager zijn dan 5 ohm zonder dat de individuele verspreidingsweerstand van een aarding meer bedraagt dan 10 ohm. De uitvoering van de aardelektroden is conform zowel aan de NBN EN62305 als aan de gestelde eisen in het TYPE BESTEK 400.b.01 blz. 115 k. 1.2. Meting: F.H. – stuks
28.06.
AARDING MET PAAL- EN KOLOMFUNDERING
Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de paalfunderingen waarop de gebouwen worden geplaatst. De wapeningsstaven van deze paalfunderingen moeten hiervoor op de kop met elkaar verbonden worden door middel van een kruisverbinding uit gegalvaniseerd bandijzer 30 x 3,5 mm. De kruisverbinding wordt vast gelast op de wapeningsstaven. Eén zijde van de kruisverbinding wordt naar buiten gebracht voor verbinding met de meetkoppeling en de daalleiding. Daarvoor is tijdig een goede coördinatie nodig tussen de uitvoerder van de ruwbouwwerken en de installateur van de uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie. Het bandijzer dat naar buiten toe gebracht wordt, moet gedurende het verdere verloop van de ruwbouwwerken goed beschermd worden en moet nadien ten allen tijde bereikbaar blijven. Voor de kolommen op gelijkvloers niveau van het gebouw open afdeling BU3 moet de wapening van de kolom elektrisch geleidend doorverbonden worden met de wapening van de paalfundering. Deze verbindingen moeten steeds gelast zijn. Juist onder de vloer van niveau +1 moet de wapening van de kolom naar buiten toe gebracht worden door middel van een aardplaat. Deze aardplaat heeft een aansluitgat M10 waarop de latere verbinding kan geschroefd worden. Het aansluitgat is beschermd door kunststof afsluitdop gedurende de ruwbouwwerken. Alle verbindingen op wapening van paalfunderingen en kolommen moet elektrisch voldoen en is de verantwoordelijkheid van de uitvoerder van de uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie. Meting: F.H. – stuks
28.07.
VERTICALE OPVANGERS TER BESCHERMING VAN TOESTEL OP DAK
Een aantal technische installaties die op de daken geplaatst worden, moeten bijkomend beschermd worden tegen blikseminslag. Daarvoor worden verticale opvangers in de nabijheid van deze toestellen geplaatst. Deze verticale opvangers moeten een hoogte hebben in functie van het te beschermen object waarnaast ze geplaatst worden. Van iedere opvanger leiden ten minste twee wegen voor de ontlading naar de aarde. Het vertakkingspunt is niet meer dan 5 meter van de voet van de opvanger verwijderd. De verticale opvangers worden op een voet geplaatst aangepast aan de lengte van de opvanger. De voet wordt bevestigd op de dakconstructie met aangepaste middelen volgens de aard van het dak. Meting: verticale opvanger voor koelunit: F.H. – stuks verticale opvanger voor dakextractor: F.H. – stuks verticale opvangers voor zonnecollectoren : T.P. – G.P.
28.08.
KOPPELING MET ANDERE METALEN STRUCTUREN
Alle belangrijke metalen constructiedelen (constructies levenslijn, kooiladders, …) worden met het afleidersysteem verbonden. Alle metaalmassa’s, die met de afleiderinstallatie zijn verbonden, zijn geacht deel uit te maken van deze installatie. Alle metalen delen die op het dak zijn aangebracht, worden in meer dan één punt, met de aarde verbonden. Slechte kontakten met metaalmassa’s die in meer dan één punt met de afleiderinstallatie zijn verbonden, moeten overbrugd worden indien de vlambogen, die bij stroomdoorgang zouden kunnen ontstaan, gevaar of kans op beschadiging opleveren. De verbinding met het metalen deel kan gebeuren met vertind koperen kabelschoenen of andere elektrisch goed geleidende verbindingsklemmen. Meting : T.P. – G.P.
28.09.
KEURING VAN DE INSTALLATIE
De gehele installatie zal gekeurd worden door een erkend keuringsorganisme. Keuringen vervat onder artikel 09.08. van deel I.
VKS31447F3 | Regie der Gebouwen – FPC Antwerpen | Perceel 01 | Deel 70 | BTB 217